Casio QV-R51 Owner's Manual [nl]

Page 1
Digitale Camera
QV-R41/QV-R51
Gebruiksaanwijzing
Gefeliciteerd met de aanschaf van dit CASIO product.
Voordat u het in gebruik neemt dient u eerst
✤ Houd de gebruiksaanwijzing daarna op een veilige plaats voor latere naslag.
✤ Bezoek de officiële Exilim website http://world.casio.com/ voor de meest recentelijke informatie voor dit product.
Alle voorbeeldprocedures in deze gebruiksaanwijzing zijn gebaseerd op model QV-R51. Dezelfde procedures zijn ook van toepassing op model QV-R41 tenzij anders vermeld.
D
K866PCM2DKX
Page 2

INLEIDING

INLEIDING

Uitpakken

Controleer dat alle hier getoonde items inderdaad meegeleverd zijn met de camera. Mocht er iets missen, neem dan zo snel mogelijk contact op met de dealer.
2 oplaadbare nikkelmetaal hydride batterijen maat AA
Camera
* De vorm van de
netstekker hangt af van het land waar de camera wordt aangeschaft.
Netsnoer
(HR-3U <nominale capaciteit 2100mAh>)
*
Polsriem
Oplaadeenheid
(BC-5H)
CD-ROM
USB kabel
Basisreferentie
2
Page 3
INLEIDING

Inhoudsopgave

2 INLEIDING
Uitpakken ..................................................................... 2
Kenmerken ................................................................... 9
Voorzorgsmaatregelen ................................................ 11
Algemene voorzorgsmaatregelen 11 Voorzorgsmaatregelen bij data foutlezingen 18 Voorwaarden voor juiste werking 18 Condens 19 Lens 19 Overige 20
21 SNELSTARTGIDS
Laad de batterijen eerst op! ....................................... 21
Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen 22
Opnemen van een beeld ............................................ 23
Bekijken van een opgenomen beeld ......................... 23
Wissen van een beeld ................................................ 24
25 VOORBEREIDINGEN
Betreffende deze gebruiksaanwijzing ........................ 25
Algemene gids ........................................................... 26
Inhoud van het beeldscherm ..................................... 28
Opnamefunctie (REC) 28 Weergavefunctie (PLAY) 30 Veranderen van de inhoud van het beeldscherm 31
Indicators .................................................................... 31
Vastmaken van de polsriem....................................... 32
Spanningsvereisten ................................................... 32
Opladen van de oplaadbare batterijen 33 Inleggen van de batterijen 37 Verwijderen van de batterijen uit de camera 37 Werking op netspanning 41 In- en uitschakelen van de camera 42 Configureren van de stroomspaarinstellingen 44
Gebruik van de in-beeld menu’s ................................ 45
Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen 47
Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen 48
3
Page 4
INLEIDING
51 ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Opnemen van een beeld ............................................ 51
Richten van de camera 51 Opnemen van een beeld 52 Opname voorzorgsmaatregelen 54 Aangaande autofocus 54 Aangaande het beeldscherm van de opnamefunctie 55
Gebruiken van de optische zoeker ............................ 55
Gebruiken van de zoom ............................................. 56
Optische zoom 56 Digitale zoom 57
Gebruiken van de flitser ............................................. 58
Flitsereenheid status 60 Veranderen van de flitssterkte instelling 60 Voorzorgsmaatregelen voor de flitser 61
Gebruiken van de zelfontspanner .............................. 62
Specificeren van beeldgrootte en beeldkwaliteit ....... 63
Beeldgrootte specificeren 63 Beeldkwaliteit specificeren 64
66 OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Selecteren van de scherpstelfunctie ......................... 66
Gebruik van autofocus 67 Gebruik van de macrofunctie 68 Gebruik van de oneindig-functie 69 Gebruik van handmatig scherpstellen 69 Gebruik van de scherpstelvergrendeling 70
Belichtingscompensatie (EV verschuiving) ............... 71
Bijstellen van de witbalans ......................................... 73
Handmatig bijstellen van de witbalans 74
Gebruiken van de BESTSHOT functie ...................... 75
Creëren van uw eigen BESTSHOT instelling 77
Combineren van shots van twee mensen tot een
enkel beeld (Coupling Shot (combinatieshot)) .......... 79
Opnemen van een onderwerp over een bestaand
achtergrondbeeld (Pre-shot (vooropname)) .............. 81
Gebruiken van de filmfunctie ..................................... 83
Gebruiken van het histogram ..................................... 84
Camera instellingen van de opnamefunctie (REC) ... 86
Specificeren van de ISO gevoeligheid 86 Selecteren van de meetfunctie 87 Gebruiken van de filterfunctie 88 Specificeren van kleurverzadiging 88 Specificeren van het contrast 89 Speciferen van de contourscherpte 89 In- en uitschakelen van het in-beeld raster 90 In- en uitschakelen van beeldcontrole 90 Toewijzen van functies aan de [] en [] toetsen 91 Specificeren van de default instellingen bij
inschakelen van de spanning 92
Terugstellen (reset) van de camera 93
4
Page 5
INLEIDING
94 WEERGAVE
Elementaire weergavebediening ............................... 94
Inzoomen op het weergegeven beeld ....................... 95
Afmetingen van een beeld heraanpassen ................. 96
Trimmen van een beeld ............................................. 97
Weergeven van een film ............................................ 99
Tonen van een 9-beelden scherm ........................... 100
Selecteren van een specifiek beeld in het
9-beelden scherm 101
Tonen van het kalenderscherm ................................ 101
Spelen van een Slide Show (diashow) .................... 102
Specificeren van de slideshow (diashow) beelden 104 Specificeren van de slideshow (diashow) tijd 105 Specificeren van de slideshow (diashow) tussenpauze 105
Roteren van het displaybeeld .................................. 106
Gebruik van beeldroulette ........................................ 107
108 WISSEN VAN BESTANDEN
Wissen van een enkel bestand ................................ 108
Wissen van alle bestanden ...................................... 109
110 BEHEER VAN BESTANDEN
Mappen ...................................................................... 110
Geheugenmappen en -bestanden 110
Beschermen van bestanden ..................................... 111
Beveiligen van een enkel bestand 111 Beveiligen van alle bestanden 112
DPOF ......................................................................... 112
Configureren van de afdrukinstellingen voor een
enkel beeld 113
Configureren van de afdrukinstellingen voor alle beelden 114
PRINT Image Matching II ............................................. 115
Exif Print ....................................................................115
Gebruiken van USB DIRECT-PRINT........................ 116
Gebruik van de FAVORITE map ...............................118
Kopiëren van een bestand naar de FAVORITE map 118 Tonen van een bestand in de FAVORITE map 120 Wissen van een bestand uit de FAVORITE map 121 Wissen van alle bestanden uit de FAVORITE map 122
5
Page 6
INLEIDING
123 ANDERE INSTELLINGEN
Specificeren van de bestandsnaam
serienummer generatiemethode .............................. 123
In- en uitschakelen van de toetstoon ....................... 124
Specificeren van een beeld voor het beginscherm ... 124
Configureren van de instellingen voor het
spanningsuitschakelbeeld ........................................ 125
Gebruiken van het alarm ......................................... 127
Instellen van een alarm 127 Stoppen van het alarm 128
Instellen van de klok ................................................ 129
Selecteren van uw thuistijdzone 129 Instellen van de huidige tijd en datum 130 Veranderen van de datumopmaak 130
Gebruiken van wereldtijd ......................................... 131
Tonen van het wereldtijdscherm 131 Configureren van wereldtijdinstellingen 131 Configureren van de zomertijdinstellingen (DST) 132
Veranderen van de displaytaal ................................ 133
Configureren van de [ ] (REC) en
[ ] (PLAY) toets en spannings in/uit functies ....... 134
Formatteren van het ingebouwde geheugen........... 135
136 GEBRUIKEN VAN EEN GEHEUGENKAART
Gebruiken van een geheugenkaart ......................... 137
Insteken van een geheugenkaart in de camera 137 Verwijderen van een geheugenkaart uit de camera 138 Formatteren van een geheugenkaart 138 Voorzorgsmaatregelen voor de geheugenkaart 139
Kopiëren van bestanden .......................................... 140
Kopiëren van alle bestanden in het ingebouwde
geheugen naar een geheugenkaart 140
Kopiëren van een bestand van een geheugenkaart
naar het ingebouwde geheugen 141
142 BEKIJKEN VAN BEELDEN MET EEN
COMPUTER
Gebruik van de camera met een Windows computer 142
Voorzorgsmaatregelen voor de USB aansluiting 147
Gebruik van de camera met een Macintosh computer 147
Voorzorgsmaatregelen voor de USB aansluiting 150
Bediening die u kunt uitvoeren vanaf uw computer 151
Gebruiken van een geheugenkaart om beelden
over te schrijven naar een computer ....................... 151
Geheugendata ......................................................... 152
DCF protocol 152 Geheugendirectorystructuur 153 Door de camera ondersteunde beeldbestanden 154 Voorzorgsmaatregelen voor het ingebouwde
geheugen en de geheugenkaart 155
6
Page 7
INLEIDING
156 GEBRUIKEN VAN DE CAMERA MET EEN
COMPUTER
Gebruik van de albumfunctie ................................... 156
Creëren van een album 156 Selecteren van een album layout 157 Configureren van gedetailleerde albuminstellingen 158 Bekijken van albumbestanden 160 Opslaan van een album 163
Installeren van de software van de CD-ROM .......... 163
Aangaande de gebundelde CD-ROM 163 Computersysteem vereisten 164
Installeren van de software van de CD-ROM in
Windows ................................................................... 165
Voorbereidingen 165 Selecteren van een taal 165 Bekijken van het Lees mij bestand 166 Installeren van een applicatie 166 Bekijken van gebruikersdocumentatie (PDF bestanden) 167 Gebruikersregistratie 167 Verlaten van de menu applicatie 167
Installeren van software van de CD-ROM op een
Macintosh computer ................................................. 168
Installeren van software 168 Bekijken van gebruikersdocumentatie (PDF bestanden) 169
170 APPENDIX
Menureferentie ......................................................... 170
Indicator referentie ................................................... 172
Opnamefunctie (REC) 173 Weergavefunctie (PLAY) 174 Oplaadeenheid 174
Gids voor het oplossen van moeilijkheden .............. 175
Tonen van boodschappen 178
Technische gegevens .............................................. 179
7
Page 8
INLEIDING
BELANGRIJK!
The inhoud van deze gebruiksaanwijzing is onder voorbehoud en kan zonder voorafgaande mededeling worden veranderd.
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor schade of verlies voortvloeiend uit het gebruik van deze gebruiksaanwijzing.
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor verlies of eisen tot schadevergoeding door derden die voortvloeien uit het gebruik van de QV-R41/QV-R51.
CASIO COMPUTER CO., LTD. zal niet aansprakelijk gesteld worden voor schade of verlies door u of door derden door het gebruik van Photo Loader en of Photohands.
CASIO COMPUTER CO., LTD. aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor schade of verlies door het wissen van data als gevolg van een defect, reparaties of het vervangen van de batterijen. Zorg er altijd voor een reservekopie te maken van belangrijke data op andere media om u in te dekken tegen verlies.
• Het SD logo is een geregistreerd handelsmerk.
• Windows, Internet Explorer en DirectX zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation.
• Macintosh is een geregistreerd handelsmerk van Apple Computer, Inc.
• MultiMediaCard is een handelsmerk van Infineon Technologies AG van Duitsland en onder licentie aan MultiMediaCard Association (MMCA).
• Acrobat en Acrobat Reader zijn handelsmerken van Adobe Systems Incorporated.
• De USB driver (massa-opslag) gebruikt Phoenix Technologies Ltd. software. Compatibility Software Copyright C 1997 Phoenix Technologies Ltd., alle rechten voorbehouden.
• Namen van andere fabrikanten, producten en service die gebruikt worden in deze gebruiksaanwijzing kunnen ook handelsmerken of dienst merken zijn van anderen.
• Photo Loader en Photohands zijn eigendom van CASIO COMPUTER CO., LTD. Met uitzondering van het bovengenoemde, vallen alle auteursrechten en andere gerelateerde rechten van deze applicaties aan CASIO COMPUTER CO., LTD.
Door auteursrechten opgelegde beperkingen
Behalve met als doeleinde uw eigen persoonlijke genoegen is het kopiëren van snapshotbestanden en filmbestanden zonder toestemming in overtreding met auteursrechten en internationale verdragen. Het tegen vergoeding of gratis distribueren van dergelijke bestanden aan derden via het internet zonder toestemming van de eigenaar van de auteursrechten is in overtreding met de wetgeving ten aanzien van auteursrechten en internationale verdragen.
8
Page 9
INLEIDING

Kenmerken

Effectieve beeldpunten QV-R41:
QV-R51:
2,0-inch TFT LCD kleurenscherm
12X naadloze zoom
3X optische zoom, 4X digitale zoom
9,7MB flashgeheugen Beelden kunnen opgenomen worden zonder gebruik van een geheugenkaart.
Ondersteuning voor SD geheugenkaarten en MMC (MultiMediaCard = multimedia kaart) voor geheugenuitbreiding.
Gemakkelijk oversturen van beelden Stuur beelden gemakkelijk over naar een computer door de camera aan te sluiten met een USB kabel.
BESTSHOT Selecteer eenvoudigweg het voorbeelddécor dat overeenkomt met het type beeld dat u probeert op te nemen en de camera voert ingewikkelde instellingen geheel automatisch uit om elke keer opnieuw mooie beelden te maken.
4,00 miljoen beeldpunten (4,13 miljoen beeldpunten totaal) 5,00 miljoen beeldpunten (5,25 miljoen beeldpunten totaal)
Coupling Shot (combinatiefoto) en Pre-shot (vooropname) Coupling Shot laat u twee onderwerpen in één beeld combineren terwijl Pre-shot u een onderwerp laat toevoegen aan een eerder opgenomen achtergrondbeeld. Dit betekent dat u beelden kunt aanmaken met zowel u als uw vriend erop terwijl er niemand anders in de buurt is. U kunt Coupling Shot en Pre-shot gebruiken door de van toepassing zijnde beelden die als voorbeeld gegevens zijn te selecteren tijdens de BESTSHOT functie.
Slideshow Beelden worden één voor één weergegeven.
Beeldroulettefunctie Beelden worden gecirculeerd op de display zoals bij een muntmachine totdat één van de beelden blijft staan.
Drievoudige zelfontspanner De zelfontspanner kan ingesteld worden om drie maal automatisch te werken.
Real-time histogram Een in-beeld histogram laat u de belichting bijstellen terwijl bekijkt hoe dit de algehele beeldhelderheid beïnvloedt, hetgeen het maken van shots bij moeilijke belichtingsomstandigheden nu makkelijker maakt dan ooit te voren.
9
Page 10
INLEIDING
Wereldtijd Door een eenvoudige bediening wordt de huidige tijd ingesteld voor de huidige plaats. U kunt uw selectie maken uit 162 steden in 32 tijdzones.
Alarm Een ingebouwd alarm helpt u bij het zich houden aan belangrijke afspraken en kan zelfs gebruikt worden i.p.v. een alarmklok. U kunt zelfs een bepaald beeld laten verschijnen op het beeldscherm wanneer de alarmtijd bereikt wordt.
Albumfunctie Er worden automatisch HTML bestanden gegenereerd om een album te creëren van opgenomen beelden. De inhoud van het album kan worden bekeken en afgedrukt m.b.v. een standaard Web browser. Beelden kunnen tevens snel en gemakkelijk worden ingepast in Web pagina’s.
Kalenderscherm Een simpele bedieningshandeling geeft een kalender met een volledige maand weer op het beeldscherm van de camera. Elk dag van de volledige maandkalender toont een thumbnail van het eerste beeld dat op die datum was opgenomen hetgeen het zoeken naar een bepaald beeld gemakkelijker en sneller.
DCF data opslag Het DCF (Design rule for Camera File system) data opslagprotocol voorziet in beeld compatibiliteit tussen camera en printers.
Digital Print Order Format (DPOF) Beelden kunnen gemakkelijk afgedrukt worden in de gewenste volgorde door gebruik te maken van een DPOF-compatibele printer. DPOF kan ook gebruikt worden voor het specificeren van beelden en hoeveelheden door professionele afdrukdienstverleningen.
PRINT Image Matching II Compatibel Beelden omvatten PRINT Image Matching II data (functie instelling en andere camera instelinformatie). Een printer die PRINT Image Matching II ondersteunt, leest deze data en stemt het afgedrukte beeld daarop af zodat de beelden er uit komen zoals u bedoeld had toen u ze opnam.
USB DIRECT-PRINT ondersteuning Uw camera ondersteunt USB DIRECT-PRINT dat ontwikkeld werd door Seiko Epson Corporation. Bij directe aansluiting op een printer die USB DIRECT­PRINT ondersteunt, kunt u af te drukken beelden selecteren en het afdrukken starten vanaf de camera.
Bijgesloten met Photo Loader en Photohands Uw camera wordt geleverd met Photo Loader, de populaire applicatie die automatisch beelden laadt van uw camera naar uw PC. Ook is Photohands bijgesloten, een applicatie die het retoucheren van beelden versnelt en vergemakkelijkt.
10
Page 11
INLEIDING

Voorzorgsmaatregelen

Algemene voorzorgsmaatregelen

Let erop altijd de volgende belangrijke voorzorgsmaatregelen na te leven wanneer u de QV-R41/ QV-R51 gebruikt. Alle verwijzingen in deze gebruiksaanwijzing naar deze camera en de camera verwijzen naar de CASIO QV-R41/QV-R51 digitale camera.
Vermijd het gebruik tijdens het vervoer
Gebruik de camera nooit voor het opnemen of voor het weergeven van beelden terwijl u een motorvoertuig of ander voertuig aan het besturen bent of terwijl u aan het lopen bent. Als u namelijk kijkt naar de monitor/de display terwijl u zich aan het bewegen bent, creëert dit namelijk het gevaar op een ernstig ongeluk.
Vermijd naar de zon of een helder licht te kijken
Kijk nooit via de zoeker van de camera naar de zon of ander heldere lichtbron. Dit kan uw gezichtsvermogen beschadigen.
Flitser
Gebruik de flitseenheid nooit op plaatsen waar ontvlambaar of explosief gas aanwezig kan zijn. Dergelijke omstandigheden brengen het gevaar op brand en explosie met zich mee.
Richt de flitser nooit op een persoon die een motorvoertuig aan het besturen is. Dit kan hinder veroorzaken en het gevaar op een ongeluk met zich meebrengen.
Gebruik de flitser nooit te dicht bij de ogen van het onderwerp. Dit kan namelijk het gevaar op het verlies van het gezichtsvermogen met zich meebrengen.
Displaypaneel
Oefen geen sterke druk uit op het oppervlak van het LCD paneel en stel het niet bloot aan harde stoten. Hierdoor kan het glas van het displaypaneel in het ergste geval breken.
Mocht het displaypaneel ooit breuken vertonen, raak dan nooit de vloeistof binnenin het paneel aan. Dit kan namelijk het gevaar op brandwonden met zich meebrengen.
Mocht de vloeistof van het displaypaneel ooit in uw mond komen, spoel dan onmiddellijk uw mond uit en neem contact op met uw arts.
Mocht de vloeistof van het displaypaneel ooit in uw ogen komen, spoel dan onmiddellijk uw ogen met schoon water voor minstens 15 minuten en neem contact op met uw arts.
11
Page 12
INLEIDING
Aansluitingen
Breng nooit aansluitingen tot stand tussen deze camera en toestellen die niet voor gebruik met deze camera zijn gespecificeerd. Het aansluiten van een niet-gespecificeerd toestel kan het gevaar op op brand en elektrische schok met zich meebrengen.
Vervoer
Gebruik de camera nooit in een vliegtuig of een andere plaats waar het gebruik van dergelijke toestellen verboden is. Dit kan namelijk tot een ernstig ongeluk leiden.
Rook, abnormale geur, oververhitting en andere eigenaardigheden
Het gebruik van de camera nadat het rook of een vreemde geur afgeeft of bij oververhitting brengt het gevaar op brand of een elektrische schok met zich mee. Voer onmiddellijk de volgende stappen uit wanneer één van de bovenstaande symptomen zich voordoet.
1. Schakel de camera uit.
2. Gebruikt u de netadapter om de camera van
spanning te voorzien, haal dan de stekker uit het stopcontact. Gebruikt u batterijen tot dit doeleinde, verwijder dan de batterijen uit de camera, maar betracht daarbij de nodige voorzichtigheid om uzelf te beschermen tegen brandworden.
3. Neem contact op met uw dealer of met een door CASIO erkende onderhoudswerkplaats.
Water en vreemde voorwerpen
Mochten vreemde voorwerpen, water of andere vloeistoffen de camera binnendringen dan brengt dit het gevaar op elektrische schok en brand met zich mee. Voer onmiddellijk de volgende stappen uit wanneer één van de bovenstaande symptomen zich voordoet. Betracht de nodige voorzichtigheid bij het gebruik van de camera buiten in de regen of sneeuw, bij de kust of op het strand, of op andere plaatsen waar water aanwezig is, zoals in de badkamer, enz.
1. Schakel de camera uit.
2. Gebruikt u de netadapter om de camera van
spanning te voorzien, haal dan de stekker uit het stopcontact. Gebruikt u batterijen tot dit doeleinde, verwijder dan de batterijen uit de camera.
3. Neem contact op met uw dealer of met een door
CASIO erkende onderhoudswerkplaats.
12
Page 13
INLEIDING
Laten vallen en ruwe behandeling
Het gebruik van de camera nadat deze gevallen of ruw behandeld is brengt het gevaar op brand of een elektrische schok met zich mee. Voer onmiddellijk de volgende stappen uit wanneer één van de bovenstaande symptomen zich voordoet.
1. Schakel de camera uit.
2. Gebruikt u de netadapter om de camera van
spanning te voorzien, haal dan de stekker uit het stopcontact. Gebruikt u batterijen tot dit doeleinde, verwijder dan de batterijen uit de camera.
3. Neem contact op met uw dealer of met een door
CASIO erkende onderhoudswerkplaats.
Uit de buurt van vuur houden
Stel de camera nooit bloot aan open vuur waardoor hij kan exploderen en het gevaar op op brand en elektrische schok met zich meebrengen.
Demonteren en knutselen
Probeer de camera nooit uit elkaar te halen of er aan te knutselen. Dit kan het gevaar op elektrische schok, brandwonden of ander persoonlijk letsel met zich meebrengen. Zorg er voor altijd alle interne inspecties, onderhoud en eventuele reparaties over te laten aan de dealer of aan de dichtstbijzijnde door CASIO erkende onderhoudswerkplaats.
Te vermijden plaatsen
Laat de camera nooit op een plaats achter van één van de volgende types. Dit kan namelijk het gevaar op op brand en elektrische schok met zich meebrengen. Op plaatsen die blootstaan aan hoge vochtigheid of
veel stof.
Op plaatsen waar voedsel bereid wordt of op andere
plaatsen waar zich een olie-achtige rook voordoet.
In de omgeving van kachels, verwarmde tapijten of of
andere plaatsen die blootstaan aan het directe zonlicht, binnenin een gesloten voertuig of op andere plaatsen die blootstaan aan extreme temperaturen.
Plaats de camera nooit op een instabiele ondergrond, op een hoge plank, enz. Hierdoor kan de camera namelijk vallen wat kan leiden tot persoonlijk letsel.
Het maken van een kopie van belangrijke data
Maak altijd backup kopiëen van belangrijke data in het geheugen van de camera door dit over te sturen naar een computer of ander opslagapparatuur voor data. Merk op dat de data gewist kan worden wanneer de camera defect is of voor een reparatie weggebracht dient te worden.
Geheugenbeveiliging
Volg voor het vervangen van de batterijen altijd de correcte procedure zoals beschreven in de documentatie die met de camera wordt meegeleverd. Mochten de batterijen verkeerd geplaatst worden dan kan dit leiden tot het verlies of de beschadiging van de data in het camerageheugen.
13
Page 14
INLEIDING
Batterijen
Verkeerd gebruik van de batterijen kan er de oorzaak van zijn dat ze gaan lekken waardoor de plaatsen rond de batterijen kunnen beschadigd raken en roesten hetgeen tot brand of persoonlijk letsel kan leiden. Zorg er voor de volgende voorzorgsmaatregelen na te leven wanneer u de batterijen gebruikt. Probeer de batterijen nooit uit elkaar te halen en sta
nooit toe dat ze kortsluiting maken.
Stel ze nooit bloot aan hitte of vuur.Meng oude batterijen nooit met nieuwe.Meng nooit batterijen van verschillende types.Probeer niet-oplaadbare batterijen nooit op te laden.Let er op dat de plus (+) en min () polen van de
batterijen bij het inleggen altijd in de juiste richting wijzen.
Gebruikt u oplaadbare batterijen, lees dan de
paragraaf over de voorzorgsmaatregelen van de gebruikersdocumentatie die meegeleverd wordt.
Gebruik enkel de batterijen die gespecificeerd zijn
voor gebruik met deze camera.
Verwijder de batterijen als u de camera voor langere
tijd niet gaat gebruiken.
Alkaline batterijen
Mocht vloeistof van een alkaline batterij ooit in uw ogen komen, neem dan de volgende stappen.
1. Spoel uw ogen met schoon water uit. Absoluut niet
wrijven!
2. Ga zo snel mogelijk naar een arts toe.
Mocht de alkaline batterijvloeistof niet onmiddellijk uit de ogen gespoeld worden dan kan dit het verlies van het gezichtsvermogen tot gevolg hebben.
Oplaadbare batterijen
Mocht u ooit een lek, een vreemde geur, hitte ontwikkeling, verkleuring, vervorming of andere abnormale omstandigheden waarnemen terwijl u de oplaadbare batterijen aan het gebruiken of opladen bent of wanneer u de oplaadbare batterijen opbergt, verwijder ze dan onmiddellijk uit de camera of uit de los verkrijgbare oplaadeenheid en houd ze uit de buurt van open vuur.
De term batterij in deze gebruiksaanwijzing verwijst naar de oplaadbare nikkelmetalen hydride batterijen.
De term oplaadeenheid in de volgende voorzorgsmaatregelen verwijst naar de CASIO BC-5H oplaadeenheid.
14
Page 15
INLEIDING
Het in de wind slaan van één van de volgende voorzorgsmaatregelen tijdens het gebruik van de oplaadbare batterijen brengt het gevaar op oververhitting, brand en explosie met zich mee. Gebruik nooit een ander type oplaadeenheid dan de
oplaadeenheid die gespecificeerd wordt voor de oplaadbare batterijen.
Probeer de oplaadbare batterijen nooit te gebruiken
om een ander apparaat van stroom te voorzien dan deze camera.
Gebruik de batterijen nooit en laat hem nooit achter
bij open vuur.
Plaats de oplaadbare batterijen nooit in een
magnetron, gooi hem nooit in het vuur en stel hem niet op andere wijze bloot aan intense hitte.
Let er op dat de oplaadbare batterijen de juiste
richting opwijzen wanneer u hem in de camera legt of hem monteert op de los verkrijgbare oplaadeenheid.
Draag de oplaadbare batterijen nooit of berg ze
nooit op samen met voorwerpen die elektriciteit kunnen geleiden (halskettingen, het lood in een potlood, enz.)
Probeer de oplaadbare batterijen nooit uit elkaar te
halen, er aan te knutselen en stel ze nooit aan harde stoten bloot.
Dompel de oplaadbare batterijen nooit onder in zoet
water of in zeewater.
Laat de oplaadbare batterijen nooit achter in het
directe zonlicht, in een auto die in de zon geparkeerd staat of op een andere plaats die bloot staat aan hoge temperaturen.
Stop met opladen als de oplaadbare batterijen niet volledig opgeladen worden zelfs als de normale oplaadtijd reeds gepasseerd is. Het voortzetten van het opladen kan het gevaar op oververhitting, brand en explosie met zich meebrengen.
Vloeistof van de oplaadbare batterijen kan uw ogen beschadigen. Mocht vloeistof van de oplaadbare batterijen onverhoeds toch in uw ogen komen, spoel ze dan onmiddellijk uit met schoon leidingwater en raadpleeg een arts.
Mochten de oplaadbare batterijen gebruikt worden door jonge kinderen, zie er dan op toe dat een verantwoordelijke volwassene de kinderen attent maakt op de voorzorgsmaatregelen en op de juiste behandeling.
Mocht vloeistof van de oplaadbare batterijen onverhoeds op uw kleding of op uw huid komen, was dan onmiddellijk af met schoon leidingwater. Langdurig lichamelijk contact met vloeistof van de oplaadbare batterijen kan leiden tot huidirritatie.
15
Page 16
INLEIDING
Oplaadeenheid
Steek de stekker van de oplaadeenheid nooit in een stopcontact waarvan het voltage verschilt van het op de oplaadeenheid aangegeven voltage. Dit kan namelijk gevaar op brand, defecten en elektrische schok met zich meebrengen.
Steek de oplaadeenheid nooit in het stopcontact of haal hem er nooit uit met natte handen Dit kan namelijk gevaar op elektrische schok met zich meebrengen.
Steek de oplaadeenheid niet in een stopcontact of verlengsnoer dat gedeeld wordt met andere apparaten. Dit kan namelijk gevaar op brand, defecten en elektrische schok met zich meebrengen.
Tijdens het gebruik kan de oplaadeenheid ietwat warm worden. Dit is normaal en duidt niet op een defect.
Trek de oplaadeenheid uit het stopcontact wanneer u hem niet gebruikt.
Netadapter (los verkrijgbaar)
Verkeerd gebruik van de los verkrijgbare netadapter kan het gevaar op brand en elektrische schok met zich meebrengen. Leef de volgende voorzorgsmaatregelen na wanneer u de netadapter gebruikt. Gebruik uitsluitend de los verkrijgbare netadapter
die gespecificeerd is voor deze camera.
Gebruik als stroombron een stopcontact met een
voltage tussen 100V en 240V (50/60 Hz) wisselspanning.
Steek de stekker van het netsnoer niet in een
stopcontact of verlengsnoer dat gedeeld wordt met andere apparaten.
Verkeerd gebruik van de los verkrijgbare netadapter kan het beschadigen hetgeen het gevaar op brand en elektrische schok met zich mee kan brengen. Leef de volgende voorzorgsmaatregelen na wanneer u de netadapter gebruikt. Plaats geen zware voorwerpen op de netadapter en
houd hem uit de buurt van warmtebronnen.
Knutsel nooit aan de netadapter en buig hem niet.Draai het netsnoer niet en trek er er niet te hard
aan.
Mocht het netsnoer of de stekker van de netadapter
beschadigd raken neem dan contact op met uw dealer of de dichtstbijzijnde door CASIO erkende onderhoudswerkplaats.
16
Page 17
INLEIDING
Gebruik de netadapter waar deze niet nat kan worden. Water breng het risico op brand en elektrische schok met zich mee.
Plaats geen vaas of andere bak met vloeistof bovenop de netadapter. Water breng het risico op brand en elektrische schok met zich mee.
Raak de netadapter nooit met natte handen aan. Dit kan namelijk gevaar op elektrische schok met zich meebrengen.
Verkeerd gebruik van de los verkrijgbare netadapter kan het gevaar op brand en elektrische schok met zich meebrengen. Leef de volgende voorzorgsmaatregelen na wanneer u de netadapter gebruikt. Plaats het netsnoer nooit in de buurt van een kachel
of andere verwarmingsapparatuur.
Bij het verbreken van de aansluiting, dient u altijd de
stekker van het netsnoer van de oplaadeenheid beet te pakken. Trek nooit aan het snoer om de stekker er uit te trekken.
Steek de stekker zover mogelijk in het stopcontact.Haal de stekker van de netadapter uit het
stopcontact wanneer u de camera voor langere tijd ongebruikt achter laat, zoals wanneer u op reis gaat, enz.
Trek de netadapter minstens eens per jaar uit het
stopcontact en reinig het gedeelte bij de stekers van de stekker om eventueel stof te verwijderen.
Levensduur van de batterijen
De levensduur van de batterijen zoals aangegeven in de gebruiksaanwijzing zijn benaderingen van de tijd totdat de stroom uitvalt, gebaseerd op het gebruik van aanbevolen merken bij een temperatuur van 23°C en zijn geen garantie dat de batterijen u de aangegeven levensduur inderdaad zullen verstrekken. De feitelijke levensduur van de batterijen hangt nauw samen met het merk van de batterijen, de productiedatum en de omgevingstemperatuur.
Als u de camera ingeschakeld laat kan dit de batterijen uitputten en de lege batterijwaarschuwing doen verschijnen. Houd de camera uitgeschakeld wanneer u deze niet gebruikt.
Soms kan de camera zichzelf uitschakelen als de lege batterijwaarschuwing verschijnt. Mocht dit gebeuren dan dient u beide batterijen onmiddellijk te vervangen. Blijven bijna lege of geheel uitgeputte batterijen in de camera dan kunnen ze gaan lekken en tevens het beschadigen van de data tot gevolg hebben.
Hoewel u alkaline batterijen kunt gebruiken wanneer geen andere types batterijen beschikbaar zijn, dient u op te merken dat de levensduur van alkaline batterijen nogal kort zal zijn. Het wordt aanbevolen oplaadbare nikkelmetaal hydride batterijen te gebruiken.
17
Page 18
INLEIDING

Voorzorgsmaatregelen bij data foutlezingen

Uw digitale camera is vervaardigd met digitale precisie­onderdelen. Bij elk van de volgende omstandigheden bestaat het gevaar op de beschadiging van data in het bestandgeheugen.
Het verwijderen van de batterijen of de geheugenkaart
uit de camera of het aansluiten van de USB kabel op de camera terwijl de camera bezig is met opnemen of zich toegang aan het verschaffen is tot het geheugen.
Het verwijderen van de batterijen of de geheugenkaart
van de camera of het aansluiten van de USB kabel op de camera terwijl de bedrijfsindicator nog steeds knippert nadat u de camera uit had geschakeld.
Het verbreken van de aansluiting tussen de USB kabel
of de netadapter en de camera terwijl datacommunicatie plaatsvindt via de USB kabel.
Laag batterijvermogen
* Merk op dat als u zwakke batterijen blijft gebruiken
dat er toe kan leiden dat er problemen optreden bij de camera. Laad de batterijen op of vervang ze door nieuwe bij de eerste tekenen van een laag vermogen.
Andere abnormale omstandigheden
Elk van de bovengenoemde omstandigheden kan er toe leiden dat een foutlezing op het scherm verschijnt (pagina
178). Volg de aanwijzingen in de melding om de oorzaak van de foutlezing te elimineren.

Voorwaarden voor juiste werking

Deze camera is ontworpen voor gebruik bij temperaturen tussen 0°C en 40°C.
Gebruik de camera niet en berg hem niet op op de volgende plaatsen.
Op plaatsen die blootstaan aan het directe zonlicht.Op plaatsen die blootstaan aan hoge vochtigheid of
veel stof.
In de omgeving van airconditionings, kachels of
andere plaatsen die blootstaan aan extreme temperaturen.
Binnenin een gesloten voertuig, in het bijzonder
wanneer deze in de zon geparkeerd staat.
Op plaatsen die blootstaan aan sterke trillingen.
18
Page 19
INLEIDING

Condens

Wanneer u de camera binnen brengt op een koude dag of op een andere manier blootstelt aan plotselinge veranderingen in temperatuur, bestaat de mogelijkheid dat condens zich kan gaan vormen op de buitenkant of op de inwendige componenten. Condens kan defectieve werking veroorzaken zodat u moet vermijden dat de hij blootstaat aan omstandigheden die condens kunnen veroorzaken.
Om te voorkomen dat condens überhaupt gevormd wordt, dient u de camera in een plastic tas te plaatsen voordat u hem naar een plaats brengt die veel warmer of kouder is dan de huidige plaats. Laat de camera in de plastic tas totdat de lucht in de tas de kans heeft gekregen om dezelfde temperatuur als die van de nieuwe plaats heeft bereikt. Mocht condens zich toch gevormd hebben, verwijder dan de batterijen uit de camera en laat het batterijencompartimentdeksel voor enkele uren open.

Lens

Oefen nooit te veel kracht uit bij het reinigen van het oppervlak van de lens. Word dit toch gedaan, dan kan de lens bekrast raken en defecten worden veroorzaakt.
Vingerafdrukken, stof en anderszins bevuilen van de lens kan op de juiste manier opnemen belemmeren. Raak de lens nooit met de vingers aan. U kunt stofdeeltjes van de lens verwijderen met een lensblazer. Veeg vervolgens het oppervlak van de lens af met een zachte lensdoek.
19
Page 20
INLEIDING

Overige

Tijdens het gebruik kan de camera ietwat warm worden. Dit duidt niet op een defect.
Als de buitenkant van de camera gereinigd dient te worden, veeg deze dan af met een zachte, droge doek.
20
Page 21

SNELSTARTGIDS

SNELSTARTGIDS

Laad de batterijen eerst op!

1.
Laad de oplaadbare nikkelmetaal hydride batterijen (HR-3U) op die meegeleverd worden met de camera (pagina 33).
Het kost ongeveer vier uur om de batterijen volledig op te laden.
1
2.
Leg de batterijen in (pagina 37).
Merk op dat u de camera ook van spanning kunt voorzien met in de handel verkrijgbare lithium batterijen maat AA en alkaline batterijen maat AA.
1
2
2
3
[CHARGE] indicator brandt tijdens het opladen
21
Page 22
SNELSTARTGIDS

Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen

Let erop det volgende instellingen te configureren voordat u de camera gebruikt voor het opnemen van beelden. (Zie pagina 47 voor details.)
○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○○
1.
1
2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9
Druk op de spanningstoets om de camera in te schakelen.
2.
Druk op [], [], [] en [] om de gewenste taal te selecteren.
3.
Druk op [SET] om de taalinstelling te registreren.
4.
Selecteer het gewenste geografische gebied m.b.v. [], [], [] en [] en druk vervolgens op [SET].
5.
Selecteer de gewenste stad m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [SET].
6.
Selecteer de gewenste zomertijdinstelling (DST) m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [SET].
7.
Selecteer de gewenste datumformaatinstelling m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [SET].
8.
Stel de datum en de tijd in.
9.
Druk op [SET] om de klokinstellingen te registreren en het instelscherm te verlaten.
22
Page 23
SNELSTARTGIDS
1200
1600
NORMAL
99
24
12
58
1 / 1000
F2.6

Opnemen van een beeld

Groene bedrijfsindictator
1
3
(Zie pagina 51 voor details.)
99
1200
1600
NORMAL
IN
1 / 1000
F2.6
0303/1212/24
:
58
12
Scherpstelkader
2
1.
Druk op [ ] (REC).
2.
Richt de camera op het onderwerp, gebruik het beeldscherm of de zoeker voor de beeldcompositie en druk vervolgens de sluiterontspanningstoets halverwege in.
Bij het verkrijgen van een juiste scherpstelling wordt het scherpstelkader groen terwijl de groene bedrijfsindicator gaat branden.
3.
Houd de camera stil en druk de sluiterontspanningstoets voorzichtig in.
23

Bekijken van een opgenomen beeld

(Zie pagina 94 voor details.)
1
2
1.
Druk op [ ] (PLAY).
2.
Gebruik [] en [] om door de beelden te bladeren.
Page 24
SNELSTARTGIDS

Wissen van een beeld

(Zie pagina 108 voor details.)
1
2, 3, 4, 5
1.
Druk op [ ] (PLAY).
2.
Druk op [] ( ).
3.
Gebruik [] en [] om het beeld te tonen dat u wilt wissen.
4.
Gebruik [] en [] om “Delete” (wissen) te selecteren.
Selecteer Cancel (annuleren) om de beeldwisfunctie te verlaten zonder iets uit te wissen.
5.
Druk op [SET] om het beeld te wissen.
24
Page 25

VOORBEREIDINGEN

VOORBEREIDINGEN
Dit hoofdstuk bevat informatie die u dient te weten aangaande het gebruik van de camera en wat u dient te doen voordat u daaraan gaat beginnen.

Betreffende deze gebruiksaanwijzing

Dit hoofdstuk bevat informatie over de afspraken die in deze gebruiksaanwijzing worden gebruikt.
Terminologie
De volgende tabel definiëert de terminologie die in deze gebruiksaanwijzing wordt gebruikt.
Deze term wordt in deze gebruiksaanwijzing gebruikt:
Deze camera of de camera
bestandgeheugen
batterijen
oplaadeenheid
Betekenis:
De CASIO QV-R41/QV-R51 digitale camera
De plaats waar de camera op het ogenblik beelden opslaat die u opneemt (pagina 52)
De oplaadbare nikkelmetaal hydride batterijen
De los verkrijgbare CASIO BC-5H oplaadeenheid
Toetsbediening
De bediening van toetsen wordt aangegeven door de toetsnaam binnen haakjes ([ ]).
In-beeld tekst
De in-beeld tekst wordt altijd door dubbele aanhalingstekens (“ ”) omsloten.
Bestandgeheugen
De term bestandgeheugen in deze gebruiksaanwijzing is een algemene term die slaat op de huidige plaats waar uw camera de beelden die u opneemt aan het opslaan is. Dit kan één van de volgende drie lokaties betreffen.
Het ingebouwde geheugen van de camera
Een SD geheugenkaart die in de camera geladen is
Een MultiMediaCard die in de camera geladen is
Zie pagina 110 voor meer informatie aangaande hoe de camera beelden opslaat.
25
Page 26
VOORBEREIDINGEN

Algemene gids

De volgende afbeeldingen tonen de namen van elk component, elke toets en elke schakelaar op de camera.
Voorkant Achterkant
5
1
6
2
3
7
4
1 Sluiterontspanningstoets 2 Spanningstoets 3 Flitser 4 Aansluitingsdeksel 5 Zelfontspanningsindicator 6 Lens 7 [USB] poort
26
8
J
9
I
0
H
A
G
B
F
C
E
8 Zoeker 9 Bedrijfsindicator
D
: Druk op [ ] (PLAY) A Druk op [ ] (REC) B Zoomregelaar C Aansluitingsdeksel D Polsriemring E [DC IN 3V]
(3V gelijkspanningsingang)
F [][][][] toetsen G Displaytoets [DISP] H Insteltoets [SET] I [MENU] toets J Beeldscherm
Page 27
VOORBEREIDINGEN
LK
Achterkant
K Batterijencompartimentdeksel L Statiefschroefgat
* Gebruik dit gat bij montage van een statief.
M Geheugenkaartsleuf N Batterijencompartiment
M
N
27
Page 28
VOORBEREIDINGEN

Inhoud van het beeldscherm

Het beeldscherm houd u via verschillende indicatoren en ikonen op de hoogte van de status van uw camera.

Opnamefunctie (REC)

57
3 6421
D
BC
1 Flitserfunctie indicator
Geen Automatisch
Flitser uit
8
9
0
A
Flitser aan
Reductie van rode ogen
Als de camera signaleert dat de flitser gebruikt moet worden terwijl automatisch flitsen geselecteerd is, verschijnt de Flitser aan indicator wanneer de sluiterontpanningstoets halverwege wordt ingedrukt.
2 Scherpstelfunctie
indicator
Geen Autofocus
Macro
Oneindig
Handmatig
3 Witbalansindicator
Geen Automatisch
Zonlicht
Schaduw
4 Zelfontspanner
Geen 1-beeld
10
s
2
s
x3
5 Opnamefunctie (REC)
6 Meetfunctie indicator
7 Geheugencapaciteit
(resterend aantal beelden dat kan worden opgeslagen)
28
Gloeilamp
TL-verlichting
Handmatig
Zelfontspanner 10 sec.
Zelfontspanner 2 sec.
Drievoudige zelfontspanner
Snapshot
BESTSHOT
Film
Multi-patroon meten
Centrum-georiënteerd meten
Puntmeten
8 Beeldformaat
QV-R51 2560 ҂ 1920 beeldpunten 2560 ҂ 1712 (3:2) beeldpunten 2048 ҂ 1536 beeldpunten 1600 ҂ 1200 beeldpunten 1280 ҂ 960 beeldpunten
640 ҂ 480 beeldpunten
QV-R41 2304 ҂ 1712 beeldpunten 2240 ҂ 1680 beeldpunten 2240 ҂ 1488 (3:2) beeldpunten 1600 ҂ 1200 beeldpunten 1280 ҂ 960 beeldpunten
640 ҂ 480 beeldpunten Filmopname: opnametijd (seconden)
9 Kwaliteit
FINE (Fijn ) NORMAL (Normaal) ECONOMY (Economisch)
0 Ingebouwd geheugen
ingesteld voor data opslag. Geheugenkaart geselecteerd voor data opslag.
A Datum en tijd B EV waarde C Batterijcapaciteit D Scherpstelkader
Scherpstellen voltooid: groen
Scherpstelstoring: rood
Page 29
VOORBEREIDINGEN
1
5
2
3
4
1 Digitale zoomindicator
2 Sluitersnelheidswaarde
Bij een lensopening of sluitersnelheid die buiten het bereik ligt, wordt de corresponderende waarde in het beeldscherm oranje.
3 Lensopeningswaarde
4 ISO gevoeligheid
5 Zoomindicator
De linkerkant geeft optische zoom aan.
De rechterkant geeft digitale zoom aan.
29
Page 30
VOORBEREIDINGEN

Weergavefunctie (PLAY)

12 3
8
4
5
6
7
1
Weergavefunctie (PLAY) bestand type
Snapshot
Film
2 Beeldbeveiligingindicator
3 Mapnummer/bestandnummer
4 Beeldformaat
QV-R51 2560 ҂ 1920 beeldpunten 2560 ҂ 1712 (3:2) beeldpunten 2048 ҂ 1536 beeldpunten 1600 ҂ 1200 beeldpunten 1280 ҂ 960 beeldpunten
640 ҂ 480 beeldpunten
QV-R41 2304 ҂ 1712 beeldpunten 2240 ҂ 1680 beeldpunten 2240 ҂ 1488 (3:2) beeldpunten 1600 ҂ 1200 beeldpunten 1280 ҂ 960 beeldpunten
640 ҂ 480 beeldpunten
5 Kwaliteit
FINE (Fijn ) NORMAL (Normaal) ECONOMY (Economisch)
6 Ingebouwd geheugen ingesteld voor
data opslag. Geheugenkaart geselecteerd voor data opslag.
7 Datum en tijd
8 Batterijcapaciteit
BELANGRIJK!
Sommige informatie wordt mogelijk niet juist getoond als het een beeld betreft dat opgenomen was met een ander model camera.
30
Page 31
VOORBEREIDINGEN

Veranderen van de inhoud van het beeldscherm

Telkens bij indrukken van de [DISP] toets verandert de inhoud van het beeldscherm zoals hieronder aangegeven.

Indicators

op
(pagina 28)
BELANGRIJK!
U kunt het beeldscherm in de volgende gevallen niet uitschakelen: Tijdens de weergavefunctie (PLAY), tijdens de BESTSHOT functie en wanneer u niet opneemt met de filmfunctie (MOVIE).
U kunt de [DISP] toets niet gebruiken om de inhoud van het beeldscherm te veranderen terwijl een film wordt opgenomen.
Histogram
op
(pagina 84)
Indicators
uit
Beeldscherm
uit
Indicators
Middels de kleur en status (brandend of knipperend) van de indicators wordt u op de hoogte gehouden van de huidige status van de camera. Zie Indicator referentie op pagina 172 voor details.
Groene bedrijfsindicatorZelfontspannerindicator
Rode bedrijfsindicator
31
Page 32
VOORBEREIDINGEN

Vastmaken van de polsriem

Maak de polsriem vast aan de polsriemstang zoals aangegeven in de afbeelding.
BELANGRIJK!
Zorg ervoor de polsriem om uw pols te houden wanneer u de camera aan het gebruiken bent om te voorkomen dat hij onverhoeds valt.
De meegeleverde polsriem is enkel bedoeld voor gebruik met deze camera. Gebruik de polsriem niet voor andere toepassingen.
Gebruik de polsriem nooit om de camera mee rond te zwaaien.

Spanningsvereisten

Uw camera is voorzien van twee-wegs stroomvoorziening waardoor u hem kunt laten werken op batterijen maat AA of op stroom van het lichtnet. Er wordt een setje oplaadbare nikkelmetaal hydride batterijen maat AA meegeleverd met de camera. De andere items die hieronder worden vermeld zijn afzonderlijk verkrijgbaar.
Batterijen
Twee oplaadbare nikkelmetaal hydride batterijen maat AA
: HR-3U (nominale capaciteit 2100mAh) (meegeleverd)
HR-3U (nominale capaciteit 2300mAh)
Twee lithium batterijen maat AA: FR6
Twee alkaline batterijen maat AA: LR6
Een juiste werking kan niet worden gegarandeerd als u
een ander type batterijen gebruikt dan het hierboven beschreven type.
Wanneer de camera werkt op alkaline batterijen maat AA (LR6), kan de camera mogelijk in het geheel niet werken bij temperaturen van 5°C of lager.
De oplaadbare batterijen zijn niet opgeladen wanneer u de camera aanschaft. U dient de oplaadbare batterijen dus eerst op te laden voordat u de camera voor de eerste maal in gebruik neemt (pagina 33).
32
Page 33
VOORBEREIDINGEN
Lichtnet/stopcontact
Netadapter: AD-C30

Opladen van de oplaadbare batterijen

U kunt onderstaande stappen nemen om de oplaadbare nikkelmetaal hydride batterijen (HR-3U) op te laden m.b.v. de oplaadeenheid (BC-5H) die meegeleverd wordt met de camera.
Behalve voor het opladen van de gespecificeerde oplaadbare nikkelmetaal hydride batterijen (HR-3U) mag u nooit proberen de oplaadeenheid te gebruiken voor het opladen van andere andere types oplaadbare batterijen. Wordt geprobeerd om droge celbatterijen of andere types oplaadbare batterijen op te laden dan is er gevaar dat de batterijen gaan lekken, oververhitten en mogelijk ontploffen.
De oplaadbare batterijen opladen
1.
Monteer de oplaadbare batterijen op de oplaadeenheid waarbij u er op moet letten om de positieve en negatieve aansluitingen van elke oplaadbare batterij moet plaatsen zoals aangegeven in de afbeelding.
33
Page 34
VOORBEREIDINGEN
2.
Steek de stekker van de oplaadeenheid in het stopcontact.
Hierdoor gaat de [CHARGE] (oplaad) indicator branden.
Het opladen duurt ongeveer 4 uur.
[CHARGE] (oplaad) indicator
Oplaadeenheid
Netsnoer
3.
De [CHARGE] indicator gaat uit wanneer het opladen voltooid is.
4.
Trek de oplaadeenheid uit het stopcontact en verwijder de oplaadbare batterijen nadat het opladen voltooid is.
Trek de oplaadeenheid altijd uit het stopcontact en verwijder de oplaadbare batterijen wanneer u de eenheid niet gebruikt voor het opladen.
34
Page 35
VOORBEREIDINGEN
BELANGRIJK!
Mocht de [CHARGE] indicator gaan knipperen wanneer u met het opladen begint, dan betekent dit dat het opladen nog niet kan worden gestart omdat de omgevingstemperatuur of de temperatuur van de oplaadeenheid zelf zich buiten het bereik van 0°C tot 40°C bevindt. Het opladen begint automatisch (aangegeven door de [CHARGE] indicator die stopt met knipperen en gewoon blijft branden) wanneer de temperatuur weer terugkeert tot het normale bereik.
Wanneer u probeert de batterijen op te laden terwijl ze nog steeds warm zijn onmiddellijk nadat u ze van de camera gehaald heeft kan er toe leiden dat de oplaadbare batterijen slechts gedeeltelijk worden opgeladen. Geef de batterijen tijd om af te koelen voordat u ze gaat opladen.
De batterijen lopen langzamerhand leeg wanneer ze in opgeladen toestand niet in de camera worden geplaatst. Hierom wordt het aanbevolen dat u de batterijen pas onmiddellijk voor gebruik oplaadt.
De oplaadbare batterijen die met deze camera worden gebruikt, zijn speciaal ontworpen voor gebruik met digitale cameras. Als u probeert ze te gebruiken om een ander apparaat te voeden, dient u er eerst de gebruiksaanwijzing van dat apparaat op na te slaan om na te gaan of ze compatibel zijn.
Hoewel de feitelijke diensttijd van de oplaadbare batterijen afhangt van de omgeving waarin ze gebruikt worden, kunt u verwachten dat u ze ongeveer 500 maal kunt opladen voordat ze vervangen dienen te worden.
Het opladen van de batterijen van de camera kan storing veroorzaken bij de ontvangst van TV en radio. Mocht dit het geval zijn, steek dan de stekker van de oplaadeenheid in een stopcontact dat zich verder uit de buurt van de TV of de radio bevindt.
Vuile contactpunten bij de oplaadeenheid of de batterijen kunnen er de oorzaak van zijn dat het onmogelijk is om de batterijen op te laden. Zorg er voor de contactpunten en aansluitingen af en toe af te vegen met een droge doek om ze schoon te houden.
OPMERKING
De meegeleverde oplaadeenheid is ontworpen voor gebruik met elke voedingsbron van 100V tot 240V wisselspanning. Merk echter op dat de vorm van de stekker van het netsnoer kan verschillen afhankelijk van het land van aanschaf. Mocht u van plan zijn de oplaadeenheid te gebruiken op een plaats waar het stopcontact afwijkt van dat in uw eigen land, vervang dan het netsnoer door een geschikt netsnoer dat meegeleverd werd met de camera of door een los verkrijgbaar netsnoer dat geschikt is voor het stopcontact van dat land.
35
Page 36
VOORBEREIDINGEN
Voorzorgsmaatregelen voor de oplaadeenheid
Tijdens het gebruik kan de oplaadeenheid ietwat warm worden. Dit is normaal en duidt niet op een defect.
Trek de oplaadeenheid uit het stopcontact wanneer u hem niet gebruikt.
Voorzorgsmaatregelen voor de oplaadbare batterijen
Voorzorgsmaatregelen tijdens het gebruik
Gebruik enkel de oplaadeenheid die met de camera wordt meegeleverd om de batterijen op te laden. Gebruik nooit een andere type oplaadeenheid voor het opladen.
Nieuwe batterijen zijn aanvankelijk niet opgeladen. Zorg er dus voor de batterijen eerst op te laden voordat u hem voor de eerste maal in gebruik neemt.
Een koude omgeving zal in het algemeen de gebruiksduur van de batterijen verkorten zodat de stroom van volledig opgeladen batterijen minder kan zijn op koude plaatsen.
Laad de batterijen op een plaats op waar de temperatuur tussen 10°C en 35°C is. Buiten deze temperaturen kan het opladen langer dan normaal duren en kan het zelfs onmogelijk zijn om de batterijen volledig op te laden.
Mochten de batterijen na volledig opladen maar korte tijd werken en daarna weer uitgeput zijn, dan hebben de oplaadbare batterijen het einde van hun levensduur bereikt. Vervang de batterijen door nieuwe.
Voorzorgsmaatregelen voor het opbergen
Oplaadbare nikkel-metaal hydride batterijen voorziet in een hoge elektrische capaciteit in een compacte configuratie. Echter opbergen van de batterijen na het opladen kan de capaciteit van de batterijen aantasten. Let erop dat u de batterijen altijd uit de camera
verwijdert als u de camera voor langere tijd niet van plan bent te gebruiken. Worden de batterijen in de camera gelaten dan zullen deze heel kleine hoeveelheden stroom afgeven waardoor de batterijen leeg kunnen raken en zelfs gaan lekken.
Berg de batterijen op een droge plaats op met een
temperatuur van 20°C of lager.
Als u batterijen voor langere tijd opslaat, laad ze
dan twee of drie maal op voordat u ze weer in gebruik neemt.
Los verkrijgbare oplaadeenheid en oplaadbare batterijen
Het wordt aanbevolen om SANYO Electric Co., Ltd. oplaadbare nikkel-metaal hydride batterijen (HR-3U) te gebruiken voor deze camera. Een juiste werking van de camera wordt niet gegarandeerd bij het gebruik van andere merken oplaadbare batterijen.
BELANGRIJK!
Gebruik nooit twee batterijen van verschillende merken, verschillende ouderdom of verschillende oplaadniveaus door elkaar. Dat kan leiden tot een kortere levensduur van de batterijen en de camera
36
zelfs beschadigen.
Page 37
VOORBEREIDINGEN

Inleggen van de batterijen

1.
Schakel de camera uit.
2.
Schuif het batterijen­compartimentdeksel aan de onderkant van de camera in de door de pijl aangegeven richting en open het dan.
3.
Leg de batterijen in zoals aangegeven in de afbeelding.
4.
Blijf drukken op het door de pijl in de afbeelding aangegeven punt en schuif het batterijen­compartimentdeksel vervolgens dicht.
BELANGRIJK!
Gebruik enkel de meegeleverde oplaadbare nikkel­metaal hydride batterijen of de gespecificeerde batterijen maat AA.

Verwijderen van de batterijen uit de camera

1.
Schuif het batterijen­compartimentdeksel aan de onderkant van de camera in de door de pijl aangegeven richting en open het dan.
2.
Kantel de camera langzaam totdat de batterijen er uit komen glijden.
Let er op dat u de batterijen niet laat vallen.
37
Page 38
VOORBEREIDINGEN
Lege batterijenindicator
Het volgende toont hoe de batterijcapaciteitindicator op het beeldscherm verandert naarmate meer stroom van de oplaadbare batterijen verbruikt wordt. De indicator betekent dat de resterende batterijspanning laag is. Merk op dat u geen beelden kunt opnemen als de batterijen indicator is. Laad de oplaadbare batterijen onmiddellijk op wanneer één van beide indicators verschijnt.
Oplaadniveau Hoog Laag
Indicator
Richtlijnen voor de gebruiksduur van de oplaadbare batterijen
De richtlijnen hieronder omvatten waarden voor de gebruiksduur van de batterijen geven de geschatte tijdsduur totdat de batterijspanning uitvalt bij een temperatuur van 23°C. Deze richtlijnen zijn echter geen garantie dat de batterijen inderdaad de aangegeven gebruiksduur zullen verstrekken. Lage temperaturen en een doorlopend gebruik zullen de gebruiksduur verminderen.
Geschatte levensduur van de batterijen (QV-R41/QV-R51)
Oplaadbare
Aantal fotos, doorlopende opname*1 (opnametijd)
Aantal fotos, normale opname*2 (opnametijd)
Doorlopende weergave*3
nikkelmetaal hydride batterijen
900 foto’s (150 minuten)
240 foto’s (120 minuten)
250 minuten
Alkaline batterijen
240 foto’s (40 minuten)
50 foto’s (25 minuten)
130 minuten
De bovenstaande richtlijnen zijn gebaseerd op de
volgende types batterijen:
Oplaadbare nikkel-metaal hydride batterijen
:HR-3U (nominale capaciteit 2100mAh)
SANYO Electric Co., Ltd.
Alkaline :LR6 Matsushita Battery Industrial Co., Ltd.
* De gebruiksduur hangt af van het merk.
38
Page 39
VOORBEREIDINGEN
*1 Omstandigheden bij doorlopende opname
Temperatuur: 23°C
Beeldscherm: Ingeschakeld
Flitser: Uitgeschakeld
Beeld opgenomen per 10 seconden
*2 Omstandigheden bij normale opname
Temperatuur: 23°C
Beeldscherm: Ingeschakeld
Zoomen van de volledige groothoek- tot de volledige
telefotostand elke 30 seconden, waarbij telkens twee beelden worden opgenomen, waarvan één met flits; de spanning wordt na elke 10 opgenomen beelden uit­en weer ingeschakeld.
*3 Bij doorlopende weergave
Temperatuur: 23°C
Door één beeld per 10 seconden bladeren
De bovenstaande waarden zijn gebaseerd op nieuwe
batterijen die volledig opgeladen zijn. Herhaaldelijk opladen zal de gebruiksduur van de batterijen verkorten.
De gebruiksduur van de oplaadbare batterijen hangt nauw samen met u vaak u de flitser, de zoom en de andere functies gebruikt en hoe lang u de spanning elke keer ingeschakeld houdt.
Tips om de batterijen langer te laten meegaan
Hoeft u de flitser niet te gebruiken tijdens het opnemen,
selecteer dan (flitser uit - flash off) als de flitserfunctie (pagina 58).
Schakel de functie voor automatisch uitschakelen van de
spanning (Auto Power Off) en de sluimerfunctie (Sleep) (pagina 44) in om u te beschermen tegen het onnodig verkwisten van stroom als u vergeet de spanning van de camera uit te schakelen.
39
Page 40
VOORBEREIDINGEN
Levensduur van alkaline batterijen
De feitelijke levensduur van alkaline batterijen hangt samen met een grote hoeveelheid factoren waaronder het merk van de batterij, de hoeveelheid tijd dat de batterijen opgeslagen waren in het winkelmagazijn voordat u ze gebruikte, de omgevingstemperatuur tijdens het opnemen en fotografische omstandigheden. Daarom wordt het gebruik van lithiumbatterijen of nikkelmetaal hydride batterijen aanbevolen die langer meegaan dan alkaline batterijen.
Alkaline batterijen kunnen mogelijk helemaal geen verking verschaffen als de temperatuur 5°C is of lager.
Voorzorgsmaatregelen bij het hanteren van de batterijen
Verkeerd gebruik van de batterijen kan er de oorzaak van zijn dat ze gaan lekken of exploderen waardoor de plaatsen rond de batterijen kunnen beschadigen of roesten hetgeen tot brand of persoonlijk letsel kan leiden. Zorg er voor de volgende voorzorgsmaatregelen na te leven wanneer u de batterijen gebruikt.
Let er op dat de plus (+) en min (–) polen van de
batterijen bij het inleggen altijd in de juiste richting wijzen.
Meng oude batterijen nooit met nieuwe.
Meng nooit batterijen van verschillende merken.
Gebruik enkel de batterijen die gespecificeerd zijn voor
gebruik met deze camera.
Probeer de batterijen nooit uit elkaar te halen en vermijd
omstandigheden waarin de twee uiteinden contact kunnen maken met elkaar (kortsluiting). Stel de batterijen nooit bloot aan hitte of vuur.
Lege batterijen kunnen gaan lekken hetgeen ernstige
schade aan uw camera kan veroorzaken. Verwijder de batterijen uit de camera zodra u bemerkt dat ze leeg zijn.
Verwijder de batterijen uit de camera als u van plan bent
deze voor meer dan twee weken niet te gebruiken.
De batterijen die de camera van spanning voorzien wordt
tijdens het gebruik gewoonlijk warm.
40
Page 41
VOORBEREIDINGEN

Werking op netspanning

U dient de los verkrijgbare netadapter (AD-C30) aan te schaffen om de camera op netspanning te laten werken.
1.
Sluit het netsnoer aan op de netadapter.
2.
Open het aansluitingsdeksel en sluit de netadapter aan op de aansluiting die aangeduid wordt als [DC IN 3V] (3V gelijkspanningsingang)
3.
Steek de netstekker in het stopcontact.
[DC IN 3V] (3V gelijkspanningsingang)
Netadapter
Netsnoer
Aansluitingsdeksel
Stekker
OPMERKING
De meegeleverde netadapter is ontworpen voor gebruik met elke voedingsbron van 100V tot 240V wisselspanning. Gebruikt u de netadapter in het buitenland dan is het uw eigen verantwoordelijkheid om een netsnoer aan te schaffen waarvan de stekker past bij de stopcontacten van het land van bestemming.
41
Page 42
VOORBEREIDINGEN
Voorzorgsmaatregelen voor de adapter
Schakel altijd de spanning van de camera uit voordat u de aansluiting met de netadapter tot stand brengt of verbreekt.
Schakel altijd de spanning van de camera uit voordat u de aansluiting met de netadapter verbreekt zelfs als er batterijen geïnstalleerd zijn in de camera. Doet u dat niet dan zal de camera zichzelf automatisch uitschakelen wanneer u de aansluiting met de netadapter verbreekt. Daarnaast loopt u ook gevaar dat de camera beschadigd raakt als u de aansluiting van de netadapter verbreekt zonder eerst de spanning uitgeschakeld te hebben.
Na lang gebruik kan de netadapter warm worden. Dit is normaal en geen reden tot ongerustheid.
Schakel de camera uit en trek de netadapter uit het stopcontact na gebruik van de camera.
De camera schakelt automatisch over naar werking op netspanning wanneer de netadapter op de camera aangesloten wordt.
Gebruik altijd de netadapter om de camera van stroom te voorzien wanneer deze op een PC aangesloten is.
Bedek de netadapter nooit met een plait, een deken of een andere afdekking. Dit breng namelijk het gevaar op brand met zich mee.

In- en uitschakelen van de camera

Inschakelen van de camera
Druk op de spanningstoets, de [ ] (REC) toets of de [ ] (PLAY) toets. Hierdoor gaat de groene bedrijfsindicator tijdelijk branden waarna de spanning ingeschakeld wordt. De functie van de camera hangt af van welke toets u indrukt om hem in te schakelen.
Om deze functie in te schakelen bij het starten:
REC (opname)
PLAY (weergave)
Spanningstoets
Druk deze toets in om de camera in te schakelen:
Spanningstoets of [ (opname) toets
] (PLAY) (weergave) toets
[
Groene bedrijfsindicator
[ ] (PLAY) (weergave)
[ ] (REC) (opname)
42
] (REC)
Page 43
VOORBEREIDINGEN
OPMERKINGEN
Door op [ ] (REC) te drukken om de camera in te schakelen wordt de opnamefunctie (REC) ingeschakeld terwijl de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld wordt bij indrukken van [ ] (PLAY).
Door tijdens de opnamefunctie (REC) op [ ] (PLAY) te drukken wordt overgeschakeld naar de weergavefunctie (PLAY). De lens wordt ongeveer 10 seconden na het overschakelen naar de andere functie ingetrokken.
BELANGRIJK!
Als de spanning van de camera uitvalt door de automatische stroomonderbrekingsfunctie, druk dan op de spanningstoets, de [ ] (REC) toets of de [ ] (PLAY) toets om de spanning opnieuw in te schakelen.
Door op de spanningstoets of op de [ ] (REC) (opname) toets te drukken om de camera in te schakelen zal de lens (het objectief) bewegen tot de uitgetrokken toestand. Let er op dat er niets in de weg zit van de lens (het objectief) zodat deze wordt geraakt terwijl hij zich beweegt tot de uitgetrokken toestand.
Uitschakelen van de camera
Druk op de spanningstoets om de camera uit te schakelen.
OPMERKING
U kunt de camera zodanig instellen dat deze niet ingeschakeld wordt wanneer u op de [ ] (REC) of op de [ ] (PLAY) toets drukt of dat deze uitgeschakeld wordt wordt wanneer u op de [ ] (REC) of op de [ ] (PLAY) toets drukt. Zie Configureren van de [ ] (REC) en [ ] (PLAY) toets en spannings in/uit functies op pagina 134 voor details.
43
Page 44
VOORBEREIDINGEN

Configureren van de stroomspaarinstellingen

U kunt de hieronder beschreven instellingen configureren om accustroom te besparen.
Sleep (Sluimer) :
Schakelt automatisch het beeldscherm uit als als u geen bediening uitvoert voor een bepaalde tijd tijdens de opnamefunctie (REC). Het beeldscherm wordt opnieuw ingeschakeld als u op willekeurig welke toets drukt.
Auto Power Off (Automatische stroomonderbreker) :
Schakel de spanning uit als u geen bediening uitvoert voor een bepaalde tijd.
1.
Schakel de camera in.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de Set Up (instelling) tab m.b.v. [] en [].
4.
Selecteer m.b.v. [] en [] de functie waarvan u de instelling wilt configureren en druk daarna op [].
Zie pagina 45 voor informatie hoe de menu’s worden gebruikt.
Configureren van deze functie:
Sleep (sluimer)
Auto Power Off (automatische stroomonderbreker)
5.
Verander m.b.v. [] en [] de momenteel
Selecteer deze instelling:
Sleep (sluimer)
Auto Power Off (automatische stroomonderbreker)
geselecteerde instelling en druk daarna op [SET].
• Er zijn vier sluimer instellingen beschikbaar: “30 sec”, “1 min”, “2 min” en “Off” (uit).
Er zijn twee automatisch stroomonderbreker instellingen beschikbaar: 2 min en 5 min”.
Merk op dat de sluimerfunctie niet werkt tijdens de
weergavefunctie (PLAY).
Het beeldscherm wordt onmiddellijk weer ingeschakeld als op een willekeurige toets wordt gedrukt terwijl de sluimerfunctie ingeschakeld is.
De automatisch stroomonderbreker en de sluimerfunctie werken niet in de volgende gevallen.
Wanneer de camera aangesloten is op een
computer of een ander toestel via de USB kabel.
44
Page 45
VOORBEREIDINGEN

Gebruik van de in-beeld menu’s

Bij indrukken van de [MENU] toets worden menu’s verkregen op het beeldscherm die u kunt gebruiken voor het uitvoeren van verschillende bedieningshandelingen. Het menu dat verschijnt hangt af van of de opnamefunctie (REC) of de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is. Het volgende toont een voorbeeld van bediening van een menu dat gebruikt wordt tijdens de opnamefunctie (REC).
1.
Druk op de spanningstoets of op de [ ] (REC) toets.
Wilt in in plaats daarvan de weergavefunctie (PLAY) inschakelen, druk dan op [ ] (PLAY) (weergave).
[ ]
[ ]
Spanningstoets
2.
Druk op [MENU].
[][
[MENU]
[SET]
][][
Tab
]
Instellingen
Selectiecursor (toont het momenteel ingestelde item)
45
Page 46
VOORBEREIDINGEN
Bediening van het menubeeldscherm
Wanneer u dit wilt doen:
Beweeg heen en weer tussen tabs
Beweeg van de tab naar de instellingen
Beweeg van de instellingen naar de tab
Beweeg heen en weer tussen instellingen
Toon de opties die beschikbaar zijn voor de instelling
Selecteer een optie
Register een optieselectie en verlaat het menubeeldscherm
Register een optieselectie en ga terug naar het menubeeldscherm
Verlaat het menubeeldscherm
Doe dit:
Druk op [] en [].
Druk op [].
Druk op [].
Druk op [] en [].
Druk op [] of druk op [SET].
Druk op [] en [].
Druk op [SET].
Druk op [].
Druk op de [MENU] toets.
46
3.
Druk op [] of [] om de gewenste tab te selecteren en druk daarna op [SET] om de selectiecursor van de tab naar de instellingen te verplaatsen.
4.
Gebruik [] en [] om de functie te selecteren waarvan u de instelling wilt configureren en druk daarna op [].
In plaats van [] kunt u ook op [SET] drukken.
5.
Gebruik [] en [] om de momenteel
Voorbeeld: om het “REC
Mode item (opnamefunctie) te selecteren.
geselecteerde instelling te veranderen.
Page 47
VOORBEREIDINGEN
6.
Voer één van de volgende handelingen uit om de geconfigureerde instellingen toe te passen.
Om dit te doen:
Pas de instelling toe en verlaat het menuscherm.
Pas de instelling toe en ga terug naar de functieselectie in stap 4.
Pas de instelling toe en ga terug naar de tabselectie in stap 3.
Zie Menureferentie op pagina 170 voor meer informatie aangaande menus.
Voer deze toetsbediening uit:
Druk op [SET].
Druk op [].
Druk op [].
1.
2. Gebruik [] om terug te gaan naar de tabselectie.

Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen

Zorg ervoor de volgende instellingen te configureren voordat u de camera gebruikt om beelden mee op te nemen.
Displaytaal
Thuisstad
Datumstijl
Datum en tijd
Merk op dat de huidige datum- en tijdinstellingen door de camera gebruikt worden om de datum en tijd te genereren die opgeslagen worden samen met de beelddata, enz.
47
Page 48
VOORBEREIDINGEN
BELANGRIJK!
De klokinstellingen van de camera worden gewist wanneer de spanning volledig uitgevallen is. Dit kan gebeuren als de batterijen volledig leeg raken terwijl de camera niet van stroom voorzien wordt door de netadapter. Het klokinstelbeeldscherm verschijnt automatisch de volgende keer dat u de spanning inschakelt nadat de instellingen zijn gewist. Stel de datum en tijd in voordat u de camera gebruikt.
De huidige datum- en tijdinstellingen worden gewist ongeveer twee dagen nadat de batterijen leeg geraakt zijn.
Worden beelden opgenomen zonder eerst de klokinstellingen te hebben geconfigureerd dan zal incorrecte tijdinformatie worden geregistreerd. Zorg ervoor de klokinstellingen te configureren voordat u de camera gebruikt.

Configureren van de displaytaal en de klokinstellingen

1.
Druk op de spanningstoets, op de [ ] (REC) toets of op de [ ] (PLAY) toets om de camera in te schakelen.
2.
Gebruik [], [], [] en [] om de gewenste taal te selecteren en druk dan op [SET].
: Japans
English : Engels
Français : Frans
Deutsch : German
Español : Spaans
Italiano : Italiaans
Português : Portugees
: Chinees (complex)
: Chinees (vereenvoudigd)
: Koreaans
48
Page 49
VOORBEREIDINGEN
3.
Gebruik [], [], [], en [] om het geografische gebied te selecteren waar u woont en druk daarna op [SET].
6.
Gebruik [] en [] om de datumformaatinstelling te veranderen en druk daarna op [SET].
4.
Gebruik [] en [] om de naam van stad waar u woont te selecteren en druk dan op [SET].
5.
Gebruik [] en [] om de gewenste zomertijdinstelling (DST) te selecteren en druk dan op [SET].
Wanneer u dit wilt doen:
Houd de tijd bij d.m.v. de zomertijd (DST = Daylight Saving Time)
Houd de tijd bij d.m.v. de standaard tijd
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
49
Voorbeeld: 24 december, 2003
Om de datum zo te tonen:
03/12/24
24/12/03
12/24/03
Selecteer deze opmaak:
YY/MM/DD
DD/MM/YY
MM/DD/YY
Page 50
VOORBEREIDINGEN
7.
Stel de huidige datum en tijd in.
Om dit te doen:
Verplaatsen van de cursor tussen instellingen
Verander de instelling bij de huidige plaats van de cursor
Overschakelen tussen de 12-uur en de 24-uur tijdaanduiding.
8.
Druk op [SET] om de instellingen te registreren en verlaat daarna het instelbeeldscherm.
Doe dit:
Druk op [] en [].
Druk op [] en [].
Druk op [DISP].
50
Page 51

ELEMENTAIRE BEELDOPNAME

ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Dit hoofdstuk beschrijft de basisprocedure voor het opnemen van een beeld.

Opnemen van een beeld

Richten van de camera

Gebruik beide handen om de camera stil te houden wanneer u een beeld aan het opnemen bent. Als u de camera met slechts één hand vasthoudt, verhoogt dat de kans op bewegen waardoor u vlekkerig opnamen krijgt.
Horizontaal Houd de camera met beide handen stil met uw armen stevig tegen uw linker­en rechterzijde gedrukt.
Verticaal Gebruikt u de camera verticaal, houd hem dan vast met de flitser boven de lens. Houd de camera met beide handen stil.
BELANGRIJK!
Let erop dat uw vingers of de riem niet in de weg zitten van de flitser of de lens.
Flitser
Lens
OPMERKING
Het opgenomen beeld zal vlekkerig zijn als u beweegt terwijl u op de sluiterontspanningstoets drukt. Druk zorgvuldig op de sluiterontspanningstoets en let er daarbij op dat u de camera niet beweegt. Het is in het bijzonder van belang wanneer de belichting laag is waardoor de sluitersnelheid langzamer wordt.
51
Page 52
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
1200
1600
NORMAL
99
24
12
58

Opnemen van een beeld

Uw camera stelt automatisch de sluitersnelheid in overeenkomstig de helderheid van het onderwerp. Her beeld dar u opneemt wordt in het ingebouwde geheugen van de camera opgeslagen of op een geheugenkaart als die zich in de camera bevindt.
Beelden worden opgeslagen op de kaart (pagina 136) wanneer een los verkrijgbare SD geheugenkaart of een MultiMediaCard (MMC) in de camera is geladen.
1.
Druk op de spanningstoets of op de [ ] (REC) toets om de camera in te schakelen.
[ ]
Spanningstoets
52
Hierdoor verschijnt een beeld of een boodschap op het beeldscherm.
Hierdoor wordt de opnamefunctie (REC) ingeschakeld voor het opnemen van beelden.
Als de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld is bij inschakelen van de camera verschijnt de boodschap There are no files (er zijn geen bestanden) als u nog geen beelden opgeslagen heeft liggen in het geheugen. Daarnaast zal de icoon zichtbaar zijn aan de bovenkant van de display. Mocht dit het geval zijn druk dan op [ ] (REC) om de REC opnamefunctie in te schakelen.
2.
Zet het beeld op het beeldscherm zo op dat het hoofdonderwerp zich binnen het scherp­stelkader bevindt.
Het scherpstelbereik van de camera tijdens de automatische scherpstelfunctie loopt van circa 60 cm tot oneindig (∞) (pagina 67).
U kunt beelden opzetten m.b.v. ofwel het beeldscherm ofwel de optische zoeker (pagina 55).
Scherpstelkader
1200
1600
NORMAL
0303/1212/24
:
12
99
IN
58
Page 53
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
U kunt bij het gebruik van de optische zoeker voor het opzetten van beelden de [DISP] toets gebruiken om het beeldscherm uit te schakelen en op die manier batterijspanning sparen (pagina 31).
3.
Druk de sluiterontspanningstoets halverwege in om op het beeld scherp te stellen.
Bij halverwege indrukken van de sluiterontspanningstoets stelt de autofocus functie van de camera automatisch scherp op het beeld en worden de sluitersnelheid­en lensopeningwaarden getoond.
U kunt controleren of scherpgesteld is op het beeld door naar het scherpstel-kader te kijken en met de groene indicator.
Sluiterontspanningstoets
Groene bedrijfsindicator
Werking van de bedrijfsindicator en het scherpstelkader
Wanneer u dit ziet:
Groen scherpstelkader Groene bedrijfsindicator
Rood scherpstelkader Groene bedrijfsindicator knippert
4.
Na u ervan te hebben overtuigd dat scherp is afgesteld op het beeld, drukt u de sluiterontspanningstoets geheel in om te gaan opnemen.
Het aantal beelden dat in het geheugen kan worden opgeslagen hangt af van de resolutie instelling die u gebruikt (pagina 63, 180).
53
Dat betekent dit:
Er is scherpgesteld op het beeld.
Er is niet scherpgesteld op het beeld.
Sluiterontspanningstoets
Page 54
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME

Opname voorzorgsmaatregelen

Open het batterijencompartimentdeksel nooit terwijl de groene bedrijfsindicator aan het knipperen is. Doet u dit toch dan zal niet enkel het huidige beeld verloren gaan maar kunnen de reeds in het camerageheugen opgeslagen beelden ook beschadigd raken en kan de camera zelf defect raken.
Verwijder de geheugenkaart nooit terwijl een beeld opgenomen wordt op de geheugenkaart.
TL-verlichting knippert met een frequentie die niet waargenomen kan worden door het menselijk oog. Bij gebruik van de camera binnenshuis terwijl TL-verlichting aanstaat, kunt u bepaalde problemen ondervinden met de helderheid of kleuren van de opgenomen beelden.
De camera stelt haar gevoeligheid automatisch bij aan de hand van de helderheid van het onderwerp als Auto (automatisch) is geselecteerd als de ISO gevoeligheidsinstelling (pagina 86). Dit kan de oorzaak vormen van statische storing bij beelden van relatief slecht belichte voorwerpen.
De camera verhoogt haar gevoeligheid en gebruikt een langzamere sluitersnelheid bij het opnemen van een slecht belicht onderwerp terwijl Auto (automatisch) is geselecteerd als de ISO gevoeligheidsinstelling (pagina 86). Daarom dient u zich voor per ongeluk bewegen van de camera te behoeden als u de flitser uitgeschakeld heeft (pagina 58).
Mocht er ongewenst licht op de lens vallen, scherm de lens dan af met uw hand tijdens het opnemen van het beeld.

Aangaande autofocus

Autofocus heeft de neiging niet goed te werken als de camera bewogen wordt tijdens het opnemen of bij het opnemen van de onderstaande types onderwerpen.
Effen kleuren of onderwerpen met weinig contrastOnderwerpen met sterk tegenlichtGepoetst metaal of andere helder reflecterende
voorwerpen
Jaloezieën (luxaflex) of andere patronen die zich
horizontaal repeteren.
Meervoudige beelden die zich op verschillende
afstanden van de camera bevinden
Onderwerpen op slecht verlichte plaatsenBewegende onderwerpen
Merk op dat een groene bedrijfsindicator en
scherpstelkader niet noodzakelijkerwijze garant staan voor een scherp beeld.
Als de autofocus om één of andere reden de gewenste resultaten niet produceert, probeer dan scherpstelvergrendeling (pagina 70) of handmatige scherpstelling (pagina 69)
54
Page 55
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME

Aangaande het beeldscherm van de opnamefunctie

Het tijdens de opnamefunctie (REC) op het beeldscherm getoonde beeld is een vereenvoudigd beeld voor het maken van een compositie. Het daadwerkelijke beeld wordt opgenomen overeenkomstig de beeldkwaliteitinstellingen die op dat moment geselecteerd zijn bij uw camera. Het beeld dat in het bestandgeheugen opgeslagen wordt heeft een veel betere resolutie en beter detail dan het beeld van het schermbeeld tijdens de opnamefunctie (REC).
Bepaalde niveaus van helderheid van het onderwerp kunnen de respons van het beeldscherm tijdens de opnamefunctie (REC) doen vertragen hetgeen statische ruis veroorzaakt op het beeldscherm.

Gebruiken van de optische zoeker

U kunt batterijstroom uitsparen door het monitorscherm van de camera uit te schakelen (pagina 31) en de optische zoeker te gebruiken voor het componeren van beelden.
ZoekerkaderKorte afstand tot
het onderwerp
BELANGRIJK!
Het kader dat binnenin de zoeker zichtbaar is geeft aan dat een beeld opgenomen wordt op een afstand van ongeveer één meter. Bij een afstand die groter of kleiner is dan één meter, kan het opgenomen beeld verschillen van het beeld dat u binnenin het zoekerkader kunt zien.
Het beeldscherm wordt automatisch ingeschakeld wanneer u de macrofunctie (Macro) of de handmatige scherpstelfunctie (Manual Focus) selecteert. Gebruik het beeldscherm altijd om beeldcompositie uit te voeren voor deze functies.
55
Page 56
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME

Gebruiken van de zoom

Uw camera is uitgerust met twee types zoom: optische zoom en digitale zoom.

Optische zoom

Het bereik van de optische zoomfactor is hieronder aangegeven.
Optisch zoomfactorbereik: 1X – 3X
1.
Schuif tijdens de opnamefunctie (REC) de zoomregelaar naar links of naar rechts om de zoomfactor te veranderen.
Om dit te doen:
Uitzoomen
Inzoomen
(1X tot 1,2X tijdens de macrostand)
Zoomregelaar
Schuif de zoomregelaar in deze richting:
(Groothoek)
(Telefoto)
56
InzoomenUitzoomen
2.
Neem het beeld op.
OPMERKINGEN
De optische zoomfactor heeft ook invloed op de lensopening.
Het wordt aanbevolen een statief te gebruiken om te behoeden voor handbewegingen bij het gebruiken van de telefotostand (inzoomen).
Page 57
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME

Digitale zoom

De digitale zoom wordt geactiveerd nadat u de maximale optische zoomfactor (3X) bereikt. Het vergroot het deel van het beeld dat zich in het midden bevindt van het beeldscherm. Het bereik van de zoomfactor is hieronder gegeven.
Digitale zoomfactorbereik: 3X – 12X
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab m.b.v. [] en [].
3.
Selecteer de Digital Zoom (digitale zoom) m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [].
4.
Selecteer On (aan) m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [SET].
Door Off (uit) te selecteren.
(in combinatie met de optische zoom)
5.
Schuif de zoomregelaar
Digitale zoomindicator
naar (Telefoto)/ om de zoomfactor te veranderen.
Wanneer de zoom de maximale optische zoomstand bereikt, stopt hij even. Houd de zoomregelaar ingedrukt naar (telefoto)/ maat en de zoom schakelt over naar digitale zoom.
Door het overschakelen naar digitaal zoomen verschijnt de zoomindicator op het monitorscherm. De zoomindicator toont een benadering van de huidige zoomfactor.
Digitale
zoom
1X 3X 12X
6.
Neem het beeld op.
Optische zoom
Huidige zoomfactor
Zoomindicator
57
Page 58
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
BELANGRIJK!
De digitale zoomfunctie werkt niet wanneer het beeldscherm uitgeschakeld is (pagina 31).
Het gebruik van de digitale zoom kan verslechtering van het opgenomen beeld veroorzaken.

Gebruiken van de flitser

Voer de volgende stappen uit om de flitserfunctie te selecteren die u wilt gebruiken.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU].
2.
Druk op [] ( ) om de flitserfunctie te selecteren.
Telkens bij indrukken van [] ( ) wordt naar de volgende instelling van de flitserfunctie doorgegaan in een oneindige lus, zoals aangegeven in het beeldscherm hieronder.
Flitserfunctie indicator
58
[
] ( )
Page 59
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
Om dit te doen:
Laat de flitser automatisch flitsen wanneer dit nodig is (Auto Flash ­automatisch flitsen).
Schakel de flitser uit (Flash Off - Flitser uit).
Altijd flitsen (Flash On - flitser aan).
Voer een voorflits uit gevolgd door beeldopname met flits, hetgeen het gevaar op rode ogen in het beeld reduceert (rode ogen-effect vermindering). In dit geval flitst de flitser automatisch wanneer dat nodig is.
3.
Neem het beeld op.
Selecteer deze instelling:
None (geen)
BELANGRIJK!
De flitsereenheid van deze camera flists een aantal malen bij het opnemen van een beeld. De aanvankelijke flitsen zijn voorflitsen waarbij de camera informatie inwint die nodig is voor de belichtingsinstellingen. De laatste flits is voor het opnemen. Zorg ervoor dat u de camera stil houdt totdat de camera de sluiter ontspant.
Het beeld kan mogelijk niet worden opgenomen als u op de sluiterontspanningstoets drukt terwijl de rode bedrijfsindicator knippert.
Aangaande vermindering van het rode ogen
-effect
Wanneer gebruik gemaakt van de flitser om s nachts of in een slecht verlichte kamer op te nemen, kan dit rode vlekken veroorzaken in de ogen van de mensen in beeld. Dit wordt veroorzaakt doordat het licht van de flitser weerkaatst tegen het netvlies van de ogen. Wanneer rode ogen-effect vermindering wordt geselecteerd als flitserfunctie, voert de camera twee voorflitsen uit, de eerste om de iris in de ogen van de mensen in beeld te doen sluiten en de tweede voor werking van de autofocus. Deze twee voorflitsen worden dan gevolgd door de flits die gebruikt wordt voor het opnemen van het beeld.
BELANGRIJK!
Merk de volgende punten op voor rode ogen-effect vermindering.
De functie voor de rode ogen-effect vermindering werkt niet tenzij de mensen in beeld direct naar de camera kijken tijdens de voorflits. Roep voordat u op de sluiterontspanningstoets drukt naar de onderwerpen zodat ze allen naar de camera kijken terwijl het voorflitsen wordt uitgevoerd.
De rode ogen-effect vermindering werkt niet goed als de onderwerpen zich ver van de camera bevinden.
59
Page 60
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME

Flitsereenheid status

U kunt de huidige flitseenheid status opzoeken door de sluiterontspanningstoets halverwege in te drukken en het beeldscherm en de rode bedrijfsindicator te checken.
De indicator wordt ook in het beeldscherm getoond wanneer de flitser klaar is om de flitsen.
* Rode bedrijfsindicator
Wanneer de rode bedrijfsindicator:
Klippert
Brandt
Betekent dat:
Dat de flitseenheid aan het opladen is
Dat de flitseenheid klaar is om te flitsen
Rode bedrijfsindicator

Veranderen van de flitssterkte instelling

Voer de volgende stappen uit om de flitssterkte instelling te veranderen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab m.b.v. [] en [].
*
3.
Selecteer de Flash Intensity (flitsintensiteit) m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instellingen te selecteren en druk daarna op [SET].
Om dit te doen:
Flits met hoge intensiteit
Flits met normale intensiteit
Flits met lage intensiteit
De flitsintensiteit verandert mogelijk niet wanneer het onderwerp zich te ver van of te dicht bij de camera bevindt.
Selecteer deze instelling:
Strong (Sterk)
Normal (Normaal)
Weak (Zwak)
60
Page 61
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME

Voorzorgsmaatregelen voor de flitser

Let erop dat uw vingers de flitser niet blokkeren terwijl u de camera vasthoudt. Afdekken van de flitser zal het effect grotendeels teniet doen.
U kunt de gewenste resultaten mogelijk niet verkrijgen met de flitser als het onderwerp zich te ver weg of juist te dicht bij bevindt.
De flitser heeft ergens tussen enkele seconden en 10 seconden nodig om zich volledig op te laden nadat hij geflitst heeft. De werkelijke tijd hangt af van het batterijniveau, de temperatuur en andere omstandigheden.
De flitser flitst niet tijdens de filmfunctie (Movie). Dit wordt aangegeven door (Flash Off - flitser uit) in het beeldscherm.
De flitsereenheid kan zich mogelijk niet geheel opladen als de batterijspanning laag is. Als de batterijspanning laag is, wordt dit aangegeven door (Flash Off - flitser uit) in het beedscherm en wanneer de flitser niet goed flitst hetgeen een slechte belichting van het beeld tot gevolg zal hebben. Mochten dergelijk symptomen te bespeuren zijn, laad dan de batterijen van de camera zo snel mogelijk op.
Flitser
Bij selectie de van rode ogen-effect verminderingsfunctie ( ) wordt de flitsintensiteit automatisch bijgesteld in overeenstemming met de belichting. De flitser kan mogelijk in het geheel niet flitsen wanneer het onderwerp reeds helder verlicht is.
Het gebruik van de flitser in combinatie met een andere lichtbron (daglicht, TL-verlichting, enz.) kan leiden tot abnormale beeldkleuren.
Wanneer de flitser samen met groothoekzoom (pagina
56) of met de macrofunctie (pagina 68) gebruikt wordt, kan het licht van de flitser geblokkeerd worden wat ongewenste schaduwen kan veroorzaken op uw beeld. Schaduwen zijn in het bijzonder merkbaar wanneer u de flitser gebruikt samen met de macrofunctie.
61
Page 62
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME

Gebruiken van de zelfontspanner

Met de zelfontspanner kunt u een vertraging van 2 seconden of 10 seconden selecteren voordat de sluiterontspanning plaatsvindt nadat u de sluiterontspanningstoets indrukt. Met de drievoudige zelfontspanner kunt u de zelfontspanner drie maal achtereenvolgens laten werken om drie beelden op te nemen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU].
2.
Gebruik [] en [] om de REC (opname) tab te selecteren.
3.
Gebruik [] en [] om de Self-timer (zelfontspanner) te selecteren en druk vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste zelfontspannertijd te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Als Off (uit) in stap 4 wordt geselecteerd, is de zelfontspanner uitgeschakeld.
62
Om dit te doen:
Specificeer een 10 seconden zelfontspanner
Specificeer een 2 seconden zelfontspanner
Specificeer een drievoudige zelfontspanner
Schakel de zelfontspanner uit
Met de drievoudige zelfontspanner neemt de camera een serie van drie beelden op in de hieronder beschreven volgorde.
1. De camera telt voor 10 seconden af en neemt
dan het eerste beeld op.
2. De camera bereidt zich voor om het volgende
beeld op te nemen. De hoeveelheid tijd benodigd voor die voorbereiding hangt af van de huidige Size (afmetingen) en Quality (kwaliteit) instellingen, het type geheugen (ingebouwd of een geheugenkaart) dat u gebruikt voor het opslaan van het beeld en of de flitser al dan niet opgeladen dient te worden.
3. Nadat de voorbereiding voltooid is, verschijnt
1sec op het beeldscherm en het volgende beeld wordt dan 1 seconde later opgenomen.
4. De stappen 2 en 3 herhalen zich nogmaals om
het derde beeld op te nemen.
Selecteer deze instelling:
10 sec
2 sec
X3
Off (uit)
Page 63
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
5.
Neem het beeld op.
Bij indrukken van de sluiterontspanningstoets gaat de zelfontspannerindicator knipperen en de sluiter ontspant zich nadat de zelfontspanner het aftellen heeft voltooid.
U kunt het aftellen van de zelfontspanner op dat moment stop zetten door op de sluiterontspanningstoets te drukken terwijl de zelfontspannerindicator aan het knipperen is.
OPMERKINGEN
De 2 sec instelling voor de zelfontspanner is het beste voor het opnemen met een langzame sluitersnelheid omdat het helpt bij het voorkomen van vlekkerige beelden doordat de camera wordt bewogen.
Tijdens de drievoudige zelfontspanner verschijnt de indicator 1sec op het beeldscherm tussen de opname van elk beeld om aan te geven dat er een pauze van 1 seconde is tussen elk beeld dat wordt opgenomen. De feitelijke hoeveelheid tijd die nodig is tussen het opnemen van de beelden hangt echter nauw samen met de huidige camera instellingen voor Size (grootte) en Quality (kwaliteit) alsmede van het type geheugen dat gebruikt wordt en of de flitser al dan niet wordt gebruikt.
Zelfontspannerindicator

Specificeren van beeldgrootte en beeldkwaliteit

U kunt de beeldgrootte en beeldkwaliteit specificeren voor aanpassing aan het type beeld dat u aan het opnemen bent.

Beeldgrootte specificeren

1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU].
2.
Gebruik [] en [] om de REC (opname) tab te selecteren.
3.
Gebruik [] en [] om Size (afmetingen) te selecteren en druk vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling te selecteren en druk vervolgens op [SET].
QV-R51 2560 x 1920 : 2560 x 1920 beeldpunten 2560 x 1712 (3:2): 2560 x 1712 (3:2) beeldpunten 2048 x 1536 : 2048 x 1536 beeldpunten 1600 x 1200 : 1600 x 1200 beeldpunten 1280 x 960 : 1280 x 960 beeldpunten
640 x 480 : 640 x 480 beeldpunten
63
Page 64
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
QV-R41 2304 x 1712 :2304 x 1712 beeldpunten 2240 x 1680 :2240 x 1680 beeldpunten 2240 x 1488 (3:2) :2240 x 1488 (3:2) beeldpunten 1600 x 1200 :1600 x 1200 beeldpunten 1280 x 960 :1280 x 960 beeldpunten
640 x 480 : 640 x 480 beeldpunten
OPMERKINGEN
Selecteer de 2560 x 1920 (QV-R51) of 2304 x 1712 (QV-R41) beeldgrootte wanneer u van plan bent grote afdrukken te maken van de beelden of wanneer u ze wilt gebruiken in applicaties waar een hoge resolutie de hoogste prioriteit heeft.
Selecteer de 640 x 480 beeldegrootte als u van plan bent beelden bij te sluiten met e-mail boodschappen of ze wilt gebruiken in applicaties waar een het economisch gebruik van data de hoogste prioriteit heeft.
Door de 2560 x 1712 (3:2) (QV-R51) of 2240 x 1488 (3:2) (QV-R41) beeldgrootte te selecteren worden beelden opgenomen met een 3:2 (verticaal : horizontaal) breedte-hoogte verhouding, die optimaal is voor het afdrukken op papier met een 3:2 breedte­hoogte verhouding.

Beeldkwaliteit specificeren

1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU].
2.
Gebruik [] en [] om de REC (opname) tab te selecteren.
3.
Gebruik [] en [] om Quality (kwaliteit) te selecteren en druk vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Om dit te verkrijgen:
Bijzonder hoge kwaliteit maar grote bestandsgrootte
Normale kwaliteit
Kleine bestandsgrootte maar lage kwalteit
64
Selecteer deze instelling:
Fine (fijn)
Normal (normaal)
Economy (economisch)
Page 65
ELEMENTAIRE BEELDOPNAME
OPMERKING
Gebruik de Fine (fijn) instelling wanneer de beeldkwaliteit uw grootste prioriteit is en de bestandsgrootte ondergeschikt is. Omgekeerd als uw grootste prioriteit de bestandsgrootte is en de beeldkwaliteit secundair, gebruik dan de Economy (economisch) instelling.
BELANGRIJK!
De werkelijke bestandsgrootte hangt af van het type beeld dat u opneemt. Dat betekent dat de resterende beeldcapaciteit die in het beeldscherm aangegeven wordt niet precies klopt (pagina 28, 180).
65
Page 66

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Dit hoofdstuk beschrijft de andere indrukwekkende kenmerken en functies die beschikbaar staan voor het opnemen.

Selecteren van de scherpstelfunctie

U kunt vier verschillende scherpstelfuncties selecteren: Auto Focus (autofocus = automatisch scherpstellen), Macro (groothoek), Infinity (oneindig) en Manual (handmatig).
1.
Druk [] ( ) in tijdens de opnamefunctie (REC).
Telkens bij indrukken van [] ( ) wordt naar de volgende instelling van de scherpstelfunctie doorgegaan in een oneindige lus zoals hieronder aangegeven.
Scherpstelfunctie indicator
[] ( )
66
Om de camera in te stellen om dit te doen:
Automatisch scherpstellen (Autofocus)
Close-up scherpstelling uitvoeren (Macro)
Scherpstellen op oneindig (oneindig)
Met de hand scherpstellen (handmatig scherpstellen)
Selecteer deze instelling:
Geen
MF
Page 67
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
1200
1600
NORMAL
99
24
12
58
1 / 1000
F2.6

Gebruik van autofocus

In het Engels betekent het woord focus scherpstellen, dus Auto Focus betekent automatisch scherpstellen - we zullen in deze gebruiksaanwijzing echter de technische term autofocus aanhouden. Werking van autofocus begint wanneer u de sluiterontspanningstoets halverwege indrukt. Het bereik van autofocus is als volgt.
Bereik: Ca. 60cm –
1.
Houd [] ( ) ingedrukt totdat de focusindicator uit de display is verdwenen.
2.
Voer compositie van het beeld zodanig uit dat hoofdonderwerp zich binnen het scherpstelkader bevindt en druk vervolgens de sluiterontspanningstoets halverwege in.
U kunt controleren of op het beeld scherpgesteld is door het scherpstelkader en de groene bedrijfsindicator te bekijken.
Scherpstelkader
Groene bedrijfsindicator
1200
1600
NORMAL
1 / 1000
F2.6
0303/1212/24
:
12
99
58
Wanneer u dit ziet:
Groen scherpstelkader Groene bedrijfsindicator
Rood scherpstelkader Groene bedrijfsindicator knippert
3.
Druk de sluiterontspanningstoets nu geheel
Dat betekent dit:
Er is scherpgesteld op het beeld.
Er is niet scherpgesteld op het beeld.
in om het beeld op te nemen.
Specificeren van het bereik van autofocus
U kunt de volgende procedure gebruiken om het autofocusbereik te veranderen tijdens de autofocusfunctie en de macrofunctie. Merk op dat de configuratie van het
IN
scherpstelkader verandert in overeenstemming met het door u geselecteerde autofocusbereik.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU].
2.
Selecteer AF Area (autofocusbereik) op de REC (opname) tab en druk vervolgens op [].
3.
Gebruik [] en [] om het gewenste autofocus kader te selecteren en druk daarna op [SET].
67
Page 68
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Voor dit type autofocusbereik:
Bijzonder beperkt bereik in het midden van het scherm.
De instellingen werken goed met scherpstelvergrendeling (pagina 70).
Automatische keuze van het scherpstelbereik waar het onderwerp zich het dichtst bij de camera bevindt.
Bij deze stand verschijnt er op het beeldscherm eerst een scherpstelkader met zeven scherpstelpunten. Wanneer u de sluiterontspanningstoets halverwege indrukt, kiest de camera automatisch het scherpstelpunt waar het onderwerp zich het dichtst bij de camera bevindt en op dat punt verschijnt ook een scherpstelkader.
Deze instelling werkt goed voor het maken van groepfotos.
Selecteer deze instelling:
Spot (puntmeten)
Multi (multipatroon meting)
Spot (puntmeten) Multi (multipatroon meting)
ScherpstelkaderScherpstelkader

Gebruik van de macrofunctie

De macrofunctie laat u automatisch scherpstellen op close­up onderwerpen. Het automatische scherpstellen begint wanneer u de sluiterontspanningstoets halverwege indrukt. Het bereik van het scherpstelbereik van de macrofunctie is als volgt.
Bereik: Ca. 10 cm – 70 cm
1.
Houd [] ( ) ingedrukt totdat de scherpstelfunctie indicator “ ” aangeeft.
2.
Neem het beeld op.
Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn identiek aan wat u doet tijdens de autofocus functie.
U kunt controleren of op het beeld scherpgesteld is door het scherpstelkader en de groene bedrijfsindicator te bekijken. De aanduidingen van het scherpstelkader en de groene bedrijfsindicator zijn hetzelfde als bij de autofocus functie.
BELANGRIJK!
Tijdens de macrofunctie is het optische zoombereik 1X – 1,2X.
68
Page 69
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

Gebruik van de oneindig-functie

Gebruik deze functie voor het opnemen van landschappen en van andere beelden die zich op grote afstand bevinden.
1.
Houd [] ( ) ingedrukt totdat de scherpstelfunctie indicator “ ” aangeeft.
2.
Neem het beeld op.

Gebruik van handmatig scherpstellen

Met de handmatige scherpstelfunctie kunt u met de hand op een beeld scherpstellen. Hieronder volgen de scherpstelbereiken tijdens de groothoekfunctie voor de twee optische zoomfactoren.
Optische zoomfactor
1.
Houd [] ( )
1X
3X
Benadering van scherpstelbereik
10 cm tot oneindig (∞)
60 cm tot oneindig (∞)
ingedrukt totdat de scherpstelfunctie indicator MF aangeeft.
Op dit ogenblik verschijnt er ook een kader in de display om het gedeelte van het beeld aan te geven dat gebruikt wordt voor handmatig scherpstellen.
69
Kader
Page 70
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
1200
1600
NORMAL
99
24
12
58
1 / 1000
F2.6
2.
Terwijl u het beeld via het beeldscherm bekijkt, gebruikt u [] en [] om scherp te stellen.
Handmatige scherpstelstand
Om dit te doen:
Stel scherp van het onderwerp weg
Stel scherp op het voorwerp
Door op [] of [] te drukken zal het gedeelte binnen het kader in stap 1 het beeldscherm tijdelijk geheel vullen om het scherpstellen te vergemakkelijken. Enkele ogenblikken later zal het normale beeld opnieuw verkregen worden.
3.
Neem het beeld op.
BELANGRIJK!
Tijdens de handmatige scherpstelfunctie stellen de [] en [] toetsen scherp zelfs als u toetsaanpassing gebruikt om andere functie aan deze toetsen toe te wijzen (pagina 91).
Doe dit:
Druk op [].
Druk op [].

Gebruik van de scherpstelvergrendeling

Scherpstelvergrendeling is een techniek die u kunt gebruiken om scherp te stellen op een onderwerp dat zich niet binnen het scherpstelkader bevindt terwijl u een beeld aan het opnemen bent. U kunt scherpstelvergrendeling gebruiken tijdens de autofocus functie en tijdens de macrofunctie ( ).
1.
Voer de compositie van het beeld op het beeldscherm zodanig uit dat het hoofdonderwerp zich binnen het scherp­stelkader bevindt en druk vervolgens de
Scherpstelkader
sluiterontspanningstoets halverwege in.
U kunt controleren of op het beeld scherpgesteld is door het scherpstelkader en de groene bedrijfsindicator te bekijken. De aanduidingen van het scherpstelkader en de groene bedrijfsindicator zijn hetzelfde als bij de autofocus functie.
1600
NORMAL
1 / 1000
0303/1212/24
12
1200
F2.6
:
99
IN
58
70
Page 71
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
1200
1600
NORMAL
99
24
12
58
1 / 1000
F2.6
2.
Houd de sluiterontspanningstoets halverwege ingedrukt en voer hercompositie van het beeld uit zoals u dat schikt.
Hierdoor wordt het scherpstellen vergrendeld op het onderwerp dat zich op dat moment in het scherpstelkader bevindt.
3.
Wanneer u nu hercompositie van het beeld naar wens uitgevoerd heeft, druk de sluiterontspanningstoets geheel in om het op te nemen.
Het scherpstellen en het opnemen van het beeld zijn identiek aan wat u doet tijdens de autofocus functie.
OPMERKING
Door de scherpstelling te vergrendelen wordt de belichting ook vergrendeld.
1200
1600
NORMAL
1 / 1000
F2.6
0303/1212/24
:
12
99
IN

Belichtingscompensatie (EV verschuiving)

De belichtingscompensatie laat u de belichtingsinstelling (EV waarde) met de hand veranderen voor aanpassing aan de belichting van het onderwerp. Deze functie helpt u bij het verkrijgen van betere resultaten bij het opnemen van
58
onderwerpen met tegenlicht, een sterk verlicht onderwerp binnenshuis of een onderwerp tegen een donkere achtergrond.
Belichtingscompensatiebereik: –2.0EV – + 2.0EV Stappen: 1/3EV
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer EV Shift (EV verschuiving) en druk dan op [].
Belichtingscompensatiewaarde
71
Page 72
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
3.
Gebruik [] en [] om de belichtingscom­pensatiewaarde te veranderen en druk vervolgens op [SET].
Door op [SET] te drukken wordt de aangegeven waarde geregistreerd.
Omhoog:Verhoogt de EV waarde. Een hogere EV waarde
wordt het beste gebruikt voor lichtgekleurde onderwerpen en onderwerpen met tegenlicht.
Omlaag: Verlaagt de EV waarde. Een lagere EV waarde
wordt het beste gebruikt voor donker-gekleurde onderwerpen en voor het opnemen buiten op een heldere dag.
EV waarde
72
Om de belichtingscompensatie te annuleren dient u de waarde bij te stellen tot 0.0.
4.
Neem het beeld op.
BELANGRIJK!
Bij het opnemen onder bijzonder donkere of juist lichte omstandigheden kunt u mogelijk geen bevredigende resultaten verkrijgen ook al gebruikt u belichtingscompensatie.
OPMERKINGEN
Bij uitvoeren van een EV verschuiving zal de functie automatisch overschakelen naar centrum­georiënteerd meten. Terugstellen van de EV verschuivingswaarde naar 0.0 zal de meetfunctie terugschakelen naar multi-patroon meten.
U kunt toetsaanpassing (pagina 91) gebruiken om de camera te configureren om belichtingscompensatie uit te voeren telkens wanneer u op [] of [] drukt tijdens de opnamefunctie (REC).
Page 73
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

Bijstellen van de witbalans

De golflengte van het licht dat geproduceerd wordt door de verschillende lichtbronnen (zonlicht, gloeilamp, enz.) kan de kleur beïnvloeden van het onderwerp dat wordt opgenomen. Met de witbalans kunt u kunt u bijstellingen maken om te compenseren voor de verschillende types verlichting om zo de kleuren van een beeld natuurlijker te maken.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer White Balance (witbalans) en druk op [].
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Tijdens opnemen onder deze omstandigheden:
Normale omstandigheden
Verlichting buiten
Schaduw
Gloeilamp (roodachtige gloed)
TL verlichting (groenachtige gloed)
Moeilijke verlichting die handmatige bediening vereist (Zie Handmatig bijstellen van de witbalans).
OPMERKINGEN
Bij selecteren van Manual (handmatig) verandert de witbalans naar de instellingen die de laatste maal verkregen werden dat de witbalans handmatig ingesteld werd.
U kunt de toetsaanpassingsfunctie (pagina 91) gebruiken om de camera zodanig te configureren zodat de witbalansinstelling verandert wanneer u op [] of [] drukt terwijl de opnamefunctie (REC) ingeschakeld is.
Selecteer deze instelling:
Auto (automatisch)
Manual (handmatig)
73
Page 74
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

Handmatig bijstellen van de witbalans

Onder sommige lichtbronnen kan de automatische witbalans met de Auto (automatische witbalans) functie veel tijd kosten tot deze voltooid is. Daarnaast is het bereik van de automatische witbalans (kleurtemperatuurbereik) beperkt. De handmatige witbalans helpt te garanderen dat kleuren juist worden opgenomen bij een bepaalde lichtbron. Merk op dat u handmatige witbalans dient uit te voeren onder dezelfde omstandigheden als wanneer u daadwerkelijk aan het opnemen bent. U dient ook een wit stuk papier of een dergelijk voorwerp bij de hand te hebben om handmatige witbalans uit te voeren.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer vervolgens White Balance (witbalans) en druk daarna op [].
3.
Gebruik [] en [] om Manual (handmatig) te selecteren.
Hierdoor verschijnt het voorwerp dat u het laatst gebruikte voor het instellen van de handmatige witbalans op het beeldscherm.
74
4.
Richt de camera op een wit stuk papier of een soortgelijk voorwerp onder dezelfde lichtomstandigheden waarvoor u de witbalans in wilt stellen en druk vervolgens op de sluiterontspanningstoets.
Een wit stuk papier
Hierdoor wordt de procedure voor het bijstellen van de witbalans gestart. Als deze procedure voltooid is, verschijnt de boodschap Complete op het beeldscherm.
Bij flauwe verlichting of als de camera op een donker gekleurd onderwerp wordt gericht tijdens het uitvoeren van de witbalansinstelling kan deze procedure tot voltooiing een lange tijd in beslag nemen.
5.
Druk op [SET].
Dit registreert de witbalansinstellingen en keert terug naar de opnamefunctie (REC).
Page 75
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

Gebruiken van de BESTSHOT functie

Door één van de 21 BESTSHOT achtergronden te selecteren wordt de camera automatisch klaar gemaakt voor het opnemen van een soortgelijk beeld.
Voorbeeld achtergronden
Portret Landschap
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer REC Mode (opnamefunctie) en druk vervolgens op [].
3.
Gebruik [] en [] om BESTSHOT te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de BESTSHOT functie ingeschakeld en een voorbeeld achtergrond getoond.
Nachtdècor Avondportret
75
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste voorbeeld achtergrond te selecteren en druk vervolgens op [SET].
5.
Neem het beeld op.
Page 76
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
BELANGRIJK!
Voorbeelddécor nummer 4 is een Coupling Shot (combinatieshot) décor (pagina 79) terwijl voorbeelddécor nummer 5 een Pre-shot (vooropname) décor (pagina 81) is.
BESTSHOT achtegronden werden niet met deze camera opgenomen. Ze dienen enkel als voorbeeld.
De beelden die u opneemt met een BESTSHOT achtergrond kunnen mogelijk niet de verwachte resultaten opleveren. Dit kan o.a. komen door de omstandigheden tijdens het opnemen en talloze andere factoren.
Na selecteren van een BESTSHOT décor kunt u na een ander décor overstappen m.b.v. [] en [] om door de beschikbare décors te bladeren. Druk op [SET] wanneer het getoonde décor wilt gebruiken.
U kunt de instellingen van de camera veranderen die u gemaakt had bij het selecteren van een BESTSHOT scène. Merk echter op dat de default waarden van de BESTSHOT instellingen altijd opnieuw worden verkregen wanneer u een andere BESTSHOT scène selecteert, van opnamefunctie verandert of de camera uitschakelt.
Ruisonderdrukking vindt automatisch plaats wanneer u een nachtscène, vuurwerk of een ander beeld opneemt dat een langzame sluitertijd vereist. Dat is de reden waarom het langer duurt om beelden op te nemen bij een langzame sluitersnelheid.
OPMERKING
U kunt de toetsaanpasfunctie (pagina 91) gebruiken om de camera te configureren om de BESTSHOT functie in te schakelen telkens wanneer u op de [] of [] toets drukt tijdens de opnamefunctie (REC). Aanwijzingen voor het gebruik en het op dat moment geselecteerde BESTSHOT dècor verschijnen gedurende ongeveer twee seconden in de display nadat u op deze manier de BESTSHOT functie ingeschakeld heeft of als de BESTSHOT functie reeds ingeschakeld is op het moment dat u de camera inschakelt.
76
Page 77
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

Creëren van uw eigen BESTSHOT instelling

U kunt de onderstaande procedure gebruiken om een instelling van een door u opgenomen beeld op te slaan om dat beeld later weer op te roepen wanneer u het nodig heeft. Bij oproepen van een instelling die u eerder heeft opgeslagen zal de camera automatisch weer zo worden ingesteld.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer REC Mode (opnamefunctie) en druk vervolgens op [].
3.
Gebruik [] en [] om BESTSHOT te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de BESTSHOT functie ingeschakeld en een voorbeeld achtergrond getoond.
4.
Gebruik [] en [] om Register User Scene (gebruikersinstelling registreren) te selecteren.
5.
Druk op [SET].
6.
Gebruik [] en [] om het beeld te tonen dat u wilt registreren als een BESTSHOT achtergrond.
7.
Gebruik [] en [] om Save (opslaan) te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de instelling geregistreerd.
Nu kunt u de procedure op pagina 75 gebruiken om uw gebruikersinstelling te selecteren voor het maken van een opname.
BELANGRIJK!
Instellingen die u registreerde als BESTSHOT voorbeeld achtergronden bevinden zich na de ingebouwde voorbeeld achtergronden.
77
Page 78
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Het beeldscherm in stap 4 van de procedure op pagina 77 geeft de tekst Register User Scene (gebruikersinstelling registreren) aan wanneer een BESTSHOT functie gebruikersinstelling wordtopgeroepen.
Merk op dat het formatteren van het ingebouwde geheugen (pagina 135) alle BESTSHOT gebruikersinstellingen uitwist.
OPMERKINGEN
Hieronder volgen de instellingen die zich bevinden onder de BESTSHOT gebruikersinstellingen. Focusfunctie, EV verschuivingswaarde, filterfunctie, meetfunctie, witbalansfunctie, flitsintensiteit, scherpte, verzadiging, contrast, flitsfunctie en ISO gevoeligheid.
Merk op dat enkel beelden die opgenomen worden met deze camera kunnen worden gebruikt om een BESTSHOT gebruikersinstelling te creëren.
U kunt op hetzelfde moment maximaal 999 BESTSHOT gebruikersinstellingen hebben in het ingebouwde geheugen van de camera.
U kunt de huidige instelling van een achtergrond controleren door verschillende instelmenus te tonen.
Wanneer u een BESTSHOT gebruikersinstelling registreert wordt daaraan automatisch een bestandnaam toegewezen waarbij één van de onderstaande formaten wordt gebruikt, afhankelijk van het cameramodel.
QV-R41: UQR41nnn.JPE (n = 0 - 9) QV-R51: UQR51nnn.JPE (n = 0 - 9)
Wissen van een BESTSHOT functie gebruikersinstelling
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer REC Mode (opnamefunctie) en druk vervolgens op [].
3.
Gebruik [] en [] om BESTSHOT te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Hierdoor wordt de BESTSHOT functie ingeschakeld en een voorbeeld achtergrond getoond.
4.
Gebruik [] en [] om de gebruikersinstelling te tonen die u wilt uitwissen.
5.
Druk op [] ( ) om de gebruikersinstelling te wissen.
U kunt een gebruikersinstelling ook wissen m.b.v. uw computer door het betreffende bestand in de SCENE (décor) map in het camerageheugen te wissen (pagina 153).
78
Page 79
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

Combineren van shots van twee mensen tot een enkel beeld (Coupling Shot (combinatieshot))

De Coupling Shot (combinatieshot) functie stelt u in staat om beelden op te nemen van twee mensen en die dan te combineren tot een enkel beeld. Dit maakt het mogelijk om uzelf in een groep te plaatsen zelfs als er niemand in de buurt is om dat beeld voor u op te nemen. Coupling Shot (Combinatieshot) is beschikbaar tijdens de BESTSHOT functie (pagina 75).
Gecombineerde beelden
Eerste beeld
Tweede beeld
Dit is het deel van het beeld waarbij de persoon die het eerste beeld opneemt, niet zelf in beeld is.
Let erop dat de achtergrond van het beeld correct aansluit en neem het beeld op van de persoon die het eerste beeld opnam.
79
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer REC Mode (opnamefunctie) en druk vervolgens op [].
3.
Gebruik [] en [] om BESTSHOT te selecteren en druk vervolgens op [SET].
4.
Gebruik [] en [] om Coupling Shot (combinatieshot) te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Page 80
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
5.
Lijn eerst het scherpstelkader in het beeldscherm uit met het onderwerp dat u aan de linkerkant van het beeld wilt.
Terwijl Coupling Shot (combinatiefoto) geselecteerd is, zal de instelling voor AF Area (autofocusbereik) (pagina 67) automatisch overschakelen naar Spot (puntmeten).
6.
Druk op de sluiterontspanningstoets om de
Scherpstelkader
linkerkant van het beeld op te nemen.
De instellingen voor de scherpstelling, de belichting, de witbalans, de zoom en de flitser zijn bij dit type beeld vastgezet (onveranderbaar).
80
7.
Lijn vervolgens het scherpstelkader uit met het onderwerp dat u aan de rechterkant van het beeld wilt en let er daarbij op dat de achtergrond van deze
Halfdoorzichtige beeld
opname uitgelijnd is met de achtergrond van het halfdoorzichtige beeld van het eerste beeld dat op het beeldscherm wordt getoond.
Wanneer [MENU] ingedrukt wordt op welk moment dan ook na stap 5 van de bovenstaande procedure, zal dit het eerste beeld annuleren en wordt teruggekeerd naar stap 5.
8.
Is alles dan goed uitgelijnd, neem dan de rechterkant van het beeld op.
BELANGRIJK!
De Coupling Shot (combinatiefoto) functie gebruikt het geheugen tijdelijk om data in op te slaan. U kunt mogelijk een foutlezing krijgen tijdens de Coupling Shot functie als er niet genoeg bestandgeheugen beschikbaar is om de vereiste data op te slaan. Mocht dit het geval zijn, wis dan beelden uit die u niet langer nodig heeft en probeer het nogmaals.
Page 81
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

Opnemen van een onderwerp over een bestaand achtergrondbeeld (Pre-shot (vooropname))

De Pre-shot (vooropname) functie helpt bij het verkrijgen van de gewenste achtergrond zelfs als u iemand anders moet vragen om het beeld voor u op te nemen. In principe is Pre-shot (vooropname) een tweestaps procedure.
1. U stelt de compositie voor de gewenste achtergrond samen en drukt op de sluiterontspanningstoets waardoor een half-doorzichtig beeld van de achtergrond op het beeldscherm blijft staan.
2. Vraag dan iemand om een foto van u te maken met de oorspronkelijke achtergrond en vertel hem om de compositie van het beeld te maken m.b.v. het half­doorzichtige beeldscherm als gids.
De camera slaat enkel het beeld op dat in stap 2
geproduceerd wordt.
De achtergrond kan iets afwijken van die u in stap 1
samengesteld had afhankelijk van hoe de compositie van het beeld in stap 2 wordt gemaakt.
Merk op dat de Pre-shot (vooropname) functie enkel beschikbaar is tijdens de BESTSHOT functie (pagina 75).
Zet de achtergrond stil op het beeldscherm.
Neem het beeld op m.b.v. de achtergrond in het beeldscherm als gids.
Hierdoor wordt het beeld opgenomen.
81
Page 82
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer REC Mode (opnamefunctie) en druk vervolgens op [].
3.
Gebruik [] en [] om BESTSHOT te selecteren en druk vervolgens op [SET].
4.
Gebruik [] en [] om Pre-shot te selecteren en druk vervolgens op [SET].
5.
Zet de achtergrond stil op het beeldscherm.
Hoewel een halfdoorzichtig beeld van de achtergrond in het beeldscherm verschijnt in stap 6 wordt het achtergrondbeeld op dit moment niet in het geheugen vastgelegd.
De instellingen voor de scherpstelling, de belichting, de witbalans, de zoom en de flitser zijn bij dit type beeld vastgezet (onveranderbaar).
6.
Lijn vervolgens het scherpstelkader uit met het onderwerp en voer daarbij compositie uit van het onderwerp tegen de halfdoorzichtige achtergrond die op het beeldscherm te zien is.
Wanneer [MENU] ingedrukt wordt op welk moment dan ook na stap 4 van de bovenstaande procedure, zal dit het achtergrondbeeld annuleren en wordt teruggekeerd naar stap 5.
7.
Neem het beeld op als alles correct uitgelijnd is.
Dit neemt het beeld op waarvan de compositie in stap 6 op het beeldscherm werd gemaakt. Het achtergrondbeeld dat ter referentie werd gebruikt, wordt niet opgenomen.
Halfdoorzichtige beeld
82
Page 83
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

Gebruiken van de filmfunctie

U kunt filmpjes opnemen van maximaal 60 seconden.
Bestandsformaat: AVI Het AVI formaat voldoet aan het Motion JPEG formaat dat wordt verbreid door de Open DML groep.
Beeldgrootte: 320 x 240 beeldpunten
Filmbestand grootte: ca. 150KB/seconde
Maximale filmlengteEén filmpje: 60 secondenTotale filmtijd: 60 seconden met het ingebouwde
geheugen; 410 seconden met de 64MB SD geheugenkaart
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer REC Mode (opnamefunctie) en druk op [].
3.
Gebruik [] en [] om
Resterende capaciteit
Movie (=film) te selecteren en druk vervolgens op [SET].
De Resterende capaciteit toont hoeveel 60 seconden filmpjes nog in het geheugen kunnen worden opgenomen.
4.
Richt de camera op het
Resterende opnametijd
Filmopname indicator
onderwerp en druk daarna op de sluiterontspanningstoets.
De filmopname duurt 60 seconden of totdat u de opname stopt door nogmaals op de sluiterontspanningstoets te drukken.
De resterende opnametijd wordt afgeteld op het beeldscherm terwijl u aan het opnemen bent.
83
Page 84
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Het filmbestand wordt in het geheugen opgeslagen wanneer een filmopname voltooid is.
Gebruik om het opslaan van een filmbestand te annuleren [] om Delete (wissen) te selecteren terwijl het opslaan wordt uitgevoerd en druk vervolgens op [SET].
BELANGRIJK!
De flitser flitst niet tijdens de filmfunctie.

Gebruiken van het histogram

U kunt de [DISP] toets gebruiken voor het tonen van een histogram op het beeldscherm. Het histogram stelt u in staat de belichtingsomstandigheden te controleren tijdens het opnemen van beelden (pagina 31). U kunt ook het histogram van een opgenomen beeld tonen tijdens de weergavefunctie (PLAY).
Histogram
Een histogram is een grafiek die de helderheid van een beeld voorstelt uitgedrukt in het aantal beeldpunten. De vertikale as stelt het aantal beeldpunten voor terwijl de horizontale as de helderheid aangeeft. U kunt het histogram gebruiken om te bepalen of een beeld schaduwen (linker kant), middenbereik tonen (midden) en verlichting (rechts) omvat om voldoende beelddetail tot uitdrukking te brengen. Mocht het histogram er om de één of andere reden te éénzijdig uit zien, dan kunt u de EV verschuiving (belichtingscompensatie) gebruiken om de balans naar links of rechts te bewegen en zo een betere balans te verkrijgen. Optimale belichting kan worden verkregen door de belichting te corrigeren zodat de grafiek zo veel mogelijk rond het midden is geconcentreerd.
84
Page 85
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Neigt het histogram te veel naar links, dan betekent dit dat er te veel donkere beeldpunten zijn. Dit type histogram is het resultaat van een beeld dat in het algemeen te donker is. De donkere gedeelten van het beeld kunnen zelfs verduisterd worden als het histogram te ver naar links toe neigt.
Neigt het histogram te veel naar rechts, dan betekent dit dat er te veel lichte beeldpunten zijn. Dit type histogram is het resultaat van een beeld dat in het algemeen te licht is. De lichte gedeelten van het beeld kunnen zelfs geheel wit worden als het histogram te ver naar rechts toe neigt.
Een histogram dat in het midden geconcentreerd is duidt op een goede verdeling van lichte en donkere beeldpunten. Dit type histogram is het resultaat van een beeld dat over het geheel genomen een optimale helderheid heeft.
BELANGRIJK!
Merk op dat het bovenstaande histogram enkel als toelichting wordt verstrekt. Het is mogelijk is dat u voor een bepaald onderwerp niet precies deze vormen kunt verkrijgen.
Een op het midden geconcentreerd histogram is geen garantie voor optimale belichting. Het opgenomen beeld kan overbelicht of onderbelicht zijn zelfs als het histogram rond het midden is geconcenteerd.
U kunt mogelijk geen optimale histogramconfiguratie verkrijgen door de beperkingen van de belichtingscompensatie.
Het gebruik van de flitser alsmede bepaalde opname omstandigheden kunnen er de oorzaak van zijn dat het histogram een belichting aangeeft die afwijkt van de feitelijke belichting van het beeld ten tijde van de opname.
Deze histogram verschijnt niet wanneer u de Coupling Shot functie gebruikt (pagina 79).
85
Page 86
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

Camera instellingen van de opnamefunctie (REC)

Volgend zijn de instellingen die u kunt maken voordat u een beeld opneemt m.b.v. een opnamefunctie (REC).
ISO gevoeligheid
Meten
Kleurfiltratie
Verzadiging
Contrast
Scherpte
OPMERKING
U kunt ook de hieronder beschreven instellingen configureren. Zie de referentiepaginas voor nadere informatie.
Grootte en kwaliteit (pagina 63)Witbalans (pagina 73)Flitsniveau (pagina 60)Digitale zoom (pagina 57)Autofocusbereik (pagina 67)
Raster aan/uit
Beeldcontrole aan/uit
L/R toetsinstelling
Default instelling bij inschakelen
van de spanning
Terugstellen van de camera (reset)

Specificeren van de ISO gevoeligheid

Gebruik de volgende procedure om de ISO gevoeligheidsinstelling te selecteren die het beste past bij het type beeld dat u opneemt.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU].
86
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer ISO en druk daarna op [].
3.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [SET].
QV-R51
Om dit te verkrijgen:
Voldoet aan ISO 50
Voldoet aan ISO 100
Voldoet aan ISO 200
Voldoet aan ISO 400
Automatische gevoeligheidsselectie
QV-R41
Om dit te verkrijgen:
Voldoet aan ISO 64
Voldoet aan ISO 125
Voldoet aan ISO 250
Voldoet aan ISO 500
Automatische gevoeligheidsselectie
BELANGRIJK!
Door de ISO gevoeligheid te verhogen kan statische elektriciteit op een beeld verschijnen. Selecteer de gevoeligheidsinstelling die de nodig is voor de opname.
Het gebruik van een hoge gevoeligheid in combinatie met de flitser kan er bij het opnemen van een onderwerp dichtbij toe leiden dat het onderwerp onjuist belicht wordt.
Selecteer deze instelling:
ISO 50
ISO 100
ISO 200
ISO 400
Auto (automatisch)
Selecteer deze instelling:
ISO 64
ISO 125
ISO 250
ISO 500
Auto (automatisch)
Page 87
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

Selecteren van de meetfunctie

Gebruik de volgende procedure om multi-patroon meten, puntmeten of centrum-georiënteerd meten als meetmethode te specificeren.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer Metering (meten) en druk op [].
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Multi (Multi-patroon meten):
Multi-patroon meten verdeelt het beeld in raster onderdelen en meet het licht bij elke sectie voor een gebalanceerde belichtingaflezing. De camera bepaalt automatisch de opname omstandigheden in overeenkomst met de gemeten lichtpatronen en stelt de belichtingsinstelling daarmee in overeenkomst af. Dit type meten voorziet u van foutvrije belichtingsinstellingen voor een groot bereik aan opname omstandigheden.
Center weighted (Centrum-georiënteerd meten):
Centrum-georiënteerd meten concentreert zich op het midden van het scherpstelkader en meet het licht daar. Gebruik deze meetmethode als u wat controle wilt uitoefenen over de belichting zonder de instellingen geheel over te laten aan de camera.
Spot (Puntmeten):
Puntmeten neemt aflezingen van een bijzonder beperkt gebied. Gebruik deze meetmethode wanneer u de belichting ingesteld wilt hebben op de helderheid van een bepaald onderwerp zonder te worden beïnvloed door omringende omstandigheden.
BELANGRIJK!
Als Multi (multi-patroon meten) als meetmethode wordt geselecteerd, kunnen bepaalde procedures de instelling voor de meetfunctie automatisch veranderen zoals hieronder beschreven.
Door de belichtingscompensatie instelling (pagina
71) te veranderen naar een waarde anders dan 0.0 verandert de meetfunctie naar Center Weighted (centrum-georiënteerd meten). Als u de de belichtingscompensatie instelling terugverandert naar 0.0 zal de meetfunctie ook terugveranderen naar Multi (multi-patroon meten).
87
Page 88
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

Gebruiken van de filterfunctie

Met de filterfunctie van de camera kunt u de kleurtoon van een beeld veranderen tijdens het opnemen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer Filter (filter) en druk daarna op [].
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling te selecteren en druk vervolgens op [SET].
De volgende filterinstelling staan tot de beschikking: Off (Uit), B/W (zwart/wit), Sepia, Red (rood), Green (groen), Blue (blauw), Yellow (geel), Pink (roze), Purple (paars)
BELANGRIJK!
Door de filterfunctie van de camera te gebruiken wordt hetzelfde resultaat geproduceerd als het monteren van een kleurfilter op de lens.

Specificeren van kleurverzadiging

Gebruik de volgende procedure om de gevoeligheid te regelen van het beeld dat u opneemt.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer Saturation (verzadiging) en druk daarna op [].
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Hoge kleurenverzadiging (intensiteit)
Normale kleurenverzadiging (intensiteit)
Lage kleurenverzadiging (intensiteit)
88
Selecteer deze instelling:
High (hoog)
Normal (normaal)
Low (laag)
Page 89
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

Specificeren van het contrast

Gebruik de volgende procedure om het relatieve verschil tussen de lichte delen en de donkere delen te regelen van het beeld dat u opneemt.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer Contrast (contrast) en druk daarna op [].
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Hoog contrast
Normaal contrast
Laag contrast
Selecteer deze instelling:
High (hoog)
Normal (normaal)
Low (laag)

Speciferen van de contourscherpte

Gebruik de volgende procedure om de scherpte van de contouren in het beeld te regelen.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer Sharpness (scherpte) en druk daarna op [].
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Hoge scherpte
Normale scherpte
Lage scherpte
Selecteer deze instelling:
Hard (hard)
Normal (normaal)
Soft (zacht)
89
Page 90
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

In- en uitschakelen van het in-beeld raster

U kunt rasterlijnen op het beeldscherm verkrijgen om u te helpen bij de compositie van beelden en om er zeker van te zijn dat de camera tijdens het opnemen recht gehouden wordt.
1.
Druk tijdens een opnamefunctie (REC) op [MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer Grid (raster) en druk daarna op [].
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Toon het raster
Verberg het raster
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)

In- en uitschakelen van beeldcontrole

Beeldcontrole laat een beeld zien op het beeldscherm zodra u het opneemt. Gebruik de volgende procedure om beeldcontrole in en uit te schakelen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op de [MENU] toets.
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer Review (controleren) en druk vervolgens op [].
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Toon beelden op het beeldscherm voor ongeveer een halve seconde onmiddellijk nadat ze opgenomen zijn
Toon geen beelden onmiddellijk nadat ze opgenomen zijn
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
90
Page 91
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
Toewijzen van functies aan de [] en [] toetsen
Een functie voor toetsaanpassing stelt u in staat de [] en [] toetsen te configureren zodat deze de camera instellingen veranderen wanneer ze ingedrukt worden tijdens de opnamefunctie (REC). Na het configureren van de [] en [] toetsen kunt u de instellingen veranderen die er aan zijn toegewezen zonder door het menuscherm te lopen.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU].
2.
Selecteer de REC (opname) tab, selecteer L/R Key (linker/rechter toets) en druk vervolgens op [].
3.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling te selecteren en druk vervolgens op [SET].
91
Wanneer u deze functie wilt toewijzen aan de [] en [] toetsen.
Opnamefunctie
[] en [] gaan door de opnamefunctie cyclus: Snapshot, BESTSHOT (beste shot), Movie (film) (pagina 170).
Belichtingscompensatie
[] verlaagt de compensatie, [] verhoogt de compensatie (pagina 71).
Witbalansinstelling
[] en [] gaan door de witbalansinstellingen (pagina 73).
ISO gevoeligheid
[] en [] gaan door de ISO gevoeligheidsinstellingen (pagina 86).
Zelfontspannerfunctie
[] en [] gaan door de zelfontspannerinstellingen (pagina 62).
Geen functie toegewezen
Selecteer deze instelling
REC Mode (opnamefunctie)
EV Shift (EV verschuiving)
White Balance (witbalans)
ISO (ISO gevoeligheid)
Self-timer (zelfontspanner)
Off (uit)
OPMERKING
De oorspronkelijke default instelling is REC Mode (opnamefunctie).
Page 92
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES

Specificeren van de default instellingen bij inschakelen van de spanning

Met het functiegeheugen van deze camera kunt u de default instellingen bij inschakelen van de spanning afzonderlijk instellen voor de opnamefunctie (REC), de flitserfunctie, de scherpstelfunctie, de witbalansfunctie, de ISO gevoeligheid, autofocusbereik, meetfunctie, flitsintensiteit de digitale zoomfunctie en de handmatige scherpstelstand en de zoompositie. Het inschakelen van het functiegeheugen voor een bepaalde functie is een boodschap aan de camera om de status te onthouden van die functie wanneer u de camera uitschakelt om dezelfde status opnieuw te verkrijgen wanneer de camera weer ingeschakeld wordt. Wanneer het functiegeheugen uitgeschakeld is, stelt de camera automatisch de oorspronkelijke defaultinstellingen voor de betreffende functie in die ingesteld waren in de fabriek. De volgende tabel toont wat er gebeurt als u het functiegeheugen voor elke functie in- of uitschakelt.
Functie
REC Mode
(opnamefunctie)
Flash (Flitser)
Focus (Scherpstellen)
White Balance
(Witbalans)
ISO
AF Area
(autofocusbereik)
Metering (meten)
Flash Intensity
(flitsintensiteit)
Digital Zoom
(Digitale zoom)
MF Position (MF stand)
Zoom Position
(Zoompositie)*
Aan
Instelling wanneer de camera uitgeschakeld is
Auto (Automatisch)
Auto (Automatisch)
Auto (Automatisch)
Auto (Automatisch)
Spot (puntmeten)
Multi (multipatroon meting)
Normal (normaal)
On (Aan)
Laatste autofocus stand die van kracht was voordat u overschakelde op handmatig scherpstellen
Wide Angel
(Breedhoek)
* Alleen de stand van de optische zoom wordt onthouden.
92
Uit
Snapshot
Page 93
OVERIGE OPNAMEFUNCTIES
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) op [MENU].
2.
Selecteer de Memory (geheugen) tab m.b.v. [] en [].
3.
Selecteer het item dat u wilt veranderen m.b.v. [] en [] en druk vervolgens op [].
4.
Gebruik [] en [] om de gewenste instelling te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Om dit te doen:
Schakel het functiegeheugen in zodat de instellingen worden herkregen bij inschakelen van de spanning
Schakel het functiegeheugen uit zodat de instellingen worden teruggesteld bij inschakelen van de spanning
BELANGRIJK!
Merk op dat de instellingen van de BESTSHOT functie voorrang krijgen over de instellingen van het geheugen. Als u de camera dus uitschakelt tijdens de BESTSHOT functie, dan zullen de flitserfunctie, de witbalansfunctie en de ISO gevoeligheid geconfigureerd zijn voor het BESTSHOT voorbeelddécor wanneer u de camera opnieuw inschakelt, ongeacht de aan/uit instelling van het functiegeheugen.
Selecteer deze instelling:
On (aan)
Off (uit)
Als u de camera uitschakelt tijdens de filmfunctie, zal de flitser uitgeschakeld zijn wanneer u de camera opnieuw inschakelt, ongeacht de aan/uit instelling van het functiegeheugen.

Terugstellen (reset) van de camera

Gebruik de volgende procedure om alle instellingen van de camera terug te stellen (reset) tot hun oorspronkelijke defaultwaarden zoals aangegeven bij Menureferentie op pagina 170.
1.
Druk tijdens de opnamefunctie (REC) of weergavefunctie (PLAY) op [MENU].
2.
Selecteer de Set Up (instelling) tab, selecteer Reset (terugstellen) en druk daarna op [].
3.
Gebruik [] en [] om Reset (terugstellen) te selecteren en druk vervolgens op [SET].
Selecteer Cancel (annuleren) en druk op [SET] als u deze procedure wilt annuleren zonder de camera terug te stellen.
93
Page 94

WEERGAVE

WEERGAVE
U kunt het ingebouwde monitorscherm van de camera gebruiken om beelden te bekijken nadat u ze heeft opgenomen.

Elementaire weergavebediening

Gebruik de volgende procedure om door bestanden te bladeren die in het geheugen van de camera opgeslagen zijn.
1.
Druk op [ ] (PLAY) om de camera in te schakelen.
Hierdoor wordt de weergavefunctie (PLAY) ingeschakeld.
Hierdoor verschijnt een beeld of een boodschap (melding) op het beeldscherm.
2.
Gebruik [] (voorwaarts) of [] (achterwaarts) om door de bestanden te bladeren op het beeldscherm.
[ ]
OPMERKINGEN
Door [] of [] ingedrukt te houden wordt versneld door de beelden gebladerd.
Om sneller bladeren door de weergavebeelden mogelijk te maken is het beeld dat aanvankelijk verschijnt een controlebeeld met een ietwat lagere kwaliteit dan het werkelijke weergavebeeld. Het werkelijke weergavebeeld verschijnt even later na het controlebeeld. Dit is niet van toepassing bij beelden die gekopiëerd zijn van een andere digitale camera.
94
Page 95
WEERGAVE

Inzoomen op het weergegeven beeld

Voer de volgende procedure uit om in te zoomen op het beeld dat zich op dat moment op het beeldscherm. Inzoomen kan tot maximaal vier maal de oorspronkelijke grootte worden uitgevoerd.
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) [] en [] om het gewenste beeld te tonen.
2.
Schuif de zoomregelaar naar om het beeld te vergroten.
Dit toont een indicator die de huidige zoomfactor laat zien.
U kunt heen en weer schakelen tussen het gezoomde beeld en het normale beeld door herhaaldelijk indrukken van [DISP].
Huidige zoomfactor
3.
Verschuif het beeld d.m.v. [], [], [] en [] naar boven, naar beneden, naar links of naar rechts.
4.
Druk op [MENU] om het beeld terug te brengen naar de oorspronkelijke grootte.
BELANGRIJK!
Een filmbeeld kan niet worden vergroot.
Afhankelijk van de oorspronkelijke grootte van het
opgenomen beeld kan het niet mogelijk om tot vier maal de oorspronkelijke grootte in te zoomen op een beeld in de display.
95
Page 96
WEERGAVE

Afmetingen van een beeld heraanpassen

U kunt de volgende procedure gebruiken om een beeld te veranderen naar één van de drie volgende afmetingen.
1600 x 1200 beeldpunten UXGA maat 1280 x 960 beeldpunten SXGA maat
640 x 480 beeldpunten VGA maat
VGA is de optimale afmeting voor bijlagen aan e-mail boodschappen of gebruik binnen webpaginas.
1.
Druk tijdens een weergavefunctie (PLAY) op [MENU].
2.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer Resize (afmetingen heraanpassen) en druk daarna op [].
3.
Gebruik [] of [] om door de beelden te bladeren en dat beeld te tonen waarvan de afmetingen heraangepast dienen te worden.
4.
Gebruik [] of [] om de gewenste instelling te selecteren en klik dan op [SET].
Om dit te doen:
Heraanpassen tot beeldpunten (UXGA)
Heraanpassen tot 1280 x 960 beeldpunten (SXGA)
Heraanpassen tot 640 x 480 beeldpunten (VGA)
Heraanpassen annuleren
1600x1200
Selecteer deze instelling:
1600x1200
1280 x 960
640 x 480
Cancel
96
Page 97
WEERGAVE
BELANGRIJK!
Door de afmetingen van een beeld her aan te passen wordt een nieuw bestand gecreëerd dat het beeld bevat in de afmetingsgrootte die u selecteert. Het bestand met het oorspronkelijke beeld blijft ook in het geheugen.
Van beelden kleiner dan 640 x 480 beeldpunten kunnen de afmetingen niet worden heraangepast.
Van beelden die opgenomen zijn in het 2560 x 1712 (3:2) (QV-R51) beeldformaat en het 2240 x 1488 (3:2) beeldformaat (QV-R41) kunnen de afmetingen niet worden heraangepast.
Heraanpassen van de afmetingen wordt alleen ondersteund voor beelden die opgenomen zijn met deze camera.
Als de boodschap This function is not supported for this file (deze functie wordt niet ondersteund voor dit bestand) verschijnt, houdt dat in dat de afmetingen van het huidige beeld niet kunnen worden heraangepast.
De functie voor heraanpassen van de afmetingen kan niet worden uitgevoerd als er niet genoeg geheugen is om het heraangepaste beeld op te slaan.
Wanneer u een beeld waarvan de afmetingen zijn heraangepast weergeeft via het beeldscherm van de camera, geven de datum en de tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk opgenomen was, niet wanneer de afmetingen van het beeld heraangepast werden.

Trimmen van een beeld

Gebruik de volgende procedure wanneer u een bepaald gedeelte van een vergroot beeld wilt trimmen en het resterende deel van het beeld wilt gebruiken als e-mail bijlage, enz.
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) [] en [] om door de beelden te bladeren en het beeld te tonen dat u wilt tonen.
2.
Druk op [MENU].
3.
Selecteer de PLAY (weergave) tab, selecteer Trimming (trimmen) en druk daarna op [].
Hierdoor wordt een trimkader verkregen.
4.
Gebruik de zoomregelaar om het trimkader te vergroten of te verkleinen.
De afmetingen van het trimkader hangen af van de afmetingen van het beeld op de display.
97
Page 98
WEERGAVE
5.
Gebruik om het trimkader te verplaatsen [], [], [] en [] totdat het gebied van het beeld dat u wilt extraheren zich binnen het kader bevindt.
6.
Druk op [SET] om het deel van het beeld te extraheren dat zich binnen het trimkader bevindt.
Druk op [MENU] als u de procedure op een gegeven moment toch wilt annuleren.
BELANGRIJK!
Door een beeld te trimmen wordt een nieuw bestand gecreëerd dat het getrimde beeld bevat. Het bestand met het oorspronkelijke beeld blijft ook in het geheugen.
De grootte van het kader dat u kunt selecteren met het trimgrens is beperkt bij kleinere beeldgroottes.
Voor een beeld met een grootte van 640 x 480 beeldpunten, kunt u de grootte van de trimgrens in het geheel niet veranderen.
Beelden die opgenomen zijn in het 2560 x 1712 (3:2) (QV-R51) beeldformaat en het 2240 x 1488 (3:2) beeldformaat (QV-R41) kunnen niet worden getrimd.
Een filmfunctie beeld kan niet worden getrimd.
Een beeld dat opgenomen is met een ander model
camera kan niet worden getrimd.
Als de boodschap This function is not supported for this file (deze functie wordt niet ondersteund voor dit bestand) verschijnt, houdt dat in dat de afmetingen van het huidige beeld niet kunnen worden getrimd.
Het trimmen kan niet worden uitgevoerd als er niet genoeg ruimte in het geheugen is om het getrimde beeld op te slaan.
Wanneer u een beeld dat getrimd werd weergeeft via het beeldscherm van de camera, geven de datum en de tijd aan wanneer het beeld oorspronkelijk opgenomen was, niet wanneer het beeld getrimd werd.
98
Page 99
WEERGAVE

Weergeven van een film

Gebruik de volgende procedure om een film weer te geven die opgenomen werd met de filmfunctie.
1.
Gebruik tijdens de weergavefunctie (PLAY) [] en [] om door de beelden te bladeren totdat de gewenste film getoond wordt.
2.
Druk op [SET].
Hierdoor wordt de weergave van de film gestart.
Filmicoon
99
U kunt de volgende bediening uitvoeren terwijl de
film weergegeven wordt.
Om dit te doen:
Snel vooruit- of achteruitspoelen van de film
Pauzeren en hervatten van de film weergave.
Eén beeld vooruit- of achteruit springen terwijl de weergave is gepauzeerd.
De weergave annuleren.
BELANGRIJK!
U kunt een film niet herhaaldelijk weergeven. Om een film meer dan eens weer te geven, dient u de stappen van de bovenstaande procedure te herhalen.
Doe dit:
Houd [] of [] ingedrukt.
Druk op [SET].
Druk op [] of [].
Druk op [MENU].
Page 100
WEERGAVE

Tonen van een 9-beelden scherm

Met de volgende procedure verkrijgt u negen beelden tegelijkertijd op het beeldscherm.
1.
Schuif tijdens de weergavefunctie (PLAY) de zoomregelaar even naar ( ) en laat de regelaar dan los.
Dit toont het 9-beelden scherm met een selectiekader er om heen met in het midden het beeld dat zich op het beeldscherm bevond in stap 2.
Wanneer er negen of minder beelden zijn, worden ze getoond in de volgorde van beeld 1 in de linker bovenhoek met het selectiekader er om heen.
2.
Gebruik [], [], [] en [] om het selectiekader te verplaatsen naar het gewenste beeld. Door op [] te drukken terwijl het selectiekader zich in de rechterkolom bevindt of op [] te drukken terwijl het selectiekader zich in de linkerkolom bevindt, wordt doorgebladert naar het volgende scherm met 9-beelden.
100
Voorbeeld: Wanneer er zich 20 beelden in het
17 18 19
20 1 2
345
3.
Door op een willekeurige toets anders dan
geheugen bevinden en beeld 1 eerst wordt weergegeven.
678
91011
12 13 14
15 16 17
18 19 20
1
[], [], [] en [] te drukken wordt een volledige versie van het beeld op ware grootte getoond van het beeld waar het selectiekader zich bevindt.
2 3
Loading...