Daikin BRR9A1V1 Installation manuals [nl]

INSTALLATION MANUAL
Communication Box
BRR9A1V1
Installation manual
Communication Box
Installationsanleitung
Kommunikationsbox
Manuel d’installation
Boitier de Communication
Installatiehandleiding
Communicatie Box
Manual de instalación
Caja de comunicación
Manuale di installazione
Casetta di comunicazione
Manual de instalação
Caixa de Comunicação
English
Deutsch
Français
Nederlands
Español
Italiano
124
X2M
ZEAS
ZEAS
ZEAS
X2M
X1M(A1P)
X1M(A1P)
A1P A1P
F1 F2
A+ B–
A1P
X1M
X3M
4
5
3
1
88
8
1
1
1
2
10
21
TO OUT / D UNITTO IN / D UNIT
F1 F2F1 F2 Q1 Q2
TO MULTI / UNIT
F1 F2
TO OUT / D UNIT
F1 F2
TO IN / D UNIT
Q1 Q2
TO MULTI / UNIT
12T1 T2 F1 F2 12T1 T2 F1 F2
1 2 5
6
7
7
87
100
40
379
8
365
6
7
2
5
9
3
1
4
1
2
9
9
1
1
1
1
11
1
1
11
8
88
8
8
8
X2M
CVP
CVP
X2M
X1M(A1P)
6
F1 F2
A+ B–
7
7
A1P
X1M
X3M
4
5
3
2
10
21
TO OUT / D UNITTO IN / D U NIT
F1 F2F1 F2 Q1 Q2
TO MULTI / UNIT
12T1 T2 F1 F2 12T1 T2 F1 F2
X2M
X2M
12T1 T2 F1 F2 12T1 T2 F1 F2
P1P2
P1P2
F1F2
P1P2
F1F2
P1P2
P1P2
F1F2
P1P2
F1F2
CVP
X1M(A1P)
TO OUT / D UNITTO IN / D U NIT
F1 F2F1 F2 Q1 Q2
TO MULTI / UNIT
1 2 5
3
1 (A, B)
7±2 mm
1
A
X3M
2
1
B
1
C
2
3
4
X1M
X3M
2 (C)
6
3
4
4
7
6
5
2 (C)
8 (D)
5
2
1
8
1 2
10
6
3
9
3
REMOTE
4
OFF
5
ON
6
LED (H1P~H8P)
7
7
D
3
2
1
11
10
9
8
LED
8
9
7
6
5
10
SS3
DS2
A1P
1 42
1007
1207
OFF
4
ON
RS-485
DS1
SS2
X2M
2 3
BS4BS1 BS3BS2 BS5
1 3
1
3
2
4
12
11
(H1P~H8P)
1
11
X205A A2P
3
2
REMOTE OFF ON
S1S
F3U
S2
F2
F1
T2
T1
X2M
5
1
2
4
12
BRR9A1V1
Communicatie Box
Installatiehandleiding
INHOUD
1. Veiligheidsmaatregelen ............................................................... 1
2. Componenten ............................................................................. 1
3. Belangrijkste specifi caties ...........................................................1
4. Installatie van de communicatie box ...........................................1
5. Elektrische bedradingswerk ........................................................ 2
5-1 Aansluiting van de transmissiebedrading
(zwakstroom; DIII) ................................................................. 2
5-2 Aansluiting van de transmissiebedrading
(zwakstroom; RS-485) ..........................................................3
5-3 Aansluiting van de voedingskabel......................................... 4
5-4 Beveiligen van de velddraden (transmissiebedrading en
voedingskabel) ...................................................................... 4
5-5 Notities .................................................................................. 4
6. Veld confi guratie ..........................................................................5
6-1 Instellen van de adressen van buiteneenheden
(ZEAS, CVP), servoversterkers en binneneenheden
(klimaatregelaar) ................................................................... 5
6-2 Confi guratie van de communicatie box ................................. 8
7. Proefdraaien van het communicatie systeem ...........................10
8. Afl evering van het product......................................................... 12
De Engelse tekst is de originele instructie. Andere talen zijn verta­lingen van de originele instructies.
Veiligheidsmaatregelen1.
Gelieve deze aanwijzingen “Veiligheidsoverwegingen” aandachtig door te lezen, voordat u de communicatie box installeert en instal­leer de eenheid op de juiste wijze. Raadpleeg de installatiehandleiding, toegevoegd aan de onder­scheiden eenheid, voor informatie over de installatie van ZEAS, CVP, servoversterkers en binneneenheden (klimaatregelaar).
Betekenis van de WAARSCHUWING en VOORZORGSMAATRE­GELEN mededelingen.
Zorg ervoor dat alle bekabeling stevig is vastgezet, het juiste type • kabel wordt gebruikt en dat er op de aansluitpunten of kabels geen druk wordt uitgeoefend. Verkeerd aangesloten of bevestigde draden kunnen abnormale warmteontwikkeling of brand veroorzaken. Bij het aanleggen van de voedingsbekabeling en het aansluiten • van de transmissiebekabeling, de bedrading zodanig plaatsen dat het deksel van de besturingskast stevig vastgezet kan worden. Als het deksel van de besturingskast niet correct bevestigd wordt, kan gevaar voor elektrische schokken, brand of oververhit­ting van de aansluitingen ontstaan. Raak de schakelaar niet aan met natte vingers.• Het aanraken van een schakelaar met natte vingers kan een elektrische schok veroorzaken.
Componenten2.
De volgende tabel toont de componenten van de communicatie box. De schroeven voor het vastzetten van de communicatie box moeten lokaal worden verkregen. Gooi de hulpstukken niet weg; ze zullen nodig zijn voor de instal­latie.
Naam Communicatie box
Hoeveel-
heid
Vor m
1 apparaat 2 unit 1 kopie
Klemmateri-
aal
Handleidingen,
enz.
Installatie-• handleiding (dit docu­ment)
WAARSCHUWING
VOORZORGSMAATREGELEN
WAARSCHUWING
Laat de installatie door uw dealer of door vakbekwaam personeel • uitvoeren. Probeer de condensor-aggregaat niet zelf te installeren. Fouten bij installatie kunnen waterlekkage, elektrische schokken of brand tot gevolg hebben. Zorg ervoor dat de unit wordt voorzien van een gescheiden voe-
• dingssysteem en dat al het werk aan de elektrische bedrading wordt uitgevoerd door erkende elektriciens en conform de landelijk geldende voorschriften en de instructies van deze installatiehand­leiding.
• Verzeker u ervan dat de communicatie box wordt geaard. Aard het apparaat niet aan een gas- of waterpijp, bliksem­afl eider of telefoon-aardkabel. Onvoldoende aarding kan elektrische schokken of brand veroorzaken. Een plotselinge schok van inslaande bliksem of iets anders kan de communicatie box beschadigen. Schakel de unit uit alvorens elektrische onderdelen aan te raken.
Het niet correct opvolgen van deze instructies kan ernstig lichamelijk letsel of een dodelijk ongeval veroorzaken.
Het niet correct opvolgen van deze instructies kan schade aan eigen­dommen of lichamelijk letsel tot gevolg hebben, dat ernstig kan zijn al naar gelang de omstandighe­den.
Belangrijkste specifi caties3.
Omgevingstemperatuur
bereik
Voeding 1 fase 220 - 240 V 50 Hz
Input 6,9 W
H 124
Afmetingen
Ombouw termische zinklaag S S
Comm. protocol
Massa 2,1 kg
Locatie Binnen geïnstalleerd
B 379 D87
–20 - 60 SDgrC
Mod bus RS-485
tweelood systeem
Installatie van de communicatie box4.
WAARSCHUWING
Raadpleeg de installatiehandleiding, toegevoegd aan de onder-• scheiden eenheid, voor informatie over de installatie van ZEAS, CVP, servoversterkers en binneneenheden (klimaatregelaar). Installeer de communicatie box conform de instructies van deze • installatiehandleiding. Fouten bij installatie kunnen waterlekkage, elektrische schokken of brand tot gevolg hebben.
Nederlands 1
Gebruik uitsluitend de voorgeschreven accessoires en onderde-• len om het toestel te installeren. Het niet gebruiken van de voorgeschreven onderdelen tijdens installatie kan het omvallen van de unit, waterlekkage, elektrische schokken of brand tot gevolg hebben. Houd bij het installeren van de unit rekening met natuurkrachten, • zoals harde wind, stormen of aardbevingen, waar van toepas­sing. Wanneer hiermee tijdens de installatie geen rekening wordt gehouden, kan dit tot gevolg hebben dat de eenheid omvalt en ongevallen veroorzaakt.
VOORZORGSMAATREGELEN
Installeer de communicatie box niet in de volgende plaatsen:
Waar er een hoge concentratie is van minerale oliespray of 1. stoom (zoals bijv. in een keuken). Plastic onderdelen kunnen worden aangetast, onderdelen kunnen losraken en er kan waterlekkage ontstaan. In de buurt van machines die elektromagnetische straling 2. opwekken. Elektromagnetische straling kan de werking van het bestu­ringssysteem beïnvloeden en storingen in de unit veroorzaken. Waar ontvlambare gassen vrijkomen, waar koolstofvezel of 3. ontvlambare stoffen in de lucht hangen, of waar licht ontvlam­bare materialen voorkomen, zoals verfverdunner of benzine. Het gebruik van de eenheid onder dergelijke omstandigheden kan brand tot gevolg hebben. Plaatsen met bovenmatige spanningsfl ikkering4. Communicatie box kan verstoringen vertonen. Plaatsen die als schuilplaats kunnen dienen voor kleine dieren.5. Kleine dieren die in contact komen met elektrische onderdelen kunnen storingen, rook of brandonsteking veroorzaken.
Boor geleidegaten bij de bevestigingspunten zoals getoond in (1) afbeelding 1.
Zet de communicatie box vast op een voldoende sterke plaats, (2) zoals een muur, met bevestigingsschroven (lokaal verkregen). Als u de communicatie box vastzet op materiaal anders dan ijzeren platen, gebruik schroeven die geschikt zijn voor dat materiaal om de communicatie box stevig vast te zetten.
Als u de communicatie box installeert, laat de kabel ingangen (3) neerwaarts gericht zijn zoals getoond in afbeelding 1. Als u de communicatie box installeert met de kabel ingangen naar de zijkant gericht, verzeker u ervan dat gevormde dauw of regenwater niet zullen vallen op de veldkabels en voorzie roosters voor de ingangen.
(Zie afbeelding 1)
Externe afmetingen en bevestigingspunten1. Geleidegat voor een M5 zelftappende schroef (4 punten)2. Kabel ingang3. Onderhoud-sruimte4. Minstens 300 mm5. Minstens 50 mm6. Minstens 50 mm7. Minstens 100 mm8. Minstens 50 mm9.
Sluit een handige schakelaar aan op de voedingskabel dat alle • polen veilig kan uitschakelen. Aard de installatie nooit op gasleidingen, afvoerpijpen, bliksemaf-• leiders of telefoonaardingskabels. Gasleidingen: kunnen ontploffen of in brand raken als er een gaslek is. Afvoerpijpen: bij gebruik van leidingen van hard plastic is geen aardingseffect mogelijk. Telefoonaardingskabels en bliksemafl eiders: gevaarlijk wanneer deze door de bliksem worden getroffen als gevolg van een abnormale toename van elektrisch potentiaal in de aardaan­sluiting. Sluit de kabels aan conform de “Nominale Elektrische Bedra-• dingsschema” dat is aangehecht aan de achterzijde van de afdekplaat van de communicatie box. De transmissiebedrading (zwakstroom; Dlll) en de transmissiebe-• drading (zwakstroom (RS-485) zijn transmissiebedrading voor stuurstroomleiding. De transmissiebedrading met sterkstroom bedrading of aardings­kabels moeten niet ingeklemd worden. Communicatie storingen kunnen ontstaan. Sluit een sterkstroom bedrading niet aan op de klemmenblok • waaraan de transmissiebedrading (zwakstroom; Dlll) en de transmissiebedrading (zwakstroom; RS-485) zullen worden vastgezet. Zulk een onjuiste aansluiging is heel gevaarlijk en kan potentieel schade aan en/of burnout van de elektrische componenten veroorzaken. Gebruik geen gevlochten draden waarop een soldeereinde is • toegepast. Een losse draad of andere afwijkingen kunnen abnormale verhitting veroorzaken. Sluit enkel de aangegeven draden aan en sluit ze stevig aan • zodat er geen externe krachten op de klemmen plaatsvindt. Bovenmatige aanspanning van een klemschroef kan de schroef • beschadigen. Gebruik alleen koperen geleiders.• Gebruik een geïsoleerde kabel voor de voedingskabel.• Kies het type voedingskabel en de diameter in overeenstemming • met de betreffende plaatselijk en landelijk geldende bepalingen. De specifi caties voor te gebruiken bedrading voldoen aan • IEC60245. Gebruik kabels van het type H05VV bij het gebruik van omman-• telde leidingen. Gebruik kabels van het type H07RN-F wanneer geen omman-• telde leidingen worden gebruikt.
Aansluiting van de transmissiebedrading 5-1 (zwakstroom; DIII)
VOORZORGSMAATREGELEN
Neem de aangegeven lengte van de transmissiebedrading • (zwakstroom, Dlll) in acht; indien dit niet het geval is kunnen transmissiefouten ontstaan. Gebruik ommantelde vinyl hulzen of kabels (twee-aderig) voor de • transmissiebedrading (zwakstroom; Dlll) Gebruik twee-aderige kabels voor de transmissiebedrading • (zwakstroom; Dlll) Gebruik geen kabel met drie of meer aders; anders zullen transmissiefouten plaatsvinden.
Elektrische bedradingswerk5.
VOORZORGSMAATREGELEN
Alle bekabeling buiten het apparaat en alle componenten moeten • door een erkend elektrotechnisch installateur worden geïnstal­leerd en moeten voldoen aan de ter plaatse en landelijk gel­dende voorschriften. Gebruik een schone leiding. Gebruik nooit een voedingsbron die • gedeeld moet worden met een ander apparaat.
2 Nederlands
Specifi caite bedrading
Voor informatie inzakde de specifi catie van de voeding en (1) communicatiekabels voor ZEAS, CVP en servoversterkers, raadpleeg de bijgevoegde installatiehandleiding.
De volgende tabel toont de specifi caties van de transmissiebe-(2) drading (zwakstroom; Dlll).
Draad Dikte (mm²) Max. draadlengte
Transmissiebedra­ding (zwakstroom;
Dlll)
Bedradingsprocedure
Afbeeldingen 2 en 3 tonen de bedradingsschema voor het aanslui­ten van de communicatie box en iedere eenheid (ZEAS, CVP, servoversterkers en binneneenheden (klimaatregelaar)). Sluit draden aan als volgt:
Bedrading tussen de communicatie box en ZEAS/CVP(1) Sluit F1 en F2 van de klemmenblok (X3M) van de communica­tie box aan op F1 en F2 (TO OUT/D UNIT) van de klemmen­blok (X1M (A1P)) van ZEAS/CVP.
Bedrading tussen ZEAS/CVP(2) Sluit F1 en F2 (TO OUT/D UNIT) van de klemmenblok (X1M (A1P)) van een ZEAS/CVP aan op F1 en F2, respectievelijk van de klemmenblok van een andere ZEAS/CVP.
Bedrading van binneneenheden (klimaatregelaar) en servover-(3) sterkers De aansluitmethode is dezelfde als de voorgaande. Raadpleeg de installatiehandleiding van de respectievelijke eenheid.
(Zie afbeeldingen 2 en 3)
Transmissiebedrading (zwakstroom; Dlll)1.
Hoe de klemmenblok (X3M) van de communicatie box aan te sluiten
Voor informatie inzake de bedrading van de klemmenblok (X3M) naar de communicatie box, raadpleeg afbeeldingen 4 tot 6.
Vastdraaikoppel van de aansluitschroeven van de klemmen-(1) blok (X3M) Voor de vastdraaikoppels van de aansluitschroeven, raadpleeg de volgende tabel en gebruik een geschikte schroevendraaier voor het aanhalen. Een schroevendraaier van een onjuiste grootte kan de schroefkop beschadigen en daarbij de juiste aanhaling voorkomen.
<Communicatie box>
Klemmenblok (X3M)
<Buiteneenheid (ZEAS/ CVP)>
Klemmenblok (X1M (A1P))
Voorbereiding van draden(2) Zoals getoond in afbeelding 5, snij het uiteinde van de transmissiebedrading dat aangesloten moet worden en ontkleed de draad voordat het wordt aangesloten op de klemmenblok (X3M).
Bij het aansluiten van meerdere draden vanuit de klemmen-(3) blok (X3M) Om twee draden op de klemmenblok (X3M) aan te sluiten, gebruik draden van dezelfde diameter en verbuig de aders samen zoals getoond in afbeelding 6, voordat de draden worden aangesloten.
(Zie afbeelding 4)
Raadpleeg afbeelding 5 om een aansluiting te maken.1. Transmissiebedrading (zwakstroom; DIII)3.
Naar ZEAS of CVP (er is geen polariteit)
0,75 - 1,25
Vastdraaikoppel (N·m)
1000 m
(max. draadlengte)
2000 m
(totale draadlengte)
0,79 - 0,97
0,80 - 0,96
(Zie afbeelding 5)
Mantel1.
(Zie afbeelding 6)
Draden met dezelfde diameter1. Samen verbuigen voordat aansluiting plaatsvindt2.
Aansluiting van de transmissiebedrading 5-2 (zwakstroom; RS-485)
VOORZORGSMAATREGELEN
De transmissiebedrading (zwakstroom; RS-485) heeft polariteit.• Onjuiste bedrading schakelt communicatie uit.
Specifi catie bedrading
De volgende tabel toont de specifi caties van de transmissiebe-(1) drading (zwakstroom; RS-485).
Draad Dikte (mm²) Max. draadlengte
Transmissiebedrading
(zwakstroom; RS-485)
Bedradingsprocedure
Bedrading tussen de communicatie box en het monitor (1) systeem Afbeelding 2 en 3 tonen de bedradingsschema's voor het aansluiten van de communicatie box en het monitor systeem. Zoals getoond in afbeelding 2 en 3, sluit de draden van A+ en B– van de klemmenblok van de communicatie box aan op het monitor systeem.
(Zie afbeeldingen 2 en 3)
Transmissiebedrading (zwakstroom; RS-485)2. Monitor systeem3. Communicatie Box7. Servoversterker8. Binneneenheid (Klimaatregelaar)9. Schakelaar10.
Hoe de klemmenblok (X3M) van de communicatie box te bedraden
Sluit draden aan op de klemmenblok (X3M) op dezelfde (1) manier als bij “5-1. Aansluiten van de transmissiebedrading
(zwakstroom; DIII)”.
(Zie afbeelding 4)
Raadpleeg afbeelding 5 om een aansluiting te maken.1. Transmissiebedrading (zwakstroom; RS-485) (Het heeft 4.
polariteit) Aan het monitor systeem
(Zie afbeelding 5)
Mantel1.
(Zie afbeelding 6)
Draden met dezelfde diameter1. Samen verbuigen voordat aansluiting plaatsvindt2.
0,75 - 1,25 1200 m
Nederlands 3
Aansluiting van de voedingskabel5-3
Specifi catie bedrading
De volgende tabel toont de specifi caties van de aardingskabel (1) en de voedingskabel van de communicatie box.
Voedingskabel
Min. dikte
(*1)
2 mm² (φ1.6 mm)
of meer
*1. Keuzes zijn gemaakt gebaseerd op de VV kabel en de IV
draad (elektrische leidingswerk) *2. De maximale lijnlengte is gebaseerd op een spanningsverzak­king van 2%.
Bedradingsprocedure
Afbeeldingen 2 tot 4 en 7 tot 9 tonen de tekeningen van de voe­dingskabel.
Sluit een voedingskabel (sterkstroom) aan op de klemmenblok (1)
(X1M) van de communicatie box.
Sluit een voedingskabel en een aardingskabel aan door • ronde aanzetmond terminals te gebruiken. Zoals getoond in afbeelding 8, voorzie isoltie voor sterk-• stroom kabels door o.a. het installeren van een isolatiehuls.
Sluit een aardingskabel aan op de aardaansluiting van de (2)
communicatie box.
Sluit de aardingskabel zodanig aan dat het uit de uitsnijding • van de remsluitring komt, zoals getoond in afbeelding 9.
Vastdraaikoppel van de aansluitschroeven van de klemmen-(3)
blok (X1M), Aardaansluiting
Voor de vastdraaikoppels van de aansluitschroeven, raadpleeg
de volgende tabel en gebruik een geschikte schroevendraaier
voor het aanhalen.
Een schroevendraaier van een onjuiste grootte kan de
schroefkop beschadigen en daarbij de juiste aanhaling
voorkomen.
<Communicatie box>
Klemmenblok (X1M)
<Communicatie box>
Aardaansluiting
Max. lijnlengte (*2)
250 m
Vastdraaikoppel (N·m)
Aardlkabel (koper)
2 mm² (φ1.6 mm)
of meer
1,18 - 1,44
3,02 - 4,08
Beveiligen van de velddraden (transmissiebe-5-4 drading en voedingskabel)
Beveiligen van de transmissiebedrading (zwakstroom)(1) Raadpleeg afbeelding 7 om de transmissiebedrading te beveiligen (zwakstroom; Dlll) en de transmissiebedrading (RS-485) met de bijgevoegde klemmaterialen.
Beveiligen van de voedingskabel en aardingkabel(2) Raadpleeg afbeelding 7 om de voedingskabel en aardingkabel te beveiligen met de bijgevoegde klemmaterialen.
(Zie afbeelding 4)
Raadpleeg afbeelding 7 om een bovenmatig eindstuk weg 2. te halen na het vastdraaien van het klemmateriaal op de armatuur.
(Zie afbeelding 7)
Bevestigingsmateriaal (hulpstuk)1. Draad2. Armatuur3. Nadat het bevestigingsmateriaal op de armatuur is vastge-4.
zet, snij een bovenmatige eindstuk af.
Notities5-5
Zoals getoond in afbeelding 4, plaats de robuuste kabels (1) 50mm of meer apart van de zwakke-stroom kabels.
Als een klein dier de inlaat zou binnengaan, vul de gaten met (2) stopverf of ander sluitmateriaal (lokaal gekocht).
(Zie afbeelding 4)
Inlaat6. Plaats sterkstroom 50mm of meer apart van de zwak-7.
stroom.
(Zie afbeeldingen 2 en 3)
Stroomtoevoer Enkele fase 220 tot 240 V4. Voedingskabellijn5. Aardleiding (koper)6.
(Zie afbeelding 4)
Voedingskabel, aardleiding (koper)5. Aardaansluiting6.
(Zie afbeelding 8)
Ronde aanzetmond terminal1. Aansluitoogisolatie2. Draad3.
(Zie afbeelding 9)
Insteek sectie1. Ronde aanzetmond terminal2. Cup vulring3.
4 Nederlands
Veld confi guratie6.
Instellen van de adressen van buiteneenheden (ZEAS, CVP), servoversterkers en binneneenheden 6-1 (klimaatregelaar)
VOORZORGSMAATREGELEN
Wees voorzichtig met de wenteling van de ventilator iedere keer dat u de kopplaat van een buiteneenheid opent tijdens de bediening. De • ventilator van de buiteneenheid kan nog even doorgaan met wentelen, zelfs als de bediening wordt stopgezet. Voor de inschakeling, verzeker u ervan dat de bedieningsschakelaar van de buiteneenheid (ZEAS, CVP) op “UIT” staat vanaf de controle-• opening in de afdekplaat van de bedieningskast. Na inschakeling, bedien de druktoets schakelaars en controleer de LED aanduiding vanuit de controleopening in de afdekplaat van de • bedieningskast. Bediening met open afdekplaat kan een elektrische schok veroorzaken. Voor informatie inzake de veld confi guratie methode van het monitor systeem (product van een andere fabrikant) gelieve inlichtingen te • vragen bij de desbetreffende fabrikant van het monitor systeem.
Effectieve adres bereik(1)
Stel een adres in overeenkomstig het model dat aan de communicatie box moet worden aangesloten. De volgende tabel toont de
nummers waarop een adres kan worden ingesteld.
Opmerking
The nummers in de volgende tabel laten het effectieve bereik van de adres instelling zien. Raadpleeg de specifi caties voor het aantal
buiteneenheden die kunnen communiceren met één communicatie box.
Patroon Effectieve adres bereik ZEAS 1 - 32 CVP (+Servoversterker) 1 - 10 ZEAS+Servoversterker 1 - 10 Opmerkingen *1 · *2
*1. Stel de adressen in op 1 tot 10 voor buiteneenheden waarop een servoversterker of een klimaatregelaar binneneenheid is aangeslo-
ten (ZEAS/CVP). Het adres kan ingesteld worden op 11 of hoger enkel voor ZEAS waarop geen servoversterker zal worden aange-
sloten. *2. Stel het adres in voor ZEAS, CVP en ZEAS+servoversterker om duplicatie te voorkomen. *3. Voor een servoversterker en een klimaatregelaar binneneenheid, stel het adres in binnen het bereik dat is getoond in de volgende
tabel.
Effectieve adres bereik Servoversterker 1 - 3 Binneneenheid (Klimaatregelaar) 2 - 61
*4. Instellen van een adres buiten het effectieve bereik schakelt een goede communicatie uit. *5. Nadat een adres van ZEAS, CVP, een servoversterker of een binneneenheid is ingesteld of veranderd, verzeker u ervan de voeding
naar de communicatie box om te slaan.
Nederlands 5
Hoe de adressen van ZEAS en CVP in te stellen(2)
Verzeker u ervan dat de bedieningsschakelaar op “UIT” is gezet vanuit de controleopening (links), zoals getoond in afbeelding 10.1. Schakel het apparaat in.2. Stel het adres in met de volgende stappen. (De instellingsmethode is hetzelfde voor ZEAS en CVP.)3.
Bedieningsprocedure
Initiële aanduiding
Hou de pagina-einde toets (BS1) inge­drukt gedurende 5 seconden.
Druk 6 keer op de bedieningstoets (BS2).
Druk eenmaal op de bevestigingstoets (BS3).
Adres is niet ingesteld
Adres 1 Adres 2
Druk de bedienings­toets (BS2) om de gewenste instelling te selecteren.
Druk eenmaal op de bevestigingstoets (BS3).
Druk eenmaal op de bevestigingstoets (BS3).
Druk eenmaal op de pagina-einde toets (BS1).
*1. De LED aanduiding in de bovenstaande tabel laat de adres instelling op 3 zien. *2. Al kan een adres worden ingesteld tot op 63, zet het adres binnen het effectieve adres bereik. *3. Nadat een adres van ZEAS, CVP, een servoversterker of een binneneenheid is ingesteld of
veranderd, verzeker u ervan de voeding naar de communicatie box om te slaan.
Adres 3 Adres 4 Adres 5 Adres 6
· · ·
Adres 63
H1P H2P H3P H4P H5P H6P H7P
hhkhhhh
khhhhhh
khhhk kh
khhhhhh
khhhhhh
khhhhhl
khhhhlh
khhhhll
khhhlhh
khhhlhl
khhhl lh
kllllll
khhhhk k
khhhhhh
hhkhhhh
LED aanduiding
Toont de initiële aanduiding in normale toe­stand.
Verzeker u ervan dat de LED (H1P) AAN is.
Controleer de druk telling met de LED aandui­ding.
Toont het huidige adres in binaire nummers.
Allemaal UIT door fabrieksinstelling. Als de instelling niet is gezet, kan de commu­nicatie niet worden gevestigd.
Geeft de druk telling aan op de LEDs (H2P tot H7P) in binaire nummers.
· · · Een adres kan worden ingesteld tot aan 63, en
als BS2 daarna wordt ingedrukt, zal de instelling worden veranderd in “Adres niet ingesteld” (allemaal UIT).
De LED aanduiding van de ingestelde adres zal veranderen van knipperend naar AAN. (*1)
Keert terug naar de initiële aanduiding.
Opmerkingen
Betekenis van aanduidingen
< UIT: h AAN: k Knipperend: l
>
(Zie afbeelding 10)
Controleopening (links)1. Besturingskast2. Controleopening (rechts)3. Bedieningschakelaar (bij verzending)4.
Controleopening (links)5. Deksel van de besturingskast6. Controleopening (rechts)7. PC paneel (A1P)8.
Druktoets schakelaars9. Afdekplaat controleopening10. Hijs dit aanzetstuk op om de afdek-11.
plaat te openen.
6 Nederlands
Hoe de adressen van servoversterkers in te stellen(3)
Verzeker u ervan dat de bedieningsschakelaar op “UIT” is gezet vanuit de controleopening (rechts), zoals getoond in afbeelding 11.1. Schakel het apparaat in.2. Stel een adres in met de volgende stappen.3.
Bedieningsprocedure
Initiële aanduiding
Hou de pagina-einde toets (BS1) inge­drukt gedurende 5 seconden.
Druk 16 keer op de bedieningstoets (BS2).
Druk eenmaal op de bevestigingstoets (BS3).
Adres is niet ingesteld
Adres 1 Adres 2
Druk de bedienings­toets (BS2) om de gewenste instelling te selecteren.
Druk eenmaal op de bevestigingstoets (BS3).
Druk eenmaal op de bevestigingstoets (BS3).
Druk eenmaal op de pagina-einde toets (BS1).
*1. De LED aanduiding in de bovenstaande tabel laat de adres instelling op 3 zien. *2. Al kan een adres worden ingesteld tot op 7, zet het adres binnen het effectieve adres bereik. *3. Nadat een adres van ZEAS, CVP, een servoversterker of een binneneenheid is ingesteld of
veranderd, verzeker u ervan de voeding naar de communicatie box om te slaan.
Adres instelling nummer
Servoversterker
Adres van ZEAS of CVP
1123 2123 3123 4123
10 1 2 3
Adres 3 Adres 4 Adres 5 Adres 6
Adres 7
Bu1 Bu2 Bu3
· · ·
H1P H2P H3P H4P H5P H6P H7P
hhkhhhh
khhhhhh
khkhhhh
khhhhhh
khhhhhh
khhhhhl
khhhhlh
khhhhll
khhhlhh
khhhlhl
khhhllh
khhhl ll
khhhhk k
khhhhhh
hhkhhhh
LED aanduiding
Toont de initiële aanduiding in normale toe­stand.
Verzeker u ervan dat de LED (H1P) AAN is.
Controleer de druk telling met de LED aandui­ding.
Toont het huidige adres in binaire nummers.
Allemaal UIT door fabrieksinstelling. Als de instelling niet is gezet, kan de commu­nicatie niet worden gevestigd.
Geeft de druk telling aan op de LEDs (H2P tot H7P) in binaire nummers.
Een adres kan worden ingesteld tot aan 7, en als BS2 daarna wordt ingedrukt, zal de instelling worden veranderd in “Adres niet ingesteld” (allemaal UIT).
De LED aanduiding van de ingestelde adres zal veranderen van knipperend naar AAN. (*1)
Keert terug naar de initiële aanduiding.
Opmerkingen
Betekenis van aanduidingen
< UIT: h AAN: k Knipperend: l
>
(Zie afbeelding 11)
Controleopening (links)1. Controleopening (rechts)2. Geopende detail (links)3.
Geopende detail (rechts)4. Bedieningschakelaar (bij verzending)5.
Nederlands 7
Hoe stelt u de adressen van binneneenheden (klimaatregelaar) in(4) Verzeker u ervan dat de bedieningsknop van de afstandsbediening op “UIT” staat. Raadpleeg de volgende afbeelding voor informatie over het toewijzen van een adres.
Basis
Scherm
Druk op “ ” toets gedurende 5 seconden.
Lokale
instellingen
Druk op “ ” toets éénmaal.
Selecteer “Binnen eenheid Airnet Nr. Set” en druk dan op de “ ” toets.
Druk op de “ ” toets.
Instell. Airnet
Nr. binnenunit
Na het veranderen van het groep Nr. met de “ ” en “ ” toetsen, druk op de “ ” toets.
Druk op de “ ” “ ” toets.
Instell. Airnet
Nr. binnenunit
Lokale instellingen
Testbedrijf AAN/UIT
Registreer servicecontact Lijst lokale instellingen Instell. Airnet Nr. binnenunit Storingshistorie Status binnenunit
Instelling
1/2
Instell. Airnet Nr. binnenunit
Unit No Grp nr.
Set
0 000
Ter ug
Instell. Airnet Nr. binnenunit
Unit No Grp nr.
Set
0 000
Ter ugTer ug
Vrijgeven
Veld instelling menu Item 2
Veld instelling Binnen eenheid Airnet Nr.set
Uitleg Een binnen eenheid Airnet adres can worden ingesteld.
*1. Al kan een adres worden ingesteld tot op 128, zet het adres binnen het effectieve adres bereik. *2. Nadat een adres van ZEAS, CVP, een servoversterker of een binneneenheid is ingesteld of veranderd, verzeker u ervan de voeding
naar de communicatie box om te slaan.
Voorbeeld van adres instelling nummers
Klimaatregelaar
binneneenheid
Adres van CVP
Klimaatregelaar
binneneenheid 1
Klimaatregelaar
binneneenheid 2
Klimaatregelaar
· · · binneneenheid 6
1 2 3 · · · 7 2 8 9 · · · 13 3 14 15 · · · 19 4 20 21 · · · 25
· · ·
10 56 57 · · · 61
1. Het adres in iedere binneneenheid moet worden ingesteld, zelfs als er groepsbediening op afstand wordt uitgevoerd.
Confi guratie van de communicatie box6-2
VOORZORGSMAATREGELEN
Zet de stroom niet aan met open afdekplaat van het product. Dit kan een elektrische schok veroorzaken.• Voordat de stroom aan wordt gezet, verzeker u ervan dat de afdekplaten van de communicatie box en de controleopening dicht zijn.• Nadat de stroom aan is gezet, als de druktoets schakelaars bediend moeten worden of de LED aanduiding moet worden gecontroleerd, • open de afdekplaat van de controleopening voor de bediening/controle. Als u de afdekplaat van de controleopening opent voor bediening, wees voorzichtig om de transformer niet aan te raken. Een brandwond • kan hieruit voortvloeien.
8 Nederlands
Instellen van een slaaf-adres(1)
SS2
1207
SS3
1007
SS2
1207
SS3
1007
SS2
1207
SS3
1007
SS2
1207
SS3
1007
SS2
1207
SS3
1007
SS2
1207
SS3
UIT
AAN
1007
Fabrieksinstelling
(
de positie van
een schakelaar
)
Voorbeeld van instelling
verandering 1 <1207>
Voorbeeld van instelling
verandering 2 <1007>
Voor twee schuifschake­laars SS2 en SS3, betek­ent omhoog schuiven UIT zetten en omlaag schuiven AAN zetten.
Stel een slaaf-adres als volgt in door de DIP-schakelaars (DS1, DS2) te gebruiken op de PC paneel (A1P) van de communicatie box, getoond in afbeelding 12.
VOORZORGSMAATREGELEN
Verzeker u ervan een slaaf-adres in te stellen voordat deze wordt ingeschakeld. Een instelling na inschakeling is nietig.
Slaaf-
MSB
AAN
UIT
Zet een afsluitweerstand zoals nodig geacht.(2) De instelling kan gedaan worden met twee schuifschakelaars (SS2, SS3) getoond in afbeelding 13. Als beide schuifschakelaars SS2 en SS3 “UIT” zijn, is de afsluitweerdstand 0 Ω.
Fabrieksinstelling
DS1
1234
Hoge-order
4 bits
Slaaf-adres instelling DPS
DS2
1234
Lage-order
4 bits
LSB
adres
1 UIT UIT UIT UIT UIT UIT UIT AAN Fabrieksinstellingswaarde 2 UIT UIT UIT UIT UIT UIT AAN UIT 3 UIT UIT UIT UIT UIT UIT AAN AAN
26 UIT UIT UIT AAN AAN UIT AAN UIT
245 AAN AAN AAN AAN UIT AAN UIT AAN Maximale effectieve adres
12341234
DS1 DS2
~
~
Opmerkingen
Nederlands 9
Controleer alle transmissiebedrading (zwakstroom; Dlll) getoond in afbeeldingen 2 en 3.(3)
Controleer de transmissiebedrading (zwakstroom; RS-485) vanuit het monitor systeem naar de communicatie box getoond in afbeeldin-(4) gen 2 en 3.
Sluit de afsluitdeksel van de communicatie box voordat u de stroom aan zet.(5)
Instellen van pariteit(6) Stel pariteit in door de druktoets schakelaars (BS1 naar 5) te gebruiken op het PC paneel (A1P) van de communicatie box, getoond in afbeelding 12. De volgende tabel toont de instellingsmethode. Stel pariteit in zoals aangegeven op het monitor systeem.
Bedieningsprocedure
Initiële scherm Hou de druktoets (BS1) ingedrukt gedu-
rende 5 seconden.
Druk tweemaal op de druktoets (BS2).
Druk eenmaal op de druktoets (BS3).
Druk de druktoets (BS2) om de gewenste instelling te selecteren.
Druk eenmaal op de druktoets (BS3).
Druk eenmaal op de druktoets (BS3). Druk eenmaal op de druktoets (BS1).
Geen Oneven Even
H1P H2P H3P H4P H5P H6P H7P
hhhhhkk
khhhhhh
khhhhkh
khhhhhl
khhhhhl
khhhhlh
khhhlhh
khhhhhk
khhhhhh
hhhhhkk
LED aanduiding
Opmerkingen
Toont de initiële scherm in normale toestand.
Verzeker u ervan dat de LED (H1P) AAN is.
Controleer de druk telling met de LED aandui­ding.
Duidt de laatse status aan van de instelling. Fabrieks instelling
De ingestelde LED aanduiding zal veranderen van knipperend naar AAN.
Keert terug naar de initiële aanduiding.
Betekenis van aanduidingen
< UIT: h AAN: k Knipperend: l
>
(Zie afbeelding 12)
Druktoets schakelaars (communicatie 1. box PC paneel; A1P)
DIP-schakelaar2. Instelling afsluitweerstand3. Controle communicatie status4.
Instellen van baud-waarde(7) Stel baud-waarde in door de druktoets schakelaars (BS1 naar 5) te gebruiken op het PC paneel (A1P) van de communicatie box, getoond in afbeelding 12. De volgende tabel toont de instellingsmethode. Stel een baud-waarde in zoals aangegeven op het monitor systeem.
Controleopening5. Afsluitweerstand instellingschakelaars 6.
(SS1 tot SS3) DIP-schakelaars (DS1, DS2)7. Druktoets schakleaars (BS1 tot BS5)8.
LED (H1P tot H7P)9. PC paneel (A1P)10. Transformer (T1R)11. Controleopening12.
Bedieningsprocedure
Initiële scherm Hou de druktoets (BS1) ingedrukt gedu-
rende 5 seconden.
Druk eenmaal op de druktoets (BS2).
Druk eenmaal op de druktoets (BS3).
Druk de druktoets (BS2) om de gewenste instelling te selecteren.
Druk eenmaal op de druktoets (BS3).
Druk eenmaal op de druktoets (BS3). Druk eenmaal op de druktoets (BS1).
Stroom herstel(8) Na het instellen van pariteit, een baud-waarde en slaaf-adres, herstel de stroomtoevoer van de communicatie box.
VOORZORGSMAATREGELEN
De stroomtoevoer moet hersteld worden zodat de instelling van pariteit en een baud-waarde effectief is.
9600bps 19200bps 4800bps
H1P H2P H3P H4P H5P H6P H7P
hhhhhkk
khhhhhh
khhhhhk
khhhhhl
khhhhhl
khhhhlh
khhhlhh
khhhhhk
khhhhhh
hhhhhkk
LED aanduiding
Opmerkingen
Toont de initiële scherm in normale toestand.
Verzeker u ervan dat de LED (H1P) AAN is.
Controleer de druk telling met de LED aandui­ding.
Duidt de laatse status aan van de instelling. Fabrieks instelling
De ingestelde LED aanduiding zal veranderen van knipperend naar AAN.
Keert terug naar de initiële aanduiding.
Betekenis van aanduidingen
< UIT: h AAN: k Knipperend: l
>
Proefdraaien van het communicatie systeem7.
Opmerking
Raadpleeg de installatiehandleiding, toegevoegd aan de onderscheiden eenheid, voor informatie over hoe een test-run te doen van iedere eenheid (ZEAS, CVP, servoversterker en binneneenheid (klimaatregelaar)). Controleer de volgende twee posten op het monitor systeem.
Verzeker u ervan dat de LEDs (H6P, H7P) op het PC paneel A1P van de communicatie box AAN zijn.(1) (Als ze nog steeds knipperen is de communicatie helemaal niet gevestigd.) H6P AAN: RS-485 communicatie is gevestigd. H7P AAN: DIII communicatie van één of meer eenheden is gevestigd.
Draaien van gegevens van iedere eenheid(2) Controleer of de operationele gegevens van ieder adres gemonitord kan worden op het monitor systeem. Controleer het ingestelde adres van iedere eenheid tegen het adres weergegeven op het monitor systeem. Verzeker u ervan dat stroom wordt toegevoerd op iedere eenheid. (De bedieningschakelaar kan zonder problemen “UIT” zijn.)
Instelling op afstand(3) Als het monitor systeem instellingen op afstand van buiteneenheden kan uitvoeren, geef instellingsinstructies op afstand om zeker te stellen dat de instelling van iedere buiteneenheid verandert.
Als de bedieningsgegevens en instelling op afstand geen problemen vertonen, de LED (H2P) op UIT en de LEDs (H6P, HP) op AAN worden bevestigd, dan is de test-run compleet.
Opmerking
Bevestiging van een fout neemt ongeveer 12 minuten.• Als er geen communicatie is vanuit het monitor systeem (bv. het monitor systeem heeft geen stroom of als er een bedradingsfout is zoals • onjuiste polariteit of verbreking), is er een communicatiefout aan de RS-485 zijde.
10 Nederlands
Actie in geval van een communicatiefout(4) Als de operationele gegevens niet gecontroleerd kunnen worden op het monitor systeem kan er een abnormaliteit aan het gebeuren zijn. Controleer alle diagnose posten op de volgende en corrigeer de problemen. De bedieningsstap 1 op de volgende laat u toe om bepaalde foutendetails te controleren.
Controleer post Controleer methode Wat te doen in het geval van een probleem
Controleer de adresinstel­ling van iedere eenheid
Controleer de instelling van het slaaf-adres
Controleer de instelling van de pariteit
Controleer de instelling van het baud-waarde
Controleer de transmis­sienedrading (zwak­stroom; Dlll)
Controleer de transmis­siebedrading (zwak­stroom; RS-485)
Controleer op een PC paneelfout
Controleer of de gegevens van ieder adres gecontro­leerd kan worden op het monitor systeem.
Controleer de DIP-schakelaars (DS1, DS2) vann de communicatie box PC paneel (A1P).
Controleer de instelling van de pariteit van het monitor system tegen de instelling van de pariteit van de communicatie box.
Controleer de instelling van de baud-waarde van het monitor system tegen de instelling van de baud­waarde van de communicatie box.
Controleer of de gegevens van ieder adres gecontro­leerd kan worden op het monitor systeem.
Als de LED (H2P) AAN is en de LED (H7P) knippert op de communicatie box, volg de bedieningsproce­dure in de volgende tabel om foutendiagnose uit te voeren voor de communicatie box.
Nadat is vastgesteld dat de veldinstellingen op de juiste wijze zijn gedaan, controleer of de gegevens op het monitor systeem gecontroleerd kunnen worden.
Als de LED (H2P) AAN is op de communicatie box, volg de bedieningsprocedure in de volgende tabel om foutendiagnose uit te voeren voor de communicatie box.
Als geen LED op AAN staat op de PC paneel (A1P) op de communicatie box.
Controleer op eennormale toestand op de PC panelen van ZEAS, CVP, de servoversterkers en de klimaatregelaar binneneenheden.
Stel opnieuw de adressen in van de buiteneenheden, klimaatregelaar binneneenheden en servoverster­kers. Raadpleeg “6. Veld confi guratie”.
Stel het slaaf-adres in op de juiste wijze. Raadpleeg (1) op de “6-2 Confi guratie van de com­municatie box”.
Stel de pariteit in op de juiste wijze. Raadpleeg (6) op de “6-2 Confi guratie van de com­municatie box”.
Stel de baud-waarde in op de juiste wijze. Raadpleeg (7) op de “6-2 Confi guratie van de com­municatie box”.
Controleer de bedrading van de eenheid met het adres waarvan de gegevens niet gecontroleerd kunnen worden en corrigeer dat.
Communicatie kan niet vastgesteld worden met de buiteneenheden. Controleer de transmissiebedrading (zwakstroom; Dlll) en adres instellingen.
Controleer de transmissiebedrading (zwakstroom; RS-485) op problemen en corrigeer deze dan. (Bijv. verbreking, onjuiste polariteit)
Verplaats de PC paneel (A1P).
Verplaats de desbetreffende PC paneel (A1P).
Nederlands 11
Bedieningstap 1
Bedieningsprocedure
Initiële aanduiding *1
Druk eenmaal op de druktoets (BS1). Druk tweemaal op de druktoets (BS2).
Dlll-zijde commu­nicatiefout
RS-485-zijde communicatiefout
Druk eenmaal op de druktoets (BS3) (fouten controle) *2
Druk eenmaal op de druktoets (BS1) (keert terug naar de initiële aanduiding).
*1. De initiële aanduiding in de bovenstaande tabel toont de aanduiding in het geval van een foutopsporing.
Als er geen communicatiefout plaatsvindt, zal de LED (H2P) UIT gaan en de LEDs (H6P en H7P) AAN gaan. Zelfs als er corrigerende actie is ondernomen tegen een fout, zal de LED (H2P) AAN gaan als andere fouten
worden ontdekt. *2. Als meerdere fouten worden ontdekt, zullen meerdere LEDs (H2P tot H7P) knipperen. *3. Een fout zal worden gepubliceerd als er een communicatiefout plaatsvindt aan ofwel de Dlll-zijde of de
RS-485-zijde, nadat de communicatie is bevestigd. Als de communicatie niet is bevestigd, kunnen geen
fouten worden ontdekt.
Paneelfout
Dupliceer buiten­eenheden adres­sen.
Buiteneenheid (ZEAS/CVP) adres is niet ingesteld
Slaaf-adres instellingsfout
H1P H2P H3P H4P H5P H6P H7P
hkhhhll
lhhhhhh
lhhhhkh
llhhhhh
lhlhhhh
lhhlhhh
lhhhlhh
lhhhhlh
lhhhhhl
hkhhhll
LED aanduiding
H6P knipperend: RS-485-zijde communicatiefout H7P knipperend: DIII-zijde communicatiefout (Als communicatie niet is gevestigd met de binneneenheden)
Communicatiefout van alle ZEASs, CVPs. *3
Communicatiefout aan de RS-485-zijde. Een fout wordt geconstateerd, zelfs als de polariteit onjuis is. Controleer de adresinstelling en de RS-485 bedra­ding. *3
Fout op de PC paneel (A1P) van de communica­tie box. Het paneel moet vervangen worden.
Dupliceer buiteneenheden adressen. Controleer de adresinstellingen en de Dlll bedra­ding.
Het adres van een buiteneenheid (ZEAS/CVP) is niet ingesteld. Controleer de adresinstellingen en de Dlll bedra­ding.
Slaaf-adres instellingsfout. Controleer de slaaf-adres instelling en bedrading.
In een normale toestand gaat H2P UIT en gaan H6P en H7P AAN.
Opmerkingen
<
Betekenis van aanduidingen UIT: h AAN: k Knipperend: l
>
Afl evering van het product8.
Na de test-run en voor afl evering aan de klant, verzeker u ervan dat de afsluitdeksel van de communcatie box en de afsluitdeksels van de • controleopeningen en de besturingskast van iedere eenheid zijn vastgezet. Voor de notities inzake afl evering, raadpleeg de installatiehandleiding dat ook is bijgevoegd aan iedere eenheid.
12 Nederlands
3P291818-1B EM11A041A
(1202)
HT
Loading...