Brother Innov-is 10, Innov-is 10A User's Guide

GRONDBEGINSELEN VAN NAAIEN
NAAISTEKEN
BIJLAGE
Bedieningshandleiding
Gecomputeriseerde naaimachine
Belangrijke veiligheidsinstructies
Lees deze veiligheidsinstructies alvorens u de machine gebruikt. Deze machine is bestemd voor huishoudelijk gebruik.
GEVAAR - Beperk het risico van een elektrische schok:
1Trek altijd de stekker uit het stopcontact onmiddellijk na gebruik, wanneer u de machine reinigt,
wanneer u onderhoud verricht volgens de aanwijzingen in deze handleiding of wanneer u de
machine onbeheerd achterlaat.
WAARSCHUWING - Verklein de kans op brandwonden, brand, elektrische
schok of letsel.
2Trek altijd de stekker uit het stopcontact wanneer u deksels verwijdert, de machine smeert of
andere aanpassingen verricht volgens aanwijzingen in de handleiding:
• Als u de stekker uit het stopcontact wilt halen, zet u eerst de hoofdschakelaar op “O” (uit).
Vervolgens pakt u de stekker vast en trekt u deze uit het stopcontact. Trek niet aan het snoer.
• Sluit de machine rechtstreeks op een wandstopcontact aan. Gebruik geen verlengsnoeren.
• Haal altijd de stekker uit het stopcontact bij een stroomstoring.
3 Gebruik nooit de machine als een snoer of stekker beschadigd is, als de machine niet goed werkt,
als de machine is gevallen of beschadigd, of als er water op is gemorst. Breng de machine naar de
dichtstbijzijnde erkende dealer of een servicecentrum voor onderzoek, reparatie, elektrische of
mechanische aanpassingen.
Stop direct met het gebruiken van de machine en haal het netsnoer uit het stopcontact als u iets
ongebruikelijks opvalt, zoals een geur, hitte, verkleuring of vervorming terwijl de machine wordt
gebruikt of is opgeborgen.
Draag de naaimachine altijd bij het handvat wanneer u deze vervoert. Wanneer u de
naaimachine aan een ander gedeelte optilt, kan de machine beschadigen of vallen en letsel
veroorzaken.
Maak geen plotselinge of onachtzame bewegingen wanneer u de naaimachine optilt. U kunt
hierdoor uw rug of knieën blesseren.
1
4 Houd altijd uw werkoppervlak vrij:
• Gebruik de machine niet met geblokkeerde ventilatieopeningen. Houd de ventilatiegaten van de machine en het voetpedaal vrij van stof, pluisjes en stukken stof.
Plaats geen voorwerpen op het voetpedaal.
Gebruik geen verlengsnoeren. Sluit de machine rechtstreeks op een wandstopcontact aan.
Zorg dat er nooit enig voorwerp valt of wordt gestoken in enige opening van de machine.
Gebruik de machine niet wanneer spuitbussen worden gebruikt of zuurstof wordt toegediend.
Gebruik de machine niet in de buurt van een warmtebron, zoals fornuis of strijkijzer. Anders kan de machine, het netsnoer of het kledingstuk in brand vliegen, met brand of elektrische schok als gevolg.
Plaats deze naaimachine niet op een onstabiele ondergrond, zoals een wankele of scheve tafel. De naaimachine zou kunnen vallen en letsel veroorzaken.
5 Speciale aandacht is vereist wanneer u naait:
•Let altijd goed op de naald. Gebruik geen verbogen of gebroken naalden.
• Blijf met uw vingers uit de buurt van alle bewegende onderdelen. Let vooral op bij de naald.
• Zet de hoofdschakelaar op “O” (uit) als u iets wilt aanpassen in de buurt van de naald.
Gebruik geen beschadigde of onjuiste steekplaat. Daardoor kan de naald breken.
Trek niet aan of duw niet tegen de stof tijdens het naaien. Volg zorgvuldig de aanwijzingen wanneer u naait uit de vrije hand, zodat u de naald niet buigt waardoor hij kan breken.
6 Deze machine is geen speelgoed:
• Let goed op wanneer de machine wordt gebruikt door of in de buurt van kinderen.
• De plastic zak waarin deze naaimachine is geleverd, moet buiten bereik van kinderen worden bewaard of worden weggegooid. Laat kinderen nooit met de zak spelen vanwege verstikkingsgevaar.
Gebruik de machine niet buiten.
7Voor langer gebruiksplezier:
• Zet de machine niet weg op een plaats met direct zonlicht of een hoge vochtigheidsgraad. Gebruik of plaats de machine niet in de buurt van een verwarming, strijkijzer, halogeenlamp of andere warme voorwerpen.
• Gebruik voor het reinigen van de behuizing alleen neutrale zeep of reinigingsmiddelen. Benzeen, thinner en schuurmiddelen kunnen de behuizing en de machine beschadigen en mogen nooit worden gebruikt.
• Raadpleeg altijd de bedieningshandleiding wanneer u onderdelen, de persvoet, de naald of andere delen gaat verwisselen of installeren.
2
8 Voor reparatie of afstelling:
• Als de verlichtingsunit (LED) is beschadigd, moet u deze laten vervangen door een erkende dealer.
• Als de machine een defect vertoont of moet worden afgesteld, controleert u eerst aan de hand van het overzicht voor probleemoplossing achter in de bedieningshandleiding of u de afstelling zelf kunt uitvoeren. Als u het probleem niet kunt verhelpen, raadpleegt u uw plaatselijke erkende Brother-dealer.
Gebruik deze machine alleen voor de bestemde doeleinden, zoals beschreven in deze handleiding.
Gebruik door de fabrikant aanbevolen accessoires zoals beschreven in deze handleiding.
Bewaar deze instructies.
De inhoud van deze handleiding en de specificaties van dit product kunnen zonder kennisgeving worden gewijzigd.
Meer productinformatie vindt u op onze website www.brother.com
3
ALLEEN VOOR GEBRUIKERS IN GROOT-BRITTANNIË, IERLAND,
MALTA EN CYPRUS
BELANGRIJK
• Voor vervanging van de stekkerzekering gebruikt u een zekering goedgekeurd door ASTA tot BS
1362, dat wil zeggen, met het symbool , van de sterkte die is aangegeven op de stekker.
• Plaats altijd het zekeringdeksel terug. Gebruik nooit een stekker zonder zekeringdeksel.
• Als het beschikbare stopcontact niet geschikt is voor de stekker van deze machine, neemt u contact op met uw officiële dealer om het juiste snoer te verkrijgen.
VOOR GEBRUIKERS IN LANDEN MET 220-240V
WISSELSTROOM EN MEXICO
Personen (of kinderen) met beperkte fysieke, zintuiglijke of geestelijke vermogens of gebrek aan ervaring en kennis mogen deze machine alleen gebruiken onder toezicht en met aanwijzingen over het gebruik door degene die verantwoordelijk is voor hun veiligheid. U moet erop toezien dat kinderen niet met de machine spelen.
4
5
—————————————————————————————————————————————————————————
Inhoudsopgave
Belangrijke veiligheidsinstructies .........................................................................................1
Inhoudsopgave ....................................................................................................................6
Inleiding ..............................................................................................................................8
Machineonderdelen en hun functie .....................................................................................8
Machine ............................................................................................................................................................ 8
Naald- en persvoetgedeelte ............................................................................................................................. 9
Bedieningstoetsen ............................................................................................................................................ 9
Bedieningspaneel ........................................................................................................................................... 10
Accessoiretafel ............................................................................................................................................... 10
Accessoires ........................................................................................................................11
Bijgeleverde accessoires ............................................................................................................................... 11
Optionele accessoires ....................................................................................................................................12
1. VOORBEREIDINGEN ....................................................................................13
De machine aan- en uitzetten ...........................................................................................13
Voorzorgsmaatregelen stroomvoorziening .................................................................................................... 13
De machine aanzetten ................................................................................................................................... 14
De machine uitzetten ..................................................................................................................................... 14
Inrijgen van boven- en onderdraad voorbereiden .............................................................15
Spoel winden .................................................................................................................................................. 15
Spoel plaatsen ............................................................................................................................................... 18
Bovendraad inrijgen ....................................................................................................................................... 20
Werken met de tweelingnaald ........................................................................................................................ 25
Naald wisselen .................................................................................................................. 27
Voorzorgsmaatregelen naalden ..................................................................................................................... 27
Soorten naalden en toepassingen ................................................................................................................. 28
Naald controleren ........................................................................................................................................... 29
Naald verwisselen .......................................................................................................................................... 29
Persvoet verwisselen .........................................................................................................31
Voorzorgsmaatregelen persvoet .................................................................................................................... 31
Persvoet verwisselen ..................................................................................................................................... 31
De persvoethouder verwijderen ..................................................................................................................... 32
Werken met de optionele boventransportvoet ...............................................................................................33
Nuttige functies ................................................................................................................. 35
Naaldstopstand wijzigen ................................................................................................................................ 35
Cilindrische of grote stukken naaien ................................................................................. 36
Cilindrische stukken naaien ........................................................................................................................... 36
Grote stukken stof naaien .............................................................................................................................. 36
2. GRONDBEGINSELEN VAN NAAIEN ............................................................39
Beginnen met naaien .........................................................................................................39
Naaiprocedure ................................................................................................................................................ 39
Steek selecteren ............................................................................................................................................ 40
Steeklengte en -breedte aanpassen .............................................................................................................. 40
Stof plaatsen .................................................................................................................................................. 41
Beginnen met naaien ..................................................................................................................................... 42
Naaiwerk verstevigen .....................................................................................................................................44
Draad afknippen ............................................................................................................................................. 46
Automatisch achteruitsteken/verstevigingssteken naaien ..............................................................................46
Draadspanning aanpassen ............................................................................................................................ 47
Nuttige naaitips .................................................................................................................48
Proefnaaien .................................................................................................................................................... 48
6
Van naairichting veranderen .......................................................................................................................... 48
Rondingen naaien .......................................................................................................................................... 48
Dikke stoffen naaien ....................................................................................................................................... 48
Dunne stoffen naaien ..................................................................................................................................... 49
Stretchstoffen naaien ..................................................................................................................................... 49
Onderdraad naar boven halen ....................................................................................................................... 50
3. NAAISTEKEN .................................................................................................51
Overhandse steken naaien .................................................................................................51
Overhandse steken naaien met zigzagvoet “J” .............................................................................................. 52
Overhandse steken naaien met overhandse steekvoet “G” ........................................................................... 52
Basissteken ........................................................................................................................ 53
Blindzoomsteken naaien ....................................................................................................54
Knoopsgatsteken naaien ....................................................................................................56
Knopen aanzetten .......................................................................................................................................... 59
Rits inzetten ...................................................................................................................... 62
Een rits inzetten in het midden ....................................................................................................................... 62
Zijrits inzetten ................................................................................................................................................. 63
Stretchstoffen naaien en elastiek bevestigen ......................................................................66
Stretchstof naaien .......................................................................................................................................... 66
Elastiek inzetten ............................................................................................................................................. 66
Applicatie-, patchwork- en quiltsteken .............................................................................. 68
Applicatiesteken naaien ................................................................................................................................. 68
Patchworksteken (voor fantasiequilt) ............................................................................................................. 69
Fagotsteken ................................................................................................................................................... 69
Vrij quilten ...................................................................................................................................................... 70
Verstevigingssteken naaien ................................................................................................72
Drievoudige stretchsteken naaien .................................................................................................................. 72
Trenssteek ..................................................................................................................................................... 73
Werken met de zijsnijder (optioneel) .............................................................................................................. 75
4. BIJLAGE ........................................................................................................79
Steekinstellingen ................................................................................................................ 79
Naaisteken ..................................................................................................................................................... 79
Onderhoud ........................................................................................................................81
Buitenkant van de machine reinigen .............................................................................................................. 81
Grijper reinigen ............................................................................................................................................... 81
Steekplaat verwijderen ................................................................................................................................... 82
Probleemoplossing ............................................................................................................ 83
Foutmeldingen ...................................................................................................................87
Piepsignaal bij bediening ...................................................................................................88
Index .................................................................................................................................89
7
Inleiding
Gefeliciteerd met de keuze voor dit product. Lees Belangrijke veiligheidsinstructies zorgvuldig en lees vervolgens deze handleiding aandachtig door voordat u de naaimachine in gebruik neemt, zodat u de diverse functies correct kunt uitvoeren. Houd deze handleiding altijd bij de hand zodat u snel iets kunt nazoeken.
Machineonderdelen en hun functie
Machine
a Spoelwinder (pagina 15)
Gebruik de spoelwinder voor het winden van de spoel.
b Klospen (pagina 15, 20)
Plaats een draadklos op de klospen.
c Draadspanningsknop (pagina 47)
Draai de draadspanningsknop om de spanning van de bovendraad aan te passen.
d Draadgeleider en voorspanningsschijf voor
spoelwinden (pagina 15)
Leid de draad onder deze draadgeleider en rond de voorspanningsschijf wanneer u de spoeldraad wilt winden.
e Draadophaalhendel (pagina 23)
Schuif de draad van rechts naar links door de opening in de draadophaalhendel.
f Draadafsnijder (pagina 46)
Leid de draden door de draadafsnijder om ze af te snijden.
g Accessoiretafel (pagina 10, 11, 36)
Berg persvoeten en spoelen op in de accessoiretafel. Verwijder de afneembare accessoiretafel voordat u cilindrische stukken naait.
h Bedieningstoetsen en schuifknop voor
snelheidsregeling (pagina 9)
Met deze knoppen en de schuif bedient u de naaimachine.
i Bedieningspaneel (pagina 10)
Gebruik het bedieningspaneel om steken te selecteren en voor verschillende andere steekinstellingen.
j Patroonselectieknop (pagina 40)
Met deze knop kiest u het patroon dat u wilt naaien.
k Patroonvenster
In dit venster wordt het gekozen steekpatroon weergegeven en de letter die aangeeft welke persvoet moet worden gebruikt.
l Handwiel
Draai het handwiel naar u toe om één steek te naaien of de naald omhoog of omlaag te zetten.
m Hoofdschakelaar (pagina 14)
Met deze schakelaar zet u de machine aan en uit.
n Voedingsaansluiting (pagina 14)
Steek de stekker van het netsnoer in de voedingsaansluiting.
o Voetpedaalaansluiting (pagina 43)
Steek de stekker aan het eind van de voetpedaalkabel in de voetpedaalaansluiting op de machine.
p Transporteurstandschakelaar (pagina 70)
Met deze schakelaar kunt u de transporteur omlaag zetten.
q Persvoethendel (pagina 20)
Met deze hendel kunt u de persvoet omhoog en omlaag zetten.
r Draadgeleider (pagina 16)
Leid de draad onder deze draadgeleider wanneer u de spoeldraad wilt winden en de machine wilt inrijgen.
s Draadgeleiderdeksel (pagina 16)
Leid de draad onder deze draadgeleider wanneer u de spoeldraad wilt winden en de machine wilt inrijgen.
t Ventilatieopening
Deze opening zorgt voor luchtverversing rond de motor.
u Handvat
Draag de machine aan het handvat wanneer u hem vervoert.
8
Naald- en persvoetgedeelte
a Naaldinrijghendel
Rijg de naald in met de naaldinrijger.
b Knoopsgathendel
Zet de knoopsgathendel omlaag wanneer u knoopsgaten en trenssteken naait.
c Persvoethouder
De persvoet wordt bevestigd op de persvoethouder.
d Persvoethouderschroef
De persvoethouderschroef houdt de persvoethouder op zijn plaats.
e Persvoet
De persvoet oefent druk uit op de stof tijdens het naaien. Bevestig de persvoet die het geschiktst is voor de geselecteerde steek.
f Steekplaatdeksel
Verwijder het steekplaatdeksel en reinig het spoelhuis en de grijper.
g Transporteur
De transporteur voert de stof door.
h Spoel
Begin met naaien zonder de onderdraad naar boven te halen.
i Spoelhuisdeksel
Verwijder het spoelhuisdeksel en plaats de spoel in het spoelhuis.
j Steekplaat
De steekplaat is gemarkeerd om rechte naden te kunnen naaien.
k Draadgeleider aan naaldstang
Leid de bovendraad door de draadgeleider aan de naaldstang.
l Persvoethendel
Met deze hendel kunt u de persvoet omhoog en omlaag zetten.
m Naaldklemschroef
De naaldklemschroef houdt de naald op zijn plaats.
Bedieningstoetsen
Met de bedieningstoetsen kunt u allerlei elementaire machinehandelingen gemakkelijk uitvoeren.
a Start/stoptoets
Druk op de start/stopknop om te starten of stoppen met naaien. Zolang u de knop ingedrukt houdt, naait de machine op lage snelheid. Wanneer u stopt met naaien, wordt de naald omlaag gezet in de stof. Zie “Beginnen met naaien” (pagina 42) voor meer informatie.
b Achteruit/verstevigingssteektoets
Druk op de achteruit/verstevigingssteektoets om steken achteruit te naaien of verstevigingssteken te naaien. U kunt achteruitnaaien door de toets ingedrukt te houden. U kunt verstevigingssteken maken door 3 tot 5 steken over elkaar te naaien. Zie “Naaiwerk verstevigen” (pagina 44) voor meer informatie.
c Naaldstandtoets
U kunt de naald omhoog of omlaag zetten door op de naaldstandtoets te drukken. Wanneer u tweemaal op de toets drukt, maakt u één steek.
d Schuifknop voor snelheidsregeling
Pas de naaisnelheid aan door de schuifknop voor snelheidsregeling naar links of naar rechts te schuiven. Wanneer u de schuifknop voor snelheidsregeling naar links schuift, wordt de naaisnelheid lager. Wanneer u de knop naar rechts schuift, wordt de snelheid hoger.
9
Bedieningspaneel
Accessoiretafel
Met het bedieningspaneel, aan de voorkant van de naaimachine, kunt u een steek selecteren en aangeven hoe de steek zal worden genaaid.
a LCD-scherm
Foutmeldingen ( steekbreedte (mm) (
b Steeklengtetoets (pagina 40)
Hiermee kunt u de lengte van de steek aanpassen. (Druk op – voor een kleinere steeklengte of op + voor een grotere steeklengte.)
c Steekbreedtetoets (pagina 41)
Hiermee kunt u de breedte van de steek aanpassen. (Druk op – voor een kleinere steekbreedte of op + voor een grotere steekbreedte.)
d Automatisch achteruit/verstevigingssteektoets
(pagina 46)
U kunt de naaimachine zo instellen dat automatisch aan het begin en eind van het stiksel achteruit wordt genaaid of verstevigingssteken worden gemaakt.
1), de steeklengte (mm) (2) en de
3) worden hierop weergegeven.
De accessoires worden opgeborgen in de opbergruimte van de accessoiretafel.
Draai het deksel van de accessoiretafel naar u
a
toe om de opbergruimte te openen.
b
a Accessoiretafel b Accessoireruimte
X Het accessoirezakje bevindt zich in de
opbergruimte.
Opmerking
Plaats de accessoires in de zak voordat u deze opbergt in de accessoiretafel. Als u de accessoires niet in de zak plaatst wanneer u deze opbergt in de accessoiretafel, kunnen de accessoires vallen en zoekraken of beschadigen.
a
10
Accessoires
Open de doos en controleer of de volgende accessoires zijn bijgesloten. Neem contact op met uw dealer wanneer een artikel ontbreekt of beschadigd is.
Bijgeleverde accessoires
De doos moet de volgende artikelen bevatten.
Opmerking
De schroef voor de persvoethouder is verkrijgbaar bij uw erkende dealer. (Onderdeelcode: XA4813-051)
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.*
10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17.
18. 19. 20. 21. 22. 23.
* 1 naald 75/11
1 naald 90/14 1 naald 100/16
Nr. Onderdee l Onderdeelcode Nr. Onderdeel Onderdeelcode
1 Knoopsgatenvoet “A” XC2691-033 13 Kloskap (groot) 130012-054 2 Overhandse steekvoet “G” XC3098-031 14 Kloskap (middelgroot) XE1372-001 3 Ritsvoet “I” X59370-021 15 Kloskap (klein) 130013-154
Zigzagvoet “J”
4
(op machine)
5 Blindzoomvoet “R” X56409-051
6 Knoopaanzetvoet “M” 130489-001
7 Tornmesje X54243-051 19 Bedieningshandleiding XE2433-001 8 Spoel (4) SFB (XA5539-151) 20 Beknopte bedieningsgids XE2429-001
9 Naaldsetje XC8834-021 21 Accessoirezakje XC4487-021 10 Tweelingnaald X59296-121 22 11 Schoonmaakborsteltje X59476-021 23 Overtrek XC1103-022 12 Schroevendraaier (groot) XC8349-021
XC3021-051
16 Extra klospen XE2241-001 17 Klosnetje XA5523-020
XD0501-021
18 Voetpedaal
Schijfvormige schroevendraaier
(EU-landen)
XC8816-021
(andere gebieden)
XC1074-051
11
Optionele accessoires
De volgende accessoires zijn optioneel verkrijgbaar.
1. 2. 3.
4. 5. 6. 7.
8. 9. 10. 11.
Nr. Onderdeel Onderdeelcode Nr. Onderdeel Onderdeelcode
1 Zijsnijder
2 Quiltgeleider
3 Brede tafel
4 Boventransportvoet
5 Quiltvoet
6 Instelbare rits/galonvoet
F054 (XC3879-002)
F016N (XC2215-002)
WT8 (XE2472-001)
F033N (XC2214-002)
F005N (XC1948-002)
F036N (XC1970-002)
7 Glijvoet
8 Open voet
9 Steekgeleidervoet “P”
10 1/4-inch-quiltvoet
1/4-inch-quiltvoet met
11
geleider
F007N (XC1949-002)
F027N (XC1964-002)
F035N (XC1969-002)
F001N (XC1944-052)
F057 (XC7416-252)
Memo
Neem contact op met de dichtstbijzijnde erkende dealer wanneer u optionele accessoires of onderdelenwilt bestellen.
Alle specificaties zijn correct ten tijde van het drukken van de handleiding. De onderdeelcodes kunnen zonder kennisgeving worden gewijzigd.
Bezoek uw Brother-dealer als u een complete lijst wilt van de optionele accessoires die verkrijgbaar zijn voor uw machine.
12
1 VOORBEREIDINGEN
De machine aan- en uitzetten
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de machine aan- en uitzet.
Voorzorgsmaatregelen stroomvoorziening
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht voor de stroomvoorziening.
WAARSCHUWING
Gebruik uitsluitend gewone huishoudaansluitingen als elektriciteitsbron. Als u een andere
stroomvoorziening gebruikt, kunt u brand, een elektrische schok of schade aan de machine veroorzaken.
Controleer dat de stekkers op het netsnoer stevig in het stopcontact en de voedingsaansluiting
op de machine zitten.
Steek de stekker van het netsnoer niet in een defect stopcontact.
Zet in de volgende gevallen de hoofdschakelaar uit en haal de stekker uit het stopcontact:
• Wanneer u de machine onbeheerd achterlaat
• Wanneer u klaar bent met werken
• Wanneer de stroom uitvalt tijdens het gebruik
• Wanneer het apparaat niet goed functioneert vanwege een slechte aansluiting of loskoppeling
• Tijdens onweer
1
VOORZICHTIG
Gebruik uitsluitend het netsnoer dat wordt geleverd bij deze machine.
Gebruik geen verlengsnoeren of stekkerdozen waarop veel andere apparaten zijn
aangesloten. Dit kan leiden tot brand of een elektrische schok.
Raak de stekker niet met natte handen aan. U kunt dan een elektrische schok krijgen.
Zet altijd eerst de hoofdschakelaar uit voordat u de stekker uit het stopcontact haalt. Pak
altijd de stekker vast om deze uit het stopcontact te halen. Wanneer u aan het snoer trekt, kan dit beschadigd raken, met brand of een elektrische schok als gevolg.
Zorg dat het snoer niet wordt ingesneden, beschadigd raakt, stevig wordt gebogen, gedraaid
of samengeperst wordt en er niet aan wordt getrokken. Plaats geen zware voorwerpen op het snoer. Bescherm het snoer tegen hitte. Hierdoor zou het snoer kunnen beschadigd kunnen raken en brand of een elektrische schok kunnen veroorzaken. Als het netsnoer of de stekker beschadigd zijn, brengt u de machine voor reparatie naar de dichtstbijzijnde erkende dealer voordat u de machine weer gebruikt.
Haal de stekker uit het stopcontact wanneer u de machine langere tijd niet gebruikt. Anders kan er brand ontstaan.
13
VOORBEREIDINGEN —————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————
De machine aanzetten
Pak het meegeleverde netsnoer uit.
Controleer of de naaimachine is uitgeschakeld
a
(hoofdschakelaar op “ ”) en steek de stekker van het netsnoer in de voedingsaansluiting rechts op de machine.
Steek de stekker van het netsnoer in een
b
normaal stopcontact.
a Hoofdschakelaar b Elektriciteitssnoer
Druk op de rechterkant van de
c
hoofdschakelaar rechts op de machine (zet de schakelaar op “|”).
De machine uitzetten
Zet de machine uit wanneer u ophoudt met naaien. Zet de machine ook uit wanneer u deze naar een andere plek vervoert.
Controleer of de machine niet bezig is met
a
naaien.
Druk op de linkerkant van de hoofdschakelaar
b
rechts op de machine (zet de schakelaar op “”).
X De naailamp en het LCD-scherm gaan
uit wanneer u de machine uitzet.
Haal de stekker uit het stopcontact.
c
Pak de stekker vast wanneer u het netsnoer uit het stopcontact haalt.
Haal het netsnoer uit de voedingsaansluiting
d
van de machine.
X De naailamp en het LCD-scherm gaan
branden wanneer u de machine aanzet.
Opmerking
Wanneer tijdens het gebruik van de machine de stroom uitvalt, zet u de naaimachine uit en haalt u de stekker uit het stopcontact. Volg de onderstaande procedure om de machine weer op de juiste manier te starten.
14
Inrijgen van boven- en onderdraad voorbereiden
Spoel winden
Wind de draad om de spoel.
a
b
d
a Haak van de
draadgeleider voor
c
de spoelwinder
b Voorspanningsschijf c Spoelwinderas d Spoel
VOORZICHTIG
Gebruik uitsluitend de spoel (onderdeelcode: SFB (XA5539-151)) die speciaal voor deze naaimachine is ontworpen. Het gebruik van een andere spoel kan letsel tot gevolg hebben of schade aan de machine veroorzaken.
De bijgeleverde spoel is speciaal voor deze naaimachine ontworpen. Als u spoelen van andere modellen gebruikt, werkt de machine niet goed. Gebruik alleen de bijgeleverde spoel of spoelen van hetzelfde type (onderdeelcode: SFB (XA5539-151)).
a Dit model
c
ab
b Ander model c 11,5 mm (7/16 inch)
(ware grootte)
1
Zet de machine aan.
a
Plaats de spoel op de spoelwinderas zodat de
b
veer op de as in de inkeping van de spoel past.
a
b
a Inkeping b Veer van de spoelwinderas
Schuif de spoelwinderas naar rechts totdat
c
deze vastklikt.
Draai de klospen omhoog en verwijder de
d
kloskap vervolgens.
a
b
a Klospen b Kloskap
Plaats de draadklos voor de spoel volledig op
e
de klospen.
Schuif de klos zo op de pen dat de klos horizontaal staat en de draad van onder af naar voren afwikkelt.
VOORZICHTIG
Als de klos niet zo is geplaatst dat de draad juist afwikkelt, kan de draad verward raken rond de klospen.
15
VOORBEREIDINGEN —————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————
Schuif de kloskap op de klospen.
f
Schuif de kloskap, met de licht afgeronde kant naar links, zo ver mogelijk naar rechts op de klospen, zodat de klos naar het rechteruiteinde van de klospen wordt geschoven.
Memo
Wanneer u naait met fijn kruiswikkeldraad, gebruikt u de kleine kloskap en laat u enige ruimte tussen de kap en de klos.
c
a
a Kloskap (klein) b Klos (kruiswikkeldraad) c Ruimte
b
Houd de klos in uw rechterhand. Trek met uw
g
linkerhand aan de draad en leid de draad vervolgens onder de draadgeleider.
1
a Draadgeleider
Leid de draad van achteren naar voren onder
h
het draadgeleiderdeksel.
Houd de draad in uw rechterhand en zorg dat de draad niet loshangt. Leid de draad vervolgens met uw linkerhand onder het draadgeleiderdeksel.
Wanneer u draad gebruikt die snel afwikkelt, zoals doorzichtig nylon of metalliek draad, plaatst u het klosnetje over de klos, voordat u de draadklos op de klospen plaatst. Als het klosnetje te lang is, vouwt u het zodat het past op het formaat klos. Als u het klosnetje gebruikt, wordt de spanning van de bovendraad iets hoger. Controleer de draadspanning. Zie “Draadspanning aanpassen” (pagina 47) voor meer informatie.
1
2
3
4
a Klosnetje b Klos c Kloskap d Klospen
a
a Draadgeleiderdeksel
Trek de draad naar rechts, leid deze onder de
i
haak van de draadgeleider voor de spoelwinder en wind de draad vervolgens tegen de klok in tussen de schijven, terwijl u de draad zo ver mogelijk trekt.
a Haak van de draadgeleider voor de
spoelwinder
b Voorspanningsschijf
16
Houd met uw linkerhand de draad vast die u
j
onder de draadgeleider voor de spoelwinder hebt geleid en wind met uw rechterhand het uiteinde van de draad vijf à zes maal met de klok mee om de spoel.
Druk eenmaal op (start/stoptoets).
m
X De spoel begint te draaien en de draad
wordt om de spoel gewonden.
1
Leid het uiteinde van de draad door de sleuf in
k
de spoelwinderbasis. Trek de draad vervolgens naar rechts om deze af te snijden.
a
a Sleuf in spoelwinderbasis (met ingebouwde
snijder)
X De draad wordt op een geschikte lengte
afgesneden.
VOORZICHTIG
Zorg dat u de draad afknipt zoals aangegeven. Wanneer u de spoel windt zonder de draad af te snijden met de snijder die is ingebouwd in de sleuf in de spoelwinderbasis, wordt de spoel mogelijk niet goed gewonden. Bovendien kan de draad kan de draad verward raken in de spoel of kan de naald verbuigen of breken wanneer de spoeldraad bijna opraakt.
Schuif de schuifknop voor snelheidsregeling
l
naar rechts om de spoelwindsnelheid te verhogen en naar links om de snelheid te verlagen.
a Start/stoptoets
Wanneer het winden van de spoel trager gaat,
n
drukt u eenmaal op (start/stoptoets) om de machine te stoppen.
VOORZICHTIG
Wanneer het winden van de spoel trager gaat, stopt u de machine. Anders raakt de naaimachine mogelijk beschadigd.
Knip de draad af, schuif de spoelwinderas
o
naar links en verwijder vervolgens de spoel van de as.
Memo
Wanneer u de naaimachine start of het handwiel draait nadat het draad om de spoel is gewonden, maakt de machine een klikkend geluid. Dit duidt niet op een storing.
Wanneer de spoelwinderas naar rechts staat, kan de naald niet bewegen (naaien is niet mogelijk).
a Schuifknop voor snelheidsregeling
17
VOORBEREIDINGEN —————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————
Zet de naaimachine uit (op “ ”).
Spoel plaatsen
Plaats de spoel met opgewonden draad.
b
VOORZICHTIG
Gebruik een spoel die op de juiste manier is gewonden, anders kan de naald breken of is de draadspanning mogelijk onjuist.
De spoel is speciaal voor deze naaimachine ontworpen. Als u spoelen van andere modellen gebruikt, werkt de machine niet goed. Gebruik alleen de bijgeleverde spoel of spoelen van hetzelfde type (onderdeelcode: SFB (XA5539-151)).
c
Schuif de grendel aan de rechterkant van het
c
spoelhuisdeksel naar rechts en verwijder het spoelhuisdeksel.
ab
a Spoelhuisdeksel b Grendel
Plaats de spoel met uw rechterhand zodat de
d
draad aan de linkerkant afwindt en trek de draad vervolgens met uw linkerhand stevig onder het lipje.
ab
a Dit model b Ander model c 11,5 mm (7/16 inch) (ware grootte)
Zet de machine uit voordat u de spoel plaatst of de naald verwisselt. Anders kunt u letsel oplopen wanneer u per ongeluk op de start/ stoptoets drukt en de machine begint te naaien.
Druk eenmaal of tweemaal op
a
(naaldstandtoets) om de naald omhoog te zetten en zet vervolgens de persvoethendel omhoog.
a Naaldstandtoets
a
a Lipje
VOORZICHTIG
Houd de spoel omlaag met uw vinger en plaats de spoel zo dat de draad in de juiste richting afwindt. Anders kan de naald breken of is de draadspanning mogelijk onjuist.
18
Houd de spoel losjes vast met uw rechterhand
e
en leid de draad door de sleuf. Trek de draad vervolgens naar u toe om deze met de snijder af te snijden.
a
b
Bevestig het spoelhuisdeksel weer op zijn
f
plaats.
Plaats het lipje in de linkerbenedenhoek van het spoelhuisdeksel (A) en druk op de rechterkant (B).
B
AA
1
a Sleuf b Draadafsnijder
X De draadafsnijder knipt de draad af.
• Controleer of de draad juist door de platte veer van het spoelhuis is geleid. Wanneer dit niet het geval is, plaatst u de spoel opnieuw.
a
a Platte veer
Memo
Markeringen rond het steekplaatdeksel geven de richting aan voor het doorvoeren van de draad. Zorg dat u de draad inrijgt zoals aangegeven.
Memo
U kunt beginnen met naaien zonder de onderdraad naar boven te halen. Wanneer u de onderdraad naar boven wilt halen voordat u gaat naaien, rijgt u de machine eerst in volgt u de procedure in “Onderdraad naar boven halen” (pagina 50).
19
VOORBEREIDINGEN —————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————
Bovendraad inrijgen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de klos voor de bovendraad plaatst in de machine en hoe u de draad in de naald steekt.
a Klospen
a
b
b Markering op handwiel
VOORZICHTIG
Volg bij het inrijgen van de machine zorgvuldig de instructies op. Als de bovendraad onjuist wordt ingeregen, kan de draad verward raken en kan de naald verbuigen of breken.
U kunt de naaldinrijger gebruiken met naaimachinenaalden 75/11 t/m 100/16.
Gebruik de juiste combinatie van draad en naald. Zie “Soorten naalden en toepassingen” (pagina 28)
voor meer informatie over juiste combinaties van draad en naald.
Voor draden met een dikte van 130/20 of dikker kunt u de naaldinrijger niet gebruiken.
U kunt de naaldinrijger niet gebruiken met de platte naald of de tweelingnaald.
Zie “Naald handmatig inrijgen” (pagina 24) als de naaldinrijger niet kan worden gebruikt.
Zet de machine aan.
a
Zet de persvoethendel omhoog.
b
a
a Persvoethendel
VOORZICHTIG
Als de persvoet niet omhoog staat, kunt u de machine niet goed inrijgen.
20
Druk eenmaal of tweemaal op
c
(naaldstandtoets) om de naald omhoog te zetten.
a Naaldstandtoets
• Als de naald niet juist omhoog staat, kunt u de machine niet inrijgen. Controleer of de markering op het handwiel omhoog staat, zoals aangegeven in de onderstaande afbeelding. Als het handwiel niet in deze stand staat, zet u de naald omhoog door op de naaldstandtoets te drukken voordat u verder gaat met de procedure.
Plaats de klos voor de bovendraad volledig op
e
de klospen.
Schuif de klos zo op de pen dat de klos horizontaal staat en de draad van onder af naar voren afwikkelt.
VOORZICHTIG
Als de klos niet zo is geplaatst dat de draad juist afwikkelt, kan de draad verward raken rond de klospen en kan de draad of naald breken.
Als de gebruikte kloskap kleiner is dan de klos, kan de draad blijven hangen, bijvoorbeeld in de inkeping in de klos, of kan de naald breken.
1
a
a Markering op handwiel
Draai de klospen omhoog en verwijder de
d
kloskap vervolgens.
a
b
a Klospen b Kloskap
21
VOORBEREIDINGEN —————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————
Schuif de kloskap op de klospen.
f
Memo
Wanneer u naait met fijn kruiswikkeldraad, gebruikt u de kleine kloskap en laat u enige ruimte tussen de kap en de klos.
c
a
a Kloskap (klein) b Klos (kruiswikkeldraad) c Ruimte
Wanneer u draad gebruikt die snel afwikkelt, zoals doorzichtig nylon of metalliek draad, plaatst u het klosnetje over de klos, voordat u de draadklos op de klospen plaatst. Als het klosnetje te lang is, vouwt u het zodat het past op het formaat klos. Als u het klosnetje gebruikt, wordt de spanning van de bovendraad iets hoger. Controleer de draadspanning. Zie “Draadspanning aanpassen” (pagina 47) voor meer informatie.
1
b
2
Houd de klos in uw rechterhand. Trek met uw
g
linkerhand aan de draad en leid de draad vervolgens onder de draadgeleider.
1
a Draadgeleider
Leid de draad van achteren naar voren onder
h
het draadgeleiderdeksel. Houd de draad in uw rechterhand en zorg dat de draad niet loshangt. Leid de draad vervolgens met uw linkerhand onder het draadgeleiderdeksel.
a
a Draadgeleiderdeksel
Rijg de machine in door de draad te leiden
i
zoals de cijfers op de machine aangeven.
22
3
4
a Klosnetje b Klos c Kloskap d Klospen
Schuif de draad van rechts naar links in de
j
draadophaalhendel.
a
a Draadophaalhendel
Memo
U kunt de draadophaalhendel niet inrijgen als de naald niet omhoog staat. Druk op de naaldstandtoets om de naald omhoog te zetten voordat u de draadophaalhendel inrijgt.
Leid de draad achter de draadgeleider aan de
k
naaldstang.
U leidt de draad gemakkelijk achter de draadgeleider aan de naaldstang door de draad in uw linkerhand vast te houden en van rechts naar links in de geleider te trekken.
Haak de draad in de geleider terwijl u de
m
naaldinrijghendel omlaag zet.
a Naaldinrijghendel b Draad c Geleider
Zorgt dat de draad achter de haak blijft steken
n
(zie afbeelding).
1
a
a Draadgeleider aan naaldstang
Breng de persvoethendel omlaag.
l
a
a Persvoethendel
a
a Naaldinrijghendel
Zet de naaldinrijghendel omhoog en trek aan
o
het uiteinde van de draad, die door het oog van de naald is geleid.
VOORZICHTIG
Trek niet te hard aan de draad aangezien hierdoor de naald kan verbuigen.
23
VOORBEREIDINGEN —————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————
Zet de persvoethendel omhoog. Leid het
p
uiteinde van de draad door de persvoet en trek ongeveer 5 cm (2 inch) draad naar de achterkant van de machine.
a
a 5 cm (2 inch)
X Het inrijgen van de bovendraad is
hiermee voltooid.
Naald handmatig inrijgen
Als de naaldinrijger niet kan worden gebruikt, rijgt u de naald zoals hieronder wordt beschreven.
Leid de draad achter de draadgeleider aan de
a
naaldstang, zoals wordt beschreven in stap tot en met zet vervolgens de persvoethendel omlaag.
k van “Bovendraad inrijgen”, en
a
Zet de persvoethendel omhoog.
d
a
a Persvoethendel
Leid het uiteinde van de draad door de
e
persvoet en trek ongeveer 5 cm (2 inch) draad naar de achterkant van de machine.
a
a 5 cm (2 inch)
Zet de machine uit.
b
VOORZICHTIG
Zet de naaimachine uit, anders kunt u letsel oplopen wanneer u per ongeluk drukt op de start/stoptoets en de machine begint te naaien.
Leid de draad met de hand van voren naar
c
achteren door het oog van de naald.
24
Werken met de tweelingnaald
Met de tweelingnaald kunt u twee parallelle lijnen van dezelfde steek naaien met twee verschillende draden. Beide bovendraden moeten van dezelfde dikte en kwaliteit zijn. Gebruik de tweelingnaald en de extra klospen. Zie “Steekinstellingen” (pagina 79) voor meer informatie over steken die u kunt naaien met de tweelingnaald.
ab
a Tweelingnaald b Extra klospen
VOORZICHTIG
Gebruik uitsluitend de tweelingnaald (onderdeelcode: X59296-121). Wanneer u een andere naald gebruikt, kan de naald breken of kan de machine beschadigd raken.
Gebruik nooit verbogen naalden. Verbogen naalden kunnen gemakkelijk breken, wat letsel kan veroorzaken.
Met de tweelingnaald kunt u de naaldinrijger niet gebruiken. Wanneer u de naaldinrijger gebruikt met de tweelingnaald, kan de naaimachine beschadigd raken.
Selecteer een steekbreedte van 5,0 mm (3/16 inch) of minder. Anders kan de naald breken of de machine beschadigd raken.
Nadat u de steekbreedte hebt aangepast, draait u het handwiel langzaam naar u toe (tegen de klok in) om te controleren of de naald de persvoet niet raakt. Als de naald de persvoet raakt, kan de naald verbuigen of breken.
Rijg de bovendraad handmatig door het oog
c
van de linkernaald.
Leid de draad van voren naar achteren door het oog van de naald.
Plaats de extra klospen op het uiteinde van de
d
spoelwinderas.
a Spoelwinderas b Extra klospen c Draadklos
Plaats de draadklos en rijg de bovendraad in.
e
Memo
Plaats de draadklos zo dat de draad vanaf de voorkant van de klos afwikkelt.
Rijg de bovendraad voor de rechterkant op
f
dezelfde manier in als de bovendraad voor de linkerkant is ingeregen.
1
1
Plaats de tweelingnaald.
a
• Zie “Naald verwisselen” (pagina 29) voor meer informatie over het plaatsen van een naald.
Rijg de bovendraad voor de linkernaald in.
b
• Zie stap inrijgen” (pagina 20) voor meer informatie.
a tot en met j van “Bovendraad
a Draadgeleiderdeksel
•Zie stap a tot en met j van “Bovendraad
inrijgen” (pagina 20) voor meer informatie.
25
VOORBEREIDINGEN —————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————————
Rijg de rechternaald handmatig in zonder de
g
draad door de draadgeleider op de naaldstang te leiden.
Leid de draad van voren naar achteren door het oog van de naald.
Bevestig zigzagvoet “J”.
h
• Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 31) voor meer informatie over het verwisselen van de persvoet.
VOORZICHTIG
Wanneer u de tweelingnaald gebruikt, moet u zigzagvoet “J” bevestigen. Anders kan de naald breken of de machine beschadigd raken.
Begin met naaien.
k
• Zie “Beginnen met naaien” (pagina 42) voor meer informatie over het beginnen met naaien.
X Twee rijen steken worden parallel naast
elkaar gemaakt.
Opmerking
Als u de tweelingnaald gebruikt, kunnen de
steken te dicht op elkaar zitten, afhankelijk van de soort draad en stof die u gebruikt. Vergroot de steeklengte in dat geval. Zie “Steeklengte en -breedte aanpassen” (pagina 40) voor meer informatie over het aanpassen van de steeklengte.
Zet de machine aan.
i
X Het LCD-display gaat aan.
Selecteer een steek.
j
• Zie “Steek selecteren” (pagina 40) voor meer informatie over het selecteren van steken.
• Zie “Steekinstellingen” (pagina 79) voor meer informatie over steken die u kunt naaien met de tweelingnaald.
VOORZICHTIG
Druk voor het wijzigen van de naairichting op (naaldstandtoets) om de naald omhoog te
halen uit de stof. Haal vervolgens de persvoethendel omhoog en draai de stof. Anders kan de naald breken of de machine beschadigen.
Draai de stof niet terwijl de tweelingnaald
omlaag staat in de stof. De naald kan dan breken of de machine kan beschadigd raken.
26
Naald wisselen
In dit gedeelte wordt informatie gegeven over naaimachinenaalden.
Voorzorgsmaatregelen naalden
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het omgaan met naalden. Wanneer u deze voorzorgsmaatregelen niet opvolgt, kan dit ernstige gevolgen hebben, bijvoorbeeld wanneer een naald breekt en stukjes ervan wegspringen. Lees de onderstaande instructies zorgvuldig en volg deze op.
VOORZICHTIG
Gebruik uitsluitend naalden voor huishoudnaaimachines. Wanneer u een andere naald gebruikt, kan de naald breken of kan de machine beschadigd raken.
Gebruik nooit verbogen naalden. Verbogen naalden kunnen gemakkelijk breken, wat letsel kan veroorzaken.
1
27
Loading...
+ 67 hidden pages