9 Opsporen en verhelpen van storingen ........................................... 9
10 Bescherming van de ketel tegen bevriezing ................................
10.1 Bescherming van de ketel tegen bevriezing .............................................10
10.2 Bescherming van de installatie tegen bevriezing .....................................10
10
6
11 Onderhoud / dienst na verkoop .................................................... 10
NB : Montage und Bedienungsanleitungen sind verfügbar in Deutschen
2
1 Algemeenheden
De ISOTWIN-ketel heeft een dubbele functie
(centrale verwarming + dynamische boiler).
Wij wijzen alle verantwoordelijkheid af
ingeval van schade veroorzaakt door de
niet naleving van de instructies in deze
handleiding.
Model C moet aangesloten worden aan
een rookgasafvoerbuis met natuurlijke trek
(schoorsteen). Het is uitgerust met een
veiligheidsvoorziening tegen terugslag van
de rookgassen (TTB) die de gastoevoer
in de brander onderbreekt in geval van
verstopping van de rookgasafvoer.
Model F, van het hermetische type
(«gesloten»), is uitgerust met een
voorziening om lucht aan te voeren en
verbrandingsproducten af te voeren,
«luchtpijp» genoemd. Deze voorziening
maakt het mogelijk het toestel in eender
welke kamer te installeren. In geval van
slechte werking of verstopping van de
luchtpijp, stopt een pressostaat de werking
van het toestel.
De installatie en de eerste ingebruikname van het toestel moeten door een
erkend vakman gebeuren. Deze is ervoor
verantwoordelijk dat de installatie en de ingebruikname in overeenstemming zijn met
de in voege zijnde reglementeringen.
Het spreekt voor zich dat u voor een
herstelling of onderhoud van het toestel
beroep doet op een erkend vakman.
Meerdere toebehoren zijn speciaal voor
uw toestel ontwikkeld door Bulex in functie
van de karakteristieken van uw installatie.
Aarzel niet om aan uw gebruikelijke
detailhandelaar de gedetailleerde lijst van
de toebehoren te vragen of surf naar
www.bulex.com.
2 Bewaren van de documenten
Bewaar deze handleiding alsook alle
•
documenten die meegeleverd zijn
binnen handbereik, zodat u deze kunt
raadplegen indien nodig.
3 Veiligheid
3.1 Wat doen als u gas ruikt ?
Het licht niet aansteken of uitdoen.
•
Geen elektrische schakelaar bedienen.
•
Geen telefoon gebruiken in de risicozone.
•
Geen open vuur ontsteken (bij-
•
voorbeeld aansteker of lucifer)
Niet roken.
•
De gaskraan dichtdraaien.
•
Deuren en vensters openen.
•
De andere bewoners op de hoogte
•
brengen.
De gasmaatschappij of uw gekwaliceerde
•
vakman op de hoogte brengen.
Veiligheidsinstructies en
3.2
voorschriften
Volg strikt de volgende
veiligheidsinstructies en voorschriften :
Gebruik geen sprays, oplosmiddelen,
•
chloorhoudende reinigingsmiddelen,
verf, lijm enz. in de omgeving van het
toestel. Deze stoffen kunnen onder
ongunstige omstandigheden tot corrosie
– ook in het rookgassysteem – leiden.
Explosieve of licht ontvlambare
•
stoffen (b.v. benzine, verf etc.) niet in
de opstellingsruimte van het toestel
gebruiken of opslaan.
Zet de veiligheidsvoorzieningen in geen
•
geval buiten werking of probeer ze
niet te omzeilen om de goede werking
van het toestel niet in het gedrang te
brengen.
3
Gebruiksaanwijzing
Daarom geen veranderingen uitvoeren:
•
- aan het toestel
- in de omgeving van het toestel
- aan de toevoerleidingen voor gas,
toevoerlucht, water en stroom
- alsook aan de afvoerleidingen voor
rookgas
Voer nooit zelf onderhoud of reparaties
•
uit op het toestel.
Als u een waterlek ontdekt, draai dan
•
onmiddellijk de koudwatertoevoer van
het toestel dicht en laat het lek herstellen
door een gekwaliceerde vakman.
Beschadig of verwijder de zegels die op
•
bepaalde onderdelen zijn aangebracht
niet.
Wijzig de technische en
•
architectonische voorwaarden in de
buurt van het toestel niet, aangezien
deze een invloed kunnen uitoefenen op
de bedrijfszekerheid van het toestel.
Attentie !We raden aan om
waakzaam te zijn bij de regeling
van de warmwatertemperatuur:
het water dat uit de tapkranen
komt kan heel warm zijn.
Bijvoorbeeld:
meubels onder het toestel aanbrengt.
Als u een meubel wilt bouwen om
het toestel in te plaatsen, moet u de
uitvoeringsvoorschriften naleven en
een vakman raadplegen.
Bij de plaatsing van vensters zonder
•
ventilatievoorziening moet u samen
met uw vakman altijd zorgen voor
een voldoende luchttoevoer naar het
toestel.
Plaats geen ventilatietoestellen
•
of verwarmingsinstallaties met
warme lucht die lucht gebruiken met
behulp van afzuigventilatoren, bv.
droogautomaten of afzuigkappen, in het
lokaal waar het toestel is geïnstalleerd.
Model F:
De luchtgaten in de gevels buiten
•
het gebouw die bestemd zijn voor
de luchttoevoer en de afvoer van de
rookgassen moeten altijd vrij blijven.
Zorg er bijvoorbeeld voor om de
voorwerpen die gebruikt werden om
de openingen af te dekken tijdens
werkzaamheden aan de buitengevels,
achteraf weg te nemen.
4 Fabrieksgarantie /
Aansprakelijkheid
Model C:
Sluit de ventilatie- of afvoeropeningen
•
in deuren, plafonds, vensters
en muren NIET af. Bedek de
verluchtingsopeningen bijvoorbeeld
niet af met kledingstukken. Vermijd de
verluchtingsopeningen onderaan een
deur af te dichten of te vernauwen door
bijvoorbeeld vloerbedekking aan te
brengen.
Belemmer de luchttoevoer naar het
•
toestel vooral niet als u wandkasten,
legplanken andere soortgelijke
Wij danken u omdat u voor Bulex gekozen
hebt, de Europese leidinggevende
fabrikant van gaswandketels.
Bulex garandeert dit toestel tegen alle
fabricage- of materiaalfouten tijdens de
duur van twee jaar vanaf de installatie.
Dit toestel werd met de grootste zorg
gefabriceerd en gecontroleerd.
Het is klaar om te werken (alle nodige
regelingen zijn nl. in de fabriek gebeurd).
4
De installatie moet gebeuren door een
erkende vakman, conform de bijgevoegde
installatiehandleiding, volgens de regels
van de kunst en met naleving van
de ofciële normen en toepasselijke
reglementen.
De garantie dekt de reparatie en/of de
vervanging van stukken waarvan Bulex
erkent dat ze defect zijn, en de nodige
werkuren voor de reparatie. Ze is van
toepassing als de gebruiker het toestel
gebruikt als een goede huisvader en in
de normale voorwaarden die voorzien
zijn in de gebruiksaanwijzing. Behoudens
een naar behoren schriftelijk vastgelegde
bijzondere overeenkomst, is enkel
onze dienst na verkoop gemachtigd om
service te verlenen onder garantie en dit
uitsluitend op het grondgebied van België
en het Groot-Hertogdom Luxemburg.
Zo niet zullen de prestaties van derden
in geen enkel geval door Bulex ten laste
worden genomen.
De garantie is beperkt tot de voorziene
prestaties. Elke andere vraag, ongeacht van
welke aard (voorbeeld: schadeloosstelling
voor eender welke kosten of schade
veroorzaakt aan de koper of aan derden
enz.) is uitdrukkelijk uitgesloten.
De garantie is enkel van toepassing als
aan de volgende voorwaarden is voldaan:
Deze handleiding en de streepjescode
moeten voorgelegd worden samen
met het toestel dat door de garantie
wordt gedekt; het verlies ervan doet de
garantie vervallen.
De garantiebon, te vinden op het
laatste luik van deze handleiding,
moet volledig ingevuld, ondertekend,
afgestempeld en gedateerd zijn door de
erkende installateur.
Hij moet binnen de veertien dagen na
de installatie naar Bulex teruggestuurd
worden. Zo niet begint de garantie
pas te lopen vanaf de fabricagedatum
van het toestel en niet op de
installatiedatum.
Het fabricagenummer van het toestel
mag niet gewijzigd noch op een andere
manier veranderd worden,
Het toestel mag geen enkele wijziging of
aanpassing ondergaan hebben, buiten
die welke eventueel uitgevoerd worden
door personeel dat erkend wordt door
Bulex, met de originele onderdelen van
Bulex, conform de goedkeuringsnormen
van het toestel in België,
Het toestel mag niet geplaatst worden
in een corrosieve omgeving (chemische
producten, kapperszaken, stomerijen
enz.), noch gevoed worden met agressief
water (toevoeging van fosfaten, silicaten,
hardheid lager dan 6°F).
Een interventie onder garantie brengt
geen enkele verlenging van de
garantieperiode met zich mee.
De garantie geldt niet wanneer de slechte
werking van het toestel wordt veroorzaakt
door :
een niet-conforme installatie,
-
een oorzaak buiten het toestel zoals :
-
- vervuilde water- of gasslangen, te
lage druk, niet aangepaste uïda
of wijziging van de aard en/of de
karakteristieken van de uïda (water,
gas, elektriciteit),
- kunststof verwarmingsslangen
en zonder toevoeging van een
roestweerder,
- abnormaal of verkeerdelijk gebruik,
manipulatiefout door de gebruiker,
tekort aan onderhoud, kalkneerslag,
veronachtzaming, stoten, val, tekort
aan bescherming tijdens het transport,
overbelasting enz.,
- vorst, overmacht enz.,
- interventie door een onbevoegde
monteur,
5
Gebruiksaanwijzing
- elektrolyse,
- gebruik van niet-originele onderdelen.
Het bezoek van de dienst na verkoop
zal enkel gebeuren op verzoek.
Tijdens de eerste twee maanden
van de garantieperiode zijn de
verplaatsingskosten gratis indien
gerechtvaardigd.
Tijdens de tweeëntwintig volgende
maanden zal een vast bedrag gelijk aan
50% van de verplaatsingskosten voor
pechverhelping gefactureerd worden door
de dienst na verkoop van Bulex.
Wordt geacht de eventuele factuur te
betalen: de persoon die de interventie
gevraagd heeft, behoudens schriftelijke,
voorafgaande toestemming van een derde
aan wie de factuur gericht moet worden.
Bij een geschil zijn enkel het Vredegerecht
van het 2e Kanton van Brussel, de
Rechtbank van Eerste Aanleg of van
Koophandel en desgevallend, het Hof van
Beroep van Brussel bevoegd.
Noot voor de EU-landen :
Dit toestel werd ontworpen, erkend en
goedgekeurd om te beantwoorden aan de
eisen van de Belgische markt.
Het kenplaatje aangebracht binnen in het
toestel garandeert de oorsprong en het
land waarvoor dit product bestemd is.
Als u een afwijking op deze regel vaststelt,
dan vragen we u contact op te nemen
met het dichtstbijzijnde agentschap van
Bulex. Wij danken u bij voorbaat voor uw
medewerking.
5 Conform gebruik van het toestel
De ISOTWIN-ketels zijn vervaardigd
conform de recentste technische
ontwikkelingen en de toepasselijke
technische veiligheidsvoorschriften.
De ISOTWIN-ketels zijn speciaal
bestemd voor de productie van warm
water met behulp van gasenergie. Alle
andere gebruik wordt als niet-conform
beschouwd.
De fabrikant/leverancier zal in geen geval
aansprakelijk zijn voor schade ten gevolge
van niet-conform gebruik. Elk risico wordt
volledig gedragen door de gebruiker.
Het conforme gebruik omvat ook
het naleven van de instructies en
aanduidingen uit de gebruikshandleiding
en de installatiehandleiding en van alle
toepasselijke bijkomende documenten,
net als het naleven van de inspectie- en
onderhoudsvoorwaarden.
6 Gewoon onderhoud
Reinig de bekleding van uw toestel met
•
een vochtige doek en een beetje zeep.
Gebruik geen schurende of
•
reinigingsproducten aangezien deze de
bekleding of de kunststof onderdelen
kunnen beschadigen.
7 Recyclage en afvoer
Het toestel bestaat grotendeels uit
recycleerbare materialen.
De verpakking, het toestel en de
inhoud van het colli mogen niet
bij het huishoudelijk afval terecht
komen, maar moeten conform
de vigerende reglementering
worden verwerkt.
6
8 Gebruik van het toestel
8
9
123
456
710
bar
COD. VAL.
1
2
8.1 Bedieningspaneel
Legenda
1 Terugslagknop (reset)
2 Foutmelder
3 Verklikkerlichtje werking van de brander
4 Display
5 Verklikkerlichtje werking van het toestel
6 Aan/uit-knop
7 Regeling van de temperatuur van het
water in de sanitaire kring
8 Activering / deactivering van de
werkwijze warm water (tapwater)
9 Activering / deactivering van de
werkwijze «Verwarming» (cv)
10 Regeling van de temperatuur van het
water in de verwarmingskring
8.2 Display
8.2.2 Multifunctionele indicatie
weergave van de druk in de
verwarmingskring
geeft de temperatuur weer van
het water in de verwarmingskring
wanneer warmte wordt gevraagd
voor de verwarming
Legenda
1 Weergave van de installateur/DNV-menu’s
2 Multifunctionele indicatie
8.2.1 Weergave van de installateur/
DNV-menu’s
wordt weergegeven bij regelingen
bestemd voor de installateurs/DNV
wordt weergegeven bij de
regeling van de temperatuur van
het water in de sanitaire kring en
de verwarmingskring
wordt weergegeven wanneer er
een afwijking wordt gedetecteerd
op het toestel (F + nummer van
de storingscode)
7
Gebruiksaanwijzing
8.3 Inbedrijfstelling
Vergewis u ervan dat:
•
het toestel elektrisch gevoed wordt,
-
de gaskraan open staat,
-
de koudwaterkraan open staat.
-
Druk op de aan/uit-knop
•
om het toestel in werking te
stellen.
Het display en de werkingsverklikker op
het bedieningspaneel gaan branden.
Het toestel is klaar om te werken.
Vergewis u ervan dat het display
•
van het bedieningspaneel een druk
aangeeft tussen 1 en 2 bar.
Als dit niet het geval is, vul
•
de ketel dan bij door de
waterkraan te openen die
onder de ketel geplaatst is
tot een druk tussen 1 en 2
bar verkregen wordt.
Sluit de kraan.
•
8.5 Keuze van de werkwijze
Druk op de toets naast
•
om de werkwijze «Tapwater»
(sanitair warm water) te activeren of te
deactiveren.
Druk op de toets naast
•
om de werkwijze «Verwarming» aan of
uit te zetten.
Werkwijze geactiveerd («aan»)
-
► de toets is verlicht.
Werkwijze gedeactiveerd («UIT»)
-
► de toets is gedoofd.
Verwarming
+ warm water
Alleen
verwarmen
8.4 Beschrijving van de verklikkers
van het bedieningspaneel
Verklikkerlichtje
voor de werking
van het toestel
Verklikkerlichtje
voor de werking
van de brander
Foutmelder
Constant groen brandend:
toestel onder spanning
Constant geel brandend:
brander werkt
Rood knipperlichtje:
storingssignaal (zie
hoofdstuk “Opsporen en
verhelpen van storingen”)
Alleen warm
water
Bescherming
van het
toestel tegen
bevriezing
(*) Zie hoofdstuk "Bescherming van de ketel
tegen bevriezing» in de gebruiksaanwijzing.
8
8.6 Regeling van de temperatuur
Door kort te drukken op een van
de toetsen of in de stand
of verschijnt de waarde van
de eerder gekozen temperatuur.
Als een modulerende
kamerthermostaat van het type
«ExaCONTROL E / E7 / E7
radio» aangesloten is op de ketel,
kunt u de temperatuur van het
cv-water en het tapwater op de
ketel niet regelen. U moet die
regelingen uitvoeren vanaf de
kamerthermostaat.
Zie de handleiding van de
•
kamerthermostaat.
8.6.2 Regeling van de temperatuur van
het water in de verwarmingskring
Druk op de toetsen of naast
•
om de temperatuur van het water in de
verwarmingskring te regelen.
De temperatuur verschijnt en knippert
gedurende 5 seconden.
Temperatuur van het water
min. 38
max.80
(°C)
Opmerkingen : als er een
buitensonde met het toestel is
verbonden:
8.6.1 Regeling van de temperatuur van
het water in de sanitaire kring
Druk op de toetsen of naast
•
om de temperatuur van het water in de
sanitaire kring te regelen.
De temperatuur verschijnt en knippert
gedurende 5 seconden.
Temperatuur van het water
min. 45
max.65
De tekst wordt
-
(°C)
T° < 50
weergegeven tot op de
temperatuur die is opgegeven
in de onderstaande tabel.
komt overeen met de
maximumtemperatuur die voorzien
is voor een normaal gebruik.
De regeling van de temperatuur
van het water in de verwarmingskring is niet meer mogelijk.
Door kort te drukken op een
van de toetsen of naast
,verschijnt de temperatuur
in de verwarmingskring die
berekend werd door het toestel.
Buitendienststelling
8.7
Druk op de aan/uit-knop om
•
het toestel uit te zetten.
Het display en de werkingsverklikker doven.
Het toestel wordt niet meer elektrisch
gevoed.
We raden u aan om in geval van
langdurige afwezigheid de gastoevoer
naar de installatie te sluiten.
9
Gebruiksaanwijzing
9 Opsporen en verhelpen van
storingen
In geval van storing:
Een storingscode verschijnt
op het display van het
bedieningspaneel.
De foutmelder
van het bedieningspaneel
knippert rood.
StoringscodeMogelijke oorzaak Oplossing
Het toestel werkt
niet meer.
code F1 / F4Ontstekingsfout
code F2 / F3
code F5Oververhittingsfout
Autres codes F_ _ Andere storingen
De drukindicator
knippert en geeft
een druk van ≤
0,5 bar weer.
De drukindicator
knippert en geeft
een druk van ≥
2,7 bar weer.
Onderbreking van de
elektrische stroom
Slechte afzuiging of
aanzuiging van de
lucht
Watertekort in de
installatie
Teveel water in de
installatie
Controleer of de elektrische netspanning niet is
uitgevallen en of het toestel juist is aangesloten. Zodra
de elektrische voeding hersteld is, begint het toestel
automatisch weer te werken. Als de storing blijft
bestaan, dient u contact op te nemen met een vakman.
Druk een keer op de Reset-knop.
Als de storing blijft bestaan, dient u
contact op te nemen met een vakman.
Draai de blauwe kraan onder het toestel open tot
de druk op de indicator tussen 1 en 2 bar komt te
liggen. Als u dit te vaak moet doen, dan zou er een
lek in uw installatie kunnen zijn. In dit geval moet u
contact opnemen met een vakman om een controle
van het toestel uit te voeren.
Attentie: vanaf 3 bar laat de veiligheidsklep de druk
uit de verwarmingskring af.
Ontlucht een radiator om de druk in de
verwarmingskring te verminderen of neem contact
op met een vakman.
Attentie !Probeer nooit zelf
onderhoud of reparaties te doen
aan uw toestel en neem het
toestel pas opnieuw in gebruik
als de storing werd opgelost
door een vakman.
10
10 Bescherming van de ketel tegen
bevriezing
10.1 Bescherming van de ketel tegen
bevriezing
Attentie ! Uw sanitaire
warmwaterkring (koud of warm)
wordt niet beschermd door de
ketel.
In geval van vorstrisico:
Zorg ervoor dat de ketel elektrisch
•
wordt gevoed en dat het gas wel
degelijk de ketel bereikt.
Voor een afwezigheid van enkele
•
dagen kiest u de werkwijze
«Bescherming van het toestel tegen
vorst» op het bedieningspaneel
(zie hoofdstuk “8.5 Keuze van de
werkwijze”).
Het systeem dat de ketel tegen bevriezing
beschermt, zal de pomp inschakelen
zodra de temperatuur in de cv-kring onder
12°C daalt. De pomp stopt zodra de
temperatuur van het water in de cv-kring
15°C warm is geworden.
Als de temperatuur in de cv-kring onder
7°C daalt, wordt de brander ingeschakeld
totdat de temperatuur aan het begin van
de cv-kring weer 35°C gedraagt.
Bescherming van de installatie
10.2
tegen bevriezing
11 Onderhoud / dienst na verkoop
Een gereinigde en goed afgeregelde ketel
zal minder verbruiken en langer meegaan.
Een geregeld onderhoud van het toestel
en de leidingen door een vakman is
onontbeerlijk voor de goede werking
van de installatie. Zo kunt u ook de
levensduur verlengen, het energieverbruik
verminderen en de uitstoot van
vervuilende stoffen beperken.
We raden u aan om een
onderhoudscontract af te sluiten met een
vakman.
Weet dat onvoldoende onderhoud de
veiligheid van het toestel in het gedrang
kan brengen en materiële en lichamelijke
schade kan veroorzaken.
De bescherming van de installatie
tegen bevriezing kan niet door de ketel
alleen worden gegarandeerd. Er is een
kamerthermostaat nodig voor de regeling
van de temperatuur van de installatie.
In geval van langdurige afwezigheid
•
neemt u contact op met een vakman
om het water uit de installatie af te laten
of om de cv-kring tegen bevriezing te
beschermen door een speciaal additief
voor cv-installaties toe te voegen.
Installatievoorschriften voorbehouden voor installateurs
11
Installatievoorschriften
Inhoudstafel
1 Opmerkingen met betrekking tot de documentatie ......................13
Beschrijving van het toestel .........................................................13
Installatievoorschriften voorbehouden voor installateurs
13
1 Opmerkingen met betrekking tot
de documentatie
We vragen u om alle documenten
•
samen aan de gebruiker van het toestel
te overhandigen. De gebruiker moet die
documenten bewaren om ze zo nodig
te kunnen raadplegen.
Wij wijzen alle verantwoordelijkheid af in
geval van schade die veroorzaakt is door
het niet in acht nemen van de instructies
in deze handleiding.
De garantiebon, te vinden op het
•
laatste luik van deze handleiding,
moet volledig ingevuld, ondertekend,
afgestempeld en gedateerd zijn door de
erkende installateur. Hij moet binnen de
14 dagen na de installatie naar Bulex
teruggestuurd worden.
2 Beschrijving van het toestel
In het hoofdstuk «Technische
•
gegevens» aan het einde van deze
handleiding vindt u de denitie van
de gebruikte afkortingen op het
typeplaatje.
2.2 CE-label
Het CE-label geeft aan dat de toestellen
die beschreven zijn in deze handleiding
conform zijn met de volgende richtlijnen:
Richtlijn gastoestellen (richtlijn 90/396/
EEG van de Raad van de Europese
Gemeenschap)
Richtlijn met betrekking tot de
elektromagnetische compatibiliteit
(richtlijn 89/336/EEG van de Raad van
de Europese Gemeenschap)
Laagspanningsrichtlijn (richtlijn 73/23/
EEG van de Raad van de Europese
Gemeenschap)
2.1 Kenplaatje
Het kenplaatje vermeldt de plaats waar
het toestel geproduceerd werd en het land
waarvoor het bestemd is.
Attentie ! Het toestel mag
slechts gebruikt worden met de
types gas die op het kenplaatje
vermeld zijn.
De aanduidingen betreffende de
regeltoestand die vermeld zijn op het
kenplaatje en in dit document moeten
overeenkomen met de plaatselijke
voedingsvoorwaarden.
Bijvoegen : Wij wijzen alle
verantwoordelijkheid af (waterschade)
wanneer de overdrukklep(pen) niet
aangesloten zijn.
Richtlijn met betrekking tot het
rendement van ketels (richtlijn 92/42/
EEG van de Raad van de Europese
Gemeenschap).
14
2.3 Schematische voorstelling model C
1
ABCDE
23
24
23
2726
9
11
12
13
14
20
16
6
5
17
25
10
8
7
19
28
29
22
4
18
2
1
3
15
21
30
3132
Installatievoorschriften voorbehouden voor installateurs
15
Legenda
1 Voeler van de buitentemperatuur voor
beveiliging tegen terugslag van de
rookgassen
2 Voeler van de binnentemperatuur voor
beveiliging tegen terugslag van de
rookgassen
3 Trekonderbreker
4 Warmtewisselaar verwarming
5 Temperatuurvoeler cv-retourleiding
6 Verbrandingskamer
7 Expansievat verwarming
8 Vlamcontrole-elektrode
9 Ontstekingselektrodes
10 Brander
11 Cv-pomp
12 Ontluchter van de cv-pomp
13 Filter-straalbreker
14 Vulset
15 Elektronische ontsteking
16 Temperatuurvoeler in de uitgaande cv-
Legenda
1 Sanitaire aftapkraan
2 Veiligheidsklep cv
3 Veiligheidsklep tapwater
4 Terugslagklep
5 Pomp retourleiding sanitair
A Cv-retourleiding
B Koudwatertoevoer
C Uitgaande cv-leiding
D Warm water sanitair
E Gastoevoer
Een aansluiting is op de kraan van
toegang koud water voorzien die
het mogelijk maakt om een sanitaire
omloopleiding aan te sluiten. Dit gaat
de wachttijd van het warm water aan de
kraan inkorten.
De omloopleiding moet zorgvuldig
geïsoleerd worden om de warmteverliezen
te beperken.
18
3 Keuze van de installatieplaats
Vergewis u ervan dat de muur
•
waarop het toestel wordt aangebracht
voldoende stevig is om het gewicht van
het te installeren toestel te dragen.
Vergewis u ervan dat de beschikbare
•
ruimte voldoende is voor het plaatsen
van de water- en gasleidingen, en voor
een afvoerleiding naar de riolering.
Installeer het toestel niet boven een
•
ander toestel waardoor het beschadigd zou kunnen worden (bijvoorbeeld
boven een keukenfornuis waaruit dat
damp en vetten kunnen ontsnappen) of
in een kamer waar veel stof aanwezig
is, of met een corrosieve atmosfeer.
Om een periodiek onderhoud mogelijk
•
te maken, dient u aan elke kant van
het toestel een minimale afstand te
bewaren (zie hoofdstuk "Bevestiging
aan de wand").
Het toestel moet op een vorstvrije
•
plaats worden aangebracht. Neem de
nodige voorzorgsmaatregelen in acht.
4 Veiligheidsinstructies en
voorschriften
Veiligheidsinstructies
4.1
Attentie ! Bij een verkeerde
installatie is er gevaar voor
elektrische schokken en
beschadiging van het toestel.
De voorziening voor de bewaking
•
van de rookgassen (beveiliging tegen
terugslag van de rookgassen) mag in
geen geval uitgeschakeld worden. In
het andere geval kunnen, bij langdurige
ongunstige trekvoorwaarden, de
rookgassen op ongecontroleerde wijze
terugstromen van de schoorsteen naar
de kamer waar het toestel staat.
Bij het monteren van de aansluitingen
•
moet u de afdichtingen juist
aanbrengen om elk gas- of waterlek te
vermijden.
Zet de veiligheidsvoorzieningen in geen
•
geval buiten werking of probeer ze niet
te manipuleren om de goede werking
van het toestel niet in het gedrang te
brengen.
De volgende veiligheidsinstructies
moeten verplicht nageleefd tijdens het
onderhoud en de vervanging van de
reserveonderdelen.
Zet het toestel uit (zie hoofdstuk
•
“Buitendienststelling” in de
gebruiksaanwijzing).
Alle interventies in het toestel moeten
verwezenlijkt worden door een vakman of
de servicedienst (dienst-na-verkoop) van
Bulex.
Als de gasdruk aan de ingang van het
toestel buiten het opgegeven bereik ligt,
mag het toestel niet in werking worden
gezet. Als de oorzaak van het probleem
niet geïdenticeerd of opgelost kan
worden, breng dan de gasmaatschappij op
de hoogte.
Ontkoppel het toestel van het
•
elektriciteitsnet:
- ofwel door het stopcontact uit het
toestel te trekken,
- ofwel via de schakelaar van de
elektrische installatie;
Sluit de gaskraan.
•
Sluit de afsluitkranen die zich op de
•
verbindingsnippels bevinden.
Installatievoorschriften voorbehouden voor installateurs
19
Laat het toestel af wanneer u
•
hydraulische elementen van het toestel
wilt vervangen.
Laat het toestel afkoelen vooraleer
•
onderhoudswerkzaamheden aan het
toestel uit te voeren.
Bescherm de elektrische elementen
•
tegen water tijdens de behandelingen.
Gebruik enkel nieuwe dichtingen en
•
O-ringen.
Controleer na werkzaamheden of alle
•
elementen van de gasleidingen wel
degelijk dicht zijn.
Voer na vervangingswerkzaamheden
•
een controle uit van de werking van de
vervangen stukken en het toestel.
Decreten, normen, richtlijnen
4.2
Bij de installatie en de inbedrijfstelling
van het toestel moeten de verordeningen,
richtlijnen, technische regels en normen
in hun huidige versie, alsook de
onderstaande bepalingen in acht worden
genomen:
De normen NBN D 51-003, D 30-003,
B 61-002
Het Algemeen Reglement op de
Elektrische Installaties (AREI) en in het
bijzonder de verplichte aansluiting op
een aarding.
Alle bestaande voorschriften van de
plaatselijke watermaatschappij en van
BELGAQUA
De ARAB voorschriften
-
20
5 Installatie van het toestel
Alle afmetingen in dit hoofdstuk zijn
uitgedrukt in mm.
Voor de installatie moet de installateur
nazien of de instelling van de ketel op
de typeplaat voldoet aan de plaatselijke
distributievoorwaarden.
5.1 Aanbevelingen vóór de installatie
5.1.1
De sanitaire verdeelkring moet zo
verwezenlijkt worden dat de drukverliezen
minimaal zijn: beperk het aantal
bochten, gebruik kraanwerk met grote
doorlaatsectie om een voldoende debiet te
garanderen.
De ketel kan werken met een minimale
voedingsdruk, maar dan zal het debiet wel
klein zijn. Een beter gebruikscomfort zal
verkregen worden vanaf een voedingsdruk
van 1 bar.
5.1.2 Ontwerp van de
De ISOTWIN-verwarmingsketels kunnen
in alle soorten installaties worden
ingebouwd: tweepijps, eenpijps, in serie of
afgetakt, vloerverwarming...
Als verwarmingsoppervlakken kunnen
radiatoren, convectoren, luchtverhitters of
vloerverwarming worden gebruikt.
Ontwerp van de sanitaire kring
verwarmingskring
Opgelet : Zowel de oude alsook
de nieuwe installatie dient altijd
gespoelt te worden met schoon
leidingswater, onder toevoeging
van een reiningingsmiddel.
Indien de hardheid van het
water hoger is dan 20 °F en
bij gebruik van verschillende
materialen is de garantie
op de warmtewisselaaars
onderworpen aan het gebruik
van een inhibitor van de
categorie 3, in de juiste door de
fabricant aanbevolen proporties.
De secties van de leidingen moeten
bepaald worden met behulp van de
debiet/druk-kromme op (Zie hoofdstuk
"Regeling van het debiet van de
verwarmingskring"). De berekening van
het verdeelnet moet gebaseerd zijn op het
debiet dat overeenkomt met het werkelijk
benodigde vermogen, zonder rekening te
houden met het maximumvermogen dat
de ketel kan leveren. We bevelen echter
aan een voldoende debiet te voorzien
om maximaal een temperatuurverschil
van 20°C te krijgen tussen de uitgaande
leiding en de retourleiding. Het minimale
debiet is opgegeven in het hoofdstuk
"Technische parameters" aan het einde
van de handleiding.
Bij de bepaling van het plan van
de leidingen moeten alle nodige
voorzieningen worden genomen om
luchtzakken te vermijden en om het
permanent ontgassen van de installatie te
vergemakkelijken. Op elk hoog punt van
de leidingen of op alle radiatoren moeten
er aftapkranen voorzien zijn.
Het totaal toegestane watervolume in de
verwarmingskring hangt onder andere
af van de statische belasting in koude
toestand. Het in de ketel ingebouwde
expansievat wordt geleverd in de toestand
zoals die in de fabriek is afgeregeld
(zie hoofdstuk "Technische parameters"
aan het einde van de handleiding).
Installatievoorschriften voorbehouden voor installateurs
21
Deze vuldruk kan bij de inbedrijfstelling
890
600
499
492
360
225
Ø130
890
600
499
492
225
364
aangepast worden voor het geval de
statische belasting hoger is. Het is aan
te bevelen in het onderste punt van de
installatie een aftapkraan aan te brengen.
Als er thermostatische kranen worden
gebruikt, dan mogen niet alle radiatoren
ermee worden uitgerust. Ze mogen alleen
in lokalen geplaatst worden waaraan veel
warmte wordt toegevoerd en nooit in het
lokaal waar de kamerthermostaat zich
bevindt.
Bij een oude installatie moeten de
•
radiatorkringen in elk geval gespoeld
worden vooraleer de nieuwe ketel te
installeren.
Als de verwarmingsketel niet
•
onmiddellijk geplaatst wordt, bescherm
dan de verschillende aansluitingen
om te vermijden dat gips en verf de
dichtheid van de latere aansluiting in
het gedrang brengen.
Afmetingen model C
5.2
5.3
Afmetingen model F
5.4 Lijst van het geleverde materiaal
De ketel wordt geleverd in twee
afzonderlijke colli:
De ketel met het bijbehorende zakje
met:
- de doorzichtige aaatbuis
- de verlengbuis voor aansluiting op de
vulkraan
- het zakje met de dichtingen
+ de koudwaterdebietbegrenzer
- het zakje met de afvoerventielen
- zakje met aansluitstukken voor water
en gas
- Reductiering Ø125/Ø130 voor het
model C25
Het plaatje voor de gas- en
wateraansluiting + de boorsjabloon
+ het bevestigingsproel
De verschillende colli luchtpijpen worden
besteld volgens de conguratie van de
installatie.
22
5.5 Bevestiging aan de wand
20 kg min.
50 kg min.
50 kg min.
50 kg min.
50 kg min.
50 kg min.
20 kg min.
20 kg min.
20 kg min.
20 kg min.
Vergewis u ervan dat de materialen die
•
u gebruikt voor de verwezenlijking van
de installatie verenigbaar zijn met die
van het toestel.
Bepaal de plaats van de montage. We
•
verwijzen hiervoor naar het hoofdstuk
"Keuze van de opstellingsplaats".
De mechanische karakteristieken van
de pluggen moeten overeenkomen met
de gegeven waarden op de tekening
hieronder. (Zie hoofdstuk “Technische
gegevens” aan het eind van de
handleiding).
Boor de gaten voor de
•
bevestigingsschroeven volgens de
boorsjabloon die met het toestel is
meegeleverd.
Bevestig het bevestigingsproel met 5
•
schroeven (niet meegeleverd met de
ketel) die de hierboven aangegeven
belastingen kunnen dragen.
Plaats de ketel op het
•
bevestigingsproel.
Plaats de dichtingen op de
•
verschillende aansluitingen.
Vergeet niet het blauwe
•
verlengstuk op de vulkraan
te steken.
Installatievoorschriften voorbehouden voor installateurs
23
50
min.
Ø105
75
70
39
280
301220
39
115
70
102
919 897
879
GAZ
GAS
66
36
36
190118
300
min.
300
min.*
* Min. na te leven afstand tussen de ketel en een meubel eronder.
24
5.6 Gas- en wateraansluiting
11
10
9
1011
5
151617
6
78
14
1
13
12
234
A
B
Vooraleer enige bewerking uit te voeren
moeten de leidingen gereinigd worden
met behulp van een passend product
om de eventuele onzuiverheden te
verwijderen, zoals vijlsel, soldeersel,
oliën en diverse vetten. Deze vreemde
lichamen zouden meegesleurd kunnen
worden in de ketel, en de goede
werking ervan in het gedrang brengen.
Legenda
A Aansluitplaat 0020037591 (*)
1 Cv-retourleiding met afsluitkranen
2 Aanvoerleiding koud water met
afsluitkraan,circulatielusenaaatkraan
voor het tapwater.
3 Uitgaande cv-leiding met afsluitkraan
4 Uitgaande leiding tapwater
5 Gastoevoer met gasafsluiter
6 Drukmeetaansluiting
7 Dubbele wartelkoppeling
8 Koppeling met de gasafsluiter
9 Gasaansluitbuisje: moeren 20 x 27 (3/4”
gas) met gebogen verbindingsnippel
10 Buisjes voor het tapwater: moeren
15 x 27 (3/4” ) met gebogen
verbindingsnippels
11 Aansluitbuisjes cv moeren 20 x 27 (3/4”
gas) met gebogen verbindingsnippel
B Zakje met aansluitstukken (**)
12 Debietbegrenzer koud water
13 Buisstuk cv-retourleiding: 2 moeren
Installatievoorschriften voorbehouden voor installateurs
25
Gebruik geen oplosmiddel om niet het
2
1
3
4
5
67
1
2
•
risico te lopen de kring te beschadigen.
Soldeer niet aan de aangebrachte
•
buisstukken om de pakkingen en de
afdichtingen van de kranen niet te
beschadigen.
Gebruik enkel de originele dichtingen
•
die met het toestel zijn meegeleverd.
Controleer of er geen lekken zijn.
•
Herstel ze indien nodig.
Verbind de veiligheidsventielen, en
•
de ontkoppelinginrichting met een
afvoerleiding die met de riolering
is verbonden met behulp van de
meegeleverde slangen. In het
afvoertoestel moet het wegstromen van
het water zichtbaar zijn.
Opgelet : Bulex wijst elke
verantwoordelijkheid af
(waterschade) wanneer de
veiligheidsventielen niet
aangesloten zijn aan de
riolering.
Sluit de doorzichtige afvoerleiding (2)
•
die met het toestel meegeleverd wordt
aan op de aaatkraan (1) van de cv-
kring.
Legenda
1 Ventiel verwarming
2 Afvoerventiel verwarming
3 Ontkoppelingsinrichting
4 Sanitair ventiel
5 Afvoer ontkoppelingsinrichting
6 Afvoerventiel sanitaire kring
7 Afvoer naar de riolering
(sifon niet meegeleverd)
26
5.7 Rookgasaansluiting
L1
L3
3% min.
L2
(model C)
Installeer het toestel enkel in een goed
•
verluchte kamer.
De afvoerbuis moet zo gelegd worden dat
in geen geval condensatiewater afkomstig
van de buis in de ketel kan sijpelen.
Diameter schoorsteen (mm)H min (m)
Ø 1300.6
Ø 1400.6
Als een incident de uitschakeling van
de ketel met zich meebrengt doordat de
beveiliging gewerkt heeft, knippert het
storingslichtje op het bedieningspaneel.
Het horizontale deel van de afvoerbuis
moet een helling hebben van minstens 3%
naar boven, behalve als dit deel minder
dan 1 m bedraagt.
Controleer voor elke behandeling op
•
de rookgasafvoerbuis of de beveiliging
tegen terugslaande rookgassen goed
werkt.
5.7.1 Controle van de goede werking
van de beveiliging tegen
terugslaande rookgassen
Ga als volgt te werk:
Dicht de buis van de trekonderbreker
•
af.
Regel de temperatuur van het
•
sanitair warm water op maximum.
Zie hoofdstuk “Temperatuurinstelling
sanitair warm water”.
Open een warmwaterkraan.
•
De veiligheidsvoorziening stopt en
blokkeert het toestel na 2 minuten.
Sluit alle warmwaterkranen
•
U kunt het toestel terug in dienst zetten
nadat de veiligheidsvoorziening afgekoeld
is (na minimum 10 minuten).
L1+L2+(0.5xn)≤¼L3
L1≥0.5m
n = aantal bochten
L3≥1m+Hmin.
Zet het toestel uit.
•
Wacht 5 seconden en schakel het
toestel weer in.
Open een warmwaterkraan.
•
Als de veiligheidsvoorziening het toestel
niet binnen de toegestane termijn
vergrendelt:
Installatievoorschriften voorbehouden voor installateurs
27
Neem contact op met de dienst-na-
-2 %
0
•
verkoop (service)
Zet het toestel uit.
•
5.7.2 Plaatsing van de
rookgasafvoerbuis
Steek de rookgasafvoerbuis in het
•
aanpassingsstuk en in de buis van de
trekonderbreker.
5.8 Rookgasaansluiting (model F)
Verschillende conguraties van
luchtpijpuitgang zijn mogelijk.
Aarzel niet uw detailhandelaar extra
•
informatie te vragen over de andere
mogelijkheden en de bijbehorende
toebehoren.
Attentie ! Alleen de
luchtpijptoebehoren die
geschikt zijn voor de ISOTWINreeks mogen worden gebruikt.
Ongeacht het gekozen type luchtpijp
•
dienen de in de onderstaande tabel
opgegeven minimumafstanden voor de
plaats van de uiteinden van de luchtpijp
te worden nageleefd.
Attentie! De afdichting
tussen de uitgang van de
afzuigventilator en de luchtpijp
moet verzekerd zijn.
Attentie! Als de rookgassen
op minder dan de 2,20 m van
de grond uittreden, moet u een
eindbeschermkit aanbrengen.
De buizen van de luchtpijp moeten
•
onder een dalende helling van 2% van
het toestel naar buiten toe lopen om
eventueel condenswater af te kunnen
voeren
De maximumlengte van de luchtpijp is
bepaald volgens zijn type (bijvoorbeeld
C12).
28
0,5
≥2,5
2,5
≥ 0,5
≥ 2,2
≥
0,5
≥ 1
1
≥2,5
≥
1
2,5
≥ 2
0,5
0
,
5
0,3
0,5
0,5
0,5
0,5
0,3
0,6
1,2
∆H
L
∆H
L
0,6
0
,
6
0,6
0,6
H = hoogte vanaf de grond :
2,2 m t.o.v. een begaanbare weg
-
0,5 m t.o.v. een afgesloten terrein
-
Uitgang t.o.v. verluchtingsopeningen:
boven een verluchtingsopening:
-
0 < ∆H < 0,5 m L ≥ 2 m
0,5 < ∆H < 1 m L ≥ 1 m
onder een verluchtingsopening:
-
L + ∆H > 4 m
Zich refereren aan de norm NBN
•
B 61-002 indien het gaat om een
installatie in nieuwe gebouwen of
vernieuwde gebouwen waarvoor
een bouwaanvraag moest ingediend
worden
Leg deze eisen uit aan de gebruiker
•
van het toestel.
Installatievoorschriften voorbehouden voor installateurs
29
5.8.1 Horizontaal luchtpijpsysteem
L
1
L
Ø 60/100 mm of Ø 80/125 mm
(installatietype C12)
Legenda
1 Pakking
Maximaal drukverlies: 60 Pa
Deze waarde wordt bereikt met een leiding
met maximale lengte (L) + 1 bocht van 90°.
Type
F 25 H-MODF 30 H-MOD
C12 Ø 60/1004 m3.5 m
C12 Ø 80/12511 m7 m
Max. lengte
Telkens een extra elleboog van 90° nodig
is (of 2 van 45°), moet de lengte L met 1 m
worden verminderd.
Attentie! De openingen van
eindstukken met afzonderlijke
leidingen moeten in eenzelfde
vierkant met een zijde van 50
cm uitmonden.
Attentie! Als de rookgassen
op minder dan de 2,20 m van
de grond uittreden, moet u een
eindbeschermkit aanbrengen.
5.8.2
Verticaal luchtpijpsysteem
Ø60/100 mm of Ø 80/125 mm
(installatietype C32)
Maximaal drukverlies: 60 Pa
Deze waarde wordt bereikt met een leiding
met maximale lengte (L) + 1 bocht van 90°.
Type
F 25 H-MODF 30 H-MOD
C32 Ø 60/1005 m4 m
C32 Ø 80/12512 m8 m
Max. lengte
Telkens een extra elleboog van 90° nodig
is (of 2 van 45°), moet de lengte L met 1 m
worden verminderd.
Attentie! De openingen van
eindstukken met afzonderlijke
leidingen moeten in eenzelfde
vierkant met een zijde van 50
cm uitmonden.
Attentie! Als de rookgassen
op minder dan de 2,20 m van
de grond uittreden, moet u een
eindbeschermkit aanbrengen.
30
5.8.3 Luchtpijpsysteem voor
A
B
L
2
4
5
1
3
L2
L1
1
collectieve buis Ø 60/100 mm
(installatie van type C42)
Attentie! De verbindingen met
de leiding moeten gebeuren met
behulp van kit 85676D.
Legenda
1 Verzamelleiding
2 Luchttoevoerbuis
3 Drukvereffeningsvoorziening
4 Hermetisch toestel («gesloten»)
5 Inspectieluik
A Eerste niveau
B Laatste niveau
L Zie onderstaande tabel
Maximaal drukverlies: 60 Pa
Deze waarde wordt bereikt met een leiding
met maximale lengte (L) + 1 bocht van 90°.
5.8.4
Luchtpijpsysteem met dubbele
ux2xØ80mm
(installatietype C52 of C82)
WAARSCHUWING ! Elke leiding
die dwars door een wand loopt
en waarvan de temperatuur
meer dan 60°C boven de
omgevingstemperatuur ligt, moet
ter plaatse van deze doorgang
thermisch geïsoleerd worden.
De isolatie kan gebeuren
met isolatiemateriaal met de
passende dikte van minstens
10 mm en een thermische
geleidbaarheid λ ≤ 0,04 W/m.K.
De eindstukken van de
toevoerleidingen van de
verbrandingslucht en de afvoer
van de verbrandingsproducten
mogen niet in tegenover elkaar
gelegen wanden van een
gebouw worden aangebracht.
Type C52
Type
C42 Ø 60/1004 m3.5 m
F 25 H-MODF 30 H-MOD
Max. lengte
Telkens een extra elleboog van 90° nodig
is (of 2 van 45°), moet de lengte L met 1 m
worden verminderd.
Installatievoorschriften voorbehouden voor installateurs
31
Type C82
L2
L1
A
1
L1
L2
Legenda
1 Pakking
A Collectief kanaal
De rookgasaansluiting in C82 conguratie
wordt gerealiseerd door aansluiting op
een collectief kanaal(1). De diameter van
het collectief kanaal (1) moet berekend
worden in functie van het totaal vermogen
van de aangesloten toestellen.
Maximaal drukverlies: 60 Pa
Deze waarde wordt bereikt met een
leiding met maximale lengte (L=L1+L2) +
1 bocht van 90°.
Type
F 25 H-MODF 30 H-MOD
C52 / C82
2 x Ø 80 mm
Max. lengte
30 m30 m
Telkens een extra elleboog van 90° nodig
is (of 2 van 45°), moet de lengte L met 2 m
worden verminderd.
Attentie! De verbrandingslucht
wordt genomen in het lokaal
waar het toestel geïnstalleerd
is. In geen geval mogen de
ventilatieopeningen onderaan
en bovenaan afgedicht worden.
Legenda
1 Pakking
Maximaal drukverlies: 70 Pa
Deze waarde wordt bereikt met een
leiding met maximale lengte (L=L1+L2) +
1 bocht van 90°.
Type
F 25 H-MODF 30 H-MOD
B22P
Ø 80 mm
Telkens een extra elleboog van 90° nodig
is (of 2 van 45°), moet de lengte L met 2 m
Max. lengte
15 m15 m
worden verminderd.
32
5.8.6 Parametisering van de code
1
2
voor de luchtleidingen
De Parametisering van de code voor
de luchtleidingen gebeurt volgens de
instructies uit hoofdstuk "Toegang tot de
technische parameters van de ketel".
Hierdoor is het mogelijk de snelheid van
de afzuigventilator aan te passen aan
de lengte van de verlengstukken van
de installatie en volgens het gekozen
luchtpijpsysteem.
5.8.7 Referenties van de toebehoren
Gelieve in bijlage de lijst van de
•
toebehoren te vinden aangepast aan
uw toestel.
Beschrijving
Horizontaal
luchtpijpsysteem C12
C12 Ø 60/100 mm
C12 Ø 80/125 mm
Verticaal
luchtpijpsysteem C32
C32 Ø 60/100 mm
C32 Ø 80/125 mm
Luchtpijpsysteem voor
collectieve buis C42
C42 Ø 60/100 mm
Luchtpijpsysteem met
dubbeleuxC52/C82
C52/C82 2 x Ø 80 mm
Verticaal
luchtpijpsysteem B22P
B22P
5.9
Elektrische aansluiting
Verbind de voedingskabel van de ketel
•
met het 230V-net (enkelfasig + aarding).
Referentie
toebehoor
08615100
7041325
7041366
08510300
08567600
08511500
08511500
Belangrijk: de elektrische aansluiting van
het toestel moet door een vakman worden
uitgevoerd. Alle interventies binnen in het
toestel moeten verwezenlijkt worden door
de Dienst-na-verkoop (de Service) of een
vakman.
Voorzie op de elektrische installatie
•
van de woning de mogelijkheid om de
voeding van de ketel te ontkoppelen
met een dubbelpolige schakelaar
of een smeltzekering met een
minimumafstand tussen de open
contacten van 3 mm.
De smeltzekering van de elektronische
kaart is in de nulleiding aangebracht.
Het in de ketel ingebouwde voedingssnoer
is speciek. Als u het wenst te vervangen,
bestel dan enkel bij een erkende dienst na
verkoop van Bulex.
Gevaar! Bij een verkeerde
installatie is er gevaar voor
elektrische schokken en
beschadiging van het toestel.
5.9.1 Toegang tot de elektrische
aansluitingen
Legenda
1 Toegang aan de kant van de bekabeling
van de ketel
2 Toegang aan de kant van de bekabeling
voor de installateur
Installatievoorschriften voorbehouden voor installateurs
33
Open de kant van de bekabeling van
30 mm max.
1
2
3
2
3
1
FUSE (F1)
230V
230V
BUS
24V
ext.
+
-
≈
24V
L
N
L
N
2
3
4
1
BUS
•
de installateur (2) om de elektrische
aansluitingen aan te brengen.
Respecteer de aansluitzones (3)
•
voor de laagspannings- en (2) de
hoogspanningskabels.
5.9.2 Aansluitingen op de
elektronische kaart
Legenda
1 Connector
2 Elektrische draden
3 Mantel
Attentie! Wanneer u elektrische kabels
aansluit op een connector van de
elektronische kaart:
Bewaar dan een afstand van maximaal
•
30 mm tussen de connector (1) en de
afgestripte mantel (3).
Als dit niet het geval is, bevestig de
•
elektrische draden (2) dan samen met
behulp een kunststof klembeugel.
Bevestig de kabels in de kabelklem van
•
de elektrische doos.
5.9.3 Scheiding van de laag- en
hoogspanningskabels
5.9.4 Aansluiting van de accessoires
Legenda
1 Aansluiting buitensonde
2 Aansluiting modulerende
kamerthermostaat Bulex:
ExaCONTROL E / E7 / E7 radio
3 Aansluiting kamerthermostaat
4 Aansluiting communicatie-interface
ExaLINK
Schakel in geval van een
•
installatie met vloerverwarming de
temperatuurbegrenzer in serie met de
kamerthermostaat op de koppeling (3).
Legenda
1 Moederbord
2 Hoogspanningsaansluitingen
3 Laagspanningsaansluitingen
34
5.10 Elektrisch schema model C
1
2
3
49
11
5
610
8
7
13
14
16
17
15
18
19
20
12
230 V
Installatievoorschriften voorbehouden voor installateurs
35
Legenda
1 Vlamcontrole-elektrode
2 Ontstekingselektrodes
3 Voeler in de cv-retourleiding
4 Tapwaterpomp
5 Cv-pomp
6 Gebruikersinterface
7 Moederbord
8 Smeltzekering
9 Drukdetector cv-kring
10 Hoofdschakelaar
11 Temperatuurvoeler boiler
12 Gasmechanisme
17 Driewegklep
14 Temperatuurvoeler in de uitgaande cv-
leiding
15 Connector voeler verwarmingsdebiet
16 Temperatuurvoeler sanitair warm water
17 Temperatuurvoeler aan de uitgang van
de sanitaire warmtewisselaar
18 Ontsteking
19 Voeler van de binnentemperatuur voor
beveiliging tegen terugslag van de
rookgassen
20 Voeler van de buitentemperatuur voor
beveiliging tegen terugslag van de
rookgassen
36
5.11 Elektrisch schema model F
3
1
2
4
5
611
13
7
812
10
9
15
16
17
18
19
20
21
22
23
14
230 V
Installatievoorschriften voorbehouden voor installateurs
leiding
17 Connector voeler verwarmingsdebiet
18 Temperatuurvoeler sanitair warm water
19 Temperatuurvoeler aan de uitgang van
de sanitaire warmtewisselaar
20 Ontsteking
21 Elektromagnetische branderklep H-
MOD
22 Pressostaat
23 Toerenteller afzuigventilator
6 Indienststelling
•
Open de afsluitkranen op de
aansluitingen: ze moeten in de
stromingsrichting staan.
Legenda
1 Stop van de ontluchter van de cv-pomp
2 Cv-pomp
3 Schroef van de as van de cv-pomp
4 Vulkraan
Open de stop van de ontluchter (1)
•
op de pomp (2 )en de automatische
ontluchters van de installatie.
De twee volgende bewerkingen
maken het mogelijk om de pompmotor na een langdurige opslag/
stilstand te deblokkeren en de
lucht uit de koelkring van de pomp
te laten.
Verwijder de schroef (3) en steek een
•
platte schroevendraaier in de opening.
Normaal moet er water uit de pomp
spuiten.
Draai de as van de pomp enkele toeren
•
en breng de schroef weer aan (3).
Druk op de aan/uit-knop om het toestel
•
in werking te stellen.
Vergewis u ervan dat de cv-functie
•
geactiveerd (AAN) is en dat de
tapwaterfunctie UIT staat op het
bedieningspaneel van het toestel.
38
Open de blauwe watervulkraan (4)
1
•
onder de ketel tot u 1.5 bar aeest op
de manometer en sluit nadien af.
Ontlucht elke radiator tot het water er
•
normaal uit stroomt en draai vervolgens
de ontluchters dicht.
Ontlucht elke radiator tot het water er
•
normaal uit stroomt en draai vervolgens
de ontluchters van de installatie dicht.
Laat de stop van de ontluchter op de
•
pomp (1) open staan.
Activeer de tapwaterfunctie op het
•
bedieningspaneel van het toestel.
Open de verschillende
•
warmwaterkranen om de installatie te
ontluchten.
Vergewis u ervan dat de manometer
•
een waarde weergeeft tussen 1 en
1,5 bar; vul anders de ketel bij en sluit
nadien af.
Als u moeilijkheden met het ontgassen
•
tegenkomt, ontgas de cv-kring dan
ofwel met de pomp, ofwel met de
installateursmenu’s.
Methode nr.1:
Ontgassen met
de pomp
Methode nr.2:
Ontgassen met
behulp van de
installateursmenu’s
Regel de pomp
tijdelijk af op
snelheid III.
Activeer de functie
«ontgassen» via
het COD-menu. 20
zoals beschreven in
hoofdstuk “Toegang
tot de technische
gegevens van de
ketel”.
Laat het toestel minstens 15
•
minuten werken met een ingestelde
verwarmingstemperatuur van minstens
50°C (niet van toepassing voor een
installatie met vloerverwarming).
Vergewis u ervan dat de manometer
•
een waarde weergeeft tussen 1 en
1,5 bar; vul anders de ketel bij en sluit
nadien af.
7 Regeling
7.1 Regeling van het debiet in de
verwarmingskring
Dit debiet moet aangepast worden
volgens de berekening van de installatie.
Bij de levering staat de schroef (1) van
de ingebouwde omloopleiding [bypass] ½
toer open.
Legenda
1 Schroef van de omloopleiding [bypass]
De ketel wordt geleverd met de schroef
•
a van de ingebouwde omloopleiding
(bypass) half opengedraaid. Verdraai
deze schroef naargelang van de
behoeften (bv. : dichtschroeven om
het debiet erdoor te verkleinen) om
de beschikbare manometrische
opvoerhoogte aan het drukverlies in de
installatie aan te passen (volgens van
onderstaande debiet/druk-kromme).
Installatievoorschriften voorbehouden voor installateurs
39
1
3
2
4
70
60
50
40
30
20
10
0
50014001000
2
3
1
4
6
5
8
7
Tijdens het tappen gaat de pomp
automatisch over naar snelheid III.
Draai de keuzeschakelaar (1) in de
•
stand I, II of III van de pompsnelheid
naargelang van de onderstaande
debiet/druk-kromme.
Legenda
1 Keuzeschakelaar voor de instelling van
de pompsnelheid
2 Snelheid I
3 Snelheid II (Regelingen in fabriek)
4 Snelheid III
- Pompkarakteristiek (debiet/druk) ISOWTIN C 25 / F 25 / C 30 / F 30 :
sen vertrek en retour verwarming
Beschikbare opvoerhoogte (kPa) tus-
Legenda
Snelheid III
1 By-pass gesloten
2 1/2 toer open
3 2 toeren open
Debiet in het verwarmingscircuit (l/h)
Snelheid II
4 By-pass gesloten
5 1/2 toer open
6 2 toeren open
Snelheid I
7 By-pass gesloten
8 2 toeren open
40
7.2 Toegang tot de technische
gegevens van de ketel (enkel voor
installateurs en onze "dienst na
verkoop")
Met behulp van de technische parameters
van de ketel is het mogelijk bepaalde
regelingen uit te voeren en eventuele
storingen te analyseren. Het is bijvoorbeeld
mogelijk om het maximumvermogen van
de ketel voor de verwarming te regelen
op elke waarde tussen de vermogens die
zijn opgegeven in de tabel aan het einde
van deze handleiding. Zodoende kan het
geleverde vermogen aan de werkelijke
behoeften van de installatie worden
aangepast en wordt een overdreven hoog
vermogen vermeden, met behoud van een
hoog rendement.
Noot: het verminderen van het
verwarmingsvermogen heeft geen
enkele invloed op het vermogen
dat gebruikt wordt voor het sanitair
warm water.
Druk gedurende meer dan 5 seconden
•
op de knop om naar het
parametermenu over te gaan.
Wanneer «00» verschijnt, gebruikt u de
•
toetsen en naast of totdat
“96” op het display verschijnt.
Druk nog eens op de toets om
•
het eerste Parametiseerbare menu
weer te geven, met name het maximale
verwarmingsvermogen (menu COD.1).
Wanneer het menu "COD.1" op het display
•
verschijnt, drukt u op de toets om
de gewenste waarde in te stellen.
Selecteer de gewenste waarde door
•
de toetsen of naast of te
gebruiken.
Bevestig door op de toets te
•
drukken.
Druk op de toetsen of naast
•
of om naar het volgende menu over
te gaan.
Het display keert terug naar
zijn normale stand als het
bedieningspaneel gedurende 15
minuten niet wordt aangeraakt of
na nog eens meer dan 5 seconden
op de .
Kies een waarde:
15°C / 16°C / 17°C / 18°C / 19°C / 20°C / 21°C / 22°C /
23°C / 24°C / 25°C (zie onderstaande graek)
verwarmingsleiding (°C)
Minimumtemperatuur in de uitgaande
Legenda
1 Regeling via Menu 6
2 Regeling via Menu 7
Buitentemperatuur (°C)
42
Menu nr. FunctieActie
Kies een werkwijze:
COD. 8
COD. 11Verwarmingsdebiet
COD. 12Uitgaande cv-leiding
COD. 13
COD. 14
COD. 15Boilertemperatuur Weergave van de boilertemperatuur tussen 0°C en 99°C.
COD. 16-Niet gebruikt voor dit type ketel.
COD. 17
COD. 18
COD. 19
gedwongen werking
van de brander
De menu’s COD.11 tot COD.19 kunnen enkel gelezen worden
Temperatuur cvretourleiding
Temperatuur
warmwater aan de
uitgaande leiding
van de sanitaire
warmtewisselaar
Snelheid
afzuigventilator
Ogenblikkelijk
brandervermogen
Werkingsfase
van de ketel
StatusVerwarmingsmodus
StatusWerking sanitair warm water
0 = normale werking (fabrieksinstelling)
1 =gedwongen werking op min. vermogen
2 = gedwongen werking op max. vermogen (waarde afgesteld
in het menu COD. 1)
Weergave verwarmingsdebiet in liter/uur. Weergave enkel
mogelijk als een debietvoeler in de cv-kring (niet meegeleverd)
op het toestel geïnstalleerd is.
Weergave van de temperatuur van de uitgaande cv-leiding
tussen 0°C en 99°C.
Weergave van de temperatuur van de cv-retourleiding tussen
0°C en 99°C.
Weergave van de temperatuur van het sanitair warm water tussen
0°C en 99°C.
Weergave van de ventilatorsnelheid (in t/min) tussen 0 en 99.
Vermenigvuldig de weergegeven waarde met 100.
Weergave van het ogenblikkelijk vermogen van de brander
tussen 0 kW en 99 kW
Weergave van de diagnose van de ketel.
00 Geen verwarmingsaanvraag
01 Ventilatie afzuigventilator voor de ontsteking
02 Voordraaien pomp
03 Ontsteking
04 Brander ingeschakeld
05 Nadraaien pomp / afzuigventilator
06 Nadraaien afzuigventilator
07 Nadraaien pomp
08 Antipendelvertraging na verwarming
De ketel blokkeert de temperatuurverhoging van de boiler na
28
een opwarmingscyclus.
StatusSpeciekemeldingen
Standaardtoestand, geen verwarmingsaanvraag, geen vraag
naar sanitair warm water. Controleer als een kamerthermostaat
30
met EBUS is aangesloten op de ketel, of de shunt aanwezig is
COD. 19
COD. 20Ontgassen
Het servicemenu COD. 21 kan alleen gelezen worden.
COD. 21Buitentemperatuur
op de aansluitklemmen 3 en 4 van het moederbord van de ketel.
31 Werkwijze «Alleen tapwater»
33 Werkwijze «Alleen tapwater»
34 Werkwijze «Beveiliging tegen vorst»
35 Wachtcyclus
Controlecyclus: de snelheid van de afzuigventilator in de
37
werkingsfase is buiten tolerantie.
Detectie van een verstopping van de rookgasafvoerbuis bezig
51
(model C)
52 Verstopping van de rookgasafvoer gedetecteerd (model C)
Wachtcyclus: temperatuurverschil tussen de uitgaande
53
leiding en de retourleiding van de cv te hoog. Indien ∆T > 30,
gedwongen werking op min. vermogen
Wachtcyclus: tekort aan water in de installatie /
54
temperatuurstijging tussen de uitgaande leiding en de
retourleiding van de cv te hoog.
Test van de voelers in de uitgaande leiding en de retourleiding
98
van de cv
0 = ontgassingsfunctie gedeactiveerd (fabrieksinstelling)
1 = ontgassingsfunctie geactiveerd
De functie is geactiveerd voor een max. duur van 14 minuten.
Het toestel werkt 7 minuten om te verwarmen en 7 minuten in de
korte lus. De werkingscyclus van de pomp is de volgende: 15 s
ON daarna 10 s OFF.
U kunt de functie stoppen door terug te gaan naar de instelling 0.
Geeft de buitentemperatuur weer gemeten door de
buitensonde (als een sonde op de ketel gekoppeld is).
44
Menu nr. FunctieActie
COD. 22
COD. 60Functie relais 1
COD. 61Functie relais 2
(*) Deze regeling werkt enkel met bepaalde modulerende kamerthermostaten uit de Bulex-reeks
COD. 62
COD. 63Dag/nacht-functie
COD. 64Offset nacht
COD. 65
COD. 66
Conguratie met
zonneboiler
De 2 volgende menu’s vereisen de installatie van een optionele kaart.
Het servicemenu COD. 62 kan alleen gelezen worden.
Temperatuur
van de afzuigkap
Het servicemenu COD. 65 kan alleen gelezen worden.
Gedetailleerde
storingscode
Max. sanitair
warmwatertemperatuur
Kies een waarde tussen 0 en 20 seconden om de ontsteking
van de brander te vertragen als de ketel met een zonneboiler
is verbonden.
Toewijzing van een functie aan relais 1 van de optionele kaart:
1 = pomp retourleiding sanitair (*)
2 = extra cv-pomp verwarming (fabrieksinstelling)
3 = drukopvoerpomp boiler (niet gebruikt voor dit type ketel)
4 = terugslagklep rookgassen / afzuigventilator schoorsteen
5 = externe gasklep
6 = externe foutmelding
Toewijzing van een functie aan relais 2 van de optionele kaart:
1 = pomp retourleiding sanitair (*)
2 = extra cv-pomp verwarming (fabrieksinstelling)
3 = drukopvoerpomp boiler (niet gebruikt voor dit type ketel)
4 = terugslagklep rookgassen / afzuigventilator afzuigkap
5 = externe gasklep
6 = externe foutmelding
Weergave van de temperatuur van de afzuigkap tussen 0°C
en 99°C.
Verlaging van de cv-temperatuurinstelling van dag- naar
nachtregime. Deze functie wordt bestuurd door het
programma van de kamerthermostaat. Ze kan enkel actief zijn
als de ketel uitgerust is met een buitensonde.
Ze heeft voor gevolg dat de kamerthermostaat de brander niet
meer onderbreekt. Alleen bij het bereiken van de ingestelde
waarde wordt de brander onderbroken.
0 = Functie niet actief
1 = Functie actief
Keuze van de verlaging van de temperatuursinstelling tussen
dag (periode COMFORT van de kamerthermostaat) en nacht
(«spaar»-periode (ECO) van de kamerthermostaat).
Kies een waarde tussen 0°C en 31°C
De diagnose kan verjnd worden door een gedetailleerde
code. De lijst van de gedetailleerde codes staat in het
hoofdstuk “Beveiligingen”.
De aanbevolen max. sanitair warmwatertemperatuur bedraagt
60°C. Het is mogelijk deze temperatuursinstelling te verhogen
tot 65°C. Kies een waarde tussen 60°C en 65°C.
Installatievoorschriften voorbehouden voor installateurs
45
8 Aatenvanhettoestel
1
C
B
A
12
8.1 Verwarmingskring
Legenda
1 Aaatkraancv
Open de aaatkraan (1) die
•
aangebracht is in het laagste punt van
de installatie.
Laat lucht toe door bv. een ontluchter
•
van de installatie open te draaien.
Om alleen het water van de
•
verwarmingskring uit het toestel af te
laten, draait u eerst de stopkranen in de
uitgaande leidingen en de retourleiding
dicht.
8.2
Sanitaire kring
Legenda
1 Afsluitkraan koudwatertoevoer
2 Moer op de uitgaande warmwaterleiding
Isoleer de ketel van de installatie door
•
de afsluitkraan (1) op de aansluitplaat
dicht te draaien.
Laat lucht toe door een
•
warmwaterkraan open te draaien (A).
Plaats een afvoerbuis op de afvoer (B).
•
Draai de moer (2) op de uitgaande
•
warmwaterleiding los.
Open de aaatkraan (C).
•
Verwijder de schroef onder de
koudwatertoevoerkraan om het
aftappen van het sanitaire circuit
sneller te laten verlopen (1).
Deze methode kan alleen gebruikt
worden indien de recirculatielus
niet is aangesloten.
46
9 Beveiligingen
U vindt de lijst van bepaalde foutcodes in
de handleiding.
De storingen die in dit hoofdstuk zijn
beschreven vereisen de interventie van
een vakman en indien nodig die van de
Bulex-service (dienst-na-verkoop).
Belangrijk: in geval van aanwezigheid van
lucht in de leidingen, moet u de lucht die
in de radiatoren zit aaten (ontluchten)
en water toevoeren tot de druk de
voorgeschreven waarde bereikt. Als u te
dikwijls water moet toevoegen, dan moet
u daar de dienst na verkoop van op de
hoogte brengen, want het kan gaan om
kleine lekken in de installatie, waarvan
de oorsprong dient gezocht te worden,
of corrosie van de verwarmingskring,
die verholpen moet worden door een
passende behandeling van het water in de
kring.
Storing Beschrijving
F1Ontstekingsfoutd28
Vlam dooft
F4
tijdens de
werking
Slechte
afzuiging of
F2
aanzuiging van
de lucht
Herhaalde
F3
storing
luchttoevoer
Oververhit-
F5
tingsfout
Detail
van de
Mogelijke oorzaakOplossing
fout
• Controleer de
gastoevoerkring (open
Geen gastoevoer /
onvoldoende gasdebiet
Slechte regeling van het
gasmechanisme
Ontstekings- en vlamcontrole-
d29
elektrode defect
Defecte ontsteker
Verkeerde snelheid
d32
afzuigventilator
d33Storing in de pressostaat
Te hoge weerstand in de
d36
schoorsteen
Verkeerde snelheid van de
d37
afzuigventilator tijdens de
werking
d35Zie de oorzaken en oplossingen van storing F2.
Oververhittingsbeveiliging
d20
geactiveerd (97°C)
Toegestane
d25
maximumtemperatuur
overschreden (95°C)
-Slechte ontgassing
gaskraan).
• Controleer de regeling van
het gasmechanisme.
• Controleer de aansluitingen
van de ontsteking.
• Controleer de staat van de
brander (netheid binnen van de
brandtakken).
• Controleer de staat van de
elektrodes (plaats en corrosie).
• Controleer de luchttoevoer en
de rookgasafvoer.
• Controleer de werking van
de pressostaat en van de
afzuigventilator.
• Controleer de elektrische
verbindingen van de
afzuigventilator en van de
pressostaat.
• Controleer of de hoge en lage
verluchtingsopeningen van het
lokaal niet verstopt zijn.
• Controleer de werking van de
pomp.
• Controleer of de afsluitkranen
in de uitgaande leiding en de
retourleiding van de cv open
staan.
Installatievoorschriften voorbehouden voor installateurs
47
Storing Beschrijving
Temperatuurvoeler in de
F6
uitgaande cvleiding
Storing voeler
F7
temperatuur
tapwater
Storing
F8
boilertemperatuurvoeler
Fout
F9
drukdetector
cv-kring
Storing
temperatuur-
F10
voeler cvretourleiding
Communicatie-
F11
fout gebruikersinterfacekaart
Storing EBUS-
F12
spanning
Storing
F13
moederbord.
Defecte motor
F15
van het gasmechanisme.
Detail
van de
Mogelijke oorzaakOplossing
fout
d0Voeler ontkoppeld
d10Kortsluiting van de voeler
Temperatuurvoeler sanitair
d2
warm water ontkoppeld
d12Kortsluiting van de voeler
Boilertemperatuurvoeler
d3
ontkoppeld
Kortsluiting
d13
boilertemperatuurvoeler
Storing
d79
boilertemperatuurvoeler
Drukdetector kortgesloten of
d73
ontkoppeld
d74Drukdetector gestoord
Temperatuurvoeler cv-
d1
retourleiding ontkoppeld
Kortsluiting van de
d11
temperatuurvoeler in de cvretourleiding
• Controleer de aansluitingen tussen het moederbord en de
interfacekaart van de gebruiker
d49Defect op de EBUS-lijn
Verkeerde frequentie
d38
voedingsspanning
d61Storing bediening gasklep
Fout bij het sluiten van de
d62
gasklep
d63Geheugenfout op moederbord
d64Storing moederbord.
Temperatuur van het
d65
moederbord te hoog
Ontbrekend vlamsignaal op
d67
het moederbord
Kortsluiting van de motor van
het gasmechanisme
d26Kabels ontkoppeld of defect
• Controleer de aansluitingen
van de voeler.
• Controleer de kabels van de
voeler.
• Controleer de voeler.
• Controleer de aansluitingen
van de detector
• Controleer de detector.
• Controleer de aansluitingen
van de voeler.
• Controleer de kabels van de
voeler.
• Controleer de voeler.
• Controleer de belasting op de
EBUS-lijn.
• Controleer alle aansluitingen
van het moederbord.
• Controleer de elektronische
kaart.
• Controleer de productcode.
• Doe een «reset» van het
toestel.
• Controleer de aansluitingen
van het gasmechanisme.
• Controleer de werking van het
gasmechanisme.
48
Storing Beschrijving
Storing
F16
vlamdetectie
Defect in de
F18
gebruikersinterface.
Storing
temperatuur-
F19
voeler
uitgaande cvleiding
Gebruikersinterface niet
F20
compatibel met
moederbord.
Storing van de
F23
watercirculatie
Storing
temperatuur-
F25
voeler in de
afzuigkap
(H-MOD)
Maximum
temperatuurafwijking
bereikt tussen
F26
de uitgaande
leiding en de
retourleiding
van de cv
Permanente
temperatuurafwijking
tussen de
F28
voelers van
de uitgaande
leiding en de
retourleiding
van de cv
Detail
van de
Mogelijke oorzaakOplossing
fout
d27Abnormale vlamdetectie
Gasmechanisme defect
-
-Interfacekaart defect• Vervang de interfacekaart.
Voelers uit hun klemmen
d71
losgekomen of defect (geen
temperatuurschommeling)
d70Slechte productcode
Slechte interfacekaart
gebruiker of moederbord
Slechte werking van de pomp
d24
(te snelle temperatuurstijging)
Temperatuurvoeler van de
d9
afzuigkap ontkoppeld
Kortsluiting van de
d19
temperatuurvoeler van de
afzuigkap
Probleem met de
d23
watercirculatie
Incoherentie tussen de
temperaturen van de
d72
uitgaande leiding en de
retourleiding van de cv
-Temperatuurvoelers defect
• Controleer de vlamdetectieelektrode.
• Controleer het moederbord.
• Controleer de aansluitingen
van de voeler.
• Controleer de productcode.
• Controleer de referentie van
de kaart.d42
• Controleer of de afsluitkranen
in de uitgaande leiding en de
retourleiding van de cv open
staan.
• Controleer de aansluitingen
van de voeler.
• Controleer de voeler.
• Controleer de aansluiting van
de voelers van de uitgaande
leiding en de retourleiding van
de cv.
• Controleer de snelheid van
de pomp.
• Controleer de aansluitingen
van de temperatuurvoelers.
Installatievoorschriften voorbehouden voor installateurs
49
Storing Beschrijving
Voeler buitentemperatuur
voor beveiliging
F43
TTB (beveiliging
tegen terugslag
van de
rookgassen)
Luchtsonde
binnen-temperatuur voor
beveiliging TTB
F44
(beveiliging
tegen terugslag
van de
rookgassen)
Detail
van de
fout
d5
d15
d6
d16
Mogelijke oorzaakOplossing
Externe rookgasdetector
ontkoppeld
Kortsluiting van de externe
rookgasdetector
Interne rookgasdetector
ontkoppeld
Kortsluiting op de interne
rookgasdetector
• Controleer de aansluitingen
van de voelers.
50
10 Controle / Terug in dienst stellen
Na het toestel geïnstalleerd te hebben,
controleert u de goede werking ervan:
Schakel het toestel in volgens de
•
indicaties van de gebruiksaanwijzing en
controleer of het goed werkt.
Controleer of het toestel geen lekken
•
vertoont (gas en water) en verhelp de
eventuele lekken.
Controleer of de rookgassen naar
•
behoren worden afgevoerd.
Controleer alle bedienings- en
•
veiligheids-voorzieningen, de regeling
en de werkingstoestand ervan.
11 Het informeren van de gebruiker
De gebruiker van het toestel moet
geïnformeerd worden over de bediening
en de werking van zijn toestel.
Leg hem de werking van het toestel uit
•
zodat hij er vertrouwd mee raakt.
•
Herinner hem aan de verplichting
om een geregeld onderhoud van de
installatie te laten doen.
•
Raad hem aan een onderhoudscontract
af te sluiten met een vakman.
12 Reserve-onderdelen
Om een duurzame werking van alle organen van het toestel te garanderen en het
toestel in goede staat te houden, mogen
bij reparatie- en onderhoudswerkzaamheden alleen originele Bulex-reserveonderdelen worden gebruikt
•
Gebruik uitsluitend originele reserveonderdelen.
•
Vergewis u ervan dat de montage van
deze onderdelen correct verloopt en
dat ze op dezelfde plaats en in dezelfde
richting als de vervangen onderdelen
aangebracht worden.
.
Bekijk samen met hem de
•
gebruiksaanwijzing en beantwoord zijn
eventuele vragen.
Geef alle handleidingen en
•
documentatie van het toestel aan de
gebruiker en vraag hem om ze in de
buurt van het toestel te bewaren.
Leg hem uit hoe hij het toestel
•
kan aaten en toon hem de
bedieningselementen.
Leg de gebruiker meer bepaald de
•
veiligheidsinstructies voor die hij in acht
moet nemen.
Installatievoorschriften voorbehouden voor installateurs
51
13 Dienst na verkoop
TOP
252423
1
2
3
5
4
6
79
8
1011121314
15
16
17
18
19
20
21
22
Legenda
1 Bevestigingsschroeven cv-pomp
2 Cv-pomp
3 Connector van de sanitaire pomp
4 Tapwaterpomp
5 Klem voor de bevestiging van de
sanitaire pomp
6 Vulkraan
7 Klem voor de bevestiging van de
vulkraan
8 Leidingklem van het sanitaire buisje
9 Klemvoordebevestigingvandelter-
straalbreker
10 Filter-straalbreker
11 Bevestigingsschroeven van de
warmtewisselaar voor sanitair warm water
12 Klem voor de bevestiging van de vulbuis
13 Veiligheidsklep cv
14 Leidingklem van de veiligheidsklep cv
15 Klem voor de bevestiging van de
drukdetector in de cv-kring
16 Ontkoppelaar
17 Leidingklem van de veiligheidsklep van
het sanitair
18 Veiligheidsklep tapwater
17 Driewegklep
20 Sanitaire warmtewisselaar
21 Connector van de driewegklep
22 Connector van de drukdetector in de
cv-kring
23 Drukdetector in de cv-kring
24 Klem voor de bevestiging van de
tapwaterpomp
25 Ontluchter van de cv-pomp
52
13.1 Cv-pomp
Ontkoppel de kabel van de pomp.
•
Schroef de 4 bevestigingsschroeven
•
van de pomp (1) los.
Verwijder de pompmotor (2).
•
13.2 Sanitaire pomp
Maak de connector los (3).
•
Ontkoppel de kabel van de pomp.
•
Verwijder de klemmen (5), (8) en (24).
•
Verwijder de sanitaire pomp
•
13.3 Sanitaire warmtewisselaar
Verwijder de twee
•
bevestigingsschroeven (11) die
toegankelijk zijn vanaf de voorkant van
de ketel.
Let op de richting voor de
hermontage: het woord
«TOP», dat op de rand van de
warmtewisselaar (20) gedrukt is,
moet naar boven wijzen.
Reinig de vinger en breng hem correct
•
weer aan.
13.5 Drukdetector in de cv-kring
Maak de klem (15) los waarmee de
•
drukdetector in de cv-kring bevestigd is.
Maak de connector los (22).
•
Verwijder de drukdetector in de cv-
•
kring(23).
13.4 Filter-straalbreker
De lter-straalbreker verbetert de
ontgassing van de cv-kring.
Sluit de afsluitkranen in de uitgaande
•
leiding en de retourleiding van de cvkring, en laat vervolgens het water uit
de ketel af.
Verwijder de klem voor de bevestiging
•
van de lter (9) aan de onderkant van
de pomp.
Verwijder de lter-straalbreker (10).
•
Installatievoorschriften voorbehouden voor installateurs
53
14 Technische gegevens
Ketel model C, type B11BS
Ketel model F, type C12, C32, C42, C52, C82, B22P
Rendement bij calorische
onderwaarde C.O.W en regime
80/60°C
Rendement op LCV bij deellast
(30%) 45°C/35°C
Rendementsniveau volgens
Europese richtlijn 92/42
Minimum belasting (Q min)kW9.912.1
Maximum belasting (Q max)kW2732.426.932.5
Minimum debietl/h450550250250
Min. aanvoertemperatuur°C38383838
Max. aanvoertemperatuur°C80808080
Expansievat, nuttige capaciteitl12121212
Voorvuldruk in het expansievatbar0.750.750.750.75
Maximumcapaciteit van de
installatie tot 75°C
Veiligheidsventiel
maximale werkdruk (PMS)
Sanitair
Min. nuttig vermogen (P min)kW8.410.4
Max. nuttig vermogen (P max)kW24.629.624.629.6
Minimum belasting (Q min)kW9.912.1
Maximum belasting (Q max)kW2732.426.932.5
Min. warmwatertemperatuur.°C45454545
Max. warmwatertemperatuur.°C65656565
Speciek debiet volgens EN 13203l/min18.520.718.520.7
Speciek debiet volgens EN 625l/min1921.21921.2
Sanitair comfort volgens EN 13203
Een-
heid
• I2E+, d.w.z. dat de verwarmingsketel werkt op aardgas (G20/G25),
BE
• I3+, d.w.z. dat de verwarmingsketel werkt op butaan (G30) of
op propaan (G31).
LU • I2E, d.w.z. dat de verwarmingsketel werkt op aardgas (G20).
bedrijfsdruk
Min. voedingsdruk.bar0.50.50.50.5
Aanbevolen voedingsdruk bar2222
Maximale voedingsdruk (PMW) (**)bar10101010
(*) Regeling aanbevolen voor het vullen van de installatie rekening houdend met het drukverlies in
de ontkoppelinrichting.
(**) Voor een voedingsdruk hoger dan 3 bar is het aanbevolen een drukreduceertoestel te installeren.
Verbranding
Verseluchtdebiet (1013 mbar - 0°C)m3/h59.97247.750.7
Afvoerdebiet verbrandingsgasseng/s20.424.916.418.5
Temperatuur rookgassen bij P
max op 80°C/60°C
Waarden van de verbrandingsproducten (gemeten bij nominaal verwarmingsdebiet):
rookgasafvoer
Nettogewichtkg57596062
Gewicht gevuld met waterkg100.3102.4103.3105.4
EU-nummer1312 BS
Een-
heid
mm
C 25C30
--60/10060/100
4930
1312 BS
4931
F 25
H-MOD
1312 BS
4932
F 30
H-MOD
1312 BS
4933
Installatievoorschriften voorbehouden voor installateurs
55
Technische parameters
volgens het type gas
Aardgas G20 (*)
Ø van de brandersproeiermm1.21.21.251.25
Diameter gasdiafragmamm5.86.55.656.3
Min. druk gastoevoermbar20202020
Minimale branderdrukmbar1.862.011.571.7
Maximale branderdrukmbar12.6512.2111.3811.8
Gasdebiet bij minimumvermogen
Gasdebiet op maximaal vermogen
Aardgas G25 (*)
Ø van de brandersproeiermm1.21.21.251.25
Diameter gasdiafragmamm5.86.55.656.3
Min. druk gastoevoermbar25252525
Minimale branderdrukmbar2.352.552.062.1
Maximale branderdrukmbar15.514.9114.0314.7
Gasdebiet bij minimumvermogen
Gasdebiet op maximaal vermogen
Gas G30 (*)
Ø van de brandersproeiermm0.730.730.770.77
Diameter gasdiafragmamm5.355.954.45.2
Min. druk gastoevoermbar28 - 3028 - 3028 - 3028 - 30
Minimale branderdrukmbar3.533.484.713.5
Maximale branderdrukmbar2523.0521.3821.6
Gasdebiet bij minimumvermogenkg/h0.780.970.470.47
Gasdebiet op maximaal vermogenkg/h2.132.552.122.56
Vloeibaar gas G31 (*)
Ø van de brandersproeiermm0.730.730.770.77
Diameter gasdiafragmamm5.355.954.45.2
Min. druk gastoevoermbar37373737
Minimale branderdrukmbar4.64.656.084.5
Maximale branderdrukmbar31.930.927.5627.7
Gasdebiet bij minimumvermogenkg/h0.770.950.470.47
Gasdebiet op maximaal vermogenkg/h2.12.512.092.52