Daikin CHYHBH05AA, CHYHBH08AA, EHYKOMB33A Installer reference guide [nl]

Uitgebreide handleiding
voor de installateur
Daikin hybride voor multiwarmtepomp –
warmtepompmodule
CHYHBH05AA CHYHBH08AA EHYKOMB33A
Uitgebreide handleiding voor de installateur
Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule
Nederlands

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave
1 Algemene veiligheidsmaatregelen 4
1.1 Over de documentatie ............................................................... 4
1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen ....... 4
1.2 Voor de installateur ................................................................... 4
1.2.1 Algemeenheden.......................................................... 4
1.2.2 Plaats van installatie ................................................... 5
1.2.3 Koelmiddel .................................................................. 5
1.2.4 Water .......................................................................... 6
1.2.5 Elektrisch .................................................................... 6
1.2.6 Gas ............................................................................. 7
1.2.7 Gasuitlaatbuis ............................................................. 7
1.2.8 Lokale wetgeving ........................................................ 7
2 Over het product 8
3 Over de documentatie 8
3.1 Over dit document ..................................................................... 8
3.2 Overzicht van de uitgebreide handleiding voor de installateur.. 9
4 Over de doos 9
4.1 Overzicht: Over de doos............................................................ 9
4.2 Binnenunit ................................................................................. 9
4.2.1 De binnenunit uitpakken ............................................. 9
4.2.2 De toebehoren uit de binnenunit verwijderen ............. 10
4.3 Gasketel .................................................................................... 10
4.3.1 De gasketel uitpakken................................................. 10
4.3.2 De toebehoren van de gasketel uitnemen .................. 11
5 Over de units en opties 11
5.1 Overzicht: Over de units en opties ............................................ 11
5.2 Identificatie ................................................................................ 11
5.2.1 Identificatielabel: Binnenunit ....................................... 11
5.2.2 Identificatielabel: gasketel........................................... 12
5.3 Units en opties combineren....................................................... 12
5.3.1 Mogelijke opties voor de binnenunit............................ 12
5.3.2 Mogelijke opties voor de gasboiler.............................. 13
5.3.3 Mogelijke combinaties van binnenunit en buitenunit... 16
5.3.4 Mogelijke combinaties van binnenunit en tank voor
warm tapwater ............................................................ 16
6 Voorbereiding 16
6.1 Overzicht: Voorbereiding........................................................... 16
6.2 Installatieplaats voorbereiden.................................................... 16
6.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de binnenunit
geïnstalleerd wordt...................................................... 16
6.3 De koelmiddelleidingen voorbereiden ....................................... 18
6.3.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen ....................... 18
6.3.2 De koelleidingen isoleren............................................ 18
6.4 De waterleidingen voorbereiden................................................ 19
6.4.1 Vereisten voor de watercircuits................................... 19
6.4.2 Formule om de voordruk van het expansievat te
berekenen ................................................................... 20
6.4.3 Het watervolume en waterdebiet controleren ............. 20
6.4.4 De voordruk van het expansievat wijzigen.................. 21
6.4.5 Het watervolume controleren: voorbeelden ................ 21
6.5 De elektrische bedrading voorbereiden..................................... 22
6.5.1 Over het voorbereiden van de elektrische bedrading . 22
6.5.2 Overzicht van de elektrische verbindingen, behalve
de uitwendige stelmotoren .......................................... 22
6.5.3 Overzicht van de elektrische verbindingen voor de
uitwendige en inwendige stelmotoren......................... 22
7 Installatie 23
7.1 Overzicht: Installatie .................................................................. 23
7.2 De units openen ........................................................................ 23
7.2.1 Over het openen van de units..................................... 23
7.2.2 Het deksel van de schakelkast van de binnenunit
openen ......................................................................... 23
7.2.3 De gasketel openen..................................................... 24
7.2.4 Het deksel van de schakelkast van de gasketel
openen ......................................................................... 24
7.3 De binnenunit monteren ............................................................. 24
7.3.1 Over het monteren van de binnenunit.......................... 24
7.3.2 Voorzorgen bij het monteren van de binnenunit .......... 24
7.3.3 De binnenunit plaatsen ................................................ 24
7.4 De gasketel bevestigen .............................................................. 25
7.4.1 De gasketel installeren................................................. 25
7.4.2 De condensatieopvangbak installeren......................... 26
7.5 Condensatieleidingen................................................................. 27
7.5.1 Interne aansluitingen.................................................... 27
7.5.2 Externe aansluitingen .................................................. 27
7.6 De koelmiddelleiding aansluiten................................................. 27
7.6.1 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen ......... 27
7.6.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
koelmiddelleidingen ..................................................... 28
7.6.3 Richtlijnen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen. 28
7.6.4 Richtlijnen voor het buigen van leidingen .................... 28
7.6.5 Het uiteinde van een buis verbreden ........................... 29
7.6.6 Het uiteinde van een buis solderen.............................. 29
7.6.7 Gebruik van de afsluiter en servicepoort ..................... 29
7.6.8 Verloopstukken gebruiken om de leidingen op de
buitenunit aan te sluiten ............................................... 30
7.6.9 De koelmiddelleidingen op binnenunit aansluiten........ 30
7.7 De koelmiddelleiding controleren ............................................... 30
7.7.1 Over het controleren van de koelmiddelleidingen........ 30
7.7.2 Voorzorgsmaatregelen bij het controleren van
koelmiddelleidingen ..................................................... 30
7.7.3 Op lekkages controleren.............................................. 31
7.7.4 Vacuümdrogen............................................................. 31
7.8 Koelmiddel bijvullen.................................................................... 31
7.8.1 Over het toevoegen van koelmiddel ............................ 31
7.8.2 Over het koelmiddel..................................................... 32
7.8.3 Voorzorgsmaatregelen bij het bijvullen van
koelmiddel.................................................................... 32
7.8.4 Bepalen hoeveel koelmiddel toegevoegd moet
worden ......................................................................... 32
7.8.5 De hoeveelheid bepalen om opnieuw volledig te
vullen............................................................................ 32
7.8.6 Extra koelmiddel bijvullen ............................................ 32
7.8.7 De label voor fluorhoudende broeikasgassen
bevestigen.................................................................... 32
7.9 De waterleidingen aansluiten ..................................................... 33
7.9.1 Over het aansluiten van de waterleidingen.................. 33
7.9.2 Voorzorgen bij het aansluiten van de waterleidingen .. 33
7.9.3 De waterleiding op de binnenunit aansluiten ............... 33
7.9.4 De waterleiding op de gasketel aansluiten .................. 34
7.9.5 Het ruimteverwarmingscircuit vullen ............................ 34
7.9.6 Het watercircuit van de gasketel openen..................... 35
7.9.7 De tank voor warm tapwater vullen.............................. 35
7.9.8 De waterleidingen isoleren........................................... 35
7.10 De elektrische bedrading aansluiten .......................................... 35
7.10.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading....... 35
7.10.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
elektrische bedrading................................................... 35
7.10.3 Richtlijnen voor het aansluiten van de elektrische
bedrading ..................................................................... 35
7.10.4 De elektrische bekabeling op de binnenunit
aansluiten..................................................................... 36
7.10.5 De hoofdschakelaar van de binnenunit aansluiten ...... 36
7.10.6 De hoofdschakelaar van de gasketel aansluiten ......... 37
7.10.7 De communicatiekabel tussen gasboiler en
binnenunit aansluiten ................................................... 37
7.10.8 De gebruikersinterface aansluiten ............................... 38
7.10.9 De afsluiter aansluiten ................................................. 39
7.10.10 De pomp van het warm tapwater aansluiten................ 39
7.10.11 De alarm-output aansluiten .......................................... 39
Uitgebreide handleiding voor de installateur
2
Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A
4P471761-1A – 2017.10
Inhoudsopgave
7.10.12 De AAN/UIT-output van de ruimteverwarming
aansluiten.................................................................... 39
7.10.13 De veiligheidsthermostaat (normaal gesloten
contact) aansluiten...................................................... 40
7.11 De gasleidingen aansluiten ....................................................... 40
7.11.1 De gasleiding aansluiten............................................. 40
7.12 De ketel aansluiten op het schoorsteengassysteem ................. 40
7.12.1 De gasketel veranderen naar een 80/125
concentrische aansluiting............................................ 41
7.12.2 De 60/100 concentrische aansluiting veranderen
naar een dubbele pijpaansluiting ................................ 41
7.12.3 De totale pijplengte berekenen ................................... 42
7.12.4 Apparaatcategorieën en pijplengtes ........................... 42
7.12.5 Relevante materialen .................................................. 44
7.12.6 Schoorsteenpijppositie................................................ 44
7.12.7 Isolatie van de gasuitlaat en luchtinlaat ...................... 45
7.12.8 Een horizontaal schoorsteensysteem plaatsen .......... 45
7.12.9 Een verticaal schoorsteensysteem plaatsen............... 45
7.12.10 Rookpluimbeheerkit .................................................... 45
7.12.11 Schoorstenen in kruipruimten ..................................... 45
7.13 De installatie van de buitenunit voltooien .................................. 46
7.13.1 De installatie van de buitenunit voltooien.................... 46
7.13.2 De buitenunit sluiten ................................................... 46
7.14 De installatie van de binnenunit voltooien ................................. 46
7.14.1 De binnenunit sluiten .................................................. 46
7.15 Voltooien van de gasketelinstallatie .......................................... 46
7.15.1 De gastoevoer ontluchten ........................................... 46
7.15.2 De gasketel sluiten...................................................... 46
7.15.3 De afdekplaat installeren ............................................ 46
8 Configuratie 46
8.1 Binnenunit ................................................................................. 47
8.1.1 Overzicht: Configuratie ............................................... 47
8.1.2 Basisconfiguratie......................................................... 49
8.1.3 De geavanceerde configuratie/optimalisatie............... 56
8.1.4 Menustructuur: Overzicht gebruikersinstellingen........ 64
8.1.5 Menustructuur: Overzicht installateurinstellingen ....... 65
8.2 Gasketel .................................................................................... 66
8.2.1 Overzicht: Configuratie ............................................... 66
8.2.2 Basisconfiguratie......................................................... 66
9 Bediening 71
9.1 Overzicht: Bediening ................................................................. 71
9.2 Verwarming ............................................................................... 71
9.3 Warm tapwater .......................................................................... 71
9.3.1 Stromingsweerstandgrafiek voor warm
tapwatercircuit apparaat.............................................. 71
9.4 Bedrijfsmodi............................................................................... 71
10 Inbedrijfstelling 72
10.1 Overzicht: Inbedrijfstelling ......................................................... 72
10.2 Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling............................ 72
10.3 Checklist vóór inbedrijfstelling ................................................... 72
10.4 Checklist tijdens inbedrijfstelling................................................ 73
10.4.1 Bedradingsfouten opsporen........................................ 73
10.4.2 Het minimum debiet controleren ................................. 73
10.4.3 De ontluchtingsfunctie................................................. 74
10.4.4 Proefdraaien ............................................................... 75
10.4.5 Stelmotoren proefdraaien ........................................... 75
10.4.6 De dekvloer van de vloerverwarming drogen ............. 75
10.4.7 Een ontluchting van de gasaanvoer uitvoeren............ 77
10.4.8 De gasboiler laten proefdraaien.................................. 77
11 Aan de gebruiker overhandigen 78
12.5 De gasketel demonteren ............................................................ 79
12.6 De binnenkant van de gasketel reinigen .................................... 80
12.7 De gasketel monteren ................................................................ 80
13 Opsporen en verhelpen van storingen 81
13.1 Overzicht: Probleemoplossing.................................................... 81
13.2 Voorzorgsmaatregelen bij het opsporen en verhelpen van
storingen..................................................................................... 81
13.3 Problemen op basis van symptomen oplossen .......................... 81
13.3.1 Symptoom: De unit verwarmt of koelt NIET zoals
verwacht....................................................................... 81
13.3.2 Symptoom: De compressor start NIET
(ruimteverwarming) ...................................................... 82
13.3.3 Symptoom: Het systeem maakt gorgelende geluiden
na de inbedrijfstelling ................................................... 82
13.3.4 Symptoom: De pomp maakt lawaai (cavitatie)............. 82
13.3.5 Symptoom: De drukveiligheidsklep gaat open............. 82
13.3.6 Symptoom: De waterdrukveiligheidsklep lekt .............. 83
13.3.7 Symptoom: De ruimte wordt NIET voldoende
verwarmd bij lage buitentemperaturen......................... 83
13.3.8 Symptoom: De druk op het aftappunt is tijdelijk
abnormaal hoog ........................................................... 83
13.3.9 Symptoom: de tankdesinfectiefunctie wordt NIET
volledig uitgevoerd (storing AH)................................... 83
13.3.10 Symptoom: abnormaliteit in boiler gedetecteerd
(storing HJ-11) ............................................................. 84
13.3.11 Symptoom: abnormaliteit in combinatie boiler/
hydrobox (storing UA-52)............................................. 84
13.3.12 Symptoom: de brander ontsteekt NIET........................ 84
13.3.13 Symptoom: de brander ontsteekt met veel lawaai ....... 84
13.3.14 Symptoom: de brander trilt........................................... 84
13.3.15 Symptoom: Geen ruimteverwarming door de
gasboiler ...................................................................... 84
13.3.16 Symptoom: het vermogen is verminderd ..................... 85
13.3.17 Symptoom: ruimteverwarming bereikt de
temperatuur NIET ........................................................ 85
13.3.18 Symptoom: warm water bereikt de temperatuur NIET
(geen tank geïnstalleerd) ............................................. 85
13.3.19 Symptoom: warm water bereikt de temperatuur NIET
(tank geïnstalleerd) ...................................................... 85
13.4 Problemen op basis van storingscodes oplossen ...................... 85
13.4.1 Storingscodes: Overzicht ............................................. 85
14 Als afval verwijderen 88
14.1 Overzicht: Als afval verwijderen ................................................. 88
14.2 Het koelmiddel verwijderen ........................................................ 88
14.3 Een gedwongen koeling starten en stoppen .............................. 88
15 Technische gegevens 89
15.1 Schema van de leidingen: Binnenunit ........................................ 89
15.2 Bedradingsschema: Binnenunit.................................................. 90
15.3 Bedradingsschema: Gasboiler ................................................... 93
15.4 Tabel 1 – Toegestane maximumkoelmiddelvulling in een
kamer: binnenunit....................................................................... 94
15.5 Tabel 2 – Minimumvloeroppervlakte: binnenunit ........................ 96
15.6 Tabel 3 – Minimumoppervlakte van de verluchtingsgaten voor
natuurlijke ventilatie: binnenunit ................................................. 97
15.7 ESP-curve: binnenunit................................................................ 99
15.8 Technische specificaties: gasketel .............................................100
15.8.1 Algemeen.....................................................................100
15.8.2 Gascategorie en toevoerdruk....................................... 100
16 Verklarende woordenlijst 102
17 Tabel met lokale instellingen 103
12 Onderhoud en service 78
12.1 Overzicht: onderhoud en service............................................... 78
12.2 Voorzorgsmaatregelen inzake onderhoud ................................ 78
12.2.1 De binnenunit openen................................................. 78
12.3 Controlelijst jaarlijks onderhoud van de buitenunit .................... 78
12.4 Checklist voor het jaarlijks onderhoud van de binnenunit ......... 78
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule 4P471761-1A – 2017.10
Uitgebreide handleiding voor de installateur
3

1 Algemene veiligheidsmaatregelen

1 Algemene
veiligheidsmaatregelen

1.1 Over de documentatie

▪ De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
▪ Alle in dit document vermelde voorzorgen betreffen zeer
belangrijke punten en dienen dus steeds nauwgezet te worden nageleefd.
▪ De installatie van het systeem en alle in de installatiehandleiding
en de uitgebreide handleiding voor de installateur beschreven handelingen moeten door een erkende installateur worden uitgevoerd.

1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen

GEVAAR
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg heeft.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Duidt op een situatie die elektrocutie kan veroorzaken.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzaken als gevolg van extreem hoge of lage temperaturen.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Duidt op een situatie die een ontploffing kan veroorzaken.
GEVAAR: GEVAAR VOOR VERGIFTIGING
Duidt op een situatie die een vergiftiging kan veroorzaken.
WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
WAARSCHUWING: BESCHERMEN TEGEN VORST
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of eigendom zou kunnen berokkenen.
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
VOORZICHTIG
Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
OPMERKING
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of eigendom zou kunnen berokkenen.
INFORMATIE
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.
Symbool Verklaring
Lees de montagehandleiding, de gebruiksaanwijzing en het instructievel voor de bedrading alvorens te beginnen met de installatie.
Lees de servicehandleiding alvorens onderhouds­en servicewerkzaamheden uit te voeren.
Voor meer informatie, zie de uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker.

1.2 Voor de installateur

1.2.1 Algemeenheden

Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit, contacteer uw dealer.
OPMERKING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur, uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires, optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen die door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de Daikin-documentatie).
VOORZICHTIG
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen (beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.) wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan spelen. Mogelijk risico: verstikking.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn. Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine dieren die in contact komen met elektrische onderdelen kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminiumlamellen van de unit NIET aan.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
OPMERKING
Werkzaamheden aan de buitenunit worden best gepland bij droog weer om waterinsijpeling te voorkomen.
Conform de geldende wetgeving kan een logboek bij het product vereist worden; in dit logboek dienen dan minstens de volgende zaken bijgehouden: informatie over het onderhoud, de reparatiewerkzaamheden, de resultaten van testen, de stilstandperioden, enz.
Bovendien dienen minstens volgende informaties op een toegankelijke plaats bij het product voorzien te worden:
▪ Instructies om het systeem uit te schakelen in gevallen van nood
Uitgebreide handleiding voor de installateur
4
Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A
4P471761-1A – 2017.10
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
▪ De naam en het adres van de brandweer, de politie en een
ziekenhuis
▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts
om onderhoud te bekomen In Europa bevat EN378 de nodige richtlijnen voor dit logboek. Voor de Zwitserse markt mag de bereiding van warm tapwater enkel
worden gerealiseerd in combinatie met een tank. Warm tapwater dat rechtstreeks door de gasboiler wordt geleverd, is NIET toegelaten. Pas de correcte instellingen toe, zoals beschreven in deze handleiding.
Gelieve de volgende Zwitserse reglementeringen en richtlijnen te volgen:
▪ SVGW-gasprincipes G1 voor gasinstallaties, ▪ SVGW-gasprincipes L1 voor vloeibaar-gasinstallaties, ▪ regelgevingen veiligheidsdiensten (bijv. brandvoorschriften).

1.2.2 Plaats van installatie

▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie. ▪ Controleer of de plaats waarop de installatie moet komen bestand
is tegen het totaal gewicht en de trillingen van de installatie.
Module Gewicht
Hybrid-module 30kg Gasmodule 36kg Gedeelte voor binnen (Hybrid-
module + gasmodule)
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen. ▪ Controleer of de unit horizontaal staat. ▪ Zorg ervoor dat de hittegevoelige muren (bijv. hout) met geschikte
isolatie beschermd worden. ▪ Laat de gasboiler ALLEEN werken als voldoende
verbrandingslucht aangevoerd wordt. Indien de grootte van het
concentrisch gasinstallatie met schoorsteenpijp/rookkanaal aan de
hand van de specificaties van deze handleiding wordt bepaald,
wordt hieraan automatisch voldaan en zijn er geen verdere
voorwaarden waaraan de kamer moet voldoen waar het toestel
moet worden geplaatst. Deze werkwijze is de enige toegestane. ▪ Deze gasboiler is NIET bedoeld om afhankelijk te zijn van de lucht
in de kamer.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen: ▪ In mogelijke explosieve omgevingen. ▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het
besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan
werken. ▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels,
ontvlambaar stof. ▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of
gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat
lekken. ▪ In badkamers. ▪ Op plaatsen onderhevig aan vorst. De omgevingstemperatuur
rond de binnenunit moet >5°C bedragen.
Totaal gewicht: 66kg

1.2.3 Koelmiddel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Controleer of de lokale leidingen en aansluitingen niet aan spanningen onderhevig (kunnen) zijn.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg: Zelfontbranding en explosie van de compressor door lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
WAARSCHUWING
Vang steeds het koelmiddel op. Laat ze NIET rechtstreeks vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de installatie leeg te pompen.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit te voeren.
OPMERKING
▪ Om te voorkomen dat de compressor defect raakt, mag
u NIET meer bijvullen dan de gespecificeerde hoeveelheid koelmiddel.
▪ Als het koelmiddelsysteem moet worden geopend, dan
dient het koelmiddel te worden behandeld volgens de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit. Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is uitgevoerd.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer koelmiddel in het systeem
moet worden aangevuld. Daarop staan het type koelmiddel en de vereiste hoeveelheid.
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule 4P471761-1A – 2017.10
Uitgebreide handleiding voor de installateur
5
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige
systemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van de leidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld.
▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort
koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem terechtkomen.
▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
Als Dan
Er is een sifonbuis (d.w.z. er zou iets zoals “Met
vloeistofvulsifon” op de fles moeten staan)
Er is GEEN sifonbuis Vul bij met de ondersteboven
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag. ▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in
gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of tijdens een pauze, moet u de klep van de koelmiddeltank onmiddellijk sluiten. Als de klep niet onmiddellijk gesloten wordt, kan door de resterende druk extra koelmiddel worden bijgevuld. Mogelijk gevolg: Onjuiste hoeveelheid koelmiddel.
Vul bij met rechtopstaande fles.
staande fles.

1.2.4 Water

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EU­richtlijn 98/83EC.
Vermijd schade door bezinksels en corrosie. Om corrosieve producten en bezinksels te vermijden dienen de geldende technologische voorschriften te worden nageleefd.
Indien het vul- en aanvulwater hard is (>3 mmol/l–som van de calcium- en magnesiumconcentraties, berekend als calciumcarbonaat), dienen er metingen uitgevoerd te worden voor het ontzouten en om de hardheid te stabiliseren.
Het gebruik van vul- en aanvulwater dat NIET aan de vereiste kwaliteit voldoet, kan de levensduur van het toestel aanzienlijk verkorten. De gebruiker is in dat geval alleen verantwoordelijk.

1.2.5 Elektrisch

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het
deksel van de schakelkast verwijdert, elektrische bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1minuut uit
en meet de spanning op de aansluitklemmen van de condensatoren of elektrische onderdelen van de hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken. Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van de aansluitklemmen.
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte
handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
WAARSCHUWING
In de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of een ander middel om uit te schakelen worden voorzien als dit nog NIET in de fabriek werd voorzien; deze schakelaar MOET worden geïnstalleerd in de vaste bedrading en dient het contact van alle polen volledig te verbreken en te voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorie­III-specificatie wanneer hij open staat.
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden. ▪ Controleer of de lokale bedrading voldoet aan de
geldende wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen MOETEN conform het met het
product meegeleverd bedradingsschema uitgevoerd worden.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze niet met leidingen of scherpe randen in contact (kunnen) komen. Controleer of geen externe druk op de klemaansluitingen wordt uitgeoefend.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan elektrische schokken veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Als u dit niet doet,
kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen hoogfrequente elektrische ruis), zodat de aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
6
Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A
4P471761-1A – 2017.10
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het leggen van voedingsbedrading:
▪ Sluit GEEN bedrading van verschillende diktes aan op
de klemmenstrook voor de voeding (speling in de voedingsbedrading kan abnormale hitte veroorzaken).
▪ Bij het aansluiten van bedrading met dezelfde dikte,
volgt u de aanwijzingen in de bovenstaande afbeelding.
▪ Gebruik de aangewezen voedingsdraad en sluit deze
stevig aan, borg ze vervolgens zodat er van buiten geen druk op het klemmenbord kan worden uitgeoefend.
▪ Gebruik een passende schroevendraaien voor het
vastdraaien van de schroeven van de klemmen. Met een schroevendraaier met kleine kop beschadigt u de schroefkop waardoor u de schroef niet goed meer vast kunt draaien.
▪ Als u de schroeven van de klemmen te vast draait kunt
u ze breken.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 meter afstand van televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben. Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter soms niet.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere onderdelen stuk gaan.

1.2.6 Gas

De gasboiler is standaard ingesteld voor: ▪ het gastype vermeld op het identificatieplaatje, ▪ de gasdruk vermeld op het identificatieplaatje. Laat de unit ALLEEN werken als het gastype en de gasdruk
overeenstemmen met deze vermeld op de identificatieplaatjes. De gasinstallatie en het aanpassen van de gasinstallatie MOETEN
uitgevoerd worden: ▪ door voor dit soort werk bevoegd personeel, ▪ conform de geldende voorschriften voor gasinstallaties, ▪ conform de geldende voorschriften van de gasleverancier, ▪ conform de van kracht zijnde lokale en nationale voorschriften.
De boilers die aardgas gebruiken MOETEN op een afgeregelde meter worden aangesloten.
De boilers die vloeibaar gas (LPG) gebruiken MOETEN op een regelaar worden aangesloten.
De grootte van de gastoevoerleiding mag in geen geval minder dan 22mm bedragen.
De meter of regelaar en de leiding naar de meter MOETEN door de gasleverancier gecontroleerd worden. Dit om te garanderen dat het toestel goed werkt en voldoet aan de vereisten inzake gasdebiet en gasdruk.
GEVAAR
Indien u gas ruikt:
▪ bel onmiddellijk uw lokale gasleverancier en uw
installateur,
▪ bel (indien van toepassing) het nummer van de
leverancier op de zijkant van de LPG-tank, ▪ draai de noodkraan dicht op de meter/regelaar, ▪ schakel GEEN elektriciteitschakelaars AAN of UIT, ▪ rook NIET en strijk GEEN lucifers aan, ▪ doof alle open vuren, ▪ open onmiddellijk alle deuren en ramen, ▪ zorg ervoor dat niemand de betreffende zone kan
betreden.

1.2.7 Gasuitlaatbuis

De afvoerinstallaties MOETEN worden geïnstalleerd of gewijzigd zoals beschreven in de fittinginstructies. Elk misbruik van of niet toegestane wijziging op het toestel, de afvoer/schoorsteenpijp/ rookkanaal of op bijhorende onderdelen en systemen kunnen de garantie doen vervallen. De fabrikant kan niet aansprakelijk worden gesteld voor de gevolgen van dergelijke handelingen, buiten de rechten voorzien door de wet.
De onderdelen voor afvoersystemen (schoorsteenpijp/rookkanaal) die bij verschillende leveranciers werden gekocht, mogen NIET worden gecombineerd.

1.2.8 Lokale wetgeving

Raadpleeg de lokale en nationale reglementeringen.
Lokale voorschriften voor Nederland
Algemeen: De gehele installatie moet voldoen aan de geldende (veiligheids-)
voorschriften, zoals vermeld in: ▪ Deze installatievoorschriften. ▪ NEN 1087: Ventilatie van woongebouwen. ▪ NEN 3215: Binnenriolering in woningen en woongebouwen. ▪ Het bouwbesluit. ▪ Plaatselijke voorschriften van gemeente, brandweer en
nutsbedrijven. ▪ NPR 1088: Toelichting op NEN 1087. CV-installatie: De gehele installatie moet voldoen aan de geldende (veiligheids-)
voorschriften, zoals vermeld in: ▪ NEN 3028: Veiligheidseisen voor CV-installaties. Gasinstallatie: De gehele installatie moet voldoen aan de geldende (veiligheids-)
voorschriften, zoals vermeld in: ▪ NEN 8078: 2004 NL: Prestatie eisen gas. ▪ NEN 1078: 2004 NL: Voorschriften voor aardgasinstallaties. ▪ NPR 3378: Toelichting op NEN 1078.
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule 4P471761-1A – 2017.10
Uitgebreide handleiding voor de installateur
7

2 Over het product

a b
Elektrische installatie: ▪ De gehele installatie moet voldoen aan de geldende (veiligheids-)
voorschriften, zoals vermeld in: NEN 1010. Drinkwaterinstallatie: ▪ NEN 1006: Algemene voorschriften voor drinkwater installaties. Rookgasafvoer en luchttoevoer: De rookgasafvoer en luchttoevoerinstallatie moet voldoen aan: ▪ NEN 2757: Toevoer verbrandingslucht en afvoer van rook
verbrandingstoestellen in gebouwen. ▪ NPR 3378: Toelichting op NEN 1078. ▪ NEN 8757: Afvoer van rook van verbrandingstoestellen in
gebouwen. Bepalingsmethoden voor bestaande bouw.
Lokale voorschriften voor België
Voordat u het systeem kunt opstarten, moeten de gas-gerelateerde onderdelen goedgekeurd zijn door een CERGA-gecertificeerde installateur of instelling.
De verdeler aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade of letsel veroorzaakt door het niet (strikt) naleven van de veiligheidsvoorschriften en -instructies, dan wel door onachtzaamheid tijdens het installeren van de gaswandketel en de eventueel bijhorende accessoires.
Voor de verschillende disciplines zijn de voorschriften vermeld. Het is ten strengste verboden om ter plaatse belasting te regelen in
functie van de verdeelde gassoort. Algemeen: De installatie van deze verwarmingsketel moet door een bevoegde
installateur worden uitgevoerd en voldoen aan de van kracht zijnde officiële teksten en reglementeringen:
▪ NBN D51-003 ▪ NBN B D61-002 ▪ NBN D51.004 ▪ NBN 61-001 ▪ Plaatselijke voorschriften van gemeente, brandweer en
nutsbedrijven. ▪ Het Algemene Reglement op de Elektrische Installatie (AREI) Gasinstallatie: De gehele installatie moet voldoen aan de geldende (veiligheids-)
voorschriften, zoals vermeld in NBN D51-003. Elektrische installatie: De gehele installatie moet voldoen aan de geldende (veiligheids-)
voorschriften, zoals vermeld in AREI. Rookgasafvoer en luchttoevoer: De rookgasafvoer en luchttoevoerinstallatie moet voldoen aan NBN
B 61-002.
2 Over het product
Het product (hybridsysteem) bestaat uit twee modules: ▪ warmtepompmodule, ▪ gasboilermodule. Deze modules MOETEN altijd samen geïnstalleerd en gebruikt
worden.
a Warmtepompmodule b Gasboilermodule

3 Over de documentatie

3.1 Over dit document

Bedoeld publiek
Erkende installateurs
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De volledige set omvat:
Algemene veiligheidsmaatregelen:
▪ Veiligheidsinstructies die u moet lezen vooraleer tot de
installatie over te gaan
▪ Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit)
Installatiehandleiding voor de warmtepompmodule:
▪ Installatieaanwijzingen ▪ Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit)
Installatiehandleiding voor de gasboilermodule:
▪ Aanwijzingen voor installatie en bediening ▪ Formaat: Papier (in de doos van de gasboilerunit)
Installatiehandleiding van de buitenunit:
▪ Installatieaanwijzingen ▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
Uitgebreide handleiding voor de installateur:
▪ Voorbereiding van de installatie, referentiegegevens, enz. ▪ Formaat: digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/product-information/
Uitgebreide handleiding voor de installateur
8
Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A
4P471761-1A – 2017.10

4 Over de doos

Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur:
▪ Additionele informatie over hoe optionele uitrustingen en
apparatuur te installeren
▪ Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit) + Digitale
bestanden op http://www.daikineurope.com/support-and-
manuals/product-information/
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op de regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle andere talen zijn vertalingen.
Technische gegevens
▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar
op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk).
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op
het Daikin-extranet (authenticatie vereist).

3.2 Overzicht van de uitgebreide handleiding voor de installateur

Hoofdstuk Beschrijving
Algemene veiligheidsmaatregelen
Over het product Vereiste combinatie van
Over de documentatie Welke documentatie bestaat er voor de
Over de doos De units uitpakken en hun accessoires
Over de units en opties ▪ De units identificeren
Voorbereiding Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Installatie Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Configuratie Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Bediening Bedrijfsmodi van de gasboilermodule Inbedrijfstelling Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Aan de gebruiker overhandigen
Onderhoud en service Dit hoofdstuk beschrijft de manier
Probleemoplossing Dit hoofdstuk beschrijft wat te doen
Als afval verwijderen Dit hoofdstuk beschrijft hoe het systeem
Technische gegevens Dit hoofdstuk bevat de specificaties van
Verklarende woordenlijst Hierin worden termen gedefinieerd
Veiligheidsinstructies die u moet lezen vooraleer tot de installatie over te gaan
warmtepompmodule en gasboilermodule
installateur
verwijderen
▪ Mogelijke combinaties van units en
opties
en kennen vooraleer on‑site te gaan
en kennen om het systeem te installeren
en kennen om het systeem na installatie ervan te configureren
en kennen om het systeem op te leveren nadat het werd geconfigureerd
Dit hoofdstuk beschrijft wat aan de gebruiker moet worden uitgelegd en overhandigd
waarop de units onderhouden moeten worden
indien er problemen zijn
als afval afgevoerd kan worden
het systeem
Hoofdstuk Beschrijving
Tabel met lokale instellingen
Tabel die door de installateur moet worden ingevuld en die nadien moet bewaard worden om deze later te kunnen raadplegen
Let op: De uitgebreide handleiding voor de gebruiker bevat tevens een tabel met installateurinstellingen. Deze tabel moet door de installateur worden ingevuld en aan de gebruiker worden overhandigd.
4 Over de doos

4.1 Overzicht: Over de doos

Het bevat informatie over: ▪ Uitpakken en omgaan met de units ▪ Accessoires van de units verwijderen Denk aan de volgende punten: ▪ De unit MOET bij de levering gecontroleerd worden op
beschadigingen. Elke vorm van beschadiging MOET onmiddellijk aan de schadeverantwoordelijke van de transporteur gemeld worden.
▪ Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijke
installatieplaats om beschadiging tijdens het transport te voorkomen.
▪ Maak de weg waarlangs u de unit naar binnen zult brengen op
voorhand klaar.

4.2 Binnenunit

4.2.1 De binnenunit uitpakken

CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule 4P471761-1A – 2017.10
Uitgebreide handleiding voor de installateur
9
4 Over de doos
a
b
a b c d e
f g h
1
2
a Algemene veiligheidsmaatregelen b Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur c Installatiehandleiding van de binnenunit d Bedieningshandleiding e Beknopte installatiegeleiding
f Aansluitstukken voor gasketel g Communicatiekabel ketel h Drukverminderaar-accessoireset

4.3 Gasketel

4.3.1 De gasketel uitpakken

Plaats de gasboiler zo dicht mogelijk bij de installatiepositie voor u deze uitpakt.
a Installatiehandleiding, gebruiksaanwijzing, bijlageboek voor
optionele apparatuur, beknopte installatiegeleiding, algemene veiligheidsmaatregelen, ketelcommunicatiekabel, drukverminderaar-accessoireset.
b Aansluitstukken voor de gasketel
INFORMATIE
Gooi het bovenste kartonnen deksel NIET weg. Het installatieschema staat afgedrukt op de buitenzijde van dit kartonnen deksel.

4.2.2 De toebehoren uit de binnenunit verwijderen

De installatiehandleiding, de gebruiksaanwijzing, het bijlageboek voor optionele apparatuur, de algemene veiligheidsmaatregelen, de beknopte installatiegeleiding, de ketelcommunicatiekabel en de drukverminderaar-accessoireset bevinden zich in het bovenste gedeelte van de doos. De aansluitstukken voor de gasketel zijn bevestigd aan de waterleiding.
1 Verwijder de accessoires zoals beschreven in "4.2.1 De
binnenunit uitpakken"op pagina9.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
10
Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A
4P471761-1A – 2017.10

5 Over de units en opties

a
b
c
a b c
5 Over de units en opties

5.1 Overzicht: Over de units en opties

Dit hoofdstuk bevat informatie over: ▪ De binnenunit identificeren ▪ De gasboiler identificeren ▪ Buiten- en binnenunits combineren ▪ De binnenunit met opties combineren ▪ De gasboiler met opties combineren

5.2 Identificatie

OPMERKING
Wanneer meerdere units gelijktijdig geïnstalleerd of onderhouden worden, let op de servicepanelen NIET te verwisselen tussen verschillende modellen.

5.2.1 Identificatielabel: Binnenunit

Plaats
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan spelen. Mogelijk risico: verstikking.

4.3.2 De toebehoren van de gasketel uitnemen

1 Neem de toebehoren eruit.
Modelidentificatie Voorbeeld: CHYHBH05AAV3
Code Beschrijving
C Residentieel multi-compatibel model HY Hybrid-binnenunit HBH Hydrobox enkel verwarming 05 Capaciteitklasse AA Modelserie V3 Elektrische voeding
a Bevestigingsstrook
b Condensatieopvangbak
c Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule 4P471761-1A – 2017.10
Uitgebreide handleiding voor de installateur
11
5 Over de units en opties
No: Anno:
Type: NOx classe: PIN: G.C.: SVGW:
Qnw(net)
PMW
kW
kW kW bar
Qn (net)
Pn
PMS
bar
°C
0063 2013
Tmax
Condensing boiler
b
i
j
a
c
d e f
k
l
m
n o p
q
r s
g
h

5.2.2 Identificatielabel: gasketel

5.3 Units en opties combineren

Plaats

5.3.1 Mogelijke opties voor de binnenunit

Gebruikersinterface (EKRUCBL*)
De gebruikersinterface en een eventuele bijkomende gebruikersinterface zijn als optie beschikbaar.
De secundaire gebruikersinterface kan worden aangesloten: ▪ Om beide te hebben:
▪ om een bediening te hebben dicht bij de binnenunit, ▪ om als kamerthermostaat te dienen in de voornaamste te
verwarmen ruimte. ▪ Om een interface met andere talen te hebben. De volgende gebruikersinterfaces zijn beschikbaar: ▪ EKRUCBL1 bevat de volgende talen: Duits, Frans, Nederlands,
Italiaans.
▪ EKRUCBL2 bevat de volgende talen: Engels, Zweeds, Noors,
Fins.
Modelidentificatie
a Model b Serienummer c Productiejaar d Apparaattype
Uitgebreide handleiding voor de installateur
e NOx-klasse
f PIN-nummer: aangegeven kastreferentie g Land van bestemming h Gassoort
i Gasaanvoerdruk (mbar) j Apparaatcategorie
k Uitgang warmtepomp voor warm tapwater (kW)
l Maximale druk voor warm tapwater (bar)
m Warmte-uitgang (verwarmen van ruimten) (kW)
n Nominaal vermogen (kW) o Maximale druk voor verwarmen van ruimten (bar) p Maximale stromingstemperatuur (°C) q Elektrische voeding
r GCN (Gas Council)-nummer s SVGW-nummer
12
▪ EKRUCBL3 bevat de volgende talen: Engels, Spaans, Grieks,
Portugees.
▪ EKRUCBL4 bevat de volgende talen: Engels, Turks, Pools,
Roemeens.
▪ EKRUCBL5 bevat de volgende talen: Duits, Tsjechisch, Sloveens,
Slovaaks.
▪ EKRUCBL6 bevat de volgende talen: Engels, Kroatisch,
Hongaars, Ests.
▪ EKRUCBL7 bevat de volgende talen: Engels, Duits, Russisch,
Deens.
Er kunnen via PC-software talen op de gebruikersinterface geüpload worden of talen kunnen ook van de ene gebruikersinterface naar de andere gekopieerd worden.
Voor installatie-instructies, zie "7.10.8 De gebruikersinterface
aansluiten"op pagina38.
Vereenvoudigde gebruikersinterface (EKRUCBS)
▪ De vereenvoudigde gebruikersinterface mag alleen in combinatie
met de hoofdgebruikersinterface worden gebruikt.
▪ De vereenvoudigde gebruikersinterface werkt als
kamerthermostaat en moet in de kamer worden geplaatst waarvan de temperatuur moet worden geregeld.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding en gebruiksaanwijzing van de vereenvoudigde gebruikersinterface.
Kamerthermostaat (EKRTWA, EKRTR1, RTRNETA)
U kunt een optionele kamerthermostaat op de binnenunit aansluiten. Deze thermostaat kan met draad zijn (EKRTWA) of draadloos (EKRTR1 en RTRNETA). Thermostaat RTRNETA kan alleen worden gebruikt bij alleen-verwarmingsystemen.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de kamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Afstandsensor voor draadloze thermostaat (EKRTETS)
U kunt een draadloze binnentemperatuursensor (EKRTETS) alleen in combinatie met de draadloze thermostaat (EKRTR1) gebruiken.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de kamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Digitale I/O-printplaat (EKRP1HB)
De digitale I/O-printplaat is nodig om de volgende signalen te leveren:
▪ Alarmuitgang ▪ Uitgang ruimteverwarming/koeling AAN/UIT
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A
Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule
4P471761-1A – 2017.10
5 Over de units en opties
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de digitale I/O-printplaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Afstandbinnensensor (KRCS01-1)
Standaard wordt de inwendige gebruikersinterfacesensor als kamertemperatuursensor gebruikt.
Optioneel kan de afstandbinnensensor geplaatst worden om de kamertemperatuur vanuit een andere plaats te meten.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de afstandbinnensensor en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
INFORMATIE
▪ De afstandbinnensensor kan alleen gebruikt worden
wanneer de gebruikersinterface met de kamerthermostaatfunctie geconfigureerd is.
▪ U kunt alleen hetzij de afstandbinnensensor, hetzij de
afstandbuitensensor aansluiten.
Afstandbuitensensor (EKRSCA1)
Standaard wordt de sensor in de buitenunit gebruikt om de buitentemperatuur te meten.
Optioneel kan de afstandbuitensensor geplaatst worden om de buitentemperatuur te meten vanuit een andere plaats (bijv. om geen direct zonlicht te hebben) om aldus een beter systeemgedrag te hebben.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de afstandbuitensensor.
INFORMATIE
U kunt alleen hetzij de afstandbinnensensor, hetzij de
afstandbuitensensor aansluiten.
PC-configurator (EKPCCAB)
De PC-kabel maakt een verbinding tussen de schakelkast van de binnenunit en een PC. Hij biedt de mogelijkheid verschillende taalbestanden te uploaden naar de gebruikersinterface en binnenparameters naar de binnenunit. Voor de beschikbare taalbestanden, neem contact op met uw lokale dealer.
De software en bijhorende gebruiksaanwijzingen zijn beschikbaar op
http://www.daikineurope.com/support-and-manuals/software­downloads/.
Voor de aanwijzingen betreffende de installatie, raadpleeg de installatiehandleiding van de PC-kabel en de "8 Configuratie" op
pagina46.
Warmtepompconvector (FWXV)
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de warmtepompconvectoren en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Solarkit (EKSRPS3)
De solarkit is vereist om de zontoepassing op de warmtapwatertank aan te sluiten.
Voor de installatie ervan, zie de installatiehandleiding van de solarkit en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Warmtapwatertank
De tank voor warm tapwater kan op de binnenunit aangesloten worden om warm tapwater te bekomen. De polypropyleentank kan in de volgende 2 versies geleverd worden:
▪ EKHWP300B: 300l. ▪ EKHWP500B: 500l. Gebruik de gepaste aansluitkit voor de tank (EKEPHT3H), zoals
beschreven in het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Aansluitkit voor de tank (EKEPHT3H)
Gebruik de aansluitkit om de warmtapwatertank op de binnenunit aan te sluiten.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de aansluitkit.
Bevestigingskit (EKHYMNT1A, EKHYMNT2A, EKHYMNT3A)
Bevestiging voor eenvoudige installatie van het hybridsysteem (warmtepompmodule + gasboilermodule). Voor de selectie van de juiste kit, zie de combinatietabel.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de bevestigingskit.
Vulluskit (EKFL1A)
Vullus voor eenvoudig vullen van het watercircuit. Deze kit kan alleen in combinatie met de bevestigingskit worden gebruikt EKHYMNT1A.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de vulluskit.
Klepkit (EKVK1A, EKVK2A, EKVK3A)
Een set van kleppen om de lokale leidingen gemakkelijk aan te kunnen sluiten. Voor de aansluiting van de juiste kit, zie de combinatietabel.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de klepkit.
Hercirculatiethermistor (EKTH2)
Kit voor hercirculatie van het water in de gasboiler. Gebruik deze kit alleen wanneer er geen tank voor warm tapwater is geïnstalleerd.
Aansluitkit voor tank van derden (EKHY3PART)
Gebruik de aansluitkit om een tank van derden aan te sluiten op het systeem. De aansluitkit bestaat uit een thermistor en een 3-wegklep.
LAN-adapter voor smartphonebediening (BRP069A62)
U kunt deze LAN-adapter installeren om het systeem via een smartphone-app te bedienen.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de LAN-adapter.

5.3.2 Mogelijke opties voor de gasboiler

Voornaamste opties
Schermplaat boiler (EKHY093467)
Schermplaat om de leidingen en kleppen van de gasboiler te beschermen.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de schermplaat.
Gasconversiekit G25 (EKPS076227)
Kit voor conversie van de gasboiler voor gebruik met gastype G25.
Gasconversiekit G31 (EKHY075787)
Kit voor conversie van de gasboiler voor gebruik met gastype G31 (propaan).
Dubbele-pijpconversiekit (EKHY090707)
Kit voor conversie van een concentrisch rookgassysteem naar een dubbele-pijpsysteem.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de dubbele-pijpconversiekit.
80/125 concentrische aansluitkit (EKHY090717)
Kit voor conversie van 60/100 concentrische rookgasaansluitingen naar 80/125 concentrische rookgasaansluitingen.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de concentrische aansluitkit.
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule 4P471761-1A – 2017.10
Uitgebreide handleiding voor de installateur
13
5 Over de units en opties
Rookgasklepafsluiter (EKFGF1A)
Terugslagklep voor gebruik in rookgassystemen met meerdere boilers. Deze klep kan alleen worden gebruikt in systemen die gebruikmaken van aardgas (G20, G25) en kan NIET worden gebruikt in systemen die gebruikmaken van propaan (G31).
Andere opties
Accessoires OnderdeelnummerBeschrijving
EKFGP6837 Dakeindstuk PP/GLV 60/100
AR460
EKFGS0518 Regenplaatje steil Pb/GLV
60/100 18°-22°
EKFGS0519 Regenplaatje steil Pb/GLV
60/100 23°-17°
EKFGP7910 Regenplaatje steil PF 60/100
25°-45°
EKFGS0523 Regenplaatje steil Pb/GLV
60/100 43°-47°
EKFGS0524 Regenplaatje steil Pb/GLV
60/100 48°-52°
EKFGS0525 Regenplaatje steil Pb/GLV
60/100 53°-57°
EKFGP1296 Regenplaatje vlak aluminium
60/100 0°-15°
EKFGP6940 Regenplaatje vlak aluminium
60/100
EKFGP2978 Kit met muureindstuk PP/GLV
60/100
EKFGP2977 Kit met muureindstuk laag
profiel PP/GLV 60/100
EKFGP4651 Verlengstuk PP/GLV
60/100×500mm
Accessoires OnderdeelnummerBeschrijving
EKFGP1285 PMK bochtstuk 60 45°
(2stukken) (enkel UK)
EKFGP1286 PMK verlengstuk 60 L=1000
omvat beugel (enkel UK)
EKFGW5333 Regenplaatje vlak aluminium
80/125
EKFGW6359 Kit met muureindstuk PP/GLV
80/125
EKFGP4801 Verlengstuk PP/GLV
80/125×500mm
EKFGP4802 Verlengstuk PP/GLV
80/125×1000mm
EKFGP4814 Bochtstuk PP/GLV 80/125 30°
EKFGP4811 Bochtstuk PP/ALU 80/125 45°
EKFGP4810 Bochtstuk PP/ALU 80/125 90°
EKFGP4820 Inspectiebochtstuk Plus PP/
ALU 80/125 90° EPDM
EKFGP6864 Dakeindstuk PP/GLV 80/125
AR300 RAL9011
EKFGP4652 Verlengstuk PP/GLV
60/100×1000mm
EKFGP4664 Bochtstuk PP/GLV 60/100 30°
EKFGP4661 Bochtstuk PP/GLV 60/100 45°
EKFGP4660 Bochtstuk PP/GLV 60/100 90°
EKFGP4667 Meet-T-stuk met
inspectiepaneel PP/GLV 60/100
EKFGP4631 Muurbeugel Ø100
EKFGP1292 Kit met muureindstuk PP/GLV
60/100
EKFGP1293 Kit met muureindstuk laag
profiel PP/GLV 60/100
EKFGP1294 Rookpluimbeheerkit 60 (enkel
UK)
EKFGP1295 Schoorsteenschot 60 (enkel
UK)
EKFGP1284 PMK bochtstuk 60 90 (enkel
UK)
EKFGT6300 Regenplaatje steil Pb/GLV
80/125 18°-22°
EKFGT6301 Regenplaatje steil Pb/GLV
80/125 23°-27°
EKFGP7909 Regenplaatje steil PF 80/125
25°-45° RAL9011
EKFGT6305 Regenplaatje steil Pb/GLV
80/125 43°-47°
EKFGT6306 Regenplaatje steil Pb/GLV
80/125 48°-52°
EKFGT6307 Regenplaatje steil Pb/GLV
80/125 53°-57°
EKFGP1297 Regenplaatje vlak aluminum
80/125 0°-15°
EKFGP6368 T-flex 100 boileraansluiting set
1
EKFGP6354 Flex 100-60 + steunbochtstuk
Uitgebreide handleiding voor de installateur
14
Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A
4P471761-1A – 2017.10
5 Over de units en opties
Accessoires OnderdeelnummerBeschrijving
EKFGP6215 T-flex 130 boileraansluiting set
1
EKFGS0257 Flex 130-60 + steunbochtstuk
EKFGP4678 Schoorsteenaansluiting 60/100
EKFGP5461 Verlengstuk PP 60×500
EKFGP5497 Bovenste stuk voor schoorsteen
PP 100 met schoorsteenpijp
EKFGP6316 Adapter flex-vast PP 100
Accessoires OnderdeelnummerBeschrijving
EKFGP1856 Flex-kit PPØ60-80
EKFGP4678 Schoorsteenaansluiting 60/100
EKFGP2520 Flex-kit PPØ80
EKFGP4828 Schoorsteenaansluiting 80/125
EKFGP6340 Verlengflex PP80 L=10m
EKFGP6344 Verlengflex PP80 L=15m
EKFGP6337 Steunbeugel bovenkant
roestvrij staal Ø100
EKFGP6346 Verlengflex PP100 L=10m
EKFGP6349 Verlengflex PP100 L=15m
EKFGP6347 Verlengflex PP100 L=25m
EKFGP6325 Connector flex-flex PP100
EKFGP5197 Bovenste stuk voor schoorsteen
PP 130 met schoorsteenpijp
EKFGS0252 Adapter flex-vast PP130
EKFGP6353 Steunbeugel bovenkant
roestvrij staal Ø130
EKFGP6341 Verlengflex PP80 L=25m
EKFGP6342 Verlengflex PP80 L=50m
EKFGP6324 Connector flex-flex PP80
EKFGP6333 Afstandsstuk PP80-100
EKFGP4481 Bevestiging Ø100
EKFGV1101 Schoorsteenaansluiting 60/10
luchtinlaat Dn.80 C83
EKFGV1102 Set aansluiting 60/10-60 Rook-/
Luchtinlaat Dn.80 C53
EKFGW4001 ExtensiePBM-Lucht 80×500
EKFGS0250 Verlengflex PP130 L=130m
EKFGP6366 Connector flex-flex PP130
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule 4P471761-1A – 2017.10
EKFGW4002 ExtensiePBM-Lucht 80×1000
EKFGW4004 ExtensiePBM-Lucht 80×2000
EKFGW4085 BochtstukPPBM-Lucht8090°
Uitgebreide handleiding voor de installateur
15

6 Voorbereiding

H>500
300
h
300
10 350 500
(mm)
Accessoires OnderdeelnummerBeschrijving
EKFGW4086 BochtstukPPBM-Lucht8045°
EKGFP1289 BochtstukPP/GALV 60/100 50°
EKGFP1299 Kit horizontaal laag profiel PP/
GLV 60/100 (alleen UK)
INFORMATIE
Voor extra configuratie-opties voor het rookgassysteem, ga naar http://fluegas.daikin.eu/.

5.3.3 Mogelijke combinaties van binnenunit en buitenunit

Zie de combinatietabel in de technische specificaties.

5.3.4 Mogelijke combinaties van binnenunit en tank voor warm tapwater

Binnenunit Warmtapwatertank
EKHWP300B + EKHWP500B
CHYHBH05 O CHYHBH08 O
Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit in en uit de site te kunnen dragen.

6.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de binnenunit geïnstalleerd wordt

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen:
Maximum toegestane lengte voor de koelmiddelleidingen tussen de binnenunit en de buitenunit
Minimum toegestane lengte voor de koelmiddelleidingen tussen de binnenunit en de buitenunit
Maximum toegestaan hoogteverschil tussen de binnenunit en de buitenunit
Maximale equivalente leidinglengte tussen de 3­wegklep en de binnenunit (voor installaties met warmtapwatertank)
Maximale equivalente leidinglengte tussen de warmtapwatertank en de binnenunit (voor installaties met warmtapwatertank)
(a) Leidingdiameter 0,75".
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde
ruimte:
25m
3m
15m
3m
10m
(a)
(a)
6 Voorbereiding

6.1 Overzicht: Voorbereiding

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet weten alvorens u ter plaatse gaat.
Het bevat informatie over: ▪ De installatieplaats voorbereiden ▪ De koelmiddelleidingen voorbereiden ▪ De waterleidingen voorbereiden ▪ De elektrische bedrading voorbereiden

6.2 Installatieplaats voorbereiden

Installeer de unit NIET op een plaats die vaak als werkplaats wordt gebruikt. Wanneer bouwwerken (bijv. slijpwerk) worden uitgevoerd waarbij veel stof wordt geproduceerd, MOET de unit worden afgedekt.
H Afstand gemeten vanaf de vloer tot aan de onderkant van
de behuizing van de gasboiler (minimum 500mm en voor een klepbevestigingskit: 800mm).
h Afstand gemeten vanaf de vloer tot aan de wartelmoer van
de koelmiddelleiding.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
16
Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A
4P471761-1A – 2017.10
Speciale vereisten voor R32
Door de installateur in te geven:
▪ Totale koelmiddelvulling (m
c
) (kg) ▪ Installatiehoogte (H) (m) ▪ Oppervlakte van kamer A (A
kamer A
) (m2)
Start
Gebruik tabel 1 in het hoofdstuk "Technische gegevens" om de maximum toegestane koelmiddelvulling (m
max
) (kg) voor kamer A
te berekenen.
Neem contact op met uw verdeler.
Gebruik tabel 3 in hoofdstuk "Technische gegevens" en dm om de minimale openingsoppervlakte voor natuurlijke ventilatie tussen kamer A en kamer B te berekenen (VA
min
) (cm2). Zorg dat u de correcte buitenunit
selecteert.
De unit kan in kamer A worden geplaatst als: ▪ 2 (permanent open) ventilatieopeningen voorzien zijn tussen kamer A en kamer B, 1 bovenaan en 1 onderaan. ▪ Opening onderaan: De onderste opening moet voldoen aan de vereiste minimumoppervlakte (VA
min
). Indien de ventilatieopening vanaf de vloer begint, moet de hoogte ≥20 mm bedragen. De onderkant van de opening moet zich op ≤100 mm bevinden van de vloer. Minstens 50% van de vereiste oppervlakte van de opening moet zich op <200 mm van de vloer bevinden. De volledige oppervlakte van de opening moet zich op <300 mm van de vloer bevinden.
Opening bovenaan: De oppervlakte van de bovenste opening moet groter zijn dan of gelijk aan de oppervlakte van de onderste opening. De onderkant van
de bovenste opening moet zich op minstens 1,5 m boven de bovenkant van de onderste opening bevinden.
▪ Ventilatieopeningen naar buiten worden NIET beschouwd als geschikte ventilatieopeningen (de gebruiker kan ze namelijk dichtstoppen wanneer het koud is).
Voor de vereisten voor de ventilatieopeningen, zie "Vereisten voor de ventilatieopeningen" in het hoofdstuk "Technische gegevens".
De unit kan worden geïnstalleerd in kamer A op de gespecificeerde installatiehoogte en zonder verdere vereisten op het vlak van kamergrootte of ventilatie.
Bepaal de hoeveelheid koelmiddel die m
max
(dm) (kg) overschrijdt. (dm=mc–m
max
)
m
max≥mc
?
Ja
Nee
Nee
Gebruik tabel 2 in hoofdstuk "Technische gegevens" om de totale minimum vloeroppervlakte te berekenen (A
min totaal
) (m2) die nodig is voor de totale koelmiddelvulling (m
c
) op de geselecteerde installatie hoogte (H).
A
min totaal≤Akamer A+Akamer B
?
Ja
Door de installateur in te geven:
▪ Oppervlakte van kamer B (A
kamer B
) (m2)
Kamer A: Kamer waar CHYHBH is geïnstalleerd. Kamer B: Kamer grenzend aan kamer A.
Kamer A Kamer B
CHYHBH
6 Voorbereiding
Gebruik de tabellen in "15.4 Tabel 1 – Toegestane
maximumkoelmiddelvulling in een kamer: binnenunit" op pagina94, "15.5 Tabel 2 – Minimumvloeroppervlakte: binnenunit" op pagina 96, "15.6 Tabel 3 – Minimumoppervlakte van de verluchtingsgaten voor natuurlijke ventilatie: binnenunit" op pagina 97 om de nodige waarden te berekenen om ervoor te
zorgen dat uw toestel juist is geplaatst.
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule
Uitgebreide handleiding voor de installateur
4P471761-1A – 2017.10
17
6 Voorbereiding
B (kg)
A
(m2)
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
75
80
85
90
95
100
1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9 2.0 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 3.0 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
H=500, 600, 700 mm
H=800 mm
H=1000 mm
H=900 mm
H=1100 mm
H=1200 mm
H=1300 mm
H=1400 mm
H=1500 mm
H=1600 mm
H=1700 mm
H=1800 mm
t
Ø
ØiØ
i
t
ØpØ
p
4MXM68
Vloeistofleiding 4× Ø6,4mm (1/4") Gasleiding 2× Ø9,5mm (3/8")
2× Ø12,7mm (1/2")
4MXM80
Vloeistofleiding 4× Ø6,4mm (1/4") Gasleiding 1× Ø9,5mm (3/8")
1× Ø12,7mm (1/2") 2× Ø15,9mm (5/8")
5MXM90
Vloeistofleiding 5× Ø6,4mm (1/4") Gasleiding 2× Ø9,5mm (3/8")
1× Ø12,7mm (1/2") 2× Ø15,9mm (5/8")
A Minimumvloeroppervlakte voor de hybride unit (m2) B Totale koelmiddelvulling in het systeem (kg) H De hoogte gemeten vanaf de vloer tot aan de onderkant
van de behuizing. De grafiek is gebaseerd op de hoogte gemeten vanaf de vloer tot aan de wartelmoer.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen: ▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer), zodat het
geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt.
▪ De ondergrond moet sterk genoeg zijn om het gewicht van de unit
te dragen. Neem als gewicht het gewicht van de unit met een volle tank voor warm tapwater. Zorg ervoor dat in het geval van een waterlek, het water geen schade kan berokkenen aan de installatieruimte en de omgeving.
▪ Op zeer vochtige plaatsen (rel. vochtigheid=max. 85%), bijv. een
badkamer.
▪ Op plaatsen onderhevig aan vorst. De omgevingstemperatuur
rond de binnenunit moet >5°C bedragen.
▪ De binnenunit is ontworpen om alleen binnen geïnstalleerd te
worden (in een technische kamer of soortgelijk) en bij omgevingstemperaturen van 5~30°C in de verwarmingsstand.

6.3 De koelmiddelleidingen voorbereiden

6.3.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
Materiaal leidingen: Met fosforzuur gedeoxideerd naadloos
koper.
Diameter van de leidingen:
CHYHBH05+08
Vloeistofleiding Ø6,4mm (1/4") Gasleiding Ø15,9mm (5/8")
3MXM40 + 3MXM52 + 3MXM68
Vloeistofleiding 3× Ø6,4mm (1/4") Gasleiding 1× Ø9,5mm (3/8")
2× Ø12,7mm (1/2")
Uitgebreide handleiding voor de installateur
18
Temperingsgraad en dikte van de leidingen:
Buitendiameter
TemperingsgraadDikte (t)
(a)
(Ø)
6,4mm (1/4") Uitgegloeid (O) ≥0,8mm 9,5mm (3/8") ≥1mm 12,7mm (1/2") ≥0,8mm 15,9mm (5/8") ≥1mm
(a) In functie van de toepasselijke wetgeving en de maximale
werkdruk van de unit (zie “PS High” op het naamplaatje van de unit) kunnen dikkere leidingen nodig zijn.
Het gebruik van verloopstukken kan nodig zijn naargelang de buitenunit. Zie "7.6.8 Verloopstukken gebruiken om de leidingen op
de buitenunit aan te sluiten"op pagina30 voor meer informatie.

6.3.2 De koelleidingen isoleren

▪ Neem polyethyleenschuim als isolatiemateriaal:
▪ met een warmteoverdrachtsfactor begrepen tussen 0,041 en
0,052W/mK (0,035 en 0,045kcal/mh°C)
▪ bestand tegen minstens 120°C
▪ Isolatiedikte
Buitendiameter van
de buizen (Øp)
6,4mm (1/4") 8~10mm ≥10mm 9,5mm (3/8") 10~14mm ≥13mm 12,7mm (1/2") 14~16mm ≥10mm 15,9mm (5/8") 16~20mm ≥13mm
Als de temperatuur hoger is dan 30°C en de vochtigheid meer dan80% bedraagt, moet het isolatiemateriaal minstens 20mm dik zijn om condensatie aan de oppervlakte van de isolatie te voorkomen.
Gebruik afzonderlijke warmte-isolatiebuizen voor de koelvloeistof- en koelgasleidingen.
Binnendiameter van
Isolatiedikte (t)
de isolatie (Øi)
Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A
4P471761-1A – 2017.10
6 Voorbereiding
M
89°C
RAD1 RAD2 RAD3
95°C
65°C
a b d e
j
k
i
c f g
FCU1
FCU2
FCU3
hg
l

6.4 De waterleidingen voorbereiden

6.4.1 Vereisten voor de watercircuits

De leidingen aansluiten – Wetgeving. Maak alle
leidingaansluitingen overeenkomstig de toepasselijke wetgeving en de aanwijzingen in hoofdstuk “Installatie” en houd hierbij rekening met de waterinlaat en -uitlaat.
De leidingen aansluiten – Kracht. Oefen GEEN overdreven
kracht uit wanneer u de leidingen aansluit. Vervormde leidingen kunnen storingen in de unit veroorzaken.
De leidingen aansluiten – Gereedschappen. Gebruik alleen
gereedschap dat voor koper geschikt is, aangezien koper een zacht materiaal is. ANDERS kunnen buizen beschadigd worden.
De leidingen aansluiten – Lucht, vochtigheid, stof. Als lucht,
vocht of stof in het circuit terechtkomt, kunnen storingen ontstaan. Om dit te voorkomen:
▪ gebruik alleen schone buizen; ▪ houd de uiteinden van de leidingen omlaag tijdens het
verwijderen van bramen;
▪ dek de uiteinden van de leiding af wanneer u de leiding door
een muur steekt, zodat stof noch vuil in de leiding kan indringen;
▪ gebruik een goed draadafdichtmiddel om verbindingen
waterdicht te maken.
Gesloten circuit. Gebruik de binnenunit ALLEEN in een gesloten
waterinstallatie. Het systeem in een open waterinstallatie gebruiken zou overmatige corrosie als gevolg hebben.
Lengte van de leidingen. Wij adviseren de leidingen tussen de
tank voor warm tapwater en het afnamepunt van het warme water (douche, bad enz.) zo kort mogelijk te maken en doodlopende stukken te vermijden.
Diameter van de leidingen. Selecteer de diameter voor de
waterleidingen op basis van het vereiste waterdebiet en de beschikbare externe statische druk van de pomp. Zie
"15 Technische gegevens" op pagina 89 voor de grafieken voor
de externe statische drukken voor de binnenunit.
Ter plaatse te voorziene onderdelen – Water. Gebruik alleen
materialen die compatibel zijn met water dat in de installatie gebruikt wordt en met de materialen van de binnenunit.
Ter plaatse te voorziene onderdelen – Waterdruk en -
temperatuur. Controleer of alle componenten in de lokale leidingen bestand zijn tegen de waterdruk en watertemperatuur.
Watertemperatuur Warmtepompconvectoren. Indien
warmtepompconvectoren worden aangesloten, mag de temperatuur van het water in de convectoren NIET hoger worden dan 65°C. Plaats zo nodig een thermostatisch geregelde klep.
Watertemperatuur Vloerverwarmingslussen. Indien
vloerverwarmingslussen worden aangesloten, plaats een mengstation om te beletten dat het water te warm in het vloerverwarmingcircuit binnen zou komen.
Watertemperatuur. Alle geplaatste leidingen en
leidingtoebehoren (kleppen, verbindingsstukken enz.) DIENEN bestand te zijn tegen de volgende temperaturen:
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule 4P471761-1A – 2017.10
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
OPMERKING
Wanneer kunststofleidingen worden gebruikt, zorg ervoor dat deze zuurstofdiffusiedicht zijn overeenkomstig DIN4726. De diffusie van zuurstof naar de leidingen kan overmatige corrosie veroorzaken.
INFORMATIE
De volgende afbeelding is een voorbeeld en stemt mogelijk NIET overeen met de lay-out van uw installatie.
a Buitenunit
b Binnenunit
c Warmtewisselaar
d Ketel
e Omloopklep
f Pomp g Afsluiter (ter plaatse te voorzien) h Gemotoriseerde 3-wegklep (in optieskit)
i Verdeelstuk
j Tank voor warm tapwater (optie)
k Warmtewisselaarspoel
l Unit met rechtstreekse expansie
FCU1...3 Ventilatorconvector (optie)
RAD1…3 Radiator (ter plaatse te voorzien)
Aftappen – Lage punten. Voorzie aftappunten op alle lage
punten van de installatie om het watercircuit volledig te kunnen aflaten.
Ontluchtingspunten. Voorzie ontluchtingspunten op alle hoge
punten van de installatie; deze punten moeten voor onderhoud gemakkelijk bereikbaar zijn. De binnenunit is voorzien van een automatische ontluchting. Controleer of deze ontluchtingsklep NIET te hard is vastgedraaid, zodat het watercircuit automatisch ontlucht kan worden.
Onderdelen met een zinklaag. Gebruik nooit onderdelen met
een zinklaag in het watercircuit. Aangezien het watercircuit in de unit uit koperen buizen bestaat, kan anders overmatige corrosie optreden.
Niet-koperen metalen leidingen. Wanneer ook niet-koperen
metalen leidingen gebruikt worden, isoleer dan elke koperen leiding goed van elke niet-koperen leiding, zodat ze NIET met elkaar in contact kunnen komen. Dit, om galvanische corrosie te vermijden.
Afsluiter – De circuits van elkaar scheiden. Wanneer een 3-
wegklep in het watercircuit gebruikt wordt, zorg ervoor dat het warmtapwatercircuit en het circuit van de vloerverwarming volledig gescheiden zijn.
Klep – Omschakeltijd. Wanneer een 2-wegklep of 3-wegklep in
het watercircuit gebruikt wordt, moet de maximale omschakeltijd van de klep minder dan 60seconden bedragen.
Filter. Het is ten zeerste aangewezen een additionele filter in het
watercircuit van de verwarming te monteren. Om daarbij stukjes metaal afkomstig uit de vuile verwarmingsleidingen te verwijderen, wordt geadviseerd een magneet- of cycloonfilter te gebruiken om fijne deeltjes te verwijderen. Kleine deeltjes kunnen de unit beschadigen en worden NIET door de standaardfilter van de warmtepompinstallatie verwijderd.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
19
6 Voorbereiding
c d
a b
RAD1 RAD2 RAD3
T
95°C
a b d e
hg
c f
g i
50
0.3
0.4
0.6
0.8
1
1.2
1.4
1.6
1.8
2
2.2
2.4
2.6
100 150 200 250 300 350 400 4500
a
b
Vuilafscheider – Oude verwarmingsinstallaties. In geval van
oude verwarmingsinstallaties, wordt er geadviseerd om een vuilafscheider te gebruiken. Vuil of bezinksel van de verwarmingsinstallatie kan de unit beschadigen en de levensduur ervan verkorten. Het circuit van het warm tapwater kan ook met een filter worden beveiligd om storingen tijdens het bereiden van warm tapwater te voorkomen.
Warmtapwatertank – Capaciteit. Om geen watergebrek te
hebben, is het belangrijk dat de opslagcapaciteit van de tank voor warm tapwater groot genoeg is om aan de dagelijkse behoefte aan warm tapwater te voldoen.
Warmtapwatertank – Na de installatie. Onmiddellijk na de
installatie moet de tank voor warm tapwater gespoeld worden met koud water. Deze procedure moet de eerste 5 opeenvolgende dagen na de installatie minstens eenmaal per dag herhaald worden.
Warmtapwatertank – Stilstandperiodes. Als er gedurende
langere periodes geen warm water wordt verbruikt, MOET de apparatuur voor gebruik gespoeld worden met koud water.
Warmtapwatertank – Desinfectie. Voor de desinfectiefunctie van
de warmtapwatertank, raadpleeg "Het warm tapwater regelen:
geavanceerd"op pagina59.
Warmtapwatertank – Installatie van een tank van derden.
Wanneer u een tank van derden installeert, moet u rekening houden met de volgende vereisten:
▪ convectorformaat moet ≥0,45m2 zijn, ▪ waterleiding is ≥3/4" om hoge drukvallen te voorkomen, ▪ op de juiste plaats (boven de verwarmingsconvector) is een
sensorzak voorzien. De sensor van de tank mag niet in contact
komen met water. ▪ maximaal tankinstelpunt voor een tank van derden is 60°C, ▪ in geval van een elektrische verwarming in de tank moet u
ervoor zorgen dat deze correct is geïnstalleerd (boven de
verwarmingsconvector). Zie de installatiehandleiding van de warm tapwatertank voor meer informatie.
Thermostatische mengkranen. Conform de geldende wetgeving
moeten er mogelijk thermostatische mengkranen worden geïnstalleerd.
Voorzorgsmaatregelen inzake hygiëne. De installatie moet
voldoen aan de geldende wetgeving en vereist mogelijk bijkomende voorzorgsmaatregelen voor een hygiënische installatie.
Hercirculatiepomp. Conform de geldende wetgeving kan het
mogelijk zijn dat een hercirculatiepomp geplaatst moet worden tussen het warmwaterafnamepunt en de hercirculatieverbinding van de tank voor warm tapwater.

6.4.3 Het watervolume en waterdebiet controleren

De binnenunit heeft een expansievat van 10 liter met een vooraf ingestelde voordruk van 1bar.
Om zeker te zijn dat de unit naar behoren werkt: ▪ moet u het minimum en het maximum watervolume controleren; ▪ moet u mogelijk de voordruk van het expansievat aanpassen.
Minimum watervolume
Controleer of het totale watervolume in de installatie minimum 13,5liter bedraagt, waarbij het watervolume in de binnenunit NIET inbegrepen is.
INFORMATIE
Voor kritieke processen of in kamers met een grote warmtebelasting kan extra watervolume vereist zijn.
OPMERKING
Wanneer de circulatie in elke ruimteverwarming-/ koelingslus geregeld wordt door op afstand bediende kleppen, is het belangrijk dat dit minimum watervolume behouden blijft, zelfs wanneer alle kleppen dicht zijn.
a Buitenunit b Binnenunit c Warmtewisselaar d Ketel e Omloopklep
f Pomp g Afsluiter (ter plaatse te voorzien) h Verdeelstuk
i Omloopklep (ter plaatse te voorzien)
RAD1…3 Radiator (ter plaatse te voorzien)
Maximum watervolume
Gebruik de volgende grafiek om het maximum watervolume voor de berekende voordruk te bepalen.
6.4.2 Formule om de voordruk van het
De voordruk (Pg) van het expansievat hangt af van het hoogteverschil (H) van de installatie:
Pg=0,3+(H/10) (bar)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
20
a Hercirculatieverbinding b Warmwateraansluiting c Douche d Hercirculatiepomp
expansievat te berekenen
a Voordruk (bar) b Maximum watervolume (l)
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A
Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule
4P471761-1A – 2017.10
6 Voorbereiding
a
Maximum aanvoerwatertemperatuur van 55°C voor vloerverwarmingstoepassingen
Maximum aanvoerwatertemperatuur van 80°C voor radiatortoepassingen
Voorbeeld voor vloerverwarmingstoepassingen: Maximum watervolume en voordruk in expansievat wanneer 55°C
Hoogteversc
hil
installatie
(a)
≤280l >280l
≤7m De voordruk moet niet
bijgeregeld worden.
Watervolume
Doe het volgende: ▪ Verlaag de voordruk. ▪ Controleer of het
watervolume NIET groter is dan het maximum toegestaan watervolume.
>7m Doe het volgende:
▪ Verhoog de voordruk. ▪ Controleer of het
watervolume NIET groter is dan het
Het expansievat van de binnenunit is te klein voor de installatie. In dit geval wordt er geadviseerd om een extra vat buiten de unit te installeren.
maximum toegestaan watervolume.
(a) Er is een hoogteverschil (m) tussen het hoogste punt van
het watercircuit en de binnenunit. Als de binnenunit zich op het hoogste punt van de installatie bevindt, bedraagt de installatiehoogte 0m.
Voorbeeld voor vloerverwarmingstoepassingen: Maximum watervolume en voordruk in expansievat wanneer 80°C
Minimum nodig waterdebiet
Modellen 05+08 9l/min
Zie de aanbevolen procedure zoals beschreven in "10.4 Checklist
tijdens inbedrijfstelling"op pagina73.

6.4.4 De voordruk van het expansievat wijzigen

OPMERKING
Alleen een erkende installateur mag de voordruk in het
expansievat aanpassen.
Indien de standaard ingestelde voordruk in het expansievat (1bar) bijgeregeld moet worden, houd dan rekening met de volgende richtlijnen:
▪ Gebruik alleen droge stikstof om de voordruk in het expansievat
bij te regelen.
▪ Een verkeerde instelling van de voordruk in het expansievat leidt
tot storingen in de installatie.
Om de voordruk in het expansievat te wijzigen, verlaag of verhoog de druk van het stikstof via de Schrader-klep van het expansievat.
Hoogteversc
hil
installatie
(a)
≤140l >140l
≤7m De voordruk moet niet
bijgeregeld worden.
Watervolume
Doe het volgende: ▪ Verlaag de voordruk. ▪ Controleer of het
watervolume NIET groter is dan het maximum toegestaan watervolume.
>7m Doe het volgende:
▪ Verhoog de voordruk. ▪ Controleer of het
watervolume NIET groter is dan het
Het expansievat van de binnenunit is te klein voor de installatie. In dit geval wordt er geadviseerd om een extra vat buiten de unit te installeren.
maximum toegestaan watervolume.
(a) Er is een hoogteverschil (m) tussen het hoogste punt van
het watercircuit en de binnenunit. Als de binnenunit zich op het hoogste punt van de installatie bevindt, bedraagt de installatiehoogte 0m.
Minimum debiet
Controleer of het minimum debiet (vereist tijdens ontdooien/back­upverwarming) in de installatie gegarandeerd is in alle omstandigheden.
OPMERKING
Wanneer de circulatie in alle of bepaalde ruimteverwarmingslussen geregeld wordt door op afstand bediende kleppen, is het belangrijk dat dit minimum debiet behouden blijft, zelfs wanneer alle kleppen dicht zijn. Indien het minimum debiet niet kan worden bereikt, zal er een debietfout 7H worden gegenereerd (geen verwarming/ bediening).
a Schrader-klep

6.4.5 Het watervolume controleren: voorbeelden

Voorbeeld 1
De binnenunit is 5 m onder het hoogste punt in het watercircuit geïnstalleerd. Het totale watervolume in het watercircuit bedraagt 100l.
Er zijn geen acties of aanpassingen nodig voor vloerverwarmingslussen of radiatoren.
Voorbeeld 2
De binnenunit is op het hoogste punt in het watercircuit geïnstalleerd. Het totale watervolume in het watercircuit bedraagt 350l. Er zijn radiatoren geplaatst, gebruik dus de grafiek voor 80°C.
Acties: ▪ Omdat het totale watervolume (350 l) meer bedraagt dat het
standaard watervolume (140 l), moet de voordruk verlaagd worden.
▪ De vereiste voordruk bedraagt:
Pg = (0,3+(H/10))bar = (0,3+(0/10))bar=0,3bar.
▪ Het overeenstemmend maximum watervolume aan 0,3 bar
bedraagt 205l. (Zie hoger op de grafiek in het hoofdstuk).
▪ Omdat 350l meer is dan 205l, is het expansievat te klein voor de
installatie. Monteer daarom een extra vat buiten de installatie.
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule 4P471761-1A – 2017.10
Uitgebreide handleiding voor de installateur
21
6 Voorbereiding
1
5
8
0
1
5
0
0
0
2
a
3
M
4 7 8 9 10 14 15
11
2
5
6
12
c
a
d
b
13
3
1

6.5 De elektrische bedrading voorbereiden

6.5.1 Over het voorbereiden van de elektrische bedrading

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
WAARSCHUWING
▪ Als de voeding een ontbrekende of een verkeerde
nulfase heeft, Kan de apparatuur defect raken.
6.5.3 Overzicht van de elektrische verbindingen
De volgende afbeelding illustreert de nodige ter plaatse te voorziene bedrading.
1 Elektrische voeding voor buitenunit 2 Elektrische voeding en doorverbindingskabel naar
binnenunit
3 Elektrische voeding voor gasboiler
voor de uitwendige en inwendige stelmotoren
INFORMATIE
De volgende afbeelding is een voorbeeld en stemt mogelijk NIET overeen met de lay-out van uw installatie.
▪ Sluit correct op de aarde aan. Aard de unit NIET via
een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
elektrische schokken veroorzaken. ▪ Plaats de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers. ▪ Bevestig de elektrische bedrading met kabelbinders,
zodat deze NIET in contact kan komen met scherpe
randen of buizen, vooral langs de hogedrukzijde. ▪ Gebruik GEEN draden met tape, geen gevlochten
geleiders, geen verlengkabels en geen aansluitingen
van een sterinstallatie. Deze kunnen zorgen voor
oververhitting of elektrische schokken of brand
veroorzaken. ▪ Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat
deze unit een inverter bevat. Een
fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties
en kan ongevallen veroorzaken.
WAARSCHUWING
▪ Al de bedrading MOET door een erkende elektricien
uitgevoerd worden en MOET voldoen aan de geldende
wetgeving. ▪ Maak elektrische verbindingen op de bevestigde
bedrading. ▪ Alle op de site geleverde componenten en alle
elektrische constructies MOETEN voldoen aan de
geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Gebruik ALTIJD een meeraderige kabel als stroomtoevoerkabel.

6.5.2 Overzicht van de elektrische verbindingen, behalve de uitwendige stelmotoren

Elektrische voeding
Onderde
el
Elektrische voeding van buitenunit en binnenunit
1 Elektrische voeding
2 Elektrische voeding en
3 Elektrische voeding
Gebruikersinterface
4 Gebruikersinterface 2
Optionele uitrustingen
5 3‑wegsklep 3 100mA 6 Thermistortank voor
7 Kamerthermostaat/
a Buitenunit b Binnenunit c Gasboiler d Warmtapwatertank
Beschrijving Draden Maximumstr
2+GND
(a)
voor buitenunit
3+GND
(g)
doorverbindingskabel naar binnenunit
2+GND
(c)
gasketel
(f)
2
(d)
warm tapwater
3 of 4 100mA
oom in functie
(b)
(b)
warmtepompconvector
8 Buitenomgevingstempe
2
(b)
ratuursensor
eratuursensor
9 Binnenomgevingstemp
2
(b)
Ter plaatse te voorziene onderdelen
Uitgebreide handleiding voor de installateur
22
a Elektrische voeding
10 Afsluiter 2 100mA 11 Pomp voor warm
2
tapwater
12 Alarmuitgang 2
Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A
4P471761-1A – 2017.10
(b)
(b)
(b)

7 Installatie

2
4
5
3
Onderde
el
13 Omschakeling naar
14 Bediening
15 Veiligheidsthermostaat 2
Beschrijving Draden Maximumstr
2 externe warmtebronregeling
2 ruimteverwarming
(a) Zie naamplaatje op buitenunit. (b) Minimum kabeldoorsnede 0,75mm². (c) Gebruik de bij de ketel meegeleverde kabel. (d) De thermistor en aansluitdraad (12m) worden bij de tank
voor warm tapwater geleverd.
(e) Kabeldoorsnede 0,75mm² tot 1,25mm², maximumlengte:
50m. Een spanningsvrij contact zorgt voor de minimale belasting van 15VDC gelijkstroom, 10mA.
(f) Kabeldoorsnede 0,75mm² tot 1,25mm²; maximumlengte:
500m. Geschikt om zowel de enkele gebruikersinterface als de dubbele gebruikersinterface aan te sluiten.
(g) Kabeldoorsnede 1,5mm2; maximumlengte: 50m.
OPMERKING
Meer technische specificaties van de verschillende aansluitingen staan vermeld op de binnenzijde van de binnenunit.
7 Installatie
(b)
(b)
(e)
oom in functie

7.2 De units openen

7.2.1 Over het openen van de units

Soms moet u de unit openen. Voorbeeld: ▪ Wanneer u de elektrische bedrading moet aansluiten ▪ Wanneer u onderhoudswerkzaamheden op de unit moet uitvoeren
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het servicedeksel verwijderd is.

7.2.2 Het deksel van de schakelkast van de binnenunit openen

1 Verwijder het zijpaneel aan de rechterkant van de binnenunit.
Het zijpaneel is vastgemaakt aan de onderkant met 1 schroef.
2 Verwijder de bovenste en onderste schroef op het zijpaneel van
de schakelkast.
3 Het rechterpaneel van de schakelkast gaat open. 4 Verwijder de bovenste en onderste schroef op het voorpaneel
van de schakelkast.
5 Het voorpaneel van de schakelkast gaat open.

7.1 Overzicht: Installatie

Dit hoofdstuk beschrijft wat u ter plaatse moet doen en kennen om het systeem te installeren.
Typische werkstroom
De installatie omvat typisch de volgende stappen: 1 De buitenunit monteren. 2 De binnenunit monteren. 3 De gasboiler bevestigen. 4 De condenswaterleiding aansluiten. 5 De koelmiddelleidingen aansluiten. 6 De koelmiddelleidingen controleren. 7 Met koelmiddel vullen. 8 De waterleidingen aansluiten. 9 De elektrische bedrading aansluiten. 10 De gasleidingen aansluiten. 11 De ketel aansluiten op het schoorsteengassysteem. 12 De buiteninstallatie afwerken. 13 De binneninstallatie afwerken. 14 Voltooien van de gasboilerinstallatie.
INFORMATIE
Afhankelijk van de units en/of de omstandigheden van de installatie, moet de elektrische bedrading aangesloten zijn alvorens u koelmiddel kunt bijvullen.
INFORMATIE
Het is NIET mogelijk de binnenunit voor 1 kamer alleen aan te sluiten. Zorg ervoor dat er binnenunits van minstens 2kamers worden aangesloten.
De hybride voor multi wordt beschouwd als 1 kameraansluiting. Voor de juiste combinatie, zie de combinatietabel en de
installatiehandleiding van de hybride voor multi.
Wanneer de ketel is geïnstalleerd en er toegang tot de schakelkast vereist is, volg dan de onderstaande stappen.
6 Verwijder de bovenste en onderste schroef op het zijpaneel van
de schakelkast.
7 Verwijder de schakelkast van de unit. 8 Haak de schakelkast aan de zijkant van de unit met de
voorziene haken op de schakelkast.
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule 4P471761-1A – 2017.10
Uitgebreide handleiding voor de installateur
23
7 Installatie
6
6
7
8
1
2
21 3

7.3 De binnenunit monteren

7.2.3 De gasketel openen

1 Open de afdekking van het display. 2 Schroef beide schroeven vast. 3 Hef het frontpaneel naar u toe op en verwijder het voorpaneel.

7.3.1 Over het monteren van de binnenunit

Wanneer
De buitenunit en binnenunit moet worden gemonteerd alvorens de koelmiddel- en waterleidingen kunnen worden aangesloten.
Typische werkstroom
De binnenunit monteren omvat typisch de volgende stappen: 1 De binnenunit installeren.

7.3.2 Voorzorgen bij het monteren van de binnenunit

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding

7.3.3 De binnenunit plaatsen

1 Plaats de installatiemal (zie doos) tegen de muur en volg
onderstaande stappen zoals geïllustreerd.

7.2.4 Het deksel van de schakelkast van de gasketel openen

1 Open de gasketel, zie "7.2.3 De gasketel openen" op
pagina24.
2 Trek de ketelcontrollerunit naar voren. De ketelcontroller zal
naar beneden kantelen om toegang te verschaffen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
24
2 Bevestig de muurbeugel aan de muur met 2 M8-bouten.
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A
Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule
4P471761-1A – 2017.10
3 Hef de unit op.
30kg
36kg
7 Installatie

7.4 De gasketel bevestigen

4 Kantel het bovenste gedeelte van de unit tegen de muur op de
plaats van de muurbeugel.
5 Schuif de beugel op de achterkant van de unit over de
muurbeugel. Controleer of de unit goed vastzit. U kunt de onderkant van de unit extra vastmaken met 2 M8-bouten.
6 De unit is bevestigd aan de muur.
INFORMATIE
Verwijder de bovenste plaat van de binnenunit om de gasboiler gemakkelijker te kunnen installeren.

7.4.1 De gasketel installeren

1 Til de unit uit de verpakking.
2 Verwijder de bovenste plaat van de binnenunit. 3 De beugel om de ketel te bevestigen op de
warmtepompmodule is reeds bevestigd op de achterzijde van de gasboiler.
4 Hef de ketel op. Een persoon heft de gasboiler op aan de
linkerkant (linkerkant bovenaan en rechterkant onderaan) en een andere persoon heft de gasboiler op aan de rechterkant (linkerkant onderaan en rechterkant bovenaan).
5 Kantel de bovenzijde van de unit bij de positie van de
bevestigingsbeugel van de binnenunit.
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule 4P471761-1A – 2017.10
Uitgebreide handleiding voor de installateur
25
7 Installatie
6 Schuif de ketel naar beneden om de ketelbeugel op de
bevestigingsbeugel van de binnenunit te plaatsen.
4 Sluit de flexibele buis (indien van toepassing met de
overloopleiding van de drukveiligheidsklep) aan op de afvoer via een open aansluiting.
7 Zorg dat de gasboiler correct is bevestigd en correct uitgelijnd
met de binnenunit.

7.4.2 De condensatieopvangbak installeren

INFORMATIE
De ketel is voorzien van een flexibele leiding van 25 mm op de condensatieopvangbak.
Voorwaarde: De boiler MOET eerst worden geopend vooraleer de condentatieopvangbak te plaatsen.
1 Plaats de flexibele leiding (toebehoren) op de uitlaat van de
condensatieopvangbak.
2 Vul de condensatieopvangbak met water. 3 Schuif de condensatieopvangbak zo ver mogelijk omhoog op
de condensatieafvoerconnector onder de gasketel.
WAARSCHUWING
▪ Vul de condensatieopvangbak ALTIJD met water en
plaats deze op de ketel alvorens de ketel op te starten. Zie de onderstaande illustratie.
▪ Door de condensatieopvangbak NIET te plaatsen of te
vullen, kunnen schoorsteengassen in de installatiekamer terechtkomen en gevaarlijke situaties ontstaan!
▪ Om de condensatieopvangbak te plaatsen MOET het
voorste deksel naar voren worden getrokken of volledig verwijderd.
OPMERKING
Er wordt geadviseerd eventuele externe condensatieleidingen te isoleren en te vergroten tot Ø32mm om te voorkomen dat het condenswater bevriest.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
26
Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A
4P471761-1A – 2017.10

7.5 Condensatieleidingen

Ø22 mm
a
b
c
a
b
c
d
≥75 mm
Ø22 mm
100 mm
Ø22 mm
c
≥75 mm
a
b
d
e
INFORMATIE
Het condensatieafvoersysteem MOET van plastic gemaakt zijn; er mogen geen andere materialen worden gebruikt. De afvoerbuis MOET een minimale gradiënt van 5~20mm/ m hebben. Condensatieafvoer via de goot is NIET toegelaten vanwege het risico van bevriezing en de mogelijke schade aan de materialen.

7.5.1 Interne aansluitingen

Indien mogelijk moet de condensatieafvoerleiding zo worden geleid en eindigen dat het condenswater door de zwaartekracht weg van de ketel stroomt naar een geschikt intern afvoerpunt voor afvalwater, zoals een interne goot- en ontluchtingspijp. Een geschikte permanente aansluiting op de afvalwaterpijp moet worden gebruikt.
a Condensatieafvoer van ketel
b Goot- en ontluchtingspijp
c Minimum 450 mm en tot 3 verdiepingen
Als de eerste optie NIET mogelijk is, kan er een interne keuken- of badkamerafvalleiding, wasmachineleiding worden gebruikt. Zorg dat de condensatieafvoerleiding stroomafwaarts van de afvalopvangbak is aangesloten.
7 Installatie
a Condensatieafvoer van ketel
b Goot- en ontluchtingspijp
c Gootsteen of wasbak met ingebouwde overloop
d 75mm afvalopvangbak en luchtstop
e Condensatiepomp

7.5.2 Externe aansluitingen

Als een externe condensatieafvoerpijp wordt gebruikt, moeten de volgende voorzorgsmaatregelen worden genomen om bevriezing te voorkomen:
▪ De pijp moet zo ver mogelijk intern lopen alvorens naar buiten te
gaan. De pijpdiameter moet worden vergroot tot een minimale binnendiameter van 30 mm (buitendiameter gewoonlijk 32 mm) voordat deze door de muur gaat.
▪ Het externe gedeelte moet zo kort mogelijk worden gehouden en
moet zo verticaal mogelijk naar het afvoerpunt lopen. Houd er rekening mee dat er geen horizontaal gedeelte mag zijn waarin condenswater zich kan verzamelen.
▪ De externe pijp moet geïsoleerd zijn. Gebruik een geschikte
watervaste en weersbestendige isolatie (pijpisolatie “Klasse O” is hiervoor geschikt).
▪ Het gebruik van koppelstukken en bochtstukken moet zoveel
mogelijk worden beperkt. Eventuele interne bramen moeten worden verwijderd zodat het interne pijpgedeelte zo vlak mogelijk is.
a Condensatieafvoer van ketel
b Goot- en ontluchtingspijp
c Gootsteen of wasbak met geïntegreerde overloop
d 75 mm afvalopvangbak en luchtstop
Condensatiepomp
Waar afvoer door zwaartekracht naar een intern eindpunt NIET fysiek mogelijk is of waar zeer lange interne afvoerleidingen nodig zouden zijn om een geschikt afvoerpunt te bereiken, moet condenswater worden verwijderd met behulp van een zelf te voorziene condensatiepomp (ter plaatse te voorzien).
De pompuitlaatleiding moet afvoeren naar een geschikt intern afvoerpunt voor afvalwater zoals een interne goot- en ontluchtingspijp, interne keukenafvoerpijp, badkamerafvoerpijp of wasmachineafvoerpijp. Een geschikte permanente aansluiting op de afvalwaterpijp moet worden gebruikt.
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule 4P471761-1A – 2017.10

7.6 De koelmiddelleiding aansluiten

7.6.1 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen

Alvorens de koelmiddelleidingen aan te sluiten
Controleer of de buitenunit en binnenunit gemonteerd zijn.
Typische werkstroom
De koelmiddelleiding aansluiten betekent: ▪ De koelmiddelleiding op de buitenunit aansluiten ▪ De koelmiddelleiding op de binnenunit aansluiten ▪ De koelmiddelleiding isoleren ▪ Houd rekening met de richtlijnen voor:
▪ Buigen van leidingen ▪ Leidinguiteinden optrompen ▪ Soldeersel ▪ Gebruik van de afsluiters
Uitgebreide handleiding voor de installateur
27
7 Installatie
a b
c
d
R=0.4~0.8
45°
±2
90°
±2
A

7.6.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
VOORZICHTIG
▪ Gebruik GEEN minerale olie op het verbreed uiteinde
van de koelmiddelleiding.
▪ Gebruik NIET opnieuw een leiding afkomstig van vorige
installaties.
▪ Installeer NOOIT een droger op deze R32-unit om zijn
levensduur te kunnen garanderen. Het droogmateriaal kan oplossen en het systeem beschadigen.
VOORZICHTIG
▪ Gebruik de wartelmoer bevestigd op de hoofdunit. ▪ Om geen gaslekken te hebben, breng alleen
onbevriesbare olie aan op de binnenkant van de wartelmoer/verbreed gedeelte. Gebruik onbevriesbare olie voor R32.
▪ Hergebruik geen verbindingen.
OPMERKING
Houd rekening met de volgende voorzorgen met betrekking tot de koelmiddelleiding:
▪ Zorg ervoor dat nooit ander koelmiddel dan het
aangewezen koelmiddel in de koelmiddelcyclus vermengd wordt (bijv. lucht).
▪ Gebruik uitsluitend R32 wanneer u koelmiddel moet
bijvullen.
▪ Gebruik uitsluitend installatiegereedschap (bijv.
manometers voor het verdeelstuk) dat enkel en alleen voor R32-installaties bedoeld is, zodat het de druk kan weerstaan en er geen vreemde stoffen (zoals minerale oliën en vocht) in het systeem kunnen terechtkomen.
▪ De leiding dient zo gemonteerd te worden dat haar
verbreed uiteinde NIET aan mechanische spanningen onderhevig is.
▪ Bescherm de leiding zoals beschreven in de volgende
tabel om te vermijden dat vuil, vloeistof of stof in de leiding terecht zou komen.
▪ Wees voorzichtig wanneer u koperbuizen doorheen
muren schuift (zie afbeelding hieronder).
Toestel Installatieperiode Beschermingsmeth
ode
Buitenunit >1maand De leiding
dichtknijpen
<1maand De leiding
Binnenunit Ongeacht de periode
dichtknijpen of met kleefband afdichten
INFORMATIE
Open de afsluiter van het koelmiddel NIET vooraleer de koelmiddelleiding gecontroleerd te hebben. Wanneer u koelmiddel moet bijvullen, wordt geadviseerd de afsluiter van het koelmiddel te openen vooraleer bij te vullen.
WAARSCHUWING
Maak de koelmiddelleidingen stevig vast alvorens de compressor te laten werken. Indien de koelmiddelleidingen niet (goed) aangesloten zijn en de afsluiter staat open wanneer de compressor begint te werken, wordt lucht ingezogen, waardoor de druk in de koelmiddelcyclus abnormaal wordt, hetgeen de apparatuur kan beschadigen en zelfs iemand verwonden.

7.6.3 Richtlijnen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen

Houd rekening met de volgende richtlijnen wanneer u buizen aansluit:
▪ Bestrijk de binnenkant van de verbreding met etherolie of esterolie
wanneer u een voor verbrede uiteinden bedoelde moer aanhaalt. Draai eerst 3 of 4 toeren met de hand vast vooraleer stevig vast te draaien.
▪ Gebruik altijd 2 sleutels tezamen om een voor verbrede uiteinden
bedoelde moer los te draaien.
▪ Gebruik altijd samen een moersleutel en een momentsleutel om
deze moer aan te halen wanneer u de leiding aansluit. Op die manier zal de moer niet scheuren en lekken.
a Momentsleutel b Moersleutel c Verbinding van de leidingen d Voor verbrede uiteinden bedoelde moer
Leidingmaat
(mm)
Ø6,4 14,2~17,2 8,7~9,1
Ø9,5 32,7~39,9 Ø12,7 49,5~60,3 16,2~16,6 Ø15,9 61,8~75,4 19,3~19,7
Aanhaalmome
nt (N•m)
Trompmaat (A)
(mm)
Vorm van de
verbreding
(mm)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
28

7.6.4 Richtlijnen voor het buigen van leidingen

Gebruik een buisbuiger om bochten te maken. Alle buisbochten moeten zo zacht mogelijk zijn (de bochtstraal moet 30~40 mm bedragen of meer zelfs).
Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A
4P471761-1A – 2017.10
7 Installatie
a b
A
a b
c
a b c d e
f
f
c d
a
b
a
b

7.6.5 Het uiteinde van een buis verbreden

VOORZICHTIG
▪ Een onvolledige verbreding kan lekken van koelgas
veroorzaken.
▪ Gebruik getrompte buizen NIET opnieuw. Gebruik
nieuwe getrompte buizen om ervoor te zorgen dat geen koelgas kan lekken.
▪ Gebruik de getrompte moeren die bij de unit werden
meegeleverd. Andere getrompte moeren gebruiken kan koelgaslekken veroorzaken.
1 Snijd het uiteinde van de buis af met een buissnijder. 2 Verwijder de bramen en houd daarbij het afgesneden vlak naar
beneden zodat er geen bramen in de buis kunnen komen.
a Snijd exact af in rechte hoeken.
b Verwijder de bramen.
3 Verwijder de getrompte moer van de afsluiter en zet de
getrompte moer op de buis.
4 Verbreed de buis. Verbreed exact op de plaats zoals getoond
op de volgende afbeelding.
5 Controleer of de verbreding goed werd uitgevoerd.
▪ Gebruik GEEN vloeimiddel bij het hardsolderen van koper-op-
koper koelmiddelleidingen. Gebruik fosforkoper toevoegmetaal (BCuP), waarbij geen vloeimiddel wordt vereist. Vloeimiddel heeft een uitermate schadelijke invloed op koelmiddelleidingsystemen. Zo zal een vloeimiddel op chloorbasis corrosie van de leidingen veroorzaken, of als het fluor bevat, zal het de koelmiddelolie aantasten.

7.6.7 Gebruik van de afsluiter en servicepoort

Omgaan met de afsluiter
Houd rekening met de volgende richtlijnen: ▪ De afsluiters zijn standaard gesloten. ▪ De volgende afbeelding illustreert elk onderdeel nodig voor de
afsluiter.
a Servicepoort en dop van de servicepoort
b Klepsteel
c Aansluiting voor buis te plaatse
d Steeldop
▪ Houd beide afsluiters open tijdens de bewerking. ▪ Oefen NIET teveel kracht uit op de klepsteel. Anders kan de
behuizing van de afsluiter breken.
▪ Open of sluit altijd de afsluiter eerste met een moersleutel en los
schroef dan de getrompte moer los of span deze aan met een momentsleutel. Zet de moersleutel NIET op de steeldop, omdat dit anders voor koelmiddellekken kan zorgen.
a De binnenkant van de verbreding mag geen barsten of
gebreken vertonen.
b Het uiteinde van de buis moet gelijkmatig en volgens een
perfecte cirkel verbreed zijn.
c Controleer of de flaremoer aangebracht is.

7.6.6 Het uiteinde van een buis solderen

De binnenunit en de buitenunit hebben flareverbindingen. Verbind beide uiteinden zonder te solderen. Indien solderen nodig zou zijn, houd dan rekening met het volgende:
▪ Doorblazen met stikstof bij het hardsolderen voorkomt belangrijke
afzettingen van een geoxideerde filmlaag op de binnenkant van de leiding. Deze filmlaag heeft een nadelige invloed op de kleppen en compressoren in het koelsysteem en voorkomt een goede werking.
▪ Stel de stikstofdruk met een drukreduceerklep in op 20 kPa
(0,2bar) (d.w.z. net genoeg om te voelen op de huid).
a Koelmiddelleiding
b Te hardsolderen deel
c Tape
d Handbediende klep
e Reduceerklep
f Stikstof
▪ Gebruik GEEN anti-oxidanten bij het hardsolderen van
leidingverbindingen. Door resten kunnen leidingen verstopt raken en kan uitrusting stuk gaan.
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule 4P471761-1A – 2017.10
a Moersleutel
b Momentsleutel
▪ Wanneer verwacht wordt dat de werkdruk laag zal zijn (tijdens het
koelen bij lage buitenluchttemperaturen, bijv.), sluit dan de getrompte moer in de afsluiter op de gasleiding voldoende af met een siliconendichting als maatregel tegen het bevriezen.
Siliconendichting, zorg ervoor dat er geen openingen zijn.
De afsluiter openen/sluiten
1 Verwijder het deksel van de afsluiter. 2 Steek een zeskantsleutel (vloeistofzijde: 4mm, gaszijde: 6mm)
in de klepsteel en draai de klepsteel:
Linksom om te openen. Rechtsom om te sluiten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
29
7 Installatie
b
a
3 Stop met draaien zodra de afsluiter niet meer verder draait. De
klep is nu open/dicht.
Omgaan met de steeldop
▪ De dop van de klepsteel is afgedicht op de plaatsen die met een
pijl zijn aangeduid. Beschadig dit NIET.
▪ Draai na gebruik van de afsluiter de dop van de klepsteel goed
vast en controleer op lekken.
Item Aanhaalmoment (N∙m)
Dop klepsteel, vloeistofzijdig 13,5~16,5 Dop klepsteel, gaszijdig 22,5~27,5
Omgaan met de servicedop
▪ Gebruik altijd een vulslang met een drukpen omdat de
servicepoort een Schrader-klep is.
▪ Draai het servicepoortdeksel na gebruik van de servicepoort goed
vast en controleer op lekken.
Onderdeel Aanhaalmoment (N∙m)
Dop van de onderhoudspoort 10,8~14,7
a Aansluiting voor de koelvloeistof b Aansluiting voor het koelgas
2 Sluit de gasafsluiter komende van de buitenunit aan op de
koelgasaansluiting van de binnenunit.

7.6.8 Verloopstukken gebruiken om de leidingen op de buitenunit aan te sluiten

Om de leidingen op de buitenunit aan te sluiten zullen (vermoedelijk) verloopstukken nodig zijn. Raadpleeg de volgende tabel om de nodige verloopstukken te kennen.
Raadpleeg de installatiehandleiding van de buitenunit voor meer informatie.
Poort 3MXM52
3MXM68
A X X X X B CHYHBH05 C CHYHBH05
D CHYHBH05
E CHYHBH05
X De CHYHBH05 of CHYHBH08 mogen NIET worden
aangesloten.
— De CHYHBH05 of CHYHBH08 kunnen NIET worden
aangesloten.
(a) Gebruik de drukverminderaar-accessoireset van de
toebehorenzak die bij de binnenunit is geleverd.
4MXM68 4MXM80 5MXM90
(a)
X X X
(a)
CHYHBH05
(a)
CHYHBH05 CHYHBH08
(a)
CHYHBH05 CHYHBH08
X
CHYHBH05 CHYHBH08
CHYHBH08

7.6.9 De koelmiddelleidingen op binnenunit aansluiten

1 Sluit de vloeistofafsluiter komende van de buitenunit aan op de
koelvloeistofaansluiting van de binnenunit.
OPMERKING
Er wordt geadviseerd de koelmiddelleidingen tussen de binnen- en de buitenunit in een buis te leggen of afwerkingstape rond deze leidingen te wikkelen.

7.7 De koelmiddelleiding controleren

7.7.1 Over het controleren van de koelmiddelleidingen

De interne koelmiddelleiding van de buitenunit is in de fabriek getest op lekken. U moet alleen nog maar de externe koelmiddelleiding van de buitenunit controleren.
Alvorens de koelmiddelleiding te controleren
Controleer of de koelmiddelleiding is aangesloten tussen de buitenunit en de binnenunit.
Typische werkstroom
Een typische controle van de koelmiddelleiding bestaat uit de volgende stappen:
1 De koelmiddelleiding controleren op lekken. 2 Alle vocht, lucht of stikstof uit de koelmiddelleiding verwijderen
door middel van vacuümdrogen.
Als de koelmiddelleiding vocht kan bevatten (bijvoorbeeld water in de leiding), moet u eerst vacuümdrogen zoals hieronder beschreven tot alle vocht is verwijderd.

7.7.2 Voorzorgsmaatregelen bij het controleren van koelmiddelleidingen

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
Uitgebreide handleiding voor de installateur
30
Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A
4P471761-1A – 2017.10
Loading...
+ 82 hidden pages