NAMESTITVENA SHEMA NOTRANJE IN ZUNANJE ENOTE ... 2
..2
n Izbirni name titveni deli ...........................................................2
NOTRANJA ENOTA ....................................................................3
n Me to za name titev ............................................................... 3
n Rezanje luknje in montaža name titvene plošče .................... 3
n Električar ko delo ....................................................................3
n Priključitev napeljave ............................................................... 4
n Name titev odvodne in o talih cevi .........................................4
n Pritrditev notranje enote ..........................................................5
n Odvajanje ................................................................................ 5
ZUNANJA ENOTA .......................................................................5
n Me to za name titev ............................................................... 5
n Priključitev hladilnih cevi ..........................................................6
n Izčrpavanje .............................................................................6
n Priključitev napeljave ............................................................... 6
DRUGO ........................................................................................7
n Preizku uhajanja plina ........................................................... 7
n Na tavitev izbirnega tikala daljin kega upravljalnika .............7
n Izbira na tavitve A-B na daljin kem upravljalniku .................... 7
n Preizku delovanja .................................................................. 7
n Na tavitev za amodejni ponovni zagon .................................7
Page 3
VEILIGHEIDSVOORZORGEN
VEILIGHEIDSVOORZORGEN
Netsnoeren voor buitengebruik moeten minstens van het fl exibele type met polychloropreenmantel (ontwerp H07RN-F) of van het type 245 IEC66 zijn (1,5
2
mm
of meer). (Dient te worden geïnstalleerd conform de nationale voorschriften.)
OPGELET
Installatie van een nieuw airconditionerkoelmiddel
• IN DEZE AIRCONDITIONING WERD HET NIEUW OZONVRIENDELIJK HFC KOELMIDDEL (R410A) GEBRUIKT.
Het koelmiddel R410A is heel gevoelig voor onzuiverheden zoals water, oxidatie en oliën, omdat de druk van het koelmiddel R410A ongeveer 1,6 van
Voor algemeen gebruik
het koelmiddel R22 is. Naast het gebruik van dit nieuw koelmiddel, werd ook de machineolie aangepast. Daarom moet u er tijdens de installatiewerken
op letten dat er geen water, stof, achtergebleven koelmiddel of machineolie in de koelcyclus kan belanden van een airconditioner die met het nieuw
koelmiddel werkt.
Om te voorkomen dat het koelmiddel en de machineolie gemengd zouden worden, heeft het verbindingsstuk voor de vulling van het apparaat een andere
grootte dan het verbindingsstuk voor de vulling met het vroegere koelmiddel, en er moet ook gereedschap van een andere grootte gebruikt worden. Om
de leidingen te verbinden moet u nieuwe en propere leidingmaterialen gebruiken, die tegen hoge druk bestand zijn en die speciaal ontworpen zijn voor
R410A en moet u er zeker van zijn dat er geen water of stof kan binnendringen. Bovendien mag u nooit bestaande leidingen gebruiken, omdat het zou
kunnen dat ze niet tegen de hogere druk bestand zijn, en ook omdat er onzuiverheden zouden kunnen inzitten.
OPGELET
Dit toestel moet op het stroomnet zijn aangesloten met behulp van een stroomonderbreker of een schakelaar met een contactafstand van minstens 3 mm
in alle polen. Voor de voeding van deze airconditioner moet de installatiezekering (25A) worden gebruikt.
Het toestel loskoppelen van het stroomnet
GEVAAR
• DIT TOESTEL MAG ALLEEN WORDEN GEBRUIKT DOOR BEVOEGDE PERSONEN.
• ZET DE STROOM AF ALVORENS ELEKTRISCHE WERKZAAMHEDEN TE VERRICHTEN. ZORG ERVOOR DAT ALLE VOEDINGSSCHAKELAARS AF
STAAN. INDIEN DAT NIET HET GEVAL IS, BESTAAT ER ELEKTROCUTIEGEVAAR.
• SLUIT HET NETSNOER CORRECT AAN. INDIEN HET NETSNOER VERKEERD IS AANGESLOTEN, KUNNEN ELEKTRISCHE ONDERDELEN
WORDEN BESCHADIGD.
• CONTROLEER OF DE AARDINGSDRAAD NIET STUK OF LOS IS VOOR HET INSTALLEREN.
• INSTALLEER HET TOESTEL NIET OP PLAATSEN MET EEN STERKE CONCENTRATIE VAN ONTVLAMBARE GASSEN OF GASDAMPEN.
INDIEN U DAT TOCH DOET, BESTAAT ER BRAND- OF EXPLOSIEGEVAAR.
• OM TE VOORKOMEN DAT DE BINNENMODULE OVERVERHIT RAAKT EN BRAND VEROORZAAKT, MOET HET TOESTEL UIT DE BUURT (MEER
DAN 2 M) VAN WARMTEBRONNEN ZOALS RADIATOREN, VERWARM NGSTOESTELLEN, OVENS, FORNUIZEN, ENZ. WORDEN GEPLAATST.
• WANNEER U DE AIRCONDITIONING NAAR EEN ANDERE RU MTE VERPLAATST, MAG HET VOORGESCHREVEN KOELMIDDEL (R410A) NIET
MET ANDERE GASVORMIGE STOFFEN IN DE KOELCYCLUS TERECHTKOMEN. INDIEN ER LUCHT OF EEN ANDER GAS MET HET KOELMIDDEL
WORDT VERMENGD, LOOPT DE GASDRUK IN DE KOELCYCLUS ABNORMAAL HOOG OP WAARDOOR LEIDINGEN KUNNEN SPRINGEN EN
VERWONDINGEN VEROORZAKEN.
• INDIEN ER TIJDENS HET INSTALLEREN KOELGAS LEKT, MOET DE RUIMTE METEEN WORDEN VERLUCHT. WANNEER KOELGAS WORDT
VERWARMD DOOR BRAND OF DERGELIJKE, KOMEN ER GIFTIGE GASSEN VRIJ.
WAARSCHUWING
• Modifi ceer het toestel nooit door beveiligingen te verwijderen noch veiligheidsschakelaars te omzeilen.
• Installeer het toestel niet op een plaats die het gewicht van het toestel niet kan dragen.
Een vallend toestel kan verwondingen of schade veroorzaken.
• Bevestig een goedgekeurde stekker aan het netsnoer alvorens elektrische werkzaamheden te verrichten.
Zorg er ook voor dat het toestel correct is geaard.
• Het toestel dient te worden geïnstalleerd conform de nationale voorschriften.
Installeer geen beschadigd toestel. Neem contact op met Carrier.
OPGELET
• Indien het toestel voor het installeren bloot wordt gesteld aan water of ander vocht, ontstaat er elektrocutiegevaar.
Sla het niet op in een vochtige kelder en stel het evenmin bloot aan regen noch water.
• Controleer het toestel na het uitpakken zorgvuldig op mogelijke schade.
• Installeer het toestel niet op een plaats waar het blootstaat aan trillingen. Installeer het toestel niet op een plaats waar het veel lawaai maakt of waar het
lawaai en de afgevoerde lucht buren kunnen storen.
• Let op bij het behandelen van onderdelen met scherpe randen om verwondingen te vermijden.
• Lees deze installatiehandleiding aandachtig alvorens het toestel te installeren. Deze handleiding bevat belangrijke instructies voor een correcte installatie.
RAPPORTERINGSPLICHT TEGENOVER LOKALE STROOMLEVERANCIER
Rapporteer de installatie van dit toestel aan de lokale stroomleverancier alvorens het te installeren. Bij problemen of wanneer de installatie niet wordt
aanvaard, kan de maatschappij tegenmaatregelen treffen.
1
Page 4
INSTALLATIESCHEMA VOOR BINNEN EN BUITENMODULES
INSTALLATIESCHEMA VOOR BINNEN- EN BUITENMODULES
FILTER
025~045H
009~012S,
025~045M
009S,
025M
A47 65
B120170
C600600
D400600
E45100
F100100
Opmerking :
• Detail acce oire en in tallatieonderdelen: zie Overzicht acce oire .
• Het zou kunnen zijn dat ommige afbeeldingen onderdelen niet
waarheid getrouw weergeven.
56
012S,
025~045H
035~045M
(Bevestigen op het voorpaneel.)
Filter
5
5
Filter
3
Batterijen
Draadloze af tand bediening
2
Filter
6
B mm of meer
Luchtfi lter
8
Platte hout chroef
Filter
6
F mm of meer
D mm of meer
A mm of meer
Haakje
4
Af tand bediening houder
Vinyltape
Aanbrengen na het
verrichten van een afvoerte t.
C mm of meer
E mm of meer
Haakje
C mm of meer
In tallatieplaat
1
B mm of meer
Leiding
Zadel
Afvoerverleng lang
(Niet be chikbaar,
aangeleverd door
de in tallateur)
Voor de leidingen achteraan links en
links
Muur
Plaats het kussen tussen binnenmodule en
muur, en kantel de binnenmodule om de
bediening te vergemakkelijken.
Laat de afvoerslang niet slap worden.
Snij de leiding
lichtjes schuin af.
Zorg ervoor dat de afvoerslang afl oopt.
De hulpleiding kan links, achteraan links,
achteraan rechts, rechts, onderaan rechts
of onderaan links.
Recht
Achteraan
recht
Onderaan
recht
Achteraan
link
link
Onderaan link
Isoleer de koelmiddelleidingen apart,
niet samen.
6 mm dik, hittebestendig
polyethyleenschuim
NL
Onderdeel-
code
A
B
C
Optionele Onderdelen
OnderdeelnaamAantal
Koelleiding
Vloeistofzijde : Ø6,35 mm
Gaszijde : Ø9,52 mm
(009~012S, 025~035 Series)
: Ø12,70 mm
(045 Series)
Leidingisolatiemateriaal
(polyethyleenschuim, 6 mm dik)
Kit, PVC-band
Één
elk
1
Één
elk
Bevestigingsboutposities buitenmodule
• Bevestig de buitenmodule met behulp van bouten en moeren wanneer ze
blootstaat aan krachtige wind.
• Gebruik ankerbouten en –moeren van Ø8 mm of Ø10 mm.
• Om het dooiwater af te tappen, bevestigt u de aftapnippel 9 en de waterdichte dop ! op de bodemplaat alvorens die te installeren.
108 mm
32,5 mm
280 mm
53 mm
500 mm
97 mm
Luchtuitlaat
009S
025M
Luchtinlaat
Afvoer
320 mm
7 mm
Luchtuitlaat
86 mm
600 mm
025~045H
035~045M
2
30
012S
125 mm
Luchtinlaat
102 mm
90 mm
Afvoer
Page 5
BINNENMODULE
BINNENMODULE
Installatieplaats
• Een plaats met voldoende ruimte rond de binnenmodule, zoals aangegeven in de afbeelding.
• Een plaats waar de luchtinlaat en –uitlaat niet wordt gehinderd.
• Een plaats waar de leiding makkelijk aan de buitenmodule kan worden
bevestigd.
• Een plaats waar het voorpaneel kan worden geopend.
• De binnenmodule moet zo zijn geïnstalleerd dat de bovenkant minstens
2 m hoog zit. Plaats niets bovenop de binnenmodule.
OPGELET
• Directe zonnestraling op de draadloze ontvanger van de binnenmodule
moet worden vermeden.
• De microprocessor in de binnenmodule mag zich niet te dicht bij RF
ruisbronnen bevinden.
(Raadpleeg de gebruikershandleiding voor meer details.)
Afstandsbediening
• Een plaats waar geen obstakels zoals bijvoorbeeld een gordijn het signaal
afkomstig van de binnenmodule kunnen hinderen.
•
Leg de afstandsbediening niet op een plaats waar ze is blootgesteld aan directe
zonnestraling of dicht bij een warmtebron zoals bijvoorbeeld een kachel.
• Hou de afstandsbediening minstens 1 m uit de buurt van een TV toestel
of stereo installatie. (Dat is nodig om te voorkomen dat beeld en/of geluid
wordt gestoord.)
•
De plaats van de afstandsbediening dient te worden bepaald zoals hieronder
afgebeeld.
(Zijaanzicht)(Bovenaanzicht)
57 °
Binnenmodule
Ontvang tbereik
Binnenmodule
Af tand bediening
Ontvangstbereik
54 °
45°
Af tand bediening
Wanneer de montageplaat rechtstreeks op de
muur wordt bevestigd
1. Maak de montageplaat stevig vast aan de muur door ze bovenaan en
onderaan vast te schroeven en er vervolgens de binnenmodule aan vast
te haken.
2. Als u de montageplaat met behulp van ankerbouten op een betonnen muur
wilt bevestigen, gebruikt u de hiervoor bestemde gaten (zie onderstaande
afbeelding).
3. Bevestig de montageplaat horizontaal in de muur.
OPGELET
Maak bij het bevestigen van de montageplaat met een bevestigingsschroef
geen gebruik van een ankerboutgat. Indien u dat toch doet, kan het toestel
vallen en verwondingen of schade veroorzaken.
In tallatieplaat
(Hou deze horizontaal.)
Ankerbout
Uit teek 15 mm
Gat van 5 mm diam.
Clipanker
(lokale onderdelen)
7
Beve tiging chroef
Ø4 x 25R
of minder
OPGELET
Indien het toestel niet stevig wordt bevestigd, kan het vallen en
verwondingen of schade veroorzaken.
• Boor gaten met een diameter van 5 mm in muren van steen, beton en
dergelijke.
• Breng clipankers aan voor bevestigingsschroeven 7.
Gat Boren en Montageplaat Bevestigen
Gat boren
Bij het installeren van koelleidingen aan de achterkant
90 mm
66 mm
80 100180
Ø65 mm
Leidinggat
42 mm
Het midden van het leidinggat zit boven het pijltje.
009S, 025M
1.
Nadat u de positie van het leidinggat op de montageplaat (¨) hebt
Het midden van het leidinggat
zit boven het pijltje.
bepaald, boort u het leidinggat (Ø65 mm) lichtjes schuin omlaag naar de
buitenkant toe.
OPMERKING
• Bij het boren in een muur die metalen latten, roosters of platen bevat, moet
u gebruik maken van een los verkrijgbare opzetring.
Montageplaat bevestigen
C
D
Leidinggat
Verankering boutopeningen
Haakje
Haakje
Schroefdraad
Binnenmodule
Gewicht
Haakje
7
Beve tiging chroef
Leidinggat
A
B
1
In tallatieplaat
Leidinggat
100 mm
012S
025~045H
035~045M
009S
025M
A 35 mm 62 mm
B 55,5 mm 82,5 mm
C 120 mm 170 mm
2 m ofs meer van de vloer
D 65 mm 85 mm
65 mm
012S
025~045H
OPMERKING
• Maak de vier hoeken en de onderkant van de montageplaat vast met 4 tot
6 bevestigingsschroeven.
Elektriciteit
1. De netspanning moet overeenstemmen met de nominale spanning van de
air conditioner.
2. Sluit alleen de air conditioner aan op het stopcontact.
OPMERKING
• Draadtype : Meer dan H07RN-F of 245 IEC66
OPGELET
• Dit toestel kan op de volgende twee manieren worden aangesloten op
het stroomnet.
(1) Aansluiting op vast bedrading:
Een schakelaar of stroomonderbreker die alle polen isoleert en met
een contactafstand van minstens 3 mm moet in de vaste bedrading
zijn geïntegreerd. Er dienen goedgekeurde stroomonderbrekers of
schakelaars te worden gebruikt.
(2) Aansluiting met een stekker:
Bevestig een stekker op het netsnoer en steek die in een
stopcontact. Netsnoer en stekker dienen te zijn goedgekeurd.
OPMERKING
• De bedrading dient een voldoende hoge capaciteit te hebben.
035~045M
3
Page 6
Bedrading
Verbindingskabel aansluiten
De verbindingskabel kan worden aangesloten zonder het
voorpaneel te verwijderen.
1. Verwijder het luchtinlaatrooster.
Open het luchtinlaatrooster naar boven en trek het naar u toe.
2. Verwijder het klemmendeksel en de snoerklem.
3. Steek de verbindingskabel (volgens de lokale snoeren) in het leidinggat in
de muur.
4. Trek de verbindingskabel door de gleuf in het achterpaneel zodat hij
vooraan ongeveer 15 cm uitsteekt.
5. Steek de verbindingskabel volledig in het klemmenblok en maak hem
stevig vast met schroeven.
6. Vastzetmoment : 1,2 N·m (0,12 kgf·m)
7. Maak de verbindingskabel vast met de snoerklem.
8. Bevestig het klemmendeksel, de achterplaatbus en het luchtinlaatrooster
op de binnenmodule.
OPGELET
•
Raadpleeg het bedradingsschema op de binnenkant van het voorpaneel.
• Controleer de lokale bedrading en eventuele instructies of beperkingen
inzake bedrading.
Snoerklem
Klemmendek el
Schroef
Schroef
Verbinding kabel
ongeveer 15 cm
1
2
Schroef
Striplengte verbinding kabel
OPMERKING
• Gebruik alleen snoerdraad.
• Draadtype : H07RN-F of meer
Luchtinlaatrooster op de binnenmodule plaatsen
• Ga bij het bevestigen van het
luchtinlaatrooster tewerk in
omgekeerde volgorde van het
verwijderen.
Klemmenblok
1
2
Aarding draad
Verbinding kabel
110 mm
10 mm
10 mm
50 mm
3
Aarding draad
1. Ponswerk gleuf in voorpaneel
Snij de gleuf links of rechts van het voorpaneel uit voor de linker of rechter
aansluiting en de gleuf onderaan links of rechts van het voorpaneel uit
voor de linker of rechter aansluiting met behulp van een tang.
2. Afvoerslang vervangen
Voor aansluiting links, onderaan links en achteraan links moeten de afvo-
erslang en –dop worden vervangen.
Hoe de afvoerslang verwijderen
• U kunt de aftapslang losnemen door de schroef los
te draaien waarmee slang vastzit en dan de slang
los te trekken.
• Wees voorzichtig en let goed op scherpe randen
van stalen platen wanneer u de aftapslang losneemt.
U zou zich aan de randen kunnen verwonden.
• U kunt de aftapslang weer monteren door de
slang stevig naar binnen te duwen, totdat het
verbindingsdeel de warmte-isolatie raakt. Zet de
slang vervolgens vast met de oorspronkelijke
schroef.
Warmte-i olator
Afvoer lang
Hoe de afvoerdop verwijderen
Grijp de afvoerdop vast met
een fi jne tang en trek hem eruit.
Afvoerdop aanbrengen
1) Steek een zeskantsleutel (4 mm)
in een centrale kop.
4 mm
2) Steek de afvoerdop goed in.
Geen opening
Gebruik een
ze kant leutel (4 mm).
Gebruik geen meerolie (olie voor
koelin tallatie) wanneer u de afvoerdop
inbrengt. Het gebruik ervan veroorzaakt
chade en de top zal beginnen lekken.
OPGELET
Breng de afvoerverlengslang en de afvoerdop degelijk aan; anders
kunnen er waterlekken ontstaan.
Bij leidingen rechts of links
• Rits de groeven in het voorpaneel door
met een mes of pen en knip ze door met
een tang of dergelijke.
Groef
Bij rechts of links onderaan
• Rits de groeven in het voorpaneel door
met een mes of pen en knip ze door met
een tang of dergelijke.
Groef
NL
Leidingen en Afvoerslang Installeren
Leidingen en afvoerslang aanpassen
* Dauw kan de werking van de machine verstoren, zodat beide
verbindingsleidingen moeten worden geïsoleerd. (Gebruik
polyethyleenschuim als isolatiemateriaal.)
Achteraan rechts
Achteraan links
Onderaan links
Links
Onderaan rechts
Rechts
Ponswerk gleuf in
voorpaneel
Afvoerslang
vervangen
• Buig de verbindingsleiding zodat ze maximum 43 mm boven de muur zit.
Indien de verbindingsleiding meer dan 43 mm boven de muur zit, kan de
Buig de verbindingsleiding met een straal van 30 mm.
De leiding aansluiten nadat het toestel is geïnstalleerd (afbeelding)
Leiding klaarmaken
4
Linkse aansluiting
binnenmodule niet stabiel op de muur zitten. Gebruik een veerbuigtoestel
zodat u de leiding niet plet.
(Voorkant opruiming)
A mm
B mm
mm 34
Ga zijde
Vloei tofzijde
Buitenkant binnenmodule
R 30 mm (Gebruik poli ine
(polyethyleenkern) of dergelijke voor het
buigen van de leiding.)
Gebruik de handgreep van een
80
chroevendraaier e.d.
009S
025M
012S
A270270
B170230
025~045H
035~045M
Page 7
OPMERKING
BUITENMODULE
Indien de leiding niet goed is gebogen kan de binnenmodule niet stevig op
de muur zitten.
Steek de verbindingsleiding door de het leidinggat, sluit de leiding aan op de
hulpleidingen en omwikkel ze met tape.
OPGELET
• Omwikkel de hulpleidingen (twee) en de verbindingskabel stevig met
tape. Bij leidingen links en links achteraan, omwikkelt u alleen de
hulpleidingen (twee) met tape.
Binnenmodule
Hulpleidingen
In tallatieplaat
Verbinding kabel
• Plaats leidingen zorgvuldig zodat ze niet uit de rugplaat van de
binnenmodule steken.
• Sluit hulpleidingen en verbindingsleidingen zorgvuldig op elkaar aan
en snij de isolatietape rond de verbindingsleiding af om te voorkomen
dat de verbinding dubbel is omwikkeld, en verzegel de verbinding met
vinyltape e.d.
• Dauw kan de werking van de machine verstoren, zodat beide
verbindingsleidingen moeten worden geïsoleerd. (Gebruik
polyethyleenschuim als isolatiemateriaal.)
• Let op dat u de leiding bij het buigen niet verplettert.
Binnenmodule Bevestigen
1. Voer de leiding door de opening in de muur en haak de binnenmodule vast
aan de haken bovenaan de montageplaat.
2. Zwenk de binnenmodule naar rechts en naar links om na te gaan of ze
stevig op de montageplaat zit.
3. Druk de binnenmodule tegen de muur en haak ze vast onderaan de
montageplaat. Trek de binnenmodule naar u toe om te controleren of ze
goed is vastgehaakt aan de montageplaat.
Hier va thaken.
1
In tallatieplaat
1
Afvoer
1. Zorg ervoor dat de afvoerslang afl oopt.
OPMERKING
• Het gat moet lichtjes schuin omlaag naar buiten toe zijn geboord.
Zorg ervoor dat
de afvoer lang
niet oploopt.
50 mm
of meer
Steek het uiteinde
van de afvoer lang
niet in water.
2. Giet water in het afvoercarter en controleer of het water wordt afgevoerd.
3. Wanneer u de afvoerverlengslang aansluit, moet u de verbinding
afschermen met een stuk leiding.
Leiding
Binnen hui
Afvoer lang
OPGELET
Plaats de afvoerleiding zo dat de afvoer niet wordt belemmerd.
Een verkeerde afvoer kan resulteren in condensvorming.
Deze air conditioner is uitgerust om
condensvocht dat achteraan op de
binnenmodule wordt gevormd op te vangen
en naar het afvoercarter te leiden.
Plaats het netsnoer en andere onderdelen
dan ook niet boven de afvoergeleider.
Laat de
afvoer lang
niet golven.
Afvoerverleng lang
Ruimte voor
leidingen
Plaat het uiteinde
van de afvoer lang
niet in het afvoerkanaal.
Muur
Afvoergeleider
Haakje
2
Drukken
(lo haken)
• Om de binnenmodule los te maken van de
montageplaat, trekt u ze naar u toe terwijl
u de onderkant op de aangegeven punten
omhoog duwt.
Drukken
Drukken
BUITENMODULE
Installatieplaats
• Een plaats met voldoende ruimte rond de binnenmodule, zoals aangegeven in de afbeelding.
• Een plaats die het gewicht van de buitenmodule kan dragen en geen lawaai
noch trillingen versterkt.
• Een plaats waar het lawaai en de afvoerlucht de buren niet stoort.
• Een plaats die niet is blootgesteld aan krachtige wind.
• Een plaats waar geen ontvlambare gassen lekken.
• Een plaats waar het toestel de doorgang niet belemmert.
• Wanneer de buitenmodule verhoogd dient te worden geïnstalleerd, moeten
de voetjes worden verankerd.
• De maximaal toegelaten lengte van de verbindingsleiding is 10 m voor de
009S, 025M en 20 m voor de 012S, 025~045H, 035~045M.
• De maximale hoogte is 8 m voor de 009S, 025M en 10 m voor de 012S,
025~045H, 035~045M.
• Een plaats waar het afvoerwater geen problemen geeft.
OPGELET
1. Installeer de buitenmodule zo dat de luchtafvoer niet wordt
belemmerd.
2. Wanneer de buitenmodule wordt geünstalleerd op een plaats die
steeds is blootgesteld aan krachtige wind, zoals bijvoorbeeld aan de
kust of op een hoge verdieping, moet de normale ventilatorwerking
worden beveiligd met een kanaal of windscherm.
3. Installeer het toestel op winderige plaatsen zo dat er geen wind in
kan blazen.
4. Installatie op de volgende plaatsen kan problemen geven.
Installeer het toestel niet op de volgende plaatsen.
• Een plaats die is bevuild met machineolie.
• Een zoute omgeving zoals bijvoorbeeld de kust.
• Een plaats met een hoge zwavelgasconcentratie.
• Een plaats waar hoogfrequente golven worden gegenereerd,
bijvoorbeeld
door audio-apparatuur,
lasapparatuur en
medische uitrusting.
Krachtige
wind
5
Page 8
Koelleidingsaansluiting
Opruimen
1. Snij de leiding af met een buissnijder.
90
SchuinRuwBoog
2. Steek een opruimmoer in de leiding en ruim de leiding op.
• Opruimuitsteekmarge : A (Eenheid : mm)
Vast (type koppeling)
Buitendiam.
koperleiding
Gereedschap
gebruikt voor R410A
Vroeger gebruikt
gereedschap
6,350 tot 0,51,0 tot 1,5
9,520 tot 0,51,0 tot 1,5
12,700 tot 0,51,0 tot 1,5
Brits (vleugelmoer)
A
Buitendiam. koperleidingR410A
6,351,5 tot 2,0
Mal
Leiding
9,521,5 tot 2,0
12,702,0 tot 2,5
Verbinden
Breng het midden van de verbindingsleidingen tegenover elkaar en draai de
opruimmoer zover mogelijk aan met de hand. Draai de moer dan verder aan
met een sleutel en een momentsleutel zoals de afbeelding laat zien.
Halfverbinding
Kant met uitwendige
chroefdraad
Va tzetten met een leutel.Va tzetten met een moment leutel.
OPGELET
Oefen niet teveel kracht uit. Indien u dat toch doet, kan de moer breken.
Buitendiam. koperleiding Vastzetmoment
Ø6,35 mm16 tot 18 (1,6 tot 1,8 kgf·m)
Ø9,52 mm30 tot 42 (3,0 tot 4,2 kgf·m)
Ø12,70 mm50 tot 62 (5,0 tot 6,2 kgf·m)
• Vastzetmoment van de opruimleidingsverbindingen
De werkingsdruk van de R410A is
hoger dan die van de R22 (ongeveer
1,6 keer). Het is dan ook noodzakelijk
de opruimleidingsverbindingen (die
de binnenmodule en de buitenmodule
verbinden) goed vast te maken tot
aan het voorgestelde vastzetmoment.
Slechte aansluitingen kunnen niet
alleen leiden tot een gaslek, maar
kunnen ook schade veroorzaken aan
de koelcyclus.
Leidingen vormen
1. Hoe leidingen vormen Vorm de
leidingen langs de ingestanste lijn op de
buitenmodule.
2. Hoe leidingen positioneren Plaats de
uiteinden van de leidingen op 85 mm van
de gestanste lijn.
Opruimmoer
Kant met inwendige
chroefdraad
(Eenheid : N·m)
Opruiming aan
de kant van de
binnenmodule
Opruiming aan
de kant van de
buitenmodule
Ge tan te lijn
Afvoeren
Nadat de leiding is aangesloten op de binnenmodule, kan het systeem
worden ontlucht.
ONTLUCHTEN
Ontlucht de verbindingsleidingen en de binnenmodule met behulp van
een vacuümpomp. Gebruik het koelmiddel in de buitenmodule niet.
Raadpleeg de handleiding van de vacuümpomp voor meer details.
Gebruik van een vacuümpomp
Gebruik een vacuümpomp met retourbeveiliging zodat de olie in de pomp
niet terug in de leidingen van de airconditioning kan lopen wanneer de pomp
stopt.
(Als olie van in de vacuümpomp in de airconditioning – die met R410A werkt
– geraakt, dan kan dit een slechte werking van de koelcyclus veroorzaken.)
1. Sluit de vulleiding van de collectorklep aan op de onderhoudspoort van de
klep aan de gaszijde.
2. Sluit de vulslang aan op de poort van de vacuümpomp.
3. Open de handle aan de lagedrukzijde van de collectorklep volledig.
4. Schakel de vacuümpomp aan om het ontluchten te starten. Ontlucht
gedurende ongeveer 15 minuten bij een leiding van 20 meter lang. (15
minuten voor 20 meter) (op basis van een pompvermogen van 27 liter per
minuut) Controleer dan of de compoundmanometer –101 kPa (–76 cmHg)
aangeeft.
5. Sluit de handle aan de lagedrukzijde van de collectorklep volledig.
6. Open de klepsteel van de stapelkleppen volledig (gas- en vloeistofzijde).
7. Maak de vulslang los van de onderhoudspoort.
8. Draai de doppen op de stapelkleppen goed vast.
Compoundmanometer
–101 kPa
(–76 cmHg)
Kraan Lo
Vul lang
(Enkel voor R410A)
Verbinding leiding
Onderhoud poort (Klepkern (Stelpen))
Stapelklep aan vloei tofzijde
Stapelklep aan ga zijde
Manometer
Collectorklep
Kraan Hi
(Volledig ge loten houden)
Vul lang
(Enkel voor R410A)
vacuümpompadapter
voor retourbeveiliging
(Enkel voor R410A)
Va uümp mp
OPGELET
• HOU BIJ HET WERKEN AAN LEIDINGEN REKENING MET DE
VOLGENDE 4 BELANGRIJKE PUNTEN.
(1) Verwijder stof en vocht uit de leidingen.
(2) Bevestig leidingen stevig aan de module.
(3) Verwijder de lucht uit de aangesloten leidingen met een
VACUUMPOMP.
(4) Controleer de verbindingen op gaslekken.
Voorzorgen bij het omgaan met stapelkleppen
• Open de klepsteel volledig maar niet voorbij de aanslag.
• Zet de klepsteeldop goed vast met het onderstaande moment:
Gaszijde
(Ø12,70 mm)
Gaszijde
(Ø9,52 mm)
Vloeistofzijde
(Ø6,35 mm)
Onderhoudspoort
50 tot 62 N·m
(5,0 tot 6,2 kgf·m)
30 tot 42 N·m
(3,0 tot 4,2 kgf·m)
16 tot 18 N·m
(1,6 tot 1,8 kgf·m)
9 tot 10 N·m
(0,9 tot 1,0 kgf·m)
Zeskantsleutel
vereist.
Bedrading
1. Haal de kraandop van de buiteneenheid.
2. Sluit de verbindingskabel aan op het klemmenblok van de binnen- en
buitenmodule zoals de cijfers aangeven.
3. Maak bij het aansluiten van de verbindingskabel op de buitenmodule een lus
zoals afgebeeld in het installatieschema van de binnen- en buitenmodule,
om te voorkomen dat er water in de buitenmodule terechtkomt.
4. Isoleer ongebruikte kabels (geleiders) van water die in de buitenmodule
terecht mocht komen. Zorg ervoor dat ze niet in contact komen met
elektrische of metalen onderdelen.
6
NL
mm 4
Page 9
OVERIGE
Striplengte verbindingskabel
B
009S, 025M
Klemmenblok
Verbinding kabel
Net noer
012S, 025~045H, 035~045M
Klemmenblok
Verbinding kabel
Voeding50Hz, 220 – 240 V Enkelfazig
Maximum troom terkte8A11A
Stekker & zekering25A
Net noerH07RN-F of 245 IEC66 (1,5 mm
Model009S, 025 Series012S, 035~045 Series
Net noer
3
2
1
01
4540
Verbinding kabelNet noer
01
3030
Verbinding kabelNet noer
01
6050
3
2
1
01
4040
Gaslektest
Controleer de plaat en
voor de binnenmodule.
Klep afdekkap
L
N
01
01
Aar ding draadAar ding draad
L
N
01
01
Aar ding draadAar ding draad
2
of meer)
OVERIGE
OPGELET
• Bij een foutieve elektrische aansluiting kunnen sommige onderdelen
worden beschadigd.
• Zorg ervoor dat u voldoet aan de plaatselijke voorschriften met
betrekking tot de bekabeling tussen binnen- en buitenmodule
(kabelmaat en bedradingsmethode, enz.).
• Elke draad moet goed zijn aangesloten.
• Voor de voeding van deze airconditioner moet de installatiezekering
(25A) worden gebruikt.
• Een verkeerde of onvolledige bedrading veroorzaakt brand of rook.
• Sluit alleen de air conditioner aan op het stopcontact.
• Dit toestel kan worden aangesloten op een stopcontact.
Aansluiting op vaste bedrading: De vaste bedrading moet zijn
voorzien van een schakelaar die alle polen bedient en met een
contactscheiding van minstens 3 mm.
OPMERKING: Verbindingskabel
• Draadtype : Meer dan H07RN-F of 245 IEC66
4. Druk gelijktijdig op [MODE] en [CHK]. In de display verschijnt “B”, “00”
verdwijnt en de airconditioner wordt uitgeschakeld. De afstandsbediening
B is opgeslagen.
Opmerking : 1. Herhaal de bovengenoemde stappen om de
afstandsbediening terug te zetten op A.
2. De afstandsbediening toont voor A geen “A” in de display.
3. De standaardinstelling van de afstandsbediening is van
fabriekswege A.
025~045 Series009~012 Series
Dek el
chakelka t
• Controleer de opruimmoerverbindingen op gaslekken met
behulp van een gaslekdetector
of zeepsop.
Controleer de plaat en voor
de buitenmodule.
De keuzeschakelaar van de
afstandsbediening instellen
Wanneer er twee binneneenheden zijn geïnstalleerd in aparte
kamers, hoeft u de keuzeschakelaars niet te wijzigen.
Keuzeschakelaar van afstandsbediening
• Wanneer twee binneneenheden in dezelfde kamer of in twee naastgelegen kamers zijn geïnstalleerd, is het bij bediening van een eenheid
mogelijk dat beide eenheden het signaal van de afstandsbediening
gelijktijdig ontvangen en hierop reageren. In dit geval kan de bediening
worden beperkt door een binneneenheid of de afstandsbediening in te
stellen op B. (Beide zijn bij levering standaard ingesteld op A.)
• Het signaal van de afstandsbediening wordt niet ontvangen wanneer
de instellingen van de binneneenheid en van de afstandsbediening niet
gelijk zijn.
• Bij het aansluiten van de leidingen en kabels is er geen relatie tussen
instelling A/B en kamer A/B.
Afstandsbediening keuze A-B
“B” -di play
“00” -di play
MODE
AUTO
COOL
DRY
HEAT
TEMP.
FAN
AUTO
B
QUIET
Testwerking
Om de TEST RUN (COOL) mode
te activeren, houdt u de RESET 10
seconden ingedrukt. (Er weerklinkt een
korte pieptoon.)
RESET knop
Automatische Herstart Instellen
Dit toestel is zo ontworpen dat het na een stroomuitval automatisch kan
herstarten in dezelfde stand als voor de stroomuitval.
Informatie
Dit product wordt geleverd met de Automatisch Herstarten-functie
uitgeschakeld. Schakel ze desgewenst aan.
Voor afzonderlijk gebruik van de afstandsbediening, wanneer de binneneenheden van 2 airconditioners dicht bij elkaar geïnstalleerd zijn.
De afstandsbediening op B instellen
1. Druk op de RESET-toets op de binneneenheid, om de airconditioner in te
schakelen.
2. Richt de afstandsbediening op de binneneenheid.
3. Houdt de [CHK]-toets op de afstandsbediening met de punt van een pen
ingedrukt. In de display verschijnt “00”.
Automatisch Herstarten instellen
• Hou de RESET knop ongeveer 3 seconden lang ingedrukt.
Na 3 seconden weerklinken er drie korte pieptonen om aan te geven dat
Automatisch Herstarten is geselecteerd.
• Om Automatisch Herstarten af te zetten, gaat u tewerk zoals beschreven
onder Automatische Herstart in de gebruikershandleiding.
7
Page 10
1110251160
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.