Citroën C1 2018 Owner's Manual [nl]

INSTRUCTIEBOEKJE
Toegang tot het instructieboekje
Het instructieboekje is beschikbaar op de CITROËN­website, in de rubriek "MyCitroën" of op het volgende adres: http://service.citroen.com/ACddb/
Download vanaf de desbetreffende Store de app Scan MyCitroën voor smartphones.
Selecteer vervolgens:
- het model van uw auto,
- de uitgifteperiode van het boekje die overeenkomt met de eerste registratiedatum van uw auto.
Download de content voor het instructieboekje van uw auto.
Selecteer:
- de taal,
- het model van uw auto en de carrosserievariant,
- de uitgifteperiode van het boekje die overeenkomt met de eerste registratiedatum van uw auto.
Met dit symbool wordt de meest recente en beschikbare informatie aangeduid.
Welkom
Wij danken u voor uw keuze voor de Citroën C1. Dit boekje bevat alle informatie en adviezen die u nodig hebt om
optimaal en in alle veiligheid gebruik te maken van de mogelijkheden van uw auto.
Uw auto kan, afhankelijk van het uitrustingsniveau, het type, de uitvoering en de specifieke kenmerken voor het land waar uw auto verkocht is, slechts van een deel van de in dit boekje vermelde uitrustingselementen zijn voorzien.
Aan de beschrijvingen en afbeeldingen kunnen geen rechten worden ontleend. Automobiles CITROËN behoudt zich het recht voor de technische kenmerken, uitrusting en accessoires te wijzigen zonder verplicht te zijn dit dit specifieke boekje aan te passen.
Overhandig dit volledige instructieboekje bij verkoop van de auto aan de nieuwe eigenaar.
In dit document vindt u alle aanwijzingen en adviezen voor het gebruik van uw auto zodat u optimaal van uw auto kunt profiteren. Neem de tijd dit document aandachtig door te lezen zodat u vertrouwd raakt met uw nieuwe auto. Lees ook het garantie- en onderhoudsboekje door waarin u informatie vindt over de garanties, het onderhoud en de pechhulpverlening.
Sleutel
Veiligheidswaarschuwing
Aanvullende informatie
Adviezen met betrekking tot de bescherming van het milieu
Auto's met linkse besturing
Auto's met rechtse besturing
Locatie van de apparatuur/knop beschreven met een zwart gebied
Inhoudsopgave
Overzicht
Instrumenten en bedieningsknoppen 4
Eco-rijden
Milieubewust rijden 6
.
.
Instrumentenpaneel
Instrumentenpanelen 8 Displays 9 Waarschuwingslampjes 9 Meters 18 Boordcomputer 18 Tijd instellen 20
Toegang
Sleutels 22 "Keyless entry and start"-systeem 23 Portieren 26 Achterklep 27 Elektrisch bedienbare voorportierruiten 28 Zijruiten achter 29 Elektrisch bedienbaar canvasdak 29 Onderhoudstips 31
Ergonomie en comfort
Voorstoelen 32 Achterbank 34 Spiegels 35 Stuurwielverstelling 36 Ventilatie 36 Verwarming 37 Handbediende airconditioning 37 Automatische airconditioning 38 Ontwasemen – Ontdooien voorruit
en zijruiten 40 Achterruitverwarming 41 Plafonnier 41 Verlichting bagageruimte 41 Interieurvoorzieningen 42 Hoedenplank 44 Voorzieningen in de bagageruimte 45
Verlichting en zicht
Lichtschakelaar 46 Automatisch inschakelen verlichting 47 Richtingaanwijzers 48 Koplampen verstellen 48 Ruitenwisserschakelaar 49 Ruitenwisserbladen vervangen 50
Veiligheid
Algemene aanbevelingen met betrekking tot de veiligheid 51
Claxon 51 Alarmknipperlichten 52 ESP-systeem 52 Veiligheidsgordels 54 Airbags 56 Kinderzitjes 59 Uitschakelen van de airbag vóór aan
passagierszijde 60 ISOFIX-bevestigingen en -kinderzitjes 66 i-Size-kinderzitjes 70 Kinderbeveiliging 71
2
Inhoudsopgave
.
Rijden
Starten/afzetten van de motor met de sleutel 73
Starten/afzetten van de motor met het systeem Keyless entry and start 73
Handbediende parkeerrem 76 Handgeschakelde 5-versnellingsbak 76 ETG-versnellingsbak 76 Schakelindicator 79 Hill Start Assist 80 Stop & Start 81 Snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem 82 Snelheidsbegrenzer 84 Active City Brake 86 Lane Departure Warning System 90 Achteruitrijcamera 91 Bandenspanningscontrolesysteem 92
Praktische informatie
Brandstoftank 96 Geschikte brandstoffen 97 Sneeuwkettingen 97 Eco-modus (energiespaarstand) 98 Allesdragers monteren 98 Motorkap 98 Onder de motorkap 99 Niveaus controleren 99 Controles 102
In geval van pech
Bandenreparatieset 104 Reservewiel 107 Een lamp vervangen 111 Een zekering vervangen 114 12V-accu 121 Slepen van de auto 123
Technische gegevens
Motorspecicaties 125
Motoren 125 Afmetingen 126
Identicatiemarkeringen 127
Audio en telematica
Audiosysteem 7-inch touchscreen tablet
Index
Toegang tot aanvullende video's
bit.ly/helpPSA
.
.
3
Overzicht
Instrumenten en bedieningsknoppen
1
Buitenspiegels Elektrische ruitbediening Centrale vergrendeling
2
Motorkap openen
3
Zekeringen dashboard
4
Instrumentenpaneel Toerenteller Centraal display Waarschuwingslampjes Controlelampjes Boordcomputer
5
Plafonnier Ontgrendelingsknop elektrisch bedienbaar
vouwdak snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem Active City Brake Binnenspiegel Zonneklep
6
Touchscreen Audiosysteem Instellen van de tijd
7
Verwarming, ventilatie Handbediende airconditioning Automatische airconditioning Ontwasemen – ontdooien voorruit en zijruiten Ontwasemen – ontdooien achterruit
8
12V-aansluiting USB-aansluiting Jack-aansluiting
9
Handgeschakelde versnellingsbak ETG-versnellingsbak Opschakelindicator Hill Start Assist
10
Handbediende parkeerrem
11
Airbag voorpassagier
12
Zij-uitstroomopeningen
13
Dashboardkastje Uitschakelen van de airbag vóór aan
passagierszijde Resetten van het bandenspanningscontrole
systeem
4
.Overzicht
Cockpit (vervolg)
1
Lichtschakelaar Richtingaanwijzers
2
Stop & Start Active City Brake Elektrische verstelling buitenspiegels Koplampen verstellen DSC- en TRC-systeem uitschakelen. Mistlampen vóór (accessoire)
3
Openen van de brandstofvulklep
4
Schakelflippers ETG-versnellingsbak
5
Hoogteverstelling stuurwiel Claxon Bestuurdersairbag
6
Stuurkolomschakelaars
- Touchscreen, audiosysteem
- Lane Departure Warning System
7
Snelheidsbegrenzer
8
Ruitenwisserschakelaar
9
Contact, starten/afzetten (sleutel) Contact, starten/afzetten ("Keyless entry
and start"-systeem)
10
Alarmknipperlichten
5
Eco-rijden

Milieubewust rijden

Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO auto verminderen.
Maak optimaal gebruik van de versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweede versnelling in. Schakel snel op tijdens het accelereren.
Als uw auto is voorzien van een ETG­versnellingsbak, gebruik dan bij voorkeur de automatische stand (Easy) en trap het gaspedaal niet plotseling of diep in.
De schakelindicator adviseert u de versnelling in te schakelen die het best geschikt is voor de rijomstandigheden: volg het op het instrumentenpaneel weergegeven schakeladvies zo snel mogelijk op. Bij auto's met een ETG-versnellingsbak wordt de schakelindicator uitsluitend in de handmatige stand weergegeven.
-uitstoot van uw
2
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur af op de motor in plaats van het rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal geleidelijk in. Als u deze aanwijzingen naleeft, neemt het brandstofverbruik en de CO2­uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer beperkt.
Matig het gebruik van uw elektrische uitrusting
Als het passagierscompartiment te warm is, ventileer dit dan voordat u gaat rijden door de ruiten en de ventilatieopeningen te openen voordat u de airconditioning gaat gebruiken. Sluit bij snelheden boven 50 km/h de ruiten, maar laat de ventilatieopeningen open staan. Maak gebruik van alle uitrustingsdelen die kunnen bijdragen aan een verlaging van de temperatuur in het passagierscompartiment (zonnedak en zonnescherm...). Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste temperatuur is bereikt (behalve bij auto's met een automatische airconditioning). Schakel de achterruitverwarming en de ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn als deze niet automatisch worden aangestuurd. Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit.
Schakel de verlichting en de mistlampen uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg: uw auto warmt sneller op als u rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk multimedia-apparatuur (DVD-speler, MP3­speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan om het elektriciteitsverbruik, en dus het brandstofverbruik, te beperken. Koppel externe apparatuur los als u de auto verlaat.
6
Eco-rijden
.
Beperk de oorzaken van een hoger brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste voorwerpen in de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank. Beperk de belading en de luchtweerstand (dakdragers, imperiaal enz.) van uw auto. Gebruik liever een dakkoffer. Verwijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal.
Vervang na de winter zo snel mogelijk de winterbanden door zomerbanden.
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning (bij koude banden), houd u daarbij aan de bandenspanning die staat vermeld op de sticker op de portiersponning aan bestuurderszijde. Controleer de bandenspanning met name:
- voor een lange rit,
- bij de wisseling van de seizoenen,
- als de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt.
Vergeet niet het reservewiel en de wielen van een aanhanger of caravan.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie verversen, oliefilter, luchtfilter en interieurfilter vervangen, enz.) en houd u daarbij aan het aan uw situatie aangepaste garantie- en onderhoudsboekje.
7
Instrumentenpaneel

Instrumentenpanelen

Instrumentenpan eel t ype 1
1. Snelheidsmeter (km/h of mph).
2. Centraal display.
3. Schakelindicator.
4. Regelknop weergave display.
Weergave van informatie in oplopende volgorde.
5. Regelknop weergave display. Weergave van informatie in aflopende volgorde.
Instrumentenpan eel t ype 2
1. Snelheidsmeter (km/h of mph).
2. Centraal display.
3. Schakelindicator.
4. Regelknop weergave display.
Weergave van informatie in oplopende volgorde.
5. Regelknop weergave display. Weergave van informatie in aflopende volgorde.
6. Toerenteller. Het motortoerental wordt weergegeven met behulp van heldere oranje gekleurde staven. Boven het maximumtoerental: schakel door naar een hogere versnelling als de staven rood oplichten.
Centraal display
De weergegeven informatie is afhankelijk van het type versnellingsbak van uw auto.
Centraal display van de uitvoering met handgeschakelde versnellingsbak
1. Buitentemperatuur. De temperatuur
knippert bij kans op gladheid.
8
Instrumentenpaneel
2. Informatie over de auto met:
- Kilometerteller en dagteller.
- Informatie van de boordcomputer.
- Informatie van de snelheidsbegrenzer.
3. Brandstofniveaumeter.
Centraal display van de uitvoering met ETG­versnellingsbak
1. Stand van de selectiehendel en
ingeschakelde versnelling.
2. Informatie over de auto met:
- Kilometerteller en dagteller.
- Informatie van de boordcomputer.
- Informatie van de snelheidsbegrenzer.
- Buitentemperatuur. De temperatuur knippert bij kans op gladheid.
3. Brandstofniveaumeter.
Display verklikkerlampjes veiligheidsgordels achterpassagiers en airbag vóór aan passagierszijde
A. Verklikkerlampje veiligheidsgordel links
achter.
B. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
rechts achter.
C. Verklikkerlampje airbag vóór aan
passagierszijde uitgeschakeld.
D. Verklikkerlampje airbag vóór aan
passagierszijde ingeschakeld.
Het verklikkerlampje C of D blijft branden, afhankelijk van de status van de airbag vóór aan passagierszijde (uitgeschakeld of ingeschakeld).

Waarschuwingslampjes

De verklikkerlampjes (weergegeven als symbolen) informeren de bestuurder over een defect (waarschuwingslampjes) of de werking van een systeem (werking of uitschakeling waarschuwingslampjes). Bepaalde waarschuwingslampjes branden op twee manieren (vast of knipperend) en/of in verschillende kleuren.
Bijbehorende waarschuwingen
Het branden van een lampje kan in combinatie met een geluidssignaal plaatsvinden en/of een weergegeven melding op het display. De manier van oplichten van het lampje t.a.v. de werkingsfase bepaalt of de situatie normaal is of dat er een fout is opgetreden, zie de beschrijving van ieder lampje voor meer informatie.
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde rode of oranje waarschuwingslampjes enkele seconden branden. Deze lampjes moeten doven als de motor draait.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over uitrusting of een functie.
1
9
Instrumentenpaneel
Aanhoudend waarschuwingslampje
Bij een draaiende motor of tijdens het rijden, wijst het branden van een rood of oranje waarschuwingslampje op een fout die nader onderzocht moet worden aan de hand van het bijbehorende bericht en de beschrijving van het waarschuwingslampje in de documentatie.
Wanneer een waarschuwingslampje blijft branden
De aanduidingen (1) (2) en (3) in het waarschuwingslampje geven aan of u naast de onmiddellijk aanbevolen acties contact met een gekwalificeerde professional moet opnemen.
(1): zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats en zet het contact af.
(2): neem contact op met een CITROËN-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats. (3): ga naar een CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
10
Lijst met waarschuwingslampjes
Waarschuwings- resp. verklikkerlampje
Rode waarschuwingslampjes
STOP
Status Oorzaak Acties/Opmerkingen
Knippert, samen met een ander waarschuwingslampje.
Dit waarschuwingslampje brandt bij een te lage motoroliedruk of bij een te hoge koelvloeistoftemperatuur.
Instrumentenpaneel
1
Voer (1) en dan (2) uit.
Remsysteem Permanent. Het remvloeistofniveau is te laag.
Storing remsysteem. Voer (1) en dan (2) uit.
Parkeerrem Permanent in
Motoroliedruk Permanent. De motoroliedruk is te laag. Voer (1) en dan (2) uit.
+
Te hoge motork oelvloeistoftem peratuur
combinatie met een geluidssignaal.
Knippert. De koelvloeistoftemperatuur stijgt. Rijd voorzichtig.
Permanent. De temperatuur van de koelvloeistof
De parkeerrem is aangetrokken of niet goed vrijgezet.
is te hoog.
Vul het niveau bij met een vloeistof voorzien van een artikelnummer van CITROËN. Voer (3) uit als het probleem blijft bestaan.
Voer uit (1), en wacht met het eventueel bijvullen van de koelvloeistof tot de motor is afgekoeld. Voer (2) uit als het probleem blijft bestaan.
11
Instrumentenpaneel
Waarschuwings- resp. verklikkerlampje
Veiligheidsgordels vóór
Airbags Permanent. Een van de airbags of
ETG­versnellingsbak
Koppeling Knippert in
Stuurbekrachtiging
Laadtoestand accu
Portier(en)/ achterklep open
Status Oorzaak Acties/Opmerkingen
Knippert in combinatie met een geluidssignaal.
Permanent. Er is een storing in de ETG-
combinatie met een geluidssignaal.
Knippert of blijft branden in combinatie met een geluidssignaal.
Permanent.
Permanent in combinatie met een geluidssignaal.
De bestuurder heeft zijn/haar veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt of weer losgemaakt. De voorpassagier heeft zijn/haar veiligheidsgordel losgemaakt.
gordelspanners is defect.
versnellingsbak.
De temperatuur van de koppeling is te hoog.
Er is een storing met betrekking tot de stuurbekrachtiging.
Er is een storing in het laadstroomcircuit van de accu (vervuilde accuklemmen, aandrijfriem dynamo niet correct gespannen of gebroken enz.).
Een portier of de achterklep is niet goed gesloten.
Voer (3) uit.
Voer snel (3) uit.
Voer (1) uit, zet de selectiehendel van de ETG­versnellingsbak in de stand N en wacht ongeveer 15 minuten om de temperatuur van de koppeling te laten zakken.
Rijd voorzichtig en met lage snelheid en voer dan (3) uit.
Reinig de nokjes en bevestig deze weer. Als het waarschuwingslampje niet uitgaat wanneer de motor is gestart, voer (2) uit.
Sluit het portier of de achterklep.
12
Instrumentenpaneel
Waarschuwings- resp. verklikkerlampje
Status Oorzaak Acties/Opmerkingen
Oranje waarschuwingslampjes
Antiblokkeersysteem (ABS)
Emissieregelsysteem
Motorstoring Permanent. Er is een ernstige storing
Laag brandstofniveau
Bandenspanning te laag
Dynamische stabiliteitscontrole (DSC)/ antislipregeling (TRC)
Permanent. Er is een storing in het
Permanent. Er is een storing in de
Permanent in combinatie met een geluidssignaal.
Permanent. De bandenspanning van een of
Knippert. DSC/TRC wordt ingeschakeld als
Permanent. De DSC/TRC-systemen zijn defect. Voer (3) uit.
antiblokkeersysteem.
emissieregeling.
gesignaleerd waar geen specifiek waarschuwingslampje voor is.
Als het lampje gaat branden zit er nog ongeveer 5 liter brandstof in de tank (reservevoorraad).
meerdere wielen is te laag.
er sprake is van verlies van grip of koersstabiliteit.
1
De normale remwerking blijft behouden. Rijd voorzichtig en met lage snelheid en voer dan (3) uit.
Voer snel (3) uit.
Voer (2) uit zonder defect.
Tank bij de eerstvolgende gelegenheid om een lege brandstoftank te voorkomen. Rijd nooit door tot de tank helemaal leeg is, hierdoor kunnen het emissieregelsysteem en het injectiesysteem beschadigd raken.
Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning. Reset na het afstellen van de druk het controlesysteem.
13
Instrumentenpaneel
14
Waarschuwings- resp. verklikkerlampje
Dynamische stabiliteitscontrole (DSC)
Antispinregeling (TRC)
Airbag voorpassagier (ON)
Airbag voorpassagier (OFF)
Systeem Keyless entrée and start
Status Oorzaak Acties/Opmerkingen
Permanent. Er is bij stilstaande auto langer dan
Permanent. Er is kort op de toets gedrukt.
Permanent.
Permanent. De airbag vóór aan passagierszijde
Knippert in combinatie met een geluidssignaal.
3 seconden op de toets gedrukt. De antispinregeling (TRC) en het elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP) zijn uitgeschakeld.
De antispinregeling (TRC) is uitgeschakeld.
De airbag vóór aan passagierszijde is geactiveerd. De schakelaar staat in de stand "ON".
is uitgeschakeld. De schakelaar staat in de stand "OFF".
De batterij van de elektronische sleutel is defect.
U verlaat de auto zonder dat u de stand "OFF" geactiveerd hebt.
De elektronische sleutel wordt niet herkend.
Er is een storing in het Keyless entry and start-systeem.
Druk op de toets om de systemen in te schakelen. Het ESP-systeem wordt automatisch ingeschakeld als de motor wordt gestart.
Druk op de toets om het systeem in te schakelen. Het TRC-systeem wordt automatisch ingeschakeld als de motor wordt gestart. Na uitschakelen van de systemen worden ze automatisch opnieuw ingeschakeld bij snelheden hoger dan ongeveer 50 km/h.
Plaats in dit geval GEEN kinderzitje met de "rug in de rijrichting" op de voorpassagiersstoel – risico op zwaar letsel!
U kunt een kinderzitje met de rug in de rijrichting plaatsen, behalve in het geval van een storing in het airbagsysteem (brandend waarschuwingslampje Airbags).
Vervang de batterij.
Druk, als u de elektronische sleutel bij u draagt, op de START/STOP-knop om de stand "OFF" te activeren.
Controleer of u de elektronische sleutel bij u draagt.
Voer (3) uit.
Instrumentenpaneel
Waarschuwings- resp. verklikkerlampje
Stop & Start Permanent. Het Stop & Start-systeem is
Snelheidsbegrenzer
Active City Brake
Active City Brake
Active City Brake
Lane Departure Warning System
Status Oorzaak Acties/Opmerkingen
uitgeschakeld.
Knippert. Het Stop & Start-systeem is defect. Voer (3) uit.
Permanent. De snelheidsbegrenzer is defect. Voer (3) uit.
Knippert. Er is een storing in het Active City
Permanent. Er is op een toets gedrukt.
Knippert in combinatie met een geluidssignaal.
Permanent. Het Active City Brake-systeem is
Permanent. Het Lane Departure Warning System
Brake-systeem.
De configuratie van het systeem is gewijzigd.
Het Active City Brake-systeem is in werking.
uitgeschakeld.
is defect.
Schakel de functie weer in door nogmaals op de toets
1
te drukken.
Voer (3) uit.
Het Active City Brake-systeem is ingeschakeld.
Het systeem optimaliseert het remmen om een aanrijding te voorkomen.
Schakel de functie weer in door nogmaals op de toets te drukken.
Voer (3) uit.
Lane Departure Warning System
Knippert (oranje) in combinatie met een geluidssignaal.
Overschrijding van een rijstrookmarkering, rechts.
Stuur de andere kant op om de auto weer op de juiste koers te brengen.
15
Instrumentenpaneel
16
Waarschuwings- resp. verklikkerlampje
Lane Departure Warning System
Mistachterlicht Permanent. Het lampje brandt.
Status Oorzaak Acties/Opmerkingen
Knippert (oranje) in combinatie met een geluidssignaal.
Groene verklikkerlampjes
Lane Departure Warning System
Lane Departure Warning System
Stop & Start Permanent.
Systeem Keyless entrée and start
Permanent. Er is op een toets gedrukt. Het Lane Departure Warning System is ingeschakeld.
Permanent. Er is op een toets gedrukt. Het systeem is in werking: het heeft
Permanent. Er wordt aan alle voorwaarden voor
Knippert langzaam.
Knippert snel. Het stuurslot is niet ontgrendeld. Zet het contact in de stand "OFF" en vervolgens weer
Er wordt een rijstrookmarkering aan de linkerzijde overschreden.
Het Stop & Start-systeem heeft de motor in de STOP-stand gezet (verkeerslicht, stopbord, opstopping enz.).
het starten van de motor voldaan. Het contact staat in de stand "ACC".
De accessoires (autoradio, 12V-aansluiting, enz.) kunnen worden gebruikt.
Draai het stuurwiel de andere kant op om de auto weer in het juiste spoor te brengen.
rijstrookmarkeringen links en/of rechts gedetecteerd.
Het lampje gaat uit en de motor wordt automatisch gestart (START-stand) als u wilt wegrijden.
in de stand "ON", en draai iets aan het stuurwiel om het stuurslot te ontgrendelen.
Instrumentenpaneel
Waarschuwings- resp. verklikkerlampje
Snelheidsbegrenzer
Opschakelindicator
Richtingaanwijzers
Parkeerlicht of dimlicht
Status Oorzaak Acties/Opmerkingen
Permanent. De snelheidsbegrenzer is actief.
Permanent. Er kan worden opgeschakeld/
Richtingaanwijzers met geluidssignaal.
Permanent. Het parkeerlicht of dimlicht is aan.
teruggeschakeld.
De richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.
Blauwe verklikkerlampjes
Grootlicht Permanent. De lampen branden.
1
17
Instrumentenpaneel
18

Meters

Kilometerteller/dagteller
Bij het aanzetten van het contact wordt de kilometerteller of de dagteller weergegeven, afhankelijk van welke weergave bij het afzetten van de motor was geselecteerd.
Druk op de een van de knoppen 1 om afwisselend de kilometerteller en de dagteller weer te geven:
- bij de kilometerteller wordt ODO weergegeven,
- bij de dagteller wordt TRIP weergegeven. Houd, als de dagteller wordt weergegeven, een van de twee knoppen 1 ingedrukt om de dagteller op nul te zetten.
Brandstofniveaumeter
De brandstofniveaumeter geeft de resterende hoeveelheid brandstof aan:
- 1/1 en zes segmenten: de brandstoftank is vol.
- R en één segment: het minimumbrandstofniveau is bereikt.
Laag brandstofniveau
Als het minimumbrandstofniveau is bereikt, gaat dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel branden in combinatie met een geluidssignaal.
Er zit dan nog ongeveer 5 liter brandstof in de tank.
Als de auto is gestrand met een lege brandstoftank, moet minimaal 5 liter brandstof worden getankt.

Boordcomputer

De boordcomputer geeft actuele informatie over het rijden (actieradius, brandstofverbruik enz.).
Weergave van de gegevens
F Druk op de knop op het stuurwiel om
achtereenvolgens de verschillende functies van de boordcomputer weer te geven.
- Totale kilometerstand.
- Traject A.
- Traject B.
- Tijd per traject van de STOP-stand van het Stop & Start-systeem*.
- Totale tijd van de STOP-stand van het Stop & Start-systeem*.
- De buitentemperatuur*.
- Actueel brandstofverbruik.
- Gemiddeld brandstofverbruik.
- Actieradius.
- Gemiddelde snelheid.
- Dimmer verlichting.
* Afhankelijk van de uitvoering.
Instrumentenpaneel
Buitentemperatuur
In bepaalde situaties wordt de buitentemperatuur niet of pas na enige tijd weergegeven, met name:
- als de auto stilstaat of met een zeer lage snelheid rijdt (lager dan ongeveer 25 km/h,
- als de temperatuursverschillen groot zijn (in- of uitrijden van een garage of een tunnel enz.),
- tijdens zeer korte ritten (korter dan ongeveer 2 minuten).
Dimmer verlichting
Met deze functie kunt u tijdens ritten in het donker bepaalde delen van de dashboardverlichting uitschakelen zodat uw ogen minder snel vermoeid raken. Deze functie werkt uitsluitend als de parkeerlichten branden. F Houd zodra het menu "Dimmer
dashboardverlichting" wordt weergegeven een van de toetsen "DISP" ingedrukt om de instellingen te wijzigen.
F Druk vervolgens een van de twee toetsen
DISP herhaaldelijk in om de lichtsterkte sterker of zwakker te maken. Het display knippert om de gekozen lichtsterkte te tonen.
Traje ct resett en
F Druk een van de twee toetsen DISP langer
dan 2 seconden in zodra het gewenste
traject wordt aangegeven. De trajecten A en B zijn onafhankelijk en hebben dezelfde eigenschappen. Traject A kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor een dagelijks verbruik en traject B voor een maandelijks verbruik.
Met het touchscreen
Als uw auto is uitgerust met het touchscreen, kunt u hierop verschillende gegevens over uw actuele traject bekijken.
1
Op de pagina Menu van het touchscreen: F selecteer het tabblad Gegevens auto. Op het tabblad "Gegevens traject" wordt de volgende informatie weergegeven:
- "Gemiddelde snelheid",
- "Verstreken tijd",
- "Actieradius",
- het "Actuele brandstofverbruik", in de vorm van een grafiek.
- het tabblad "Geschiedenis" voor weergave van gegevens over het brandstofverbruik voor de laatst gemaakte ritten.
Met de toets "Wissen" kunt u de gegevens over het brandstofverbruik op het touchscreen en op het instrumentenpaneel resetten. Met de knop "Updaten" kan het beste resultaat van het tabblad "Geschiedenis" worden weergegeven.
19
Instrumentenpaneel
Boordcomputer, enkele definities
Actieradius
(km of miles) De actieradius geeft aan hoeveel kilometer u nog met de resterende hoeveelheid brandstof kunt rijden (berekend op basis van het gemiddelde verbruik over de laatste afgelegde kilometers).
Deze waarde kan schommelen door een gewijzigde rijstijl of het rijden op een helling, waardoor het actuele brandstofverbruik aanzienlijk kan wijzigen.
Als het brandstofniveau erg laag is, wordt de melding "Lo FUEL" weergegeven. Als het brandstofniveau erg laag is, wordt de actieradius niet meer herberekend.
Actueel brandstofverbruik
(l/100 km, km/l of mpg) Berekend over de laatste seconden.
Gemiddeld brandstofverbruik
(l/100 km, km/l of mpg) Berekend sinds de laatste nulstelling van de trajectgegevens.
Gemiddelde snelheid
(km/h of mph) Berekend sinds de laatste nulstelling van de trajectgegevens.
Teller Stop & Start
(minuten/seconden of uren/minuten) Als uw auto is uitgerust met het Stop & Start­systeem, houdt een teller bij hoelang de STOP­stand tijdens een rit is geactiveerd. De teller wordt elke keer als u het contact aanzet weer op nul gezet.

Tijd instellen

Audiosysteem
De tijd kan worden ingesteld met de draaiknop "MENU":
- druk op de draaiknop om toegang te krijgen
tot de menu's en een gemaakte keuze te bevestigen,
- draai aan de draaiknop om een functie of
een onderdeel in de lijst te selecteren. U kunt altijd terugkeren naar de vorige stap door op de toets "Back" te drukken.
F Druk op de draaiknop om toegang te krijgen
tot de menu's. F Draai aan de draaiknop om "CLOCK" te
selecteren. F Druk op de draaiknop om te bevestigen. De
cijfers van de uren knipperen. F Draai aan de draaiknop om de uren in te
stellen. F Druk op de draaiknop om te bevestigen. De
cijfers van de minuten knipperen. F Draai aan de draaiknop om de minuten in te
stellen. F Druk op de draaiknop om te bevestigen en
het menu te verlaten.
20
Touchscreen
Druk op "Configuratie".
Instrumentenpaneel
1
Stel de dag, de maand en het jaar in met behulp van de pijlen op het scherm.
Selecteer het formaat van de tijdweergave.
Druk op "Algemeen".
Selecteer "Datum/Tijd".
Druk op "OK" om te bevestigen en het menu af te sluiten.
21
Toegang tot de auto

Sleutels

Met de sleutel kunnen de voorportieren, de achterklep en het stuurslot worden vergrendeld en ontgrendeld, kan de airbag vóór aan passagierszijde worden uitgeschakeld en kan het contactslot worden bediend.
Vergrendeling
- Steek de sleutel in het slot van een van de voorportieren en draai hem richting de achterzijde van de auto om het desbetreffende portier te vergrendelen.
- Steek de sleutel in het slot van de achterklep en draai hem naar rechts om de achterklep te vergrendelen.
Ontgrendeling
- Steek de sleutel in het slot van een van de voorportieren en draai hem richting de voorzijde van de auto om het desbetreffende portier te ontgrendelen.
- Steek de sleutel in het slot van de achterklep en draai hem naar links om de achterklep te ontgrendelen.
Afstandsbediening
Hiermee kunt u op afstand de vergrendel- en ontgrendelfuncties van de auto uitvoeren.
De radiografische afstandsbediening is een systeem met een groot bereik. Het is raadzaam om niet met de knop van de afstandsbediening te spelen om te voorkomen dat de portieren per ongeluk ontgrendeld worden. Druk nooit herhaaldelijk op de knoppen van uw afstandsbediening wanneer u buiten het bereik van uw auto bent, want dan werkt de afstandsbediening mogelijk niet meer.
Uitklappen/inklappen van de sleutel
F Druk op deze knop om de sleutel uit of in te
klappen.
Vergrendelen
F Druk op deze knop om de auto te
vergrendelen.
De richtingaanwijzers knipperen één keer.
22
Toegang tot de auto
Wanneer u de auto hebt vergrendeld en merkt dat een van de portieren niet goed is gesloten, sluit dan het portier en vergrendel de auto opnieuw.
Ontgrendeling
F Druk op deze knop om de auto te
ontgrendelen.
De richtingaanwijzers knipperen twee keer.
Lokaliseren van de auto
F Druk op deze toets om de eerder
vergrendelde auto te lokaliseren op een parkeerplaats.
De richtingaanwijzers knipperen gedurende enkele seconden.
Batterij van de afstandsbediening ver vangen
Batterij ref.: CR 2016/3 volt. F Wip het deksel met een kleine
schroevendraaier bij de uitsparing los.
F Verwijder het deksel. F Verwijder de lege batterij. F Plaats een nieuwe batterij in de juiste
richting in de houder.
F Plaats het deksel terug en druk het vast.
Gooi de lege batterijen van de afstandsbediening niet weg: ze bevatten metalen die schadelijk zijn voor het milieu. Lever ze in bij het CITROËN-netwerk of bij een speciaal inzamelpunt.
"Keyless entry and start"­systeem
Systeem dat het ontgrendelen, vergrendelen en starten van de auto mogelijk maakt terwijl u de elektronische sleutel gewoon op zak houdt.
Elektronische sleutel
Deze elektronische sleutel kan ook worden gebruikt als afstandsbediening. Hij omvat een ingebouwde fysieke sleutel. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de afstandsbediening.
Uit veiligheidsoverwegingen hebben de detectiezones waarbinnen de elektronische sleutel werkt een bereik van ongeveer 70 cm rond elke knop voor het openen.
2
23
Toegang tot de auto
Openen van de auto
Ontgrendelen via de portieren
F Als u de elektronische sleutel op zak hebt
binnen één van de detectiezones, kunt u de auto ontgrendelen door op één van de knoppen op de voorportierhandgrepen te drukken.
F Trek vervolgens aan de portiergreep om het
portier te openen.
Ontgrendelen via de achterklep
F Als u de elektronische sleutel op zak hebt
binnen de detectiezone aan de achterzijde, kunt u de auto ontgrendelen en de achterklep een stukje openen door op de knop op de handgreep van de achterklep te drukken.
F Beweeg de achterklep omhoog om hem
volledig te openen.
Het ontgrendelen wordt bevestigd door het twee keer snel knipperen van de richtingaanwijzers.
Sluiten van de auto
Vergrendeling
F Druk, als de sleutel zich binnen een van
de detectiegebieden bevindt, op de knop van de portiergreep van een van de voorportieren of druk op de knop onder de achterklep.
De richtingaanwijzers knipperen één keer.
Als een van de portieren of de achterklep geopend is of als een van de elektronische sleutels van het Keyless entry and start-systeem zich in de auto bevindt, wordt u gewaarschuwd door een geluidssignaal en werkt de centrale vergrendeling niet.
Als de auto wordt ontgrendeld en de portieren en de achterklep gesloten blijven, wordt de auto na ongeveer 30 seconden automatisch weer vergrendeld.
Stel de elektronische sleutel nooit bloot aan extreme temperaturen (lager dan
-20°C en hoger dan 60°C). Dit kan storingen veroorzaken.
Laat omwille van de veiligheid en ter voorkoming van diefstal de elektronische sleutel nooit in de auto achter, ook niet wanneer u in de buurt bent. Het is raadzaam de sleutel bij u te houden.
24
Toegang tot de auto
Noodprocedure
Met de geïntegreerde sleutel kan de auto vergrendeld of ontgrendeld worden als de elektronische sleutel niet werkt en als er een storing in het "Keyless entry and start"­systeem is:
- batterij sleutel leeg, accu ontladen of losgekoppeld...
- auto bevindt zich in een omgeving met veel elektromagnetische straling.
F Houd de nok 1 ingedrukt om de
geïntegreerde sleutel 2 uit de houder te halen.
Ontgrendelen
F Steek de geïntegreerde sleutel in het slot
van het bestuurdersportier en draai hem richting de voorzijde van de auto om de auto te ontgrendelen.
Vergrendelen
2
F Steek de geïntegreerde sleutel in het slot
van het bestuurdersportier en draai hem richting de achterzijde van de auto om de auto te vergrendelen.
Batterij van de elektronische sleutel sparen
Om de batterij te sparen, kan de werking van de elektronische sleutel worden uitgeschakeld (geen ontvangst van radiogolven).
F Druk tweemaal op het open
hangslot, terwijl u het gesloten hangslot ingedrukt houdt.
25
Toegang tot de auto
Controleer of het lampje op de elektronische sleutel 4 keer knippert.
Hoewel deze functie is geactiveerd, is het "Keyless entry and start"-systeem buiten werking.
Om de elektronische sleutel te activeren, drukt u op één van de knoppen (open of gesloten hangslot).
Batterij van de elektronische sleutel vervangen
Batterijtype: CR2032/3 volt.
Als de batterij van de elektronische sleutel defect is, gaat dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel branden.
F Wip het deksel met een kleine
schroevendraaier bij de uitsparing los.
F Til het deksel op. F Verwijder het afdekplaatje van de batterij
door dit omhoog te trekken.
F Verwijder de lege batterij.
F Plaats een nieuwe batterij in de juiste
richting in de houder.
F Breng het afdekplaatje weer op zijn plaats. F Klik het deksel op de afstandbediening vast.
Instructies
Afstandsbediening/elektronische sleutel
Deze radiografische afstandsbedieningen zijn erg gevoelig. Het is raadzaam om niet met de knoppen ervan te spelen om te voorkomen dat de portieren per ongeluk ontgrendeld worden. Druk nooit op de knoppen van uw afstandsbediening of uw elektronische sleutel wanneer u buiten het bereik en het zicht van uw auto bent. Dan werkt de afstandsbediening mogelijk niet meer. De afstandsbediening zou dan moeten worden gereset.
Vergrendelen van de auto
Het rijden met vergrendelde portieren kan in noodgevallen de toegang tot het interieur voor de hulpdiensten bemoeilijken. Neem uit veiligheidsoverwegingen (kinderen in de auto) de sleutel met afstandsbediening of de elektronische sleutel mee als u de auto verlaat, zelfs al is dit voor korte duur.
Sleutels, afstandsbediening, elektronische sleutel verloren
Ga met het kentekenbewijs van de auto, uw legitimatiebewijs en indien mogelijk de sticker met de sleutelcode naar het CITROËN-netwerk. Het CITROËN-netwerk kan de speciale code van de sleutel en de transponder opzoeken en voor nieuwe sleutels zorgen.
Bij het aanschaffen van een gebruikte auto
Laat door het CITROËN-netwerk controleren of alle in uw bezit zijnde sleutels met uw auto zijn gelinkt, zodat u er zeker van kunt zijn dat deze sleutels de enige zijn waarmee uw auto ontgrendeld en gestart kan worden.

Portieren

Vergrendelen/ontgrendelen van binnenuit
26
Toegang tot de auto
Om een portier te ver-/ontgrendelen, druk op/ trek aan knop A.
Uitvoeringen zonder centrale vergrendeling
Door de knop A te bedienen wordt alleen het desbetreffende portier vergrendeld/ontgrendeld.
Uitvoeringen met centrale vergrendeling
Door de knop A aan bestuurderszijde te bedienen worden alle portieren en de achterklep vergrendeld/ontgrendeld. Door de knop A aan passagierszijde te bedienen wordt alleen het desbetreffende portier vergrendeld/ontgrendeld.
Met het bedienen van de handgreep kan het portier altijd vanuit het interieur worden geopend, zelfs wanneer het vergrendeld is.
Portier geopend
Vergrendelen/ ontgrendelen en openen van de achterklep
Met de sleutel
- Steek de sleutel in het slot en draai hem rechtsom om de achterklep te ontgrendelen en op een kier te zetten. De portieren blijven vergrendeld.
- Beweeg de achterklep omhoog via de handgreep aan de buitenzijde.
Als u de achterklep sluit, wordt hij meteen vergrendeld.
Met de afstandsbedi ening
2
F Druk op deze knop om de
auto en de bagageruimte te ontgrendelen.
F Druk op de knop voor het openen om de
achterklep gedeeltelijk te openen.
F Til de achterklep op aan de hendel aan de
buitenkant om deze te openen.
F Druk op deze knop om de
achterklep en de auto te vergrendelen.
Als de schakelaar in deze stand staat, blijft de plafonnier branden als een portier is geopend.
27
Toegang tot de auto
28
Met het "Keyless entry and start"-systeem
F Druk terwijl u de elektronische sleutel
bij u draagt op de ontgrendelknop van de achterklep om de achterklep te
ontgrendelen en op een kier te zetten. De portieren worden dan ook ontgrendeld. F Beweeg de achterklep omhoog via de
handgreep aan de buitenzijde. Als de auto al was ontgrendeld via de
voorportieren, hoeft u de elektronische sleutel niet bij u te dragen om de achterklep met de ontgrendelknop te ontgrendelen. F Druk terwijl u de elektronische sleutel bij u
draagt op de knop onder de achterklep om
de achterklep te vergrendelen. of Vergrendel de auto via de voorportieren.
Sla de achterklep niet dicht: begeleid de klep bij het sluiten en laat hem pas los als hij bijna is gesloten.
Noodbediening
Hiermee kan bij een lege accu of een eventuele storing in de centrale vergrendeling de achterklep mechanisch ontgrendeld worden.
Ontgrendelen
F Klap de rugleuning van de achterbank neer
om bij het slot in de bagageruimte te komen.
F Verwijder met een schroevendraaier
waarvan het uiteinde is omwikkeld met een doek de 4 klemmen en vervolgens de bagageruimtebekleding.
F Beweeg de pal naar rechts om de
achterklep te ontgrendelen.

Elektrisch bedienbare voorportierruiten

(Afhankelijk van de uitvoering).
1. Linksvoor.
2. Rechtsvoor.
Druk bij aangezet contact op een van de schakelaars om de desbetreffende ruit te openen of trek hem omhoog om de ruit te sluiten. De ruit stopt zodra de schakelaar wordt losgelaten.
Aan de bestuurderszijde bevinden zich schakelaars voor zowel het bestuurdersportier als het voorportier aan passagierszijde.
De ruitbediening werkt niet als het contact is afgezet.
Het onvoorzichtig sluiten van de ruiten kan leiden tot ernstige verwondingen. Zorg ervoor dat niets het sluiten van de ruiten kan hinderen en let er met name op dat kinderen zich niet kunnen bezeren.
Loading...
+ 150 hidden pages