▪ De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
▪ Alle in dit document vermelde voorzorgen betreffen zeer
belangrijke punten en dienen dus steeds nauwgezet te worden
nageleefd.
▪ De installatie van het systeem en alle in de installatiehandleiding
en de uitgebreide handleiding voor de installateur beschreven
handelingen moeten door een erkende installateur worden
uitgevoerd.
1.1.1Betekenis van de waarschuwingen en
symbolen
GEVAAR
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen
als gevolg heeft.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Duidt op een situatie die elektrocutie kan veroorzaken.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzaken
als gevolg van extreem hoge of lage temperaturen.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Duidt op een situatie die een ontploffing kan veroorzaken.
GEVAAR: GEVAAR VOOR VERGIFTIGING
Duidt op een situatie die een vergiftiging kan veroorzaken.
WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen
als gevolg zou kunnen hebben.
WAARSCHUWING: BESCHERMEN TEGEN VORST
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of
eigendom zou kunnen berokkenen.
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
VOORZICHTIG
Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als
gevolg zou kunnen hebben.
OPMERKING
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of
eigendom zou kunnen berokkenen.
INFORMATIE
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.
SymboolVerklaring
Lees de montagehandleiding, de
gebruiksaanwijzing en het instructievel voor de
bedrading alvorens te beginnen met de installatie.
Lees de servicehandleiding alvorens onderhoudsen servicewerkzaamheden uit te voeren.
Voor meer informatie, zie de uitgebreide
handleiding voor de installateur en de gebruiker.
1.2Voor de installateur
1.2.1Algemeenheden
Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit,
contacteer uw dealer.
OPMERKING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur,
uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een
kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of
uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires,
optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen
die door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de
testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende
wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de
Daikin-documentatie).
VOORZICHTIG
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen
(beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.)
wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze
weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan
spelen. Mogelijk risico: verstikking.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne
onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn.
Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur
te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag
dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door
kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine
dieren die in contact komen met elektrische onderdelen
kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminiumlamellen van de unit
NIET aan.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
OPMERKING
Werkzaamheden aan de buitenunit worden best gepland
bij droog weer om waterinsijpeling te voorkomen.
Conform de geldende wetgeving kan een logboek bij het product
vereist worden; in dit logboek dienen dan minstens de volgende
zaken bijgehouden: informatie over het onderhoud, de
reparatiewerkzaamheden, de resultaten van testen, de
stilstandperioden, enz.
Bovendien dienen minstens volgende informaties op een
toegankelijke plaats bij het product voorzien te worden:
▪ Instructies om het systeem uit te schakelen in gevallen van nood
Uitgebreide handleiding voor de installateur
4
Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A
4P471761-1A – 2017.10
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
▪ De naam en het adres van de brandweer, de politie en een
ziekenhuis
▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts
om onderhoud te bekomen
In Europa bevat EN378 de nodige richtlijnen voor dit logboek.
Voor de Zwitserse markt mag de bereiding van warm tapwater enkel
worden gerealiseerd in combinatie met een tank. Warm tapwater dat
rechtstreeks door de gasboiler wordt geleverd, is NIET toegelaten.
Pas de correcte instellingen toe, zoals beschreven in deze
handleiding.
Gelieve de volgende Zwitserse reglementeringen en richtlijnen te
volgen:
▪ SVGW-gasprincipes G1 voor gasinstallaties,
▪ SVGW-gasprincipes L1 voor vloeibaar-gasinstallaties,
▪ regelgevingen veiligheidsdiensten (bijv. brandvoorschriften).
1.2.2Plaats van installatie
▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de installatie moet komen bestand
is tegen het totaal gewicht en de trillingen van de installatie.
ModuleGewicht
Hybrid-module30kg
Gasmodule36kg
Gedeelte voor binnen (Hybrid-
module + gasmodule)
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen.
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
▪ Zorg ervoor dat de hittegevoelige muren (bijv. hout) met geschikte
isolatie beschermd worden.
▪ Laat de gasboiler ALLEEN werken als voldoende
verbrandingslucht aangevoerd wordt. Indien de grootte van het
concentrisch gasinstallatie met schoorsteenpijp/rookkanaal aan de
hand van de specificaties van deze handleiding wordt bepaald,
wordt hieraan automatisch voldaan en zijn er geen verdere
voorwaarden waaraan de kamer moet voldoen waar het toestel
moet worden geplaatst. Deze werkwijze is de enige toegestane.
▪ Deze gasboiler is NIET bedoeld om afhankelijk te zijn van de lucht
in de kamer.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ In mogelijke explosieve omgevingen.
▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het
besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan
werken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels,
ontvlambaar stof.
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of
gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat
lekken.
▪ In badkamers.
▪ Op plaatsen onderhevig aan vorst. De omgevingstemperatuur
rond de binnenunit moet >5°C bedragen.
Totaal gewicht: 66kg
1.2.3Koelmiddel
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen
voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt
EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Controleer of de lokale leidingen en aansluitingen niet aan
spanningen onderhevig (kunnen) zijn.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk
hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het
naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou
lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas
lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de
buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg:
Zelfontbranding en explosie van de compressor door
lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
WAARSCHUWING
Vang steeds het koelmiddel op. Laat ze NIET rechtstreeks
vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de
installatie leeg te pompen.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen
heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit
te voeren.
OPMERKING
▪ Om te voorkomen dat de compressor defect raakt, mag
u NIET meer bijvullen dan de gespecificeerde
hoeveelheid koelmiddel.
▪ Als het koelmiddelsysteem moet worden geopend, dan
dient het koelmiddel te worden behandeld volgens de
geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit.
Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat
er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is
uitgevoerd.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer koelmiddel in het systeem
moet worden aangevuld. Daarop staan het type koelmiddel en de
vereiste hoeveelheid.
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige
systemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van de
leidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld.
▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort
koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen
garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem
terechtkomen.
▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
AlsDan
Er is een sifonbuis
(d.w.z. er zou iets zoals “Met
vloeistofvulsifon” op de fles
moeten staan)
Er is GEEN sifonbuisVul bij met de ondersteboven
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag.
▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in
gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of tijdens
een pauze, moet u de klep van de koelmiddeltank
onmiddellijk sluiten. Als de klep niet onmiddellijk gesloten
wordt, kan door de resterende druk extra koelmiddel
worden bijgevuld. Mogelijk gevolg: Onjuiste hoeveelheid
koelmiddel.
Vul bij met rechtopstaande fles.
staande fles.
1.2.4Water
Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de
installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de
installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EUrichtlijn 98/83EC.
Vermijd schade door bezinksels en corrosie. Om corrosieve
producten en bezinksels te vermijden dienen de geldende
technologische voorschriften te worden nageleefd.
Indien het vul- en aanvulwater hard is (>3 mmol/l–som van de
calcium- en magnesiumconcentraties, berekend als
calciumcarbonaat), dienen er metingen uitgevoerd te worden voor
het ontzouten en om de hardheid te stabiliseren.
Het gebruik van vul- en aanvulwater dat NIET aan de vereiste
kwaliteit voldoet, kan de levensduur van het toestel aanzienlijk
verkorten. De gebruiker is in dat geval alleen verantwoordelijk.
1.2.5Elektrisch
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het
deksel van de schakelkast verwijdert, elektrische
bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1minuut uit
en meet de spanning op de aansluitklemmen van de
condensatoren of elektrische onderdelen van de
hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De
spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn
vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken.
Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van
de aansluitklemmen.
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte
handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
WAARSCHUWING
In de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of een
ander middel om uit te schakelen worden voorzien als dit
nog NIET in de fabriek werd voorzien; deze schakelaar
MOET worden geïnstalleerd in de vaste bedrading en dient
het contact van alle polen volledig te verbreken en te
voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorieIII-specificatie wanneer hij open staat.
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden.
▪ Controleer of de lokale bedrading voldoet aan de
geldende wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen MOETEN conform het met het
product meegeleverd bedradingsschema uitgevoerd
worden.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze niet met leidingen of scherpe randen in contact
(kunnen) komen. Controleer of geen externe druk op
de klemaansluitingen wordt uitgeoefend.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de
aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
elektrische schokken veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander
toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Als u dit niet doet,
kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen
hoogfrequente elektrische ruis), zodat de
aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
6
Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A
4P471761-1A – 2017.10
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het leggen van
voedingsbedrading:
▪ Sluit GEEN bedrading van verschillende diktes aan op
de klemmenstrook voor de voeding (speling in de
voedingsbedrading kan abnormale hitte veroorzaken).
▪ Bij het aansluiten van bedrading met dezelfde dikte,
volgt u de aanwijzingen in de bovenstaande afbeelding.
▪ Gebruik de aangewezen voedingsdraad en sluit deze
stevig aan, borg ze vervolgens zodat er van buiten
geen druk op het klemmenbord kan worden
uitgeoefend.
▪ Gebruik een passende schroevendraaien voor het
vastdraaien van de schroeven van de klemmen. Met
een schroevendraaier met kleine kop beschadigt u de
schroefkop waardoor u de schroef niet goed meer vast
kunt draaien.
▪ Als u de schroeven van de klemmen te vast draait kunt
u ze breken.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 meter afstand van
televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben.
Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter
soms niet.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de
elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig
is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren
en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in
bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit
tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde
fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere
onderdelen stuk gaan.
1.2.6Gas
De gasboiler is standaard ingesteld voor:
▪ het gastype vermeld op het identificatieplaatje,
▪ de gasdruk vermeld op het identificatieplaatje.
Laat de unit ALLEEN werken als het gastype en de gasdruk
overeenstemmen met deze vermeld op de identificatieplaatjes.
De gasinstallatie en het aanpassen van de gasinstallatie MOETEN
uitgevoerd worden:
▪ door voor dit soort werk bevoegd personeel,
▪ conform de geldende voorschriften voor gasinstallaties,
▪ conform de geldende voorschriften van de gasleverancier,
▪ conform de van kracht zijnde lokale en nationale voorschriften.
De boilers die aardgas gebruiken MOETEN op een afgeregelde
meter worden aangesloten.
De boilers die vloeibaar gas (LPG) gebruiken MOETEN op een
regelaar worden aangesloten.
De grootte van de gastoevoerleiding mag in geen geval minder dan
22mm bedragen.
De meter of regelaar en de leiding naar de meter MOETEN door de
gasleverancier gecontroleerd worden. Dit om te garanderen dat het
toestel goed werkt en voldoet aan de vereisten inzake gasdebiet en
gasdruk.
GEVAAR
Indien u gas ruikt:
▪ bel onmiddellijk uw lokale gasleverancier en uw
installateur,
▪ bel (indien van toepassing) het nummer van de
leverancier op de zijkant van de LPG-tank,
▪ draai de noodkraan dicht op de meter/regelaar,
▪ schakel GEEN elektriciteitschakelaars AAN of UIT,
▪ rook NIET en strijk GEEN lucifers aan,
▪ doof alle open vuren,
▪ open onmiddellijk alle deuren en ramen,
▪ zorg ervoor dat niemand de betreffende zone kan
betreden.
1.2.7Gasuitlaatbuis
De afvoerinstallaties MOETEN worden geïnstalleerd of gewijzigd
zoals beschreven in de fittinginstructies. Elk misbruik van of niet
toegestane wijziging op het toestel, de afvoer/schoorsteenpijp/
rookkanaal of op bijhorende onderdelen en systemen kunnen de
garantie doen vervallen. De fabrikant kan niet aansprakelijk worden
gesteld voor de gevolgen van dergelijke handelingen, buiten de
rechten voorzien door de wet.
De onderdelen voor afvoersystemen (schoorsteenpijp/rookkanaal)
die bij verschillende leveranciers werden gekocht, mogen NIET
worden gecombineerd.
1.2.8Lokale wetgeving
Raadpleeg de lokale en nationale reglementeringen.
Lokale voorschriften voor Nederland
Algemeen:
De gehele installatie moet voldoen aan de geldende (veiligheids-)
voorschriften, zoals vermeld in:
▪ Deze installatievoorschriften.
▪ NEN 1087: Ventilatie van woongebouwen.
▪ NEN 3215: Binnenriolering in woningen en woongebouwen.
▪ Het bouwbesluit.
▪ Plaatselijke voorschriften van gemeente, brandweer en
nutsbedrijven.
▪ NPR 1088: Toelichting op NEN 1087.
CV-installatie:
De gehele installatie moet voldoen aan de geldende (veiligheids-)
voorschriften, zoals vermeld in:
▪ NEN 3028: Veiligheidseisen voor CV-installaties.
Gasinstallatie:
De gehele installatie moet voldoen aan de geldende (veiligheids-)
voorschriften, zoals vermeld in:
▪ NEN 8078: 2004 NL: Prestatie eisen gas.
▪ NEN 1078: 2004 NL: Voorschriften voor aardgasinstallaties.
▪ NPR 3378: Toelichting op NEN 1078.
Elektrische installatie:
▪ De gehele installatie moet voldoen aan de geldende (veiligheids-)
voorschriften, zoals vermeld in: NEN 1010.
Drinkwaterinstallatie:
▪ NEN 1006: Algemene voorschriften voor drinkwater installaties.
Rookgasafvoer en luchttoevoer:
De rookgasafvoer en luchttoevoerinstallatie moet voldoen aan:
▪ NEN 2757: Toevoer verbrandingslucht en afvoer van rook
verbrandingstoestellen in gebouwen.
▪ NPR 3378: Toelichting op NEN 1078.
▪ NEN 8757: Afvoer van rook van verbrandingstoestellen in
gebouwen. Bepalingsmethoden voor bestaande bouw.
Lokale voorschriften voor België
Voordat u het systeem kunt opstarten, moeten de gas-gerelateerde
onderdelen goedgekeurd zijn door een CERGA-gecertificeerde
installateur of instelling.
De verdeler aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade of letsel
veroorzaakt door het niet (strikt) naleven van de
veiligheidsvoorschriften en -instructies, dan wel door
onachtzaamheid tijdens het installeren van de gaswandketel en de
eventueel bijhorende accessoires.
Voor de verschillende disciplines zijn de voorschriften vermeld.
Het is ten strengste verboden om ter plaatse belasting te regelen in
functie van de verdeelde gassoort.
Algemeen:
De installatie van deze verwarmingsketel moet door een bevoegde
installateur worden uitgevoerd en voldoen aan de van kracht zijnde
officiële teksten en reglementeringen:
▪ NBN D51-003
▪ NBN B D61-002
▪ NBN D51.004
▪ NBN 61-001
▪ Plaatselijke voorschriften van gemeente, brandweer en
nutsbedrijven.
▪ Het Algemene Reglement op de Elektrische Installatie (AREI)
Gasinstallatie:
De gehele installatie moet voldoen aan de geldende (veiligheids-)
voorschriften, zoals vermeld in NBN D51-003.
Elektrische installatie:
De gehele installatie moet voldoen aan de geldende (veiligheids-)
voorschriften, zoals vermeld in AREI.
Rookgasafvoer en luchttoevoer:
De rookgasafvoer en luchttoevoerinstallatie moet voldoen aan NBN
B 61-002.
2Over het product
Het product (hybridsysteem) bestaat uit twee modules:
▪ warmtepompmodule,
▪ gasboilermodule.
Deze modules MOETEN altijd samen geïnstalleerd en gebruikt
worden.
a Warmtepompmodule
b Gasboilermodule
3Over de documentatie
3.1Over dit document
Bedoeld publiek
Erkende installateurs
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De
volledige set omvat:
▪ Algemene veiligheidsmaatregelen:
▪ Veiligheidsinstructies die u moet lezen vooraleer tot de
installatie over te gaan
▪ Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit)
▪ Installatiehandleiding voor de warmtepompmodule:
▪ Installatieaanwijzingen
▪ Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit)
▪ Installatiehandleiding voor de gasboilermodule:
▪ Aanwijzingen voor installatie en bediening
▪ Formaat: Papier (in de doos van de gasboilerunit)
▪ Installatiehandleiding van de buitenunit:
▪ Installatieaanwijzingen
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
▪ Uitgebreide handleiding voor de installateur:
▪ Voorbereiding van de installatie, referentiegegevens, enz.
▪ Formaat: digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/product-information/
Uitgebreide handleiding voor de installateur
8
Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A
4P471761-1A – 2017.10
4 Over de doos
▪ Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur:
▪ Additionele informatie over hoe optionele uitrustingen en
apparatuur te installeren
▪ Formaat: Papier (in de doos van de binnenunit) + Digitale
bestanden op http://www.daikineurope.com/support-and-
manuals/product-information/
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op
de regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
Technische gegevens
▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar
op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk).
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op
het Daikin-extranet (authenticatie vereist).
3.2Overzicht van de uitgebreide
handleiding voor de installateur
HoofdstukBeschrijving
Algemene
veiligheidsmaatregelen
Over het productVereiste combinatie van
Over de documentatieWelke documentatie bestaat er voor de
Over de doosDe units uitpakken en hun accessoires
Over de units en opties▪ De units identificeren
VoorbereidingDit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
InstallatieDit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
ConfiguratieDit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
BedieningBedrijfsmodi van de gasboilermodule
InbedrijfstellingDit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen
Aan de gebruiker
overhandigen
Onderhoud en serviceDit hoofdstuk beschrijft de manier
ProbleemoplossingDit hoofdstuk beschrijft wat te doen
Als afval verwijderenDit hoofdstuk beschrijft hoe het systeem
Technische gegevensDit hoofdstuk bevat de specificaties van
Verklarende woordenlijst Hierin worden termen gedefinieerd
Veiligheidsinstructies die u moet lezen
vooraleer tot de installatie over te gaan
warmtepompmodule en
gasboilermodule
installateur
verwijderen
▪ Mogelijke combinaties van units en
opties
en kennen vooraleer on‑site te gaan
en kennen om het systeem te
installeren
en kennen om het systeem na installatie
ervan te configureren
en kennen om het systeem op te
leveren nadat het werd geconfigureerd
Dit hoofdstuk beschrijft wat aan de
gebruiker moet worden uitgelegd en
overhandigd
waarop de units onderhouden moeten
worden
indien er problemen zijn
als afval afgevoerd kan worden
het systeem
HoofdstukBeschrijving
Tabel met lokale
instellingen
Tabel die door de installateur moet
worden ingevuld en die nadien moet
bewaard worden om deze later te
kunnen raadplegen
Let op: De uitgebreide handleiding voor
de gebruiker bevat tevens een tabel met
installateurinstellingen. Deze tabel moet
door de installateur worden ingevuld en
aan de gebruiker worden overhandigd.
4Over de doos
4.1Overzicht: Over de doos
Het bevat informatie over:
▪ Uitpakken en omgaan met de units
▪ Accessoires van de units verwijderen
Denk aan de volgende punten:
▪ De unit MOET bij de levering gecontroleerd worden op
beschadigingen. Elke vorm van beschadiging MOET onmiddellijk
aan de schadeverantwoordelijke van de transporteur gemeld
worden.
▪ Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijke
installatieplaats om beschadiging tijdens het transport te
voorkomen.
▪ Maak de weg waarlangs u de unit naar binnen zult brengen op
a Algemene veiligheidsmaatregelen
b Bijlageboek met optionele uitrustingen en apparatuur
c Installatiehandleiding van de binnenunit
d Bedieningshandleiding
e Beknopte installatiegeleiding
f Aansluitstukken voor gasketel
g Communicatiekabel ketel
h Drukverminderaar-accessoireset
4.3Gasketel
4.3.1De gasketel uitpakken
Plaats de gasboiler zo dicht mogelijk bij de installatiepositie voor u
deze uitpakt.
a Installatiehandleiding, gebruiksaanwijzing, bijlageboek voor
Gooi het bovenste kartonnen deksel NIET weg. Het
installatieschema staat afgedrukt op de buitenzijde van dit
kartonnen deksel.
4.2.2De toebehoren uit de binnenunit
verwijderen
De installatiehandleiding, de gebruiksaanwijzing, het bijlageboek
voor optionele apparatuur, de algemene veiligheidsmaatregelen, de
beknopte installatiegeleiding, de ketelcommunicatiekabel en de
drukverminderaar-accessoireset bevinden zich in het bovenste
gedeelte van de doos. De aansluitstukken voor de gasketel zijn
bevestigd aan de waterleiding.
1 Verwijder de accessoires zoals beschreven in "4.2.1 De
binnenunit uitpakken"op pagina9.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
10
Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A
4P471761-1A – 2017.10
5 Over de units en opties
a
b
c
abc
5Over de units en opties
5.1Overzicht: Over de units en opties
Dit hoofdstuk bevat informatie over:
▪ De binnenunit identificeren
▪ De gasboiler identificeren
▪ Buiten- en binnenunits combineren
▪ De binnenunit met opties combineren
▪ De gasboiler met opties combineren
5.2Identificatie
OPMERKING
Wanneer meerdere units gelijktijdig geïnstalleerd of
onderhouden worden, let op de servicepanelen NIET te
verwisselen tussen verschillende modellen.
5.2.1Identificatielabel: Binnenunit
Plaats
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze
weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan
spelen. Mogelijk risico: verstikking.
De gebruikersinterface en een eventuele bijkomende
gebruikersinterface zijn als optie beschikbaar.
De secundaire gebruikersinterface kan worden aangesloten:
▪ Om beide te hebben:
▪ om een bediening te hebben dicht bij de binnenunit,
▪ om als kamerthermostaat te dienen in de voornaamste te
verwarmen ruimte.
▪ Om een interface met andere talen te hebben.
De volgende gebruikersinterfaces zijn beschikbaar:
▪ EKRUCBL1 bevat de volgende talen: Duits, Frans, Nederlands,
Italiaans.
▪ EKRUCBL2 bevat de volgende talen: Engels, Zweeds, Noors,
Fins.
Modelidentificatie
a Model
b Serienummer
c Productiejaar
d Apparaattype
Uitgebreide handleiding voor de installateur
e NOx-klasse
f PIN-nummer: aangegeven kastreferentie
g Land van bestemming
h Gassoort
i Gasaanvoerdruk (mbar)
j Apparaatcategorie
k Uitgang warmtepomp voor warm tapwater (kW)
l Maximale druk voor warm tapwater (bar)
m Warmte-uitgang (verwarmen van ruimten) (kW)
n Nominaal vermogen (kW)
o Maximale druk voor verwarmen van ruimten (bar)
p Maximale stromingstemperatuur (°C)
q Elektrische voeding
r GCN (Gas Council)-nummer
s SVGW-nummer
12
▪ EKRUCBL3 bevat de volgende talen: Engels, Spaans, Grieks,
Portugees.
▪ EKRUCBL4 bevat de volgende talen: Engels, Turks, Pools,
Roemeens.
▪ EKRUCBL5 bevat de volgende talen: Duits, Tsjechisch, Sloveens,
Slovaaks.
▪ EKRUCBL6 bevat de volgende talen: Engels, Kroatisch,
Hongaars, Ests.
▪ EKRUCBL7 bevat de volgende talen: Engels, Duits, Russisch,
Deens.
Er kunnen via PC-software talen op de gebruikersinterface geüpload
worden of talen kunnen ook van de ene gebruikersinterface naar de
andere gekopieerd worden.
Voor installatie-instructies, zie "7.10.8 De gebruikersinterface
aansluiten"op pagina38.
Vereenvoudigde gebruikersinterface (EKRUCBS)
▪ De vereenvoudigde gebruikersinterface mag alleen in combinatie
met de hoofdgebruikersinterface worden gebruikt.
▪ De vereenvoudigde gebruikersinterface werkt als
kamerthermostaat en moet in de kamer worden geplaatst waarvan
de temperatuur moet worden geregeld.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding en
gebruiksaanwijzing van de vereenvoudigde gebruikersinterface.
Kamerthermostaat (EKRTWA, EKRTR1, RTRNETA)
U kunt een optionele kamerthermostaat op de binnenunit aansluiten.
Deze thermostaat kan met draad zijn (EKRTWA) of draadloos
(EKRTR1 en RTRNETA). Thermostaat RTRNETA kan alleen
worden gebruikt bij alleen-verwarmingsystemen.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
kamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Afstandsensor voor draadloze thermostaat (EKRTETS)
U kunt een draadloze binnentemperatuursensor (EKRTETS) alleen
in combinatie met de draadloze thermostaat (EKRTR1) gebruiken.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
kamerthermostaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Digitale I/O-printplaat (EKRP1HB)
De digitale I/O-printplaat is nodig om de volgende signalen te
leveren:
Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule
4P471761-1A – 2017.10
5 Over de units en opties
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
digitale I/O-printplaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Afstandbinnensensor (KRCS01-1)
Standaard wordt de inwendige gebruikersinterfacesensor als
kamertemperatuursensor gebruikt.
Optioneel kan de afstandbinnensensor geplaatst worden om de
kamertemperatuur vanuit een andere plaats te meten.
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
afstandbinnensensor en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
INFORMATIE
▪ De afstandbinnensensor kan alleen gebruikt worden
wanneer de gebruikersinterface met de
kamerthermostaatfunctie geconfigureerd is.
▪ U kunt alleen hetzij de afstandbinnensensor, hetzij de
afstandbuitensensor aansluiten.
Afstandbuitensensor (EKRSCA1)
Standaard wordt de sensor in de buitenunit gebruikt om de
buitentemperatuur te meten.
Optioneel kan de afstandbuitensensor geplaatst worden om de
buitentemperatuur te meten vanuit een andere plaats (bijv. om geen
direct zonlicht te hebben) om aldus een beter systeemgedrag te
hebben.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
afstandbuitensensor.
INFORMATIE
U kunt alleen hetzij de afstandbinnensensor, hetzij de
afstandbuitensensor aansluiten.
PC-configurator (EKPCCAB)
De PC-kabel maakt een verbinding tussen de schakelkast van de
binnenunit en een PC. Hij biedt de mogelijkheid verschillende
taalbestanden te uploaden naar de gebruikersinterface en
binnenparameters naar de binnenunit. Voor de beschikbare
taalbestanden, neem contact op met uw lokale dealer.
De software en bijhorende gebruiksaanwijzingen zijn beschikbaar op
Voor de aanwijzingen betreffende de installatie, raadpleeg de
installatiehandleiding van de PC-kabel en de "8 Configuratie" op
pagina46.
Warmtepompconvector (FWXV)
Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
warmtepompconvectoren en het bijlageboek voor optionele
uitrustingen.
Solarkit (EKSRPS3)
De solarkit is vereist om de zontoepassing op de warmtapwatertank
aan te sluiten.
Voor de installatie ervan, zie de installatiehandleiding van de solarkit
en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Warmtapwatertank
De tank voor warm tapwater kan op de binnenunit aangesloten
worden om warm tapwater te bekomen. De polypropyleentank kan in
de volgende 2 versies geleverd worden:
▪ EKHWP300B: 300l.
▪ EKHWP500B: 500l.
Gebruik de gepaste aansluitkit voor de tank (EKEPHT3H), zoals
beschreven in het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Aansluitkit voor de tank (EKEPHT3H)
Gebruik de aansluitkit om de warmtapwatertank op de binnenunit
aan te sluiten.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
aansluitkit.
Bevestigingskit (EKHYMNT1A, EKHYMNT2A, EKHYMNT3A)
Bevestiging voor eenvoudige installatie van het hybridsysteem
(warmtepompmodule + gasboilermodule). Voor de selectie van de
juiste kit, zie de combinatietabel.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
bevestigingskit.
Vulluskit (EKFL1A)
Vullus voor eenvoudig vullen van het watercircuit. Deze kit kan
alleen in combinatie met de bevestigingskit worden gebruikt
EKHYMNT1A.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
vulluskit.
Klepkit (EKVK1A, EKVK2A, EKVK3A)
Een set van kleppen om de lokale leidingen gemakkelijk aan te
kunnen sluiten. Voor de aansluiting van de juiste kit, zie de
combinatietabel.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
klepkit.
Hercirculatiethermistor (EKTH2)
Kit voor hercirculatie van het water in de gasboiler. Gebruik deze kit
alleen wanneer er geen tank voor warm tapwater is geïnstalleerd.
Aansluitkit voor tank van derden (EKHY3PART)
Gebruik de aansluitkit om een tank van derden aan te sluiten op het
systeem. De aansluitkit bestaat uit een thermistor en een 3-wegklep.
LAN-adapter voor smartphonebediening (BRP069A62)
U kunt deze LAN-adapter installeren om het systeem via een
smartphone-app te bedienen.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
LAN-adapter.
5.3.2Mogelijke opties voor de gasboiler
Voornaamste opties
Schermplaat boiler (EKHY093467)
Schermplaat om de leidingen en kleppen van de gasboiler te
beschermen.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
schermplaat.
Gasconversiekit G25 (EKPS076227)
Kit voor conversie van de gasboiler voor gebruik met gastype G25.
Gasconversiekit G31 (EKHY075787)
Kit voor conversie van de gasboiler voor gebruik met gastype G31
(propaan).
Dubbele-pijpconversiekit (EKHY090707)
Kit voor conversie van een concentrisch rookgassysteem naar een
dubbele-pijpsysteem.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
dubbele-pijpconversiekit.
80/125 concentrische aansluitkit (EKHY090717)
Kit voor conversie van 60/100 concentrische rookgasaansluitingen
naar 80/125 concentrische rookgasaansluitingen.
Voor de installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
concentrische aansluitkit.
Terugslagklep voor gebruik in rookgassystemen met meerdere
boilers. Deze klep kan alleen worden gebruikt in systemen die
gebruikmaken van aardgas (G20, G25) en kan NIET worden
gebruikt in systemen die gebruikmaken van propaan (G31).
Andere opties
Accessoires OnderdeelnummerBeschrijving
EKFGP6837Dakeindstuk PP/GLV 60/100
AR460
EKFGS0518Regenplaatje steil Pb/GLV
60/100 18°-22°
EKFGS0519Regenplaatje steil Pb/GLV
60/100 23°-17°
EKFGP7910Regenplaatje steil PF 60/100
25°-45°
EKFGS0523Regenplaatje steil Pb/GLV
60/100 43°-47°
EKFGS0524Regenplaatje steil Pb/GLV
60/100 48°-52°
EKFGS0525Regenplaatje steil Pb/GLV
60/100 53°-57°
EKFGP1296Regenplaatje vlak aluminium
60/100 0°-15°
EKFGP6940Regenplaatje vlak aluminium
60/100
EKFGP2978Kit met muureindstuk PP/GLV
60/100
EKFGP2977Kit met muureindstuk laag
profiel PP/GLV 60/100
EKFGP4651Verlengstuk PP/GLV
60/100×500mm
Accessoires OnderdeelnummerBeschrijving
EKFGP1285PMK bochtstuk 60 45°
(2stukken) (enkel UK)
EKFGP1286PMK verlengstuk 60 L=1000
omvat beugel (enkel UK)
EKFGW5333Regenplaatje vlak aluminium
80/125
EKFGW6359Kit met muureindstuk PP/GLV
80/125
EKFGP4801Verlengstuk PP/GLV
80/125×500mm
EKFGP4802Verlengstuk PP/GLV
80/125×1000mm
EKFGP4814Bochtstuk PP/GLV 80/125 30°
EKFGP4811Bochtstuk PP/ALU 80/125 45°
EKFGP4810Bochtstuk PP/ALU 80/125 90°
EKFGP4820Inspectiebochtstuk Plus PP/
ALU 80/125 90° EPDM
EKFGP6864Dakeindstuk PP/GLV 80/125
AR300 RAL9011
EKFGP4652Verlengstuk PP/GLV
60/100×1000mm
EKFGP4664Bochtstuk PP/GLV 60/100 30°
EKFGP4661Bochtstuk PP/GLV 60/100 45°
EKFGP4660Bochtstuk PP/GLV 60/100 90°
EKFGP4667Meet-T-stuk met
inspectiepaneel PP/GLV 60/100
EKFGP4631Muurbeugel Ø100
EKFGP1292Kit met muureindstuk PP/GLV
60/100
EKFGP1293Kit met muureindstuk laag
profiel PP/GLV 60/100
EKFGP1294Rookpluimbeheerkit 60 (enkel
UK)
EKFGP1295Schoorsteenschot 60 (enkel
UK)
EKFGP1284PMK bochtstuk 60 90 (enkel
UK)
EKFGT6300Regenplaatje steil Pb/GLV
80/125 18°-22°
EKFGT6301Regenplaatje steil Pb/GLV
80/125 23°-27°
EKFGP7909Regenplaatje steil PF 80/125
25°-45° RAL9011
EKFGT6305Regenplaatje steil Pb/GLV
80/125 43°-47°
EKFGT6306Regenplaatje steil Pb/GLV
80/125 48°-52°
EKFGT6307Regenplaatje steil Pb/GLV
80/125 53°-57°
EKFGP1297Regenplaatje vlak aluminum
80/125 0°-15°
EKFGP6368T-flex 100 boileraansluiting set
1
EKFGP6354Flex 100-60 + steunbochtstuk
Uitgebreide handleiding voor de installateur
14
Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule
Voor extra configuratie-opties voor het rookgassysteem, ga
naar http://fluegas.daikin.eu/.
5.3.3Mogelijke combinaties van binnenunit en
buitenunit
Zie de combinatietabel in de technische specificaties.
5.3.4Mogelijke combinaties van binnenunit en
tank voor warm tapwater
BinnenunitWarmtapwatertank
EKHWP300B + EKHWP500B
CHYHBH05O
CHYHBH08O
Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit in en uit
de site te kunnen dragen.
6.2.1Vereisten inzake de plaats waar de
binnenunit geïnstalleerd wordt
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen:
Maximum toegestane lengte voor de
koelmiddelleidingen tussen de binnenunit en de
buitenunit
Minimum toegestane lengte voor de
koelmiddelleidingen tussen de binnenunit en de
buitenunit
Maximum toegestaan hoogteverschil tussen de
binnenunit en de buitenunit
Maximale equivalente leidinglengte tussen de 3wegklep en de binnenunit (voor installaties met
warmtapwatertank)
Maximale equivalente leidinglengte tussen de
warmtapwatertank en de binnenunit (voor
installaties met warmtapwatertank)
(a) Leidingdiameter 0,75".
▪ Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde
ruimte:
25m
3m
15m
3m
10m
(a)
(a)
6Voorbereiding
6.1Overzicht: Voorbereiding
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet
weten alvorens u ter plaatse gaat.
Het bevat informatie over:
▪ De installatieplaats voorbereiden
▪ De koelmiddelleidingen voorbereiden
▪ De waterleidingen voorbereiden
▪ De elektrische bedrading voorbereiden
6.2Installatieplaats voorbereiden
Installeer de unit NIET op een plaats die vaak als werkplaats wordt
gebruikt. Wanneer bouwwerken (bijv. slijpwerk) worden uitgevoerd
waarbij veel stof wordt geproduceerd, MOET de unit worden
afgedekt.
H Afstand gemeten vanaf de vloer tot aan de onderkant van
de behuizing van de gasboiler (minimum 500mm en voor
een klepbevestigingskit: 800mm).
h Afstand gemeten vanaf de vloer tot aan de wartelmoer van
de koelmiddelleiding.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
16
Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A
4P471761-1A – 2017.10
Speciale vereisten voor R32
Door de installateur in te geven:
▪ Totale koelmiddelvulling (m
c
) (kg)
▪ Installatiehoogte (H) (m)
▪ Oppervlakte van kamer A (A
kamer A
) (m2)
Start
Gebruik tabel 1 in het hoofdstuk "Technische
gegevens" om de maximum toegestane
koelmiddelvulling (m
max
) (kg) voor kamer A
te berekenen.
Neem contact op met uw verdeler.
Gebruik tabel 3 in hoofdstuk "Technische
gegevens" en dm om de minimale
openingsoppervlakte voor natuurlijke ventilatie
tussen kamer A en kamer B te berekenen
(VA
min
) (cm2). Zorg dat u de correcte buitenunit
selecteert.
De unit kan in kamer A worden geplaatst als:
▪ 2 (permanent open) ventilatieopeningen voorzien zijn tussen kamer A en kamer B, 1 bovenaan en 1 onderaan.
▪ Opening onderaan: De onderste opening moet voldoen aan de vereiste minimumoppervlakte (VA
min
). Indien de ventilatieopening vanaf de vloer begint, moet
de hoogte ≥20 mm bedragen. De onderkant van de opening moet zich op ≤100 mm bevinden van de vloer. Minstens 50% van de vereiste oppervlakte van de
opening moet zich op <200 mm van de vloer bevinden. De volledige oppervlakte van de opening moet zich op <300 mm van de vloer bevinden.
▪ Opening bovenaan: De oppervlakte van de bovenste opening moet groter zijn dan of gelijk aan de oppervlakte van de onderste opening. De onderkant van
de bovenste opening moet zich op minstens 1,5 m boven de bovenkant van de onderste opening bevinden.
▪ Ventilatieopeningen naar buiten worden NIET beschouwd als geschikte ventilatieopeningen (de gebruiker kan ze namelijk dichtstoppen wanneer het koud is).
Voor de vereisten voor de ventilatieopeningen, zie "Vereisten voor de ventilatieopeningen" in het hoofdstuk "Technische gegevens".
De unit kan worden geïnstalleerd in kamer A
op de gespecificeerde installatiehoogte en
zonder verdere vereisten op het vlak van
kamergrootte of ventilatie.
Bepaal de hoeveelheid koelmiddel die
m
max
(dm) (kg) overschrijdt. (dm=mc–m
max
)
m
max≥mc
?
Ja
Nee
Nee
Gebruik tabel 2 in hoofdstuk "Technische
gegevens" om de totale minimum
vloeroppervlakte te berekenen (A
min totaal
) (m2)
die nodig is voor de totale koelmiddelvulling
(m
c
) op de geselecteerde installatie hoogte (H).
A
min totaal≤Akamer A+Akamer B
?
Ja
Door de installateur in te geven:
▪ Oppervlakte van kamer B (A
kamer B
) (m2)
Kamer A: Kamer waar CHYHBH is geïnstalleerd.
Kamer B: Kamer grenzend aan kamer A.
Kamer AKamer B
CHYHBH
6 Voorbereiding
Gebruik de tabellen in "15.4 Tabel 1 – Toegestane
maximumkoelmiddelvulling in een kamer: binnenunit" op pagina94,
"15.5 Tabel 2 – Minimumvloeroppervlakte: binnenunit" op
pagina 96, "15.6 Tabel 3 – Minimumoppervlakte van de
verluchtingsgaten voor natuurlijke ventilatie: binnenunit" op
pagina 97 om de nodige waarden te berekenen om ervoor te
zorgen dat uw toestel juist is geplaatst.
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A
Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule
A Minimumvloeroppervlakte voor de hybride unit (m2)
B Totale koelmiddelvulling in het systeem (kg)
H De hoogte gemeten vanaf de vloer tot aan de onderkant
van de behuizing. De grafiek is gebaseerd op de hoogte
gemeten vanaf de vloer tot aan de wartelmoer.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het
toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer), zodat het
geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt.
▪ De ondergrond moet sterk genoeg zijn om het gewicht van de unit
te dragen. Neem als gewicht het gewicht van de unit met een volle
tank voor warm tapwater.
Zorg ervoor dat in het geval van een waterlek, het water geen
schade kan berokkenen aan de installatieruimte en de omgeving.
▪ Op zeer vochtige plaatsen (rel. vochtigheid=max. 85%), bijv. een
badkamer.
▪ Op plaatsen onderhevig aan vorst. De omgevingstemperatuur
rond de binnenunit moet >5°C bedragen.
▪ De binnenunit is ontworpen om alleen binnen geïnstalleerd te
worden (in een technische kamer of soortgelijk) en bij
omgevingstemperaturen van 5~30°C in de verwarmingsstand.
6.3De koelmiddelleidingen
voorbereiden
6.3.1Vereisten voor de koelmiddelleidingen
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
▪ Materiaal leidingen: Met fosforzuur gedeoxideerd naadloos
Als de temperatuur hoger is dan 30°C en de vochtigheid meer
dan80% bedraagt, moet het isolatiemateriaal minstens 20mm dik
zijn om condensatie aan de oppervlakte van de isolatie te
voorkomen.
Gebruik afzonderlijke warmte-isolatiebuizen voor de koelvloeistof- en
koelgasleidingen.
Binnendiameter van
Isolatiedikte (t)
de isolatie (Øi)
Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A
4P471761-1A – 2017.10
6 Voorbereiding
M
89°C
RAD1 RAD2 RAD3
95°C
65°C
abd e
j
k
i
cfg
FCU1
FCU2
FCU3
hg
l
6.4De waterleidingen voorbereiden
6.4.1Vereisten voor de watercircuits
▪ De leidingen aansluiten – Wetgeving. Maak alle
leidingaansluitingen overeenkomstig de toepasselijke wetgeving
en de aanwijzingen in hoofdstuk “Installatie” en houd hierbij
rekening met de waterinlaat en -uitlaat.
▪ De leidingen aansluiten – Kracht. Oefen GEEN overdreven
kracht uit wanneer u de leidingen aansluit. Vervormde leidingen
kunnen storingen in de unit veroorzaken.
▪ De leidingen aansluiten – Gereedschappen. Gebruik alleen
gereedschap dat voor koper geschikt is, aangezien koper een
zacht materiaal is. ANDERS kunnen buizen beschadigd worden.
▪ De leidingen aansluiten – Lucht, vochtigheid, stof. Als lucht,
vocht of stof in het circuit terechtkomt, kunnen storingen ontstaan.
Om dit te voorkomen:
▪ gebruik alleen schone buizen;
▪ houd de uiteinden van de leidingen omlaag tijdens het
verwijderen van bramen;
▪ dek de uiteinden van de leiding af wanneer u de leiding door
een muur steekt, zodat stof noch vuil in de leiding kan
indringen;
▪ gebruik een goed draadafdichtmiddel om verbindingen
waterdicht te maken.
▪ Gesloten circuit. Gebruik de binnenunit ALLEEN in een gesloten
waterinstallatie. Het systeem in een open waterinstallatie
gebruiken zou overmatige corrosie als gevolg hebben.
▪ Lengte van de leidingen. Wij adviseren de leidingen tussen de
tank voor warm tapwater en het afnamepunt van het warme water
(douche, bad enz.) zo kort mogelijk te maken en doodlopende
stukken te vermijden.
▪ Diameter van de leidingen. Selecteer de diameter voor de
waterleidingen op basis van het vereiste waterdebiet en de
beschikbare externe statische druk van de pomp. Zie
"15 Technische gegevens" op pagina 89 voor de grafieken voor
de externe statische drukken voor de binnenunit.
▪ Ter plaatse te voorziene onderdelen – Water. Gebruik alleen
materialen die compatibel zijn met water dat in de installatie
gebruikt wordt en met de materialen van de binnenunit.
▪ Ter plaatse te voorziene onderdelen – Waterdruk en -
temperatuur. Controleer of alle componenten in de lokale
leidingen bestand zijn tegen de waterdruk en watertemperatuur.
▪ Watertemperatuur – Warmtepompconvectoren.Indien
warmtepompconvectoren worden aangesloten, mag de
temperatuur van het water in de convectoren NIET hoger worden
dan 65°C. Plaats zo nodig een thermostatisch geregelde klep.
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
OPMERKING
Wanneer kunststofleidingen worden gebruikt, zorg ervoor
dat deze zuurstofdiffusiedicht zijn overeenkomstig
DIN4726. De diffusie van zuurstof naar de leidingen kan
overmatige corrosie veroorzaken.
INFORMATIE
De volgende afbeelding is een voorbeeld en stemt mogelijk
NIET overeen met de lay-out van uw installatie.
a Buitenunit
b Binnenunit
c Warmtewisselaar
d Ketel
e Omloopklep
f Pomp
g Afsluiter (ter plaatse te voorzien)
h Gemotoriseerde 3-wegklep (in optieskit)
i Verdeelstuk
j Tank voor warm tapwater (optie)
k Warmtewisselaarspoel
l Unit met rechtstreekse expansie
FCU1...3 Ventilatorconvector (optie)
RAD1…3 Radiator (ter plaatse te voorzien)
▪ Aftappen – Lage punten. Voorzie aftappunten op alle lage
punten van de installatie om het watercircuit volledig te kunnen
aflaten.
▪ Ontluchtingspunten. Voorzie ontluchtingspunten op alle hoge
punten van de installatie; deze punten moeten voor onderhoud
gemakkelijk bereikbaar zijn. De binnenunit is voorzien van een
automatische ontluchting. Controleer of deze ontluchtingsklep
NIET te hard is vastgedraaid, zodat het watercircuit automatisch
ontlucht kan worden.
▪ Onderdelen met een zinklaag. Gebruik nooit onderdelen met
een zinklaag in het watercircuit. Aangezien het watercircuit in de
unit uit koperen buizen bestaat, kan anders overmatige corrosie
optreden.
▪ Niet-koperen metalen leidingen. Wanneer ook niet-koperen
metalen leidingen gebruikt worden, isoleer dan elke koperen
leiding goed van elke niet-koperen leiding, zodat ze NIET met
elkaar in contact kunnen komen. Dit, om galvanische corrosie te
vermijden.
▪ Afsluiter – De circuits van elkaar scheiden. Wanneer een 3-
wegklep in het watercircuit gebruikt wordt, zorg ervoor dat het
warmtapwatercircuit en het circuit van de vloerverwarming volledig
gescheiden zijn.
▪ Klep – Omschakeltijd. Wanneer een 2-wegklep of 3-wegklep in
het watercircuit gebruikt wordt, moet de maximale omschakeltijd
van de klep minder dan 60seconden bedragen.
▪ Filter. Het is ten zeerste aangewezen een additionele filter in het
watercircuit van de verwarming te monteren. Om daarbij stukjes
metaal afkomstig uit de vuile verwarmingsleidingen te verwijderen,
wordt geadviseerd een magneet- of cycloonfilter te gebruiken om
fijne deeltjes te verwijderen. Kleine deeltjes kunnen de unit
beschadigen en worden NIET door de standaardfilter van de
warmtepompinstallatie verwijderd.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
19
6 Voorbereiding
c
d
ab
RAD1 RAD2 RAD3
T
95°C
abd e
hg
cf
gi
50
0.3
0.4
0.6
0.8
1
1.2
1.4
1.6
1.8
2
2.2
2.4
2.6
1001502002503003504004500
a
b
▪ Vuilafscheider – Oude verwarmingsinstallaties. In geval van
oude verwarmingsinstallaties, wordt er geadviseerd om een
vuilafscheider te gebruiken. Vuil of bezinksel van de
verwarmingsinstallatie kan de unit beschadigen en de levensduur
ervan verkorten. Het circuit van het warm tapwater kan ook met
een filter worden beveiligd om storingen tijdens het bereiden van
warm tapwater te voorkomen.
▪ Warmtapwatertank – Capaciteit. Om geen watergebrek te
hebben, is het belangrijk dat de opslagcapaciteit van de tank voor
warm tapwater groot genoeg is om aan de dagelijkse behoefte
aan warm tapwater te voldoen.
▪ Warmtapwatertank – Na de installatie. Onmiddellijk na de
installatie moet de tank voor warm tapwater gespoeld worden met
koud water. Deze procedure moet de eerste 5 opeenvolgende
dagen na de installatie minstens eenmaal per dag herhaald
worden.
▪ Warmtapwatertank – Stilstandperiodes. Als er gedurende
langere periodes geen warm water wordt verbruikt, MOET de
apparatuur voor gebruik gespoeld worden met koud water.
▪ Warmtapwatertank – Desinfectie. Voor de desinfectiefunctie van
de warmtapwatertank, raadpleeg "Het warm tapwater regelen:
geavanceerd"op pagina59.
▪ Warmtapwatertank – Installatie van een tank van derden.
Wanneer u een tank van derden installeert, moet u rekening
houden met de volgende vereisten:
▪ convectorformaat moet ≥0,45m2 zijn,
▪ waterleiding is ≥3/4" om hoge drukvallen te voorkomen,
▪ op de juiste plaats (boven de verwarmingsconvector) is een
sensorzak voorzien. De sensor van de tank mag niet in contact
komen met water.
▪ maximaal tankinstelpunt voor een tank van derden is 60°C,
▪ in geval van een elektrische verwarming in de tank moet u
ervoor zorgen dat deze correct is geïnstalleerd (boven de
verwarmingsconvector).
Zie de installatiehandleiding van de warm tapwatertank voor meer
informatie.
▪ Thermostatische mengkranen. Conform de geldende wetgeving
moeten er mogelijk thermostatische mengkranen worden
geïnstalleerd.
▪ Voorzorgsmaatregelen inzake hygiëne. De installatie moet
voldoen aan de geldende wetgeving en vereist mogelijk
bijkomende voorzorgsmaatregelen voor een hygiënische
installatie.
▪ Hercirculatiepomp. Conform de geldende wetgeving kan het
mogelijk zijn dat een hercirculatiepomp geplaatst moet worden
tussen het warmwaterafnamepunt en de hercirculatieverbinding
van de tank voor warm tapwater.
6.4.3Het watervolume en waterdebiet
controleren
De binnenunit heeft een expansievat van 10 liter met een vooraf
ingestelde voordruk van 1bar.
Om zeker te zijn dat de unit naar behoren werkt:
▪ moet u het minimum en het maximum watervolume controleren;
▪ moet u mogelijk de voordruk van het expansievat aanpassen.
Minimum watervolume
Controleer of het totale watervolume in de installatie minimum
13,5liter bedraagt, waarbij het watervolume in de binnenunit NIET
inbegrepen is.
INFORMATIE
Voor kritieke processen of in kamers met een grote
warmtebelasting kan extra watervolume vereist zijn.
OPMERKING
Wanneer de circulatie in elke ruimteverwarming-/
koelingslus geregeld wordt door op afstand bediende
kleppen, is het belangrijk dat dit minimum watervolume
behouden blijft, zelfs wanneer alle kleppen dicht zijn.
a Buitenunit
b Binnenunit
c Warmtewisselaar
d Ketel
e Omloopklep
f Pomp
g Afsluiter (ter plaatse te voorzien)
h Verdeelstuk
i Omloopklep (ter plaatse te voorzien)
RAD1…3 Radiator (ter plaatse te voorzien)
Maximum watervolume
Gebruik de volgende grafiek om het maximum watervolume voor de
berekende voordruk te bepalen.
6.4.2Formule om de voordruk van het
De voordruk (Pg) van het expansievat hangt af van het
hoogteverschil (H) van de installatie:
Pg=0,3+(H/10) (bar)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
20
a Hercirculatieverbinding
b Warmwateraansluiting
c Douche
d Hercirculatiepomp
expansievat te berekenen
a Voordruk (bar)
b Maximum watervolume (l)
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A
Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule
4P471761-1A – 2017.10
6 Voorbereiding
a
Maximum aanvoerwatertemperatuur van 55°C voor
vloerverwarmingstoepassingen
Maximum aanvoerwatertemperatuur van 80°C voor
radiatortoepassingen
Voorbeeld voor vloerverwarmingstoepassingen: Maximum
watervolume en voordruk in expansievat wanneer 55°C
Hoogteversc
hil
installatie
(a)
≤280l>280l
≤7mDe voordruk moet niet
bijgeregeld worden.
Watervolume
Doe het volgende:
▪ Verlaag de voordruk.
▪ Controleer of het
watervolume NIET
groter is dan het
maximum toegestaan
watervolume.
>7mDoe het volgende:
▪ Verhoog de voordruk.
▪ Controleer of het
watervolume NIET
groter is dan het
Het expansievat van de
binnenunit is te klein voor
de installatie. In dit geval
wordt er geadviseerd om
een extra vat buiten de
unit te installeren.
maximum toegestaan
watervolume.
(a) Er is een hoogteverschil (m) tussen het hoogste punt van
het watercircuit en de binnenunit. Als de binnenunit zich op
het hoogste punt van de installatie bevindt, bedraagt de
installatiehoogte 0m.
Voorbeeld voor vloerverwarmingstoepassingen: Maximum
watervolume en voordruk in expansievat wanneer 80°C
Minimum nodig waterdebiet
Modellen 05+089l/min
Zie de aanbevolen procedure zoals beschreven in "10.4 Checklist
tijdens inbedrijfstelling"op pagina73.
6.4.4De voordruk van het expansievat wijzigen
OPMERKING
Alleen een erkende installateur mag de voordruk in het
expansievat aanpassen.
Indien de standaard ingestelde voordruk in het expansievat (1bar)
bijgeregeld moet worden, houd dan rekening met de volgende
richtlijnen:
▪ Gebruik alleen droge stikstof om de voordruk in het expansievat
bij te regelen.
▪ Een verkeerde instelling van de voordruk in het expansievat leidt
tot storingen in de installatie.
Om de voordruk in het expansievat te wijzigen, verlaag of verhoog
de druk van het stikstof via de Schrader-klep van het expansievat.
Hoogteversc
hil
installatie
(a)
≤140l>140l
≤7mDe voordruk moet niet
bijgeregeld worden.
Watervolume
Doe het volgende:
▪ Verlaag de voordruk.
▪ Controleer of het
watervolume NIET
groter is dan het
maximum toegestaan
watervolume.
>7mDoe het volgende:
▪ Verhoog de voordruk.
▪ Controleer of het
watervolume NIET
groter is dan het
Het expansievat van de
binnenunit is te klein voor
de installatie. In dit geval
wordt er geadviseerd om
een extra vat buiten de
unit te installeren.
maximum toegestaan
watervolume.
(a) Er is een hoogteverschil (m) tussen het hoogste punt van
het watercircuit en de binnenunit. Als de binnenunit zich op
het hoogste punt van de installatie bevindt, bedraagt de
installatiehoogte 0m.
Minimum debiet
Controleer of het minimum debiet (vereist tijdens ontdooien/backupverwarming) in de installatie gegarandeerd is in alle
omstandigheden.
OPMERKING
Wanneer de circulatie in alle of bepaalde
ruimteverwarmingslussen geregeld wordt door op afstand
bediende kleppen, is het belangrijk dat dit minimum debiet
behouden blijft, zelfs wanneer alle kleppen dicht zijn.
Indien het minimum debiet niet kan worden bereikt, zal er
een debietfout 7H worden gegenereerd (geen verwarming/
bediening).
a Schrader-klep
6.4.5Het watervolume controleren:
voorbeelden
Voorbeeld 1
De binnenunit is 5 m onder het hoogste punt in het watercircuit
geïnstalleerd. Het totale watervolume in het watercircuit bedraagt
100l.
Er zijn geen acties of aanpassingen nodig voor
vloerverwarmingslussen of radiatoren.
Voorbeeld 2
De binnenunit is op het hoogste punt in het watercircuit
geïnstalleerd. Het totale watervolume in het watercircuit bedraagt
350l. Er zijn radiatoren geplaatst, gebruik dus de grafiek voor 80°C.
Acties:
▪ Omdat het totale watervolume (350 l) meer bedraagt dat het
standaard watervolume (140 l), moet de voordruk verlaagd
worden.
▪ De vereiste voordruk bedraagt:
Pg = (0,3+(H/10))bar = (0,3+(0/10))bar=0,3bar.
▪ Het overeenstemmend maximum watervolume aan 0,3 bar
bedraagt 205l. (Zie hoger op de grafiek in het hoofdstuk).
▪ Omdat 350l meer is dan 205l, is het expansievat te klein voor de
installatie. Monteer daarom een extra vat buiten de installatie.
6.5.1Over het voorbereiden van de elektrische
bedrading
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
WAARSCHUWING
▪ Als de voeding een ontbrekende of een verkeerde
nulfase heeft, Kan de apparatuur defect raken.
6.5.3Overzicht van de elektrische verbindingen
De volgende afbeelding illustreert de nodige ter plaatse te voorziene
bedrading.
1 Elektrische voeding voor buitenunit
2 Elektrische voeding en doorverbindingskabel naar
binnenunit
3 Elektrische voeding voor gasboiler
voor de uitwendige en inwendige
stelmotoren
INFORMATIE
De volgende afbeelding is een voorbeeld en stemt mogelijk
NIET overeen met de lay-out van uw installatie.
▪ Sluit correct op de aarde aan. Aard de unit NIET via
een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de
aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
elektrische schokken veroorzaken.
▪ Plaats de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers.
▪ Bevestig de elektrische bedrading met kabelbinders,
zodat deze NIET in contact kan komen met scherpe
randen of buizen, vooral langs de hogedrukzijde.
▪ Gebruik GEEN draden met tape, geen gevlochten
geleiders, geen verlengkabels en geen aansluitingen
van een sterinstallatie. Deze kunnen zorgen voor
oververhitting of elektrische schokken of brand
veroorzaken.
▪ Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat
deze unit een inverter bevat. Een
fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties
en kan ongevallen veroorzaken.
WAARSCHUWING
▪ Al de bedrading MOET door een erkende elektricien
uitgevoerd worden en MOET voldoen aan de geldende
wetgeving.
▪ Maak elektrische verbindingen op de bevestigde
bedrading.
▪ Alle op de site geleverde componenten en alle
elektrische constructies MOETEN voldoen aan de
geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Gebruik ALTIJD een meeraderige kabel als
stroomtoevoerkabel.
6.5.2Overzicht van de elektrische
verbindingen, behalve de uitwendige
stelmotoren
Elektrische voeding
Onderde
el
Elektrische voeding van buitenunit en binnenunit
1Elektrische voeding
2Elektrische voeding en
3Elektrische voeding
Gebruikersinterface
4Gebruikersinterface2
Optionele uitrustingen
53‑wegsklep3100mA
6Thermistortank voor
7Kamerthermostaat/
a Buitenunit
b Binnenunit
c Gasboiler
d Warmtapwatertank
BeschrijvingDradenMaximumstr
2+GND
(a)
voor buitenunit
3+GND
(g)
doorverbindingskabel
naar binnenunit
2+GND
(c)
gasketel
(f)
2
(d)
warm tapwater
3 of 4100mA
oom in
functie
(b)
(b)
warmtepompconvector
8Buitenomgevingstempe
2
(b)
ratuursensor
eratuursensor
9Binnenomgevingstemp
2
(b)
Ter plaatse te voorziene onderdelen
Uitgebreide handleiding voor de installateur
22
a Elektrische voeding
10Afsluiter2100mA
11Pomp voor warm
2
tapwater
12Alarmuitgang2
Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A
4P471761-1A – 2017.10
(b)
(b)
(b)
7 Installatie
2×
2×
2
4
5
3
Onderde
el
13Omschakeling naar
14Bediening
15Veiligheidsthermostaat 2
BeschrijvingDradenMaximumstr
2
externe
warmtebronregeling
2
ruimteverwarming
(a) Zie naamplaatje op buitenunit.
(b) Minimum kabeldoorsnede 0,75mm².
(c) Gebruik de bij de ketel meegeleverde kabel.
(d) De thermistor en aansluitdraad (12m) worden bij de tank
voor warm tapwater geleverd.
(e) Kabeldoorsnede 0,75mm² tot 1,25mm², maximumlengte:
50m. Een spanningsvrij contact zorgt voor de minimale
belasting van 15VDC gelijkstroom, 10mA.
(f) Kabeldoorsnede 0,75mm² tot 1,25mm²; maximumlengte:
500m. Geschikt om zowel de enkele gebruikersinterface
als de dubbele gebruikersinterface aan te sluiten.
(g) Kabeldoorsnede 1,5mm2; maximumlengte: 50m.
OPMERKING
Meer technische specificaties van de verschillende
aansluitingen staan vermeld op de binnenzijde van de
binnenunit.
7Installatie
(b)
(b)
(e)
oom in
functie
7.2De units openen
7.2.1Over het openen van de units
Soms moet u de unit openen. Voorbeeld:
▪ Wanneer u de elektrische bedrading moet aansluiten
▪ Wanneer u onderhoudswerkzaamheden op de unit moet uitvoeren
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
7.2.2Het deksel van de schakelkast van de
binnenunit openen
1 Verwijder het zijpaneel aan de rechterkant van de binnenunit.
Het zijpaneel is vastgemaakt aan de onderkant met 1 schroef.
2 Verwijder de bovenste en onderste schroef op het zijpaneel van
de schakelkast.
3 Het rechterpaneel van de schakelkast gaat open.
4 Verwijder de bovenste en onderste schroef op het voorpaneel
van de schakelkast.
5 Het voorpaneel van de schakelkast gaat open.
7.1Overzicht: Installatie
Dit hoofdstuk beschrijft wat u ter plaatse moet doen en kennen om
het systeem te installeren.
Typische werkstroom
De installatie omvat typisch de volgende stappen:
1De buitenunit monteren.
2De binnenunit monteren.
3De gasboiler bevestigen.
4De condenswaterleiding aansluiten.
5De koelmiddelleidingen aansluiten.
6De koelmiddelleidingen controleren.
7Met koelmiddel vullen.
8De waterleidingen aansluiten.
9De elektrische bedrading aansluiten.
10 De gasleidingen aansluiten.
11 De ketel aansluiten op het schoorsteengassysteem.
12 De buiteninstallatie afwerken.
13 De binneninstallatie afwerken.
14 Voltooien van de gasboilerinstallatie.
INFORMATIE
Afhankelijk van de units en/of de omstandigheden van de
installatie, moet de elektrische bedrading aangesloten zijn
alvorens u koelmiddel kunt bijvullen.
INFORMATIE
Het is NIET mogelijk de binnenunit voor 1 kamer alleen
aan te sluiten. Zorg ervoor dat er binnenunits van minstens
2kamers worden aangesloten.
De hybride voor multi wordt beschouwd als 1 kameraansluiting.
Voor de juiste combinatie, zie de combinatietabel en de
installatiehandleiding van de hybride voor multi.
Wanneer de ketel is geïnstalleerd en er toegang tot de schakelkast
vereist is, volg dan de onderstaande stappen.
6 Verwijder de bovenste en onderste schroef op het zijpaneel van
de schakelkast.
7 Verwijder de schakelkast van de unit.
8 Haak de schakelkast aan de zijkant van de unit met de
1 Open de afdekking van het display.
2 Schroef beide schroeven vast.
3 Hef het frontpaneel naar u toe op en verwijder het voorpaneel.
7.3.1Over het monteren van de binnenunit
Wanneer
De buitenunit en binnenunit moet worden gemonteerd alvorens de
koelmiddel- en waterleidingen kunnen worden aangesloten.
Typische werkstroom
De binnenunit monteren omvat typisch de volgende stappen:
1De binnenunit installeren.
7.3.2Voorzorgen bij het monteren van de
binnenunit
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
7.3.3De binnenunit plaatsen
1 Plaats de installatiemal (zie doos) tegen de muur en volg
onderstaande stappen zoals geïllustreerd.
7.2.4Het deksel van de schakelkast van de
gasketel openen
1 Open de gasketel, zie "7.2.3 De gasketel openen" op
pagina24.
2 Trek de ketelcontrollerunit naar voren. De ketelcontroller zal
naar beneden kantelen om toegang te verschaffen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
24
2 Bevestig de muurbeugel aan de muur met 2 M8-bouten.
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A
Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule
4P471761-1A – 2017.10
2×
3 Hef de unit op.
30kg
36kg
7 Installatie
7.4De gasketel bevestigen
4 Kantel het bovenste gedeelte van de unit tegen de muur op de
plaats van de muurbeugel.
5 Schuif de beugel op de achterkant van de unit over de
muurbeugel. Controleer of de unit goed vastzit. U kunt de
onderkant van de unit extra vastmaken met 2 M8-bouten.
6 De unit is bevestigd aan de muur.
INFORMATIE
Verwijder de bovenste plaat van de binnenunit om de
gasboiler gemakkelijker te kunnen installeren.
7.4.1De gasketel installeren
1 Til de unit uit de verpakking.
2 Verwijder de bovenste plaat van de binnenunit.
3 De beugel om de ketel te bevestigen op de
warmtepompmodule is reeds bevestigd op de achterzijde van
de gasboiler.
4 Hef de ketel op. Een persoon heft de gasboiler op aan de
linkerkant (linkerkant bovenaan en rechterkant onderaan) en
een andere persoon heft de gasboiler op aan de rechterkant
(linkerkant onderaan en rechterkant bovenaan).
5 Kantel de bovenzijde van de unit bij de positie van de
6 Schuif de ketel naar beneden om de ketelbeugel op de
bevestigingsbeugel van de binnenunit te plaatsen.
4 Sluit de flexibele buis (indien van toepassing met de
overloopleiding van de drukveiligheidsklep) aan op de afvoer
via een open aansluiting.
7 Zorg dat de gasboiler correct is bevestigd en correct uitgelijnd
met de binnenunit.
7.4.2De condensatieopvangbak installeren
INFORMATIE
De ketel is voorzien van een flexibele leiding van 25 mm
op de condensatieopvangbak.
Voorwaarde: De boiler MOET eerst worden geopend vooraleer de
condentatieopvangbak te plaatsen.
1 Plaats de flexibele leiding (toebehoren) op de uitlaat van de
condensatieopvangbak.
2 Vul de condensatieopvangbak met water.
3 Schuif de condensatieopvangbak zo ver mogelijk omhoog op
de condensatieafvoerconnector onder de gasketel.
WAARSCHUWING
▪ Vul de condensatieopvangbak ALTIJD met water en
plaats deze op de ketel alvorens de ketel op te starten.
Zie de onderstaande illustratie.
▪ Door de condensatieopvangbak NIET te plaatsen of te
vullen, kunnen schoorsteengassen in de
installatiekamer terechtkomen en gevaarlijke situaties
ontstaan!
▪ Om de condensatieopvangbak te plaatsen MOET het
voorste deksel naar voren worden getrokken of volledig
verwijderd.
OPMERKING
Er wordt geadviseerd eventuele externe
condensatieleidingen te isoleren en te vergroten tot
Ø32mm om te voorkomen dat het condenswater bevriest.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
26
Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A
4P471761-1A – 2017.10
7.5Condensatieleidingen
Ø22 mm
a
b
c
a
b
c
d
≥75 mm
Ø22 mm
100 mm
Ø22 mm
c
≥75 mm
a
b
d
e
INFORMATIE
Het condensatieafvoersysteem MOET van plastic gemaakt
zijn; er mogen geen andere materialen worden gebruikt.
De afvoerbuis MOET een minimale gradiënt van 5~20mm/
m hebben. Condensatieafvoer via de goot is NIET
toegelaten vanwege het risico van bevriezing en de
mogelijke schade aan de materialen.
7.5.1Interne aansluitingen
Indien mogelijk moet de condensatieafvoerleiding zo worden geleid
en eindigen dat het condenswater door de zwaartekracht weg van
de ketel stroomt naar een geschikt intern afvoerpunt voor afvalwater,
zoals een interne goot- en ontluchtingspijp. Een geschikte
permanente aansluiting op de afvalwaterpijp moet worden gebruikt.
a Condensatieafvoer van ketel
b Goot- en ontluchtingspijp
c Minimum 450 mm en tot 3 verdiepingen
Als de eerste optie NIET mogelijk is, kan er een interne keuken- of
badkamerafvalleiding, wasmachineleiding worden gebruikt. Zorg dat
de condensatieafvoerleiding stroomafwaarts van de afvalopvangbak
is aangesloten.
7 Installatie
a Condensatieafvoer van ketel
b Goot- en ontluchtingspijp
c Gootsteen of wasbak met ingebouwde overloop
d 75mm afvalopvangbak en luchtstop
e Condensatiepomp
7.5.2Externe aansluitingen
Als een externe condensatieafvoerpijp wordt gebruikt, moeten de
volgende voorzorgsmaatregelen worden genomen om bevriezing te
voorkomen:
▪ De pijp moet zo ver mogelijk intern lopen alvorens naar buiten te
gaan. De pijpdiameter moet worden vergroot tot een minimale
binnendiameter van 30 mm (buitendiameter gewoonlijk 32 mm)
voordat deze door de muur gaat.
▪ Het externe gedeelte moet zo kort mogelijk worden gehouden en
moet zo verticaal mogelijk naar het afvoerpunt lopen. Houd er
rekening mee dat er geen horizontaal gedeelte mag zijn waarin
condenswater zich kan verzamelen.
▪ De externe pijp moet geïsoleerd zijn. Gebruik een geschikte
watervaste en weersbestendige isolatie (pijpisolatie “Klasse O” is
hiervoor geschikt).
▪ Het gebruik van koppelstukken en bochtstukken moet zoveel
mogelijk worden beperkt. Eventuele interne bramen moeten
worden verwijderd zodat het interne pijpgedeelte zo vlak mogelijk
is.
a Condensatieafvoer van ketel
b Goot- en ontluchtingspijp
c Gootsteen of wasbak met geïntegreerde overloop
d 75 mm afvalopvangbak en luchtstop
Condensatiepomp
Waar afvoer door zwaartekracht naar een intern eindpunt NIET
fysiek mogelijk is of waar zeer lange interne afvoerleidingen nodig
zouden zijn om een geschikt afvoerpunt te bereiken, moet
condenswater worden verwijderd met behulp van een zelf te
voorziene condensatiepomp (ter plaatse te voorzien).
De pompuitlaatleiding moet afvoeren naar een geschikt intern
afvoerpunt voor afvalwater zoals een interne goot- en
ontluchtingspijp, interne keukenafvoerpijp, badkamerafvoerpijp of
wasmachineafvoerpijp. Een geschikte permanente aansluiting op de
afvalwaterpijp moet worden gebruikt.
7.6.1Over het aansluiten van de
koelmiddelleidingen
Alvorens de koelmiddelleidingen aan te sluiten
Controleer of de buitenunit en binnenunit gemonteerd zijn.
Typische werkstroom
De koelmiddelleiding aansluiten betekent:
▪ De koelmiddelleiding op de buitenunit aansluiten
▪ De koelmiddelleiding op de binnenunit aansluiten
▪ De koelmiddelleiding isoleren
▪ Houd rekening met de richtlijnen voor:
▪ Buigen van leidingen
▪ Leidinguiteinden optrompen
▪ Soldeersel
▪ Gebruik van de afsluiters
Uitgebreide handleiding voor de installateur
27
7 Installatie
ab
c
d
R=0.4~0.8
45°
±2
90°
±2
A
7.6.2Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten
van koelmiddelleidingen
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
VOORZICHTIG
▪ Gebruik GEEN minerale olie op het verbreed uiteinde
van de koelmiddelleiding.
▪ Gebruik NIET opnieuw een leiding afkomstig van vorige
installaties.
▪ Installeer NOOIT een droger op deze R32-unit om zijn
levensduur te kunnen garanderen. Het droogmateriaal
kan oplossen en het systeem beschadigen.
VOORZICHTIG
▪ Gebruik de wartelmoer bevestigd op de hoofdunit.
▪ Om geen gaslekken te hebben, breng alleen
onbevriesbare olie aan op de binnenkant van de
wartelmoer/verbreed gedeelte. Gebruik onbevriesbare
olie voor R32.
▪ Hergebruik geen verbindingen.
OPMERKING
Houd rekening met de volgende voorzorgen met
betrekking tot de koelmiddelleiding:
▪ Zorg ervoor dat nooit ander koelmiddel dan het
aangewezen koelmiddel in de koelmiddelcyclus
vermengd wordt (bijv. lucht).
▪ Gebruik uitsluitend R32 wanneer u koelmiddel moet
bijvullen.
▪ Gebruik uitsluitend installatiegereedschap (bijv.
manometers voor het verdeelstuk) dat enkel en alleen
voor R32-installaties bedoeld is, zodat het de druk kan
weerstaan en er geen vreemde stoffen (zoals minerale
oliën en vocht) in het systeem kunnen terechtkomen.
▪ De leiding dient zo gemonteerd te worden dat haar
verbreed uiteinde NIET aan mechanische spanningen
onderhevig is.
▪ Bescherm de leiding zoals beschreven in de volgende
tabel om te vermijden dat vuil, vloeistof of stof in de
leiding terecht zou komen.
▪ Wees voorzichtig wanneer u koperbuizen doorheen
muren schuift (zie afbeelding hieronder).
ToestelInstallatieperiodeBeschermingsmeth
ode
Buitenunit>1maandDe leiding
dichtknijpen
<1maandDe leiding
BinnenunitOngeacht de periode
dichtknijpen of met
kleefband afdichten
INFORMATIE
Open de afsluiter van het koelmiddel NIET vooraleer de
koelmiddelleiding gecontroleerd te hebben. Wanneer u
koelmiddel moet bijvullen, wordt geadviseerd de afsluiter
van het koelmiddel te openen vooraleer bij te vullen.
WAARSCHUWING
Maak de koelmiddelleidingen stevig vast alvorens de
compressor te laten werken. Indien de koelmiddelleidingen
niet (goed) aangesloten zijn en de afsluiter staat open
wanneer de compressor begint te werken, wordt lucht
ingezogen, waardoor de druk in de koelmiddelcyclus
abnormaal wordt, hetgeen de apparatuur kan beschadigen
en zelfs iemand verwonden.
7.6.3Richtlijnen bij het aansluiten van
koelmiddelleidingen
Houd rekening met de volgende richtlijnen wanneer u buizen
aansluit:
▪ Bestrijk de binnenkant van de verbreding met etherolie of esterolie
wanneer u een voor verbrede uiteinden bedoelde moer aanhaalt.
Draai eerst 3 of 4 toeren met de hand vast vooraleer stevig vast te
draaien.
▪ Gebruik altijd 2 sleutels tezamen om een voor verbrede uiteinden
bedoelde moer los te draaien.
▪ Gebruik altijd samen een moersleutel en een momentsleutel om
deze moer aan te halen wanneer u de leiding aansluit. Op die
manier zal de moer niet scheuren en lekken.
a Momentsleutel
b Moersleutel
c Verbinding van de leidingen
d Voor verbrede uiteinden bedoelde moer
Gebruik een buisbuiger om bochten te maken. Alle buisbochten
moeten zo zacht mogelijk zijn (de bochtstraal moet 30~40 mm
bedragen of meer zelfs).
Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A
4P471761-1A – 2017.10
7 Installatie
ab
A
ab
c
abcde
f
f
c
d
a
b
a
b
7.6.5Het uiteinde van een buis verbreden
VOORZICHTIG
▪ Een onvolledige verbreding kan lekken van koelgas
veroorzaken.
▪ Gebruik getrompte buizen NIET opnieuw. Gebruik
nieuwe getrompte buizen om ervoor te zorgen dat geen
koelgas kan lekken.
▪ Gebruik de getrompte moeren die bij de unit werden
meegeleverd. Andere getrompte moeren gebruiken kan
koelgaslekken veroorzaken.
1 Snijd het uiteinde van de buis af met een buissnijder.
2 Verwijder de bramen en houd daarbij het afgesneden vlak naar
beneden zodat er geen bramen in de buis kunnen komen.
a Snijd exact af in rechte hoeken.
b Verwijder de bramen.
3 Verwijder de getrompte moer van de afsluiter en zet de
getrompte moer op de buis.
4 Verbreed de buis. Verbreed exact op de plaats zoals getoond
op de volgende afbeelding.
5 Controleer of de verbreding goed werd uitgevoerd.
▪ Gebruik GEEN vloeimiddel bij het hardsolderen van koper-op-
koper koelmiddelleidingen. Gebruik fosforkoper toevoegmetaal
(BCuP), waarbij geen vloeimiddel wordt vereist.
Vloeimiddel heeft een uitermate schadelijke invloed op
koelmiddelleidingsystemen. Zo zal een vloeimiddel op chloorbasis
corrosie van de leidingen veroorzaken, of als het fluor bevat, zal
het de koelmiddelolie aantasten.
7.6.7Gebruik van de afsluiter en servicepoort
Omgaan met de afsluiter
Houd rekening met de volgende richtlijnen:
▪ De afsluiters zijn standaard gesloten.
▪ De volgende afbeelding illustreert elk onderdeel nodig voor de
afsluiter.
a Servicepoort en dop van de servicepoort
b Klepsteel
c Aansluiting voor buis te plaatse
d Steeldop
▪ Houd beide afsluiters open tijdens de bewerking.
▪ Oefen NIET teveel kracht uit op de klepsteel. Anders kan de
behuizing van de afsluiter breken.
▪ Open of sluit altijd de afsluiter eerste met een moersleutel en los
schroef dan de getrompte moer los of span deze aan met een
momentsleutel. Zet de moersleutel NIET op de steeldop, omdat dit
anders voor koelmiddellekken kan zorgen.
a De binnenkant van de verbreding mag geen barsten of
gebreken vertonen.
b Het uiteinde van de buis moet gelijkmatig en volgens een
perfecte cirkel verbreed zijn.
c Controleer of de flaremoer aangebracht is.
7.6.6Het uiteinde van een buis solderen
De binnenunit en de buitenunit hebben flareverbindingen. Verbind
beide uiteinden zonder te solderen. Indien solderen nodig zou zijn,
houd dan rekening met het volgende:
▪ Doorblazen met stikstof bij het hardsolderen voorkomt belangrijke
afzettingen van een geoxideerde filmlaag op de binnenkant van
de leiding. Deze filmlaag heeft een nadelige invloed op de
kleppen en compressoren in het koelsysteem en voorkomt een
goede werking.
▪ Stel de stikstofdruk met een drukreduceerklep in op 20 kPa
(0,2bar) (d.w.z. net genoeg om te voelen op de huid).
a Koelmiddelleiding
b Te hardsolderen deel
c Tape
d Handbediende klep
e Reduceerklep
f Stikstof
▪ Gebruik GEEN anti-oxidanten bij het hardsolderen van
leidingverbindingen.
Door resten kunnen leidingen verstopt raken en kan uitrusting stuk
gaan.
▪ Wanneer verwacht wordt dat de werkdruk laag zal zijn (tijdens het
koelen bij lage buitenluchttemperaturen, bijv.), sluit dan de
getrompte moer in de afsluiter op de gasleiding voldoende af met
een siliconendichting als maatregel tegen het bevriezen.
Siliconendichting, zorg ervoor dat er geen openingen zijn.
De afsluiter openen/sluiten
1 Verwijder het deksel van de afsluiter.
2 Steek een zeskantsleutel (vloeistofzijde: 4mm, gaszijde: 6mm)
in de klepsteel en draai de klepsteel:
Linksom om te openen.
Rechtsom om te sluiten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
29
7 Installatie
b
a
3 Stop met draaien zodra de afsluiter niet meer verder draait. De
klep is nu open/dicht.
Omgaan met de steeldop
▪ De dop van de klepsteel is afgedicht op de plaatsen die met een
pijl zijn aangeduid. Beschadig dit NIET.
▪ Draai na gebruik van de afsluiter de dop van de klepsteel goed
▪ Gebruik altijd een vulslang met een drukpen omdat de
servicepoort een Schrader-klep is.
▪ Draai het servicepoortdeksel na gebruik van de servicepoort goed
vast en controleer op lekken.
OnderdeelAanhaalmoment (N∙m)
Dop van de onderhoudspoort10,8~14,7
a Aansluiting voor de koelvloeistof
b Aansluiting voor het koelgas
2 Sluit de gasafsluiter komende van de buitenunit aan op de
koelgasaansluiting van de binnenunit.
7.6.8Verloopstukken gebruiken om de
leidingen op de buitenunit aan te sluiten
Om de leidingen op de buitenunit aan te sluiten zullen (vermoedelijk)
verloopstukken nodig zijn. Raadpleeg de volgende tabel om de
nodige verloopstukken te kennen.
Raadpleeg de installatiehandleiding van de buitenunit voor meer
informatie.
Poort3MXM52
3MXM68
AXXXX
BCHYHBH05
CCHYHBH05
D—CHYHBH05
E———CHYHBH05
X De CHYHBH05 of CHYHBH08 mogen NIET worden
aangesloten.
— De CHYHBH05 of CHYHBH08 kunnen NIET worden
aangesloten.
(a) Gebruik de drukverminderaar-accessoireset van de
toebehorenzak die bij de binnenunit is geleverd.
4MXM684MXM805MXM90
(a)
XXX
(a)
CHYHBH05
(a)
CHYHBH05
CHYHBH08
(a)
CHYHBH05
CHYHBH08
X
CHYHBH05
CHYHBH08
CHYHBH08
7.6.9De koelmiddelleidingen op binnenunit
aansluiten
1 Sluit de vloeistofafsluiter komende van de buitenunit aan op de
koelvloeistofaansluiting van de binnenunit.
OPMERKING
Er wordt geadviseerd de koelmiddelleidingen tussen de
binnen- en de buitenunit in een buis te leggen of
afwerkingstape rond deze leidingen te wikkelen.
7.7De koelmiddelleiding controleren
7.7.1Over het controleren van de
koelmiddelleidingen
De interne koelmiddelleiding van de buitenunit is in de fabriek getest
op lekken. U moet alleen nog maar de externe koelmiddelleiding
van de buitenunit controleren.
Alvorens de koelmiddelleiding te controleren
Controleer of de koelmiddelleiding is aangesloten tussen de
buitenunit en de binnenunit.
Typische werkstroom
Een typische controle van de koelmiddelleiding bestaat uit de
volgende stappen:
1De koelmiddelleiding controleren op lekken.
2Alle vocht, lucht of stikstof uit de koelmiddelleiding verwijderen
door middel van vacuümdrogen.
Als de koelmiddelleiding vocht kan bevatten (bijvoorbeeld water in
de leiding), moet u eerst vacuümdrogen zoals hieronder beschreven
tot alle vocht is verwijderd.
7.7.2Voorzorgsmaatregelen bij het controleren
van koelmiddelleidingen
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
Uitgebreide handleiding voor de installateur
30
Daikin hybride voor multiwarmtepomp – warmtepompmodule
CHYHBH05+08AA + EHYKOMB33A
4P471761-1A – 2017.10
Loading...
+ 82 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.