Gefeliciteerd met de aanschaf van dit CASIO
product.
•✤ Voordat u het in gebruik neemt dient u eerst
de voorzorgsmaatregelen in deze
gebruiksaanwijzing aandachtig door te
lezen.
•✤ Houd de gebruiksaanwijzing daarna op een
veilige plaats voor latere naslag.
•✤ Bezoek de officiële Exilim website
http://world.casio.com/ voor de meest
recentelijke informatie voor dit product.
Alle voorbeeldprocedures in deze gebruiksaanwijzing
zijn gebaseerd op model QV-R51. Dezelfde procedures
zijn ook van toepassing op model QV-R41 tenzij anders
vermeld.
D
K866PCM2DKX
Page 2
INLEIDING
INLEIDING
Uitpakken
Controleer dat alle hier getoonde items inderdaad meegeleverd zijn met de camera. Mocht er iets missen, neem dan zo snel
mogelijk contact op met de dealer.
2 oplaadbare
nikkelmetaal hydride
batterijen maat AA
Camera
* De vorm van de
netstekker hangt af van
het land waar de
camera wordt
aangeschaft.
Opladen van de oplaadbare batterijen33
Inleggen van de batterijen37
Verwijderen van de batterijen uit de camera37
Werking op netspanning41
In- en uitschakelen van de camera42
Configureren van de stroomspaarinstellingen44
Gebruik van de in-beeld menu’s ................................ 45
Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen 47
Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen 48
3
Page 4
INLEIDING
51ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Opnemen van een beeld ............................................ 51
Richten van de camera51
Opnemen van een beeld52
Opname voorzorgsmaatregelen54
Aangaande autofocus54
Aangaande het beeldscherm van de opnamefunctie55
Gebruiken van de optische zoeker ............................ 55
Gebruiken van de zoom ............................................. 56
Optische zoom56
Digitale zoom57
Gebruiken van de flitser ............................................. 58
Flitsereenheid status60
Veranderen van de flitssterkte instelling60
Voorzorgsmaatregelen voor de flitser61
Gebruiken van de zelfontspanner .............................. 62
Specificeren van beeldgrootte en beeldkwaliteit ....... 63
Selecteren van de scherpstelfunctie ......................... 66
Gebruik van autofocus67
Gebruik van de macrofunctie68
Gebruik van de oneindig-functie69
Gebruik van handmatig scherpstellen69
Gebruik van de scherpstelvergrendeling70
Gebruiken van de filmfunctie ..................................... 83
Gebruiken van het histogram ..................................... 84
Camera instellingen van de opnamefunctie (REC) ... 86
Specificeren van de ISO gevoeligheid86
Selecteren van de meetfunctie87
Gebruiken van de filterfunctie88
Specificeren van kleurverzadiging88
Specificeren van het contrast89
Speciferen van de contourscherpte89
In- en uitschakelen van het in-beeld raster90
In- en uitschakelen van beeldcontrole90
Toewijzen van functies aan de [] en [] toetsen91
Specificeren van de default instellingen bij
Inzoomen op het weergegeven beeld ....................... 95
Afmetingen van een beeld heraanpassen ................. 96
Trimmen van een beeld ............................................. 97
Weergeven van een film ............................................ 99
Tonen van een 9-beelden scherm ........................... 100
Selecteren van een specifiek beeld in het
9-beelden scherm101
Tonen van het kalenderscherm ................................ 101
Spelen van een Slide Show (diashow) .................... 102
Specificeren van de slideshow (diashow) beelden104
Specificeren van de slideshow (diashow) tijd105
Specificeren van de slideshow (diashow) tussenpauze 105
Roteren van het displaybeeld .................................. 106
Gebruik van beeldroulette ........................................ 107
108 WISSEN VAN BESTANDEN
Wissen van een enkel bestand ................................ 108
Wissen van alle bestanden ...................................... 109
Gebruiken van USB DIRECT-PRINT........................ 116
Gebruik van de FAVORITE map ...............................118
Kopiëren van een bestand naar de FAVORITE map118
Tonen van een bestand in de FAVORITE map120
Wissen van een bestand uit de FAVORITE map121
Wissen van alle bestanden uit de FAVORITE map122
Gebruiken van het alarm ......................................... 127
Instellen van een alarm127
Stoppen van het alarm128
Instellen van de klok ................................................ 129
Selecteren van uw thuistijdzone129
Instellen van de huidige tijd en datum130
Veranderen van de datumopmaak130
Gebruiken van wereldtijd ......................................... 131
Tonen van het wereldtijdscherm131
Configureren van wereldtijdinstellingen131
Configureren van de zomertijdinstellingen (DST)132
Veranderen van de displaytaal ................................ 133
Configureren van de [] (REC) en
[] (PLAY) toets en spannings in/uit functies ....... 134
Formatteren van het ingebouwde geheugen........... 135
136 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
Gebruiken van een geheugenkaart ......................... 137
Insteken van een geheugenkaart in de camera137
Verwijderen van een geheugenkaart uit de camera138
Formatteren van een geheugenkaart138
Voorzorgsmaatregelen voor de geheugenkaart139
Kopiëren van bestanden .......................................... 140
Kopiëren van alle bestanden in het ingebouwde
geheugen naar een geheugenkaart140
Kopiëren van een bestand van een geheugenkaart
naar het ingebouwde geheugen141
142 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN
COMPUTER
Gebruik van de camera met een Windows computer 142
Voorzorgsmaatregelen voor de USB aansluiting147
Gebruik van de camera met een Macintosh computer 147
Voorzorgsmaatregelen voor de USB aansluiting150
Bediening die u kunt uitvoeren vanaf uw computer 151
Gebruiken van een geheugenkaart om beelden
over te schrijven naar een computer ....................... 151
DCF protocol152
Geheugendirectorystructuur153
Door de camera ondersteunde beeldbestanden154
Voorzorgsmaatregelen voor het ingebouwde
geheugen en de geheugenkaart155
6
Page 7
INLEIDING
156 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN
COMPUTER
Gebruik van de albumfunctie ................................... 156
Creëren van een album156
Selecteren van een album layout157
Configureren van gedetailleerde albuminstellingen158
Bekijken van albumbestanden160
Opslaan van een album163
Installeren van de software van de CD-ROM .......... 163
Aangaande de gebundelde CD-ROM163
Computersysteem vereisten164
Installeren van de software van de CD-ROM in
Windows ................................................................... 165
Voorbereidingen165
Selecteren van een taal165
Bekijken van het “Lees mij” bestand166
Installeren van een applicatie166
Bekijken van gebruikersdocumentatie (PDF bestanden) 167
Gebruikersregistratie167
Verlaten van de menu applicatie167
Installeren van software van de CD-ROM op een
Macintosh computer ................................................. 168
Installeren van software168
Bekijken van gebruikersdocumentatie (PDF bestanden) 169
• The inhoud van deze gebruiksaanwijzing is onder
voorbehoud en kan zonder voorafgaande
mededeling worden veranderd.
• CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor schade of verlies
voortvloeiend uit het gebruik van deze
gebruiksaanwijzing.
• CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor verlies of eisen tot
schadevergoeding door derden die voortvloeien uit
het gebruik van de QV-R41/QV-R51.
• CASIO COMPUTER CO., LTD. zal niet aansprakelijk
gesteld worden voor schade of verlies door u of door
derden door het gebruik van Photo Loader en of
Photohands.
• CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen
verantwoordelijkheid voor schade of verlies door het
wissen van data als gevolg van een defect,
reparaties of het vervangen van de batterijen. Zorg
er altijd voor een reservekopie te maken van
belangrijke data op andere media om u in te dekken
tegen verlies.
• Het SD logo is een geregistreerd handelsmerk.
• Windows, Internet Explorer en DirectX zijn
geregistreerde handelsmerken van Microsoft
Corporation.
• Macintosh is een geregistreerd handelsmerk van
Apple Computer, Inc.
• MultiMediaCard is een handelsmerk van Infineon
Technologies AG van Duitsland en onder licentie aan
MultiMediaCard Association (MMCA).
• Acrobat en Acrobat Reader zijn handelsmerken van
Adobe Systems Incorporated.
• De USB driver (massa-opslag) gebruikt Phoenix
Technologies Ltd. software.
Compatibility Software Copyright C 1997
Phoenix Technologies Ltd., alle rechten
voorbehouden.
• Namen van andere fabrikanten, producten en service
die gebruikt worden in deze gebruiksaanwijzing
kunnen ook handelsmerken of dienst merken zijn
van anderen.
• Photo Loader en Photohands zijn eigendom van
CASIO COMPUTER CO., LTD. Met uitzondering van
het bovengenoemde, vallen alle auteursrechten en
andere gerelateerde rechten van deze applicaties
aan CASIO COMPUTER CO., LTD.
■ Door auteursrechten opgelegde beperkingen
Behalve met als doeleinde uw eigen persoonlijke genoegen
is het kopiëren van snapshotbestanden en filmbestanden
zonder toestemming in overtreding met auteursrechten en
internationale verdragen. Het tegen vergoeding of gratis
distribueren van dergelijke bestanden aan derden via het
internet zonder toestemming van de eigenaar van de
auteursrechten is in overtreding met de wetgeving ten
aanzien van auteursrechten en internationale verdragen.
8
Page 9
INLEIDING
Kenmerken
• Effectieve beeldpunten
QV-R41:
QV-R51:
• 2,0-inch TFT LCD kleurenscherm
• 12X naadloze zoom
3X optische zoom, 4X digitale zoom
• 9,7MB flashgeheugen
Beelden kunnen opgenomen worden zonder gebruik van
een geheugenkaart.
• Ondersteuning voor SD geheugenkaarten en MMC
(MultiMediaCard = multimedia kaart) voor
geheugenuitbreiding.
• Gemakkelijk oversturen van beelden
Stuur beelden gemakkelijk over naar een computer door
de camera aan te sluiten met een USB kabel.
• BESTSHOT
Selecteer eenvoudigweg het voorbeelddécor dat
overeenkomt met het type beeld dat u probeert op te
nemen en de camera voert ingewikkelde instellingen
geheel automatisch uit om elke keer opnieuw mooie
beelden te maken.
4,00 miljoen beeldpunten
(4,13 miljoen beeldpunten totaal)
5,00 miljoen beeldpunten
(5,25 miljoen beeldpunten totaal)
• Coupling Shot (combinatiefoto) en Pre-shot (vooropname)
Coupling Shot laat u twee onderwerpen in één beeld
combineren terwijl Pre-shot u een onderwerp laat
toevoegen aan een eerder opgenomen achtergrondbeeld.
Dit betekent dat u beelden kunt aanmaken met zowel u
als uw vriend erop terwijl er niemand anders in de buurt
is. U kunt Coupling Shot en Pre-shot gebruiken door de
van toepassing zijnde beelden die als voorbeeld
gegevens zijn te selecteren tijdens de BESTSHOT
functie.
• Slideshow
Beelden worden één voor één weergegeven.
• Beeldroulettefunctie
Beelden worden gecirculeerd op de display zoals bij een
muntmachine totdat één van de beelden blijft staan.
• Drievoudige zelfontspanner
De zelfontspanner kan ingesteld worden om drie maal
automatisch te werken.
• Real-time histogram
Een in-beeld histogram laat u de belichting bijstellen
terwijl bekijkt hoe dit de algehele beeldhelderheid
beïnvloedt, hetgeen het maken van shots bij moeilijke
belichtingsomstandigheden nu makkelijker maakt dan ooit
te voren.
9
Page 10
INLEIDING
• Wereldtijd
Door een eenvoudige bediening wordt de huidige tijd
ingesteld voor de huidige plaats. U kunt uw selectie
maken uit 162 steden in 32 tijdzones.
• Alarm
Een ingebouwd alarm helpt u bij het zich houden aan
belangrijke afspraken en kan zelfs gebruikt worden i.p.v.
een alarmklok. U kunt zelfs een bepaald beeld laten
verschijnen op het beeldscherm wanneer de alarmtijd
bereikt wordt.
• Albumfunctie
Er worden automatisch HTML bestanden gegenereerd om
een album te creëren van opgenomen beelden. De inhoud
van het album kan worden bekeken en afgedrukt m.b.v.
een standaard Web browser. Beelden kunnen tevens snel
en gemakkelijk worden ingepast in Web pagina’s.
• Kalenderscherm
Een simpele bedieningshandeling geeft een kalender met
een volledige maand weer op het beeldscherm van de
camera. Elk dag van de volledige maandkalender toont
een thumbnail van het eerste beeld dat op die datum was
opgenomen hetgeen het zoeken naar een bepaald beeld
gemakkelijker en sneller.
• DCF data opslag
Het DCF (Design rule for Camera File system) data
opslagprotocol voorziet in beeld compatibiliteit tussen
camera en printers.
• Digital Print Order Format (DPOF)
Beelden kunnen gemakkelijk afgedrukt worden in de
gewenste volgorde door gebruik te maken van een
DPOF-compatibele printer. DPOF kan ook gebruikt
worden voor het specificeren van beelden en
hoeveelheden door professionele
afdrukdienstverleningen.
• PRINT Image Matching II Compatibel
Beelden omvatten PRINT Image Matching II data (functie
instelling en andere camera instelinformatie). Een printer
die PRINT Image Matching II ondersteunt, leest deze
data en stemt het afgedrukte beeld daarop af zodat de
beelden er uit komen zoals u bedoeld had toen u ze
opnam.
• USB DIRECT-PRINT ondersteuning
Uw camera ondersteunt USB DIRECT-PRINT dat
ontwikkeld werd door Seiko Epson Corporation. Bij
directe aansluiting op een printer die USB DIRECTPRINT ondersteunt, kunt u af te drukken beelden
selecteren en het afdrukken starten vanaf de camera.
• Bijgesloten met Photo Loader en Photohands
Uw camera wordt geleverd met Photo Loader, de
populaire applicatie die automatisch beelden laadt van uw
camera naar uw PC. Ook is Photohands bijgesloten, een
applicatie die het retoucheren van beelden versnelt en
vergemakkelijkt.
10
Page 11
INLEIDING
Voorzorgsmaatregelen
Algemene voorzorgsmaatregelen
Let erop altijd de volgende belangrijke
voorzorgsmaatregelen na te leven wanneer u de QV-R41/
QV-R51 gebruikt. Alle verwijzingen in deze
gebruiksaanwijzing naar “deze camera” en “de camera”
verwijzen naar de CASIO QV-R41/QV-R51 digitale camera.
■ Vermijd het gebruik tijdens het vervoer
• Gebruik de camera nooit voor het opnemen of voor het
weergeven van beelden terwijl u een motorvoertuig of
ander voertuig aan het besturen bent of terwijl u aan
het lopen bent. Als u namelijk kijkt naar de monitor/de
display terwijl u zich aan het bewegen bent, creëert dit
namelijk het gevaar op een ernstig ongeluk.
■ Vermijd naar de zon of een helder licht te
kijken
• Kijk nooit via de zoeker van de camera naar de zon of
ander heldere lichtbron. Dit kan uw gezichtsvermogen
beschadigen.
■ Flitser
• Gebruik de flitseenheid nooit op plaatsen waar
ontvlambaar of explosief gas aanwezig kan zijn.
Dergelijke omstandigheden brengen het gevaar op
brand en explosie met zich mee.
• Richt de flitser nooit op een persoon die een
motorvoertuig aan het besturen is. Dit kan hinder
veroorzaken en het gevaar op een ongeluk met zich
meebrengen.
• Gebruik de flitser nooit te dicht bij de ogen van het
onderwerp. Dit kan namelijk het gevaar op het verlies
van het gezichtsvermogen met zich meebrengen.
■ Displaypaneel
• Oefen geen sterke druk uit op het oppervlak van het
LCD paneel en stel het niet bloot aan harde stoten.
Hierdoor kan het glas van het displaypaneel in het
ergste geval breken.
• Mocht het displaypaneel ooit breuken vertonen, raak
dan nooit de vloeistof binnenin het paneel aan. Dit kan
namelijk het gevaar op brandwonden met zich
meebrengen.
• Mocht de vloeistof van het displaypaneel ooit in uw
mond komen, spoel dan onmiddellijk uw mond uit en
neem contact op met uw arts.
• Mocht de vloeistof van het displaypaneel ooit in uw
ogen komen, spoel dan onmiddellijk uw ogen met
schoon water voor minstens 15 minuten en neem
contact op met uw arts.
11
Page 12
INLEIDING
■ Aansluitingen
• Breng nooit aansluitingen tot stand tussen deze
camera en toestellen die niet voor gebruik met deze
camera zijn gespecificeerd. Het aansluiten van een
niet-gespecificeerd toestel kan het gevaar op op brand
en elektrische schok met zich meebrengen.
■ Vervoer
• Gebruik de camera nooit in een vliegtuig of een andere
plaats waar het gebruik van dergelijke toestellen
verboden is. Dit kan namelijk tot een ernstig ongeluk
leiden.
■ Rook, abnormale geur, oververhitting en
andere eigenaardigheden
• Het gebruik van de camera nadat het rook of een
vreemde geur afgeeft of bij oververhitting brengt het
gevaar op brand of een elektrische schok met zich
mee. Voer onmiddellijk de volgende stappen uit
wanneer één van de bovenstaande symptomen zich
voordoet.
1. Schakel de camera uit.
2. Gebruikt u de netadapter om de camera van
spanning te voorzien, haal dan de stekker uit het
stopcontact. Gebruikt u batterijen tot dit doeleinde,
verwijder dan de batterijen uit de camera, maar
betracht daarbij de nodige voorzichtigheid om uzelf
te beschermen tegen brandworden.
3. Neem contact op met uw dealer of met een door
CASIO erkende onderhoudswerkplaats.
■ Water en vreemde voorwerpen
• Mochten vreemde voorwerpen, water of andere
vloeistoffen de camera binnendringen dan brengt dit
het gevaar op elektrische schok en brand met zich
mee. Voer onmiddellijk de volgende stappen uit
wanneer één van de bovenstaande symptomen zich
voordoet. Betracht de nodige voorzichtigheid bij het
gebruik van de camera buiten in de regen of sneeuw,
bij de kust of op het strand, of op andere plaatsen waar
water aanwezig is, zoals in de badkamer, enz.
1. Schakel de camera uit.
2. Gebruikt u de netadapter om de camera van
spanning te voorzien, haal dan de stekker uit het
stopcontact. Gebruikt u batterijen tot dit doeleinde,
verwijder dan de batterijen uit de camera.
3. Neem contact op met uw dealer of met een door
CASIO erkende onderhoudswerkplaats.
12
Page 13
INLEIDING
■ Laten vallen en ruwe behandeling
• Het gebruik van de camera nadat deze gevallen of ruw
behandeld is brengt het gevaar op brand of een
elektrische schok met zich mee. Voer onmiddellijk de
volgende stappen uit wanneer één van de
bovenstaande symptomen zich voordoet.
1. Schakel de camera uit.
2. Gebruikt u de netadapter om de camera van
spanning te voorzien, haal dan de stekker uit het
stopcontact. Gebruikt u batterijen tot dit doeleinde,
verwijder dan de batterijen uit de camera.
3. Neem contact op met uw dealer of met een door
CASIO erkende onderhoudswerkplaats.
■ Uit de buurt van vuur houden
• Stel de camera nooit bloot aan open vuur waardoor hij
kan exploderen en het gevaar op op brand en
elektrische schok met zich meebrengen.
■ Demonteren en knutselen
• Probeer de camera nooit uit elkaar te halen of er aan te
knutselen. Dit kan het gevaar op elektrische schok,
brandwonden of ander persoonlijk letsel met zich
meebrengen. Zorg er voor altijd alle interne inspecties,
onderhoud en eventuele reparaties over te laten aan de
dealer of aan de dichtstbijzijnde door CASIO erkende
onderhoudswerkplaats.
■ Te vermijden plaatsen
• Laat de camera nooit op een plaats achter van één van
de volgende types. Dit kan namelijk het gevaar op op
brand en elektrische schok met zich meebrengen.
— Op plaatsen die blootstaan aan hoge vochtigheid of
veel stof.
— Op plaatsen waar voedsel bereid wordt of op andere
plaatsen waar zich een olie-achtige rook voordoet.
— In de omgeving van kachels, verwarmde tapijten of of
andere plaatsen die blootstaan aan het directe
zonlicht, binnenin een gesloten voertuig of op andere
plaatsen die blootstaan aan extreme temperaturen.
• Plaats de camera nooit op een instabiele ondergrond,
op een hoge plank, enz. Hierdoor kan de camera
namelijk vallen wat kan leiden tot persoonlijk letsel.
■ Het maken van een kopie van belangrijke data
• Maak altijd backup kopiëen van belangrijke data in het
geheugen van de camera door dit over te sturen naar een
computer of ander opslagapparatuur voor data. Merk op
dat de data gewist kan worden wanneer de camera defect
is of voor een reparatie weggebracht dient te worden.
■ Geheugenbeveiliging
• Volg voor het vervangen van de batterijen altijd de correcte
procedure zoals beschreven in de documentatie die met
de camera wordt meegeleverd. Mochten de batterijen
verkeerd geplaatst worden dan kan dit leiden tot het verlies
of de beschadiging van de data in het camerageheugen.
13
Page 14
INLEIDING
■ Batterijen
• Verkeerd gebruik van de batterijen kan er de oorzaak
van zijn dat ze gaan lekken waardoor de plaatsen rond
de batterijen kunnen beschadigd raken en roesten
hetgeen tot brand of persoonlijk letsel kan leiden. Zorg
er voor de volgende voorzorgsmaatregelen na te leven
wanneer u de batterijen gebruikt.
— Probeer de batterijen nooit uit elkaar te halen en sta
nooit toe dat ze kortsluiting maken.
— Stel ze nooit bloot aan hitte of vuur.
— Meng oude batterijen nooit met nieuwe.
— Meng nooit batterijen van verschillende types.
— Probeer niet-oplaadbare batterijen nooit op te laden.
— Let er op dat de plus (+) en min (–) polen van de
batterijen bij het inleggen altijd in de juiste richting
wijzen.
— Gebruikt u oplaadbare batterijen, lees dan de
paragraaf over de voorzorgsmaatregelen van de
gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt.
— Gebruik enkel de batterijen die gespecificeerd zijn
voor gebruik met deze camera.
— Verwijder de batterijen als u de camera voor langere
tijd niet gaat gebruiken.
■ Alkaline batterijen
• Mocht vloeistof van een alkaline batterij ooit in uw ogen
komen, neem dan de volgende stappen.
1. Spoel uw ogen met schoon water uit. Absoluut niet
wrijven!
2. Ga zo snel mogelijk naar een arts toe.
Mocht de alkaline batterijvloeistof niet onmiddellijk uit
de ogen gespoeld worden dan kan dit het verlies van
het gezichtsvermogen tot gevolg hebben.
■ Oplaadbare batterijen
• Mocht u ooit een lek, een vreemde geur, hitte
ontwikkeling, verkleuring, vervorming of andere
abnormale omstandigheden waarnemen terwijl u de
oplaadbare batterijen aan het gebruiken of opladen
bent of wanneer u de oplaadbare batterijen opbergt,
verwijder ze dan onmiddellijk uit de camera of uit de los
verkrijgbare oplaadeenheid en houd ze uit de buurt van
open vuur.
• De term “batterij” in deze gebruiksaanwijzing verwijst
naar de oplaadbare nikkelmetalen hydride batterijen.
• De term “oplaadeenheid” in de volgende
voorzorgsmaatregelen verwijst naar de CASIO BC-5H
oplaadeenheid.
14
Page 15
INLEIDING
• Het in de wind slaan van één van de volgende
voorzorgsmaatregelen tijdens het gebruik van de
oplaadbare batterijen brengt het gevaar op
oververhitting, brand en explosie met zich mee.
— Gebruik nooit een ander type oplaadeenheid dan de
oplaadeenheid die gespecificeerd wordt voor de
oplaadbare batterijen.
— Probeer de oplaadbare batterijen nooit te gebruiken
om een ander apparaat van stroom te voorzien dan
deze camera.
— Gebruik de batterijen nooit en laat hem nooit achter
bij open vuur.
— Plaats de oplaadbare batterijen nooit in een
magnetron, gooi hem nooit in het vuur en stel hem
niet op andere wijze bloot aan intense hitte.
— Let er op dat de oplaadbare batterijen de juiste
richting opwijzen wanneer u hem in de camera legt
of hem monteert op de los verkrijgbare
oplaadeenheid.
— Draag de oplaadbare batterijen nooit of berg ze
nooit op samen met voorwerpen die elektriciteit
kunnen geleiden (halskettingen, het lood in een
potlood, enz.)
— Probeer de oplaadbare batterijen nooit uit elkaar te
halen, er aan te knutselen en stel ze nooit aan
harde stoten bloot.
— Dompel de oplaadbare batterijen nooit onder in zoet
water of in zeewater.
— Laat de oplaadbare batterijen nooit achter in het
directe zonlicht, in een auto die in de zon
geparkeerd staat of op een andere plaats die bloot
staat aan hoge temperaturen.
• Stop met opladen als de oplaadbare batterijen niet
volledig opgeladen worden zelfs als de normale
oplaadtijd reeds gepasseerd is. Het voortzetten van het
opladen kan het gevaar op oververhitting, brand en
explosie met zich meebrengen.
• Vloeistof van de oplaadbare batterijen kan uw ogen
beschadigen. Mocht vloeistof van de oplaadbare
batterijen onverhoeds toch in uw ogen komen, spoel ze
dan onmiddellijk uit met schoon leidingwater en
raadpleeg een arts.
• Mochten de oplaadbare batterijen gebruikt worden door
jonge kinderen, zie er dan op toe dat een
verantwoordelijke volwassene de kinderen attent maakt
op de voorzorgsmaatregelen en op de juiste
behandeling.
• Mocht vloeistof van de oplaadbare batterijen
onverhoeds op uw kleding of op uw huid komen, was
dan onmiddellijk af met schoon leidingwater. Langdurig
lichamelijk contact met vloeistof van de oplaadbare
batterijen kan leiden tot huidirritatie.
15
Page 16
INLEIDING
■ Oplaadeenheid
• Steek de stekker van de oplaadeenheid nooit in een
stopcontact waarvan het voltage verschilt van het op de
oplaadeenheid aangegeven voltage. Dit kan namelijk
gevaar op brand, defecten en elektrische schok met
zich meebrengen.
• Steek de oplaadeenheid nooit in het stopcontact of
haal hem er nooit uit met natte handen Dit kan namelijk
gevaar op elektrische schok met zich meebrengen.
• Steek de oplaadeenheid niet in een stopcontact of
verlengsnoer dat gedeeld wordt met andere apparaten.
Dit kan namelijk gevaar op brand, defecten en
elektrische schok met zich meebrengen.
• Tijdens het gebruik kan de oplaadeenheid ietwat warm
worden. Dit is normaal en duidt niet op een defect.
• Trek de oplaadeenheid uit het stopcontact wanneer u
hem niet gebruikt.
■ Netadapter (los verkrijgbaar)
• Verkeerd gebruik van de los verkrijgbare netadapter
kan het gevaar op brand en elektrische schok met zich
meebrengen. Leef de volgende voorzorgsmaatregelen
na wanneer u de netadapter gebruikt.
— Gebruik uitsluitend de los verkrijgbare netadapter
die gespecificeerd is voor deze camera.
— Gebruik als stroombron een stopcontact met een
voltage tussen 100V en 240V (50/60 Hz)
wisselspanning.
— Steek de stekker van het netsnoer niet in een
stopcontact of verlengsnoer dat gedeeld wordt met
andere apparaten.
• Verkeerd gebruik van de los verkrijgbare netadapter
kan het beschadigen hetgeen het gevaar op brand en
elektrische schok met zich mee kan brengen. Leef de
volgende voorzorgsmaatregelen na wanneer u de
netadapter gebruikt.
— Plaats geen zware voorwerpen op de netadapter en
houd hem uit de buurt van warmtebronnen.
— Knutsel nooit aan de netadapter en buig hem niet.
— Draai het netsnoer niet en trek er er niet te hard
aan.
— Mocht het netsnoer of de stekker van de netadapter
beschadigd raken neem dan contact op met uw
dealer of de dichtstbijzijnde door CASIO erkende
onderhoudswerkplaats.
16
Page 17
INLEIDING
• Gebruik de netadapter waar deze niet nat kan worden.
Water breng het risico op brand en elektrische schok
met zich mee.
• Plaats geen vaas of andere bak met vloeistof bovenop
de netadapter. Water breng het risico op brand en
elektrische schok met zich mee.
• Raak de netadapter nooit met natte handen aan. Dit
kan namelijk gevaar op elektrische schok met zich
meebrengen.
• Verkeerd gebruik van de los verkrijgbare netadapter
kan het gevaar op brand en elektrische schok met zich
meebrengen. Leef de volgende voorzorgsmaatregelen
na wanneer u de netadapter gebruikt.
— Plaats het netsnoer nooit in de buurt van een kachel
of andere verwarmingsapparatuur.
— Bij het verbreken van de aansluiting, dient u altijd de
stekker van het netsnoer van de oplaadeenheid
beet te pakken. Trek nooit aan het snoer om de
stekker er uit te trekken.
— Steek de stekker zover mogelijk in het stopcontact.
— Haal de stekker van de netadapter uit het
stopcontact wanneer u de camera voor langere tijd
ongebruikt achter laat, zoals wanneer u op reis
gaat, enz.
— Trek de netadapter minstens eens per jaar uit het
stopcontact en reinig het gedeelte bij de stekers van
de stekker om eventueel stof te verwijderen.
■ Levensduur van de batterijen
• De levensduur van de batterijen zoals aangegeven in
de gebruiksaanwijzing zijn benaderingen van de tijd
totdat de stroom uitvalt, gebaseerd op het gebruik van
aanbevolen merken bij een temperatuur van 23°C en
zijn geen garantie dat de batterijen u de aangegeven
levensduur inderdaad zullen verstrekken. De feitelijke
levensduur van de batterijen hangt nauw samen met
het merk van de batterijen, de productiedatum en de
omgevingstemperatuur.
• Als u de camera ingeschakeld laat kan dit de batterijen
uitputten en de lege batterijwaarschuwing doen
verschijnen. Houd de camera uitgeschakeld wanneer u
deze niet gebruikt.
• Soms kan de camera zichzelf uitschakelen als de lege
batterijwaarschuwing verschijnt. Mocht dit gebeuren
dan dient u beide batterijen onmiddellijk te vervangen.
Blijven bijna lege of geheel uitgeputte batterijen in de
camera dan kunnen ze gaan lekken en tevens het
beschadigen van de data tot gevolg hebben.
• Hoewel u alkaline batterijen kunt gebruiken wanneer
geen andere types batterijen beschikbaar zijn, dient u
op te merken dat de levensduur van alkaline batterijen
nogal kort zal zijn. Het wordt aanbevolen oplaadbare
nikkelmetaal hydride batterijen te gebruiken.
17
Page 18
INLEIDING
Voorzorgsmaatregelen bij data
foutlezingen
• Uw digitale camera is vervaardigd met digitale precisieonderdelen. Bij elk van de volgende omstandigheden
bestaat het gevaar op de beschadiging van data in het
bestandgeheugen.
— Het verwijderen van de batterijen of de geheugenkaart
uit de camera of het aansluiten van de USB kabel op
de camera terwijl de camera bezig is met opnemen of
zich toegang aan het verschaffen is tot het geheugen.
— Het verwijderen van de batterijen of de geheugenkaart
van de camera of het aansluiten van de USB kabel op
de camera terwijl de bedrijfsindicator nog steeds
knippert nadat u de camera uit had geschakeld.
— Het verbreken van de aansluiting tussen de USB kabel
of de netadapter en de camera terwijl
datacommunicatie plaatsvindt via de USB kabel.
— Laag batterijvermogen
* Merk op dat als u zwakke batterijen blijft gebruiken
dat er toe kan leiden dat er problemen optreden bij
de camera. Laad de batterijen op of vervang ze door
nieuwe bij de eerste tekenen van een laag
vermogen.
— Andere abnormale omstandigheden
Elk van de bovengenoemde omstandigheden kan er toe
leiden dat een foutlezing op het scherm verschijnt (pagina
178). Volg de aanwijzingen in de melding om de oorzaak
van de foutlezing te elimineren.
Voorwaarden voor juiste werking
• Deze camera is ontworpen voor gebruik bij temperaturen
tussen 0°C en 40°C.
• Gebruik de camera niet en berg hem niet op op de
volgende plaatsen.
— Op plaatsen die blootstaan aan het directe zonlicht.
— Op plaatsen die blootstaan aan hoge vochtigheid of
veel stof.
— In de omgeving van airconditionings, kachels of
andere plaatsen die blootstaan aan extreme
temperaturen.
— Binnenin een gesloten voertuig, in het bijzonder
wanneer deze in de zon geparkeerd staat.
— Op plaatsen die blootstaan aan sterke trillingen.
18
Page 19
INLEIDING
Condens
• Wanneer u de camera binnen brengt op een koude dag of
op een andere manier blootstelt aan plotselinge
veranderingen in temperatuur, bestaat de mogelijkheid
dat condens zich kan gaan vormen op de buitenkant of op
de inwendige componenten. Condens kan defectieve
werking veroorzaken zodat u moet vermijden dat de hij
blootstaat aan omstandigheden die condens kunnen
veroorzaken.
• Om te voorkomen dat condens überhaupt gevormd wordt,
dient u de camera in een plastic tas te plaatsen voordat u
hem naar een plaats brengt die veel warmer of kouder is
dan de huidige plaats. Laat de camera in de plastic tas
totdat de lucht in de tas de kans heeft gekregen om
dezelfde temperatuur als die van de nieuwe plaats heeft
bereikt. Mocht condens zich toch gevormd hebben,
verwijder dan de batterijen uit de camera en laat het
batterijencompartimentdeksel voor enkele uren open.
Lens
• Oefen nooit te veel kracht uit bij het reinigen van het
oppervlak van de lens. Word dit toch gedaan, dan kan de
lens bekrast raken en defecten worden veroorzaakt.
• Vingerafdrukken, stof en anderszins bevuilen van de lens
kan op de juiste manier opnemen belemmeren. Raak de
lens nooit met de vingers aan. U kunt stofdeeltjes van de
lens verwijderen met een lensblazer. Veeg vervolgens het
oppervlak van de lens af met een zachte lensdoek.
19
Page 20
INLEIDING
Overige
• Tijdens het gebruik kan de camera ietwat warm worden.
Dit duidt niet op een defect.
• Als de buitenkant van de camera gereinigd dient te
worden, veeg deze dan af met een zachte, droge doek.
20
Page 21
SNELSTARTGIDS
SNELSTARTGIDS
Laad de batterijen eerst op!
1.
Laad de oplaadbare nikkelmetaal hydride batterijen
(HR-3U) op die meegeleverd worden met de camera
(pagina 33).
• Het kost ongeveer vier uur om de batterijen volledig op te
laden.
1
2.
Leg de batterijen in (pagina 37).
• Merk op dat u de camera ook van spanning
kunt voorzien met in de handel verkrijgbare
lithium batterijen maat AA en alkaline
batterijen maat AA.
1
2
2
3
[CHARGE]
indicator brandt
tijdens het
opladen
21
Page 22
SNELSTARTGIDS
Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen
• Let erop det volgende instellingen te configureren voordat u de camera gebruikt voor het opnemen van beelden.
(Zie pagina 47 voor details.)
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
1.
1
2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9
Druk op de spanningstoets
om de camera in te schakelen.
2.
Druk op [], [], [] en []
om de gewenste taal te
selecteren.
3.
Druk op [SET] om de
taalinstelling te registreren.
4.
Selecteer het gewenste
geografische gebied m.b.v.
[], [], [] en [] en druk
vervolgens op [SET].
5.
Selecteer de gewenste stad
m.b.v. [] en [] en druk
vervolgens op [SET].
6.
Selecteer de gewenste
zomertijdinstelling (DST)
m.b.v. [] en [] en druk
vervolgens op [SET].
7.
Selecteer de gewenste
datumformaatinstelling m.b.v.
[] en [] en druk vervolgens
op [SET].
8.
Stel de datum en de tijd in.
9.
Druk op [SET] om de
klokinstellingen te registreren
en het instelscherm te
verlaten.
22
Page 23
SNELSTARTGIDS
1200
1600
NORMAL
99
24
12
58
1 / 1000
F2.6
Opnemen van een beeld
Groene
bedrijfsindictator
1
3
(Zie pagina 51 voor details.)
99
1200
1600
NORMAL
IN
1 / 1000
F2.6
0303/1212/24
:
58
12
Scherpstelkader
2
1.
Druk op [] (REC).
2.
Richt de camera op het onderwerp, gebruik het
beeldscherm of de zoeker voor de beeldcompositie
en druk vervolgens de sluiterontspanningstoets
halverwege in.
• Bij het verkrijgen van een juiste scherpstelling wordt het
scherpstelkader groen terwijl de groene bedrijfsindicator gaat
branden.
3.
Houd de camera stil en druk de
sluiterontspanningstoets voorzichtig in.
23
Bekijken van een opgenomen beeld
(Zie pagina 94 voor details.)
1
2
1.
Druk op [] (PLAY).
2.
Gebruik [] en [] om door de beelden
te bladeren.
Page 24
SNELSTARTGIDS
Wissen van een beeld
(Zie pagina 108 voor details.)
1
2, 3, 4, 5
1.
Druk op [] (PLAY).
2.
Druk op [] ( ).
3.
Gebruik [] en [] om het beeld te tonen dat u wilt wissen.
4.
Gebruik [] en [] om “Delete” (wissen) te selecteren.
• Selecteer “Cancel” (annuleren) om de beeldwisfunctie te verlaten
zonder iets uit te wissen.
5.
Druk op [SET] om het beeld te wissen.
24
Page 25
VOORBEREIDINGEN
VOORBEREIDINGEN
Dit hoofdstuk bevat informatie die u dient te weten
aangaande het gebruik van de camera en wat u dient te
doen voordat u daaraan gaat beginnen.
Betreffende deze gebruiksaanwijzing
Dit hoofdstuk bevat informatie over de afspraken die in
deze gebruiksaanwijzing worden gebruikt.
■ Terminologie
De volgende tabel definiëert de terminologie die in deze
gebruiksaanwijzing wordt gebruikt.
Deze term wordt in deze
gebruiksaanwijzing gebruikt:
“Deze camera” of “de
camera”
“bestandgeheugen”
“batterijen”
“oplaadeenheid”
Betekenis:
De CASIO QV-R41/QV-R51
digitale camera
De plaats waar de camera
op het ogenblik beelden
opslaat die u opneemt
(pagina 52)
De oplaadbare nikkelmetaal
hydride batterijen
De los verkrijgbare CASIO
BC-5H oplaadeenheid
■ Toetsbediening
De bediening van toetsen wordt aangegeven door de
toetsnaam binnen haakjes ([ ]).
■ In-beeld tekst
De in-beeld tekst wordt altijd door dubbele
aanhalingstekens (“ ”) omsloten.
■ Bestandgeheugen
De term ‘bestandgeheugen’ in deze gebruiksaanwijzing is
een algemene term die slaat op de huidige plaats waar uw
camera de beelden die u opneemt aan het opslaan is. Dit
kan één van de volgende drie lokaties betreffen.
• Het ingebouwde geheugen van de camera
• Een SD geheugenkaart die in de camera geladen is
• Een MultiMediaCard die in de camera geladen is
Zie pagina 110 voor meer informatie aangaande hoe de
camera beelden opslaat.
25
Page 26
VOORBEREIDINGEN
Algemene gids
De volgende afbeeldingen tonen de namen van elk component, elke toets en elke schakelaar op de camera.
: Druk op [] (PLAY)
A Druk op [] (REC)
B Zoomregelaar
C Aansluitingsdeksel
D Polsriemring
E [DC IN 3V]
(3V gelijkspanningsingang)
F [][][][] toetsen
G Displaytoets [DISP]
H Insteltoets [SET]
I [MENU] toets
J Beeldscherm
Page 27
VOORBEREIDINGEN
LK
■ Achterkant
K Batterijencompartimentdeksel
L Statiefschroefgat
* Gebruik dit gat bij montage van een statief.
M Geheugenkaartsleuf
N Batterijencompartiment
M
N
27
Page 28
VOORBEREIDINGEN
Inhoud van het beeldscherm
Het beeldscherm houd u via verschillende indicatoren en ikonen op de hoogte van de status van uw camera.
Opnamefunctie (REC)
57
36421
D
BC
1 Flitserfunctie indicator
Geen Automatisch
Flitser uit
8
9
0
A
Flitser aan
Reductie van rode
ogen
• Als de camera signaleert dat
de flitser gebruikt moet
worden terwijl automatisch
flitsen geselecteerd is,
verschijnt de Flitser aan
indicator wanneer de
sluiterontpanningstoets
halverwege wordt ingedrukt.
2 Scherpstelfunctie
indicator
Geen Autofocus
Macro
Oneindig
Handmatig
3 Witbalansindicator
Geen Automatisch
Zonlicht
Schaduw
4 Zelfontspanner
Geen 1-beeld
10
s
2
s
x3
5 Opnamefunctie (REC)
6 Meetfunctie indicator
7 Geheugencapaciteit
(resterend aantal beelden dat
kan worden opgeslagen)
FINE (Fijn )
NORMAL (Normaal)
ECONOMY (Economisch)
6Ingebouwd geheugen ingesteld voor
data opslag.
Geheugenkaart geselecteerd voor data
opslag.
7 Datum en tijd
8 Batterijcapaciteit
BELANGRIJK!
• Sommige informatie wordt
mogelijk niet juist getoond als
het een beeld betreft dat
opgenomen was met een ander
model camera.
30
Page 31
VOORBEREIDINGEN
Veranderen van de inhoud van het
beeldscherm
Telkens bij indrukken van de [DISP] toets verandert de
inhoud van het beeldscherm zoals hieronder aangegeven.
Indicators
op
(pagina 28)
BELANGRIJK!
• U kunt het beeldscherm in de volgende gevallen niet
uitschakelen:
Tijdens de weergavefunctie (PLAY), tijdens de
BESTSHOT functie en wanneer u niet opneemt met
de filmfunctie (MOVIE).
• U kunt de [DISP] toets niet gebruiken om de inhoud
van het beeldscherm te veranderen terwijl een film
wordt opgenomen.
Histogram
op
(pagina 84)
Indicators
uit
Beeldscherm
uit
Indicators
Middels de kleur en status (brandend of knipperend) van
de indicators wordt u op de hoogte gehouden van de
huidige status van de camera. Zie “Indicator referentie” op
pagina 172 voor details.
Groene bedrijfsindicatorZelfontspannerindicator
Rode bedrijfsindicator
31
Page 32
VOORBEREIDINGEN
Vastmaken van de polsriem
Maak de polsriem vast aan de polsriemstang zoals
aangegeven in de afbeelding.
BELANGRIJK!
• Zorg ervoor de polsriem om uw pols te houden
wanneer u de camera aan het gebruiken bent om te
voorkomen dat hij onverhoeds valt.
• De meegeleverde polsriem is enkel bedoeld voor
gebruik met deze camera. Gebruik de polsriem niet
voor andere toepassingen.
• Gebruik de polsriem nooit om de camera mee rond
te zwaaien.
Spanningsvereisten
Uw camera is voorzien van twee-wegs stroomvoorziening
waardoor u hem kunt laten werken op batterijen maat AA of
op stroom van het lichtnet. Er wordt een setje oplaadbare
nikkelmetaal hydride batterijen maat AA meegeleverd met
de camera. De andere items die hieronder worden vermeld
zijn afzonderlijk verkrijgbaar.
■ Batterijen
• Twee oplaadbare nikkelmetaal
hydride batterijen maat AA
• Een juiste werking kan niet worden gegarandeerd als u
een ander type batterijen gebruikt dan het hierboven
beschreven type.
• Wanneer de camera werkt op alkaline batterijen maat AA
(LR6), kan de camera mogelijk in het geheel niet werken
bij temperaturen van 5°C of lager.
De oplaadbare batterijen zijn niet opgeladen wanneer
u de camera aanschaft. U dient de oplaadbare
batterijen dus eerst op te laden voordat u de camera
voor de eerste maal in gebruik neemt (pagina 33).
32
Page 33
VOORBEREIDINGEN
■ Lichtnet/stopcontact
• Netadapter: AD-C30
Opladen van de oplaadbare batterijen
U kunt onderstaande stappen nemen om de oplaadbare
nikkelmetaal hydride batterijen (HR-3U) op te laden m.b.v.
de oplaadeenheid (BC-5H) die meegeleverd wordt met de
camera.
Behalve voor het opladen van de gespecificeerde
oplaadbare nikkelmetaal hydride batterijen (HR-3U)
mag u nooit proberen de oplaadeenheid te gebruiken
voor het opladen van andere andere types oplaadbare
batterijen. Wordt geprobeerd om droge celbatterijen of
andere types oplaadbare batterijen op te laden dan is er
gevaar dat de batterijen gaan lekken, oververhitten en
mogelijk ontploffen.
■ De oplaadbare batterijen opladen
1.
Monteer de oplaadbare batterijen op de
oplaadeenheid waarbij u er op moet letten om
de positieve en negatieve aansluitingen van
elke oplaadbare batterij moet plaatsen zoals
aangegeven in de afbeelding.
33
Page 34
VOORBEREIDINGEN
2.
Steek de stekker van de oplaadeenheid in het
stopcontact.
• Hierdoor gaat de [CHARGE] (oplaad) indicator
branden.
• Het opladen duurt ongeveer 4 uur.
[CHARGE] (oplaad)
indicator
Oplaadeenheid
Netsnoer
3.
De [CHARGE] indicator gaat uit wanneer het
opladen voltooid is.
4.
Trek de oplaadeenheid uit het stopcontact en
verwijder de oplaadbare batterijen nadat het
opladen voltooid is.
• Trek de oplaadeenheid altijd uit het stopcontact en
verwijder de oplaadbare batterijen wanneer u de
eenheid niet gebruikt voor het opladen.
34
Page 35
VOORBEREIDINGEN
BELANGRIJK!
• Mocht de [CHARGE] indicator gaan knipperen
wanneer u met het opladen begint, dan betekent dit
dat het opladen nog niet kan worden gestart omdat
de omgevingstemperatuur of de temperatuur van de
oplaadeenheid zelf zich buiten het bereik van 0°C tot
40°C bevindt. Het opladen begint automatisch
(aangegeven door de [CHARGE] indicator die stopt
met knipperen en gewoon blijft branden) wanneer de
temperatuur weer terugkeert tot het normale bereik.
•
Wanneer u probeert de batterijen op te laden terwijl ze
nog steeds warm zijn onmiddellijk nadat u ze van de
camera gehaald heeft kan er toe leiden dat de
oplaadbare batterijen slechts gedeeltelijk worden
opgeladen. Geef de batterijen tijd om af te koelen
voordat u ze gaat opladen.
• De batterijen lopen langzamerhand leeg wanneer ze
in opgeladen toestand niet in de camera worden
geplaatst. Hierom wordt het aanbevolen dat u de
batterijen pas onmiddellijk voor gebruik oplaadt.
• De oplaadbare batterijen die met deze camera
worden gebruikt, zijn speciaal ontworpen voor
gebruik met digitale camera’s. Als u probeert ze te
gebruiken om een ander apparaat te voeden, dient u
er eerst de gebruiksaanwijzing van dat apparaat op
na te slaan om na te gaan of ze compatibel zijn.
• Hoewel de feitelijke diensttijd van de oplaadbare
batterijen afhangt van de omgeving waarin ze
gebruikt worden, kunt u verwachten dat u ze
ongeveer 500 maal kunt opladen voordat ze
vervangen dienen te worden.
• Het opladen van de batterijen van de camera kan
storing veroorzaken bij de ontvangst van TV en
radio. Mocht dit het geval zijn, steek dan de stekker
van de oplaadeenheid in een stopcontact dat zich
verder uit de buurt van de TV of de radio bevindt.
• Vuile contactpunten bij de oplaadeenheid of de
batterijen kunnen er de oorzaak van zijn dat het
onmogelijk is om de batterijen op te laden. Zorg er
voor de contactpunten en aansluitingen af en toe af
te vegen met een droge doek om ze schoon te
houden.
OPMERKING
• De meegeleverde oplaadeenheid is ontworpen voor
gebruik met elke voedingsbron van 100V tot 240V
wisselspanning. Merk echter op dat de vorm van de
stekker van het netsnoer kan verschillen afhankelijk
van het land van aanschaf. Mocht u van plan zijn de
oplaadeenheid te gebruiken op een plaats waar het
stopcontact afwijkt van dat in uw eigen land, vervang
dan het netsnoer door een geschikt netsnoer dat
meegeleverd werd met de camera of door een los
verkrijgbaar netsnoer dat geschikt is voor het
stopcontact van dat land.
35
Page 36
VOORBEREIDINGEN
■ Voorzorgsmaatregelen voor de
oplaadeenheid
• Tijdens het gebruik kan de oplaadeenheid ietwat warm
worden. Dit is normaal en duidt niet op een defect.
• Trek de oplaadeenheid uit het stopcontact wanneer u
hem niet gebruikt.
■ Voorzorgsmaatregelen voor de oplaadbare
batterijen
Voorzorgsmaatregelen tijdens het gebruik
• Gebruik enkel de oplaadeenheid die met de camera
wordt meegeleverd om de batterijen op te laden.
Gebruik nooit een andere type oplaadeenheid voor het
opladen.
• Nieuwe batterijen zijn aanvankelijk niet opgeladen.
Zorg er dus voor de batterijen eerst op te laden voordat
u hem voor de eerste maal in gebruik neemt.
• Een koude omgeving zal in het algemeen de
gebruiksduur van de batterijen verkorten zodat de
stroom van volledig opgeladen batterijen minder kan
zijn op koude plaatsen.
• Laad de batterijen op een plaats op waar de
temperatuur tussen 10°C en 35°C is. Buiten deze
temperaturen kan het opladen langer dan normaal
duren en kan het zelfs onmogelijk zijn om de batterijen
volledig op te laden.
• Mochten de batterijen na volledig opladen maar korte
tijd werken en daarna weer uitgeput zijn, dan hebben
de oplaadbare batterijen het einde van hun levensduur
bereikt. Vervang de batterijen door nieuwe.
Voorzorgsmaatregelen voor het opbergen
• Oplaadbare nikkel-metaal hydride batterijen voorziet in
een hoge elektrische capaciteit in een compacte
configuratie. Echter opbergen van de batterijen na het
opladen kan de capaciteit van de batterijen aantasten.
— Let erop dat u de batterijen altijd uit de camera
verwijdert als u de camera voor langere tijd niet van
plan bent te gebruiken. Worden de batterijen in de
camera gelaten dan zullen deze heel kleine
hoeveelheden stroom afgeven waardoor de
batterijen leeg kunnen raken en zelfs gaan lekken.
— Berg de batterijen op een droge plaats op met een
temperatuur van 20°C of lager.
— Als u batterijen voor langere tijd opslaat, laad ze
dan twee of drie maal op voordat u ze weer in
gebruik neemt.
■ Los verkrijgbare oplaadeenheid en
oplaadbare batterijen
Het wordt aanbevolen om SANYO Electric Co., Ltd.
oplaadbare nikkel-metaal hydride batterijen (HR-3U) te
gebruiken voor deze camera. Een juiste werking van de
camera wordt niet gegarandeerd bij het gebruik van andere
merken oplaadbare batterijen.
BELANGRIJK!
• Gebruik nooit twee batterijen van verschillende
merken, verschillende ouderdom of verschillende
oplaadniveau’s door elkaar. Dat kan leiden tot een
kortere levensduur van de batterijen en de camera
36
zelfs beschadigen.
Page 37
VOORBEREIDINGEN
Inleggen van de batterijen
1.
Schakel de camera uit.
2.
Schuif het batterijencompartimentdeksel
aan de onderkant van
de camera in de door
de pijl aangegeven
richting en open het
dan.
3.
Leg de batterijen in
zoals aangegeven in de
afbeelding.
4.
Blijf drukken op het
door de pijl in de
afbeelding aangegeven
punt en schuif het
batterijencompartimentdeksel
vervolgens dicht.
BELANGRIJK!
• Gebruik enkel de meegeleverde oplaadbare nikkelmetaal hydride batterijen of de gespecificeerde
batterijen maat AA.
Verwijderen van de batterijen uit de
camera
1.
Schuif het batterijencompartimentdeksel
aan de onderkant van
de camera in de door
de pijl aangegeven
richting en open het
dan.
2.
Kantel de camera
langzaam totdat de
batterijen er uit komen
glijden.
• Let er op dat u de
batterijen niet laat vallen.
37
Page 38
VOORBEREIDINGEN
■ Lege batterijenindicator
Het volgende toont hoe de batterijcapaciteitindicator op
het beeldscherm verandert naarmate meer stroom van de
oplaadbare batterijen verbruikt wordt. De indicator
betekent dat de resterende batterijspanning laag is. Merk
op dat u geen beelden kunt opnemen als de batterijen
indicator is. Laad de oplaadbare batterijen onmiddellijk
op wanneer één van beide indicators verschijnt.
OplaadniveauHoogLaag
Indicator
■ Richtlijnen voor de gebruiksduur van de
oplaadbare batterijen
De richtlijnen hieronder omvatten waarden voor de
gebruiksduur van de batterijen geven de geschatte
tijdsduur totdat de batterijspanning uitvalt bij een
temperatuur van 23°C. Deze richtlijnen zijn echter geen
garantie dat de batterijen inderdaad de aangegeven
gebruiksduur zullen verstrekken.
Lage temperaturen en een doorlopend gebruik zullen de
gebruiksduur verminderen.
Geschatte levensduur van de batterijen (QV-R41/QV-R51)
Oplaadbare
Aantal foto’s,
doorlopende opname*1
(opnametijd)
Aantal foto’s, normale
opname*2 (opnametijd)
Doorlopende weergave*3
nikkelmetaal
hydride batterijen
900 foto’s
(150 minuten)
240 foto’s
(120 minuten)
250 minuten
Alkaline batterijen
240 foto’s
(40 minuten)
50 foto’s
(25 minuten)
130 minuten
• De bovenstaande richtlijnen zijn gebaseerd op de
• Zoomen van de volledige groothoek- tot de volledige
telefotostand elke 30 seconden, waarbij telkens twee
beelden worden opgenomen, waarvan één met flits;
de spanning wordt na elke 10 opgenomen beelden uiten weer ingeschakeld.
*3 Bij doorlopende weergave
• Temperatuur: 23°C
• Door één beeld per 10 seconden bladeren
• De bovenstaande waarden zijn gebaseerd op nieuwe
batterijen die volledig opgeladen zijn. Herhaaldelijk
opladen zal de gebruiksduur van de batterijen verkorten.
• De gebruiksduur van de oplaadbare batterijen hangt
nauw samen met u vaak u de flitser, de zoom en de
andere functies gebruikt en hoe lang u de spanning elke
keer ingeschakeld houdt.
■ Tips om de batterijen langer te laten
meegaan
• Hoeft u de flitser niet te gebruiken tijdens het opnemen,
selecteer dan (flitser uit - flash off) als de flitserfunctie
(pagina 58).
• Schakel de functie voor automatisch uitschakelen van de
spanning (Auto Power Off) en de sluimerfunctie (Sleep)
(pagina 44) in om u te beschermen tegen het onnodig
verkwisten van stroom als u vergeet de spanning van de
camera uit te schakelen.
39
Page 40
VOORBEREIDINGEN
■ Levensduur van alkaline batterijen
De feitelijke levensduur van alkaline batterijen hangt
samen met een grote hoeveelheid factoren waaronder het
merk van de batterij, de hoeveelheid tijd dat de batterijen
opgeslagen waren in het winkelmagazijn voordat u ze
gebruikte, de omgevingstemperatuur tijdens het opnemen
en fotografische omstandigheden. Daarom wordt het
gebruik van lithiumbatterijen of nikkelmetaal hydride
batterijen aanbevolen die langer meegaan dan alkaline
batterijen.
• Alkaline batterijen kunnen mogelijk helemaal geen
verking verschaffen als de temperatuur 5°C is of lager.
■ Voorzorgsmaatregelen bij het hanteren van
de batterijen
Verkeerd gebruik van de batterijen kan er de oorzaak van
zijn dat ze gaan lekken of exploderen waardoor de
plaatsen rond de batterijen kunnen beschadigen of roesten
hetgeen tot brand of persoonlijk letsel kan leiden. Zorg er
voor de volgende voorzorgsmaatregelen na te leven
wanneer u de batterijen gebruikt.
• Let er op dat de plus (+) en min (–) polen van de
batterijen bij het inleggen altijd in de juiste richting wijzen.
• Meng oude batterijen nooit met nieuwe.
• Meng nooit batterijen van verschillende merken.
• Gebruik enkel de batterijen die gespecificeerd zijn voor
gebruik met deze camera.
• Probeer de batterijen nooit uit elkaar te halen en vermijd
omstandigheden waarin de twee uiteinden contact
kunnen maken met elkaar (kortsluiting). Stel de batterijen
nooit bloot aan hitte of vuur.
• Lege batterijen kunnen gaan lekken hetgeen ernstige
schade aan uw camera kan veroorzaken. Verwijder de
batterijen uit de camera zodra u bemerkt dat ze leeg zijn.
• Verwijder de batterijen uit de camera als u van plan bent
deze voor meer dan twee weken niet te gebruiken.
• De batterijen die de camera van spanning voorzien wordt
tijdens het gebruik gewoonlijk warm.
40
Page 41
VOORBEREIDINGEN
Werking op netspanning
U dient de los verkrijgbare netadapter (AD-C30) aan te
schaffen om de camera op netspanning te laten werken.
1.
Sluit het netsnoer aan op de netadapter.
2.
Open het aansluitingsdeksel en sluit de
netadapter aan op de aansluiting die
aangeduid wordt als [DC IN 3V] (3V
gelijkspanningsingang)
3.
Steek de netstekker in het stopcontact.
[DC IN 3V]
(3V gelijkspanningsingang)
Netadapter
Netsnoer
Aansluitingsdeksel
Stekker
OPMERKING
• De meegeleverde netadapter is ontworpen voor
gebruik met elke voedingsbron van 100V tot 240V
wisselspanning. Gebruikt u de netadapter in het
buitenland dan is het uw eigen verantwoordelijkheid
om een netsnoer aan te schaffen waarvan de stekker
past bij de stopcontacten van het land van
bestemming.
41
Page 42
VOORBEREIDINGEN
■ Voorzorgsmaatregelen voor de adapter
• Schakel altijd de spanning van de camera uit voordat u
de aansluiting met de netadapter tot stand brengt of
verbreekt.
• Schakel altijd de spanning van de camera uit voordat u
de aansluiting met de netadapter verbreekt zelfs als er
batterijen geïnstalleerd zijn in de camera. Doet u dat niet
dan zal de camera zichzelf automatisch uitschakelen
wanneer u de aansluiting met de netadapter verbreekt.
Daarnaast loopt u ook gevaar dat de camera beschadigd
raakt als u de aansluiting van de netadapter verbreekt
zonder eerst de spanning uitgeschakeld te hebben.
• Na lang gebruik kan de netadapter warm worden. Dit is
normaal en geen reden tot ongerustheid.
• Schakel de camera uit en trek de netadapter uit het
stopcontact na gebruik van de camera.
• De camera schakelt automatisch over naar werking op
netspanning wanneer de netadapter op de camera
aangesloten wordt.
• Gebruik altijd de netadapter om de camera van stroom te
voorzien wanneer deze op een PC aangesloten is.
• Bedek de netadapter nooit met een plait, een deken of
een andere afdekking. Dit breng namelijk het gevaar op
brand met zich mee.
In- en uitschakelen van de camera
■ Inschakelen van de camera
Druk op de spanningstoets, de [] (REC) toets of de []
(PLAY) toets. Hierdoor gaat de groene bedrijfsindicator
tijdelijk branden waarna de spanning ingeschakeld wordt.
De functie van de camera hangt af van welke toets u
indrukt om hem in te schakelen.
Om deze functie in te
schakelen bij het starten:
REC (opname)
PLAY (weergave)
Spanningstoets
Druk deze toets in om de camera in
te schakelen:
Spanningstoets of [
(opname) toets
] (PLAY) (weergave) toets
[
Groene bedrijfsindicator
[] (PLAY) (weergave)
[] (REC) (opname)
42
] (REC)
Page 43
VOORBEREIDINGEN
OPMERKINGEN
• Door op [] (REC) te drukken om de camera in te
schakelen wordt de opnamefunctie (REC)
ingeschakeld terwijl de weergavefunctie (PLAY)
ingeschakeld wordt bij indrukken van [] (PLAY).
• Door tijdens de opnamefunctie (REC) op []
(PLAY) te drukken wordt overgeschakeld naar de
weergavefunctie (PLAY). De lens wordt ongeveer 10
seconden na het overschakelen naar de andere
functie ingetrokken.
BELANGRIJK!
•
Als de spanning van de camera uitvalt door de
automatische stroomonderbrekingsfunctie, druk dan op
de spanningstoets, de [] (REC) toets of de []
(PLAY) toets om de spanning opnieuw in te schakelen.
•
Door op de spanningstoets of op de [] (REC)
(opname) toets te drukken om de camera in te
schakelen zal de lens (het objectief) bewegen tot de
uitgetrokken toestand. Let er op dat er niets in de weg
zit van de lens (het objectief) zodat deze wordt geraakt
terwijl hij zich beweegt tot de uitgetrokken toestand.
■ Uitschakelen van de camera
Druk op de spanningstoets om de camera uit te schakelen.
OPMERKING
• U kunt de camera zodanig instellen dat deze niet
ingeschakeld wordt wanneer u op de [] (REC) of
op de [] (PLAY) toets drukt of dat deze
uitgeschakeld wordt wordt wanneer u op de []
(REC) of op de [] (PLAY) toets drukt. Zie
“Configureren van de [] (REC) en [] (PLAY)
toets en spannings in/uit functies” op pagina 134
voor details.
43
Page 44
VOORBEREIDINGEN
Configureren van de
stroomspaarinstellingen
U kunt de hieronder beschreven instellingen configureren
om accustroom te besparen.
Sleep (Sluimer) :
Schakelt automatisch het beeldscherm uit als als u
geen bediening uitvoert voor een bepaalde tijd tijdens
de opnamefunctie (REC). Het beeldscherm wordt
opnieuw ingeschakeld als u op willekeurig welke toets
drukt.
Auto Power Off (Automatische stroomonderbreker) :
Schakel de spanning uit als u geen bediening uitvoert
voor een bepaalde tijd.
1.
Schakel de camera in.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de “Set Up” (instelling) tab m.b.v.
[] en [].
4.
Selecteer m.b.v. [] en [] de functie waarvan
u de instelling wilt configureren en druk
daarna op [].
● Zie pagina 45 voor informatie hoe de menu’s worden
gebruikt.
Configureren van deze functie:
Sleep (sluimer)
Auto Power Off
(automatische
stroomonderbreker)
5.
Verander m.b.v. [] en [] de momenteel
Selecteer deze instelling:
Sleep (sluimer)
Auto Power Off
(automatische
stroomonderbreker)
geselecteerde instelling en druk daarna op
[SET].
• Er zijn vier sluimer instellingen beschikbaar: “30 sec”,
“1 min”, “2 min” en “Off” (uit).
• Er zijn twee automatisch stroomonderbrekerinstellingen beschikbaar: “2 min” en “5 min”.
• Merk op dat de sluimerfunctie niet werkt tijdens de
weergavefunctie (PLAY).
• Het beeldscherm wordt onmiddellijk weer
ingeschakeld als op een willekeurige toets wordt
gedrukt terwijl de sluimerfunctie ingeschakeld is.
• De automatisch stroomonderbreker en de
sluimerfunctie werken niet in de volgende gevallen.
— Wanneer de camera aangesloten is op een
computer of een ander toestel via de USB kabel.
44
Page 45
VOORBEREIDINGEN
Gebruik van de in-beeld menu’s
Bij indrukken van de [MENU] toets worden menu’s
verkregen op het beeldscherm die u kunt gebruiken voor
het uitvoeren van verschillende bedieningshandelingen.
Het menu dat verschijnt hangt af van of de opnamefunctie
(REC) of de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is. Het
volgende toont een voorbeeld van bediening van een menu
dat gebruikt wordt tijdens de opnamefunctie (REC).
1.
Druk op de spanningstoets of op de []
(REC) toets.
• Wilt in in plaats daarvan de weergavefunctie (PLAY)
inschakelen, druk dan op [] (PLAY) (weergave).
[]
[]
Spanningstoets
2.
Druk op [MENU].
[][
[MENU]
[SET]
][][
Tab
]
Instellingen
Selectiecursor
(toont het
momenteel
ingestelde item)
45
Page 46
VOORBEREIDINGEN
● Bediening van het menubeeldscherm
Wanneer u dit wilt doen:
Beweeg heen en weer tussen
tabs
Beweeg van de tab naar de
instellingen
Beweeg van de instellingen
naar de tab
Beweeg heen en weer tussen
instellingen
Toon de opties die
beschikbaar zijn voor de
instelling
Selecteer een optie
Register een optieselectie en
verlaat het menubeeldscherm
Register een optieselectie en
ga terug naar het
menubeeldscherm
Verlaat het menubeeldscherm
Doe dit:
Druk op [] en [].
Druk op [].
Druk op [].
Druk op [] en [].
Druk op [] of druk op
[SET].
Druk op [] en [].
Druk op [SET].
Druk op [].
Druk op de [MENU] toets.
46
3.
Druk op [] of [] om de gewenste tab te
selecteren en druk daarna op [SET] om de
selectiecursor van de tab naar de instellingen
te verplaatsen.
4.
Gebruik [] en []
om de functie te
selecteren waarvan u
de instelling wilt
configureren en druk
daarna op [].
• In plaats van [] kunt u
ook op [SET] drukken.
5.
Gebruik [] en [] om de momenteel
Voorbeeld: om het “REC
Mode” item
(opnamefunctie)
te selecteren.
geselecteerde instelling te veranderen.
Page 47
VOORBEREIDINGEN
6.
Voer één van de volgende handelingen uit om
de geconfigureerde instellingen toe te passen.
Om dit te doen:
Pas de instelling toe en
verlaat het menuscherm.
Pas de instelling toe en ga
terug naar de
functieselectie in stap 4.
Pas de instelling toe en ga
terug naar de tabselectie in
stap 3.
• Zie “Menureferentie” op pagina 170 voor meer informatie
aangaande menus.
Voer deze toetsbediening uit:
Druk op [SET].
Druk op [].
Druk op [].
1.
2. Gebruik [] om terug te gaan
naar de tabselectie.
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen
Zorg ervoor de volgende instellingen te configureren
voordat u de camera gebruikt om beelden mee op te
nemen.
• Displaytaal
• Thuisstad
• Datumstijl
• Datum en tijd
Merk op dat de huidige datum- en tijdinstellingen door de
camera gebruikt worden om de datum en tijd te genereren
die opgeslagen worden samen met de beelddata, enz.
47
Page 48
VOORBEREIDINGEN
BELANGRIJK!
• De klokinstellingen van de camera worden gewist
wanneer de spanning volledig uitgevallen is. Dit kan
gebeuren als de batterijen volledig leeg raken terwijl
de camera niet van stroom voorzien wordt door de
netadapter. Het klokinstelbeeldscherm verschijnt
automatisch de volgende keer dat u de spanning
inschakelt nadat de instellingen zijn gewist. Stel de
datum en tijd in voordat u de camera gebruikt.
• De huidige datum- en tijdinstellingen worden gewist
ongeveer twee dagen nadat de batterijen leeg
geraakt zijn.
• Worden beelden opgenomen zonder eerst de
klokinstellingen te hebben geconfigureerd dan zal
incorrecte tijdinformatie worden geregistreerd. Zorg
ervoor de klokinstellingen te configureren voordat u
de camera gebruikt.
Configureren van de displaytaal en de
klokinstellingen
1.
Druk op de spanningstoets, op de [] (REC)
toets of op de [] (PLAY) toets om de
camera in te schakelen.
2.
Gebruik [], [], [] en
[] om de gewenste
taal te selecteren en
druk dan op [SET].
: Japans
English : Engels
Français : Frans
Deutsch : German
Español : Spaans
Italiano : Italiaans
Português : Portugees
: Chinees (complex)
: Chinees (vereenvoudigd)
: Koreaans
48
Page 49
VOORBEREIDINGEN
3.
Gebruik [], [], [],
en [] om het
geografische gebied
te selecteren waar u
woont en druk daarna
op [SET].
6.
Gebruik [] en []
om de
datumformaatinstelling
te veranderen en druk
daarna op [SET].
4.
Gebruik [] en []
om de naam van stad
waar u woont te
selecteren en druk
dan op [SET].
5.
Gebruik [] en [] om de gewenste
zomertijdinstelling (DST) te selecteren en
druk dan op [SET].
Wanneer u dit wilt doen:
Houd de tijd bij d.m.v. de zomertijd
(DST = Daylight Saving Time)
Houd de tijd bij d.m.v. de standaard tijd
Selecteer deze
instelling:
On (aan)
Off (uit)
49
Voorbeeld: 24 december, 2003
Om de datum zo te tonen:
03/12/24
24/12/03
12/24/03
Selecteer deze opmaak:
YY/MM/DD
DD/MM/YY
MM/DD/YY
Page 50
VOORBEREIDINGEN
7.
Stel de huidige datum
en tijd in.
Om dit te doen:
Verplaatsen van de cursor tussen
instellingen
Verander de instelling bij de huidige
plaats van de cursor
Overschakelen tussen de 12-uur en de
24-uur tijdaanduiding.
8.
Druk op [SET] om de instellingen te
registreren en verlaat daarna het
instelbeeldscherm.
Doe dit:
Druk op [] en [].
Druk op [] en [].
Druk op [DISP].
50
Page 51
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Dit hoofdstuk beschrijft de basisprocedure voor het
opnemen van een beeld.
Opnemen van een beeld
Richten van de camera
Gebruik beide handen om de camera stil te houden
wanneer u een beeld aan het opnemen bent. Als u de
camera met slechts één hand vasthoudt, verhoogt dat de
kans op bewegen waardoor u vlekkerig opnamen krijgt.
• HorizontaalHoud de camera
met beide
handen stil met
uw armen stevig
tegen uw linkeren rechterzijde
gedrukt.
• VerticaalGebruikt u de
camera verticaal,
houd hem dan
vast met de
flitser boven de
lens. Houd de
camera met
beide handen
stil.
BELANGRIJK!
• Let erop dat uw vingers of de riem niet in de weg
zitten van de flitser of de lens.
Flitser
Lens
OPMERKING
• Het opgenomen beeld zal vlekkerig zijn als u
beweegt terwijl u op de sluiterontspanningstoets
drukt. Druk zorgvuldig op de sluiterontspanningstoets
en let er daarbij op dat u de camera niet beweegt.
Het is in het bijzonder van belang wanneer de
belichting laag is waardoor de sluitersnelheid
langzamer wordt.
51
Page 52
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
1200
1600
NORMAL
99
24
12
58
Opnemen van een beeld
Uw camera stelt automatisch de sluitersnelheid in
overeenkomstig de helderheid van het onderwerp. Her
beeld dar u opneemt wordt in het ingebouwde geheugen
van de camera opgeslagen of op een geheugenkaart als
die zich in de camera bevindt.
• Beelden worden opgeslagen op de kaart (pagina 136)
wanneer een los verkrijgbare SD geheugenkaart of een
MultiMediaCard (MMC) in de camera is geladen.
1.
Druk op de spanningstoets of op de []
(REC) toets om de camera in te schakelen.
[]
Spanningstoets
52
• Hierdoor verschijnt een beeld of een boodschap op
het beeldscherm.
• Hierdoor wordt de opnamefunctie (REC)
ingeschakeld voor het opnemen van beelden.
• Als de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is bij
inschakelen van de camera verschijnt de boodschap
“There are no files” (er zijn geen bestanden) als u
nog geen beelden opgeslagen heeft liggen in het
geheugen. Daarnaast zal de icoon zichtbaar zijn
aan de bovenkant van de display. Mocht dit het geval
zijn druk dan op [] (REC) om de REC
opnamefunctie in te schakelen.
2.
Zet het beeld op het
beeldscherm zo op dat
het hoofdonderwerp
zich binnen het scherpstelkader bevindt.
• Het scherpstelbereik van de
camera tijdens de
automatische
scherpstelfunctie loopt van
circa 60 cm tot oneindig (∞)
(pagina 67).
• U kunt beelden opzetten m.b.v. ofwel het
beeldscherm ofwel de optische zoeker (pagina 55).
Scherpstelkader
1200
1600
NORMAL
0303/1212/24
:
12
99
IN
58
Page 53
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
• U kunt bij het gebruik van de optische zoeker voor
het opzetten van beelden de [DISP] toets gebruiken
om het beeldscherm uit te schakelen en op die
manier batterijspanning sparen (pagina 31).
3.
Druk de
sluiterontspanningstoets
halverwege in om op het
beeld scherp te stellen.
• Bij halverwege indrukken
van de
sluiterontspanningstoets
stelt de autofocus functie
van de camera automatisch
scherp op het beeld en
worden de sluitersnelheiden lensopeningwaarden
getoond.
• U kunt controleren of
scherpgesteld is op het
beeld door naar het
scherpstel-kader te kijken
en met de groene indicator.
Sluiterontspanningstoets
Groene
bedrijfsindicator
●
Werking van de bedrijfsindicator en het
scherpstelkader
Na u ervan te hebben
overtuigd dat scherp is
afgesteld op het beeld,
drukt u de
sluiterontspanningstoets
geheel in om te gaan
opnemen.
• Het aantal beelden dat in het geheugen kan worden
opgeslagen hangt af van de resolutie instelling die u
gebruikt (pagina 63, 180).
53
Dat betekent dit:
Er is scherpgesteld op het
beeld.
Er is niet scherpgesteld op
het beeld.
Sluiterontspanningstoets
Page 54
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Opname voorzorgsmaatregelen
• Open het batterijencompartimentdeksel nooit terwijl de
groene bedrijfsindicator aan het knipperen is. Doet u dit
toch dan zal niet enkel het huidige beeld verloren gaan
maar kunnen de reeds in het camerageheugen
opgeslagen beelden ook beschadigd raken en kan de
camera zelf defect raken.
• Verwijder de geheugenkaart nooit terwijl een beeld
opgenomen wordt op de geheugenkaart.
• TL-verlichting knippert met een frequentie die niet
waargenomen kan worden door het menselijk oog. Bij
gebruik van de camera binnenshuis terwijl TL-verlichting
aanstaat, kunt u bepaalde problemen ondervinden met de
helderheid of kleuren van de opgenomen beelden.
• De camera stelt haar gevoeligheid automatisch bij aan de
hand van de helderheid van het onderwerp als “Auto”
(automatisch) is geselecteerd als de ISO
gevoeligheidsinstelling (pagina 86). Dit kan de oorzaak
vormen van statische storing bij beelden van relatief
slecht belichte voorwerpen.
•
De camera verhoogt haar gevoeligheid en gebruikt een
langzamere sluitersnelheid bij het opnemen van een slecht
belicht onderwerp terwijl “Auto” (automatisch) is geselecteerd
als de ISO gevoeligheidsinstelling (pagina 86). Daarom dient
u zich voor per ongeluk bewegen van de camera te
behoeden als u de flitser uitgeschakeld heeft (pagina 58).
• Mocht er ongewenst licht op de lens vallen, scherm de lens
dan af met uw hand tijdens het opnemen van het beeld.
Aangaande autofocus
• Autofocus heeft de neiging niet goed te werken als de
camera bewogen wordt tijdens het opnemen of bij het
opnemen van de onderstaande types onderwerpen.
— Effen kleuren of onderwerpen met weinig contrast
— Onderwerpen met sterk tegenlicht
— Gepoetst metaal of andere helder reflecterende
voorwerpen
— Jaloezieën (luxaflex) of andere patronen die zich
horizontaal repeteren.
— Meervoudige beelden die zich op verschillende
afstanden van de camera bevinden
— Onderwerpen op slecht verlichte plaatsen
— Bewegende onderwerpen
• Merk op dat een groene bedrijfsindicator en
scherpstelkader niet noodzakelijkerwijze garant staan voor
een scherp beeld.
• Als de autofocus om één of andere reden de gewenste
resultaten niet produceert, probeer dan
scherpstelvergrendeling (pagina 70) of handmatige
scherpstelling (pagina 69)
54
Page 55
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Aangaande het beeldscherm van de
opnamefunctie
• Het tijdens de opnamefunctie (REC) op het beeldscherm
getoonde beeld is een vereenvoudigd beeld voor het
maken van een compositie. Het daadwerkelijke beeld
wordt opgenomen overeenkomstig de
beeldkwaliteitinstellingen die op dat moment geselecteerd
zijn bij uw camera. Het beeld dat in het bestandgeheugen
opgeslagen wordt heeft een veel betere resolutie en beter
detail dan het beeld van het schermbeeld tijdens de
opnamefunctie (REC).
• Bepaalde niveau’s van helderheid van het onderwerp
kunnen de respons van het beeldscherm tijdens de
opnamefunctie (REC) doen vertragen hetgeen statische
ruis veroorzaakt op het beeldscherm.
Gebruiken van de optische zoeker
U kunt batterijstroom uitsparen door het monitorscherm van
de camera uit te schakelen (pagina 31) en de optische
zoeker te gebruiken voor het componeren van beelden.
ZoekerkaderKorte afstand tot
het onderwerp
BELANGRIJK!
• Het kader dat binnenin de zoeker zichtbaar is geeft
aan dat een beeld opgenomen wordt op een afstand
van ongeveer één meter. Bij een afstand die groter
of kleiner is dan één meter, kan het opgenomen
beeld verschillen van het beeld dat u binnenin het
zoekerkader kunt zien.
• Het beeldscherm wordt automatisch ingeschakeld
wanneer u de macrofunctie (Macro) of de
handmatige scherpstelfunctie (Manual Focus)
selecteert. Gebruik het beeldscherm altijd om
beeldcompositie uit te voeren voor deze functies.
55
Page 56
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Gebruiken van de zoom
Uw camera is uitgerust met twee types zoom: optische
zoom en digitale zoom.
Optische zoom
Het bereik van de optische zoomfactor is hieronder
aangegeven.
Optisch
zoomfactorbereik: 1X – 3X
1.
Schuif tijdens de
opnamefunctie (REC)
de zoomregelaar naar
links of naar rechts
om de zoomfactor te
veranderen.
Om dit te doen:
Uitzoomen
Inzoomen
(1X tot 1,2X tijdens de macrostand)
Zoomregelaar
Schuif de zoomregelaar in deze richting:
(Groothoek)
(Telefoto)
56
InzoomenUitzoomen
2.
Neem het beeld op.
OPMERKINGEN
• De optische zoomfactor heeft ook invloed op de
lensopening.
• Het wordt aanbevolen een statief te gebruiken om te
behoeden voor handbewegingen bij het gebruiken
van de telefotostand (inzoomen).
Page 57
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Digitale zoom
De digitale zoom wordt geactiveerd nadat u de maximale
optische zoomfactor (3X) bereikt. Het vergroot het deel van
het beeld dat zich in het midden bevindt van het
beeldscherm. Het bereik van de zoomfactor is hieronder
gegeven.
Digitale zoomfactorbereik: 3X – 12X
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab m.b.v. []
en [].
3.
Selecteer de “Digital Zoom” (digitale zoom)
m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [].
4.
Selecteer “On” (aan) m.b.v. [] en [] en druk
vervolgens op [SET].
• Door “Off” (uit) te selecteren.
(in combinatie met de optische
zoom)
5.
Schuif de zoomregelaar
Digitale zoomindicator
naar (Telefoto)/
om de zoomfactor te
veranderen.
• Wanneer de zoom de
maximale optische
zoomstand bereikt, stopt
hij even. Houd de
zoomregelaar ingedrukt
naar (telefoto)/
maat en de zoom
schakelt over naar
digitale zoom.
• Door het overschakelen naar digitaal zoomen
verschijnt de zoomindicator op het monitorscherm.
De zoomindicator toont een benadering van de
huidige zoomfactor.
Digitale
zoom
1X3X12X
6.
Neem het beeld op.
Optische zoom
Huidige zoomfactor
Zoomindicator
57
Page 58
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
BELANGRIJK!
• De digitale zoomfunctie werkt niet wanneer het
beeldscherm uitgeschakeld is (pagina 31).
• Het gebruik van de digitale zoom kan verslechtering
van het opgenomen beeld veroorzaken.
Gebruiken van de flitser
Voer de volgende stappen uit om de flitserfunctie te
selecteren die u wilt gebruiken.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Druk op [] ( ) om de
flitserfunctie te selecteren.
• Telkens bij indrukken van []
( ) wordt naar de
volgende instelling van de
flitserfunctie doorgegaan in
een oneindige lus, zoals
aangegeven in het
beeldscherm hieronder.
Flitserfunctie indicator
58
[
] ( )
Page 59
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Om dit te doen:
Laat de flitser automatisch flitsen
wanneer dit nodig is (Auto Flash automatisch flitsen).
Schakel de flitser uit (Flash Off - Flitser
uit).
Altijd flitsen (Flash On - flitser aan).
Voer een voorflits uit gevolgd door
beeldopname met flits, hetgeen het gevaar
op rode ogen in het beeld reduceert (rode
ogen-effect vermindering).
In dit geval flitst de flitser automatisch
wanneer dat nodig is.
3.
Neem het beeld op.
Selecteer deze
instelling:
None (geen)
BELANGRIJK!
• De flitsereenheid van deze camera flists een aantal
malen bij het opnemen van een beeld. De
aanvankelijke flitsen zijn voorflitsen waarbij de camera
informatie inwint die nodig is voor de
belichtingsinstellingen. De laatste flits is voor het
opnemen. Zorg ervoor dat u de camera stil houdt
totdat de camera de sluiter ontspant.
• Het beeld kan mogelijk niet worden opgenomen als u
op de sluiterontspanningstoets drukt terwijl de rode
bedrijfsindicator knippert.
■ Aangaande vermindering van het rode ogen
-effect
Wanneer gebruik gemaakt van de flitser om ’s nachts of in
een slecht verlichte kamer op te nemen, kan dit rode
vlekken veroorzaken in de ogen van de mensen in beeld.
Dit wordt veroorzaakt doordat het licht van de flitser
weerkaatst tegen het netvlies van de ogen. Wanneer rode
ogen-effect vermindering wordt geselecteerd als
flitserfunctie, voert de camera twee voorflitsen uit, de
eerste om de iris in de ogen van de mensen in beeld te
doen sluiten en de tweede voor werking van de autofocus.
Deze twee voorflitsen worden dan gevolgd door de flits die
gebruikt wordt voor het opnemen van het beeld.
BELANGRIJK!
Merk de volgende punten op voor rode ogen-effect
vermindering.
• De functie voor de rode ogen-effect vermindering
werkt niet tenzij de mensen in beeld direct naar de
camera kijken tijdens de voorflits. Roep voordat u op
de sluiterontspanningstoets drukt naar de
onderwerpen zodat ze allen naar de camera kijken
terwijl het voorflitsen wordt uitgevoerd.
• De rode ogen-effect vermindering werkt niet goed als
de onderwerpen zich ver van de camera bevinden.
59
Page 60
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Flitsereenheid status
U kunt de huidige flitseenheid status opzoeken door de
sluiterontspanningstoets halverwege in te drukken en het
beeldscherm en de rode bedrijfsindicator te checken.
De indicator wordt
ook in het beeldscherm
getoond wanneer de
flitser klaar is om de
flitsen.
* Rode bedrijfsindicator
Wanneer de rode
bedrijfsindicator:
Klippert
Brandt
Betekent dat:
Dat de flitseenheid aan het opladen is
Dat de flitseenheid klaar is om te flitsen
Rode bedrijfsindicator
Veranderen van de flitssterkte instelling
Voer de volgende stappen uit om de flitssterkte instelling te
veranderen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab m.b.v. []
en [].
*
3.
Selecteer de “Flash Intensity” (flitsintensiteit)
m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste
instellingen te selecteren en druk daarna op
[SET].
Om dit te doen:
Flits met hoge intensiteit
Flits met normale intensiteit
Flits met lage intensiteit
• De flitsintensiteit verandert mogelijk niet wanneer het
onderwerp zich te ver van of te dicht bij de camera
bevindt.
Selecteer deze instelling:
Strong (Sterk)
Normal (Normaal)
Weak (Zwak)
60
Page 61
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Voorzorgsmaatregelen voor de flitser
Let erop dat uw vingers de
flitser niet blokkeren terwijl u
de camera vasthoudt.
Afdekken van de flitser zal het
effect grotendeels teniet doen.
• U kunt de gewenste resultaten mogelijk niet verkrijgen
met de flitser als het onderwerp zich te ver weg of juist te
dicht bij bevindt.
• De flitser heeft ergens tussen enkele seconden en 10
seconden nodig om zich volledig op te laden nadat hij
geflitst heeft. De werkelijke tijd hangt af van het
batterijniveau, de temperatuur en andere omstandigheden.
• De flitser flitst niet tijdens de filmfunctie (Movie). Dit wordt
aangegeven door (Flash Off - flitser uit) in het
beeldscherm.
• De flitsereenheid kan zich mogelijk niet geheel opladen
als de batterijspanning laag is. Als de batterijspanning
laag is, wordt dit aangegeven door (Flash Off - flitser
uit) in het beedscherm en wanneer de flitser niet goed
flitst hetgeen een slechte belichting van het beeld tot
gevolg zal hebben. Mochten dergelijk symptomen te
bespeuren zijn, laad dan de batterijen van de camera zo
snel mogelijk op.
Flitser
• Bij selectie de van rode ogen-effect verminderingsfunctie
() wordt de flitsintensiteit automatisch bijgesteld in
overeenstemming met de belichting. De flitser kan
mogelijk in het geheel niet flitsen wanneer het onderwerp
reeds helder verlicht is.
• Het gebruik van de flitser in combinatie met een andere
lichtbron (daglicht, TL-verlichting, enz.) kan leiden tot
abnormale beeldkleuren.
• Wanneer de flitser samen met groothoekzoom (pagina
56) of met de macrofunctie (pagina 68) gebruikt wordt,
kan het licht van de flitser geblokkeerd worden wat
ongewenste schaduwen kan veroorzaken op uw beeld.
Schaduwen zijn in het bijzonder merkbaar wanneer u de
flitser gebruikt samen met de macrofunctie.
61
Page 62
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Gebruiken van de zelfontspanner
Met de zelfontspanner kunt u een vertraging van 2
seconden of 10 seconden selecteren voordat de
sluiterontspanning plaatsvindt nadat u de
sluiterontspanningstoets indrukt. Met de drievoudige
zelfontspanner kunt u de zelfontspanner drie maal
achtereenvolgens laten werken om drie beelden op te
nemen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [] en [] om de “REC” (opname) tab
te selecteren.
3.
Gebruik [] en [] om de “Self-timer”
(zelfontspanner) te selecteren en druk
vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste
zelfontspannertijd te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
• Als “Off” (uit) in stap 4 wordt geselecteerd, is de
zelfontspanner uitgeschakeld.
62
Om dit te doen:
Specificeer een 10 seconden
zelfontspanner
Specificeer een 2 seconden
zelfontspanner
Specificeer een drievoudige
zelfontspanner
Schakel de zelfontspanner uit
• Met de drievoudige zelfontspanner neemt de camera
een serie van drie beelden op in de hieronder
beschreven volgorde.
1. De camera telt voor 10 seconden af en neemt
dan het eerste beeld op.
2. De camera bereidt zich voor om het volgende
beeld op te nemen. De hoeveelheid tijd benodigd
voor die voorbereiding hangt af van de huidige
“Size” (afmetingen) en “Quality” (kwaliteit)
instellingen, het type geheugen (ingebouwd of
een geheugenkaart) dat u gebruikt voor het
opslaan van het beeld en of de flitser al dan niet
opgeladen dient te worden.
3. Nadat de voorbereiding voltooid is, verschijnt
“1sec” op het beeldscherm en het volgende beeld
wordt dan 1 seconde later opgenomen.
4. De stappen 2 en 3 herhalen zich nogmaals om
het derde beeld op te nemen.
Selecteer deze
instelling:
10 sec
2 sec
X3
Off (uit)
Page 63
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
5.
Neem het beeld op.
• Bij indrukken van de
sluiterontspanningstoets
gaat de
zelfontspannerindicator
knipperen en de sluiter
ontspant zich nadat de
zelfontspanner het
aftellen heeft voltooid.
• U kunt het aftellen van de zelfontspanner op dat
moment stop zetten door op de
sluiterontspanningstoets te drukken terwijl de
zelfontspannerindicator aan het knipperen is.
OPMERKINGEN
• De “2 sec” instelling voor de zelfontspanner is het
beste voor het opnemen met een langzame
sluitersnelheid omdat het helpt bij het voorkomen
van vlekkerige beelden doordat de camera wordt
bewogen.
• Tijdens de drievoudige zelfontspanner verschijnt de
indicator “1sec” op het beeldscherm tussen de
opname van elk beeld om aan te geven dat er een
pauze van 1 seconde is tussen elk beeld dat wordt
opgenomen. De feitelijke hoeveelheid tijd die nodig
is tussen het opnemen van de beelden hangt echter
nauw samen met de huidige camera instellingen
voor “Size” (grootte) en “Quality” (kwaliteit) alsmede
van het type geheugen dat gebruikt wordt en of de
flitser al dan niet wordt gebruikt.
Zelfontspannerindicator
Specificeren van beeldgrootte en
beeldkwaliteit
U kunt de beeldgrootte en beeldkwaliteit specificeren voor
aanpassing aan het type beeld dat u aan het opnemen
bent.
Beeldgrootte specificeren
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [] en [] om de “REC” (opname) tab
te selecteren.
3.
Gebruik [] en [] om “Size” (afmetingen) te
selecteren en druk vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
• QV-R51
2560 x 1920: 2560 x 1920 beeldpunten
2560 x 1712 (3:2): 2560 x 1712 (3:2) beeldpunten
2048 x 1536: 2048 x 1536 beeldpunten
1600 x 1200: 1600 x 1200 beeldpunten
1280 x 960: 1280 x 960 beeldpunten
640 x 480: 640 x 480 beeldpunten
63
Page 64
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
• QV-R41
2304 x 1712:2304 x 1712 beeldpunten
2240 x 1680:2240 x 1680 beeldpunten
2240 x 1488 (3:2) :2240 x 1488 (3:2) beeldpunten
1600 x 1200:1600 x 1200 beeldpunten
1280 x 960:1280 x 960 beeldpunten
640 x 480: 640 x 480 beeldpunten
OPMERKINGEN
• Selecteer de “2560 x 1920” (QV-R51) of “2304 x
1712” (QV-R41) beeldgrootte wanneer u van plan
bent grote afdrukken te maken van de beelden of
wanneer u ze wilt gebruiken in applicaties waar een
hoge resolutie de hoogste prioriteit heeft.
• Selecteer de “640 x 480” beeldegrootte als u van
plan bent beelden bij te sluiten met e-mail
boodschappen of ze wilt gebruiken in applicaties
waar een het economisch gebruik van data de
hoogste prioriteit heeft.
• Door de “2560 x 1712 (3:2)” (QV-R51) of “2240 x
1488 (3:2)” (QV-R41) beeldgrootte te selecteren
worden beelden opgenomen met een 3:2 (verticaal :
horizontaal) breedte-hoogte verhouding, die optimaal
is voor het afdrukken op papier met een 3:2 breedtehoogte verhouding.
Beeldkwaliteit specificeren
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Gebruik [] en [] om de “REC” (opname) tab
te selecteren.
3.
Gebruik [] en [] om “Quality” (kwaliteit) te
selecteren en druk vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Om dit te verkrijgen:
Bijzonder hoge kwaliteit maar grote
bestandsgrootte
Normale kwaliteit
Kleine bestandsgrootte maar lage
kwalteit
64
Selecteer deze
instelling:
Fine (fijn)
Normal (normaal)
Economy
(economisch)
Page 65
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
OPMERKING
• Gebruik de “Fine” (fijn) instelling wanneer de
beeldkwaliteit uw grootste prioriteit is en de
bestandsgrootte ondergeschikt is. Omgekeerd als uw
grootste prioriteit de bestandsgrootte is en de
beeldkwaliteit secundair, gebruik dan de “Economy”
(economisch) instelling.
BELANGRIJK!
• De werkelijke bestandsgrootte hangt af van het type
beeld dat u opneemt. Dat betekent dat de resterende
beeldcapaciteit die in het beeldscherm aangegeven
wordt niet precies klopt (pagina 28, 180).
65
Page 66
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Dit hoofdstuk beschrijft de andere indrukwekkende
kenmerken en functies die beschikbaar staan voor het
opnemen.
Selecteren van de scherpstelfunctie
U kunt vier verschillende scherpstelfuncties selecteren:
Auto Focus (autofocus = automatisch scherpstellen), Macro
(groothoek), Infinity (oneindig) en Manual (handmatig).
1.
Druk [] ( ) in tijdens
de opnamefunctie (REC).
• Telkens bij indrukken van []
( ) wordt naar de
volgende instelling van de
scherpstelfunctie doorgegaan
in een oneindige lus zoals
hieronder aangegeven.
Scherpstelfunctie indicator
[] ( )
66
Om de camera in te stellen om dit te
doen:
Automatisch scherpstellen (Autofocus)
Close-up scherpstelling uitvoeren (Macro)
Scherpstellen op oneindig (oneindig)
Met de hand scherpstellen
(handmatig scherpstellen)
Selecteer deze
instelling:
Geen
MF
Page 67
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
1200
1600
NORMAL
99
24
12
58
1 / 1000
F2.6
Gebruik van autofocus
In het Engels betekent het woord “focus” scherpstellen, dus
Auto Focus betekent automatisch scherpstellen - we zullen
in deze gebruiksaanwijzing echter de technische term
“autofocus” aanhouden. Werking van autofocus begint
wanneer u de sluiterontspanningstoets halverwege indrukt.
Het bereik van autofocus is als volgt.
Bereik: Ca. 60cm – ∞
1.
Houd [] ( ) ingedrukt totdat de
focusindicator uit de display is verdwenen.
2.
Voer compositie van
het beeld zodanig uit
dat hoofdonderwerp
zich binnen het
scherpstelkader
bevindt en druk
vervolgens de
sluiterontspanningstoets
halverwege in.
• U kunt controleren of op
het beeld scherpgesteld is
door het scherpstelkader
en de groene
bedrijfsindicator te
bekijken.
U kunt de volgende procedure gebruiken om het
autofocusbereik te veranderen tijdens de autofocusfunctie
en de macrofunctie. Merk op dat de configuratie van het
IN
scherpstelkader verandert in overeenstemming met het
door u geselecteerde autofocusbereik.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer “AF Area” (autofocusbereik) op de
“REC” (opname) tab en druk vervolgens op
[].
3.
Gebruik [] en [] om het gewenste
autofocus kader te selecteren en druk daarna
op [SET].
67
Page 68
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Voor dit type autofocusbereik:
Bijzonder beperkt bereik in het midden
van het scherm.
• De instellingen werken goed met
scherpstelvergrendeling (pagina 70).
Automatische keuze van het
scherpstelbereik waar het onderwerp zich
het dichtst bij de camera bevindt.
• Bij deze stand verschijnt er op het
beeldscherm eerst een scherpstelkader
met zeven scherpstelpunten. Wanneer u
de sluiterontspanningstoets halverwege
indrukt, kiest de camera automatisch het
scherpstelpunt waar het onderwerp zich
het dichtst bij de camera bevindt en op
dat punt verschijnt ook een
scherpstelkader.
• Deze instelling werkt goed voor het
maken van groepfoto’s.
Selecteer deze
instelling:
Spot
(puntmeten)
Multi
(multipatroon
meting)
• Spot (puntmeten)• Multi (multipatroon meting)
ScherpstelkaderScherpstelkader
Gebruik van de macrofunctie
De macrofunctie laat u automatisch scherpstellen op closeup onderwerpen. Het automatische scherpstellen begint
wanneer u de sluiterontspanningstoets halverwege indrukt.
Het bereik van het scherpstelbereik van de macrofunctie is
als volgt.
• Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn
identiek aan wat u doet tijdens de autofocus functie.
• U kunt controleren of op het beeld scherpgesteld is
door het scherpstelkader en de groene
bedrijfsindicator te bekijken. De aanduidingen van
het scherpstelkader en de groene bedrijfsindicator
zijn hetzelfde als bij de autofocus functie.
BELANGRIJK!
• Tijdens de macrofunctie is het optische zoombereik
1X – 1,2X.
68
Page 69
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruik van de oneindig-functie
Gebruik deze functie voor het opnemen van landschappen
en van andere beelden die zich op grote afstand bevinden.
Met de handmatige scherpstelfunctie kunt u met de hand
op een beeld scherpstellen. Hieronder volgen de
scherpstelbereiken tijdens de groothoekfunctie voor de
twee optische zoomfactoren.
Optische zoomfactor
1.
Houd [] ( )
1X
3X
Benadering van scherpstelbereik
10 cm tot oneindig (∞)
60 cm tot oneindig (∞)
ingedrukt totdat de
scherpstelfunctie
indicator “MF”
aangeeft.
• Op dit ogenblik verschijnt
er ook een kader in de
display om het gedeelte
van het beeld aan te
geven dat gebruikt wordt
voor handmatig
scherpstellen.
69
Kader
Page 70
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
1200
1600
NORMAL
99
24
12
58
1 / 1000
F2.6
2.
Terwijl u het beeld via
het beeldscherm
bekijkt, gebruikt u []
en [] om scherp te
stellen.
Handmatige scherpstelstand
Om dit te doen:
Stel scherp van het onderwerp weg
Stel scherp op het voorwerp
• Door op [] of [] te drukken zal het gedeelte binnen
het kader in stap 1 het beeldscherm tijdelijk geheel
vullen om het scherpstellen te vergemakkelijken.
Enkele ogenblikken later zal het normale beeld
opnieuw verkregen worden.
3.
Neem het beeld op.
BELANGRIJK!
• Tijdens de handmatige scherpstelfunctie stellen de
[] en [] toetsen scherp zelfs als u toetsaanpassing
gebruikt om andere functie aan deze toetsen toe te
wijzen (pagina 91).
Doe dit:
Druk op [].
Druk op [].
Gebruik van de scherpstelvergrendeling
Scherpstelvergrendeling is een techniek die u kunt
gebruiken om scherp te stellen op een onderwerp dat zich
niet binnen het scherpstelkader bevindt terwijl u een beeld
aan het opnemen bent. U kunt scherpstelvergrendeling
gebruiken tijdens de autofocus functie en tijdens de
macrofunctie ( ).
1.
Voer de compositie
van het beeld op het
beeldscherm zodanig
uit dat het
hoofdonderwerp zich
binnen het scherpstelkader bevindt en
druk vervolgens de
Scherpstelkader
sluiterontspanningstoets
halverwege in.
• U kunt controleren of op het beeld scherpgesteld is
door het scherpstelkader en de groene
bedrijfsindicator te bekijken. De aanduidingen van
het scherpstelkader en de groene bedrijfsindicator
zijn hetzelfde als bij de autofocus functie.
1600
NORMAL
1 / 1000
0303/1212/24
12
1200
F2.6
:
99
IN
58
70
Page 71
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
1200
1600
NORMAL
99
24
12
58
1 / 1000
F2.6
2.
Houd de
sluiterontspanningstoets
halverwege ingedrukt
en voer
hercompositie van
het beeld uit zoals u
dat schikt.
• Hierdoor wordt het scherpstellen vergrendeld op het
onderwerp dat zich op dat moment in het
scherpstelkader bevindt.
3.
Wanneer u nu hercompositie van het beeld
naar wens uitgevoerd heeft, druk de
sluiterontspanningstoets geheel in om het op
te nemen.
• Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn
identiek aan wat u doet tijdens de autofocus functie.
OPMERKING
• Door de scherpstelling te vergrendelen wordt de
belichting ook vergrendeld.
1200
1600
NORMAL
1 / 1000
F2.6
0303/1212/24
:
12
99
IN
Belichtingscompensatie (EV verschuiving)
De belichtingscompensatie laat u de belichtingsinstelling
(EV waarde) met de hand veranderen voor aanpassing aan
de belichting van het onderwerp. Deze functie helpt u bij
het verkrijgen van betere resultaten bij het opnemen van
58
onderwerpen met tegenlicht, een sterk verlicht onderwerp
binnenshuis of een onderwerp tegen een donkere
achtergrond.
Selecteer de “REC”
(opname) tab,
selecteer “EV Shift”
(EV verschuiving) en
druk dan op [].
Belichtingscompensatiewaarde
71
Page 72
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
3.
Gebruik [] en [] om
de belichtingscompensatiewaarde te
veranderen en druk
vervolgens op [SET].
• Door op [SET] te drukken
wordt de aangegeven
waarde geregistreerd.
Omhoog:Verhoogt de EV waarde. Een hogere EV waarde
wordt het beste gebruikt voor lichtgekleurde
onderwerpen en onderwerpen met tegenlicht.
Omlaag: Verlaagt de EV waarde. Een lagere EV waarde
wordt het beste gebruikt voor donker-gekleurde
onderwerpen en voor het opnemen buiten op een
heldere dag.
EV waarde
72
• Om de belichtingscompensatie te annuleren dient u
de waarde bij te stellen tot 0.0.
4.
Neem het beeld op.
BELANGRIJK!
• Bij het opnemen onder bijzonder donkere of juist
lichte omstandigheden kunt u mogelijk geen
bevredigende resultaten verkrijgen ook al gebruikt u
belichtingscompensatie.
OPMERKINGEN
• Bij uitvoeren van een EV verschuiving zal de functie
automatisch overschakelen naar centrumgeoriënteerd meten. Terugstellen van de EV
verschuivingswaarde naar 0.0 zal de meetfunctie
terugschakelen naar multi-patroon meten.
• U kunt toetsaanpassing (pagina 91) gebruiken om de
camera te configureren om belichtingscompensatie
uit te voeren telkens wanneer u op [] of [] drukt
tijdens de opnamefunctie (REC).
Page 73
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Bijstellen van de witbalans
De golflengte van het licht dat geproduceerd wordt door de
verschillende lichtbronnen (zonlicht, gloeilamp, enz.) kan
de kleur beïnvloeden van het onderwerp dat wordt
opgenomen. Met de witbalans kunt u kunt u bijstellingen
maken om te compenseren voor de verschillende types
verlichting om zo de kleuren van een beeld natuurlijker te
maken.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC”
(opname) tab,
selecteer “White
Balance” (witbalans)
en druk op [].
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Tijdens opnemen onder deze
omstandigheden:
Normale omstandigheden
Verlichting buiten
Schaduw
Gloeilamp (roodachtige gloed)
TL verlichting (groenachtige gloed)
Moeilijke verlichting die handmatige
bediening vereist (Zie “Handmatig
bijstellen van de witbalans”).
OPMERKINGEN
• Bij selecteren van “Manual” (handmatig) verandert
de witbalans naar de instellingen die de laatste maal
verkregen werden dat de witbalans handmatig
ingesteld werd.
• U kunt de toetsaanpassingsfunctie (pagina 91)
gebruiken om de camera zodanig te configureren
zodat de witbalansinstelling verandert wanneer u op
[] of [] drukt terwijl de opnamefunctie (REC)
ingeschakeld is.
Selecteer deze
instelling:
Auto (automatisch)
Manual (handmatig)
73
Page 74
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Handmatig bijstellen van de witbalans
Onder sommige lichtbronnen kan de automatische
witbalans met de “Auto” (automatische witbalans) functie
veel tijd kosten tot deze voltooid is. Daarnaast is het bereik
van de automatische witbalans (kleurtemperatuurbereik)
beperkt. De handmatige witbalans helpt te garanderen dat
kleuren juist worden opgenomen bij een bepaalde
lichtbron.
Merk op dat u handmatige witbalans dient uit te voeren
onder dezelfde omstandigheden als wanneer u
daadwerkelijk aan het opnemen bent. U dient ook een wit
stuk papier of een dergelijk voorwerp bij de hand te hebben
om handmatige witbalans uit te voeren.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer
vervolgens “White Balance” (witbalans) en
druk daarna op [].
3.
Gebruik [] en [] om
“Manual” (handmatig)
te selecteren.
• Hierdoor verschijnt het
voorwerp dat u het laatst
gebruikte voor het
instellen van de
handmatige witbalans op
het beeldscherm.
74
4.
Richt de camera op een wit stuk papier of een
soortgelijk voorwerp onder dezelfde
lichtomstandigheden waarvoor u de witbalans
in wilt stellen en druk vervolgens op de
sluiterontspanningstoets.
Een wit stuk papier
• Hierdoor wordt de procedure voor het bijstellen van
de witbalans gestart. Als deze procedure voltooid is,
verschijnt de boodschap “Complete” op het
beeldscherm.
• Bij flauwe verlichting of als de camera op een donker
gekleurd onderwerp wordt gericht tijdens het uitvoeren
van de witbalansinstelling kan deze procedure tot
voltooiing een lange tijd in beslag nemen.
5.
Druk op [SET].
• Dit registreert de witbalansinstellingen en keert terug
naar de opnamefunctie (REC).
Page 75
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruiken van de BESTSHOT functie
Door één van de 21 BESTSHOT achtergronden te
selecteren wordt de camera automatisch klaar gemaakt
voor het opnemen van een soortgelijk beeld.
■ Voorbeeld achtergronden
• Portret• Landschap
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer
“REC Mode” (opnamefunctie) en druk
vervolgens op [].
3.
Gebruik [] en [] om
“ BESTSHOT” te
selecteren en druk
vervolgens op [SET].
• Hierdoor wordt de
BESTSHOT functie
ingeschakeld en een
voorbeeld achtergrond
getoond.
• Nachtdècor• Avondportret
75
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste voorbeeld
achtergrond te selecteren en druk vervolgens
op [SET].
5.
Neem het beeld op.
Page 76
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
BELANGRIJK!
• Voorbeelddécor nummer 4 is een Coupling Shot
(combinatieshot) décor (pagina 79) terwijl
voorbeelddécor nummer 5 een Pre-shot
(vooropname) décor (pagina 81) is.
• BESTSHOT achtegronden werden niet met deze
camera opgenomen. Ze dienen enkel als voorbeeld.
• De beelden die u opneemt met een BESTSHOT
achtergrond kunnen mogelijk niet de verwachte
resultaten opleveren. Dit kan o.a. komen door de
omstandigheden tijdens het opnemen en talloze
andere factoren.
• Na selecteren van een BESTSHOT décor kunt u na
een ander décor overstappen m.b.v. [] en [] om
door de beschikbare décors te bladeren. Druk op
[SET] wanneer het getoonde décor wilt gebruiken.
• U kunt de instellingen van de camera veranderen die
u gemaakt had bij het selecteren van een
BESTSHOT scène. Merk echter op dat de default
waarden van de BESTSHOT instellingen altijd
opnieuw worden verkregen wanneer u een andere
BESTSHOT scène selecteert, van opnamefunctie
verandert of de camera uitschakelt.
• Ruisonderdrukking vindt automatisch plaats wanneer
u een nachtscène, vuurwerk of een ander beeld
opneemt dat een langzame sluitertijd vereist. Dat is
de reden waarom het langer duurt om beelden op te
nemen bij een langzame sluitersnelheid.
OPMERKING
• U kunt de toetsaanpasfunctie (pagina 91) gebruiken
om de camera te configureren om de BESTSHOT
functie in te schakelen telkens wanneer u op de []
of [] toets drukt tijdens de opnamefunctie (REC).
Aanwijzingen voor het
gebruik en het op dat
moment geselecteerde
BESTSHOT dècor
verschijnen gedurende
ongeveer twee seconden
in de display nadat u op
deze manier de
BESTSHOT functie
ingeschakeld heeft of als
de BESTSHOT functie
reeds ingeschakeld is op
het moment dat u de
camera inschakelt.
76
Page 77
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Creëren van uw eigen BESTSHOT instelling
U kunt de onderstaande procedure gebruiken om een
instelling van een door u opgenomen beeld op te slaan om
dat beeld later weer op te roepen wanneer u het nodig
heeft. Bij oproepen van een instelling die u eerder heeft
opgeslagen zal de camera automatisch weer zo worden
ingesteld.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer
“REC Mode” (opnamefunctie) en druk
vervolgens op [].
3.
Gebruik [] en [] om “ BESTSHOT” te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
• Hierdoor wordt de BESTSHOT functie ingeschakeld
en een voorbeeld achtergrond getoond.
4.
Gebruik [] en []
om “Register User
Scene”
(gebruikersinstelling
registreren) te
selecteren.
5.
Druk op [SET].
6.
Gebruik [] en [] om
het beeld te tonen dat
u wilt registreren als
een BESTSHOT
achtergrond.
7.
Gebruik [] en [] om
“Save” (opslaan) te
selecteren en druk
vervolgens op [SET].
• Hierdoor wordt de
instelling geregistreerd.
• Nu kunt u de procedure
op pagina 75 gebruiken
om uw gebruikersinstelling te selecteren voor het
maken van een opname.
BELANGRIJK!
• Instellingen die u registreerde als BESTSHOT
voorbeeld achtergronden bevinden zich na de
ingebouwde voorbeeld achtergronden.
77
Page 78
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
• Het beeldscherm in stap 4 van de procedure op
pagina 77 geeft de tekst “Register User Scene”
(gebruikersinstelling registreren) aan wanneer een
BESTSHOT functie gebruikersinstelling
wordtopgeroepen.
• Merk op dat het formatteren van het ingebouwde
geheugen (pagina 135) alle BESTSHOT
gebruikersinstellingen uitwist.
OPMERKINGEN
• Hieronder volgen de instellingen die zich bevinden
onder de BESTSHOT gebruikersinstellingen.
Focusfunctie, EV verschuivingswaarde, filterfunctie,
meetfunctie, witbalansfunctie, flitsintensiteit,
scherpte, verzadiging, contrast, flitsfunctie en ISO
gevoeligheid.
• Merk op dat enkel beelden die opgenomen worden
met deze camera kunnen worden gebruikt om een
BESTSHOT gebruikersinstelling te creëren.
• U kunt op hetzelfde moment maximaal 999
BESTSHOT gebruikersinstellingen hebben in het
ingebouwde geheugen van de camera.
• U kunt de huidige instelling van een achtergrond
controleren door verschillende instelmenu’s te tonen.
• Wanneer u een BESTSHOT gebruikersinstelling
registreert wordt daaraan automatisch een
bestandnaam toegewezen waarbij één van de
onderstaande formaten wordt gebruikt, afhankelijk
van het cameramodel.
■ Wissen van een BESTSHOT functie
gebruikersinstelling
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer
“REC Mode” (opnamefunctie) en druk
vervolgens op [].
3.
Gebruik [] en [] om “ BESTSHOT” te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
• Hierdoor wordt de BESTSHOT functie ingeschakeld
en een voorbeeld achtergrond getoond.
4.
Gebruik [] en [] om de gebruikersinstelling
te tonen die u wilt uitwissen.
5.
Druk op [] ( ) om de gebruikersinstelling
te wissen.
• U kunt een gebruikersinstelling ook wissen m.b.v. uw
computer door het betreffende bestand in de
“SCENE” (décor) map in het camerageheugen te
wissen (pagina 153).
78
Page 79
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Combineren van shots van twee mensen tot een
enkel beeld (Coupling Shot (combinatieshot))
De Coupling Shot (combinatieshot) functie stelt u in staat
om beelden op te nemen van twee mensen en die dan te
combineren tot een enkel beeld. Dit maakt het mogelijk om
uzelf in een groep te plaatsen zelfs als er niemand in de
buurt is om dat beeld voor u op te nemen. Coupling Shot
(Combinatieshot) is beschikbaar tijdens de BESTSHOT
functie (pagina 75).
• Gecombineerde
beelden
• Eerste
beeld
• Tweede
beeld
Dit is het deel
van het beeld
waarbij de
persoon die het
eerste beeld
opneemt, niet
zelf in beeld is.
Let erop dat de
achtergrond van
het beeld correct
aansluit en neem
het beeld op van
de persoon die
het eerste beeld
opnam.
79
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer
“REC Mode” (opnamefunctie) en druk
vervolgens op [].
3.
Gebruik [] en [] om “ BESTSHOT” te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
4.
Gebruik [] en [] om “Coupling Shot”
(combinatieshot) te selecteren en druk
vervolgens op [SET].
Page 80
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
5.
Lijn eerst het
scherpstelkader in het
beeldscherm uit met
het onderwerp dat u
aan de linkerkant van
het beeld wilt.
• Terwijl “Coupling Shot”
(combinatiefoto)
geselecteerd is, zal de
instelling voor “AF Area”
(autofocusbereik)
(pagina 67) automatisch
overschakelen naar
“Spot” (puntmeten).
6.
Druk op de sluiterontspanningstoets om de
Scherpstelkader
linkerkant van het beeld op te nemen.
• De instellingen voor de scherpstelling, de belichting,
de witbalans, de zoom en de flitser zijn bij dit type
beeld vastgezet (onveranderbaar).
80
7.
Lijn vervolgens het
scherpstelkader uit
met het onderwerp
dat u aan de
rechterkant van het
beeld wilt en let er
daarbij op dat de
achtergrond van deze
Halfdoorzichtige beeld
opname uitgelijnd is
met de achtergrond van het halfdoorzichtige
beeld van het eerste beeld dat op het
beeldscherm wordt getoond.
• Wanneer [MENU] ingedrukt wordt op welk moment
dan ook na stap 5 van de bovenstaande procedure,
zal dit het eerste beeld annuleren en wordt
teruggekeerd naar stap 5.
8.
Is alles dan goed uitgelijnd, neem dan de
rechterkant van het beeld op.
BELANGRIJK!
• De Coupling Shot (combinatiefoto) functie gebruikt
het geheugen tijdelijk om data in op te slaan. U kunt
mogelijk een foutlezing krijgen tijdens de Coupling
Shot functie als er niet genoeg bestandgeheugen
beschikbaar is om de vereiste data op te slaan.
Mocht dit het geval zijn, wis dan beelden uit die u
niet langer nodig heeft en probeer het nogmaals.
Page 81
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Opnemen van een onderwerp over een bestaand
achtergrondbeeld (Pre-shot (vooropname))
De Pre-shot (vooropname) functie helpt bij het verkrijgen
van de gewenste achtergrond zelfs als u iemand anders
moet vragen om het beeld voor u op te nemen. In principe
is Pre-shot (vooropname) een tweestaps procedure.
1. U stelt de compositie voor de gewenste achtergrond
samen en drukt op de sluiterontspanningstoets waardoor
een half-doorzichtig beeld van de achtergrond op het
beeldscherm blijft staan.
2. Vraag dan iemand om een foto van u te maken met de
oorspronkelijke achtergrond en vertel hem om de
compositie van het beeld te maken m.b.v. het halfdoorzichtige beeldscherm als gids.
• De camera slaat enkel het beeld op dat in stap 2
geproduceerd wordt.
• De achtergrond kan iets afwijken van die u in stap 1
samengesteld had afhankelijk van hoe de compositie
van het beeld in stap 2 wordt gemaakt.
Merk op dat de Pre-shot (vooropname) functie enkel
beschikbaar is tijdens de BESTSHOT functie (pagina 75).
• Zet de achtergrond stil op
het beeldscherm.
• Neem het beeld op m.b.v.
de achtergrond in het
beeldscherm als gids.
• Hierdoor wordt het beeld
opgenomen.
81
Page 82
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer
“REC Mode” (opnamefunctie) en druk
vervolgens op [].
3.
Gebruik [] en [] om “ BESTSHOT” te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
4.
Gebruik [] en [] om “Pre-shot” te
selecteren en druk vervolgens op [SET].
5.
Zet de achtergrond stil op het beeldscherm.
• Hoewel een halfdoorzichtig beeld van de
achtergrond in het beeldscherm verschijnt in stap 6
wordt het achtergrondbeeld op dit moment niet in het
geheugen vastgelegd.
• De instellingen voor de scherpstelling, de belichting,
de witbalans, de zoom en de flitser zijn bij dit type
beeld vastgezet (onveranderbaar).
6.
Lijn vervolgens het
scherpstelkader uit
met het onderwerp en
voer daarbij
compositie uit van
het onderwerp tegen
de halfdoorzichtige
achtergrond die op
het beeldscherm te
zien is.
• Wanneer [MENU] ingedrukt wordt op welk moment
dan ook na stap 4 van de bovenstaande procedure,
zal dit het achtergrondbeeld annuleren en wordt
teruggekeerd naar stap 5.
7.
Neem het beeld op als alles correct uitgelijnd
is.
• Dit neemt het beeld op waarvan de compositie in
stap 6 op het beeldscherm werd gemaakt. Het
achtergrondbeeld dat ter referentie werd gebruikt,
wordt niet opgenomen.
Halfdoorzichtige beeld
82
Page 83
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruiken van de filmfunctie
U kunt filmpjes opnemen van maximaal 60 seconden.
• Bestandsformaat: AVI
Het AVI formaat voldoet aan het Motion JPEG formaat
dat wordt verbreid door de Open DML groep.
• Beeldgrootte: 320 x 240 beeldpunten
• Filmbestand grootte: ca. 150KB/seconde
• Maximale filmlengte
— Eén filmpje: 60 seconden
— Totale filmtijd: 60 seconden met het ingebouwde
geheugen; 410 seconden met de 64MB SD
geheugenkaart
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer
“REC Mode” (opnamefunctie) en druk op [].
3.
Gebruik [] en [] om
Resterende capaciteit
“ Movie” (=film) te
selecteren en druk
vervolgens op [SET].
• De “Resterende
capaciteit” toont hoeveel
60 seconden filmpjes nog
in het geheugen kunnen
worden opgenomen.
4.
Richt de camera op het
Resterende opnametijd
Filmopname indicator
onderwerp en druk
daarna op de
sluiterontspanningstoets.
• De filmopname duurt 60
seconden of totdat u de
opname stopt door
nogmaals op de
sluiterontspanningstoets
te drukken.
• De resterende opnametijd wordt afgeteld op het
beeldscherm terwijl u aan het opnemen bent.
83
Page 84
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
• Het filmbestand wordt in het geheugen opgeslagen
wanneer een filmopname voltooid is.
• Gebruik om het opslaan van een filmbestand te
annuleren [] om “Delete” (wissen) te selecteren
terwijl het opslaan wordt uitgevoerd en druk
vervolgens op [SET].
BELANGRIJK!
• De flitser flitst niet tijdens de filmfunctie.
Gebruiken van het histogram
U kunt de [DISP] toets gebruiken voor het tonen van een
histogram op het beeldscherm. Het histogram stelt u in staat
de belichtingsomstandigheden te controleren tijdens het
opnemen van beelden (pagina 31). U kunt ook het histogram
van een opgenomen beeld tonen tijdens de weergavefunctie
(PLAY).
Histogram
Een histogram is een grafiek die de helderheid van een beeld
voorstelt uitgedrukt in het aantal beeldpunten. De vertikale as
stelt het aantal beeldpunten voor terwijl de horizontale as de
helderheid aangeeft. U kunt het histogram gebruiken om te
bepalen of een beeld schaduwen (linker kant), middenbereik
tonen (midden) en verlichting (rechts) omvat om voldoende
beelddetail tot uitdrukking te brengen. Mocht het histogram er
om de één of andere reden te éénzijdig uit zien, dan kunt u
de EV verschuiving (belichtingscompensatie) gebruiken om
de balans naar links of rechts te bewegen en zo een betere
balans te verkrijgen. Optimale belichting kan worden
verkregen door de belichting te corrigeren zodat de grafiek
zo veel mogelijk rond het midden is geconcentreerd.
84
Page 85
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
• Neigt het histogram te veel
naar links, dan betekent dit dat
er te veel donkere beeldpunten
zijn. Dit type histogram is het
resultaat van een beeld dat in
het algemeen te donker is. De
donkere gedeelten van het
beeld kunnen zelfs verduisterd
worden als het histogram te
ver naar links toe neigt.
• Neigt het histogram te veel
naar rechts, dan betekent dit
dat er te veel lichte
beeldpunten zijn. Dit type
histogram is het resultaat van
een beeld dat in het algemeen
te licht is. De lichte gedeelten
van het beeld kunnen zelfs
geheel wit worden als het
histogram te ver naar rechts
toe neigt.
• Een histogram dat in het
midden geconcentreerd is
duidt op een goede verdeling
van lichte en donkere
beeldpunten. Dit type
histogram is het resultaat van
een beeld dat over het geheel
genomen een optimale
helderheid heeft.
BELANGRIJK!
• Merk op dat het bovenstaande histogram enkel als
toelichting wordt verstrekt. Het is mogelijk is dat u
voor een bepaald onderwerp niet precies deze
vormen kunt verkrijgen.
• Een op het midden geconcentreerd histogram is
geen garantie voor optimale belichting. Het
opgenomen beeld kan overbelicht of onderbelicht
zijn zelfs als het histogram rond het midden is
geconcenteerd.
• U kunt mogelijk geen optimale histogramconfiguratie
verkrijgen door de beperkingen van de
belichtingscompensatie.
• Het gebruik van de flitser alsmede bepaalde opname
omstandigheden kunnen er de oorzaak van zijn dat
het histogram een belichting aangeeft die afwijkt van
de feitelijke belichting van het beeld ten tijde van de
opname.
• Deze histogram verschijnt niet wanneer u de
Coupling Shot functie gebruikt (pagina 79).
85
Page 86
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Camera instellingen van de
opnamefunctie (REC)
Volgend zijn de instellingen die u kunt maken voordat u
een beeld opneemt m.b.v. een opnamefunctie (REC).
• ISO gevoeligheid
• Meten
• Kleurfiltratie
• Verzadiging
• Contrast
• Scherpte
OPMERKING
• U kunt ook de hieronder beschreven instellingen
configureren. Zie de referentiepagina’s voor nadere
informatie.
Gebruik de volgende procedure om de ISO
gevoeligheidsinstelling te selecteren die het beste past bij
het type beeld dat u opneemt.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
86
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer
“ISO” en druk daarna op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en
[] en druk vervolgens op [SET].
• QV-R51
Om dit te verkrijgen:
Voldoet aan ISO 50
Voldoet aan ISO 100
Voldoet aan ISO 200
Voldoet aan ISO 400
Automatische gevoeligheidsselectie
• QV-R41
Om dit te verkrijgen:
Voldoet aan ISO 64
Voldoet aan ISO 125
Voldoet aan ISO 250
Voldoet aan ISO 500
Automatische gevoeligheidsselectie
BELANGRIJK!
• Door de ISO gevoeligheid te verhogen kan statische
elektriciteit op een beeld verschijnen. Selecteer de
gevoeligheidsinstelling die de nodig is voor de opname.
• Het gebruik van een hoge gevoeligheid in combinatie
met de flitser kan er bij het opnemen van een
onderwerp dichtbij toe leiden dat het onderwerp
onjuist belicht wordt.
Selecteer deze instelling:
ISO 50
ISO 100
ISO 200
ISO 400
Auto (automatisch)
Selecteer deze instelling:
ISO 64
ISO 125
ISO 250
ISO 500
Auto (automatisch)
Page 87
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Selecteren van de meetfunctie
Gebruik de volgende procedure om multi-patroon meten,
puntmeten of centrum-georiënteerd meten als
meetmethode te specificeren.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer
“Metering” (meten) en druk op [].
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Multi (Multi-patroon meten):
Multi-patroon meten verdeelt het beeld in
raster onderdelen en meet het licht bij
elke sectie voor een gebalanceerde
belichtingaflezing. De camera bepaalt
automatisch de opname omstandigheden
in overeenkomst met de gemeten
lichtpatronen en stelt de
belichtingsinstelling daarmee in
overeenkomst af. Dit type meten voorziet
u van foutvrije belichtingsinstellingen
voor een groot bereik aan opname
omstandigheden.
Center weighted (Centrum-georiënteerd meten):
Centrum-georiënteerd meten concentreert
zich op het midden van het
scherpstelkader en meet het licht daar.
Gebruik deze meetmethode als u wat
controle wilt uitoefenen over de belichting zonder de
instellingen geheel over te laten aan de camera.
Spot (Puntmeten):
Puntmeten neemt aflezingen van een
bijzonder beperkt gebied. Gebruik deze
meetmethode wanneer u de belichting
ingesteld wilt hebben op de helderheid van
een bepaald onderwerp zonder te worden beïnvloed
door omringende omstandigheden.
BELANGRIJK!
• Als “Multi” (multi-patroon meten) als meetmethode
wordt geselecteerd, kunnen bepaalde procedures de
instelling voor de meetfunctie automatisch
veranderen zoals hieronder beschreven.
• Door de belichtingscompensatie instelling (pagina
71) te veranderen naar een waarde anders dan 0.0
verandert de meetfunctie naar “Center Weighted”
(centrum-georiënteerd meten). Als u de de
belichtingscompensatie instelling terugverandert
naar 0.0 zal de meetfunctie ook terugveranderen
naar “Multi” (multi-patroon meten).
87
Page 88
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Gebruiken van de filterfunctie
Met de filterfunctie van de camera kunt u de kleurtoon van
een beeld veranderen tijdens het opnemen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer
“Filter” (filter) en druk daarna op [].
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
• De volgende filterinstelling staan tot de beschikking:
Off (Uit), B/W (zwart/wit), Sepia, Red (rood), Green
(groen), Blue (blauw), Yellow (geel), Pink (roze),
Purple (paars)
BELANGRIJK!
• Door de filterfunctie van de camera te gebruiken
wordt hetzelfde resultaat geproduceerd als het
monteren van een kleurfilter op de lens.
Specificeren van kleurverzadiging
Gebruik de volgende procedure om de gevoeligheid te
regelen van het beeld dat u opneemt.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer
“Saturation” (verzadiging) en druk daarna op
[].
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Hoge kleurenverzadiging (intensiteit)
Normale kleurenverzadiging (intensiteit)
Lage kleurenverzadiging (intensiteit)
88
Selecteer deze
instelling:
High (hoog)
Normal (normaal)
Low (laag)
Page 89
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Specificeren van het contrast
Gebruik de volgende procedure om het relatieve verschil
tussen de lichte delen en de donkere delen te regelen van
het beeld dat u opneemt.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer
“Contrast” (contrast) en druk daarna op [].
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Hoog contrast
Normaal contrast
Laag contrast
Selecteer deze instelling:
High (hoog)
Normal (normaal)
Low (laag)
Speciferen van de contourscherpte
Gebruik de volgende procedure om de scherpte van de
contouren in het beeld te regelen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer
“Sharpness” (scherpte) en druk daarna op
[].
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Hoge scherpte
Normale scherpte
Lage scherpte
Selecteer deze instelling:
Hard (hard)
Normal (normaal)
Soft (zacht)
89
Page 90
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
In- en uitschakelen van het in-beeld
raster
U kunt rasterlijnen op het beeldscherm verkrijgen om u te
helpen bij de compositie van beelden en om er zeker van
te zijn dat de camera tijdens het opnemen recht gehouden
wordt.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer
“Grid” (raster) en druk daarna op [].
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Toon het raster
Verberg het raster
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
In- en uitschakelen van beeldcontrole
Beeldcontrole laat een beeld zien op het beeldscherm
zodra u het opneemt. Gebruik de volgende procedure om
beeldcontrole in en uit te schakelen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op de
[MENU] toets.
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer
“Review” (controleren) en druk vervolgens op
[].
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Toon beelden op het beeldscherm
voor ongeveer een halve seconde
onmiddellijk nadat ze opgenomen zijn
Toon geen beelden onmiddellijk nadat
ze opgenomen zijn
Selecteer deze
instelling:
On (aan)
Off (uit)
90
Page 91
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Toewijzen van functies aan de [] en []
toetsen
Een functie voor “toetsaanpassing” stelt u in staat de []
en [] toetsen te configureren zodat deze de camera
instellingen veranderen wanneer ze ingedrukt worden
tijdens de opnamefunctie (REC). Na het configureren van
de [] en [] toetsen kunt u de instellingen veranderen die
er aan zijn toegewezen zonder door het menuscherm te
lopen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “REC” (opname) tab, selecteer
“L/R Key” (linker/rechter toets) en druk
vervolgens op [].
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
91
Wanneer u deze functie wilt toewijzen
aan de [] en [] toetsen.
Opnamefunctie
• [ ] en [] gaan door de
opnamefunctie cyclus: Snapshot,
BESTSHOT (beste shot), Movie (film)
(pagina 170).
Belichtingscompensatie
• [ ] verlaagt de compensatie, []
verhoogt de compensatie (pagina 71).
Witbalansinstelling
• [ ] en [] gaan door de
witbalansinstellingen (pagina 73).
ISO gevoeligheid
• [ ] en [] gaan door de ISO
gevoeligheidsinstellingen (pagina 86).
Zelfontspannerfunctie
• [ ] en [] gaan door de
zelfontspannerinstellingen (pagina 62).
Geen functie toegewezen
Selecteer deze
instelling
REC Mode
(opnamefunctie)
EV Shift
(EV verschuiving)
White Balance
(witbalans)
ISO
(ISO gevoeligheid)
Self-timer
(zelfontspanner)
Off (uit)
OPMERKING
• De oorspronkelijke default instelling is “REC Mode”
(opnamefunctie).
Page 92
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Specificeren van de default instellingen
bij inschakelen van de spanning
Met het “functiegeheugen” van deze camera kunt u de
default instellingen bij inschakelen van de spanning
afzonderlijk instellen voor de opnamefunctie (REC), de
flitserfunctie, de scherpstelfunctie, de witbalansfunctie, de
ISO gevoeligheid, autofocusbereik, meetfunctie,
flitsintensiteit de digitale zoomfunctie en de handmatige
scherpstelstand en de zoompositie. Het inschakelen van
het functiegeheugen voor een bepaalde functie is een
boodschap aan de camera om de status te onthouden van
die functie wanneer u de camera uitschakelt om dezelfde
status opnieuw te verkrijgen wanneer de camera weer
ingeschakeld wordt. Wanneer het functiegeheugen
uitgeschakeld is, stelt de camera automatisch de
oorspronkelijke defaultinstellingen voor de betreffende
functie in die ingesteld waren in de fabriek.
De volgende tabel toont wat er gebeurt als u het
functiegeheugen voor elke functie in- of uitschakelt.
Functie
REC Mode
(opnamefunctie)
Flash (Flitser)
Focus (Scherpstellen)
White Balance
(Witbalans)
ISO
AF Area
(autofocusbereik)
Metering (meten)
Flash Intensity
(flitsintensiteit)
Digital Zoom
(Digitale zoom)
MF Position (MF stand)
Zoom Position
(Zoompositie)*
Aan
Instelling
wanneer de
camera
uitgeschakeld
is
Auto (Automatisch)
Auto (Automatisch)
Auto (Automatisch)
Auto (Automatisch)
Spot (puntmeten)
Multi (multipatroon meting)
Normal (normaal)
On (Aan)
Laatste autofocus stand
die van kracht was
voordat u
overschakelde op
handmatig scherpstellen
Wide Angel
(Breedhoek)
* Alleen de stand van de optische zoom wordt onthouden.
92
Uit
Snapshot
Page 93
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op
[MENU].
2.
Selecteer de “Memory” (geheugen) tab m.b.v.
[] en [].
3.
Selecteer het item dat u wilt veranderen
m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Schakel het functiegeheugen in
zodat de instellingen worden
herkregen bij inschakelen van
de spanning
Schakel het functiegeheugen
uit zodat de instellingen worden
teruggesteld bij inschakelen
van de spanning
BELANGRIJK!
• Merk op dat de instellingen van de BESTSHOT
functie voorrang krijgen over de instellingen van het
geheugen. Als u de camera dus uitschakelt tijdens
de BESTSHOT functie, dan zullen de flitserfunctie,
de witbalansfunctie en de ISO gevoeligheid
geconfigureerd zijn voor het BESTSHOT
voorbeelddécor wanneer u de camera opnieuw
inschakelt, ongeacht de aan/uit instelling van het
functiegeheugen.
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
• Als u de camera uitschakelt tijdens de filmfunctie, zal
de flitser uitgeschakeld zijn wanneer u de camera
opnieuw inschakelt, ongeacht de aan/uit instelling
van het functiegeheugen.
Terugstellen (reset) van de camera
Gebruik de volgende procedure om alle instellingen van de
camera terug te stellen (reset) tot hun oorspronkelijke
defaultwaarden zoals aangegeven bij “Menureferentie” op
pagina 170.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) of
weergavefunctie (PLAY) op [MENU].
2.
Selecteer de “Set Up” (instelling) tab,
selecteer “Reset” (terugstellen) en druk
daarna op [].
3.
Gebruik [] en [] om “Reset” (terugstellen)
te selecteren en druk vervolgens op [SET].
• Selecteer “Cancel” (annuleren) en druk op [SET] als
u deze procedure wilt annuleren zonder de camera
terug te stellen.
93
Page 94
WEERGAVE
WEERGAVE
U kunt het ingebouwde monitorscherm van de camera
gebruiken om beelden te bekijken nadat u ze heeft
opgenomen.
Elementaire weergavebediening
Gebruik de volgende procedure om door bestanden te
bladeren die in het geheugen van de camera opgeslagen
zijn.
1.
Druk op [] (PLAY) om de
camera in te schakelen.
• Hierdoor wordt de
weergavefunctie (PLAY)
ingeschakeld.
• Hierdoor verschijnt een beeld of
een boodschap (melding) op het
beeldscherm.
2.
Gebruik [] (voorwaarts) of [] (achterwaarts)
om door de bestanden te bladeren op het
beeldscherm.
[]
OPMERKINGEN
• Door [] of [] ingedrukt te houden wordt versneld
door de beelden gebladerd.
• Om sneller bladeren door de weergavebeelden
mogelijk te maken is het beeld dat aanvankelijk
verschijnt een controlebeeld met een ietwat lagere
kwaliteit dan het werkelijke weergavebeeld. Het
werkelijke weergavebeeld verschijnt even later na
het controlebeeld. Dit is niet van toepassing bij
beelden die gekopiëerd zijn van een andere digitale
camera.
94
Page 95
WEERGAVE
Inzoomen op het weergegeven beeld
Voer de volgende procedure uit om in te zoomen op het
beeld dat zich op dat moment op het beeldscherm.
Inzoomen kan tot maximaal vier maal de oorspronkelijke
grootte worden uitgevoerd.
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY)
[] en [] om het gewenste beeld te tonen.
2.
Schuif de
zoomregelaar naar
om het beeld te
vergroten.
• Dit toont een indicator die
de huidige zoomfactor
laat zien.
• U kunt heen en weer
schakelen tussen het
gezoomde beeld en het
normale beeld door
herhaaldelijk indrukken
van [DISP].
Huidige zoomfactor
3.
Verschuif het beeld d.m.v. [], [], [] en []
naar boven, naar beneden, naar links of naar
rechts.
4.
Druk op [MENU] om het beeld terug te
brengen naar de oorspronkelijke grootte.
BELANGRIJK!
• Een filmbeeld kan niet worden vergroot.
• Afhankelijk van de oorspronkelijke grootte van het
opgenomen beeld kan het niet mogelijk om tot vier
maal de oorspronkelijke grootte in te zoomen op een
beeld in de display.
95
Page 96
WEERGAVE
Afmetingen van een beeld heraanpassen
U kunt de volgende procedure gebruiken om een beeld te
veranderen naar één van de drie volgende afmetingen.
1600 x 1200 beeldpunten UXGA maat
1280 x 960 beeldpunten SXGA maat
640 x 480 beeldpunten VGA maat
• VGA is de optimale afmeting voor bijlagen aan e-mail
boodschappen of gebruik binnen webpagina’s.
1.
Druk tijdens een weergavefunctie (PLAY) op
[MENU].
2.
Selecteer de “PLAY”
(weergave) tab,
selecteer “Resize”
(afmetingen
heraanpassen) en
druk daarna op [].
3.
Gebruik [] of [] om door de beelden te
bladeren en dat beeld te tonen waarvan de
afmetingen heraangepast dienen te worden.
4.
Gebruik [] of [] om de gewenste instelling
te selecteren en klik dan op [SET].
Om dit te doen:
Heraanpassen tot
beeldpunten (UXGA)
Heraanpassen tot 1280 x 960
beeldpunten (SXGA)
Heraanpassen tot 640 x 480
beeldpunten (VGA)
Heraanpassen annuleren
1600x1200
Selecteer deze instelling:
1600x1200
1280 x 960
640 x 480
Cancel
96
Page 97
WEERGAVE
BELANGRIJK!
• Door de afmetingen van een beeld her aan te
passen wordt een nieuw bestand gecreëerd dat het
beeld bevat in de afmetingsgrootte die u selecteert.
Het bestand met het oorspronkelijke beeld blijft ook
in het geheugen.
• Van beelden kleiner dan 640 x 480 beeldpunten
kunnen de afmetingen niet worden heraangepast.
• Van beelden die opgenomen zijn in het 2560 x 1712
(3:2) (QV-R51) beeldformaat en het 2240 x 1488
(3:2) beeldformaat (QV-R41) kunnen de afmetingen
niet worden heraangepast.
• Heraanpassen van de afmetingen wordt alleen
ondersteund voor beelden die opgenomen zijn met
deze camera.
• Als de boodschap “This function is not supported for
this file” (deze functie wordt niet ondersteund voor dit
bestand) verschijnt, houdt dat in dat de afmetingen van
het huidige beeld niet kunnen worden heraangepast.
• De functie voor heraanpassen van de afmetingen kan
niet worden uitgevoerd als er niet genoeg geheugen is
om het heraangepaste beeld op te slaan.
• Wanneer u een beeld waarvan de afmetingen zijn
heraangepast weergeeft via het beeldscherm van de
camera, geven de datum en de tijd aan wanneer het
beeld oorspronkelijk opgenomen was, niet wanneer
de afmetingen van het beeld heraangepast werden.
Trimmen van een beeld
Gebruik de volgende procedure wanneer u een bepaald
gedeelte van een vergroot beeld wilt trimmen en het
resterende deel van het beeld wilt gebruiken als e-mail
bijlage, enz.
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY)
[] en [] om door de beelden te bladeren en
het beeld te tonen dat u wilt tonen.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de “PLAY”
(weergave) tab,
selecteer “Trimming”
(trimmen) en druk
daarna op [].
• Hierdoor wordt een
trimkader verkregen.
4.
Gebruik de zoomregelaar om het trimkader te
vergroten of te verkleinen.
• De afmetingen van het trimkader hangen af van de
afmetingen van het beeld op de display.
97
Page 98
WEERGAVE
5.
Gebruik om het trimkader te verplaatsen [],
[], [] en [] totdat het gebied van het beeld
dat u wilt extraheren zich binnen het kader
bevindt.
6.
Druk op [SET] om het deel van het beeld te
extraheren dat zich binnen het trimkader
bevindt.
• Druk op [MENU] als u de procedure op een gegeven
moment toch wilt annuleren.
BELANGRIJK!
• Door een beeld te trimmen wordt een nieuw bestand
gecreëerd dat het getrimde beeld bevat. Het bestand
met het oorspronkelijke beeld blijft ook in het
geheugen.
• De grootte van het kader dat u kunt selecteren met het
trimgrens is beperkt bij kleinere beeldgroottes.
• Voor een beeld met een grootte van 640 x 480
beeldpunten, kunt u de grootte van de trimgrens in het
geheel niet veranderen.
• Beelden die opgenomen zijn in het 2560 x 1712 (3:2)
(QV-R51) beeldformaat en het 2240 x 1488 (3:2)
beeldformaat (QV-R41) kunnen niet worden getrimd.
• Een filmfunctie beeld kan niet worden getrimd.
• Een beeld dat opgenomen is met een ander model
camera kan niet worden getrimd.
• Als de boodschap “This function is not supported for
this file” (deze functie wordt niet ondersteund voor dit
bestand) verschijnt, houdt dat in dat de afmetingen van
het huidige beeld niet kunnen worden getrimd.
• Het trimmen kan niet worden uitgevoerd als er niet
genoeg ruimte in het geheugen is om het getrimde
beeld op te slaan.
• Wanneer u een beeld dat getrimd werd weergeeft via
het beeldscherm van de camera, geven de datum en
de tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk
opgenomen was, niet wanneer het beeld getrimd werd.
98
Page 99
WEERGAVE
Weergeven van een film
Gebruik de volgende procedure om een film weer te geven
die opgenomen werd met de filmfunctie.
1.
Gebruik tijdens de
weergavefunctie
(PLAY) [] en [] om
door de beelden te
bladeren totdat de
gewenste film getoond
wordt.
2.
Druk op [SET].
• Hierdoor wordt de weergave van de film gestart.
Filmicoon
99
• U kunt de volgende bediening uitvoeren terwijl de
film weergegeven wordt.
Om dit te doen:
Snel vooruit- of
achteruitspoelen van de film
Pauzeren en hervatten van
de film weergave.
Eén beeld vooruit- of
achteruit springen terwijl de
weergave is gepauzeerd.
De weergave annuleren.
BELANGRIJK!
• U kunt een film niet herhaaldelijk weergeven. Om
een film meer dan eens weer te geven, dient u de
stappen van de bovenstaande procedure te
herhalen.
Doe dit:
Houd [] of [] ingedrukt.
Druk op [SET].
Druk op [] of [].
Druk op [MENU].
Page 100
WEERGAVE
Tonen van een 9-beelden scherm
Met de volgende procedure verkrijgt u negen beelden
tegelijkertijd op het beeldscherm.
1.
Schuif tijdens de weergavefunctie (PLAY) de
zoomregelaar even naar ( ) en laat de
regelaar dan los.
• Dit toont het 9-beelden scherm met een
selectiekader er om heen met in het midden het
beeld dat zich op het beeldscherm bevond in stap 2.
• Wanneer er negen of minder beelden zijn, worden ze
getoond in de volgorde van beeld 1 in de linker
bovenhoek met het selectiekader er om heen.
2.
Gebruik [], [], [] en [] om het
selectiekader te verplaatsen naar het
gewenste beeld. Door op [] te drukken
terwijl het selectiekader zich in de
rechterkolom bevindt of op [] te drukken
terwijl het selectiekader zich in de
linkerkolom bevindt, wordt doorgebladert
naar het volgende scherm met 9-beelden.
100
Voorbeeld: Wanneer er zich 20 beelden in het
17 18 19
2012
345
3.
Door op een willekeurige toets anders dan
geheugen bevinden en beeld 1 eerst wordt
weergegeven.
678
91011
12 13 14
15 16 17
18 19 20
1
[], [], [] en [] te drukken wordt een
volledige versie van het beeld op ware grootte
getoond van het beeld waar het selectiekader
zich bevindt.
23
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.