Daikin 3MXM40N2V1B, 3MXM52N2V1B, 3AMXM52M3V1B, 3MXM68N2V1B, 3AMXF52A2V1B Installer reference guide [nl]

...
Uitgebreide handleiding
voor de installateur
R32 Split-reeks
3MXM40N2V1B 3MXM52N2V1B 3AMXM52M3V1B 3MXM68N2V1B 3AMXF52A2V1B 3MXF52A2V1B 3MXF68A2V1B 4MXM68N2V1B 4MXM80N2V1B 5MXM90N2V1B
Uitgebreide handleiding voor de installateur
R32 Split-reeks
Nederlands

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave
1 Algemene veiligheidsmaatregelen 3
1.1 Over de documentatie ............................................................... 3
1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen ....... 3
1.2 Voor de installateur ................................................................... 3
1.2.1 Algemeenheden.......................................................... 3
1.2.2 Plaats van installatie ................................................... 4
1.2.3 Koelmiddel .................................................................. 5
1.2.4 Pekel........................................................................... 6
1.2.5 Water .......................................................................... 6
1.2.6 Elektrisch .................................................................... 6
2 Over de documentatie 7
2.1 Over dit document ..................................................................... 7
2.2 Overzicht van de uitgebreide handleiding voor de installateur.. 7
3 Over de doos 8
3.1 Overzicht: Over de doos............................................................ 8
3.2 Buitenunit .................................................................................. 8
3.2.1 De buitenunit uitpakken .............................................. 8
3.2.2 Om de toebehoren van de buitenunit uit te nemen..... 8
4 Over de units en opties 9
4.1 Overzicht: Over de units en opties ............................................ 9
4.2 Identificatie ................................................................................ 9
4.2.1 Identificatielabel: Buitenunit ........................................ 9
5 Voorbereiding 9
5.1 Overzicht: Voorbereiding........................................................... 9
5.2 Installatieplaats voorbereiden.................................................... 9
5.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de buitenunit
geïnstalleerd wordt...................................................... 9
5.2.2 Bijkomende vereisten inzake de installatieplaats van
de buitenunit in koude klimaten .................................. 10
5.2.3 Lengte koelmiddelleiding en hoogteverschil ............... 11
5.3 De koelmiddelleidingen voorbereiden ....................................... 11
5.3.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen ....................... 11
5.3.2 De koelleidingen isoleren............................................ 12
5.4 De elektrische bedrading voorbereiden..................................... 12
5.4.1 Over het voorbereiden van de elektrische bedrading . 12
6 Installatie 12
6.1 Overzicht: Installatie .................................................................. 12
6.2 Openen van de unit ................................................................... 13
6.2.1 Over openen van de unit............................................. 13
6.2.2 De buitenunit openen.................................................. 13
6.3 De buitenunit monteren ............................................................. 13
6.3.1 Over de montage van de buitenunit............................ 13
6.3.2 Voorzorgsmaatregelen bij de montage van de
buitenunit .................................................................... 13
6.3.3 De installatiestructuur voorzien................................... 13
6.3.4 De buitenunit installeren ............................................. 14
6.3.5 Afvoer voorzien........................................................... 14
6.3.6 Ervoor zorgen dat de buitenunit niet kan omvallen..... 14
6.4 De koelmiddelleiding aansluiten................................................ 14
6.4.1 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen ........ 14
6.4.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
koelmiddelleidingen .................................................... 15
6.4.3 Richtlijnen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen 15
6.4.4 Richtlijnen voor het buigen van leidingen ................... 16
6.4.5 Het uiteinde van een buis verbreden .......................... 16
6.4.6 Verbindingen tussen buiten- en binnenunit met
verloopstukken............................................................ 16
6.4.7 Gebruik van de afsluiter en servicepoort .................... 17
6.4.8 Koelmiddelleiding op buitenunit aansluiten................. 18
6.5 De koelmiddelleiding controleren .............................................. 18
6.5.1 Over het controleren van de koelmiddelleidingen....... 18
6.5.2 Voorzorgsmaatregelen bij het controleren van
koelmiddelleidingen ..................................................... 18
6.5.3 Op lekkages controleren.............................................. 18
6.5.4 Vacuümdrogen............................................................. 18
6.6 Koelmiddel bijvullen.................................................................... 19
6.6.1 Over het toevoegen van koelmiddel ............................ 19
6.6.2 Voorzorgsmaatregelen bij het bijvullen van
koelmiddel.................................................................... 19
6.6.3 Over het koelmiddel..................................................... 19
6.6.4 Bepalen hoeveel koelmiddel toegevoegd moet
worden ......................................................................... 20
6.6.5 De hoeveelheid bepalen om opnieuw volledig te
vullen............................................................................ 20
6.6.6 Extra koelmiddel bijvullen ............................................ 20
6.6.7 De label voor fluorhoudende broeikasgassen
bevestigen.................................................................... 20
6.7 De elektrische bedrading aansluiten .......................................... 21
6.7.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading....... 21
6.7.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
elektrische bedrading................................................... 21
6.7.3 Richtlijnen voor het aansluiten van de elektrische
bedrading ..................................................................... 21
6.7.4 Specificaties van de standaardcomponenten van de
bedrading ..................................................................... 22
6.7.5 De elektrische bekabeling op de buitenunit
aansluiten..................................................................... 22
6.8 De installatie van de buitenunit voltooien ................................... 23
6.8.1 De installatie van de buitenunit voltooien..................... 23
6.8.2 Over de functie energiebesparende stand-by.............. 23
6.8.3 Over de functie voorrangskamer.................................. 23
6.8.4 Over fluisterstille nachtstand........................................ 24
6.8.5 Over blokkering verwarmingsstand.............................. 24
6.8.6 Over blokkering koelstand ........................................... 24
6.8.7 De buitenunit sluiten .................................................... 24
7 Inbedrijfstelling 25
7.1 Overzicht: Inbedrijfstelling .......................................................... 25
7.2 Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling............................. 25
7.3 Checklist voor de inbedrijfstelling ............................................... 25
7.4 Checklist tijdens inbedrijfstelling................................................. 25
7.5 Proefdraaien en testen ............................................................... 25
7.5.1 Over bedradingscontrole.............................................. 25
7.5.2 Proefdraaien ................................................................ 26
7.6 De buitenunit starten .................................................................. 26
7.7 Storingsdiagnose met behulp van de led op de printplaat van
de buitenunit............................................................................... 26
8 Aan de gebruiker overhandigen 27
9 Onderhoud en service 27
9.1 Overzicht: onderhoud en service................................................ 27
9.2 Voorzorgsmaatregelen inzake onderhoud ................................. 27
9.3 Controlelijst jaarlijks onderhoud van de buitenunit ..................... 27
9.4 Over de compressor................................................................... 27
10 Opsporen en verhelpen van storingen 28
10.1 Overzicht: Probleemoplossing.................................................... 28
10.2 Voorzorgsmaatregelen bij het opsporen en verhelpen van
storingen..................................................................................... 28
10.3 Problemen op basis van symptomen oplossen .......................... 28
10.3.1 Symptoom: Binnenunits vallen, trillen of maken
lawaai........................................................................... 28
10.3.2 Symptoom: De unit verwarmt of koelt NIET zoals
verwacht....................................................................... 28
10.3.3 Symptoom: Waterlekken.............................................. 28
10.3.4 Symptoom: Elektrisch lek............................................. 28
10.3.5 Symptoom: Functie voor instelling voorrangskamer
doet het NIET............................................................... 28
10.3.6 Symptoom: De unit werkt NIET of er is brandschade .. 28
11 Als afval verwijderen 29
11.1 Overzicht: Als afval verwijderen ................................................. 29
11.2 Afpompen ................................................................................... 29
Uitgebreide handleiding voor de installateur
2
3(A)MXM+3(A)MXF+4MXM+5MXM
R32 Split-reeks
4P600463-1 – 2019.10

1 Algemene veiligheidsmaatregelen

11.3 Een gedwongen koeling starten en stoppen ............................. 29
12 Technische gegevens 30
12.1 Bedradingsschema.................................................................... 30
12.1.1 Legende eengemaakt bedradingsschema.................. 30
12.2 Schema van de leidingen: Buitenunit ........................................ 31
13 Verklarende woordenlijst 33
1 Algemene
veiligheidsmaatregelen

1.1 Over de documentatie

▪ De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
▪ Alle in dit document vermelde voorzorgen betreffen zeer
belangrijke punten en dienen dus steeds nauwgezet te worden nageleefd.
▪ De installatie van het systeem en alle in de installatiehandleiding
en de uitgebreide handleiding voor de installateur beschreven handelingen MOETEN door een erkende installateur worden uitgevoerd.

1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen

GEVAAR
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg heeft.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Duidt op een situatie die elektrocutie kan veroorzaken.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzaken als gevolg van extreem hoge of lage temperaturen.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Duidt op een situatie die een ontploffing kan veroorzaken.
WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
VOORZICHTIG
Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
OPMERKING
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of eigendom zou kunnen berokkenen.
INFORMATIE
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.
Symbool Verklaring
Lees de montagehandleiding, de gebruiksaanwijzing en het instructievel voor de bedrading alvorens te beginnen met de installatie.
Lees de servicehandleiding alvorens onderhouds­en servicewerkzaamheden uit te voeren.
Symbool Verklaring
Voor meer informatie, zie de uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker.

1.2 Voor de installateur

1.2.1 Algemeenheden

Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit, neem contact op met uw dealer.
OPMERKING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur, uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires, optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen die door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de Daikin-documentatie).
VOORZICHTIG
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen (beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.) wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan spelen. Mogelijk risico: verstikking.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn. Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine dieren die in contact komen met elektrische onderdelen kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminiumlamellen van de unit NIET aan.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
OPMERKING
Werkzaamheden aan de buitenunit worden best gepland bij droog weer om waterinsijpeling te voorkomen.
Volgens de relevante wetgeving kan het vereist zijn om bij het product een logboek te voorzien met minstens: informatie over onderhoud, reparaties, resultaten van tests, periodes van stand-by, …
3(A)MXM+3(A)MXF+4MXM+5MXM R32 Split-reeks 4P600463-1 – 2019.10
Uitgebreide handleiding voor de installateur
3
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
Contains fluorinated greenhouse gases
2
1
1
1
2
2
kg
tCO2eq
1000
GWP × kg
=
=
+
kg
=
kg
=
GWP: xxx
R32
Voorzie ook minstens de volgende informatie op een toegankelijke plaats bij het product:
▪ Instructies voor het stilleggen van het systeem in noodgevallen ▪ Naam en adres van brandweer, politie en ziekenhuis ▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts
om onderhoud te bekomen
In Europa biedt EN378 de vereiste informatie voor dit logboek.

1.2.2 Plaats van installatie

▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen. ▪ Controleer of de unit horizontaal staat. Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen: ▪ In mogelijke explosieve omgevingen. ▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het
besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan
werken. ▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels,
ontvlambaar stof. ▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of
gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat
lekken.
Instructies voor apparatuur met R32-koelmiddel
Indien van toepassing.
WAARSCHUWING
▪ Niet doorboren of verbranden. ▪ Gebruik GEEN andere schoonmaakmiddelen of
manieren om het ontdooien te versnellen dan die aanbevolen door de fabrikant.
▪ Denk eraan dat R32-koelmiddel geurloos is.
WAARSCHUWING
Het toestel moet worden opgeslagen waar het geen mechanische schade kan oplopen in een voldoende geventileerde ruimte zonder ontstekingsbronnen die voortdurend branden (bijvoorbeeld: open vuur, een brandend gastoestel of een werkende elektrische verwarming) met de hieronder beschreven afmetingen.
Vereisten voor de installatieruimte
OPMERKING
▪ Bescherm leidingen tegen fysieke schade. ▪ Beperk de installatie van de leidingen tot een minimum.
WAARSCHUWING
Als toestellen R32-koelmiddel bevatten, dan moet de vloeroppervlakte van de ruimte waarin de toestellen worden geïnstalleerd, gebruikt en opgeslagen groter zijn dan de minimum vloeroppervlakte zoals bepaald in de tabel onder A (m2). Dit geldt voor:
▪ Binnenunits zonder koelmiddelleksensor; in het geval
van binnenunits met koelmiddelleksensor, zie de montagehandleiding
▪ Binnenshuis geïnstalleerde of opgeslagen buitenunits
(bijvoorbeeld: oranjerie, garage, machineruimte)
▪ Leidingen in ruimtes zonder ventilatie
Minimum vloeroppervlakte bepalen
1 Bepaal de totale koelmiddelvulling in het systeem
(= fabrieksvulling koelmiddel + extra bijgevulde hoeveelheid koelmiddel).
2 Selecteer welke grafiek of tabel u wilt gebruiken.
▪ Voor binnenunits: Is de unit een plafond-, wand- of
vloermodel?
▪ Voor binnenshuis geïnstalleerde of opgeslagen buitenunits,
en lokale leidingen in ruimtes zonder ventilatie hangt dit af van de installatiehoogte:
Bij een installatiehoogte van…
Gebruik de grafiek of tabel voor…
<1,8m Vloerunits 1,8≤x<2,2m Units voor muurmontage ≥2,2m Units voor plafondmontage
3 Gebruik de grafiek of de tabel om de minimum vloeroppervlakte
te bepalen.
OPMERKING
▪ Gebruik reeds eerder gebruikte verbindingen NIET
opnieuw.
▪ Verbindingen die bij de installatie tussen onderdelen
van het koelmiddelsysteem worden gemaakt moeten toegankelijk zijn voor onderhoudsdoeleinden.
WAARSCHUWING
De installatie, service, onderhoud en reparaties moeten overeenstemmen met de instructies van Daikin en met de geldende wetgeving (bijvoorbeeld de nationale gasregelgeving) en mogen alleen door bevoegde personen worden uitgevoerd.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
4
3(A)MXM+3(A)MXF+4MXM+5MXM
R32 Split-reeks
4P600463-1 – 2019.10
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
110
120
130
140
150
160
170
180
190
200
210
220
230
240
250
260
270
280
290
300
310
320
330
340
350
360
370
380
390
400
410
420
430
440
450
460
470
480
490
500
510
520
530
540
550
1.822.2
2.4
2.6
2.833.2
3.4
3.6
3.844.2
4.4
4.6
4.855.2
5.4
5.6
5.866.2
6.4
6.6
6.877.2
7.4
7.6
7.8
1.843 7.956
8.0
A
min
(m2)
Floor-standing unit
(c)
Wall-mounted unit
(b)
Ceiling-mounted unit
(a)
m (kg)
Ceiling-mounted
unit
(a)
4.6 13.4
4.6 180
4.8 14.6
4.8 196
5.0 15.8
5.0 213
≤1.842
5.2 17.1
≤1.842
5.2 230
1.843 3.64
5.4 18.5
1.843 28.9
5.4 248
2.0 3.95
5.6 19.9
2.0 34.0
5.6 267
2.2 4.34
5.8 21.3
2.2 41.2
5.8 286
2.4 4.74
6.0 22.8
2.4 49.0
6.0 306
2.6 5.13
6.2 24.3
2.6 57.5
6.2 327
2.8 5.53
6.4 25.9
2.8 66.7
6.4 349
3.0 5.92
6.6 27.6
3.0 76.6
6.6 371
3.2 6.48
6.8 29.3
3.2 87.2
6.8 394
3.4 7.32
7.0 31.0
3.4 98.4
7.0 417
3.6 8.20
7.2 32.8
3.6 110
7.2 441
3.8 9.14
7.4 34.7
3.8 123
7.4 466
4.0 10.1
7.6 36.6
4.0 136
7.6 492
4.2 11.2
7.8 38.5
4.2 150
7.8 518
4.4 12.3
7.956 40.1
4.4 165
7.956 539
m (kg)
A
min
(m2)
4.6 20.0
4.8 21.8
5.0 23.6
≤1.842
5.2 25.6
1.843 4.45
5.4 27.6
2.0 4.83
5.6 29.7
2.2 5.31
5.8 31.8
2.4 5.79
6.0 34.0
2.6 6.39
6.2 36.4
2.8 7.41
6.4 38.7
3.0 8.51
6.6 41.2
3.2 9.68
6.8 43.7
3.4 10.9
7.0 46.3
3.6 12.3
7.2 49.0
3.8 13.7
7.4 51.8
4.0 15.1
7.6 54.6
4.2 16.7
7.8 57.5
4.4 18.3
7.956 59.9
Wall-mounted
unit
(b)
m (kg)
A
min
(m2)
Floor-standing
unit
(c)
m (kg)
A
min
(m2)
(c) Floor-standing unit (= Vloerunit)

1.2.3 Koelmiddel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de lokale leidingen en aansluitingen NIET worden belast.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
3(A)MXM+3(A)MXF+4MXM+5MXM R32 Split-reeks 4P600463-1 – 2019.10
m Totale hoeveelheid koelmiddel in het systeem
A
Minimum vloeroppervlakte
min
(a) Ceiling-mounted unit (= Units voor plafondmontage) (b) Wall-mounted unit (= Units voor muurmontage)
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg: Zelfontbranding en explosie van de compressor door lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
WAARSCHUWING
Tap het koelmiddel ALTIJD af. Laat het NIET rechtstreeks vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de installatie leeg te pompen.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit te voeren.
OPMERKING
▪ Vul NIET meer koelmiddel bij dan voorgeschreven om
te voorkomen dat de compressor defect geraakt.
▪ Wanneer het koelmiddelsysteem moet worden
geopend, MOET het koelmiddel worden behandeld zoals voorgeschreven in de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit. Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is uitgevoerd.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer deze gevuld moet worden.
Daarop staan het type koelmiddel en de vereiste hoeveelheid.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
5
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige
systemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van de
leidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld. ▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort
koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen
garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem
terechtkomen. ▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
Als Dan
Er is een sifonbuis (d.w.z. er zou iets zoals “Met
vloeistofvulsifon” op de fles moeten staan)
Er is GEEN sifonbuis Vul bij met de ondersteboven
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag. ▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in
gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of wanneer u even pauzeert, moet u de kraan van het koelmiddelreservoir onmiddellijk dichtdraaien. Als de klep NIET onmiddellijk wordt gesloten, kan er extra koelmiddel worden bijgevuld door de resterende druk. Mogelijk gevolg: Onjuiste hoeveelheid koelmiddel.
Vul bij met rechtopstaande fles.
staande fles.

1.2.4 Pekel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
WAARSCHUWING
De gekozen pekel MOET voldoen aan de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen voor het geval pekel zou lekken. Indien pekel lekt, ventileer onmiddellijk de zone en neem contact op met uw plaatselijke verdeler.
WAARSCHUWING
De omgevingstemperatuur in de unit kan veel hoger oplopen dan die van de kamer, bv. 70°C. In geval van een pekellek kunnen hete onderdelen in de unit een gevaarlijke situatie creëren.
WAARSCHUWING
Het gebruik en de installatie van de toepassing MOETEN voldoen aan de veiligheids- en milieumaatregelen gespecificeerd in de relevante reglementering.

1.2.5 Water

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EU­richtlijn 98/83EC.

1.2.6 Elektrisch

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het
deksel van de schakelkast verwijdert, elektrische bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1minuut uit
en meet de spanning op de aansluitklemmen van de condensatoren of elektrische onderdelen van de hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken. Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van de aansluitklemmen.
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte
handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
WAARSCHUWING
In de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of een ander middel om uit te schakelen worden voorzien als dit nog NIET in de fabriek werd voorzien; deze schakelaar MOET worden geïnstalleerd in de vaste bedrading en dient het contact van alle polen volledig te verbreken en te voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorie­III-specificatie wanneer hij open staat.
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden. ▪ Alle lokale bedrading moet voldoen aan de geldende
wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen MOETEN conform met het
product meegeleverd bedradingsschema worden uitgevoerd.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze NIET met leidingen of scherpe randen in contact (kunnen) komen. Zorg dat er geen externe druk wordt uitgeoefend op de klemaansluitingen.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan een elektrische schok veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Anders bestaat
het gevaar dat iemand een elektrische schok krijgt of dat er brand ontstaat.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen hoogfrequente elektrische ruis), zodat de aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
6
3(A)MXM+3(A)MXF+4MXM+5MXM
R32 Split-reeks
4P600463-1 – 2019.10

2 Over de documentatie

VOORZICHTIG
Bij het aansluiten van de voedingskabel moet de aarding vóór de stroomvoerende draden worden aangesloten. Bij het losmaken van de voedingskabel moeten de stroomvoerende draden vóór de aarding worden losgemaakt. De lengte van de geleiders tussen de trekontlasting van de voedingskabel en de klemmenstrook moet zodanig zijn dat de stroomvoerende geleiders strak zitten vóór de aardingsgeleider voor het geval dat de voedingskabel wordt losgetrokken van de trekontlasting.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het leggen van voedingsbedrading:
▪ Sluit GEEN bedrading van verschillende diktes aan op
de klemmenstrook voor de voeding (speling in de voedingsbedrading kan abnormale hitte veroorzaken).
▪ Bij het aansluiten van bedrading met dezelfde dikte,
volgt u de aanwijzingen in de bovenstaande afbeelding.
▪ Gebruik de aangewezen voedingsdraad en sluit deze
stevig aan, borg ze vervolgens zodat er van buiten geen druk op het klemmenbord kan worden uitgeoefend.
▪ Gebruik een passende schroevendraaien voor het
vastdraaien van de schroeven van de klemmen. Met een schroevendraaier met kleine kop beschadigt u de schroefkop waardoor u de schroef niet goed meer vast kunt draaien.
▪ Als u de schroeven van de klemmen te vast draait kunt
u ze breken.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 meter afstand van televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben. Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter soms niet.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere onderdelen stuk gaan.
2 Over de documentatie

2.1 Over dit document

Bedoeld publiek
Erkende installateurs
INFORMATIE
Dit apparaat is bedoeld om in werkplaatsen, in de lichte industrie en in boerderijen door deskundige of geschoolde gebruikers gebruikt te worden of, in de handel en in huishoudens, door niet gespecialiseerde personen.
WAARSCHUWING
De installatie, service, onderhoud, reparaties en gebruikte materialen moeten overeenstemmen met de instructies van Daikin en daarnaast ook met de geldende wetgeving en mogen alleen door bevoegde personen worden uitgevoerd. In Europa en gebieden waar de IEC-normen gelden, is EN/IEC 60335-2-40 de toepasselijke norm.
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De volledige set omvat:
Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid:
▪ Veiligheidsinstructies te lezen vóór de installatie ▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
Montagehandleiding buitenunit:
▪ Installatie-instructies ▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
Uitgebreide handleiding voor de installateur:
▪ De installatie voorbereiden, referentiegegevens,… ▪ Formaat: Digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/product-information/
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op de regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle andere talen zijn vertalingen.
Technische gegevens
▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar
op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk).
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op
het Daikin Business Portal (authenticatie vereist).

2.2 Overzicht van de uitgebreide handleiding voor de installateur

Hoofdstuk Beschrijving
Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de veiligheid
Over de documentatie Verkrijgbare documentatie voor de
Over de doos Units uitpakken en accessoires
Over de unit Unit identificeren Voorbereiding Wat u moet doen en weten alvorens ter
Installatie Wat u moet doen en weten om het
Inbedrijfstelling Wat u moet doen en weten om het
Overhandiging aan de gebruiker
Onderhoud en service Onderhoud en service van de units
Veiligheidsinstructies te lezen vóór de installatie
installateur
verwijderen
plaatse te gaan
systeem te installeren
systeem na de configuratie in gebruik te stellen
Wat aan de gebruiker te geven en uit te leggen
3(A)MXM+3(A)MXF+4MXM+5MXM R32 Split-reeks 4P600463-1 – 2019.10
Uitgebreide handleiding voor de installateur
7

3 Over de doos

1
2
a
b c d e
i j
g h
f
Hoofdstuk Beschrijving
Opsporen en verhelpen van storingen
Als afval verwijderen Systeem opruimen Technische gegevens Specificaties van het systeem Verklarende woordenlijst Definitie van termen
Wat te doen ingeval van problemen
3 Over de doos

3.1 Overzicht: Over de doos

Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen nadat de dozen met de buiten- en binnenunit on-site werden geleverd.
Denk aan de volgende punten: ▪ De unit MOET bij de levering gecontroleerd worden op
beschadigingen. Elke vorm van beschadiging MOET onmiddellijk aan de schadeverantwoordelijke van de transporteur gemeld worden.
▪ Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijke
installatieplaats om beschadiging tijdens het transport te voorkomen.
▪ Maak de weg waarlangs u de unit naar binnen zult brengen op
voorhand klaar.

3.2 Buitenunit

3.2.1 De buitenunit uitpakken

3.2.2 Om de toebehoren van de buitenunit uit te nemen

1 Hef de buitenunit op.
VOORZICHTIG
Ga alleen als volgt om met de buitenunit:
Uitgebreide handleiding voor de installateur
8
2 Neem de toebehoren op de bodem van de verpakking.
a Montagehandleiding buitenunit
3(A)MXM+3(A)MXF+4MXM+5MXM
R32 Split-reeks
4P600463-1 – 2019.10

4 Over de units en opties

≤1200
>100
>100
>50
>350
>350
(mm)(mm)
a
b
b
a
b Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
c Label gefluoreerde broeikasgassen d Meertalig label gefluoreerde broeikasgassen e Afvoeraansluiting
f Zakje met schroeven. De schroeven worden gebruikt voro
het vastleggen van de kabelbevestigingen van de elektriciteitsdraden.
g Afvoerdeksel (klein) h Afvoerdeksel (groot)
i Verloopstuk j Energielabel
4 Over de units en opties

4.1 Overzicht: Over de units en opties

Dit hoofdstuk bevat informatie over: ▪ Identificatie van de buitenunit

4.2 Identificatie

OPMERKING
Wanneer meerdere units gelijktijdig geïnstalleerd of onderhouden worden, let op de servicepanelen NIET te verwisselen tussen verschillende modellen.

4.2.1 Identificatielabel: Buitenunit

Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit in en uit de site te kunnen dragen.
▪ Kies een plaats waar de warme/koude lucht uit de unit of het
lawaai ervan NIEMAND stoort.
WAARSCHUWING
Installeer de airconditioner NIET op een plaats waar een lek van ontvlambaar gas mogelijk is. Als het gas weglekt en rond de airconditioner blijft hangen, kan brand ontstaan.
▪ Installeer de units, voedingskabels en communicatiebedrading op
minstens 3 m van televisietoestellen of radio's om storingen te voorkomen. Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 3m soms niet.
▪ Voorwerpen onder de unit kunnen schade oplopen door water van
de afvoer.
WAARSCHUWING
Als toestellen R32-koelmiddel bevatten, dan moet de vloeroppervlakte van de ruimte waarin de toestellen worden geïnstalleerd, gebruikt en opgeslagen groter zijn dan de minimum vloeroppervlakte. Dit geldt voor:
▪ Binnenunits zonder koelmiddelleksensor; in het geval
van binnenunits met koelmiddelleksensor, zie de montagehandleiding
▪ Binnenshuis geïnstalleerde of opgeslagen buitenunits
(bijvoorbeeld: oranjerie, garage, machineruimte)
▪ Lokale leidingen in ruimtes zonder ventilatie
Plaats

5 Voorbereiding

5.1 Overzicht: Voorbereiding

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet weten alvorens u ter plaatse gaat.
Het bevat informatie over: ▪ Installatieplaats voorbereiden ▪ Koelmiddelleiding voorbereiden ▪ Elektrische bedrading voorbereiden
WAARSCHUWING
Het toestel wordt opgeslagen in een ruimte zonder ontstekingsbronnen die voortdurend branden (bijvoorbeeld: open vuur, een draaiend gastoestel of een draaiende elektrische verwarming).

5.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de buitenunit geïnstalleerd wordt

INFORMATIE
Lees tevens de volgende vereisten:
▪ Algemene vereisten voor de installatieplaats. Zie
hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
▪ Vereisten voor de koelmiddelleidingen (lengte,
hoogteverschil). Zie ook verder in dit hoofdstuk over de voorbereiding.
Let op de volgende richtlijnen voor de benodigde ruimte:
a Luchtuitlaat b Luchtinlaat
Voorzie een werkruimte van 300mm onder het plafond en 250mm voor servicewerkzaamheden aan de leidingen de elektriciteit.

5.2 Installatieplaats voorbereiden

Installeer de unit NIET op een plaats die vaak als werkplaats wordt gebruikt. Wanneer bouwwerken (bijv. slijpwerk) worden uitgevoerd waarbij veel stof wordt geproduceerd, MOET de unit worden afgedekt.
3(A)MXM+3(A)MXF+4MXM+5MXM R32 Split-reeks 4P600463-1 – 2019.10
Uitgebreide handleiding voor de installateur
9
5 Voorbereiding
>250
>300
(mm)
b
a
b
c
b
c
a
a
b
c
d
c
d
OPMERKING
▪ Stapel de units NIET op elkaar op. ▪ Hang de unit NIET aan een plafond.
Hevige wind (≥18km/u) die tegen de luchtuitlaat van de buitenunit blaast, veroorzaakt kortsluiting (luchtaanzuiging of -uitblaas). Dit kan de volgende gevolgen met zich meebrengen:
▪ een vermindering van de capaciteit in bedrijf; ▪ een snellere en meer regelmatige ijsvorming tijdens het
verwarmen; ▪ stilvallen door een te lage of een te hoge druk; ▪ een gebroken ventilator (als hevige wind constant tegen de
ventilator blaast, kan deze beginnen zeer snel te draaien en na
een tijdje breken). Er wordt geadviseerd een stootplaat te monteren wanneer de
luchtuitlaat aan wind blootgesteld is. Installeer bij voorkeur de buitenunit met de luchtinlaat naar de muur
gericht en NIET rechtstreeks aan wind blootgesteld.
Installatie aan de kust. Zorg ervoor dat de buitenunit NIET rechtstreeks aan zeewind wordt blootgesteld. Dit om corrosie door het hoge zoutgehalte van de lucht te voorkomen (kan de levensduur van de unit verkorten).
Installeer de buitenunit uit rechtstreekse zeewind. Voorbeeld: Achter het gebouw.
Installeer een afscherming tegen de wind als de buitenunit aan rechtstreekse zeewind wordt blootgesteld.
▪ Hoogte van afscherming tegen wind≥1,5×hoogte van buitenunit ▪ Let bij de installatie van de afscherming tegen de wind op de
vereisten inzake de serviceruimte.
a Stootplaat b Belangrijkste windrichting c Luchtuitlaat
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen: ▪ Geluidsgevoelige zones (zoals naast een slaapkamer), zodat het
geproduceerd geluid in bedrijf geen overlast veroorzaakt. Opmerking: Als het geproduceerd geluid in reële omstandigheden wordt gemeten, kan de gemeten waarde omwille van omgevingsgeluiden en geluidsreflecties groter zijn dan het in de specificaties onder Geluidspectrum vermeld geluidsdrukniveau.
INFORMATIE
Het geluidsdrukniveau is lager dan 70dBA.
▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
Het is NIET aangewezen de unit op de volgende plaatsen te installeren, omdat deze plaatsen de levensduur van de unit kunnen verkorten:
▪ Waar de spanning veel schommelt ▪ In voertuigen of schepen ▪ In de aanwezigheid van zuur- of alkalinedampen
Uitgebreide handleiding voor de installateur
10
a Zeewind b Gebouw c Buitenunit d Afscherming tegen wind
De buitenunit is ontworpen om alleen buiten geïnstalleerd te worden en voor omgevingstemperaturen van:
Koelstand Verwarmstand
–10~46°Cdroge
bol
–15~24°Cdroge bol

5.2.2 Bijkomende vereisten inzake de installatieplaats van de buitenunit in koude klimaten

Bescherm de buitenunit tegen directe sneeuwval en zorg ervoor dat de buitenunit NOOIT ingesneeuwd raakt.
3(A)MXM+3(A)MXF+4MXM+5MXM
R32 Split-reeks
4P600463-1 – 2019.10
5 Voorbereiding
a
b
c
c
d
a Afdakje tegen de sneeuw b Voetstuk c Belangrijkste windrichting d Luchtuitlaat
Voorzie best minstens 150mm vrije ruimte onder de unit (300mm in streken waar veel sneeuw valt). De unit moet bovendien ook minstens 100 mm boven de maximaal verwachte sneeuwhoogte geplaatst zijn. Voorzie indien nodig een verhoging. Zie "6.3 De
buitenunit monteren"[413] voor meer informatie.
In streken met heftige sneeuwval is het belangrijk om een installatieplaats te selecteren waar de sneeuw GEEN invloed heeft op de unit. Wanneer de sneeuw zijwaarts kan vallen, zorg ervoor dat de spoel van de warmtewisselaar NIET door de sneeuw gehinderd kan worden. Indien nodig, monteer een afdakje tegen de sneeuw en een voetstukje.

5.2.3 Lengte koelmiddelleiding en hoogteverschil

INFORMATIE
Voor de Hybride voor Multi en de warmtapwatergenerator voor Multi, zie de montagehandleiding van de binnenunit voor de maximaal toelaatbare lengte van de koelmiddelleiding en het hoogteverschil.
Hoe korter de koelmiddelleiding, des te beter de prestaties van het systeem.
De leidinglengte en hoogteverschillen moeten voldoen aan de volgende vereisten.
Model Minimum vereiste ruimte
3MXM40, 3MXM52, 3AMXM52, 3MXF52, 3AMXF52
3MXM68, 3MXF68 5,5m 4MXM68 6,5m 4MXM80 9,8m 5MXM90 10,4m
4,7m
2
2
2
2
2
Buitenunit Lengte
koelmiddelleiding naar
Totale lengte koelmiddelleiding
elke binnenunit
3MXM40,
≤25m ≤50m 3MXM52, 3AMXM52, 3MXM68, 3MXF52, 3AMXF52, 3MXF68
4MXM68 ≤60m 4MXM80 ≤70m 5MXM90 ≤75m
Buitenunit hoger
Hoogteverschil buitenunit­binnenunit
≤15m ≤7,5m
Hoogteverschil binnenunit­binnenunit
geïnstalleerd dan binnenunit
Buitenunit lager
≤7,5m ≤15m geïnstalleerd dan minstens 1 binnenunit

5.3 De koelmiddelleidingen voorbereiden

5.3.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
Materiaal leidingen: Met fosforzuur gedeoxideerd naadloos
koper.
Diameter leidingen:
3MXM40, 3MXM52, 3MXM68, 3AMXM52, 3MXF52, 3AMXF52, 3MXF68
Vloeistofleiding 3× Ø6,4mm (1/4") Gasleiding 1× Ø9,5mm (3/8")
2× Ø12,7mm (1/2")
4MXM68
Vloeistofleiding 4× Ø6,4mm (1/4") Gasleiding 2× Ø9,5mm (3/8")
2× Ø12,7mm (1/2")
4MXM80
Vloeistofleiding 4× Ø6,4mm (1/4") Gasleiding 1× Ø9,5mm (3/8")
1× Ø12,7mm (1/2") 2× Ø15,9mm (5/8")
Kortst toelaatbare lengte per kamer is 3m.
3(A)MXM+3(A)MXF+4MXM+5MXM R32 Split-reeks 4P600463-1 – 2019.10
5MXM90
Vloeistofleiding 5× Ø6,4mm (1/4") Gasleiding 2× Ø9,5mm (3/8")
1× Ø12,7mm (1/2") 2× Ø15,9mm (5/8")
Hardingsgraad en dikte leidingen:
Uitgebreide handleiding voor de installateur
11

6 Installatie

t
Ø
ØiØ
i
t
ØpØ
p
Buitendiameter
(Ø)
6,4mm (1/4") 9,5mm (3/8") 12,7mm (1/2")
15,9mm (5/8") ≥1mm
Afhankelijk van de binnenunit kunnen verloopstukken vereist zijn. Zie "6.4.6 Verbindingen tussen buiten- en binnenunit met
verloopstukken"[416] voor meer informatie.
Hardingsgraad Dikte (t)
Gegloeid (O) ≥0,8mm
(a)
Afhankelijk van de toepasselijke wetgeving en de maximale bedrijfsdruk van de unit (zie "PS High" op het naamplaatje van de unit), zijn mogelijk dikkere leidingen vereist.
(a)

5.3.2 De koelleidingen isoleren

▪ Neem polyethyleenschuim als isolatiemateriaal:
▪ met een warmteoverdrachtsfactor begrepen tussen 0,041 en
0,052W/mK (0,035 en 0,045kcal/mh°C)
▪ bestand tegen minstens 120°C
▪ Isolatiedikte
Buitendiameter
leiding (Øp)
6,4mm (1/4") 8~10mm ≥10mm 9,5mm (3/8") 10~14mm ≥13mm 12,7mm (1/2") 14~16mm ≥13mm 15,9mm (5/8") 16~20mm ≥13mm
Binnendiameter
isolatie (Øi)
Isolatiedikte (t)
WAARSCHUWING
▪ Als de voeding een ontbrekende of een verkeerde
nulfase heeft, Kan de apparatuur defect raken.
▪ Sluit correct op de aarde aan. Aard de unit NIET via
een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
elektrische schokken veroorzaken. ▪ Plaats de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers. ▪ Bevestig de elektrische bedrading met kabelbinders,
zodat deze NIET in contact kan komen met scherpe
randen of buizen, vooral langs de hogedrukzijde. ▪ Gebruik GEEN draden met tape, geen gevlochten
geleiders, geen verlengkabels en geen aansluitingen
van een sterinstallatie. Deze kunnen zorgen voor
oververhitting of elektrische schokken of brand
veroorzaken. ▪ Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat
deze unit een inverter bevat. Een
fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties
en kan ongevallen veroorzaken.
WAARSCHUWING
▪ Al de bedrading MOET door een erkende elektricien
uitgevoerd worden en MOET voldoen aan de geldende
wetgeving. ▪ Maak elektrische verbindingen op de bevestigde
bedrading. ▪ Alle op de site geleverde componenten en alle
elektrische constructies MOETEN voldoen aan de
geldende wetgeving.
Als de temperatuur hoger is dan 30°C en de vochtigheid meer dan80% bedraagt, moet het isolatiemateriaal minstens 20mm dik zijn om condensatie aan de oppervlakte van de isolatie te voorkomen.
Gebruik afzonderlijke warmte-isolatiebuizen voor de koelvloeistof- en koelgasleidingen.

5.4 De elektrische bedrading voorbereiden

5.4.1 Over het voorbereiden van de elektrische bedrading

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
WAARSCHUWING
De back-upverwarming MOET een speciale voeding hebben en MOET beschermd worden door de beveiligingsinrichtingen vereist door de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Gebruik ALTIJD een meeraderige kabel als stroomtoevoerkabel.
6 Installatie
WAARSCHUWING
De installatie moet worden uitgevoerd door een installateur, en de keuze van de materialen en de installatie moet voldoen aan de geldende wetgeving. In Europa is de norm EN378 van toepassing.

6.1 Overzicht: Installatie

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u ter plaatse moet doen en weten om het systeem te installeren.
Typische werkstroom
Een typische installatie bestaat uit de volgende stappen: 1 De buitenunit monteren. 2 De koelmiddelleiding aansluiten. 3 De koelmiddelleiding controleren. 4 Koelmiddel bijvullen. 5 De elektrische bedrading aansluiten. 6 De installatie van de buitenunit voltooien.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
12
3(A)MXM+3(A)MXF+4MXM+5MXM
R32 Split-reeks
4P600463-1 – 2019.10
6 Installatie
2
1
20 mm
(mm)
353
600
240
240
a
INFORMATIE
Voor de installatie van de binnenunit (binnenunit monteren, koelmiddelleiding aansluiten op de binnenunit, elektrische bedrading aansluiten op de binnenunit …), zie de montagehandleiding van de binnenunit.
INFORMATIE
Afhankelijk van de units en/of de omstandigheden van de installatie, moet de elektrische bedrading aangesloten zijn alvorens u koelmiddel kunt bijvullen.
INFORMATIE
Het is NIET mogelijk de binnenunit voor 1 kamer alleen aan te sluiten. Zorg ervoor dat er binnenunits van minstens 2kamers worden aangesloten.
De Hybride voor Multi of de warmtapwatergenerator voor Multi worden als 1 kameraansluiting gezien.
Voor de juiste combinatie, zie de combinatietabel en de montagehandleiding van de Hybride voor Multi of de warmtapwatergenerator voor Multi.

6.2 Openen van de unit

6.2.1 Over openen van de unit

U moet op bepaalde momenten de unit openen. Voorbeeld: ▪ Bij het aansluiten van de koelmiddelleidingen ▪ Wanneer u de elektrische bedrading moet aansluiten ▪ Wanneer u onderhoudswerkzaamheden op de unit moet uitvoeren
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het servicedeksel verwijderd is.
Typische werkstroom
Een typische montage van de buitenunit bestaat uit de volgende stappen:
1 De installatiestructuur voorzien. 2 De buitenunit installeren. 3 Afvoer voorzien. 4 De unit beschermen tegen sneeuw en wind door een afdak
tegen de sneeuw en geleideplaten. Zie "De installatieplaats voorbereiden" in "5Voorbereiding"[49].

6.3.2 Voorzorgsmaatregelen bij de montage van de buitenunit

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding

6.3.3 De installatiestructuur voorzien

Controleer de stevigheid en het vlak zijn van de grond waarop de unit geïnstalleerd zal worden, zodat deze niet gaat trillen of lawaai maken wanneer ze in bedrijf is.
Gebruik een trilbestendig rubber (lokaal te voorzien) in gevallen waar trillingen op het gebouw kunnen worden overgedragen.
Als de afvoer goed is, mag de unit rechtstreeks op een betonnen veranda of een ander stevig oppervlak worden geïnstalleerd.
Maak de unit stevig vast met ankerbouten zoals aangegeven op het schema van de fundering.
Leg 4 sets met M8- of M10-funderingsbouten, moeren en vulringen klaar (lokaal te voorzien).

6.2.2 De buitenunit openen

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN

6.3 De buitenunit monteren

6.3.1 Over de montage van de buitenunit

Wanneer
De buitenunit en binnenunit moet worden gemonteerd alvorens de koelmiddelleidingen kunnen worden aangesloten.
a 100mm boven verwachte niveau van sneeuw
3(A)MXM+3(A)MXF+4MXM+5MXM R32 Split-reeks 4P600463-1 – 2019.10
Uitgebreide handleiding voor de installateur
13
6 Installatie
M8/M10
a
a cb b b
a a

6.3.4 De buitenunit installeren

6.3.5 Afvoer voorzien

▪ Controleer of het condenswater goed kan worden afgevoerd. ▪ Plaats de unit op een sokkel om een goede afvoer te hebben,
zodat ijs zich niet kan ophopen.
▪ Voorzie een waterafvoerkanaal rond de fundering om overtollig
water rond de unit af te voeren.
▪ Vermijd dat het afgevoerd water over het voetpad vloeit zodat het
voetpad NIET glad wordt bij vriestemperaturen.
▪ Indien u de unit op een frame installeert, plaats dan een
waterdichte plaat op maximum 150mm van de onderkant van de unit om te verhinderen dat water in de unit kan binnendringen en afgevoerd water zou druppelen (zie de volgende afbeelding).
a Afvoeropening. Installeer een afvoerdeksel (groot). b Afvoeropening. Installeer een afvoerdeksel (klein). c Afvoeropening voor afvoeraansluiting

6.3.6 Ervoor zorgen dat de buitenunit niet kan omvallen

Voer de volgende stap uit als de unit wordt geïnstalleerd op een plaats waar ze aan sterke winden is blootgesteld:
1 Maak 2kabels klaar zoals getoond op de volgende afbeelding
(ter plaatse te voorzien).
2 Leg de 2kabels over de buitenunit. 3 Stop een stuk rubber tussen de kabels en de buitenunit zodat
de kabels de verf niet kunnen beschadigen (lokaal te voorzien).
4 Maak de uiteinden van de kabels vast en draai ze vast.
OPMERKING
Gebruik in koude streken GEEN afvoeraansluiting, afvoerslang en afvoerdeksels (groot, deksel) met de buitenunit. Neem de gepaste maatregelen zodat het afgevoerde condensaat NIET kan bevriezen.
OPMERKING
Als de afvoeropeningen van de buitenunit afgedekt zijn door een installatiebasis of de vloer, plaatst u extra voeten van ≤30mm hoog onder de voeten van de buitenunit.
▪ Gebruik een afvoeraansluiting voor de afvoer.
a Afvoeropening
Afvoeropeningen afsluiten en de afvoeraansluiting installeren
1 Installeer de afvoerdeksels (accessoire f) en (accessoire g).
Controleer of de randen van de afvoerdeksels de openingen volledig afsluiten.
2 Installeer de afvoeraansluiting.

6.4 De koelmiddelleiding aansluiten

VOORZICHTIG
▪ Niet ter plaatse braseren of lassen voor units die bij de
verzending met R32-koelmiddel zijn gevuld.
▪ Tijdens de installatie van het koelsysteem moet bij het
verbinden van delen waarvan minstens één deel met koelmiddel gevuld is met de volgende vereisten rekening worden gehouden:
ð in ruimten waar zich mensen bevinden zijn
permanente verbindingen niet toegelaten voor R32­koelmiddel, behalve voor ter plaatse germaakte verbindingen waarbij de binnunit rechtstreeks op de leiding wordt aangesloten. Ter plaatse gemaakte verbindingen waarbij leidingen rechtstreeks op binnenunits worden aangesloten moeten van het niet­permanente type zijn.
VOORZICHTIG
Sluit de ingebouwde aftakkingsleiding NIET aan op de buitenunit wanneer u alleen de leidingen aanlegt zonder de binnenunit aan te sluiten om later een extra binnenunit toe te voegen.

6.4.1 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen

Alvorens de koelmiddelleidingen aan te sluiten
Controleer of de buitenunit en binnenunit gemonteerd zijn.
Typische werkstroom
De koelmiddelleiding aansluiten betekent: ▪ De koelmiddelleiding op de binnenunit aansluiten
Uitgebreide handleiding voor de installateur
14
3(A)MXM+3(A)MXF+4MXM+5MXM
R32 Split-reeks
4P600463-1 – 2019.10
6 Installatie
a
b
c
d
R=
0.4~0.8
±2
45°
90°
±2
ØA
▪ De koelmiddelleiding op de buitenunit aansluiten ▪ De koelmiddelleiding isoleren ▪ Houd rekening met de richtlijnen voor:
▪ Buigen van leidingen ▪ Leidinguiteinden optrompen ▪ Gebruik van de afsluiters

6.4.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
VOORZICHTIG
▪ Gebruik GEEN minerale olie op het verbreed uiteinde
van de koelmiddelleiding.
▪ Gebruik NIET opnieuw een leiding afkomstig van vorige
installaties.
▪ Installeer NOOIT een droger op deze R32-unit om zijn
levensduur te kunnen garanderen. Het droogmateriaal kan oplossen en het systeem beschadigen.
VOORZICHTIG
▪ Gebruik de flaremoer die op de hoofdunit is bevestigd. ▪ Om gaslekken te voorkomen, brengt u koelmachine-
olie aan op alleen de binnenkant van de verbreding. Gebruik koelmachine-olie voor R32.
▪ Hergebruik GEEN verbindingen.
Toestel Installatieperiode Beschermingsmeth
ode
Buitenunit >1maand De leiding
dichtknijpen
<1maand De leiding
Binnenunit Ongeacht de periode
dichtknijpen of met kleefband afdichten
INFORMATIE
Open de afsluiter van het koelmiddel NIET vooraleer de koelmiddelleiding gecontroleerd te hebben. Wanneer u koelmiddel moet bijvullen, wordt geadviseerd de afsluiter van het koelmiddel te openen vooraleer bij te vullen.
WAARSCHUWING
Sluit de koelmiddelleidingen goed aan voordat u de compressor inschakelt. Als de koelmiddelleidingen NIET zijn aangesloten en de afsluiter tijdens het afpompen openstaat, wordt lucht in het circuit gezogen wanneer de compressor wordt ingeschakeld. Dit veroorzaakt dan een abnormale druk in de koelcyclus, wat kan leiden tot schade aan de apparatuur en zelfs letsels.
OPMERKING
Zelfs wanneer de afsluiter volledig gesloten is, kan er nog langzaam koelmiddel weglekken. De wartelmoer mag slechts voor korte tijd verwijderd worden.

6.4.3 Richtlijnen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen

Houd rekening met de volgende richtlijnen wanneer u leidingen aansluit:
▪ Bestrijk de binnenkant van de verbreding met etherolie of esterolie
wanneer u een flaremoer aansluit. Draai eerst 3 of 4 toeren met de hand vast vooraleer stevig vast te draaien.
OPMERKING
Houd rekening met de volgende voorzorgen met betrekking tot de koelmiddelleiding:
▪ Zorg ervoor dat nooit ander koelmiddel dan het
aangewezen koelmiddel in de koelmiddelcyclus vermengd wordt (bijv. lucht).
▪ Gebruik uitsluitend R32 wanneer u koelmiddel moet
bijvullen.
▪ Gebruik uitsluitend installatiegereedschap (bijv.
manometers voor het verdeelstuk) dat enkel en alleen voor R32-installaties bedoeld is, zodat het de druk kan weerstaan en er geen vreemde stoffen (zoals minerale oliën en vocht) in het systeem kunnen terechtkomen.
▪ De leiding dient zo gemonteerd te worden dat haar
verbreed uiteinde NIET aan mechanische spanningen onderhevig is.
▪ Bescherm de leiding zoals beschreven in de volgende
tabel om te vermijden dat vuil, vloeistof of stof in de leiding terecht zou komen.
▪ Wees voorzichtig wanneer u koperbuizen doorheen
muren schuift (zie afbeelding hieronder).
▪ Gebruik ALTIJD 2 sleutels tezamen om een flaremoer los te
draaien.
▪ Gebruik ALTIJD samen een moersleutel en een momentsleutel
om deze moer aan te halen wanneer u de leiding aansluit. Op die manier zal de moer niet scheuren en lekken.
a Momentsleutel b Moersleutel c Leidingverbinding d Flaremoer
Leidingmaat
(mm)
Aanhaalmome
nt (N•m)
Flareafmetinge
n (A) (mm)
Flarevorm
(mm)
Ø6,4 15~17 8,7~9,1
Ø9,5 33~39 12,8~13,2 Ø12,7 50~60 16,2~16,6 Ø15,9 63~75 19,3~19,7
3(A)MXM+3(A)MXF+4MXM+5MXM R32 Split-reeks 4P600463-1 – 2019.10
Uitgebreide handleiding voor de installateur
15
6 Installatie
a b
A
a b
c
1 2 3 4 5 6

6.4.4 Richtlijnen voor het buigen van leidingen

Gebruik een buisbuiger om bochten te maken. Alle buisbochten moeten zo zacht mogelijk zijn (de bochtstraal moet 30~40 mm bedragen of meer zelfs).

6.4.5 Het uiteinde van een buis verbreden

VOORZICHTIG
▪ Een onvolledige verbreding kan lekken van koelgas
veroorzaken.
▪ Gebruik getrompte buizen NIET opnieuw. Gebruik
nieuwe getrompte buizen om ervoor te zorgen dat geen koelgas kan lekken.
▪ Gebruik de getrompte moeren die bij de unit werden
meegeleverd. Andere getrompte moeren gebruiken kan koelgaslekken veroorzaken.
1 Snijd het uiteinde van de leiding af met een pijpensnijder. 2 Verwijder de bramen en houd daarbij het afgesneden vlak naar
beneden zodat er GEEN bramen in de leiding kunnen komen.
a Snijd precies in rechte hoeken af. b Verwijder de bramen.
3 Verwijder de flaremoer van de afsluiter en zet de flaremoer op
de leiding.
4 Verbreed de leiding. Verbreed exact op de plaats zoals getoond
op de volgende afbeelding.
Flaregereedschap
voor R32
(koppelingstype)
A 0~0,5mm 1,0~1,5mm 1,5~2,0mm
5 Controleer of de verbreding goed werd uitgevoerd.
a De binnenkant van de verbreding mag GEEN gebreken
vertonen.
b Het uiteinde van de leiding MOET gelijkmatig en in een
perfecte cirkel verbreed zijn.
c Controleer of de flaremoer is aangebracht.
Conventioneel flaregereedschap
Koppelingstype
(Ridgid-type)
Vleugelmoertype
(Imperial-type)
Totale capaciteitsklasse van de binnenunits die op deze buitenunit kunnen worden aangesloten:
Buitenunit Totale capaciteitsklasse
binnenunits
3MXM40 ≤7,0kW 3MXM52, 3AMXM52, 3MXF52,
3AMXF52 3MXM68, 4MXM68, 3MXF68 ≤11,0kW 4MXM80 ≤14,5kW 5MXM90 ≤15,6kW
Poort Klasse Verloopstuk
3MXM40 A 15, 20, 25, 35 — B + C 15, 20, 25, 35 2+4 3MXM52, 3AMXM52 A 15, 20, 25, 35 — B + C 15, 20, 25, 35 2+4
42, 50 — 3MXM68 A 15, 20, 25, 35 — B + C 15, 20, 25, 35 2+4
42, 50, 60 — 3MXF52, 3AMXF52, 3MXF68 A 20, 25, 35 — B + C 20, 25, 35 2+4 4MXM68 A + B 15, 20, 25, 35 — C + D 15, 20, 25, 35 2+4
42, 50, 60 — 4MXM80 A 15, 20, 25, 35 — B 15, 20, 25, 35 2+4
42, 50, 60 — C + D 15, 20, 25, 35 5+6
42, 50, 60 1+3
71 — 5MXM90 A + B 15, 20, 25, 35 — C 15, 20, 25, 35 2+4
42, 50, 60 — D + E 15, 20, 25, 35 5+6
42, 50, 60 1+3
71
≤9,0kW

6.4.6 Verbindingen tussen buiten- en binnenunit met verloopstukken

INFORMATIE
▪ Voor de warmtapwatergenerator voor Multi, gebruik
hetzelfde verloopstuk als voor de binnenunit van de 20­klasse.
▪ Voor de Hybride voor Multi, zie de montagehandleiding
van de binnenunit voor de capaciteitsklasse en het vereiste verloopstuk.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
16
Type verloopstuk Aansluiting
1 Ø15,9mm → Ø12,7mm 2 Ø12,7mm → Ø9,5mm 3 Ø15,9mm → Ø12,7mm 4 Ø12,7mm → Ø9,5mm 5 Ø15,9mm → Ø9,5mm
3(A)MXM+3(A)MXF+4MXM+5MXM
R32 Split-reeks
4P600463-1 – 2019.10
Type verloopstuk Aansluiting
a b d ec
a b d ec
a b d ec
c
d
a
b
a
b
6 Ø15,9mm → Ø9,5mm
Voorbeelden van aansluiting:
▪ Een leiding van Ø12,7mm aansluiten op een aansluiting voor een
gasleiding van Ø15,9mm
a Aansluitingspoort buitenunit b Verloopstuk nr. 1 c Verloopstuk nr. 3 d Wartelmoer voor Ø15,9mm e Leidingen tussen units
▪ Een leiding van Ø9,5mm aansluiten op een aansluiting voor een
gasleiding van Ø15,9mm
a Aansluitingspoort buitenunit b Verloopstuk nr. 6 c Verloopstuk nr. 5 d Wartelmoer voor Ø9,5mm e Leidingen tussen units
▪ Een leiding van Ø9,5mm aansluiten op een aansluiting voor een
gasleiding van Ø12,7mm
6 Installatie
a Servicepoort en servicepoortdeksel b Klepsteel c Aansluiting lokale leiding d Steeldeksel
▪ Houd beide afsluiters open tijdens de werking. ▪ Oefen GEEN overmatige kracht uit op de klepsteel. Anders kan de
afsluiter afbreken.
▪ Houd de afsluiter ALTIJD vast met een moersleutel, en draai dan
de flaremoer los of vast met een momentsleutel. Zet de moersleutel NIET op het steeldeksel, aangezien dit een koelmiddellek kan veroorzaken.
a Moersleutel b Momentsleutel
▪ Wanneer een lage bedrijfsdruk wordt verwacht (bijvoorbeeld bij
koelen bij lage buitentemperaturen), moet u de flaremoer in de afsluiter op de gasleiding voldoende afdichten met siliconen om bevriezing te voorkomen.
a Aansluitingspoort buitenunit b Verloopstuk nr. 2 c Verloopstuk nr. 4 d Wartelmoer voor Ø12,7mm e Leidingen tussen units
Breng een laagje koelmachine-olie aan op de bedrade aansluitpoort van de buitenunit waar de wartelmoer in past.
Wartelmoer voor (mm) Aanhaalmoment (N•m)
Ø9,5 33~39 Ø12,7 50~60 Ø15,9 62~75
OPMERKING
Gebruik een geschikte sleutel om te voorkomen dat u de wartelmoer te vast draait en zo de schroefdraad beschadigt. Draai de moer NIET te vast; anders kan de kleine leiding schade oplopen (ongeveer 2/3-1× van het normale aanhaalkoppel).

6.4.7 Gebruik van de afsluiter en servicepoort

Omgaan met de afsluiter
Houd rekening met de volgende richtlijnen: ▪ De afsluiters zijn gesloten in de fabriek. ▪ In de afbeelding hierna ziet u de onderdelen van de afsluiter die u
nodig hebt wanneer u de klep gebruikt.
Siliconen afdichtmiddel; zorg ervoor dat alles goed afgedicht is.
De afsluiter openen/sluiten
1 Verwijder het deksel van de afsluiter. 2 Steek een zeskantsleutel (vloeistofzijde: 4mm, gaszijde: 6mm)
in de klepsteel en draai de klepsteel:
Linksom om te openen. Rechtsom om te sluiten.
3 Stop met draaien zodra de afsluiter NIET meer verder draait. 4 Installeer het deksel van de afsluiter.
Gevolg: De klep is nu open/dicht.
Omgaan met de steeldop
▪ Het steeldeksel is verzegeld op de plaats die door de pijl wordt
aangegeven. Beschadig dit NIET.
3(A)MXM+3(A)MXF+4MXM+5MXM R32 Split-reeks 4P600463-1 – 2019.10
▪ Draai na gebruik van de afsluiter het steeldeksel goed vast en
controleer op koelmiddellekken.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
17
6 Installatie
a c
b c
Leidingdiamete
r (mm)
6,4 17 15~17
9,5 19 18~20 12,7 22 22~27 15,9 27 48~59
Sleutelwijdte (mm) Aanhaalmoment (N∙m)
Omgaan met de servicedop
▪ Gebruik ALTIJD een vulslang met een drukpen omdat de
servicepoort een Schrader-ventiel is.
▪ Draai na gebruik van de servicepoort het deksel van de
servicepoort vast en controleer op koelmiddellekken.
Item Aanhaalmoment (N∙m)
Servicepoortdeksel 11~14

6.4.8 Koelmiddelleiding op buitenunit aansluiten

Leidinglengte. Houd de lokale leidingen zo kort mogelijk. ▪ Bescherming leidingen. Bescherm de lokale leidingen tegen
fysieke schade.
1 Sluit de koelvloeistofaansluiting van de binnenunit aan op de
vloeistofafsluiter van de buitenunit.
Als de koelmiddelleiding vocht kan bevatten (bijvoorbeeld water in de leiding), moet u eerst vacuümdrogen zoals hieronder beschreven tot alle vocht is verwijderd.

6.5.2 Voorzorgsmaatregelen bij het controleren van koelmiddelleidingen

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
OPMERKING
Gebruik een 2-trapsvacuümpomp met een terugslagklep die tot een meterdruk van −⁠100,7kPa (−⁠1,007bar) (5Torr absoluut) kan evacueren. Zorg ervoor dat de olie in de pomp niet in het systeem terugstroomt wanneer de pomp niet draait.
OPMERKING
Gebruik deze vacuümpomp enkel en alleen voor R32. Dezelfde pomp voor andere koelmiddelen gebruiken kan de pomp en de unit beschadigen.
OPMERKING
▪ Sluit de vacuümpomp aan op de servicepoort van de
gasafsluiter.
▪ Controleer of de gasafsluiter en de vloeistofafsluiter
goed gesloten zijn vooraleer met de lektest of het vacuümdrogen te beginnen.
a Vloeistofafsluiter b Gasafsluiter c Servicepoort
2 Sluit de gasaansluiting van de binnenunit aan op de gasafsluiter
van de buitenunit.
OPMERKING
Er wordt geadviseerd de koelmiddelleidingen tussen de binnen- en de buitenunit in een buis te leggen of afwerkingstape rond deze leidingen te wikkelen.

6.5 De koelmiddelleiding controleren

6.5.1 Over het controleren van de koelmiddelleidingen

De interne koelmiddelleiding van de buitenunit is in de fabriek getest op lekken. U moet alleen nog maar de externe koelmiddelleiding van de buitenunit controleren.
Alvorens de koelmiddelleiding te controleren
Controleer of de koelmiddelleiding is aangesloten tussen de buitenunit en de binnenunit.
Typische werkstroom
Een typische controle van de koelmiddelleiding bestaat uit de volgende stappen:
1 De koelmiddelleiding controleren op lekken. 2 Alle vocht, lucht of stikstof uit de koelmiddelleiding verwijderen
door middel van vacuümdrogen.

6.5.3 Op lekkages controleren

OPMERKING
Overtreft de maximale werkdruk van de unit NIET (zie “PS High” op het naamplaatje van de unit).
OPMERKING
Gebruik een aanbevolen bellentestoplossing van bij uw groothandelaar. Gebruik geen zeepwater want hierdoor kunnen de flaremoeren breken (zeepwater kan immers zout bevatten en zout absorbeert vocht dat kan bevriezen als de leidingen afkoelen), en bovendien kunnen de flareverbindingen erdoor gaan corroderen (want zeepwater kan ammonia bevatten dat zorgt voor een corrosief effect tussen de messing flaremoer en de koperen flare).
1 Vul het systeem met stikstofgas tot op een manometerdruk van
minstens 200 kPa (2 bar). Het is aanbevolen de druk tot 3000kPa (30bar) te verhogen om kleine lekken te vinden.
2 Test op lekkages door de bubbeltestoplossing op alle
verbindingen aan te brengen.
3 Verwijder alle stikstofgas.

6.5.4 Vacuümdrogen

Verbind de vacuümpomp en het verdeelstuk op de volgende manier:
Uitgebreide handleiding voor de installateur
18
3(A)MXM+3(A)MXF+4MXM+5MXM
R32 Split-reeks
4P600463-1 – 2019.10
a
h
b
f
h
i
e
c
d
e
g
j
a Manometer b Meetverdeelstuk c Lagedrukklep (Lo) d Hogedrukklep (Hi) e Vulslangen
f Vacuümpomp g Onderhoudspoort h Klepdeksels
i Gasafsluiter
j Vloeistofafsluiter
1 Vacumeer het systeem tot de druk op het verdeelstuk –0,1MPa
(−1bar) aangeeft.
2 Wacht 4-5minuten en controleer de druk:
Indien de druk… Dan…
Niet verandert Er zit geen vocht in het
systeem. Deze procedure is voltooid.
Stijgt Er zit vocht in het systeem. Ga
verder met de volgende stap.
3 Vacumeer het systeem minstens 2uur tot een meterdruk van
−0,1kPa (–1bar).
4 Controleer na het uitschakelen van de pomp de druk gedurende
minstens 1uur.
5 Indien u het beoogd vacuüm NIET kunt bereiken of het vacuüm
NIET gedurende 1uur kunt bewaren, doe dan het volgende:
▪ Controleer opnieuw op lekken. ▪ Vacuümdroog opnieuw.
6 Installatie
Extra koelmiddel bijvullen
De externe koelmiddelleiding van de buitenunit moet worden gecontroleerd (lektest, vacuümdrogen) alvorens extra koelmiddel bij te vullen.
INFORMATIE
Afhankelijk van de units en/of de omstandigheden van de installatie, moet de elektrische bedrading aangesloten zijn alvorens u koelmiddel kunt bijvullen.
Typische workflow – extra koelmiddel bijvullen bestaat doorgaans uit de volgende stappen:
1 Bepalen of en hoeveel extra koelmiddel moet worden bijgevuld. 2 Indien nodig, extra koelmiddel bijvullen. 3 Het label voor gefluoreerde broeikasgassen invullen en
bevestigen op de binnenkant van de buitenunit.
Volledig opnieuw vullen met koelmiddel
Controleer of de volgende voorwaarden zijn vervuld alvorens volledig opnieuw te vullen met koelmiddel:
1 Alle koelmiddel is uit het systeem verwijderd. 2 De externe koelmiddelleiding van de buitenunit is gecontroleerd
(lektest, vacuümdrogen).
3 Vacuümdrogen is uitgevoerd op de interne koelmiddelleiding
van de buitenunit.
OPMERKING
Vacuümdroog tevens de koelmiddelleidingen in de buitenunit vooraleer deze opnieuw te vullen.
Typische workflow – volledig opnieuw vullen met koelmiddel bestaat doorgaans uit de volgende stappen:
1 Bij te vullen hoeveelheid koelmiddel bepalen. 2 Koelmiddel bijvullen. 3 Het label voor gefluoreerde broeikasgassen invullen en
bevestigen op de binnenkant van de buitenunit.
OPMERKING
Vergeet niet de gasafsluiter te openen na de leidingen te hebben geplaatst en gevacumeerd te hebben. Het systeem laten werken met een gesloten afsluiter kan de compressor ernstig beschadigen.
INFORMATIE
Na het openen van de afsluiter is het mogelijk dat de druk in de koelmiddelleidingen NIET toeneemt. De reden hiervan kan bijv. zijn dat de expansieklep in het circuit van de buitenunit gesloten is, maar dit vormt GEEN enkel probleem voor de goede werking van de unit.

6.6 Koelmiddel bijvullen

6.6.1 Over het toevoegen van koelmiddel

De buitenunit is in de fabriek gevuld met koelmiddel, maar in sommige gevallen kan het volgende vereist zijn:
Wat Wanneer
Extra koelmiddel bijvullen Wanneer de totale lengte van de
leiding de voorgeschreven lengte overschrijdt (zie later).
Volledig opnieuw vullen met koelmiddel
Voorbeeld:
▪ Wanneer het systeem wordt
verplaatst.
▪ Na een lek.

6.6.2 Voorzorgsmaatregelen bij het bijvullen van koelmiddel

INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding

6.6.3 Over het koelmiddel

Dit product bevat gefluoreerde broeikasgassen. Laat de gassen NIET vrij in de atmosfeer.
Koelmiddeltype: R32 Waarde globaal opwarmingspotentieel (GWP): 675
OPMERKING De geldende wetgeving met betrekking tot gefluoreerde
broeikasgassen vereist dat de koelmiddelvulling van de
unit wordt aangegeven zowel in gewicht als in CO2­equivalent.
Formula om de hoeveelheid in CO2-equivalent te berekenen: GWP-waarde koelmiddel × totale
koelmiddelvulling [in kg] / 1000 Neem contact op met uw installateur voor meer informatie.
3(A)MXM+3(A)MXF+4MXM+5MXM R32 Split-reeks 4P600463-1 – 2019.10
Uitgebreide handleiding voor de installateur
19
6 Installatie
b
Contains fluorinated greenhouse gases
2
1
1
1
2
2
kg
tCO2eq
GWP × kg
1000
=
=
+
kg
=
kg
=
GWP: XXX
RXXX
a
f
c
d
e
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
Het koelmiddel in deze unit is weinig ontvlambaar.
WAARSCHUWING
Het toestel wordt opgeslagen in een ruimte zonder ontstekingsbronnen die voortdurend branden (bijvoorbeeld: open vuur, een draaiend gastoestel of een draaiende elektrische verwarming).
WAARSCHUWING
▪ Doorboor of verbrand GEEN onderdelen van de
koelmiddelcyclus.
▪ Gebruik GEEN andere schoonmaakmiddelen of
manieren om het ontdooien te versnellen dan die aanbevolen door de fabrikant.
▪ Denk eraan dat het koelmiddel in het systeem geurloos
is.
WAARSCHUWING
Het koelmiddel in de unit is weinig ontvlambaar, maar lekt normaal NIET. Als het koelmiddel in de kamer lekt en in contact komt met vuur van een brander, een verwarming of een fornuis, dan kan er brand ontstaan of kan een schadelijk gas worden gevormd.
Schakel alle verwarmingstoestellen met verbranding uit, verlucht de kamer en neem contact op met de dealer waar u de unit hebt gekocht.
Gebruik de unit NIET totdat iemand van de servicedienst heeft bevestigd dat het deel met het koelmiddellek gerepareerd is.

6.6.6 Extra koelmiddel bijvullen

WAARSCHUWING
▪ Gebruik uitsluitend R32 als koelmiddel. Andere stoffen
kunnen ontploffingen en ongelukken veroorzaken.
▪ R32 bevat gefluoreerde broeikasgassen. Het heeft een
aardopwarmingsvermogen (GWP) van 675. Laat deze gassen NIET vrij in de atmosfeer.
▪ Gebruik bij het vullen van koelmiddel ALTIJD
beschermende handschoenen en een veiligheidsbril.
VOORZICHTIG
Om te voorkomen dat de compressor defect raakt, mag u NIET meer bijvullen dan de gespecificeerde hoeveelheid koelmiddel.
Voorwaarde: Controleer of de koelmiddelleiding is aangesloten en gecontroleerd (lektest en vacuümdrogen) alvorens koelmiddel bij te vullen.
1 Sluit de koelmiddelfles aan op de servicepoort. 2 Vul de nodige hoeveelheid koelmiddel bij. 3 Open de gasafsluiter.

6.6.7 De label voor fluorhoudende broeikasgassen bevestigen

1 Vul het label als volgt in:

6.6.4 Bepalen hoeveel koelmiddel toegevoegd moet worden

Bij een totale
leidinglengte van…
≤30m Vul GEEN extra koelmiddel bij. >30m R=(totale lengte (m) van vloeistofleiding–
30m)×0,020 R=Hoeveelheid extra bijgevuld koelmiddel
(kg) (afgerond in eenheden van 0,1kg)
INFORMATIE
De leidinglengte is de lengte van de leidingen gerekend volgens één richting.
Maximaal toelaatbare hoeveelheid koelmiddel
3MXM40, 3MXM52, 3AMXM52, 3MXF52, 3AMXF52 2,2kg 3MXM68, 3MXF68 2,4kg 4MXM68 2,6kg 4MXM80 3,2kg 5MXM90 3,3kg
Dan…

6.6.5 De hoeveelheid bepalen om opnieuw volledig te vullen

INFORMATIE
Indien het systeem opnieuw volledig gevuld moet worden, bedraagt de totale hoeveelheid koelmiddel hiervoor: de in de fabriek gevulde hoeveelheid koelmiddel (zie naamplaatje unit) + de aldus vastgestelde bijkomende hoeveelheid.
a Als bij de unit een meertalig label voor fluorhoudende
broeikasgassen is geleverd (zie accessoires), neemt u de gewenste taal en kleeft u ze op a.
b Koelmiddelvulling af fabriek: zie naamplaatje van de unit c Bijgevulde hoeveelheid koelmiddel d Totale hoeveelheid koelmiddel e Hoeveelheid gefluoreerde broeikasgassen van de totale
koelmiddelvulling uitgedrukt in ton CO2-equivalent.
f GWP = Globaal opwarmingspotentieel
OPMERKING De geldende wetgeving met betrekking tot gefluoreerde
broeikasgassen vereist dat de koelmiddelvulling van de
unit wordt aangegeven zowel in gewicht als in CO2­equivalent.
Formula om de hoeveelheid in CO2-equivalent te berekenen: GWP-waarde koelmiddel × totale
koelmiddelvulling [in kg] / 1000 Neem de GWP-waarde van het label voor bijvullen van
koelmiddel. Die GWP is gebaseerd op de actuele wetgeving over gefluoreerde broeikasgassen. De GWP in de handleiding is mogelijk achterhaald.
2 Bevestig het label op de binnenkant van de buitenunit naast de
gas- en vloeistofafsluiters.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
20
3(A)MXM+3(A)MXF+4MXM+5MXM
R32 Split-reeks
4P600463-1 – 2019.10
6 Installatie
AC
DC
DC
S20 S21 S22 S23
S92
S93
S40
S80
S70
U W
V
DC-
FU2
S90
S24
AL2 AL1
e
f
g
h
a
b
c
d
DC(-)
FU2
b a

6.7 De elektrische bedrading aansluiten

6.7.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading

Typische werkstroom
De elektrische bedrading aansluiten bestaat doorgaans uit de volgende stappen:
1 Controleer of het systeem van elektrische voeding voldoet aan
de elektrische specificaties van de warmtepomp. 2 De elektrische bedrading op de buitenunit aansluiten. 3 De elektrische bedrading op de binnenunit aansluiten. 4 De hoofdschakelaar van de binnenunit aansluiten. 5 De hoofdschakelaar van de gasboiler aansluiten. 6 De communicatiekabel tussen de gasboiler en de binnenunit
aansluiten. 7 De gebruikersinterface aansluiten. 8 De afsluiters aansluiten. 9 De pomp voor warm tapwater aansluiten. 10 De alarmuitgang aansluiten. 11 De AAN/UIT-uitgang van de ruimteverwarming aansluiten. 12 De veiligheidsthermostaat aansluiten.
6.7.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten
van elektrische bedrading
WAARSCHUWING
▪ Gebruik GEEN lokaal aangekochte elektrische
onderdelen binnenin het product.
▪ Tak de elektrische voeding niet af voor de afvoerpomp,
etc. van het klemmenblok. Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
WAARSCHUWING
Houd de bedrading tussen de units uit de buurt van koperen leidingen die niet thermisch geïsoleerd zijn aangezien dergelijke leidingen heel warm worden.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Alle elektrische onderdelen (thermistors inbegrepen) krijgen stroom van de elektrische voeding. Raak ze NIET aan met blote handen.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Schakel de elektrische voeding langer dan 10minuten uit en meet de spanning aan de aansluitklemmen van de condensatoren van de hoofdkring of elektrische onderdelen vooraleer u een onderhoud uitvoert. De spanning MOET minder dan 50 V DC zijn vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken. Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van de aansluitklemmen.
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
INFORMATIE
Toestel moet worden geïnstalleerd conform de nationale bedradingsvoorschriften.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
WAARSCHUWING
Gebruik ALTIJD een meeraderige kabel als stroomtoevoerkabel.
WAARSCHUWING
Gebruik een alpolige schakelaar met een contactscheiding van minstens 3 mm om het contact volledig te verbreken onder overspanningscategorie III.
* Kan verschillen naar gelang van het model.
a AL1, AL2 - connector kabel elektromagnetische klep* b S20~24 - connector kabel spoel elektromagnetische klep
(kamer A, B, C, D, E)*
c S40 – connector kabel thermisch overbelastingsrelais en
hogedrukschakelaar*
d Multimeter (wisselstroomspanningsbereik) e S90~93 – connector thermistorkabel
f S70 – connector kabel ventilatormotor g S80 - connector kabel 4-wegsklep h Connector compressorkabel
WAARSCHUWING
Als het netsnoer beschadigd is, MOET de fabrikant, zijn vertegenwoordiger, zijn servicevertegenwoordiger of gelijkaardige bevoegde personen het snoer vervangen om een gevaarlijke situatie te voorkomen.
WAARSCHUWING
Sluit de elektrische voeding NIET aan op de binnenunit. Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.

6.7.3 Richtlijnen voor het aansluiten van de elektrische bedrading

Denk aan de volgende punten: ▪ Indien gevlochten geleiders worden gebruikt, plaats een rond oog
op het uiteinde. Schuif het rond oog over de draad tot aan het bekleed gedeelte en maak het oog vast met een geschikt werktuig.
a Gevlochten geleider b Ronde krimpklem
3(A)MXM+3(A)MXF+4MXM+5MXM R32 Split-reeks 4P600463-1 – 2019.10
Uitgebreide handleiding voor de installateur
21
6 Installatie
c b
c
aa
A
AA´
c b ba c
a
B
B
1-3
1
2
a b
e-B
e-E
e-C
e-D
a-A
e-A
a-C a-D
a-E
a-B
b c
d
▪ Gebruik de volgende methodes om de draden te verbinden:
Draadtype Methode
Éénaderige draad
a Éénaderige draad met open lus b Schroef c Platte sluitring
Gevlochten geleider met rond oog
a Klem b Schroef c Platte sluitring O Toegelaten X NIET toegelaten
Aanhaalmomenten
Item Aanhaalmoment (N•m)
M4 (X1M) 1,2 M4 (aarding)
▪ De aardingsdraad tussen de kabelbevestiging en de klem moet
langer zijn dan de andere draden.
Elektrische apparatuur moet voldoen aan EN/IEC 61000-3-12, de Europese/Internationale Technische Norm die de beperkingen vastlegt voor harmonische stromen geproduceerd door apparatuur die is aangesloten op openbare laagspanningssystemen met een ingangsstroom van >16 A en ≤75 A per fase.

6.7.5 De elektrische bekabeling op de buitenunit aansluiten

1 Verwijder het deksel van de schakelkast (1 schroef).
2 Strip de isolatie (20mm) van de draden.
a Strip de draad tot op dit punt b Wanneer u de draad te ver stript, kan dit elektrische
schokken of lekkage veroorzaken.
3 Sluit de draden tussen de binnen- en de buitenunits zo aan dat
de nummers van de klemmen overeenstemmen. Zorg dat de symbolen voor de leidingen en de bedrading overeenstemmen.
4 Sluit de juiste bedrading aan op de juiste kamer.

6.7.4 Specificaties van de standaardcomponenten van de bedrading

Onderdeel
Voedingskabel Spanning 220~240V
Fase 1~ Frequentie 50Hz Draadtype A
Kabel tussen de units (binnen↔buiten)
Aanbevolen onderbreker B Aardlekschakelaar MOETEN voldoen aan de
Model A B
3MXM40, 3AMXM52, 3AMXF52, 3MXF52
3MXM52, 3MXF68, 3MXM68, 4MXM68
4MXM80, 5MXM90
Uitgebreide handleiding voor de installateur
22
4-aderige kabel 1,5mm2 of
2,5mm2 en geschikt voor
H05RN-F (60245 IEC 57)
toepasselijke wetgeving
3-aderige kabel 2,5mm H05RN-F (60245 IEC 57) H07RN-F (60245 IEC 66)
3-aderige kabel 4,0mm H07RN-F (60245 IEC 66)
3-aderige kabel 4,0 mm H07RN-F (60245 IEC 66)
220~240V
2
2
2
20A
25A
32A
a Klemmenstrook voor kamer (A, B, C, D, E) b Onderbreker c Aardlekschakelaar d Voedingskabel e Kabel onderlinge verbinding voor kamer (A, B, C, D, E)
5 Draai de klemschroeven goed vast met een
kruiskopschroevendraaier.
6 Trek even aan de draden om te controleren of ze niet
loskomen.
7 Maak de draadbevestiging goed vast om externe belasting op
het uiteinde van de draden te voorkomen.
8 Voer de bedrading door de uitsparing in de onderkant van de
beschermplaat.
9 Zorg ervoor dat de elektrische bedrading niet met de gasleiding
in contact komt.
3(A)MXM+3(A)MXF+4MXM+5MXM
R32 Split-reeks
4P600463-1 – 2019.10
6 Installatie
L N
1 2 3
1 2 3
a
f
b
a
e
d
c
Bij andere binnenunits moet de connector voor energiebesparende stand-by aangesloten worden.
De functie energiebesparende stand-by is voor de verzending uitgeschakeld.
Energiebesparende stand-byfunctie inschakelen
Voorwaarde: De hoofdvoeding MOET uitgeschakeld zijn.
1 Verwijder het servicedeksel. 2 Maak de selectieve connector voor de energiebesparende
stand-byfunctie los.
3 Schakel de hoofdvoeding in.
a Kabelbevestiging
10 Breng het deksel van de schakelkast en het servicedeksel weer
aan.

6.8 De installatie van de buitenunit voltooien

6.8.1 De installatie van de buitenunit voltooien

OPMERKING
Er wordt geadviseerd de koelmiddelleidingen tussen de binnen- en de buitenunit in een buis te leggen of afwerkingstape rond deze leidingen te wikkelen.
1 Isoleer en bevestig als volgt de koelmiddelleiding en de
doorverbindingskabel:
a Gasleiding b Isolatie gasleiding c Doorverbindingskabel d Vloeistofleiding e Isolatie vloeistofleiding
f Afwerkkleefband
2 Plaats het servicedeksel terug.
6.8.2 Over de functie energiebesparende stand­by
De functie energiebesparende stand-by: ▪ schakelt de voeding van de buitenunit UIT en ▪ schakelt de stand energiebesparende stand-by op de binnenunit
IN.
De functie energiebesparende stand-by werkt met de volgende units:

6.8.3 Over de functie voorrangskamer

INFORMATIE
▪ Voor de functie voorrangskamer moeten bij de
installatie van de unit initiële instellingen worden uitgevoerd. Vraag de klant in welke kamers hij van plan is deze functie te gebruiken en voer de vereiste instellingen uit bij de installatie.
▪ De instelling van de voorrangskamer geldt alleen voor
een airco-binnenunit en slechts één kamer kan worden ingesteld.
De binnenunit waarvoor de instelling als voorrangskamer geldt, krijgt voorrang in de volgende gevallen:
Voorrang van de bedrijfsstand: Als de functie voorrangskamer
op een binnenunit is ingesteld, gaan alle andere binnenunits in stand-by.
Voorrang tijdens werking met hoog vermogen: Als de
binnenunit waarop de functie voorrangskamer is ingesteld op hoog vermogen draait, dan draaien de andere binnenunits op verlaagd vermogen.
Voorrang geluidsarme werking: Als de binnenunit waarop de
functie voorrangskamer is ingesteld op geluidsarme werking wordt ingesteld, dan werkt de buitenunit ook stil.
Vraag de klant in welke kamers hij van plan is deze functie te gebruiken en voer de vereiste instellingen uit bij de installatie. Deze instelling is handig in een gastenkamer.
De functie voorrangskamer instellen
1 Verwijder het deksel van de schakelaars op de service-
printplaat.
2 Zet de schakelaar (SW4) voor de binnenunit waarvoor u de
functie voorrangskamer wilt activeren op ON.
3MXM40, 3MXM52, 3AMXM52 FTXM, FTXP, FTXJ, FVXM
3(A)MXM+3(A)MXF+4MXM+5MXM R32 Split-reeks 4P600463-1 – 2019.10
Uitgebreide handleiding voor de installateur
23
6 Installatie
E D C B A
E D C B A
A
1
2
3
4
5
SW4
OFFON
2
1
2 1
A
1
2
3
4
5
2
1
SW6
2
OFFON
1
4 3 2 1
4 3 2 1
A
1
2
3
4
5
SW5
2
OFFON
1
VHR-5N SVH-21T-1
S15
1
3
5
3 Reset de voeding.

6.8.4 Over fluisterstille nachtstand

De fluisterstille nachtstand laat de buitenunit 's nachts stiller draaien. Het koelvermogen van de unit neemt af. Leg de fluisterstille nachtstand uit aan de klant en vraag of de klant deze stand wil gebruiken.
Fluisterstille nachtstand inschakelen
1 Verwijder het deksel van de schakelaars op de service-
printplaat.
2 Zet de schakelaar van de geluidsarme stand (SW6-1) op ON.

6.8.6 Over blokkering koelstand

Bij blokkering in de koelstand kan de unit alleen koelen. Gedwongen werking blijft mogelijk in de koelstand.
Specificaties voor de connectorbehuizing en de pennen: ST­producten, behuizing VHR‑5N, pen SVH‑21T‑1,1
Wanneer de blokkering koelstand in combinatie met de Hybride voor Multi wordt gebruikt, dan werken deze units niet met de warmtepomp.
Blokkering koelstand inschakelen
1 Sluit pen 3 en 5 van connector S15 kort.

6.8.5 Over blokkering verwarmingsstand

Bij blokkering in de verwarmingsstand kan de unit alleen verwarmen.
Blokkering verwarmingsstand inschakelen
1 Verwijder het deksel van de schakelaars op de service-
printplaat.
2 Zet de schakelaar van de blokkering van de verwarmingsstand
(SW5-1) op ON.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
24

6.8.7 De buitenunit sluiten

1 Sluit het deksel van de schakelkast. 2 Sluit het servicedeksel.
OPMERKING
Wanneer u het deksel van de buitenunit sluit, let op dat u het aanhaalkoppel van 4,1N•m NIET overtreft.
3(A)MXM+3(A)MXF+4MXM+5MXM
R32 Split-reeks
4P600463-1 – 2019.10

7 Inbedrijfstelling

7 Inbedrijfstelling
OPMERKING Algemene checklist inbedrijfstelling. Naast de
instructies voor inbedrijfstelling in dit hoofdstuk, is er een algemene checklist inbedrijfstelling beschikbaar op het Daikin Business Portal (authenticatie vereist).
De algemene checklist inbedrijfstelling vormt een aanvulling op de instructies in dit hoofdstuk en kan worden gebruikt als richtlijn en als basis voor de rapportering tijdens de inbedrijfstelling en bij overhandiging aan de gebruiker.

7.1 Overzicht: Inbedrijfstelling

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet weten om het systeem na de installatie in gebruik te stellen.
Typische werkstroom
Het in bedrijf stellen houdt typisch volgende stappen in: 1 De "Controlelijst voor de inbedrijfstelling" controleren. 2 Het systeem testen.

7.2 Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling

De koelmiddelleidingen (gas en vloeistof) zijn thermisch geïsoleerd.
De juiste buismaten werden geplaatst en de leidingen zijn goed en op de juiste manier geïsoleerd.
De afsluiters (gas en vloeistof) op de buitenunit staan volledig open.
Afvoer
De afvoer moet vlot stromen. Mogelijk gevolg: Er kan condenswater naar beneden
druppelen. De binnenunit ontvangt de signalen van de
gebruikersinterface. De vermelde kabels worden gebruikt voor de
doorverbindingskabel. De zekeringen, onderbrekers of lokaal geïnstalleerde
beveiligingen zijn overeenkomstig dit document geïnstalleerd en zijn NIET overbrugd.
Controleer of de markeringen (kamer A~E) op de bedrading en de leiding voor elke binnenunit overeenkomen.
Controleer of de instelling voorrangskamer voor 2 of meer kamers is ingesteld. Vergeet niet dat de warmtapwatergenerator voor Multi of de Hybride voor Multi niet als voorrangskamer mag worden geselecteerd.
INFORMATIE
Gedurende de eerste bedrijfsperiode van de unit kan het nodige opgenomen vermogen hoger zijn dan dat vermeld op het typeplaatje van deze unit. Dit fenomeen wordt veroorzaakt door de compressor, die een continue looptijd van 50 uur nodig heeft voordat een vlotte werking en stabiel stroomverbruik wordt gerealiseerd.
OPMERKING
Laat de unit ALTIJD draaien met thermistoren en/of druksensoren/-schakelaars. Anders kan er brand in de compressor ontstaan.
OPMERKING
Werk de koelmiddelleiding van de unit ALTIJD volledig af voordat u de unit gebruikt. Anders raakt de compressor defect.

7.3 Checklist voor de inbedrijfstelling

Controleer na de installatie van de unit eerst de hierna vermelde punten. Sluit de unit nadat alle controles zijn uitgevoerd. Start de unit nadat u ze gesloten hebt.
De binnenunit moet juist gemonteerd zijn.
De buitenunit moet juist gemonteerd zijn.
Het systeem is goed en op de juiste manier geaard en de aardingsklemmen zijn goed aangehaald.
De voedingsspanning komt overeen met de spanning op het identificatieplaatje van de unit.
Er zijn GEEN losse aansluitingen of verbindingen of beschadigde elektrische onderdelen in de schakelkast.
Er zijn GEEN beschadigde onderdelen of buizen die tegen de binnenkant van de binnen- of buitenunit gedrukt worden.
Er zijn GEEN koelmiddellekkages.

7.4 Checklist tijdens inbedrijfstelling

Controleer de bedrading.
Ontluchten.
Proefdraaien.

7.5 Proefdraaien en testen

Voor de Hybride voor Multi zijn specifieke voorzorgsmaatregelen vereist voordat u deze functie gebruikt. Voor meer informatie, zie de montagehandleiding van de binnenunit en/of de uitgebreide handleiding voor de installateur van de binnenunit.
Voordat u begint met proefdraaien, meet de spanning aan de primaire kant van de veiligheidsonderbreker.
De leidingen en de bedrading zijn in orde.
De afsluiters (gas en vloeistof) op de buitenunit staan volledig open.
De initialisering van het Multi-systeem kan meerdere minuten duren, afhankelijk van het aantal gebruikte binnenunits en opties.

7.5.1 Over bedradingscontrole

De functie bedradingscontrole controleert en corrigeert automatisch eventuele bedradingsfouten. Dit is handig voor het controleren van bedrading die NIET rechtstreeks kan worden gecontroleerd, zoals ondergrondse bedrading.
Deze functie kan NIET worden gebruikt binnen de 3minuten na het activeren van de veiligheidsonderbreker of bij een buitenluchttemperatuur van ≤5°C.
3(A)MXM+3(A)MXF+4MXM+5MXM R32 Split-reeks 4P600463-1 – 2019.10
Uitgebreide handleiding voor de installateur
25
7 Inbedrijfstelling
A
1
2
3
4
5
SW3
2
1
Bedradingsfouten opsporen
INFORMATIE
▪ U hoeft alleen een bedradingsfoutcontrole uit te voeren
als u niet zeker bent of de elektrische bedrading en leidingen correct zijn aangesloten.
▪ Als u een bedradingsfoutcontrole uitvoert, zal de
hybride voor multibinnenunit gedurende 72 uur niet werken met warmtepomp. Gedurende deze periode neemt de gasboiler de hybridewerking over.
1 Verwijder het deksel van de schakelaars op de service-
printplaat.
2 Druk op de bedradingscontroleschakelaar (SW3) op de service-
printplaat van de buitenunit. Gevolg: De service-monitor-leds geven aan of een correctie al
of niet mogelijk is. Voor meer informatie over de interpretatie van de led's verwijzen we u naar de servicehandleiding.
Gevolg: Bedradingsfouten worden na 15-20 minuten gecorrigeerd. Als automatische correctie niet mogelijk is, controleert u de bedrading en de leidingen van de binnenunit op de gewone manier.
INFORMATIE
▪ Het aantal weergegeven leds hangt af van het aantal
kamers.
▪ De functie bedradingscontrole werkt NIET bij een
buitentemperatuur van ≤5°C.
▪ Wanneer de bedradingscontrole is voltooid, blijven de
leds branden tot de gewone werking begint.
▪ Volg de procedures voor diagnose van het product.
Voor meer informatie over de storingsdiagnose van het product, zie de servicehandleiding.
Status van leds:
▪ Alle leds knipperen: automatische correctie is NIET mogelijk. ▪ Leds knipperen afwisselend: automatische correctie is voltooid. ▪ Eén of meerdere leds blijven branden: abnormale stop (volg de
diagnoseprocedures op de achterkant van de rechter zijplaat en raadpleeg de servicehandleiding).

7.5.2 Proefdraaien

Voorwaarde: De gegevens van de voeding MOETEN binnen het
opgegeven bereik vallen. Voorwaarde: Proefdraaien is mogelijk in de stand koelen of
verwarmen. Voorwaarde: Proefdraaien moet worden uitgevoerd volgens de
instructies in de gebruiksaanwijzing van de binnenunit om te controleren of alle functies en onderdelen goed werken.
1 In de koelstand, selecteer de laagst programmeerbare
temperatuur. In de verwarmingsstand, selecteer de hoogst programmeerbare temperatuur.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
26
2 Meet de temperatuur aan de inlaat en uitlaat van de binnenunit
nadat de unit een 20-tal minuten draait. Het verschil moet groter dan 8°C (koelen) of 20°C (verwarmen) zijn.
3 Controleer eerst de werking van elke unit afzonderlijk, en
vervolgens ook de gelijktijdige werking van alle binnenunits. Controleer zowel verwarmen als koelen.
4 Stel de temperatuur op een normaal niveau in wanneer het
proefdraaien beëindigd is. In de koelstand: 26~28°C, in de verwarmingsstand: 20~24°C.
INFORMATIE
▪ Indien nodig kan proefdraaien worden gedeactiveerd. ▪ Nadat de unit is uitgeschakeld, kan ze pas na 3
minuten weer worden gestart.
▪ Wanneer het proefdraaien in de verwarmingsstand
meteen na het activeren van de veiligheidsonderbreker wordt begonnen, wordt in sommige gevallen ongeveer 15 minuten geen lucht uitgeblazen om de unit te beschermen.
▪ Gebruik alleen de airconditioner bij het proefdraaien.
Gebruik de Hybride voor Multi of de warmtapwatergenerator NIET bij het proefdraaien.
▪ Tijdens het koelen kan er zich ijs vormen op de
gasafsluiter of op andere onderdelen. Dit is normaal.
INFORMATIE
▪ De unit verbruikt ook nog stroom wanneer ze
uitgeschakeld is.
▪ Wanneer de stroom wordt hersteld na een
stroompanne, werkt de unit verder in de eerder geselecteerde stand.

7.6 De buitenunit starten

Zie de installatiehandleiding van de binnenunit voor meer informatie over de configuratie en inbedrijfstelling van het systeem.

7.7 Storingsdiagnose met behulp van de led op de printplaat van de buitenunit

Symbool Led...
Aan
Uit Knippert
Rode led
1 2 3 4 5
(a)
Diagnose
Normaal. ▪ Controleer de binnenunit.
Hogedrukbeveiliging geactiveerd of werkende unit opgevroren, of stand-by unit.
Overbelastingsrelais geactiveerd of hoge temperatuur persleiding
Storing compressorstart.
Ingangsoverstroom.
Probleem thermistor of stroomtransfo.
Hoge temperatuur schakelkast.
Hoge temperatuur warmteafvoer invertercircuit.
Uitgangsoverstroom.
(b)
(b)
(b)
3(A)MXM+3(A)MXF+4MXM+5MXM
R32 Split-reeks
4P600463-1 – 2019.10

8 Aan de gebruiker overhandigen

Rode led
1 2 3 4 5
Groene LED-A Diagnose
(a)
Diagnose
Te weinig koelmiddel.
Lage spanning naar hoofdcircuit of overspanning naar hoofdcircuit.
Schakelprobleem elektromagnetische omkeerklep of schakelstoring hoge druk.
Defecte printplaat buitenunit.
Storing ventilatormotor.
Bedradingsfout ▪ Controleer de bedrading.
(a)
Het aantal weergegeven leds hangt af van het aantal kamers.
(b)
Diagnose mogelijk niet van toepassing in sommige gevallen. Voor meer details, raadpleeg de servicehandleiding.
Normaal. ▪ Controleer de binnenunit.
Schakel de voeding uit en weer aan, en controleer de led binnen een 3-tal minuten. Als de led weer brandt, dan is de printplaat van de buitenunit defect.
Storing elektrische voeding.
(a)
Diagnose mogelijk niet van toepassing in sommige gevallen. Voor meer details, raadpleeg de servicehandleiding.
OPMERKING
(b)
(b)
Dit onderhoud MOET worden uitgevoerd door een erkend installateur of een servicetechnicus.
Laat het onderhoud minstens één keer per jaar uitvoeren. De geldende wetgeving kan evenwel kortere onderhoudsintervallen vereisen.
OPMERKING De geldende wetgeving met betrekking tot gefluoreerde
broeikasgassen vereist dat de koelmiddelvulling van de
unit wordt aangegeven zowel in gewicht als in CO2­equivalent.
Formula om de hoeveelheid in CO2-equivalent te berekenen: GWP-waarde koelmiddel × totale
koelmiddelvulling [in kg] / 1000

9.1 Overzicht: onderhoud en service

Dit hoofdstuk bevat informatie over: ▪ Voorzorgsmaatregelen voor het onderhoud ▪ Jaarlijks onderhoud van de buitenunit

9.2 Voorzorgsmaatregelen inzake onderhoud

(a)
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
8 Aan de gebruiker
overhandigen
Als het proefdraaien voltooid is en de unit goed en op de juiste manier werkt, zorg ervoor dat de gebruiker de volgende zaken goed begrijpt:
▪ Controleer of de gebruiker de papieren documentatie heeft en
vraag hem/haar deze bij te houden om deze later te kunnen raadplegen. Informeer de gebruiker dat hij de volledige documentatie kan vinden op de eerder in deze handleiding beschreven URL.
▪ Leg aan de gebruiker uit hoe het systeem op de juiste manier te
bedienen en wat er moet worden gedaan wanneer zich een probleem zou voordoen.
▪ Toon aan de gebruiker wat te doen om de unit te onderhouden.

9 Onderhoud en service

OPMERKING
Controlelijst algemeen onderhoud/algemene inspectie.
Behalve de onderhoudsinstructies in dit hoofdstuk, staat er ook een controlelijst algemeen onderhoud/algemene inspectie op het Daikin Business Portal (aanmelden vereist).
De controlelijst algemeen onderhoud/algemene inspectie is een aanvulling op de instructies in dit hoofdstuk en kan worden gebruikt als richtlijn en sjabloon voor rapportering bij het onderhoud.
OPMERKING:Risico van elektrostatische ontlading
Vooraleer met onderhouds- of servicewerkzaamheden te beginnen, raak een metalen onderdeel van de unit aan om statische elektriciteit af te voeren en de printplaat te beschermen.

9.3 Controlelijst jaarlijks onderhoud van de buitenunit

Controleer minstens eens per jaar de volgende punten: ▪ Warmtewisselaar
De warmtewisselaar van de buitenunit kan verstopt geraken door stof, vuil, bladeren, enz. Er wordt geadviseerd de warmtewisselaar jaarlijks te reinigen. Een verstopte warmtewisselaar kan de oorzaak zijn van een te lage druk of een te hoge druk, met slechtere prestaties als gevolg.

9.4 Over de compressor

Houd bij servicewerkzaamheden aan de compressor de volgende punten in gedachten:
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Gebruik deze compressor alleen in een geaard
systeem.
▪ Schakel de voeding uit voordat u
servicewerkzaamheden aan de compressor uitvoert.
▪ Breng na de servicewerkzaamheden het deksel van de
schakelkast en het servicedeksel weer aan.
VOORZICHTIG
Draag altijd een veiligheidsbril en beschermende handschoenen.
3(A)MXM+3(A)MXF+4MXM+5MXM R32 Split-reeks 4P600463-1 – 2019.10
Uitgebreide handleiding voor de installateur
27

10 Opsporen en verhelpen van storingen

GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
▪ Gebruik een pijpensnijder om de compressor te
verwijderen. ▪ Gebruik GEEN hardsoldeerbrander. ▪ Gebruik uitsluitend goedgekeurde koelmiddelen en
smeermiddelen.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Raak de compressor NIET aan met blote handen.
10 Opsporen en verhelpen van
storingen

10.1 Overzicht: Probleemoplossing

Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen wanneer er zich problemen voordoen.
Het bevat informatie over het oplossen van problemen op basis van symptomen.
Alvorens storingen op te sporen en te verhelpen
Voer een grondige visuele controle uit van de unit en zoek naar voor de hand liggende defecten, zoals losse aansluitingen of kapotte bedrading.

10.2 Voorzorgsmaatregelen bij het opsporen en verhelpen van storingen

10.3 Problemen op basis van symptomen oplossen

10.3.1 Symptoom: Binnenunits vallen, trillen of maken lawaai

Mogelijke oorzaken Oplossing
De binnenunits zijn niet goed vastgemaakt

10.3.2 Symptoom: De unit verwarmt of koelt NIET zoals verwacht

Mogelijke oorzaken Oplossing
Fout in de aansluiting van de elektrische bedrading
Gaslek Controleer op gaslekken. Markeringen op de bedrading en
de leidingen komen niet overeen

10.3.3 Symptoom: Waterlekken

Mogelijke oorzaken Oplossing
Onvolledige thermische isolatie (gas- en vloeistofleidingen, delen van de afvoerverlengslang binnenshuis)
Slecht aangesloten afvoer Maak de afvoer goed vast.
Maak de binnenunits goed vast.
Sluit de elektrische bedrading juist aan.
De markeringen op de bedrading en de leidingen (kamer A, kamer B, kamer C, kamer D, kamer E) MOETEN voor elke binnenunit overeenkomen.
Controleer of de leidingen en de afvoerslang thermisch volledig geïsoleerd zijn.
WAARSCHUWING
▪ Controleer STEEDS of de spanning op de unit is
afgesloten vooraleer de schakelkast van de unit te controleren. Schakel de respectievelijk stroomonderbreker uit.
▪ Als een veiligheidstoestel geactiveerd werd, moet u de
unit uitschakelen en controleren waarom het veiligheidstoestel werd geactiveerd vooraleer deze te resetten. Shunt NOOIT een veiligheidstoestel of wijzig zijn waarde niet in een waarde verschillend van de standaardinstelling. Indien u de oorzaak van het probleem niet kunt vinden, neem dan contact op met uw dealer.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
WAARSCHUWING
Om gevaar als gevolg van het per ongeluk resetten van de thermische beveiliging te voorkomen, mag dit toestel NIET worden gevoed via een externe schakelinrichting zoals een timer of zijn aangesloten op een circuit dat regelmatig IN­en UITgeschakeld wordt door de voorziening.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN

10.3.4 Symptoom: Elektrisch lek

Mogelijke oorzaken Oplossing
De unit is NIET goed geaard Controleer en corrigeer de
aansluiting van de aarding.

10.3.5 Symptoom: Functie voor instelling voorrangskamer doet het NIET

Mogelijke oorzaken Oplossing
De instelling voorrangskamer is mogelijk ingesteld voor meer dan 1 kamer.
De Hybride voor Multi kan NIET niet als voorrangskamer worden geselecteerd.
Een warmtapwatergenerator voor Multi kan NIET als voorrangskamer worden geselecteerd.
Voor de instelling voorrangskamer mag slechts 1 kamer worden geselecteerd.
Selecteer een andere binnenunit voor de instelling voorrangskamer.
Selecteer een airco-unit als voorrangskamer.

10.3.6 Symptoom: De unit werkt NIET of er is brandschade

Mogelijke oorzaken Oplossing
De bedrading was NIET volgens de voorschriften uitgevoerd
Sluit de bedrading juist aan.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
28
3(A)MXM+3(A)MXF+4MXM+5MXM
R32 Split-reeks
4P600463-1 – 2019.10

11 Als afval verwijderen

a
c
b
d
d
e
4 3 2 1
2 1
4 3 2 1
2 1
HEAT
COOL
A
1
2
3
4
5
2
3
SW5
SW6
SW2
OFFON
1
11 Als afval verwijderen
OPMERKING
Probeer het systeem NIET zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het systeem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en van andere onderdelen MOETEN conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden. De units MOETEN voor hergebruik, recyclage en terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf worden behandeld.

11.1 Overzicht: Als afval verwijderen

Typische werkstroom
Het systeem als afval verwijderen bestaat doorgaans uit de volgende stappen:
1 Het systeem afpompen. 2 Het systeem naar een gespecialiseerd verwerkingsbedrijf
brengen.
INFORMATIE
Zie de onderhouds- en reparatiehandleiding voor meer bijzonderheden.

11.2 Afpompen

OPMERKING
Voor de hybride voor multi moeten alle vereiste voorzorgsmaatregelen worden getroffen om ervoor te zorgen dat de waterwarmtewisselaar geen vorstschade kan oplopen vooraleer deze functie wordt ingeschakeld of vooraleer de toestemming is gegeven om deze functie te gebruiken. Voor meer informatie hierover, zie de installatiehandleiding van de binnenunits.
Voorbeeld: Om het milieu te beschermen, pomp eerst alle koelmiddel uit de unit alvorens de unit te verplaatsen of af te voeren.
3 Sluit de vloeistofafsluiter na 5 à 10 minuten (bij heel lage
omgevingstemperaturen (<−10°C) na slechts 1 of 2 minuten) met een zeskantsleutel.
4 Controleer op het verdeelstuk of het vacuüm is bereikt. 5 Draai na 2 à 3minuten de gasafsluiter dicht en stop gedwongen
koelen.
a Gasafsluiter b Sluitrichting c Zeskantsleutel d Kleppendeksel e Vloeistofafsluiter

11.3 Een gedwongen koeling starten en stoppen

1 Schakel de voeding UIT. 2 Verwijder het servicedeksel en het deksel van de schakelkast. 3 Verwijder het deksel van de schakelaars op de service-
printplaat.
4 Zet DIP-schakelaar SW5 en SW6 op OFF. 5 Zet DIP-schakelaar SW2 op COOL.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg: Zelfontbranding en explosie van de compressor door lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
OPMERKING
Om het koelmiddel te verwijderen (door leeg te pompen), stop de compressor vooraleer de koelmiddelleidingen te verwijderen. Indien de compressor nog steeds werkt en de
6 Breng het deksel van de schakelaars op de service-printplaat,
het deksel van de schakelkast en het servicedeksel weer aan.
7 Schakel de buitenunit IN. 8 Druk op de schakelaar voor gedwongen werking SW1 voor
gedwongen koelen.
9 Druk op de schakelaar voor gedwongen werking SW1 om
gedwongen koelen te stoppen.
afsluiter open staat tijdens het verwijderen van het koelmiddel, zal lucht in het systeem gezogen worden. Hierdoor zal de compressor beschadigd worden of kan het systeem schade oplopen als gevolg van de abnormale druk in de koelmiddelcyclus.
Het afpompen pompt alle koelmiddel uit het systeem naar de buitenunit.
1 Verwijder het kleppendeksel van de vloeistofafsluiter en de
gasafsluiter.
2 Voer gedwongen koelen uit. Zie "11.3Een gedwongen koeling
starten en stoppen"[429].
3(A)MXM+3(A)MXF+4MXM+5MXM R32 Split-reeks 4P600463-1 – 2019.10
Uitgebreide handleiding voor de installateur
29
A
1
2
3
4
5
7
SW1
6
4
5 =
,
A
INDOOR
OUTDOOR

12 Technische gegevens

OPMERKING
Zorg ervoor dat de watertemperatuur tijdens het gedwongen koelen hoger dan 5°C blijft (zie de temperatuuraflezing van de binnenunit). U kunt dit bereiken door bijvoorbeeld alle ventilatoren van de ventilatorconvectoren aan te zetten.
12 Technische gegevens
▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar
op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk).
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op
het Daikin Business Portal (authenticatie vereist).

12.1 Bedradingsschema

12.1.1 Legende eengemaakt bedradingsschema

Voor gebruikte onderdelen en nummering, zie het bedradingsschema op de unit. De onderdelen zijn genummerd met Arabische cijfers in oplopende volgorde en wordt in het overzicht hieronder aangegeven door "*" in de onderdeelcode.
Symbool Betekenis Symbool Betekenis
Onderbreker Aarding
Verbinding Beschermende
aarding (schroef)
Connector
Aarde Relaisconnector
Lokale bedrading Kortsluitconnector
Zekering Aansluitklem
Binnenunit Klemmenstrook
Buitenunit Kabelklem
Symbool Kleur Symbool Kleur
BLK Zwart ORG Oranje BLU Blauw PNK Roze BRN Bruin PRP, PPL Paars GRN Groen RED Rood GRY Grijs WHT Wit
YLW Geel
Symbool Betekenis
A*P Printplaat
Uitgebreide handleiding voor de installateur
30
Gelijkrichter
Symbool Betekenis
BS* Drukknop aan/uit,
bedrijfsschakelaar BZ, H*C Zoemer C* Condensator AC*, CN*, E*, HA*, HE*, HL*,
Aansluiting, connector HN*, HR*, MR*_A, MR*_B, S*, U, V, W, X*A, K*R_*
D*, V*D Diode DB* Diodebrug DS* DIP-schakelaar E*H Verwarming FU*, F*U, (voor kenmerken, zie
Zekering printplaat in uw unit)
FG* Connector (randaarding) H* Harnas H*P, LED*, V*L Controlelamp, led HAP Led (servicemonitor groen) HIGH VOLTAGE Hoogspanning IES Intelligent eye sensor IPM* Intelligente voedingsmodule K*R, KCR, KFR, KHuR, K*M Magneetrelais L Onder spanning L* Spoel L*R Reactievat M* Stappenmotor M*C Compressormotor M*F Ventilatormotor M*P Afvoerpompmotor M*S Draaimotor MR*, MRCW*, MRM*, MRN* Magneetrelais N Neutraal n=*, N=* Aantal doorgangen door
ferrietkern PAM Pulsamplitudemodulatie PCB* Printplaat PM* Voedingsmodule PS Schakelvoeding PTC* PTC-thermistor Q* Bipolaire transistor met
geïsoleerde poort (IGBT) Q*DI Aardlekschakelaar Q*L Overbelastingsbeveiliging Q*M Thermische schakelaar R* Weerstand R*T Thermistor RC Ontvanger S*C Limietschakelaar S*L Vlotterschakelaar S*NPH Druksensor (hoog) S*NPL Druksensor (laag) S*PH, HPS* Drukschakelaar (hoog) S*PL Drukschakelaar (laag) S*T Thermostaat S*RH Vochtigheidssensor S*W, SW* Bedrijfsschakelaar SA*, F1S Spanningsbeveiliging
3(A)MXM+3(A)MXF+4MXM+5MXM
R32 Split-reeks
4P600463-1 – 2019.10
12 Technische gegevens
7.9CuT
7.9CuT
7.9CuT
7.9CuT
12.7CuT
M
12.7CuT
(12.7CuT)
(9.5CuT)
(12.7CuT)
12.7CuT
12.7CuT
12.7CuT
12.7CuT
12.7CuT
15.9CuT
15.9CuT
15.9CuT
7.9CuT
9.5CuT
12.7CuT
7.9CuT
7.9CuT
7.9CuT
MV
MV
MV
A
B
C
6.4CuT
6.4CuT
6.4CuT
(6.4CuT)
(6.4CuT)
(6.4CuT)
9.5CuT
9.5CuT
9.5CuT
9.5CuT
7.9CuT
S1PH
d
e
f
k
a
b
c
g
i
d
r
s
t
v-A
v-B
v-C
u
d
p
o o
n
l
m
l
l
w
x
v-A
v-B
v-C
q
h
Symbool Betekenis
SR*, WLU Signaalontvanger SS* Keuzeschakelaar SHEET METAL Klemmenstrook vaste plaat T*R Transformator TC, TRC Zender V*, R*V Varistor V*R Diodebrug WRC Draadloze afstandsbediening X* Aansluitklem X*M Klemmenstrook (blok) Y*E Spoel elektronische expansieklep Y*R, Y*S Spoel elektromagnetische
omkeerklep Z*C Ferrietkern ZF, Z*F Ruisfilter A*P Printplaat BS* Drukknop aan/uit,
bedrijfsschakelaar
3MXM40, 3MXM52, 3AMXM52, 3AMXF52, 3MXF52
Symbool Betekenis
BZ, H*C Zoemer C* Condensator AC*, CN*, E*, HA*, HE*, HL*,
Aansluiting, connector HN*, HR*, MR*_A, MR*_B, S*, U, V, W, X*A, K*R_*

12.2 Schema van de leidingen: Buitenunit

Classificatie PED-categorie component: ▪ Hogedrukschakelaars: categorie IV ▪ Compressor: categorie II ▪ Accumulator: 4MXM80, 5MXM90 categorie II, andere modellen
categorie I
▪ Overige componenten: zie PED artikel 4, paragraaf 3
OPMERKING
Wanneer de hogedrukschakelaar is geactiveerd, MOET hij door een bevoegde persoon worden gereset.
3(A)MXM+3(A)MXF+4MXM+5MXM R32 Split-reeks 4P600463-1 – 2019.10
Uitgebreide handleiding voor de installateur
31
12 Technische gegevens
7.9CuT
7.9CuT
7.9CuT
7.9CuT
12.7CuT
M
12.7CuT
(12.7CuT)
(9.5CuT)
(12.7CuT)
12.7CuT
12.7CuT
12.7CuT
12.7CuT
15.9CuT
15.9CuT
15.9CuT
15.9CuT
9.5CuT
9.5CuT
12.7CuT
7.9CuT
7.9CuT
7.9CuT
MV
MV
MV
A
B
C
6.4CuT
6.4CuT
6.4CuT
(6.4CuT)
(6.4CuT)
(6.4CuT)
9.5CuT
9.5CuT
9.5CuT
9.5CuT
7.9CuT
S1PH
SV
9.5CuT
9.5CuT
6.4CuT
12.7CuT
15.9CuT
d
e
f
k
a
b
c
g
i
j
d
r
s
t
u
d
p
oo
n
l l
m
l
w
x
v-A
v-B
v-C
v-A
v-B
v-C
q
h
7.9CuT
7.9CuT
7.9CuT
7.9CuT
12.7CuT
M
12.7CuT
(9.5CuT)
(9.5CuT)
(12.7CuT)
12.7CuT
12.7CuT
12.7CuT
12.7CuT
15.9CuT
15.9CuT
15.9CuT
15.9CuT
9.5CuT
9.5CuT
12.7CuT
7.9CuT
7.9CuT
7.9CuT
MV
MV
MV
A
B
C
6.4CuT
6.4CuT
6.4CuT
(6.4CuT)
(6.4CuT)
(6.4CuT)
9.5CuT
9.5CuT
9.5CuT
9.5CuT
7.9CuT
S1PH
SV
9.5CuT
9.5CuT
6.4CuT
12.7CuT
7.9CuT
MV
D
6.4CuT
(6.4CuT)
(12.7CuT)
12.7CuT
15.9CuT
d
e
f
k
a
b
c
g
i
j
d
r
s
t
v-A
u-A
u-B
u-C
u-D
v-B
v-C
v-D
u
d
p
oo
n
l
m
l
l
w
x
q
h
3MXM68, 3MXF68
4MXM68
Uitgebreide handleiding voor de installateur
32
3(A)MXM+3(A)MXF+4MXM+5MXM
R32 Split-reeks
4P600463-1 – 2019.10
4MXM80
7.9CuT
7.9CuT
7.9CuT
7.9CuT
12.7CuT
M
12.7CuT
(12.7CuT)
(9.5CuT)
(15.9CuT)
12.7CuT
12.7CuT
12.7CuT
12.7CuT
15.9CuT
15.9CuT
15.9CuT
15.9CuT
9.5CuT
9.5CuT
12.7CuT
7.9CuT
7.9CuT
7.9CuT
MV
MV
MV
A
B
C
6.4CuT
6.4CuT
6.4CuT
9.5CuT
9.5CuT
9.5CuT
9.5CuT
S1PH
SV
9.5CuT
9.5CuT
6.4CuT
12.7CuT
7.9CuT
MV
D
6.4CuT
(15.9CuT)
12.7CuT
7.9CuT
7.9CuT
7.9CuT
7.9CuT
7.9CuT
7.9CuT
7.9CuT
7.9CuT
7.9CuT
9.5CuT
9.5CuT
15.9CuT
(6.4CuT)
(6.4CuT)
(6.4CuT)
(6.4CuT)
d
e
f
k
a
a
b
c
g
i
j
d
r
s
t
v-A
u-A
u-B
u-C
u-D
v-B
v-C
v-D
u
d
p
oo
n
l
m
l
l
w
x
q
h
y y
7.9CuT
7.9CuT
7.9CuT
7.9CuT
12.7CuT
M
12.7CuT
(9.5CuT)
(9.5CuT)
(12.7CuT)
12.7CuT
12.7CuT
12.7CuT
12.7CuT
15.9CuT
15.9CuT
15.9CuT
15.9CuT
9.5CuT
9.5CuT
12.7CuT
7.9CuT
7.9CuT
7.9CuT
MV
MV
MV
A
B
C
6.4CuT
6.4CuT
6.4CuT
(6.4CuT)
(6.4CuT)
(6.4CuT)
9.5CuT
9.5CuT
9.5CuT
S1PH
SV
9.5CuT
9.5CuT
6.4CuT
12.7CuT
7.9CuT
MV
D
6.4CuT
(6.4CuT)
(15.9CuT)
12.7CuT
7.9CuT
7.9CuT
7.9CuT
7.9CuT
7.9CuT
7.9CuT
7.9CuT
7.9CuT
7.9CuT
7.9CuT
MV
E
6.4CuT
(6.4CuT)
(15.9CuT)
12.7CuT
15.9CuT
9.5CuT
9.5CuT
9.5CuT
d
e
f
k
a
a
b
c
g
i
j
d
r
s
t
v-A
u-A
u-B
u-C
u-D
u-E
v-B
v-C
v-D
v-E
u
d
p
oo
n
l
m
l
l
w
x
q
h
y y
5MXM90

13 Verklarende woordenlijst

a Warmtewisselaar b Thermistor buitenluchttemperatuur c Thermistor warmtewisselaar d Refnet-verdeler e Ventilatormotor
f Propellerventilator g Capillaire buis h Verdeler
i Demper met filter
j Elektromagnetische klep k 4-wegsklep
l Demper
m Thermistor persleiding
n Compressor o Accumulator p Gasafsluiter q Vloeistofafsluiter
r Elektronische expansieklep s Thermistor (vloeistof)
t Filter u Thermistor (gas) v Ruimte
w Lokale leiding – vloeistof
x Lokale leiding – gas y Vloeistofreservoir
3(A)MXM+3(A)MXF+4MXM+5MXM R32 Split-reeks 4P600463-1 – 2019.10
13 Verklarende woordenlijst
Dealer
Erkende installateur
Gebruiker
S1PH Hogedrukschakelaar (automatische reset)
Koelmiddelstroom: koelen Koelmiddelstroom: verwarmen
Verdeler die het product verkoopt.
Technisch bekwame persoon met een erkenning om het product te installeren.
Persoon die de eigenaar is van het product en/of die het product gebruikt.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
33
13 Verklarende woordenlijst
Geldende wetgeving
Alle geldende internationale, Europese, nationale en plaatselijke richtlijnen, wetten, reglementen en/of voorschriften betreffende een bepaald product of domein.
Onderhoudsbedrijf
Bedrijf dat bevoegd is om de vereiste service voor het product uit te voeren of te coördineren.
Installatiehandleiding
Handleiding met instructies betreffende het installeren, het configureren en het onderhouden van een bepaald product of een bepaalde toepassing.
Gebruiksaanwijzing
Instructiehandleiding voor een bepaald product of een bepaalde toepassing waarin wordt uitgelegd hoe het product of de toepassing moet worden gebruikt.
Instructies voor het onderhoud
Instructiehandleiding bedoeld voor een bepaald product of een bepaalde toepassing waarin wordt uitgelegd hoe dit product (indien van toepassing) dient gemonteerd, geconfigureerd, gebruikt en/of onderhouden te worden.
Accessoires
Labels, handleidingen, informatiefiches, apparatuur en uitrustingen die met het product worden meegeleverd en die volgens de instructies in de meegeleverde documentatie geïnstalleerd moeten worden.
Optionele apparatuur
Door Daikin gemaakte of goedgekeurde apparatuur en uitrustingen die met het product volgens de instructies in de meegeleverde documentatie gecombineerd mogen worden.
Ter plaatse te voorzien
NIET door Daikin gemaakte apparatuur en uitrustingen die met het product volgens de instructies in de meegeleverde documentatie gecombineerd mogen worden.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
34
3(A)MXM+3(A)MXF+4MXM+5MXM
R32 Split-reeks
4P600463-1 – 2019.10
4P600463-1 2019.10
Copyright 2019 Daikin
Loading...