6-2 Confi guratie van de communicatie box ................................. 8
7. Proefdraaien van het communicatie systeem ...........................10
8. Afl evering van het product......................................................... 12
De Engelse tekst is de originele instructie. Andere talen zijn vertalingen van de originele instructies.
Veiligheidsmaatregelen1.
Gelieve deze aanwijzingen “Veiligheidsoverwegingen” aandachtig
door te lezen, voordat u de communicatie box installeert en installeer de eenheid op de juiste wijze.
Raadpleeg de installatiehandleiding, toegevoegd aan de onderscheiden eenheid, voor informatie over de installatie van ZEAS,
CVP, servoversterkers en binneneenheden (klimaatregelaar).
Betekenis van de WAARSCHUWING en VOORZORGSMAATREGELEN mededelingen.
Zorg ervoor dat alle bekabeling stevig is vastgezet, het juiste type •
kabel wordt gebruikt en dat er op de aansluitpunten of kabels
geen druk wordt uitgeoefend.
Verkeerd aangesloten of bevestigde draden kunnen abnormale
warmteontwikkeling of brand veroorzaken.
Bij het aanleggen van de voedingsbekabeling en het aansluiten •
van de transmissiebekabeling, de bedrading zodanig plaatsen
dat het deksel van de besturingskast stevig vastgezet kan
worden.
Als het deksel van de besturingskast niet correct bevestigd
wordt, kan gevaar voor elektrische schokken, brand of oververhitting van de aansluitingen ontstaan.
Raak de schakelaar niet aan met natte vingers.•
Het aanraken van een schakelaar met natte vingers kan een
elektrische schok veroorzaken.
Componenten2.
De volgende tabel toont de componenten van de communicatie
box.
De schroeven voor het vastzetten van de communicatie box moeten
lokaal worden verkregen.
Gooi de hulpstukken niet weg; ze zullen nodig zijn voor de installatie.
NaamCommunicatie box
Hoeveel-
heid
Vor m
1 apparaat2 unit1 kopie
Klemmateri-
aal
Handleidingen,
enz.
Installatie-•
handleiding
(dit document)
WAARSCHUWING
VOORZORGSMAATREGELEN
WAARSCHUWING
Laat de installatie door uw dealer of door vakbekwaam personeel •
uitvoeren.
Probeer de condensor-aggregaat niet zelf te installeren. Fouten
bij installatie kunnen waterlekkage, elektrische schokken of
brand tot gevolg hebben.
Zorg ervoor dat de unit wordt voorzien van een gescheiden voe-
•
dingssysteem en dat al het werk aan de elektrische bedrading
wordt uitgevoerd door erkende elektriciens en conform de landelijk
geldende voorschriften en de instructies van deze installatiehandleiding.
• Verzeker u ervan dat de communicatie box wordt geaard.
Aard het apparaat niet aan een gas- of waterpijp, bliksemafl eider of telefoon-aardkabel. Onvoldoende aarding kan
elektrische schokken of brand veroorzaken.
Een plotselinge schok van inslaande bliksem of iets anders kan
de communicatie box beschadigen.
Schakel de unit uit alvorens elektrische onderdelen aan te raken.•
Het niet correct opvolgen van deze
instructies kan ernstig lichamelijk
letsel of een dodelijk ongeval
veroorzaken.
Het niet correct opvolgen van deze
instructies kan schade aan eigendommen of lichamelijk letsel tot
gevolg hebben, dat ernstig kan zijn
al naar gelang de omstandigheden.
Belangrijkste specifi caties3.
Omgevingstemperatuur
bereik
Voeding1 fase 220 - 240 V 50 Hz
Input6,9 W
H124
Afmetingen
Ombouwtermische zinklaag S S
Comm. protocol
Massa2,1 kg
LocatieBinnen geïnstalleerd
B379
D87
–20 - 60 SDgrC
Mod bus RS-485
tweelood systeem
Installatie van de communicatie box4.
WAARSCHUWING
Raadpleeg de installatiehandleiding, toegevoegd aan de onder-•
scheiden eenheid, voor informatie over de installatie van ZEAS,
CVP, servoversterkers en binneneenheden (klimaatregelaar).
Installeer de communicatie box conform de instructies van deze •
installatiehandleiding.
Fouten bij installatie kunnen waterlekkage, elektrische schokken
of brand tot gevolg hebben.
Nederlands 1
Gebruik uitsluitend de voorgeschreven accessoires en onderde-•
len om het toestel te installeren.
Het niet gebruiken van de voorgeschreven onderdelen tijdens
installatie kan het omvallen van de unit, waterlekkage, elektrische
schokken of brand tot gevolg hebben.
Houd bij het installeren van de unit rekening met natuurkrachten, •
zoals harde wind, stormen of aardbevingen, waar van toepassing.
Wanneer hiermee tijdens de installatie geen rekening wordt
gehouden, kan dit tot gevolg hebben dat de eenheid omvalt en
ongevallen veroorzaakt.
VOORZORGSMAATREGELEN
Installeer de communicatie box niet in de volgende plaatsen:•
Waar er een hoge concentratie is van minerale oliespray of 1.
stoom (zoals bijv. in een keuken).
Plastic onderdelen kunnen worden aangetast, onderdelen
kunnen losraken en er kan waterlekkage ontstaan.
In de buurt van machines die elektromagnetische straling 2.
opwekken.
Elektromagnetische straling kan de werking van het besturingssysteem beïnvloeden en storingen in de unit veroorzaken.
Waar ontvlambare gassen vrijkomen, waar koolstofvezel of 3.
ontvlambare stoffen in de lucht hangen, of waar licht ontvlambare materialen voorkomen, zoals verfverdunner of benzine.
Het gebruik van de eenheid onder dergelijke omstandigheden
kan brand tot gevolg hebben.
Plaatsen met bovenmatige spanningsfl ikkering4.
Communicatie box kan verstoringen vertonen.
Plaatsen die als schuilplaats kunnen dienen voor kleine dieren.5.
Kleine dieren die in contact komen met elektrische onderdelen
kunnen storingen, rook of brandonsteking veroorzaken.
Boor geleidegaten bij de bevestigingspunten zoals getoond in (1)
afbeelding 1.
Zet de communicatie box vast op een voldoende sterke plaats, (2)
zoals een muur, met bevestigingsschroven (lokaal verkregen).
Als u de communicatie box vastzet op materiaal anders dan
ijzeren platen, gebruik schroeven die geschikt zijn voor dat
materiaal om de communicatie box stevig vast te zetten.
Als u de communicatie box installeert, laat de kabel ingangen (3)
neerwaarts gericht zijn zoals getoond in afbeelding 1.
Als u de communicatie box installeert met de kabel ingangen
naar de zijkant gericht, verzeker u ervan dat gevormde dauw
of regenwater niet zullen vallen op de veldkabels en voorzie
roosters voor de ingangen.
(Zie afbeelding 1)
Externe afmetingen en bevestigingspunten1.
Geleidegat voor een M5 zelftappende schroef (4 punten)2.
Kabel ingang3.
Onderhoud-sruimte4.
Minstens 300 mm5.
Minstens 50 mm6.
Minstens 50 mm7.
Minstens 100 mm8.
Minstens 50 mm9.
Sluit een handige schakelaar aan op de voedingskabel dat alle •
polen veilig kan uitschakelen.
Aard de installatie nooit op gasleidingen, afvoerpijpen, bliksemaf-•
leiders of telefoonaardingskabels.
Gasleidingen: kunnen ontploffen of in brand raken als er een
gaslek is.
Afvoerpijpen: bij gebruik van leidingen van hard plastic is geen
aardingseffect mogelijk.
Telefoonaardingskabels en bliksemafl eiders: gevaarlijk
wanneer deze door de bliksem worden getroffen als gevolg van
een abnormale toename van elektrisch potentiaal in de aardaansluiting.
Sluit de kabels aan conform de “Nominale Elektrische Bedra-•
dingsschema” dat is aangehecht aan de achterzijde van de
afdekplaat van de communicatie box.
De transmissiebedrading (zwakstroom; Dlll) en de transmissiebe-•
drading (zwakstroom (RS-485) zijn transmissiebedrading voor
stuurstroomleiding.
De transmissiebedrading met sterkstroom bedrading of aardingskabels moeten niet ingeklemd worden. Communicatie storingen
kunnen ontstaan.
Sluit een sterkstroom bedrading niet aan op de klemmenblok •
waaraan de transmissiebedrading (zwakstroom; Dlll) en de
transmissiebedrading (zwakstroom; RS-485) zullen worden
vastgezet.
Zulk een onjuiste aansluiging is heel gevaarlijk en kan potentieel
schade aan en/of burnout van de elektrische componenten
veroorzaken.
Gebruik geen gevlochten draden waarop een soldeereinde is •
toegepast.
Een losse draad of andere afwijkingen kunnen abnormale
verhitting veroorzaken.
Sluit enkel de aangegeven draden aan en sluit ze stevig aan •
zodat er geen externe krachten op de klemmen plaatsvindt.
Bovenmatige aanspanning van een klemschroef kan de schroef •
beschadigen.
Gebruik alleen koperen geleiders.•
Gebruik een geïsoleerde kabel voor de voedingskabel.•
Kies het type voedingskabel en de diameter in overeenstemming •
met de betreffende plaatselijk en landelijk geldende bepalingen.
De specifi caties voor te gebruiken bedrading voldoen aan •
IEC60245.
Gebruik kabels van het type H05VV bij het gebruik van omman-•
telde leidingen.
Gebruik kabels van het type H07RN-F wanneer geen omman-•
telde leidingen worden gebruikt.
Aansluiting van de transmissiebedrading 5-1
(zwakstroom; DIII)
VOORZORGSMAATREGELEN
Neem de aangegeven lengte van de transmissiebedrading •
(zwakstroom, Dlll) in acht; indien dit niet het geval is kunnen
transmissiefouten ontstaan.
Gebruik ommantelde vinyl hulzen of kabels (twee-aderig) voor de •
transmissiebedrading (zwakstroom; Dlll)
Gebruik twee-aderige kabels voor de transmissiebedrading •
(zwakstroom; Dlll)
Gebruik geen kabel met drie of meer aders; anders zullen
transmissiefouten plaatsvinden.
Elektrische bedradingswerk5.
VOORZORGSMAATREGELEN
Alle bekabeling buiten het apparaat en alle componenten moeten •
door een erkend elektrotechnisch installateur worden geïnstalleerd en moeten voldoen aan de ter plaatse en landelijk geldende voorschriften.
Gebruik een schone leiding. Gebruik nooit een voedingsbron die •
gedeeld moet worden met een ander apparaat.
2 Nederlands
Specifi caite bedrading
Voor informatie inzakde de specifi catie van de voeding en (1)
communicatiekabels voor ZEAS, CVP en servoversterkers,
raadpleeg de bijgevoegde installatiehandleiding.
De volgende tabel toont de specifi caties van de transmissiebe-(2)
drading (zwakstroom; Dlll).
DraadDikte (mm²)Max. draadlengte
Transmissiebedrading (zwakstroom;
Dlll)
Bedradingsprocedure
Afbeeldingen 2 en 3 tonen de bedradingsschema voor het aansluiten van de communicatie box en iedere eenheid (ZEAS, CVP,
servoversterkers en binneneenheden (klimaatregelaar)).
Sluit draden aan als volgt:
Bedrading tussen de communicatie box en ZEAS/CVP(1)
Sluit F1 en F2 van de klemmenblok (X3M) van de communicatie box aan op F1 en F2 (TO OUT/D UNIT) van de klemmenblok (X1M (A1P)) van ZEAS/CVP.
Bedrading tussen ZEAS/CVP(2)
Sluit F1 en F2 (TO OUT/D UNIT) van de klemmenblok (X1M
(A1P)) van een ZEAS/CVP aan op F1 en F2, respectievelijk
van de klemmenblok van een andere ZEAS/CVP.
Bedrading van binneneenheden (klimaatregelaar) en servover-(3)
sterkers
De aansluitmethode is dezelfde als de voorgaande.
Raadpleeg de installatiehandleiding van de respectievelijke
eenheid.
(Zie afbeeldingen 2 en 3)
Transmissiebedrading (zwakstroom; Dlll)1.
Hoe de klemmenblok (X3M) van de communicatie box aan te
sluiten
Voor informatie inzake de bedrading van de klemmenblok (X3M)
naar de communicatie box, raadpleeg afbeeldingen 4 tot 6.
Vastdraaikoppel van de aansluitschroeven van de klemmen-(1)
blok (X3M)
Voor de vastdraaikoppels van de aansluitschroeven, raadpleeg
de volgende tabel en gebruik een geschikte schroevendraaier
voor het aanhalen.
Een schroevendraaier van een onjuiste grootte kan de
schroefkop beschadigen en daarbij de juiste aanhaling
voorkomen.
<Communicatie box>
Klemmenblok (X3M)
<Buiteneenheid (ZEAS/
CVP)>
Klemmenblok (X1M (A1P))
Voorbereiding van draden(2)
Zoals getoond in afbeelding 5, snij het uiteinde van de
transmissiebedrading dat aangesloten moet worden en
ontkleed de draad voordat het wordt aangesloten op de
klemmenblok (X3M).
Bij het aansluiten van meerdere draden vanuit de klemmen-(3)
blok (X3M)
Om twee draden op de klemmenblok (X3M) aan te sluiten,
gebruik draden van dezelfde diameter en verbuig de aders
samen zoals getoond in afbeelding 6, voordat de draden
worden aangesloten.
(Zie afbeelding 4)
Raadpleeg afbeelding 5 om een aansluiting te maken.1.
Transmissiebedrading (zwakstroom; DIII)3.
Naar ZEAS of CVP (er is geen polariteit)
0,75 - 1,25
Vastdraaikoppel (N·m)
1000 m
(max. draadlengte)
2000 m
(totale draadlengte)
0,79 - 0,97
0,80 - 0,96
(Zie afbeelding 5)
Mantel1.
(Zie afbeelding 6)
Draden met dezelfde diameter1.
Samen verbuigen voordat aansluiting plaatsvindt2.
Aansluiting van de transmissiebedrading 5-2
(zwakstroom; RS-485)
VOORZORGSMAATREGELEN
De transmissiebedrading (zwakstroom; RS-485) heeft polariteit.•
Onjuiste bedrading schakelt communicatie uit.
Specifi catie bedrading
De volgende tabel toont de specifi caties van de transmissiebe-(1)
drading (zwakstroom; RS-485).
DraadDikte (mm²)Max. draadlengte
Transmissiebedrading
(zwakstroom; RS-485)
Bedradingsprocedure
Bedrading tussen de communicatie box en het monitor (1)
systeem
Afbeelding 2 en 3 tonen de bedradingsschema's voor het
aansluiten van de communicatie box en het monitor systeem.
Zoals getoond in afbeelding 2 en 3, sluit de draden van A+ en
B– van de klemmenblok van de communicatie box aan op het
monitor systeem.
Hoe de klemmenblok (X3M) van de communicatie box te
bedraden
Sluit draden aan op de klemmenblok (X3M) op dezelfde (1)
manier als bij “5-1. Aansluiten van de transmissiebedrading
(zwakstroom; DIII)”.
(Zie afbeelding 4)
Raadpleeg afbeelding 5 om een aansluiting te maken.1.
Transmissiebedrading (zwakstroom; RS-485) (Het heeft 4.
polariteit)
Aan het monitor systeem
(Zie afbeelding 5)
Mantel1.
(Zie afbeelding 6)
Draden met dezelfde diameter1.
Samen verbuigen voordat aansluiting plaatsvindt2.
0,75 - 1,251200 m
Nederlands 3
Aansluiting van de voedingskabel5-3
Specifi catie bedrading
De volgende tabel toont de specifi caties van de aardingskabel (1)
en de voedingskabel van de communicatie box.
Voedingskabel
Min. dikte
(*1)
2 mm² (φ1.6 mm)
of meer
*1. Keuzes zijn gemaakt gebaseerd op de VV kabel en de IV
draad (elektrische leidingswerk)
*2. De maximale lijnlengte is gebaseerd op een spanningsverzakking van 2%.
Bedradingsprocedure
Afbeeldingen 2 tot 4 en 7 tot 9 tonen de tekeningen van de voedingskabel.
Sluit een voedingskabel (sterkstroom) aan op de klemmenblok (1)
(X1M) van de communicatie box.
Sluit een voedingskabel en een aardingskabel aan door •
ronde aanzetmond terminals te gebruiken.
Zoals getoond in afbeelding 8, voorzie isoltie voor sterk-•
stroom kabels door o.a. het installeren van een isolatiehuls.
Sluit een aardingskabel aan op de aardaansluiting van de (2)
communicatie box.
Sluit de aardingskabel zodanig aan dat het uit de uitsnijding •
van de remsluitring komt, zoals getoond in afbeelding 9.
Vastdraaikoppel van de aansluitschroeven van de klemmen-(3)
blok (X1M), Aardaansluiting
Voor de vastdraaikoppels van de aansluitschroeven, raadpleeg
de volgende tabel en gebruik een geschikte schroevendraaier
voor het aanhalen.
Een schroevendraaier van een onjuiste grootte kan de
schroefkop beschadigen en daarbij de juiste aanhaling
voorkomen.
<Communicatie box>
Klemmenblok (X1M)
<Communicatie box>
Aardaansluiting
Max. lijnlengte (*2)
250 m
Vastdraaikoppel (N·m)
Aardlkabel (koper)
2 mm² (φ1.6 mm)
of meer
1,18 - 1,44
3,02 - 4,08
Beveiligen van de velddraden (transmissiebe-5-4
drading en voedingskabel)
Beveiligen van de transmissiebedrading (zwakstroom)(1)
Raadpleeg afbeelding 7 om de transmissiebedrading te
beveiligen (zwakstroom; Dlll) en de transmissiebedrading
(RS-485) met de bijgevoegde klemmaterialen.
Beveiligen van de voedingskabel en aardingkabel(2)
Raadpleeg afbeelding 7 om de voedingskabel en aardingkabel
te beveiligen met de bijgevoegde klemmaterialen.
(Zie afbeelding 4)
Raadpleeg afbeelding 7 om een bovenmatig eindstuk weg 2.
te halen na het vastdraaien van het klemmateriaal op de
armatuur.
(Zie afbeelding 7)
Bevestigingsmateriaal (hulpstuk)1.
Draad2.
Armatuur3.
Nadat het bevestigingsmateriaal op de armatuur is vastge-4.
zet, snij een bovenmatige eindstuk af.
Notities5-5
Zoals getoond in afbeelding 4, plaats de robuuste kabels (1)
50mm of meer apart van de zwakke-stroom kabels.
Als een klein dier de inlaat zou binnengaan, vul de gaten met (2)
stopverf of ander sluitmateriaal (lokaal gekocht).
(Zie afbeelding 4)
Inlaat6.
Plaats sterkstroom 50mm of meer apart van de zwak-7.
stroom.
(Zie afbeeldingen 2 en 3)
Stroomtoevoer Enkele fase 220 tot 240 V4.
Voedingskabellijn5.
Aardleiding (koper)6.
Insteek sectie1.
Ronde aanzetmond terminal2.
Cup vulring3.
4 Nederlands
Veld confi guratie6.
Instellen van de adressen van buiteneenheden (ZEAS, CVP), servoversterkers en binneneenheden 6-1
(klimaatregelaar)
VOORZORGSMAATREGELEN
Wees voorzichtig met de wenteling van de ventilator iedere keer dat u de kopplaat van een buiteneenheid opent tijdens de bediening. De •
ventilator van de buiteneenheid kan nog even doorgaan met wentelen, zelfs als de bediening wordt stopgezet.
Voor de inschakeling, verzeker u ervan dat de bedieningsschakelaar van de buiteneenheid (ZEAS, CVP) op “UIT” staat vanaf de controle-•
opening in de afdekplaat van de bedieningskast.
Na inschakeling, bedien de druktoets schakelaars en controleer de LED aanduiding vanuit de controleopening in de afdekplaat van de •
bedieningskast. Bediening met open afdekplaat kan een elektrische schok veroorzaken.
Voor informatie inzake de veld confi guratie methode van het monitor systeem (product van een andere fabrikant) gelieve inlichtingen te •
vragen bij de desbetreffende fabrikant van het monitor systeem.
Effectieve adres bereik(1)
Stel een adres in overeenkomstig het model dat aan de communicatie box moet worden aangesloten. De volgende tabel toont de
nummers waarop een adres kan worden ingesteld.
Opmerking
The nummers in de volgende tabel laten het effectieve bereik van de adres instelling zien. Raadpleeg de specifi caties voor het aantal
buiteneenheden die kunnen communiceren met één communicatie box.
*1. Stel de adressen in op 1 tot 10 voor buiteneenheden waarop een servoversterker of een klimaatregelaar binneneenheid is aangeslo-
ten (ZEAS/CVP). Het adres kan ingesteld worden op 11 of hoger enkel voor ZEAS waarop geen servoversterker zal worden aange-
sloten.
*2. Stel het adres in voor ZEAS, CVP en ZEAS+servoversterker om duplicatie te voorkomen.
*3. Voor een servoversterker en een klimaatregelaar binneneenheid, stel het adres in binnen het bereik dat is getoond in de volgende
*4. Instellen van een adres buiten het effectieve bereik schakelt een goede communicatie uit.
*5. Nadat een adres van ZEAS, CVP, een servoversterker of een binneneenheid is ingesteld of veranderd, verzeker u ervan de voeding
naar de communicatie box om te slaan.
Nederlands 5
Hoe de adressen van ZEAS en CVP in te stellen(2)
Verzeker u ervan dat de bedieningsschakelaar op “UIT” is gezet vanuit de controleopening (links), zoals getoond in afbeelding 10.1.
Schakel het apparaat in.2.
Stel het adres in met de volgende stappen. (De instellingsmethode is hetzelfde voor ZEAS en CVP.)3.
Bedieningsprocedure
Initiële aanduiding
Hou de pagina-einde toets (BS1) ingedrukt gedurende 5 seconden.
Druk 6 keer op de bedieningstoets (BS2).
Druk eenmaal op de bevestigingstoets
(BS3).
Adres is niet
ingesteld
Adres 1
Adres 2
Druk de bedieningstoets (BS2) om de
gewenste instelling te
selecteren.
Druk eenmaal op de bevestigingstoets
(BS3).
Druk eenmaal op de bevestigingstoets
(BS3).
Druk eenmaal op de pagina-einde toets
(BS1).
*1. De LED aanduiding in de bovenstaande tabel laat de adres instelling op 3 zien.
*2. Al kan een adres worden ingesteld tot op 63, zet het adres binnen het effectieve adres bereik.
*3. Nadat een adres van ZEAS, CVP, een servoversterker of een binneneenheid is ingesteld of
veranderd, verzeker u ervan de voeding naar de communicatie box om te slaan.
Adres 3
Adres 4
Adres 5
Adres 6
· · ·
Adres 63
H1P H2P H3P H4P H5P H6P H7P
hhkhhhh
khhhhhh
khhhk kh
khhhhhh
khhhhhh
khhhhhl
khhhhlh
khhhhll
khhhlhh
khhhlhl
khhhl lh
kllllll
khhhhk k
khhhhhh
hhkhhhh
LED aanduiding
Toont de initiële aanduiding in normale toestand.
Verzeker u ervan dat de LED (H1P) AAN is.
Controleer de druk telling met de LED aanduiding.
Toont het huidige adres in binaire nummers.
Allemaal UIT door fabrieksinstelling.
Als de instelling niet is gezet, kan de communicatie niet worden gevestigd.
Geeft de druk telling aan op de LEDs (H2P tot
H7P) in binaire nummers.
· · ·
Een adres kan worden ingesteld tot aan 63, en
als BS2 daarna wordt ingedrukt, zal de
instelling worden veranderd in “Adres niet
ingesteld” (allemaal UIT).
De LED aanduiding van de ingestelde adres
zal veranderen van knipperend naar AAN. (*1)
Controleopening (links)5.
Deksel van de besturingskast6.
Controleopening (rechts)7.
PC paneel (A1P)8.
Druktoets schakelaars9.
Afdekplaat controleopening10.
Hijs dit aanzetstuk op om de afdek-11.
plaat te openen.
6 Nederlands
Hoe de adressen van servoversterkers in te stellen(3)
Verzeker u ervan dat de bedieningsschakelaar op “UIT” is gezet vanuit de controleopening (rechts), zoals getoond in afbeelding 11.1.
Schakel het apparaat in.2.
Stel een adres in met de volgende stappen.3.
Bedieningsprocedure
Initiële aanduiding
Hou de pagina-einde toets (BS1) ingedrukt gedurende 5 seconden.
Druk 16 keer op de bedieningstoets
(BS2).
Druk eenmaal op de bevestigingstoets
(BS3).
Adres is niet
ingesteld
Adres 1
Adres 2
Druk de bedieningstoets (BS2) om de
gewenste instelling te
selecteren.
Druk eenmaal op de bevestigingstoets
(BS3).
Druk eenmaal op de bevestigingstoets
(BS3).
Druk eenmaal op de pagina-einde toets
(BS1).
*1. De LED aanduiding in de bovenstaande tabel laat de adres instelling op 3 zien.
*2. Al kan een adres worden ingesteld tot op 7, zet het adres binnen het effectieve adres bereik.
*3. Nadat een adres van ZEAS, CVP, een servoversterker of een binneneenheid is ingesteld of
veranderd, verzeker u ervan de voeding naar de communicatie box om te slaan.
Adres instelling nummer
Servoversterker
Adres van
ZEAS of CVP
1123
2123
3123
4123
10123
Adres 3
Adres 4
Adres 5
Adres 6
Adres 7
Bu1Bu2Bu3
· · ·
H1P H2P H3P H4P H5P H6P H7P
hhkhhhh
khhhhhh
khkhhhh
khhhhhh
khhhhhh
khhhhhl
khhhhlh
khhhhll
khhhlhh
khhhlhl
khhhllh
khhhl ll
khhhhk k
khhhhhh
hhkhhhh
LED aanduiding
Toont de initiële aanduiding in normale toestand.
Verzeker u ervan dat de LED (H1P) AAN is.
Controleer de druk telling met de LED aanduiding.
Toont het huidige adres in binaire nummers.
Allemaal UIT door fabrieksinstelling.
Als de instelling niet is gezet, kan de communicatie niet worden gevestigd.
Geeft de druk telling aan op de LEDs (H2P tot
H7P) in binaire nummers.
Een adres kan worden ingesteld tot aan 7, en
als BS2 daarna wordt ingedrukt, zal de
instelling worden veranderd in “Adres niet
ingesteld” (allemaal UIT).
De LED aanduiding van de ingestelde adres
zal veranderen van knipperend naar AAN. (*1)
Hoe stelt u de adressen van binneneenheden (klimaatregelaar) in(4)
Verzeker u ervan dat de bedieningsknop van de afstandsbediening op “UIT” staat.
Raadpleeg de volgende afbeelding voor informatie over het toewijzen van een adres.
Basis
Scherm
Druk op
“ ” toets
gedurende
5 seconden.
Lokale
instellingen
Druk op “ ” toets
éénmaal.
Selecteer “Binnen eenheid
Airnet Nr. Set” en druk dan op
de “ ” toets.
Druk op de “ ” toets.
Instell. Airnet
Nr. binnenunit
Na het veranderen van het groep
Nr. met de “ ” en “ ” toetsen,
druk op de “ ” toets.
Druk op de “ ” “ ” toets.
Instell. Airnet
Nr. binnenunit
Lokale instellingen
Testbedrijf AAN/UIT
Registreer servicecontact
Lijst lokale instellingen
Instell. Airnet Nr. binnenunit
Storingshistorie
Status binnenunit
Instelling
1/2
Instell. Airnet Nr. binnenunit
Unit NoGrp nr.
Set
0000
Ter ug
Instell. Airnet Nr. binnenunit
Unit NoGrp nr.
Set
0000
Ter ugTer ug
Vrijgeven
Veld instelling menuItem 2
Veld instellingBinnen eenheid Airnet Nr.set
Uitleg
Een binnen eenheid Airnet adres can worden
ingesteld.
*1. Al kan een adres worden ingesteld tot op 128, zet het adres binnen het effectieve adres bereik.
*2. Nadat een adres van ZEAS, CVP, een servoversterker of een binneneenheid is ingesteld of veranderd, verzeker u ervan de voeding
naar de communicatie box om te slaan.
Voorbeeld van adres instelling nummers
Klimaatregelaar
binneneenheid
Adres van CVP
Klimaatregelaar
binneneenheid 1
Klimaatregelaar
binneneenheid 2
Klimaatregelaar
· · ·
binneneenheid 6
123· · ·7
289· · ·13
31415· · ·19
42021· · ·25
· · ·
105657· · ·61
1. Het adres in iedere binneneenheid moet worden ingesteld, zelfs als er groepsbediening op afstand wordt uitgevoerd.
Confi guratie van de communicatie box6-2
VOORZORGSMAATREGELEN
Zet de stroom niet aan met open afdekplaat van het product. Dit kan een elektrische schok veroorzaken.•
Voordat de stroom aan wordt gezet, verzeker u ervan dat de afdekplaten van de communicatie box en de controleopening dicht zijn.•
Nadat de stroom aan is gezet, als de druktoets schakelaars bediend moeten worden of de LED aanduiding moet worden gecontroleerd, •
open de afdekplaat van de controleopening voor de bediening/controle.
Als u de afdekplaat van de controleopening opent voor bediening, wees voorzichtig om de transformer niet aan te raken. Een brandwond •
kan hieruit voortvloeien.
8 Nederlands
Instellen van een slaaf-adres(1)
SS2
1207
SS3
1007
SS2
1207
SS3
1007
SS2
1207
SS3
1007
SS2
1207
SS3
1007
SS2
1207
SS3
1007
SS2
1207
SS3
UIT
AAN
1007
Fabrieksinstelling
(
de positie van
een schakelaar
)
Voorbeeld van instelling
verandering 1 <1207>
Voorbeeld van instelling
verandering 2 <1007>
Voor twee schuifschakelaars SS2 en SS3, betekent omhoog schuiven UIT
zetten en omlaag schuiven
AAN zetten.
Stel een slaaf-adres als volgt in door de DIP-schakelaars (DS1, DS2) te gebruiken op de PC paneel (A1P) van de communicatie box,
getoond in afbeelding 12.
VOORZORGSMAATREGELEN
Verzeker u ervan een slaaf-adres in te stellen voordat deze wordt ingeschakeld. Een instelling na inschakeling is nietig.•
Slaaf-
MSB
AAN
UIT
Zet een afsluitweerstand zoals nodig geacht.(2)
De instelling kan gedaan worden met twee schuifschakelaars (SS2, SS3) getoond in afbeelding 13. Als beide schuifschakelaars SS2 en
SS3 “UIT” zijn, is de afsluitweerdstand 0 Ω.
Fabrieksinstelling
DS1
1234
Hoge-order
4 bits
Slaaf-adres instelling DPS
DS2
1234
Lage-order
4 bits
LSB
adres
1UITUITUITUITUITUITUITAANFabrieksinstellingswaarde
2UITUITUITUITUITUITAANUIT
3UITUITUITUITUITUITAAN AAN
26UITUITUITAAN AANUITAANUIT
245AAN AAN AAN AANUITAANUITAANMaximale effectieve adres
12341234
DS1DS2
~
~
Opmerkingen
Nederlands 9
Controleer alle transmissiebedrading (zwakstroom; Dlll) getoond in afbeeldingen 2 en 3.(3)
Controleer de transmissiebedrading (zwakstroom; RS-485) vanuit het monitor systeem naar de communicatie box getoond in afbeeldin-(4)
gen 2 en 3.
Sluit de afsluitdeksel van de communicatie box voordat u de stroom aan zet.(5)
Instellen van pariteit(6)
Stel pariteit in door de druktoets schakelaars (BS1 naar 5) te gebruiken op het PC paneel (A1P) van de communicatie box, getoond in
afbeelding 12. De volgende tabel toont de instellingsmethode. Stel pariteit in zoals aangegeven op het monitor systeem.
Bedieningsprocedure
Initiële scherm
Hou de druktoets (BS1) ingedrukt gedu-
rende 5 seconden.
Druk tweemaal op de druktoets (BS2).
Druk eenmaal op de druktoets (BS3).
Druk de druktoets
(BS2) om de gewenste
instelling te selecteren.
Druk eenmaal op de druktoets (BS3).
Druk eenmaal op de druktoets (BS3).
Druk eenmaal op de druktoets (BS1).
Geen
Oneven
Even
H1P H2P H3P H4P H5P H6P H7P
hhhhhkk
khhhhhh
khhhhkh
khhhhhl
khhhhhl
khhhhlh
khhhlhh
khhhhhk
khhhhhh
hhhhhkk
LED aanduiding
Opmerkingen
Toont de initiële scherm in normale toestand.
Verzeker u ervan dat de LED (H1P) AAN is.
Controleer de druk telling met de LED aanduiding.
Duidt de laatse status aan van de instelling.
Fabrieks instelling
De ingestelde LED aanduiding zal veranderen
van knipperend naar AAN.
Keert terug naar de initiële aanduiding.
Betekenis van aanduidingen
<
UIT: h AAN: k
Knipperend: l
>
(Zie afbeelding 12)
Druktoets schakelaars (communicatie 1.
box PC paneel; A1P)
Instellen van baud-waarde(7)
Stel baud-waarde in door de druktoets schakelaars (BS1 naar 5) te gebruiken op het PC paneel (A1P) van de communicatie box,
getoond in afbeelding 12. De volgende tabel toont de instellingsmethode. Stel een baud-waarde in zoals aangegeven op het monitor
systeem.
(SS1 tot SS3)
DIP-schakelaars (DS1, DS2)7.
Druktoets schakleaars (BS1 tot BS5)8.
LED (H1P tot H7P)9.
PC paneel (A1P)10.
Transformer (T1R)11.
Controleopening12.
Bedieningsprocedure
Initiële scherm
Hou de druktoets (BS1) ingedrukt gedu-
rende 5 seconden.
Druk eenmaal op de druktoets (BS2).
Druk eenmaal op de druktoets (BS3).
Druk de druktoets
(BS2) om de gewenste
instelling te selecteren.
Druk eenmaal op de druktoets (BS3).
Druk eenmaal op de druktoets (BS3).
Druk eenmaal op de druktoets (BS1).
Stroom herstel(8)
Na het instellen van pariteit, een baud-waarde en slaaf-adres, herstel de stroomtoevoer van de communicatie box.
VOORZORGSMAATREGELEN
De stroomtoevoer moet hersteld worden zodat de instelling van pariteit en een baud-waarde effectief is.•
9600bps
19200bps
4800bps
H1P H2P H3P H4P H5P H6P H7P
hhhhhkk
khhhhhh
khhhhhk
khhhhhl
khhhhhl
khhhhlh
khhhlhh
khhhhhk
khhhhhh
hhhhhkk
LED aanduiding
Opmerkingen
Toont de initiële scherm in normale toestand.
Verzeker u ervan dat de LED (H1P) AAN is.
Controleer de druk telling met de LED aanduiding.
Duidt de laatse status aan van de instelling.
Fabrieks instelling
De ingestelde LED aanduiding zal veranderen
van knipperend naar AAN.
Keert terug naar de initiële aanduiding.
Betekenis van aanduidingen
<
UIT: h AAN: k
Knipperend: l
>
Proefdraaien van het communicatie systeem7.
Opmerking
Raadpleeg de installatiehandleiding, toegevoegd aan de onderscheiden eenheid, voor informatie over hoe een test-run te doen van iedere
eenheid (ZEAS, CVP, servoversterker en binneneenheid (klimaatregelaar)).
Controleer de volgende twee posten op het monitor systeem.
Verzeker u ervan dat de LEDs (H6P, H7P) op het PC paneel A1P van de communicatie box AAN zijn.(1)
(Als ze nog steeds knipperen is de communicatie helemaal niet gevestigd.)
H6P AAN: RS-485 communicatie is gevestigd.
H7P AAN: DIII communicatie van één of meer eenheden is gevestigd.
Draaien van gegevens van iedere eenheid(2)
Controleer of de operationele gegevens van ieder adres gemonitord kan worden op het monitor systeem.
Controleer het ingestelde adres van iedere eenheid tegen het adres weergegeven op het monitor systeem.
Verzeker u ervan dat stroom wordt toegevoerd op iedere eenheid. (De bedieningschakelaar kan zonder problemen “UIT” zijn.)
Instelling op afstand(3)
Als het monitor systeem instellingen op afstand van buiteneenheden kan uitvoeren, geef instellingsinstructies op afstand om zeker te
stellen dat de instelling van iedere buiteneenheid verandert.
Als de bedieningsgegevens en instelling op afstand geen problemen vertonen, de LED (H2P) op UIT en de LEDs (H6P, HP) op AAN worden
bevestigd, dan is de test-run compleet.
Opmerking
Bevestiging van een fout neemt ongeveer 12 minuten.•
Als er geen communicatie is vanuit het monitor systeem (bv. het monitor systeem heeft geen stroom of als er een bedradingsfout is zoals •
onjuiste polariteit of verbreking), is er een communicatiefout aan de RS-485 zijde.
10 Nederlands
Actie in geval van een communicatiefout(4)
Als de operationele gegevens niet gecontroleerd kunnen worden op het monitor systeem kan er een abnormaliteit aan het gebeuren zijn.
Controleer alle diagnose posten op de volgende en corrigeer de problemen.
De bedieningsstap 1 op de volgende laat u toe om bepaalde foutendetails te controleren.
Controleer postControleer methodeWat te doen in het geval van een probleem
Controleer de adresinstelling van iedere eenheid
Controleer de instelling
van het slaaf-adres
Controleer de instelling
van de pariteit
Controleer de instelling
van het baud-waarde
Controleer de transmissienedrading (zwakstroom; Dlll)
Controleer de transmissiebedrading (zwakstroom; RS-485)
Controleer op een PC
paneelfout
Controleer of de gegevens van ieder adres gecontroleerd kan worden op het monitor systeem.
Controleer de DIP-schakelaars (DS1, DS2) vann de
communicatie box PC paneel (A1P).
Controleer de instelling van de pariteit van het monitor
system tegen de instelling van de pariteit van de
communicatie box.
Controleer de instelling van de baud-waarde van het
monitor system tegen de instelling van de baudwaarde van de communicatie box.
Controleer of de gegevens van ieder adres gecontroleerd kan worden op het monitor systeem.
Als de LED (H2P) AAN is en de LED (H7P) knippert
op de communicatie box, volg de bedieningsprocedure in de volgende tabel om foutendiagnose uit te
voeren voor de communicatie box.
Nadat is vastgesteld dat de veldinstellingen op de
juiste wijze zijn gedaan, controleer of de gegevens op
het monitor systeem gecontroleerd kunnen worden.
Als de LED (H2P) AAN is op de communicatie box,
volg de bedieningsprocedure in de volgende tabel om
foutendiagnose uit te voeren voor de communicatie
box.
Als geen LED op AAN staat op de PC paneel (A1P)
op de communicatie box.
Controleer op eennormale toestand op de PC panelen van
ZEAS, CVP, de servoversterkers en de klimaatregelaar
binneneenheden.
Stel opnieuw de adressen in van de buiteneenheden,
klimaatregelaar binneneenheden en servoversterkers. Raadpleeg “6. Veld confi guratie”.
Stel het slaaf-adres in op de juiste wijze.
Raadpleeg (1) op de “6-2 Confi guratie van de communicatie box”.
Stel de pariteit in op de juiste wijze.
Raadpleeg (6) op de “6-2 Confi guratie van de communicatie box”.
Stel de baud-waarde in op de juiste wijze.
Raadpleeg (7) op de “6-2 Confi guratie van de communicatie box”.
Controleer de bedrading van de eenheid met het
adres waarvan de gegevens niet gecontroleerd
kunnen worden en corrigeer dat.
Communicatie kan niet vastgesteld worden met de
buiteneenheden. Controleer de transmissiebedrading
(zwakstroom; Dlll) en adres instellingen.
Controleer de transmissiebedrading (zwakstroom;
RS-485) op problemen en corrigeer deze dan. (Bijv.
verbreking, onjuiste polariteit)
Verplaats de PC paneel (A1P).
Verplaats de desbetreffende PC paneel (A1P).
Nederlands 11
Bedieningstap 1
Bedieningsprocedure
Initiële aanduiding *1
Druk eenmaal op de druktoets (BS1).
Druk tweemaal op de druktoets (BS2).
Dlll-zijde communicatiefout
RS-485-zijde
communicatiefout
Druk eenmaal op de
druktoets (BS3) (fouten
controle) *2
Druk eenmaal op de druktoets (BS1) (keert
terug naar de initiële aanduiding).
*1. De initiële aanduiding in de bovenstaande tabel toont de aanduiding in het geval van een foutopsporing.
Als er geen communicatiefout plaatsvindt, zal de LED (H2P) UIT gaan en de LEDs (H6P en H7P) AAN gaan.
Zelfs als er corrigerende actie is ondernomen tegen een fout, zal de LED (H2P) AAN gaan als andere fouten
worden ontdekt.
*2. Als meerdere fouten worden ontdekt, zullen meerdere LEDs (H2P tot H7P) knipperen.
*3. Een fout zal worden gepubliceerd als er een communicatiefout plaatsvindt aan ofwel de Dlll-zijde of de
RS-485-zijde, nadat de communicatie is bevestigd. Als de communicatie niet is bevestigd, kunnen geen
fouten worden ontdekt.
Paneelfout
Dupliceer buiteneenheden adressen.
Buiteneenheid
(ZEAS/CVP)
adres is niet
ingesteld
Slaaf-adres
instellingsfout
H1P H2P H3P H4P H5P H6P H7P
hkhhhll
lhhhhhh
lhhhhkh
llhhhhh
lhlhhhh
lhhlhhh
lhhhlhh
lhhhhlh
lhhhhhl
hkhhhll
LED aanduiding
H6P knipperend: RS-485-zijde communicatiefout
H7P knipperend: DIII-zijde communicatiefout
(Als communicatie niet is gevestigd met de
binneneenheden)
Communicatiefout van alle ZEASs, CVPs. *3
Communicatiefout aan de RS-485-zijde.
Een fout wordt geconstateerd, zelfs als de
polariteit onjuis is.
Controleer de adresinstelling en de RS-485 bedrading. *3
Fout op de PC paneel (A1P) van de communicatie box.
Het paneel moet vervangen worden.
Dupliceer buiteneenheden adressen.
Controleer de adresinstellingen en de Dlll bedrading.
Het adres van een buiteneenheid (ZEAS/CVP) is
niet ingesteld.
Controleer de adresinstellingen en de Dlll bedrading.
Slaaf-adres instellingsfout.
Controleer de slaaf-adres instelling en bedrading.
In een normale toestand gaat H2P UIT en gaan
H6P en H7P AAN.
Opmerkingen
<
Betekenis van aanduidingen
UIT: h AAN: k
Knipperend: l
>
Afl evering van het product8.
Na de test-run en voor afl evering aan de klant, verzeker u ervan dat de afsluitdeksel van de communcatie box en de afsluitdeksels van de •
controleopeningen en de besturingskast van iedere eenheid zijn vastgezet.
Voor de notities inzake afl evering, raadpleeg de installatiehandleiding dat ook is bijgevoegd aan iedere eenheid.•
12 Nederlands
3P291818-1B EM11A041A
(1202)
HT
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.