• De inhoud van deze gebruiksaanwijzing kan zonder kennisgeving worden gewijzigd.
• Niets uit deze gebruiksaanwijzing mag worden verveelvoudigd, in enige vorm of op enige
wijze, zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de fabrikant.
• De opties die in hoofdstuk 13 van deze gebruiksaanwijzing beschreven worden,
kunnen in bepaalde geografische gebieden niet beschikbaar zijn. Neem contact op
met uw dichtstbijzijnde CASIO-verkooppunt of -verdeler voor meer informatie over de
beschikbaarheid.
• Bewaar alle gebruikersdocumentatie op een veilige plaats voor latere raadpleging.
1 E-CON2 Overview
2 Using the Setup Wizard
3 Using Advanced Setup
4 Using a Custom Probe
5 Using the MULTIMETER Mode
6 Using Setup Memory
7 Using Program Converter
8 Starting a Sampling Operation
9 Using Sample Data Memory
10 Using the Graph Analysis Tools to Graph Data
11 Graph Analysis Tool Graph Screen Operations
12 Calling E-CON2 Functions from an eActivity
iv
Eerste kennismaking — Lees dit eerst!
I Over deze gebruiksaanwijzing
S Verschillen in functies en scherm
Deze gebruiksaanwijzing omvat meerdere rekenmachines. Niet alle functies hierboven
beschreven zijn beschikbaar bij alle modellen uit deze handleiding. Alle schermen uit deze
gebruiksaanwijzing tonen het scherm van de GRAPH 95 en de schermen van andere
modellen kunnen enigszins verschillen.
S Math invoer/uitvoer modus en weergave
De oorspronkelijke standaardinstellinge van de GRAPH 95/GRAPH 75/GRAPH 35+ is
de “Math invoer/uitvoer modus”, die natuurlijke schrijfwijze toelaat en de weergave van
rekenkundige expressies. Dit betekent dat u breuken, wortels, differentialen en andere
expressies kan invoeren zoals ze worden geschreven. In de Math invoer/uitvoer modus
worden de meeste resultaten ook weergegeven in natuurlijke schrijfwijze.
U kunt ook de “Lineaire invoer/uitvoer modus” selecteren, voor invoer en weergave van
berekeningen op één enkele rij. De oorspronkelijke standaardinstelling voor de GRAPH
95/GRAPH 75/GRAPH 35+ is de Math invoer/uitvoer modus.
0
De voorbeelden uit deze gebruiksaanwijzing komen meestal uit de Lineaire invoer/uitvoer
modus. Let op de volgende punten als u een GRAPH 95/GRAPH 75/GRAPH 35+ gebruikt.
• Voor meer details over schakelen tussen de Math invoer/uitvoer modus en Lineaire
invoer/uitvoer modus, zie “Input/Output” modusinstelling onder “Werken met het
configuratiescherm” (pagina 1-26).
• Meer informatie over de invoer en weergave in de Math invoer/uitvoer modus vindt u onder
“De Math invoer/uitvoer modus gebruiken” (pagina 1-10).
S V()
Dit betekent dat u moet drukken op en daarna op V, om een symbool in te voeren.
Toetsencombinaties worden als volgt aangegeven: Eerst wordt de toetsmarkering aangeduid,
gevolgd door het in te voeren karakter of commando tussen haakjes.
S K EQUA
Dit betekent dat u eerst moet drukken op K en de cursortoetsen (D, A, B, C) moet
gebruiken om de modus EQUA te selecteren. Vervolgens moet u drukken op U. Voer de
volgende bewerkingen uit om vanuit het hoofdmenu een modus op te roepen.
S Functietoetsen en menu’s
• U kunt diverse bewerkingen op deze rekenmachine uitvoeren door te drukken op de
functietoetsen tot . De aan elke functietoets toegewezen bewerking varieert
afhankelijk van de actieve modus van de rekenmachine. De bewerking die aan de actieve
modus is toegewezen, wordt aangeduid door functiemenu’s onder op het scherm.
• In deze gebruiksaanwijzing wordt de aan een functietoets toegewezen bewerking tussen
haakjes aangeduid, gevolgd door de bijbehorende toetsmarkering. (Comp) bijvoorbeeld
betekent dat u door te drukken op {Comp} selecteert, wat ook in het functiemenu wordt
weergegeven.
• Als ( E) in het functiemenu is aangeduid voor toets , betekent dit dat u door te drukken
op de volgende of vorige pagina met menuopties weergeeft.
v
S Menutitels
• Menutitels in de gebruiksaanwijzing duiden ook aan welke toets(en) u moet gebruiken om
het bijbehorende menu te openen. Het gebruik van de toets(en) voor een menu dat wordt
weergegeven door te drukken op * en daarna op {LIST}, wordt als volgt weergegeven:
[OPTN]-[LIST].
• Het gebruik van de toetsen (E) om naar een andere menupagina te gaan, wordt niet
weergegeven in de menutitel.
S Lijst met commando’s
In de lijst met commando’s in de modus PRGM (pagina 8-39) vindt u een grafisch
stroomdiagram met de verschillende menu’s met functietoetsen, en wordt uitgelegd hoe u
naar de menu’s met de gewenste commando’s gaat.
Voorbeeld: De volgende bewerking geeft Xfct weer: [VARS]-[FACT]-[Xfct]
S E-CON2
Deze handleiding behandelt niet de E-CON2 modus. Voor meer informatie over de modus
E-CON2, download de E-CON2 handleiding (Engelse versie alleen) van op: http://edu.casio.
com.
I Contrast instellen
Pas het contrast aan wanneer objecten op het scherm wazig worden weergegeven of moeilijk
te zien zijn.
1. Gebruik de cursortoetsen (D, A, B, C) om het pictorgram SYSTEM te selecteren en
druk op U, en vervolgens op (
2. Pas het contrast aan.
• Druk op de cursortoets C om de tekens op het scherm donkerder te maken.
• Druk op de cursortoets B om de tekens op het scherm lichter te maken.
• Druk op (INIT) om het schermcontrast terug op de fabrieksinstelling te zetten.
3. Om het scherm voor contrastaanpassing af te sluiten, drukt u op K.
) om het contrast van het scherm aan te passen.
vi
Hoofdstuk 1 Basisbewerking
1. Toetsen
I Tabel met toetsen
PaginaPaginaPaginaPaginaPaginaPagina
PaginaPaginaPaginaPaginaPaginaPagina
5-295-325-1
5-305-55-3
5-305-55-3
1-251-26
1-251-26
1-21-221-221-2
1-21-221-221-2
1-18,
1-18,
2-14
2-14
2-7
2-7
1-2
1-2
2-14
2-14
2-142-14
2-142-14
5-295-325-1
5-25
5-25
1
2-30
2-30
1-10
1-10
1-12
1-12
1-18
1-18
2-18
2-18
1-30
1-30
1-9
1-9
3-2
3-2
2-14
2-14
2-19
2-19
1-18
1-18
2-18
2-18
1-8
1-8
2-40
2-40
2-1
2-1
1-9
1-9
2-13
2-13
2-132-13
2-132-13
10-1110-10
10-1110-10
2-12-6
2-12-6
PaginaPaginaPaginaPaginaPagina
PaginaPaginaPaginaPaginaPagina
1-6,1-14
1-6,1-14
1-15
1-15
1-6
1-6
2-1
2-1
2-1
2-1
2-1
2-1
2-13
1-11
2-13
2-7
2-7
2-1
2-1
2-9
2-9
2-1
2-1
2-30
2-30
Niet alle functies hierboven beschreven zijn beschikbaar bij alle modellen uit deze handleiding.
Naargelang het model van de rekenmachine, zijn mogelijk bepaalde van de bovenstaande toetsen
niet voorhanden op uw toestel.
I Toetsmarkeringen
Nogal wat toetsen van de rekenmachine worden voor meerdere functies gebruikt. Deze
functies worden met behulp van een kleurcode aangeduid, zodat u zeer snel en gemakkelijk
kunt vinden wat u nodig hebt.
FunctieIntoetsen
Hieronder staat de beschrijving van de kleurcodes die voor toetsmarkeringen worden gebruikt.
KleurIntoetsen
Geel
Rood
Vergrendeling van de alfanumerieke
•
Eenmaal u drukt op ? en daarna op een toets om een alfabetisch teken in te voeren, keert
het toetsenbord onmiddellijk terug naar de hoofdfuncties.
Als u drukt op en daarna op ?, wordt de alfanumerieke invoer vergrendeld tot u
nogmaals drukt op ?.
log
10
B
x
J
J
?J
Druk eerst op en daarna op de gewenste toets.
Druk eerst op ? en daarna op de gewenste toets.
2. Weergave
I Pictogrammen selecteren
In dit deel wordt uitgelegd hoe u een pictogram in het hoofdmenu aanklikt om de gewenste
(werk) modus op te roepen.
S Een pictogram aanklikken
1. Druk op K om het hoofdmenu weer te geven.
2. Gebruik de cursortoetsen (B, C, D, A) om het
gewenste pictogram aan te klikken.
1-22
Pictogram dat momenteel is
Pictogram dat momenteel is
aangeklikt
aangeklikt
3. Druk op U om het beginscherm te openen van de
modus waarvan het pictogram werd geselecteerd. Hier
wordt de modus STAT geopend.
• U kunt ook in een bepaalde modus komen zonder het bijbehorende pictogram in het
hoofdmenu aan te klikken. Daarvoor voert u het nummer of de letter in welke rechts
onderaan in het pictogram staat.
• Gebruik enkel de hierboven beschreven procedures om een modus te openen. Als u een
andere procedure gebruikt, kunt u een modus openen die u niet wenste te openen.
Hieronder wordt de betekenis van elk pictogram uitgelegd.
Pictogram
Naam van de
modus
RUN • MAT
(Run • Matrix)
STAT
(Statistieken)
e • ACT*
(eActivity)
S • SHT*
(Spreadsheet)
Beschrijving
Kies deze modus om rekenkundige bewerkingen en
bewerkingen met wetenschappelijke functies te maken. Dit kan
twee-, acht-, tien-, zestientallig en als matrices genoteerd
worden.
Kies deze modus om statistische berekeningen met één
variabele (standaardafwijking) of met twee variabelen
(regressie) te maken, tests uit te voeren, gegevens te
analyseren en om statistische grafieken te tekenen.
In de modus eActivity kunt u tekst, wiskundige uitdrukkingen
en andere gegevens invoeren in een soort notitieblok.
Kies deze modus om tekst of formules of ingebouwde
toepassingsgegevens in een bestand op te slaan.
Kies deze modus om spreadsheet-berekeningen uit te
voeren. Elk bestand bevat een spreadsheet met 26 kolommen
× 999 rijen. Naast de ingebouwde commando’s van de
rekenmachine en de commando’s van de modus S • SHT kunt
u ook statistische berekeningen uitvoeren en grafieken van
statistische gegevens opmaken. Hiervoor gaat u op dezelfde
manier te werk als in de modus STAT.
GRAPHKies deze modus om grafiekvoorschriften op te slaan en om de
grafiek van deze voorschriften te tekenen.
DYNA
(Dynamische
grafieken)
TABLEKies deze modus om de grafiekvoorschriften op te slaan, om
RECUR
(Rijen en reeksen)
CONICSKies deze modus om grafieken van kegelsneden te tekenen.
EQUA
(Vergelijking)
Kies deze modus om grafiekvoorschriften op te slaan en
om de grafiek van deze voorschriften te tekenen voor de
verschillende waarden van die parameter.
er een numerieke tabel van te berekenen met verschillende
oplossingen gezien de toegewezen waarden aan de variabelen
wijzigen, en om de grafiek ervan te tekenen.
Kies deze modus om rijen en reeksen op te slaan, om van
een aantal termen de tabel te berekenen en om grafische
voorstellingen van rijen en reeksen te tekenen.
Kies deze modus om stelsels vergelijkingen van de eerste
graad (2 tot 6 onbekenden) op te lossen en om vergelijkingen
van een hogere graad, van de tweede tot de zesde graad op
te lossen.
1-33
Pictogram
Naam van de
modus
Beschrijving
PRGM
(Programmeren)
TVM
(Tijd en
geldwaarde)
E-CON2Kies deze modus om de optioneel beschikbare EA-200 Data
LINKKies deze modus om de in het geheugen opgeslagen
MEMORYKies deze modus om na te kijken hoeveel geheugenruimte er
SYSTEMKies deze modus om het geheugen te initialiseren (reset), het
Kies deze modus om programma’s op te slaan in de
programmazone en om ze uit te voeren.
Kies deze modus om financiële berekeningen te maken en om
de cash flow- en andere soorten grafieken op te maken.
Analyzer te controleren.
Voor meer informatie over de modus E-CON2, download de
E-CON2 handleiding (Engelse versie alleen) van op:
http://edu.casio.com.
gegevens door te sturen naar een ander toestel of een PC.
gebruikt en nog vrij is.
schermcontrast te regelen en om andere systeemparameters
in te stellen.
* Niet inbegrepen in de GRAPH 35+.
I Over het functiemenu
Met de functietoetsen ( tot ) kunt u de menu’s en commando’s oproepen in de
menubalk onder op het scherm. De vorm duidt aan of een item op de menubalk een menu of
een commando is.
I Weergave op het scherm
In deze rekenmachine worden twee weergavetypes gebruikt: tekstweergave en
grafiekweergave. Bij tekstweergave kunnen er 21 karakters naast elkaar en 8 regels onder
elkaar staan. De onderste regel waarop de submenu’s verschijnen is daar inbegrepen. Bij
grafiekweergave is er een gebied beschikbaar van 127 pixels (breedte) × 63 pixels (hoogte).
Weergave van tekst Weergave van een grafiek
I Wetenschappelijke schrijfwijze
De rekenmachine geeft getallen met ten hoogste 10 cijfers weer. Getallen met meer cijfers
worden automatisch omgezet in de wetenschappelijke schrijfwijze.
1-44
S Interpretatie van de wetenschappelijke schrijfwijze
1.2E+12 wil zeggen dat het resultaat gelijk is aan 1,2 s 1012. Om de gewone decimale
schrijfwijze van dit getal te krijgen, moet u de komma 1,2 twaalf plaatsen naar rechts
verschuiven, aangezien de exponent positief is. Het resultaat is dus 1.200.000.000.000.
1.2
–03 wil zeggen dat het resultaat gelijk is aan 1,2 s 10–3. Om de gewone decimale
E
schrijfwijze van dit getal te krijgen, moet u de komma 1,2 drie plaatsen naar links verschuiven,
aangezien de exponent negatief is. Het resultaat is dus 0,0012.
U kunt twee verschillende intervallen gebruiken om automatisch over te schakelen op normale
weergave.
• Er bestaan nog andere aanduidingen of symbolen die de rekenmachine gebruikt. Indien
nodig zullen die besproken worden op het ogenblik dat ze voorkomen in deze handleiding.
3. Berekeningen invoeren en wijzigen
I Berekeningen invoeren
Als u klaar bent om een berekening in te toetsen, druk dan eerst op om het scherm leeg
te maken. Toets vervolgens de gewenste berekeningsformules in, precies zoals ze (van links
naar rechts) opgeschreven zijn. Druk ten slotte op U om het resultaat te krijgen.
1-55
Voorbeeld 2 + 3 – 4 + 10 =
ABC@?U
I Veranderen van berekeningen
Gebruik B en C om de cursor op de plaats te zetten waar u iets wilt veranderen, en ga dan
verder zoals in de gevallen hieronder beschreven. Als u de verandering hebt aangebracht,
kunt u de berekening opnieuw laten uitvoeren door op U te drukken. U kunt ook C
gebruiken om naar het einde van de berekening te gaan en meer in te voeren.
1
• U kunt invoegen of overschrijven selecteren als invoer*
die u invoert de tekst op de huidige plaats van de cursor. U kunt schakelen tussen invoegen
en overschrijven door de bewerking: #(INS). De cursor verschijnt als “
invoegen en als “ ” voor overschrijven.
1
Bij alle modellen is schakelen tussen invoegen en overschrijven alleen mogelijk als de
*
Lineaire invoer/uitvoer modus (pagina 1-27) is geselecteerd.
S Een stap wijzigen
Voorbeeld Verander cos60 in sin60
. Bij overschrijven, vervangt de tekst
I
” voor
AE?
BBB
#
Q
S Een stap wissen
Voorbeeld Vervang 369 s s 2 door 369 s 2
BEHA
B#
In de invoegmodus werkt de toets # als Backspace-toets.
S Een stap invoegen
Voorbeeld Vervang 2,362 door sin2,36
ABEV
BBBBB
Q
1-66
2
I Gebruik van de herhalingsfunctie
De herhalingsfunctie slaat de invoer van de laatste berekening op in het herhalingsgeheugen.
De inhoud van het herhalingsgeheugen verschijnt als u drukt op B of op C.
Als u drukt op C, verschijnt de berekening met de cursor aan het begin. Als u drukt op
B verschijnt de berekening met de cursor op het einde. U kunt de invoer wijzigen en de
berekening opnieuw uitvoeren.
• Het herhalingsgeheugen kan enkel gebruikt worden tijdens de Lineaire invoer/uitvoer modus.
Tijdens de Math invoer/uitvoer modus wordt de geschiedenisfunctie gebruikt in plaats van
het herhalingsgeheugen. Zie de “Geschiedenisfunctie” (pagina 1-17) voor nadere details.
Voorbeeld 1 Bereken achtereenvolgens
4,12 s 6,4 = 26,368
4,12 s 7,1 = 29,252
C@AECU
BBBB
#(INS)
F@
U
Na het drukken op , kunt u door te drukken op D of op A de vorige berekeningen, in
orde van de laatste naar de eerste (multi-herhalingsfunctie), oproepen. Met C en/of B kunt
u de cursor in één van die berekeningen verplaatsen om veranderingen aan te brengen en
een nieuwe berekening te maken.
Voorbeeld 2
@ABCDEU
ABCDEFU
D (De laatst ingevoerde berekening)
D (De voorlaatst ingevoerde berekening)
• Het herhalingsgeheugen wordt pas gewist als er een nieuwe bewerking wordt gemaakt.
• Het herhalingsgeheugen wordt dus niet gewist wanneer u drukt op . U kunt dus een
invoer opnieuw oproepen nadat u op hebt gedrukt.
I Iets veranderen in een originele invoer
Voorbeeld 14 w 0 s 2,3 is ingevoerd in plaats van 14 w 10 s 2,3
@C?AB
1-77
U
Druk op ).
De cursor gaat automatisch op de plaats van
de fout staan.
Verander de invoer waar nodig.
B@
Laat opnieuw berekenen.
U
I Gegevens kopiëren en plakken via het klembord
U kunt een functie, commando of andere invoer naar het klembord kopiëren (of plakken), en
de inhoud van het klembord vervolgens op een andere plaats plakken.
• De volgende procedures gebruiken de Lineaire invoer/uitvoer modus. Voor meer details
over kopiëren en plakken in de Math invoer/uitvoer modus, zie “Kopiëren en plakken via het
klembord in de Math invoer/uitvoer modus” (pagina 1-18).
S Het kopieerbereik opgeven
1. Plaats de cursor (I) bij het begin of het einde van het bereik met de te knippen tekst, en
druk op G(CLIP). Hierdoor verandert het normale cursorteken in “ ”.
2. Gebruik de cursortoetsen om de cursor te verplaatsen en het bereik met de te kopiëren
tekst aan te klikken.
3. Druk op (COPY) om de geselecteerde tekst naar het klembord te kopiëren, en de modus
om het kopieerbereik op te geven te verlaten.
De geselecteerde karakters
veranderen niet tijdens het
kopiëren.
Als u de tekstselectie wilt annuleren zonder te kopiëren, drukt u op ).
S Tekst knippen
1. Plaats de cursor (I) bij het begin of het einde van het bereik met de te knippen tekst, en
druk op G(CLIP). Hierdoor verandert het normale cursorteken in “ ”.
1-88
2. Gebruik de cursortoetsen om de cursor te verplaatsen en het bereik met de te knippen tekst
te selecteren.
3. Druk op (CUT) om de geselecteerde tekst naar het klembord te knippen.
Bij het knippen worden de
oorspronkelijke karakters
gewist.
S Tekst plakken
Plaats de cursor op de positie waar u de tekst wilt plakken, en druk op H(PASTE). De
inhoud van het klembord wordt op de cursorpositie geplakt.
H(PASTE)
I Catalogusfunctie
De catalogus is een alfabetische lijst met alle beschikbare commando's op dit rekenmachine.
U kunt een commando invoeren door de catalogus op te roepen en vervolgens het commando
te selecteren.
S De catalogus gebruiken om een commando in te voeren
1. Druk op C(CATALOG) om een alfabetische catalogus weer te geven van de
commando’s.
• Het scherm dat eerst verschijnt, is het laatste dat u gebruikte voor invoer van een
commando.
2. Druk op (CTGY) om de categorielijst te openen.
• U kunt deze stap overslaan en direct doorgaan naar U kunt deze stap overslaan en direct doorgaan naarU kunt deze stap overslaan en direct doorgaan naar
stap 5, indien u wilt.
3. Gebruik de cursortoetsen (D, A) om de commandocategorie te markeren; en vervolgens
te drukken op (EXE) of U.
• Naar aanleiding hiervan wordt een lijst met commando’s weergegeven, in de categorie die
u selecteerde.
4. Druk op de eerste letter van het commando dat u wilt invoeren. Dit geeft het eerste
commando weer dat begint met die letter.
5. Gebruik de cursortoetsen (D, A) om de commandocategorie te markeren; en vervolgens
te drukken op (INPUT) of U.
1-99
Voorbeeld De catalogus gebruiken om het commando ClrGraph in te voeren
C(CATALOG)((C)A~AU
Drukken op ) of )(QUIT) sluit de catalogus.
4. De Math invoer/uitvoer modus gebruiken
Wanneer u in het configuratiescherm “Math” als “Input/Output” modus selecteert (zie pagina
1-27), wordt de Math invoer/uitvoer modus ingeschakeld. Hier kunt u bepaalde functies
weergeven en in natuurlijke schrijfwijze intoetsen zoals die in uw handboek staan.
• De bewerkingen in dit deel worden uitgevoerd in de Math invoer/uitvoer modus.
- De oorspronkelijke standaardinstelling voor de GRAPH 95/GRAPH 75/GRAPH 35+ is de
Math invoer/uitvoer modus. Als u de Lineaire invoer/uitvoer modus wijzigt, schakel terug
naar de Math invoer/uitvoer modus voordat u bewerkingen uitvoert in dit deel. Zie “Werken
met het configuratiescherm” (pagina 1-26) voor informatie over hoe te schakelen tussen de
modi.
- De oorspronkelijke standaardinstelling voor de GRAPH 85 SD/GRAPH 85 is de Lineaire
invoer/uitvoer modus. Schakel naar de Math invoer/uitvoer modus vooraleer bewerkingen
uit te voeren in dit deel. Zie “Werken met het configuratiescherm” (pagina 1-26) voor
informatie over hoe te schakelen tussen de modi.
• In de Math invoer/uitvoer modus worden alle gegevens in invoegmodus (niet in
overschrijfmodus) ingevoerd. Let op: de bewerking #(INS) (zie pagina 1-6) die u in
de Lineaire invoer/uitvoer modus gebruikt om gegevens in invoegmodus in te voeren, heeft
een totaal andere functie in de Math invoer/uitvoer modus. Meer informatie vindt u onder
“Waarden en uitdrukkingen gebruiken als argumenten” (pagina 1-14).
• Tenzij uitdrukkelijk ander aangegeven, worden alle bewerkingen in dit deel in de modus
RUN • MAT • MAT• MAT MATMAT uitgevoerd.
I Bewerkingen invoeren in de Math invoer/uitvoer modus
S Functies en symbolen in de Math invoer/uitvoer modus
Met de hieronder aangegeven functies en symbolen kunt u in natuurlijke schrijfwijze gegevens
invoeren in de Math invoer/uitvoer modus. In de kolom “Bytes” staat het aantal geheugenbytes
dat voor de invoer in de Math invoer/uitvoer modus wordt gebruikt.
Functie/symboolIntoetsenBytes
Onechte breuk
Gemengde breuk*
Macht
Square
Negatieve macht (reciproke of
omgekeerde)
1
()
,
V
(
1-1010
9
14
4
4
–1
x
)
5
Functie/symboolIntoetsenBytes
Derdemachtswortel
Machtswortel
x
e
x
10
V()
3
(
,(
)
x
)
((ex)
J(10x)
log(a,b)(Invoer via het menu MATH*
Abs (absolute waarde)(Invoer via het menu MATH*
Eerste afgeleide*
Tweede Afgeleide*
Integraal*
3
Sommatieberekening (3)*
3
3
(Invoer via het menu MATH*2)7
(Invoer via het menu MATH*2)7
(Invoer via het menu MATH*2)8
4
(Invoer via het menu MATH*2)11
Matrix(Invoer via het menu MATH*
Haakjes
Accolades (gebruikt tijdens lijstinvoer)
Vierkante haken (gebruikt tijdens
matrixinvoer)
en
( { ) en ( } )
( [ ) en ( ] )
6
9
9
6
6
2
)7
2
)6
2
)14*
5
1
1
1
1
*
Gemengde breuken zijn alleen mogelijk in de Math invoer/uitvoer modus.
2
Meer informatie over de invoer van functies via het functiemenu MATH vindt u onder
*
“Gebruik van het menu MATH” hieronder.
3
In de Math invoer/uitvoer modus kunt u geen tolerantiewaarde opgeven. Kies de Lineaire
*
invoer/uitvoer modus om tolerantiewaarden op te geven.
4
Voor sommatieberekeningen (3) in de Math invoer/uitvoer modus is de toename (pitch)
*
altijd 1. Kies de Lineaire invoer/uitvoer modus als u een andere toename wilt gebruiken.
5
Dit is het aantal bytes voor een matrix van 2 × 2.
*
S Gebruik van het menu MATH
Druk in de modus RUN • MAT op (MATH) om het menu MATH te openen. Via dit menu
kunt u matrices, afgeleiden, integralen enz. in natuurlijke schrijfwijze invoeren.
• {MAT} ... {opent het submenu MAT voor invoer van matrices in natuurlijke schrijfwijze}
• {2s2} ... {invoer van een matrix van 2 × 2}
• {3s3} ... {invoer van een matrix van 3 × 3}
msn} ... {invoer van een matrix met m rijen en n kolommen (tot 6 × 6)}
• {
• {log
b} ... {invoer van de logaritime logaritime logitime logab in natuurlijke schrijfwijze}
a
• {Abs} ... {invoer van de absolute waarde |X| in natuurlijke schrijfwijze}
d
(x)
f(x
dx
}
)
f
2
d
dx
}
d/dx} ... {invoer van eerste afgeleide in natuurlijke schrijfwijze
• {
2
• {
d
/dx2} ... {invoer van tweede afgeleide in natuurlijke schrijfwijze
dx} … {invoer van integraal in natuurlijke schrijfwijze
• {°
b
a
• {3(} … {invoer van sommatie (3) in natuurlijke schrijfwijze
f(x)dx
B
3
A
x=A
1-1111
x
=
a
}
f(x
)
x
=
a
2
}
S Invoervoorbeelden in de Math invoer/uitvoer modus
In dit deel vindt u enkele voorbeelden van het functiemenu MATH en andere toetsen die u in
de Math invoer/uitvoer modus kunt gebruiken. Let altijd op de juiste cursorpositie wanneer u
getallen en gegevens invoert.
3
Voorbeeld 1 Voer 2
A,
B
C
@
U
+ 1
Voorbeeld 2 Voer de volgende bewerking in
@
AA
D
C
V
U
1+
(
2
2
)
5
Voorbeeld 3 Voer de volgende bewerking in
@(MATH)(E)(
1-1212
1
1+ x + 1dx
0
)
dx
°
T@
C?
D@
C
U
Voorbeeld 4 Voer de volgende bewerking in
2 ×
1
2
2
1
2
2
A(MATH)(MAT)(2×2)
@AA
CC
V()AC
CV()ACC@AA
U
S Als de berekening niet past in het weergavevenster
Een pijl naar rechts, naar links, omlaag of omhoog
betekent dat de berekening doorgaat in de door de pijl
aangegeven richting.
Als u een pijl ziet, kunt u met de cursortoetsen naar het
scherm bladeren en de gewenste gegevens bekijken.
1-1313
S Invoerbeperkingen in de Math invoer/uitvoer modus
Door bepaalde uitdrukkingen kan een rekenformule verticaal breder zijn dan één schermregel.
De maximaal toegestane verticale breedte van een rekenformule bedraagt ongeveer twee
weergaveschermen (120 pixels). Uitdrukkingen die groter zijn, kunt u niet invoeren.
S Waarden en uitdrukkingen gebruiken als argumenten
Een waarde of een uitdrukking die reeds werd ingevoerd, kan worden gebruikt als het
argument van een functie. Nadat u “(2+3)” heeft ingevoerd, bijvoorbeeld, kunt u dit omvormen
tot het argument van , resulterend in
Voorbeeld
1. Plaats de cursor links van het gedeelte van de uitdrukking waarvan u het argument van de
ingevoegde functie wilt maken.
2. Druk op #(INS).
• Hierdoor verandert het normale cursorteken in een invoegteken ().
(2+3)
.
3. Druk op V() om de functie in te voegen.
• wordt ingevoegd en de uitdrukking tussen haakjes wordt het argument van deze
functie.
Zoals hierboven aangetoond, de waarde of de uitdrukking aan de rechterkant van de cursor
wordt, na indrukken van #(INS) het argument van de functie die daarna wordt bepaald.
Het bereik bevat als het argument is alles tot de eerste open haakjes aan de rechterkant, als
er een is, of alles tot de eerste functie aan de rechterkant (sin(30), log2(4), enz.).
Deze capaciteit kan worden gebruikt met de volgende functies.
FunctieIntoetsen
Onechte breuk
Macht
,
V()
Oorspronkelijke
uitdrukking
Uitdrukking na
invoeging
Derdemachtswortel
Machtswortel
x
e
x
10
log(a,b)
Absolute waarde
(
,(
3
)
x
)
((ex)
J(10x)
(MATH)(log
(MATH)(Abs)
b)
a
1-1414
FunctieIntoetsen
Oorspronkelijke
uitdrukking
Uitdrukking na
invoeging
Eerste afgeleide
Tweede afgeleide
Integraal
Sommatie 3
• Druk in de Lineaire invoer/uitvoer modus op #(INS) om de invoegmodus te activeren.
Zie pagina 1-6 voor meer informatie.
(MATH)(
(MATH)(
(MATH)(E)(°
(MATH)(E)(3( )
d/dx)
2
d
/dx2)
dx)
S Berekeningen wijzigen in de Math invoer/uitvoer modus
Om berekeningen in de Math invoer/uitvoer modus te wijzigen gaat u vrijwel op dezelfde
manier te werk als in de Lineaire invoer/uitvoer modus. Meer informatie vindt u onder
“Veranderen van berekeningen” op pagina 1-6.
Houd rekening met de volgende verschillen tussen de Math en Lineaire invoer/uitvoer modus.
• In de Lineaire invoer/uitvoer modus kunt u gegevens in overschrijfmodus invoeren, in de
Math invoer/uitvoer modus niet. In de Math invoer/uitvoer modus worden de gegevens altijd
op de huidige cursorpositie ingevoegd.
• Als u in de Math invoer/uitvoer modus op # drukt, gaat de cursor één spatie achteruit.
• Merk de volgende bewerkingen van de cursor op die u kunt gebruiken bij het invoeren van
een berekening met de Math invoer/uitvoer modus.
Om dit te doen:Drukt u op:
Verplaats de cursor van het einde van de berekening naar het begin
Verplaats de cursor van het begin van de berekening naar het einde
I Bewerkingen annuleren en opnieuw uitvoeren
U kunt de volgende procedures gebruiken tijdens de berekeningsinvoer in de Math invoer/
uitvoer modus (tot u drukt op de toets U) om de laatste bewerking met de toets ongedaan te
maken en de toetsbewerking opnieuw uit te voeren die u net heeft ongedaan gemaakt.
- Als u het laatste gebruik van de toetsen wilt annuleren, drukt u op: ?#(UNDO).
- Om het intoetsen opnieuw uit te voeren dat u net heeft geannuleerd, drukt u opnieuw op:
?#(UNDO).
• U kunt ook UNDO gebruiken om intoetsen van te annuleren. Na indrukken van om
een uitdrukking te wissen die u heeft ingevoerd, drukt u op ?#(UNDO) wat het scherm
herstelt naar de weergave voordat u drukt op .
C
B
• U kunt ook UNDO gebruiken om intoetsen van te annuleren. Als u drukt op C tijdens de
invoer en vervolgens drukt op ?#(UNDO), keert de cursor terug naar de positie voordat
u drukte op C.
• De UNDO bewerking is uitgschakeld als het toetsenbord alfanumeriek is vergrendeld.
Drukken op ?#(UNDO) als het toetsenbord alfanumeriek is vergrendeld, voert dezelfde
annulatiebewerking uit als de toets # alleen.
1-1515
Voorbeeld
@@C
#
?#(UNDO)
A
?#(UNDO)
I Resultaten weergeven in de Math invoer/uitvoer modus
Breuken, matrices, en lijsten die in de Math invoer/uitvoer modus worden aangemaakt,
worden in natuurlijke schrijfwijze weergegeven, zoals die in uw handboek staan.
Voorbeeldweergave van resultaten
• Breuken worden weergegeven als onechte breuken of als gemengde breuken, afhankelijk
van de instelling “Frac Result” in het configuratiescherm. Zie “Werken met het
configuratiescherm” (pagina 1-26) voor nadere details.
• Matrices worden weergegeven in natuurlijke notatie, tot 6 × 6. Een matrix met meer dan zes
rijen of kolommen wordt weergegeven in het scherm MatAns, dat ook in de Lineaire invoer/
uitvoer modus wordt gebruikt.
• Lijsten worden weergegeven in natuurlijke notatie tot 20 elementen. Een lijst met meer dan
20 elementen wordt weergegeven in het scherm ListAns, dat ook in de Lineaire invoer/
uitvoer modus wordt gebruikt.
• Een pijl naar links, naar rechts, omlaag of omhoog betekent dat meer gegevens staan in de
door de pijl aangegeven richting.
Met de cursortoetsen kunt u in het scherm bladeren en de gewenste gegevens bekijken.
•
• Als u drukt op (DEL)(DEL
L) terwijl een resultaat is geselecteerd, worden het
resultaat en de gebruikte berekening gewist.
1-1616
• Het vermenigvuldigingsteken mag niet worden weggelaten direct vóór een onechte breuk of
een gemengde breuk. Voer in dit geval altijd het vermenigvuldigingsteken in.
2
Voorbeeld:
• A ,, V, of (
intoetsen van ,, V, of (
2 s
AAD
5
–1
x
) intoetsen kan niet onmiddellijk gevolgd worden door opnieuw
–1
x
). Gebruik in dit geval haakjes om de toetscombinaties
gescheiden te houden.
2)–1
Voorbeeld: (3 (3(3
BV(x–1)
I Geschiedenisfunctie
De geschiedenisfunctie bewaart de geschiedenis van rekenuitdrukkingen en resultaten van
de Math invoer/uitvoer modus. Er worden maximaal 30 paar rekenuitdrukkingen en resultaten
bewaard.
@AUAU
U kunt de rekenuitdrukkingen die bewaard worden door de geschiedenisfunctie ook bewerken
en opnieuw laten berekenen. Hierdoor worden alle uitdrukkingen opnieuw berekend, te
beginnen met de bewerkte uitdrukking.
Voorbeeld Om “1+2” naar “1+3” te veranderen en de berekening opnieuw uit te
voeren
Voer de volgende bewerking uit a.h.v. het bovenstaande voorbeeld.
DDDDB#BU
• De waarde die opgeslagen is in het laatste resultaatgeheugen hangt altijd af van
het resultaat dat verkregen werd a.h.v. de laatst uitgevoerde bewerking. Als de
geschiedenisinhoud bewerkingen omvat die het laatste resultaatgeheugen gebruiken,
kan het bewerken van een berekening invloed hebben op de waarde in het laatste
resultaatgeheugen die gebruikt wordt in navolgende berekeningen.
- Als er een serie berekeningen is die het laatste resultaatgeheugen gebruiken met
inbegrip van de resultaten van de vorige berekening in de volgende berekening, dan
zal het bewerken van een berekening invloed hebben op de resultaten van all andere
berekeningen die er op volgen.
- Als de inhoud van het laatste resultaatgeheugen deel uitmaakt van de eerste berekening
van de geschiedenis, is de inhoud van het laatste resultaatgeheugen “0” omdat er geen
berekening bestaat voor de eerste in de geschiedenis.
1-1717
I Kopiëren en plakken via het klembord in de Math invoer/uitvoer modus
i
U kunt een functie, commando of andere invoer naar het klembord kopiëren (of plakken), en
de inhoud van het klembord vervolgens op een andere plaats plakken.
• In de Math invoer/uitvoer modus kunt u slechts één regel bepalen als het kopieerbereik.
• Het commando CUT wordt alleen in de Lineaire invoer/uitvoer modus ondersteund. Deze
functie wordt niet in de Math invoer/uitvoer modus ondersteund.
S Tekst kopiëren
1. Gebruik de cursortoetsen om de cursor te plaatsen in de regel die u wilt kopiëren.
2. Druk op G(CLIP). De cursor verandert in “
3. Druk op (CPY · L) om de geselecteerde tekst naar het klembord te kopiëren.
”.
S Tekst plakken
Plaats de cursor op de positie waar u de tekst wilt plakken, en druk op H(PASTE). De
inhoud van het klembord wordt op de cursorpositie geplakt.
I Bewerkingen in de Math invoer/uitvoer modus
Dit deel geeft berekeningsvoorbeelden van de Math invoer/uitvoer modus.
• Voor details over berekeningen, zie “Hoofdstuk 2 Manuele berekeningen”.
S Berekeningen uitvoeren in de Math invoer/uitvoer modus
VoorbeeldInvoer
3
=
4×5610
cos
( )
3
8 = 3
log
2
7
123 = 1,988647795
2 + 3 ×
1
(Hoekeenheid: Rad)
=
2
3
64 − 4 = 10
645U
A(P)3CU
(MATH)(logab) 2C8U
,(
23,(
x
) 7C123U
x
) 3C64C4U
3
= 0,1249387366log
4
2
5
1,5 + 2,3
d
dx
5
1
6
∑
k
=2
1
4
+ 4
73
20
=
i
2
x
3
23
+
2
10
+ x − 6
dx
x = 3
=
+ 3 =
3
x
( )
2
2
+ 3x + 4
x
2
− 3k + 5) = 55
k
(
= 52
404
3
(MATH)(Abs)J34U
25C3()1C4U
1.52.3?(
(MATH)(d/dx)T,3C4
TVT6C3U
(MATH)(E)(°dx)
2TV3T4C1C5U
(MATH)(E)(3)?(K)V
3?(K)5C?(K)C2C6U
1-1818
i)U,
I Matrixberekeningen in de Math invoer/uitvoer modus
S De dimensies van een matrix vastleggen
1. Druk in de modus RUN•MAT • MAT• MAT MATMAT op K(SET UP)(Math)).
2. Druk op (MATH) om het menu MATH te openen.
3. Druk op (MAT) om het volgende menu te openen.
• {2s2} … {invoer van een matrix van 2 × 2}
• {3s3} … {invoer van een matrix van 3 × 3}
msn} … {invoer van een matrix met m rijen en × n kolommen (tot 6 × 6)}
• {
Voorbeeld Maak een matrix van 2 rijen s 3 kolommen
(
Voer het aantal rijen in.
AUVoer het aantal kolommen in.
BUU
msn)
S Elk element van een matrix een waarde toekennen
Voorbeeld Voer de onderstaande berekening uit
1
1
1
1
13
13
4
4
33
33
2
2
× 8
× 8
65
65
De volgende bewerking is het vervolg van het rekenvoorbeeld op de vorige pagina.
@C@ACCBBC@BCCCDCECGU
1-1919
S Een matrix die in natuurlijke schrijfwijze is opgemaakt aan een matrix in de
Math invoer/uitvoer modus toewijzen
Voorbeeld Wijs het resultaat toe aan Mat J
A(Mat)(Ans)?
A(Mat)?(J)U
• Als u drukt op # terwijl de cursor linksboven in de matrix staat, wordt de volledige matrix
gewist.
#
I Graph modi en EQUA modus gebruiken in de Math invoer/uitvoer
modus
Met de Math invoer/uitvoer modus in de volgende modi kunt u numerieke uitdrukkingen
invoeren zoals die worden geschreven in uw tekstboek en berekeningsresultaten weergeven
in natuurlijke schrijfwijze.
Modi die invoer van uitdrukkingen ondersteunen zoals ze voorkomen in tekstboeken:
RUN • MAT, e • ACT, GRAPH, DYNA, TABLE, RECUR, EQUA (SOLV)
Modi die de natuurlijke schrijfwijze ondersteunen:
RUN • MAT, e • ACT, EQUA
De volgende verklaringen tonen Math invoer/uitvoer modus bewerkingen in de modi GRAPH,
DYNA, TABLE, RECUR en EQUA, en natuurlijke weergave van resultaten in de modus
EQUA.
• Zie de delen die iedere berekening behandelen voor details hierover.
• Zie “Bewerkingen invoeren in de Math invoer/uitvoer modus” (pagina 1-10) en “Berekeningen
uitvoeren in de Math invoer/uitvoer modus” (pagina 1-18) voor details over berekeningen in
de Math invoer/uitvoer modus en weergave van de resultaten in de modus RUN • MAT.
e • ACT modus invoerbewerkingen en resultaten zijn dezelfde als die in de modus RUN • MAT.
Voor details over berekeningen e • ACT modus, zie “Hoofdstuk 10 eActivity”.
Belangrijk!
• Voor een model waarvan het besturingssysteem werd bijgewerkt tot OS 2.00 uit een oudere
OS-versie, worden de Math invoer/uitvoer modus en de resultaatweergave in geen enkele
modus, tenzij de modi RUN • MAT en e • ACT.
S Invoer van Math invoer/uitvoer modus in de modus GRAPH
U kunt gebruik maken van de Math invoer/uitvoer modus om grafieken in te voeren in de modi
GRAPH, DYNA, TABLE en RECUR.
1-2020
Voorbeeld 1 In de modus GRAPH, voer de functie
y
y
vervolgens de grafiek.
Zorg er voor dat de standaardinstellingen zijn geconfigureerd in het
weergavevenster (V-Window).
KGRAPHTVV()A\
CCTV()ACC\
@U
(DRAW)
Voorbeeld 2 In de modus GRAPH, voer de functie
vervolgens de grafiek.
Zorg er voor dat de standaardinstellingen zijn geconfigureerd in het
weergavevenster (V-Window).
=
=
x
'
0
2
2
x
1
4
x
−−1
'
x
in, en teken
2
1
2
−
x−1dx
2
in, en teken
KGRAPH*(CALC)(°
@CCTV@AC
T@C?CTU
(DRAW)
dx)
• Invoer van Math invoer/uitvoer modus en weergave van resultaten in de
modus EQUA
U kunt de Math invoer/uitvoer modus in de modus EQUA gebruiken voor invoer en weergave
zoals in onderstaande voorbeelden geïllustreerd wordt.
• In geval van stelsels eerstegraadsvergelijkingen ((SIML)) en die van een hogere graad
((POLY)), worden de oplossingen weergegeven in natuurlijke schrijfwijze (breuken, , P
worden weergegeven met het natuurlijke weergaveformaat) indien dit mogelijk is.
• In het geval van Solver ((SOLV)), kunt u de natuurlijke invoer van de Math invoer/uitvoer
modus gebruiken.
2
x
Voorbeeld Om de vierkantsvergelijking
modus
KEQUAK(SET UP)
AAAA(Complex Mode)
(a+b
(POLY)(2)@UBUDUU
i))
1-2121
+ 3x + 5 = 0 op te lossen in de EQUA
5. Menu Optie (OPTN)
In het optiemenu vindt u wetenschappelijke functies en notaties die niet op het toetsenbord
van de rekenmachine zijn aangeduid. De inhoud van het optiemenu hangt af van de modus
waarin u zich bevindt als u op * drukt.
• Als het toestel is ingesteld voor het twee-, acht-, tien- of zestientallig talselsel, dan verschijnt
het optiemenu niet als u drukt op *.
• Voor details over de commando’s bevat in het optiemenu (OPTN), zie het onderwerp “*
toets” in de “Lijst met commando’s in de modus PRGM” (pagina 8-39).
• De betekenis van het optiemenu wordt toegelicht in het overeenkomstige deel voor elke
werkmodus.
De volgende lijst toont het optiemenu dat wordt weergegeven als de RUN • MAT • MAT• MAT MATMAT of PRGM
modus wordt geselecteerd.
• {LIST} ... {functiemenu i.v.m. lijsten}
• {MAT} ... {menu i.v.m. de bewerkingen op matrices}
• {CPLX} ... {menu i.v.m. berekeningen met complexe getallen}
• {CALC} ... {menu i.v.m. het onderzoeken van functies}
• {STAT} ... {menu voor geschatte warden voor statistieken met twee variabelen, verdeling, {menu voor geschatte warden voor statistieken met twee variabelen, verdeling,{menu voor geschatte warden voor statistieken met twee variabelen, verdeling,
standaard afwijking, variantie en testfuncties}
• Denk erom dat EQUA en TVM alleen worden weergegeven voor functietoetsen ( en )
wanneer u het menu met de variabelen-gegevens opent in de modus RUN • MAT • MAT• MAT MATMAT of PRGM.
• Als het toestel standaard is ingesteld voor het twee-, acht-, tien- of zestientallig talselsel, dan
verschijnt het menu met de variabelen-gegevens niet als u drukt op ).
• Afhankelijk van het model, zijn sommige menu-items niet inbegrepen.
1-2222
• Voor details over de commando's bevat in het menu voor de variabele gegevens (VARS), zie
het onderwerp “) toets” in de “Lijst met commando’s in de modus PRGM” (pagina 8-39).
S V-WIN — De instellingen van het weergavevenster oproepen
• {X}/{Y}/{T,θ} ... menu met gegevens voor de {x-as}/{y-as}/{T,θ}
•
{R-X}/{R-Y}/{R-T,θ} ... menu met gegevens voor de {x-as}/{y-as}/{T,θ} op het rechtse
De puntwaarde duidt het weergavebereik (waarde Xmax – Xmin) aan, gedeeld door
*
de puntbreedte van het scherm (126). De puntwaarde wordt doorgaans automatisch
berekend op basis van de minimum- en maximumwaarden. Als u de puntwaarde wijzigt,
wordt het maximum automatisch berekend.
S FACT — De vergrotings-/verkleiningsfactor oproepen
• {Xfct}/{Yfct} ... {x-as factor}/{y-as factor}
S STAT — De statistische gegevens met één of twee variabelen oproepen
• {X} … {menu met de x-gegevens voor één of twee variabelen}
• {
n}/{¯x}/{3x}/{3x
van de waarnemingsgetallen}/{som van de waarnemingsgetallen}/{som van de
kwadraten}/{standaardafwijking in een populatie}/{standaardafwijking
in een steekproef}/{minimum van de waarnemingsgetallen}/{maximum van de
waarnemingsgetallen}
2
}/{σx}/{sx}/{minX}/{maxX} ... {omvang van de steekproef}/{gemiddelde
{Y} ... {y-gegevens voor twee variabelen}
•
• {
ӯ}/{3y}/{3y
2
}/{3xy}/{σx}/{sy}/{minY}/{maxY} ... {gemiddelde van de
waarnemingsgetallen}/{som van de waarnemingsgetallen}/ {som van de kwadraten}/
{som van de producten x en y van de waarnemingsgetallen}/{standaardafwijking in
een populatie}/{standaardafwijking in een steekproef}/{minimum van de
waarnemingsgetallen}/{maximum van de waarnemingsgetallen}
{GRPH} ... {menu met de grafische gegevens}
•
• {a}/{b}/{c}/{d}/{e} ... {regressie- en multinominiaalcoëfficiënten}
• {MSe} ... {gemiddelde van de kwadraten van de fout}
• {Q
}/{Q3} ... {eerste kwartiel}/{derde kwartiel}
1
• {Med}/{Mod} ... {mediaan}/{modus} van de ingevoerde waarnemingsgetallen
• {Strt}/{Pitch} ... {startwaarde}/{klassenbreedte} van een histogram
{PTS} ... {menu van de recapitulatieve punten}
•
• {x1}/{y1}/{x2}/{y2}/{x3}/{y3} ... {coördinaten van de recapitulatieve punten}
{INPT} ... {statistische ingevoerde waarden}
•
x
• {n}/{¯x}/{sx}/{n1}/{n2}/{¯x1}/{¯x2}/{s
x
}/{s
}/{sp} ... {omvang van de steekproef}/
1
2
{gemiddelde van steekproef}/{standaardafwijking van steekproef}/{omvang van
steekproef 1}/{omvang van steekproef 2}/{gemiddelde van steekproef 1}/{gemiddelde
van steekproef 2}/{standaardafwijking van steekproef 1}/{standaardafwijking van
steekproef 2}/{standaardafwijking van steekproef p}
1-2323
Loading...
+ 383 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.