Brother Innov-is 100 User's Guide

Page 1
Bedieningshandleiding
Naaimachine
Productcode: 885-U26
VOORBEREIDINGEN
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN
NAAISTEKEN
BIJLAGE
Lees dit document voordat u de machine gebruikt. Houd dit document bij de hand, zodat u het kunt raadplegen.
Page 2
Page 3
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
Lees deze veiligheidsinstructies alvorens u de machine gebruikt.
GEVAAR - Beperk het risico van een elektrische schok:
1 Trek altijd de stekker uit het stopcontact onmiddellijk na gebruik, wanneer u de machine reinigt,
wanneer u onderhoud verricht volgens de aanwijzingen in deze handleiding of wanneer u de machine onbeheerd achterlaat.
WAARSCHUWING - Verklein de kans op
brandwonden, brand, elektrische schok of letsel:
2Neem altijd de stekker uit het stopcontact wanneer u servicehandelingen verricht die u als
gebruiker volgens de Gebruiksaanwijzing moet uitvoeren:
• Als u de stekker uit het stopcontact wilt halen, zet u eerst de hoofdschakelaar op “O” (uit). Vervolgens pakt u de stekker vast en trekt u deze uit het stopcontact. Trek niet aan het snoer.
• Sluit de machine rechtstreeks op een wandstopcontact aan. Gebruik geen verlengsnoeren.
• Haal altijd de stekker uit het stopcontact bij een stroomstoring.
3 Gebruik nooit de machine als een snoer of stekker beschadigd is, als de machine niet goed
werkt, als de machine is gevallen of beschadigd, of als er water op is gemorst. Breng de machine naar de dichtstbijzijnde erkende dealer of een servicecentrum voor onderzoek, reparatie, elektrische of mechanische aanpassingen.
• Gebruik de machine niet meer en haal direct het netsnoer uit het stopcontact als u iets ongebruikelijks opvalt, een geur, hitte, verkleuring of vervorming terwijl de machine wordt gebruikt of is opgeborgen.
• Wanneer u de naaimachine vervoert, draagt u deze aan het handvat. Wanneer u de naaimachine optilt aan een ander onderdeel dan het handvat, kan de machine beschadigen of vallen. En dit kan letsel veroorzaken.
• Wanneer u de naaimachine optilt, mag u geen plotselinge of onvoorzichtige bewegingen maken. U kunt dan letsel oplopen aan uw rug of knieën.
4 Houd altijd uw werkoppervlak vrij:
• Gebruik de machine niet met geblokkeerde ventilatieopeningen. Houd de ventilatiegaten van de machine en het voetpedaal vrij van stof, pluisjes en stukken stof.
• Plaats geen voorwerpen op het voetpedaal.
• Gebruik geen verlengsnoeren. Sluit de machine rechtstreeks op een wandstopcontact aan.
• Zorg dat er nooitiets in een opening valt, steek geen voorwerpen in eenopening.
• Gebruik de machine niet wanneer spuitbussen worden gebruikt of zuurstof wordt toegediend.
• Gebruik de machine niet in de buurt van een warmtebron, zoals fornuis of strijkijzer. Anders kan de machine, het netsnoer of het kledingstuk in brand vliegen, met brand of elektrische schok als gevolg.
• Plaats deze machine niet op een wankel of scheef oppervlak. Dan kan de machine vallen, en dit kan letsel veroorzaken.
1
Page 4
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
5 Wees vooral voorzichtig tijdens het naaien:
• Let altijd goed op de naald. Gebruik geen verbogen of gebroken naalden.
• Blijf met uw vingers uit de buurt van alle bewegende onderdelen. Let vooral op bij de naald.
• Zet de hoofdschakelaar op “O” (uit) als u iets wilt aanpassen in de buurt van de naald.
• Gebruik geen beschadigde of onjuiste steekplaat. Daardoor kan de naald breken.
• Trek niet aan of duw niet tegen de stof tijdens het naaien. Volg zorgvuldig de aanwijzingen wanneer u naait uit de vrije hand, zodat u de naald niet buigt waardoor hij kan breken.
6 Deze machine is geen speelgoed:
• Let goed op wanneer de machine wordt gebruikt door of in de buurt van kinderen.
• Houd de plastic zak waarin de naaimachine werd geleverd buiten bereik van kinderen, of gooi de zak weg. Laat nooit kinderen met de zak spelen. Ze zouden hierin kunnen stikken.
• Gebruik de machine niet buiten.
7 Voor een langere levensduur:
• Zet de machine niet weg op een plaats met direct zonlicht of een hoge vochtigheidsgraad. Gebruik of plaats de machine niet in de buurt van een verwarming, strijkijzer, halogeenlamp of andere warme voorwerpen.
• Gebruik voor het reinigen van de behuizing alleen neutrale zeep of reinigingsmiddelen. Benzeen, thinner en schuurmiddelen kunnen de behuizing en de machine beschadigen en mogen nooit worden gebruikt.
• Raadpleeg altijd de bedieningshandleiding wanneer u onderdelen, de persvoet, de naald of andere delen gaat verwisselen of installeren.
8 Voor reparatie of bijstelling:
• Als de verlichtingsunit (LED) is beschadigd, moet u deze laten vervangen door een erkende dealer.
• Als de machine een defect vertoont of moet worden afgesteld, controleert u eerst aan de hand van het overzicht voor probleemoplossing achter in de bedieningshandleiding of u de afstelling zelf kunt uitvoeren. Als u het probleem niet kunt verhelpen, raadpleegt u uw plaatselijke erkende Brother-dealer.
Gebruik deze machine alleen voor de bestemde doeleinden, zoals beschreven in deze handleiding. Gebruik door de fabrikant aanbevolen accessoires zoals beschreven in deze handleiding. De inhoud van deze handleiding en de specificaties van dit product kunnen zonder kennisgeving worden gewijzigd. Meer productinformatie vindt u op onze website www.brother.com
BEWAAR DEZE INSTRUCTIES
Deze machine is bedoeld voor huishoudelijk gebruik.
2
Page 5
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Dit apparaat is niet bedoeld voor gebruik door personen (kinderen inbegrepen) met beperkte lichamelijke, zintuiglijke of geestelijk vermogens, tenzij onder toezicht of met instructies over het gebruik van het apparaat door degene die verantwoordelijk is voor hun veiligheid. Let goed op dat kinderen niet met het apparaat spelen.
Dit apparaat kan gebruikt worden door kinderen vanaf 8 jaar en personen met verminderde fysieke, zintuiglijke of mentale capaciteiten of gebrek aan ervaring en kennis als zij toezicht of instructies krijgen omtrent het veilige gebruik van het apparaat en als zij de mogelijke gevaren begrijpen. Kinderen mogen niet met het apparaat spelen. Reiniging en onderhoud mag niet zonder toezicht uitgevoerd worden door kinderen.
ALLEEN VOOR GEBRUIKERS IN GROOT-BRITTANNIË, IERLAND,
MALTA EN CYPRUS
BELANGRIJK
• Wanneer u de stekkerstop vervangt, moet u een door ASTA voor BS 1362 goedgekeurde stop
gebruiken, met het -merk, met de sterkte die op de stekker is aangegeven.
• Plaats altijd de afdekking van de zekering terug. Gebruik nooit stekkers waarvan de zekering niet is afgedekt.
• Als het beschikbare stopcontact niet geschikt is voor de stekker die wordt geleverd bij deze apparatuur, moet u contact opnemen met uw erkende dealer om het juiste snoer te verkrijgen.
3
Page 6
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Inhoudsopgave
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES .........................................................................1
Inleiding ..............................................................................................................................7
Functies van de naaimachine............................................................................................... 7
Accessoires.......................................................................................................................... 8
Bijgeleverde accessoires.................................................................................................................................... 8
Optionele accessoires .......................................................................................................................................9
Machineonderdelen en hun functie................................................................................... 10
Vooraanzicht .................................................................................................................................................. 10
Naald- en persvoetgedeelte............................................................................................................................. 11
Rechterkant/achteraanzicht ............................................................................................................................. 11
Bedieningstoetsen ...........................................................................................................................................12
Bedieningspaneel............................................................................................................................................ 13
VOORBEREIDINGEN 15
De machine aan- en uitzetten ...........................................................................................16
Voorzorgsmaatregelen stroomvoorziening ...................................................................................................... 16
De machine aanzetten ....................................................................................................................................17
De machine uitzetten...................................................................................................................................... 17
Uitleg van de LCD-schermen.............................................................................................18
Functiemodi ......................................................................................................................19
De helderheid van het LCD-display aanpassen ............................................................................................... 20
De schermtaal wijzigen............................................................................................................................................ 20
Spoel winden/plaatsen ...................................................................................................... 21
Voorzorgsmaatregelen spoel ........................................................................................................................... 21
Spoel winden .................................................................................................................................................. 21
Spoel plaatsen................................................................................................................................................. 25
Bovendraad inrijgen .........................................................................................................27
Bovendraad inrijgen........................................................................................................................................ 27
Naald inrijgen ................................................................................................................................................. 30
Naald handmatig inrijgen (zonder de naaldinrijger te gebruiken) ....................................................................32
Onderdraad naar boven halen ........................................................................................................................ 32
Naald wisselen ..................................................................................................................34
Voorzorgsmaatregelen naalden .......................................................................................................................34
Soorten naalden en toepassingen ....................................................................................................................35
Naald controleren ........................................................................................................................................... 36
Naald verwisselen........................................................................................................................................... 36
Persvoet verwisselen .........................................................................................................38
Voorzorgsmaatregelen persvoet ...................................................................................................................... 38
Persvoet verwisselen .......................................................................................................................................38
Persvoetdruk aanpassen ..................................................................................................................................40
De persvoethouder verwijderen ......................................................................................................................40
Werken met de optionele boventransportvoet .................................................................................................41
Cilindrische stukken naaien ............................................................................................................................ 42
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN 43
Naaien............................................................................................................................... 44
Algemene procedure voor het naaien..............................................................................................................44
Stof plaatsen....................................................................................................................................................45
Beginnen met naaien ...................................................................................................................................... 46
Naaiwerk verstevigen...................................................................................................................................... 48
Draad afknippen .............................................................................................................................................49
Draadspanning aanpassen ................................................................................................. 51
De spanning van de bovendraad aanpassen.................................................................................................... 51
4
Page 7
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
De steeklengte en steekbreedte aanpassen ........................................................................52
Steekbreedte aanpassen .................................................................................................................................. 52
Steeklengte aanpassen.....................................................................................................................................53
Nuttige functies.................................................................................................................54
Automatisch achteruit/verstevigingssteken naaien ...........................................................................................54
Draad automatisch knippen ............................................................................................................................54
Naaldstopstand wijzigen ................................................................................................................................. 55
Vaak gebruikte steekinstellingen opslaan ........................................................................................................ 55
Nuttige naaitips ................................................................................................................. 57
Proefnaaien..................................................................................................................................................... 57
Van naairichting veranderen .................................................................................................................................... 57
Rondingen naaien ........................................................................................................................................... 57
Dikke stoffen naaien ....................................................................................................................................... 58
Dunne stoffen naaien ...................................................................................................................................... 58
Stretchstoffen naaien .......................................................................................................................................58
Evenwijdige marge naaien .............................................................................................................................. 59
Klittenband naaien ..........................................................................................................................................59
NAAISTEKEN 61
Steken selecteren...............................................................................................................62
Een steek selecteren ........................................................................................................................................62
Overhandse steken ............................................................................................................63
Overhandse steken naaien met overhandse steekvoet “G” .............................................................................. 63
Overhandse steken naaien met zigzagvoet “J”................................................................................................. 64
Overhandse steken naaien met de optionele zijsnijder .................................................................................... 65
Basissteken ........................................................................................................................67
Rijgsteken ....................................................................................................................................................... 67
Basissteken......................................................................................................................................................67
Blindzoomsteken naaien.................................................................................................... 69
Knoopsgatsteek..................................................................................................................71
Knoopsgaten naaien........................................................................................................................................ 71
Knopen aanzetten ...........................................................................................................................................75
Rits inzetten ...................................................................................................................... 78
Een rits inzetten in het midden ........................................................................................................................ 78
Zijrits inzetten .................................................................................................................................................79
Stretchstoffen naaien en elastiek bevestigen......................................................................82
Stretchstof naaien............................................................................................................................................ 82
Elastiek inzetten ..............................................................................................................................................82
Applicatie-, patchwork- en quiltsteken..............................................................................84
Applicatiesteken naaien ..................................................................................................................................84
Patchworksteken ( voor fantasiequilt) ..............................................................................................................85
Quilten ........................................................................................................................................................... 85
Vrij quilten...................................................................................................................................................... 86
Satijnsteken naaien met de schuifknop voor snelheidsregeling ........................................................................88
Verstevigingssteken ...........................................................................................................89
Drievoudige stretchsteken naaien.................................................................................................................... 89
Trenssteek ....................................................................................................................................................... 89
Stoppen...........................................................................................................................................................91
Decoratieve steken naaien ................................................................................................93
Fagotsteken ..................................................................................................................................................... 93
Schelpsteek ..................................................................................................................................................... 94
Smocksteken naaien........................................................................................................................................94
Erfstuksteken naaien........................................................................................................................................ 95
BIJLAGE 97
Steekinstellingen................................................................................................................ 98
Naaisteken ...................................................................................................................................................... 98
5
Page 8
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Zorg en onderhoud..........................................................................................................100
Geen olie aanbrengen............................................................................................................................................ 100
De buitenkant van de machine reinigen................................................................................................................. 100
Grijper reinigen............................................................................................................................................. 100
Probleemoplossing .......................................................................................................... 102
Veel voorkomende problemen ......................................................................................................................102
Bovendraad te strak................................................................................................................................................ 102
Draad verstrikt op achterkant van stof ...........................................................................................................103
Onjuiste draadspanning ................................................................................................................................105
De stof is vastgeraakt in de machine en kan niet worden verwijderd ............................................................. 106
Wanneer de draad verstrikt is geraakt onder de spoelwinderbasis .................................................................109
Lijst symptomen ............................................................................................................................................ 111
Foutmeldingen .............................................................................................................................................. 116
Piepsignaal bij bediening ..............................................................................................................................117
Het piepsignaal bij handelingen uitzetten .............................................................................................................. 117
Het bovendeksel bevestigen.......................................................................................................................... 117
Index ................................................................................................................................118
6
Page 9
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Inleiding
Gefeliciteerd met de aanschaf van uw nieuwe naaimachine. Lees de “BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES” (pagina 1) zorgvuldig en bestudeer vervolgens deze handleiding voordat u de naaimachine in gebruik neemt, zodat u de diverse functies correct kunt bedienen. Houd deze handleiding altijd bij de hand zodat u snel iets kunt nazoeken.
Functies van de naaimachine
a Gemakkelijk de bovendraad inrijgen
U kunt de klos aan de voorkant van de naaimachine installeren, zodat u de bovendraad gemakkelijk kunt inrijgen. Bovendien kunt u de naald met een eenvoudige handeling inrijgen (pagina 27).
b Automatisch draadknippen
U kunt de naaimachine zo instellen dat de draden aan het eind van het naaien worden afgesneden (pagina 54).
c Inrijgen van de onderdraad in één handeling
U kunt beginnen met naaien zonder de onderdraad naar boven te halen (pagina 25).
d Spoel eenvoudig winden
U kunt de spoel snel en eenvoudig winden met draad (pagina 21).
e Ingebouwde steken
U kunt kiezen uit de ingebouwde steken, waaronder naaisteken en decoratieve steken.
Inleiding 7
Page 10
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Accessoires
Open de doos en controleer of de volgende accessoires zijn bijgesloten. Neem contact op met uw dealer wanneer een artikel ontbreekt of beschadigd is.
Bijgeleverde accessoires
De doos moet de volgende artikelen bevatten.
Opmerking
z De schroef voor de persvoethouder is verkrijgbaar bij
uw erkende dealer. (Onderdeelcode: 132730-122)
z De accessoirelade met vakjes is verkrijgbaar bij uw
erkende dealer. (Onderdeelcode: XC4489-051)
1.
2. 3.
10.* 11. 12.
19. 20.
13.
4.
5.
14. 15. 16. 17. 18.
21. 22. 23.
6. 7. 8. 9.
*75/11 2 naalden
90/14 2 naalden 90/14 2 naalden: ballpointnaald (goudkleurig)
Onderdeelcode
Nr. Onderdeel
1 Knoopsgatenvoet “A” XC2691-023 14 Kloskap (groot) 130012-024 2 Overhandse steekvoet “G” XE6305-101 3 Monogrammenvoet “N” XD0810-031 4 Ritsvoet “I” X59370-021 16 Kloskap (klein) 130013-124 5
Zigzagvoet “J” (op de machine)
6 Blindzoomvoet “R” XE2650-001
7 Knoopaanzetvoet “M” XE2643-001
8 Tornmesje XZ5082-001 19 Bedieningshandleiding XF5784-001
Spoel x 4
9
(Eén bevindt zich op de
machine.) 10 Naaldsetje X58358-021 21 Doos XC9701-052 11 Schoonmaakborsteltje X59476-021 22 Accessoirezakje XC4487-021
12 Gaatjesponser XZ5051-001 23
13 Schroevendraaier (groot) XC8349-021
Het
Amerikaanse
continent
SA156
Overige
XZ5134-001 17 Klosnetje XA5523-020
SFB
(XA5539-151)
Nr. Onderdeel
Kloskap (middelgroot) (op
15
de machine)
18 Voetpedaal
20 Beknopte bedieningsgids XF5788-001
Schijfvormige schroevendraaier
Onderdeelcode
Het
Amerikaanse
continent
XD0496-221 (EU-gebied)
XC6651-321 (andere
Overige
XE1372-001
gebieden)
XC1074-051
8
Page 11
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Optionele accessoires
Onderstaand vindt u de optionele accessoires die u apart kunt kopen.
1. 2. 3.
4. 5. 6.
8. 9.
Onderdeelcode
Nr. Onderdeel
1 Zijsnijder SA177
2 Quiltgeleider SA132
3 Brede tafel SA551
4 Boventransportvoet SA140
5 Quiltvoet SA129
6 Instelbare rits/galonvoet SA161
Het
Amerikaanse
continent
Overige
F054 (XC3879-152)
F016N (XC2215-052)
WT5 (XC9567-222)
F033N (XC2214-052)
F005N (XC1948-052)
F036N (XC1970-052)
10.
Nr. Onderdeel
7 Non-stickvoet SA114
8 Open voet
9 Steekgeleidervoet “P” SA160
10 1/4 inch quiltvoet SA125
11 1/4 inch quiltvoet met geleider SA185
7.
11.
Onderdeelcode
Het
Amerikaanse
continent
SA186
SA147
Memo
z Wilt u optionele accessoires of onderdelen aanschaffen, neem dan contact op met uw leverancier of
het dichtstbijzijnde erkende servicecentrum.
Overige
F007N (XC1949-052)
F060 (XE1094-101)
F027N (XC1964-052)
F035N (XC1969-052)
F001N (XC1944-052)
F057 (XC7416-252)
Accessoires 9
Page 12
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Machineonderdelen en hun functie
Hieronder worden de diverse onderdelen van de machine en hun functie beschreven. Lees de beschrijvingen zorgvuldig door, zodat u de namen van de onderdelen kent voordat u de machine gaat gebruiken.
Vooraanzicht
a Draadgeleiderplaat
Leid de draad onder de draadgeleiderplaat.
b Draadgeleiderdeksel
Bij het inrijgen van de onderdraad leidt u de draad achter het draadgeleiderdeksel.
c Klospen
Plaats een draadklos op de klospen.
d Draadgeleider en voorspanningsschijf voor
spoelwinden
Leid de draad onder deze draadgeleider en rond de voorspanningsschijf wanneer u de spoeldraad wilt winden.
e Bovendeksel
Open het bovendeksel om de draadklos op de klospen te plaatsen.
f Spoelwinder
Gebruik de spoelwinder voor het winden van de spoel.
g Bedieningspaneel
Gebruik voor steekselectie en diverse steekfuncties. (pagina 13)
h Bedieningstoetsen en schuifknop voor
snelheidsregeling
Met deze knoppen en de schuif bedient u de naaimachine. (pagina 12)
10
i Accessoiretafel met accessoireruimte
Bewaar de persvoet en spoelen in de afneembare accessoireruimte. Verwijder de accessoiretafel voordat u cilindrische stukken gaat naaien.
j Draadafsnijder
Leid de draden door de draadafsnijder om ze af te snijden.
k Naaldinrijghendel
Rijg de naald in met de naaldinrijger.
l Controlevenster draadophaalhendel
Via het venster kunt u de stand van de draadophaalhendel controleren.
m Draadspanningsknop
Draai de draadspanningsknop om de spanning van de bovendraad aan te passen.
Page 13
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Naald- en persvoetgedeelte
a Knoopsgathendel
De knoopsgathendel wordt gebruikt met de éénstapsknoopsgatvoet om knoopsgaten te maken.
b Draadgeleiderschijf
Leid de draad door de draadgeleiderschijf wanneer u de naald inrijgt met de naaldinrijger.
c Draadgeleider aan naaldstang
Leid de bovendraad door de draadgeleider aan de naaldstang.
d Steekplaat
De steekplaat is gemarkeerd om rechte naden te kunnen naaien.
e Steekplaatdeksel
Verwijder het steekplaatdeksel en reinig het spoelhuis en de grijper.
f Spoelhuisdeksel
Open het spoelhuisdeksel om de spoel te plaatsen.
g Transporteurs
De transporteurs voeren de stof in de naairichting.
h Persvoet
De persvoet drukt gelijkmatig op de stof tijdens het naaien. Bevestig de persvoet die het geschiktst is voor de geselecteerde steek.
i Persvoethouder
De persvoet wordt bevestigd op de persvoethouder.
Rechterkant/achteraanzicht
a Persvoetknop
Met de persvoetknop kunt u instellen hoeveel druk de persvoet uitoefent op de stof.
b Handvat
Draag de machine aan het handvat wanneer u hem vervoert.
c Handwiel
Draai het handwiel naar u toe om de naald omhoog of omlaag te zetten. U moet het handwiel naar u toe draaien (tegen de klok in).
d Ventilatieopening
De ventilatieopening zorgt voor luchtverversing rond de motor. Houd de ventilatieopening vrij wanneer u de machine gebruikt.
e Hoofdschakelaar
Met de hoofdschakelaar zet u de machine aan en uit.
f Voetpedaalaansluiting
Steek de stekker aan het eind van de voetpedaalkabel in de voetpedaalaansluiting op de machine.
g Voedingsaansluiting naaimachine
Steek de stekker van het netsnoer in de voedingsaansluiting.
h Transporteurstandschakelaar
Met de transporteurstandschakelaar kunt u de transporteurs omlaag zetten.
i Persvoethendel
Met de persvoethendel zet u de persvoet omhoog of omlaag.
Memo
z Zie pagina 7 t/m 13 terwijl u leert omgaan
met uw machine.
Machineonderdelen en hun functie 11
Page 14
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
VOORZICHTIG
Bedieningstoetsen
Met de bedieningstoetsen kunt u allerlei elementaire machinehandelingen gemakkelijk uitvoeren.
a Start/stoptoets
Druk op de start/stoptoets om te beginnen of stoppen met naaien. Zolang u de knop ingedrukt houdt, gaat de machine op lage snelheid naaien. Wanneer u stopt met naaien, wordt de naald omlaag gezet in de stof. Zie "Beginnen met naaien" (pagina 46) voor meer informatie. De knop licht op in groen, rood of oranje, afhankelijk van de bediening van de naaimachine.
Groen: Wanneer de machine klaar is om te
gaan naaien of wanneer de machine naait
Rood: Wanneer de machine niet klaar is om
te beginnen met naaien
Oranje: Wanneer de spoelopwinderas naar
rechts staat om de onderdraad op de spoel te winden
b Achteruit/verstevigingssteektoets
Druk op de achteruit/verstevigingssteektoets om achteruit of verstevigingssteken te naaien. U kunt achteruitnaaien door de toets ingedrukt te houden. U kunt verstevigingssteken maken door 3 tot 5 steken over elkaar te naaien. Zie "Naaiwerk verstevigen" (pagina 48) voor meer informatie.
c Naaldstandtoets
U kunt de naald omhoog of omlaag zetten door op de naaldstandtoets te drukken. Wanneer u tweemaal op de toets drukt, maakt u één steek.
d Draadkniptoets
Door op de draadkniptoets te drukken nadat u gestopt bent met naaien, snijdt u de boven- en onderdraad af. Zie "Draad afknippen" (pagina 49) voor meer informatie.
e Schuifknop voor snelheidsregeling
Met de schuifknop voor snelheidsregeling past u de naaisnelheid aan.
Druk niet op (draadkniptoets) nadat de draden al zijn afgeknipt. Anders kan de naald breken, kunnen de draden verward raken of kan de machine beschadigd raken.
Opmerking
z Druk niet op (draadkniptoets) als er
geen stof onder de persvoet ligt of wanneer de machine naait. Anders kan de machine beschadigd raken.
z Wanneer u nylondraad, draad die dikker is
dan nr. 30 of andere speciale draden wilt afsnijden, gebruikt u de draadafsnijder aan de zijkant van de machine. Zie "Draad afknippen" (pagina 49) voor meer informatie.
12
Page 15
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Bedieningspaneel
Het bedieningspaneel, rechts op de voorkant van de naaimachine, bestaat uit het LCD-display en toetsen om de diverse naai-instellingen op te geven.
a LCD-display
Instellingen voor de geselecteerde steek en foutmeldingen voor onjuiste handelingen verschijnen op het LCD-scherm. Zie "Uitleg van de LCD-schermen" (pagina 18) voor meer informatie.
b Naaldstopstandtoets
Druk op deze toets om de naaldstopstand aan het eind van het stiksel te schakelen tussen omhoog of omlaag (in de stof).
c Automatisch achteruit/verstevigingssteektoets
Druk op deze toets om te selecteren of automatisch achteruit/verstevigingssteken worden genaaid aan het begin en het eind van het stiksel.
d Automatisch draadkniptoets
Druk op deze toets om te selecteren of de draad automatisch wordt afgeknipt aan het eind van het stiksel.
e Steekbreedtetoetsen
Druk op deze toetsen om de breedte van steken, zoals de zigzagsteek, aan te passen, naast de naaldstand voor rechte steken.
f Steeklengtetoetsen
Druk op deze toetsen om de steeklengte aan te passen. Bovendien kunt u op deze toetsen drukken om instellingen te selecteren voor de functiemodi van de machine.
g Steekselectietoetsen
Druk op een toets om de steek te selecteren die u wilt gebruiken. 30 steken zijn beschikbaar. Bovendien kunt u de vijf steekselectietoetsen in de bovenste rij gebruiken om de machine in de diverse functiemodi te zetten.
h Geheugentoets
Gebruik deze toets samen met de zaktoetsen om instellingen op te slaan.
i Zaktoets 1 en 2
Gebruik deze toetsen samen met de geheugentoets om steekinstellingen (steekpatroon, steekbreedte/ naaldstand, steeklengte, naaldstopstand, automatisch achteruit/verstevigingssteken ingeschakeld of uitgeschakeld en automatisch draadknippen ingeschakeld of uitgeschakeld). Met elk van de zaktoetsen (1 en 2) kan een stel steekinstellingen worden opgeslagen. Bovendien kunt u met deze toetsen de opgeslagen steekinstellingen oproepen.
Machineonderdelen en hun functie 13
Page 16
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
14
Page 17
1 VOORBEREIDINGEN
In dit hoofdstuk wordt beschreven welke voorbereidingen u moet treffen voordat u gaat naaien.
De machine aan- en uitzetten .................................................................................16
Voorzorgsmaatregelen stroomvoorziening.........................................................16
De machine aanzetten .......................................................................................17
De machine uitzetten.........................................................................................17
Uitleg van de LCD-schermen...................................................................................18
Functiemodi ............................................................................................................19
De helderheid van het LCD-display aanpassen...................................................20
De schermtaal wijzigen
Spoel winden/plaatsen ............................................................................................21
Voorzorgsmaatregelen spoel ..............................................................................21
Spoel winden......................................................................................................21
Spoel plaatsen ....................................................................................................25
Bovendraad inrijgen ................................................................................................27
Bovendraad inrijgen ...........................................................................................27
Naald inrijgen ....................................................................................................30
Naald handmatig inrijgen (zonder de naaldinrijger te gebruiken) ......................32
Onderdraad naar boven halen ...........................................................................32
Naald wisselen ........................................................................................................34
Voorzorgsmaatregelen naalden ..........................................................................34
Soorten naalden en toepassingen .......................................................................35
Naald controleren ..............................................................................................36
Naald verwisselen ..............................................................................................36
Persvoet verwisselen ...............................................................................................38
Voorzorgsmaatregelen persvoet .........................................................................38
Persvoet verwisselen ..........................................................................................38
Persvoetdruk aanpassen .....................................................................................40
De persvoethouder verwijderen.........................................................................40
Werken met de optionele boventransportvoet ...................................................41
Cilindrische stukken naaien................................................................................42
........................................................................................20
Page 18
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
VOORZICHTIG
De machine aan- en uitzetten
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de machine aan- en uitzet.
Voorzorgsmaatregelen stroomvoorziening
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht voor de stroomvoorziening.
WAARSCHUWING
Gebruik uitsluitend gewone huishoudaansluitingen als elektriciteitsbron. Als u een andere stroomvoorziening gebruikt, kunt u brand, een elektrische schok of schade aan de machine veroorzaken.
Controleer dat de stekkers op het netsnoet stevig in het stopcontact en de voedingsaansluiting op de machine zitten.
Steek de stekker van het netsnoer niet in een defect stopcontact.
Zet in de volgende gevallen de hoofdschakelaar uit en haal de stekker uit het stopcontact:
• Wanneer u de machine onbeheerd achterlaat
• Wanneer u klaar bent met werken
• Wanneer de stroom uitvalt tijdens het gebruik
• Wanneer het apparaat niet goed functioneert vanwege een slechte aansluiting of loskoppeling
• Tijdens onweer
Gebruik uitsluitend het netsnoer dat wordt geleverd bij deze machine.
Gebruik geen verlengsnoeren of stekkerdozen waarop veel andere apparaten zijn
aangesloten. Dit kan leiden tot brand of een elektrische schok.
Raak de stekker niet met natte handen aan. U kunt dan een elektrische schok krijgen.
Zet altijd eerst de hoofdschakelaar uit voordat u de stekker uit het stopcontact haalt. Pak
altijd de stekker vast om deze uit het stopcontact te halen. Wanneer u aan het snoer trekt, kan dit beschadigd raken, met brand of een elektrische schok als gevolg.
Zorg dat het snoer niet wordt ingesneden, beschadigd raakt, stevig wordt gebogen, gedraaid of samengeperst wordt en er niet aan wordt getrokken. Plaats geen zware voorwerpen op het snoer. Bescherm het snoer tegen hitte. Hierdoor zou het snoer kunnen beschadigd kunnen raken en brand of een elektrische schok kunnen veroorzaken. Als het netsnoer of de stekker beschadigd zijn, brengt u de machine voor reparatie naar de dichtstbijzijnde erkende dealer voordat u de machine weer gebruikt.
Haal de stekker uit het stopcontact wanneer u de machine langere tijd niet gebruikt. Anders kan er brand ontstaan.
16
Page 19
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
De machine aanzetten
Pak het meegeleverde netsnoer uit.
Controleer of de naaimachine is uitgeschakeld
a
(hoofdschakelaar op “ ”) en steek de stekker van het netsnoer in de voedingsaansluiting rechts op de machine.
Steek de stekker van het netsnoer in een
b
normaal stopcontact.
1
a Voedingsaansluiting naaimachine
De machine uitzetten
Zet de machine uit wanneer u ophoudt met naaien. Zet de machine ook uit wanneer u hem naar een andere plek vervoert.
Controleer of de machine niet bezig is met
a
naaien.
Druk op de linkerkant van de hoofdschakelaar
b
rechts op de machine (zet de schakelaar op “”).
X De naailamp en het LCD-scherm gaan uit
wanneer u de machine uitzet.
Haal de stekker uit het stopcontact.
c
Pak de stekker vast wanneer u het netsnoer uit het stopcontact haalt.
1
Druk op de rechterkant van de
c
hoofdschakelaar rechts op de machine (zet de schakelaar op “|”).
X De naailamp en het LCD-scherm gaan
branden wanneer u de machine aanzet.
Memo
z Wanneer de machine is ingeschakeld,
maken de naald en de transporteurs geluid als ze bewegen. Dit is geen storing.
Haal het netsnoer uit de voedingsaansluiting
d
van de machine.
Opmerking
z Wanneer tijdens het gebruik van de machine
de stroom uitvalt, zet u de naaimachine uit en haalt u de stekker uit het stopcontact. Volg de onderstaande procedure om de machine weer op de juiste manier te starten.
De machine aan- en uitzetten 17
Page 20
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Uitleg van de LCD-schermen
Het LCD-scherm bevindt zich rechts op de voorkant van de naaimachine. Op dit scherm verschijnen de instellingen voor de geselecteerde steek en een foutmelding wanneer u een handeling onjuist uitvoert. Wanneer u de machine inschakelt, verschijnt het volgende scherm op het LCD-scherm.
1
2
3
4 5
a Persvoet die u moet gebruiken b Naaldstopstand c Geselecteerde steek d Steeklengte (mm) e Steekbreedte (mm)
Memo
z Meer bijzonderheden over foutmeldingen die verschijnen bij een onjuist uitgevoerde handeling vindt u
in "Foutmeldingen" (pagina 116).
18
Page 21
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Functiemodi
Op deze machine zijn verschillende functiemodi beschikbaar om de machine-instellingen te wijzigen. Terwijl u de betreffende steekselectietoets ingedrukt houdt, schakelt u de machine in om de machine in de betreffende functiemodus te zetten. De machine-instellingen die kunnen worden gewijzigd met de functiemodi en de bedieningsprocedures worden hieronder beschreven. Meer bijzonderheden vindt u op de aangegeven pagina.
1
Machine-
instelling
De helderheid van het LCD­display aanpassen
De bedieningstoon in-/ uitschakelen wanneer een fout optreedt
De schermtaal van het LCD­display wijzigen
Steekbreedtere­geling in-/uit­schakelen
Steekinstellingen wissen die zijn opgeslagen met zaktoets 1 en 2
Steekselec-
tietoets
Instellingenscherm Bedieningsprocedure Referentie
1.Met de steeklengtetoetsen past u de waarde zo aan dat de gewenste helderheid wordt aangegeven.
2.Zet de naaimachine uit en weer aan.
1.Met de steeklengtetoetsen selecteert u “ON” of “OFF”.
2.Zet de naaimachine uit en weer aan.
1.Met de steeklengtetoetsen selecteert u de gewenste taal.
2.Zet de naaimachine uit en weer aan.
1.Met de steeklengtetoetsen selecteert u “ON” of “OFF”.
2.Zet de naaimachine uit en weer aan.
1.Met de steeklengtetoetsen selecteert u “OK”. (Als u het verwijderen van de opgeslagen instellingen wilt stoppen, selecteert u “Annuleren”.)
2.Zet de naaimachine uit en weer aan.
pagina 20
pagina 117
pagina 20
pagina 88
pagina 56
Functiemodi 19
Page 22
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
De helderheid van het LCD­display aanpassen
U kunt de helderheid van het LCD-scherm wijzigen.
Als de naaimachine is ingeschakeld, schakelt u
a
hem uit.
Terwijl u de steekselectietoets ingedrukt houdt
b
c
, schakelt u de naaimachine in.
Onderstaand scherm verschijnt.
Druk op de steeklengtetoetsen om de helderheid aan te passen.
Druk op “+” om het scherm donkerder te maken; druk op “–” om het scherm lichter te maken. De geselecteerde instelling verschijnt op het LCD-display.
De schermtaal wijzigen
U kunt een van de volgende beschikbare schermtalen kiezen: Engels, Frans, Duits, Spaans, Italiaans, Deens, Noors, Fins, Zweeds, Portugees, Russisch, Japans, Koreaans of andere.
Als de naaimachine is ingeschakeld, schakelt u
a
hem uit.
Terwijl u de steekselectietoets ingedrukt houdt
b
c
, schakelt u de naaimachine in.
Onderstaand scherm verschijnt.
Druk op de steeklengtetoetsen om een taal te selecteren.
:
Nadat u de instelling hebt aangepast, schakelt
d
u de naaimachine uit.
De volgende keer dat u de machine inschakelt, heeft het LCD-display de geselecteerde helderheid.
20
Nadat u een taal hebt geselecteerd, schakelt u
d
de naaimachine uit.
De volgende keer dat u de machine inschakelt, verschijnen de schermen op het LCD-display in de gewenste taal.
Page 23
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
VOORZICHTIG
Spoel winden/plaatsen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de draad op de spoel windt en vervolgens de spoeldraad plaatst.
Voorzorgsmaatregelen spoel
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht voor de spoel.
Gebruik uitsluitend de spoel (onderdeelcode: SA156, SFB (XA5539-151)) die speciaal voor deze naaimachine is ontworpen. Het gebruik van een andere spoel kan letsel tot gevolg hebben of schade aan de machine veroorzaken.
De bijgeleverde spoel is speciaal voor deze naaimachine ontworpen. Als u spoelen van andere modellen gebruikt, werkt de machine niet goed. Gebruik alleen de bijgeleverde spoel of spoelen van hetzelfde type (onderdeelcode: SA156, SFB (XA5539-151).
Ware grootte
11,5 mm
(7/16 inch)
1
Dit model
Ander model
Spoel winden
Wind de draad rond de spoel om het inrijgen voor te bereiden.
1
a Spoelwinder
Memo
z De volgorde waarin de draad moet worden ingeregen voor het winden van de spoel, wordt
aangegeven door de stippellijn op de naaimachine. Zorg dat u de draad inrijgt zoals aangegeven.
Spoel winden/plaatsen 21
Page 24
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
VOORZICHTIG
Zet de machine aan.
a
Open het bovendeksel.
b
Plaats de spoel op de spoelwinderas zodat de
c
veer op de as in de inkeping van de spoel past. Druk de spoel omlaag totdat deze vast klikt.
1
2
a Inkeping b Veer van de spoelwinderas
Schuif de spoelwinder in de richting van de pijl
d
totdat deze vast klikt.
Plaats de klos draad voor de spoel op de
f
klospen.
Schuif de klos zo op de pen dat de klos horizontaal staat en de draad van onder af naar voren afwikkelt.
• Als de klos niet zo is geplaatst dat de draad juist afwikkelt, kan de draad verward raken rond de klospen.
Schuif de kloskap op de klospen.
g
Schuif de kloskap zo ver mogelijk naar rechts, zoals aangegeven, met de afgeronde kant naar links.
(start/stoptoets) licht oranje op.
Verwijder de kloskap van de klospen.
e
2
a Klospen b Kloskap
1
Als de draadklos of de kloskap niet op de juiste plaats zit, kan de draad verward raken rond de klospen en kan de naald breken.
De kloskap is verkrijgbaar in drie formaten (groot, middelgroot en klein), zodat u een kloskap kunt kiezen die het best bij de gebruikte klosgrootte past. Als de kloskap te klein is voor de gebruikte klos, kan de draad blijven hangen in de sleuf in de klos of kan de machine beschadigd raken.
22
Page 25
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Terwijl u de draad in de buurt van de klos vasthoudt
Memo
z Wanneer u naait met fijn kruiswikkeldraad,
gebruikt u de kleine kloskap en laat u enige ruimte tussen de kap en de klos.
c
a
b
h
met uw rechterhand, zoals aangegeven, trekt u de draad met u linkerhand uit. Vervolgens leidt u de draad achter het draadgeleiderdeksel en naar voren.
1
1
a Kloskap (klein) b Klos (kruiswikkeldraad) c Ruimte
z
Wanneer u draad gebruikt die snel afwikkelt, zoals doorzichtig nylon of metalliek draad, plaatst u het klosnetje over de klos, voordat u de draadklos op de klospen plaatst. Als het klosnetje te lang is, vouwt u het zodat het past op het formaat klos. Als u het klosnetje gebruikt, wordt de spanning van de bovendraad iets hoger. Controleer de draadspanning. Voor bijzonderheden, zie “Draadspanning aanpassen” (pagina 51).
1
3
a Klosnetje b Klos c Kloskap d Klospen
2
4
a Draadgeleiderdeksel
Leid de draad onder de draadgeleiderplaat en
i
trek deze vervolgens naar rechts.
a Draadgeleiderplaat
Leid de draad onder de haak op de
j
draadgeleider en wind de draad vervolgens tegen de klok in onder de voorspanningsschijf.
1
1
2
3
a Draadgeleider b Voorspanningsschijf c Trek de draad zo ver mogelijk naar binnen.
Opmerking
z Zorg dat de draad onder de
voorspanningsschijf doorgaat.
Spoel winden/plaatsen 23
Page 26
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
Houd de draad vast met uw linkerhand. Draai
k
de uitgetrokken draad met uw rechterhand met de klok mee vijf- of zesmaal rond de spoel.
Opmerking
z Zorg dat de draad tussen de klos en de spoel
strak staat.
z Let op dat u de draad met de klok mee rond
de spoel windt. Anders wordt de draad rond de spoelwinderas gewonden.
Leid het uiteinde van de draad door de
l
geleidesleuf in de spoelwinderbasis. Trek de draad vervolgens naar rechts om deze af te snijden.
a Geleidesleuf in de spoelwinderbasis
(met ingebouwde draadafsnijder)
X De draad wordt op een geschikte lengte
afgesneden.
1
Druk eenmaal op (start/stoptoets).
n
Wanneer het voetpedaal is aangesloten, drukt u het voetpedaal in.
1
a Start/stoptoets
• Wanneer het winden van de spoel trager gaat, drukt u eenmaal op (start/ stoptoets) om de machine te stoppen.
Wanneer het voetpedaal is aangesloten, neemt u uw voet van het voetpedaal.
Wanneer het winden van de spoel trager gaat, stopt u de machine. Anders raakt de naaimachine mogelijk beschadigd.
Knip met een schaartje het uiteinde van de
o
rond de spoel gewonden draad af.
Zorg dat u de draad afknipt zoals aangegeven. Wanneer u de spoel opwindt zonder de draad af te knippen met de in de spoelwinderbasis ingebouwde draadknipper, kan de draad verward raken in de spoel en kan de naald verbuigen en breken wanneer de spoeldraad opraakt.
Schuif de schuifknop voor snelheidsregeling naar
m
rechts om de spoelwindsnelheid te verhogen en naar links om de snelheid te verlagen.
a Schuifknop voor snelheidsregeling
24
1
Schuif de spoelwinderas naar links.
p
Memo
z Als de spoelwinderas naar rechts staat,
beweegt de naald niet. (Naaien is onmogelijk.)
Page 27
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
Neem de spoel van de as.
q
Memo
z Wanneer u de naaimachine start of het
handwiel draait nadat de spoel is gewonden, maakt de machine een klikkend geluid. Dit duidt niet op een storing.
Spoel plaatsen
Plaats de spoel met opgewonden draad.
Gebruik een spoel die op de juiste manier is opgewonden met draad, anders kan de naald breken of is de draadspanning mogelijk onjuist.
De spoel is speciaal voor deze naaimachine ontworpen. Als u spoelen van andere modellen gebruikt, werkt de machine niet goed. Gebruik alleen de bijgeleverde spoel of spoelen van hetzelfde type (onderdeelcode: SA156, SFB (XA5539-151).
Druk eenmaal of tweemaal op
a
(naaldstandtoets) om de naald omhoog te zetten. Zet vervolgens de persvoethendel omhoog.
Zet de machine uit.
b
Schuif de grendel van het spoelhuisdeksel naar rechts.
c
a Spoelhuisdeksel b Grendel
X Het spoelhuisdeksel gaat open.
Verwijder het spoelhuisdeksel.
d
Houd de spoel met uw rechterhand vast en het
e
uiteinde van de draad met uw linkerhand.
• Laat de spoel niet vallen.
Plaats met uw rechterhand de spoel zo dat het
f
uiteinde van de draad zich links bevindt. Trek vervolgens met uw linkerhand de draad strak rond het lipje, zoals aangegeven. Trek vervolgens zachtjes aan de draad om deze door de sleuf te leiden.
1
2
1
Ware grootte
11,5 mm
(7/16 inch)
Dit model Ander model
Memo
z De volgorde waarin u de spoeldraad door
het spoelhuis moet leiden, wordt aangegeven door de markeringen rond het spoelhuis. Zorg dat u de draad inrijgt zoals aangegeven.
1
a Lipje
Plaats de spoel zo dat de draad in de juiste richting afwindt. Anders kan de draad breken of is de draadspanning mogelijk onjuist.
Spoel winden/plaatsen 25
Page 28
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
1
Memo
z De volgorde waarin u de spoeldraad door
het spoelhuis moet leiden, wordt aangegeven door de markeringen rond het spoelhuis. Zorg dat u de draad inrijgt zoals aangegeven. De markeringen rond het spoelhuis verschillen per model.
Druk met uw rechterhand de spoel losjes op
g
zijn plaats, zoals aangegeven, en leid de draad door de sleuf (1 en 2).
• Controleer of de spoel gemakkelijk tegen de klok in draait.
Trek vervolgens de draad naar u toe om deze af te snijden met de snijder (3).
Opmerking
z Controleer of de draad juist door de
spanningsveer van het spoelhuis is geleid. Is dit niet het geval, dan leidt u de draad daar doorheen.
a Spanningsveer
Bevestig het spoelhuisdeksel weer op zijn
h
plaats.
Plaats het lipje in de linkerbenedenhoek van het spoelhuisdeksel en druk voorzichtig op de rechterkant.
2
2
3
a Sleuf b Snijder (Snijd de draad met de snijder.)
26
1
1
X Het inrijgen van de onderdraad is hiermee
voltooid.
Vervolgens rijgt u de bovendraad in. Vervolg met de procedure in "Bovendraad inrijgen" (pagina 27).
Memo
z U kunt beginnen met naaien zonder de
onderdraad naar boven te halen. Wilt u de onderdraad naar boven halen voordat u gaat naaien, volg dan de procedure in "Onderdraad naar boven halen" (pagina 32).
Page 29
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
VOORZICHTIG
Bovendraad inrijgen
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de klos voor de bovendraad plaatst in de machine en hoe u de draad in de naald steekt.
1
Volg voor het inrijgen van de bovendraad de instructies zorgvuldig op. Als de bovendraad onjuist wordt ingeregen, kan de draad verward raken en kan de naald verbuigen of breken.
Memo
z De volgorde waarin u de draad moet
inrijgen, wordt aangegeven door de lijn op de naaimachine. Zorg dat u de draad inrijgt zoals aangegeven.
Bovendraad inrijgen
Plaats de draadklos op de klospen en rijg de machine opnieuw in.
Zet de machine uit.
a
Zet de persvoet omhoog met de persvoethendel.
b
a
a Persvoethendel
Opmerking
z Als de persvoet niet omhoog staat, kunt u de
machine niet inrijgen.
Zet de machine aan.
c
Bovendraad inrijgen 27
Page 30
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
Druk eenmaal of tweemaal op
d
(naaldstandtoets) om de naald omhoog te zetten.
1
a Naaldstandtoets
X De naald staat in de juiste stand (omhoog)
wanneer de markering op het handwiel omhoog staat, zoals hieronder aangegeven. Controleer het handwiel. Als de markering niet in deze stand staat, drukt u op (naaldstandtoets) totdat dit wel het geval is.
1
Plaats de draadklos op de klospen.
h
Schuif de klos zo op de pen dat de klos horizontaal staat en de draad van onder af naar voren afwikkelt.
Als de draadklos of de kloskap niet op de juiste plaats zit, kan de draad verward raken rond de klospen en kan de naald breken.
Schuif de kloskap op de klospen.
i
Schuif de kloskap zo ver mogelijk naar rechts, zoals aangegeven, met de afgeronde kant naar links.
a Markering op handwiel
Zet de machine uit.
e
Open het bovendeksel.
f
Verwijder de kloskap van de klospen.
g
2
a Klospen b Kloskap
1
Als de draadklos of de kloskap niet op de juiste plaats zit, kan de draad verward raken rond de klospen en kan de naald breken.
De kloskap is verkrijgbaar in drie formaten (groot, middelgroot en klein), zodat u een kloskap kunt kiezen die het best bij de gebruikte klosgrootte past. Als de kloskap te klein is voor de gebruikte klos, kan de draad blijven hangen in de sleuf in de klos of kan de naald breken.
28
Page 31
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
1
Terwijl u de draad losjes vasthoudt met uw
j
rechterhand, trekt u de draad uit met uw linkerhand en leidt u de draad vervolgens achter het draadgeleiderdeksel en naar voren.
1
a Draadgeleiderdeksel
Leid de draad onder de draadgeleiderplaat en
k
trek de draad vervolgens omhoog.
1
Opmerking
z Als de persvoet omlaag staat en het klepje
gesloten is, kunt u de machine niet inrijgen. Zet de persvoet omhoog en open de het klepje voordat u de machine inrijgt. Zet bovendien de persvoet omhoog en open het klepje voordat u de bovendraad verwijdert.
z Deze machine is uitgerust met een venster
waarin u de stand van de draadophaalhendel kunt controleren. Kijk door dit venster om te controleren of de draad juist door de draadophaalhendel is geleid.
1
a Draadgeleiderplaat
Houd met uw rechterhand de draad vast die
l
onder de draadgeleiderplaat is geleid, en leid de draad door het draadpad in de hieronder aangegeven volgorde.
a Klepje
Leid de draad achter de draadgeleider aan de
m
naaldstang.
U kunt de draad gemakkelijk achter de draadgeleider aan de naaldstang leiden: u houdt de draad vast in uw linkerhand en leidt de draad vervolgens met uw rechterhand, zoals aangegeven.
a Draadgeleider aan naaldstang
Rijg de naald in met de naaldinrijger. Vervolg met de procedure in "Naald inrijgen" (pagina
30).
Bovendraad inrijgen 29
Page 32
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Snijd de draad af met de draadafsnijder op de
b
Naald inrijgen
linkerkant van de machine.
In onderstaand gedeelte wordt beschreven hoe u de naald inrijgt.
Memo
z U kunt de naaldinrijger gebruiken met
naaimachinenaalden 75/11 t/m 100/16.
z Met de platte naald kunt u de naaldinrijger
niet gebruiken.
z Zie "Naald handmatig inrijgen (zonder de
naaldinrijger te gebruiken)" (pagina 32) als de naaldinrijger niet kan worden gebruikt.
Trek het uiteinde van de draad die door de
a
draadgeleider op de naaldstang is geleid, naar links. Leid de draad vanaf de voorkant door de inkeping van draadgeleider 1. Trek vervolgens stevig aan de draad vanaf de voorkant en steek de draad helemaal in de sleuf van de draadgeleiderschijf die is gemarkeerd met “7”
2. Zorg dat de draad door de inkeping in de draadgeleider gaat.
1
a Draadafsnijder
Opmerking
z Als u de draad erdoor trekt en deze niet
goed kan worden afgesneden, zet u de persvoet omlaag. Zo blijft de draad op zijn plaats en kunt u hem beter afsnijden. Als u deze bewerking hebt uitgevoerd, slaat u stap
c over.
z Wanneer u draad gebruikt die snel afwindt,
zoals metalliek draad, is het misschien moeilijk om de naald in te rijgen als de draad is afgesneden. Gebruik dan niet de draadafsnijder, maar trek ongeveer 80 mm (ca. 3 inch) draad uit nadat u de draad door de draadgeleiderschijven hebt geleid (aangeduid met “7”).
2
1
a Inkeping in de draadgeleider b Draadgeleiderschijf
30
2
1
1
a 80 mm (3 inch) of meer
Zet de persvoet omlaag met de
c
persvoethendel.
a Persvoethendel
1
Page 33
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
VOORZICHTIG
Zet de naaldinrijghendel aan de linkerkant van
d
de machine omlaag totdat deze klikt. Zet de hendel vervolgens in de oorspronkelijke stand.
1
a Naaldinrijghendel
X De draad gaat door het oog van de naald.
Opmerking
z Als de naald niet volledig wordt ingeregen,
maar zich in het oog van de naald een lus vormt, trekt u voorzichtig de lus door het oog van de naald zodat ook het uiteinde van de draad door het oog gaat.
Zet de persvoethendel omhoog. Leid het
e
uiteinde van de draad door de persvoet en trek ongeveer 5 cm draad (2 inch) naar de achterkant van de machine.
1
a 5 cm (2 inch)
X Het inrijgen van de bovendraad is hiermee
voltooid. Nu u de bovendraad en de onderdraad hebt ingeregen, kunt u beginnen met naaien.
Opmerking
z Als de naald niet omhoog staat, kunt u de
naald niet inrijgen met de naaldinrijger. Druk op (naaldstandtoets) om de naald omhoog te zetten voordat u de naaldinrijger gebruikt.
1
Trek niet te hard aan de draad. Dan kan de naald breken of verbuigen.
Bovendraad inrijgen 31
Page 34
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
VOORZICHTIG
Naald handmatig inrijgen (zonder de naaldinrijger te gebruiken)
Wanneer u speciale draden gebruikt, zoals transparant nylon draad of metallic draad, kunt u geen platte naald gebruiken met de naaldinrijger. Rijg de naald in volgens onderstaande beschrijving.
Leid de draad achter de draadgeleider aan de
a
naaldstang.
• Zie "Bovendraad inrijgen" (pagina 27) voor meer informatie.
Breng de persvoethendel omlaag.
b
1
a Persvoethendel
Leid de draad van voren naar achteren door
c
het oog van de naald.
Onderdraad naar boven halen
Wanneer u plooien of vrije-handquiltsteken wilt maken, trekt u eerst de spoeldraad omhoog zoals hieronder wordt beschreven.
Plaats de spoel in het spoelhuis.
a
• Zie stap (pagina 25).
Leid de spoeldraad door de sleuf.
b
Knip de draad niet af met de draadafsnijder.
Zet de machine aan.
c
Houd de bovendraad losjes vast met uw
d
linkerhand terwijl de naald omhoog staat en druk tweemaal op (naaldstandtoets) om de naald omlaag en omhoog te zetten.
1
a t/m e van "Spoel plaatsen"
Raak de (start/stoptoets), (naaldstandtoets) of
(achteruit/
verstevigingssteektoets) niet aan. Als u per ongeluk op een van deze knoppen drukt, begint de machine te naaien. Dan prikt de naald mogelijk in uw vinger, of kan de naald breken.
Zet de persvoethendel omhoog. Leid het
d
uiteinde van de draad door de persvoet en trek ongeveer 5 cm draad (2 inch) naar de achterkant van de machine.
32
a Naaldstandtoets
X
De spoeldraad zit in een lus rond de bovendraad en kan naar boven worden getrokken.
Zet de machine uit.
e
Trek de bovendraad voorzichtig omhoog om het
f
uiteinde van de spoeldraad eruit te trekken.
Page 35
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Trek ongeveer 10 cm (4 inch) van de
g
spoeldraad onder de persvoet naar de achterkant van de machine.
Bevestig het spoelhuisdeksel weer op zijn
h
plaats.
Plaats het lipje in de linkerbenedenhoek van het spoelhuisdeksel (1) en druk voorzichtig op de rechterkant (2).
2
1
1
Bovendraad inrijgen 33
Page 36
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
VOORZICHTIG
Naald wisselen
In dit gedeelte wordt informatie gegeven over naaimachinenaalden.
Voorzorgsmaatregelen naalden
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het omgaan met naalden. Wanneer u deze voorzorgsmaatregelen niet opvolgt, kan dit ernstige gevolgen hebben, bijvoorbeeld wanneer een naald breekt en stukjes ervan wegspringen. Lees de onderstaande instructies zorgvuldig en volg deze op.
Gebruik uitsluitend naalden voor huishoudnaaimachines. Wanneer u een andere naald gebruikt, kan de naald breken of kan de machine beschadigd raken.
Gebruik nooit verbogen naalden. Verbogen naalden kunnen gemakkelijk breken, wat letsel kan veroorzaken.
34
Page 37
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
VOORZICHTIG
Soorten naalden en toepassingen
Welke naaimachinenaald u moet gebruiken, hangt af van de stof en de dikte van de draad. Raadpleeg de volgende tabel om de geschikte draad en naald te bepalen voor de stof die u wilt naaien.
Soort stof/Toepassing
Middelmatig
dikke
stof
Dunne stoffen
Dikke stof
Stretch
stof
Stoffen die gemakkelijk rafelen
Voor afwerksteken
Popeline Katoenen draad
Tafzijde Synthetische draad
Flanel, Gabardine Zijden draad 50
Crêpe georgette Synthetische draad
Challis, satijn Zijden draad 50
Spijkerstof Katoenen draad
Ribfluweel Synthetische draad
Tweed Zijden draad
Soort Formaat
Linon Katoenen draad
Jersey
Tricot
Draad voor breiwerken
Katoenen draad
Zijden draad 50
Synthetische draad
Zijden draad
Draad
Naalddikte
60–90
60–90
30 100/16
50
50–60
50–60
50–90
30 100/16
50–60 90/11–90/14
75/11–90/14
65/9–75/11
90/14–100/16
Ballpointnaald
75/11–90/14
(goudkleurig)
65/9–90/14Synthetische draad
1
Opmerking
z Gebruik nooit garen van gewicht 20 of
minder. Dit kan storingen veroorzaken.
Memo
z Hoe kleiner het draadnummer, des te dikker
de draad; hoe groter het naaldnummer, des te dikker de naald.
z Gebruik de ballpointnaald wanneer u
stretchstoffen naait of stoffen waar gemakkelijk steken worden overgeslagen.
z Gebruik een naald 90/14 t/m 100/16 met
transparante nylondraden, ongeacht welke stof u naait.
In de bovenstaande tabel vindt u de juiste combinaties van stof, draad en naald. Wanneer de combinatie van stof, draad en naald onjuist is, kan de naald verbuigen of breken, vooral bij dikke stoffen (zoals spijkerstof) en bij gebruik van dunne naalden (bijvoorbeeld 65/9 t/m 75/11). Bovendien kunnen de steken ongelijkmatig worden of gaan plooien of kunnen steken worden overgeslagen.
Naald wisselen 35
Page 38
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
VOORZICHTIG
Naald controleren
Het is uiterst gevaarlijk om te naaien met een verbogen naald, omdat de naald dan kan breken terwijl u aan het werk bent. Leg een naald vóór gebruik met de vlakke kant op een vlakke ondergrond en controleer of de afstand tussen de naald en de ondergrond overal gelijk is.
1
2
a Vlakke kant b Markering naaldsoort
Juiste naald
Om de naald goed te controleren, legt u de platte kant van de naald op een plat oppervlak. Controleer de punt en de zijkanten van de naald.
Naald verwisselen
Vervang de naald zoals hieronder wordt beschreven. Gebruik een schroevendraaier en een naald die u hebt gecontroleerd volgens de instructies in “Naald controleren” om te zien of de naald recht is.
Druk eenmaal of tweemaal op
a
(naaldstandtoets) om de naald omhoog te zetten.
1
a Naaldstandtoets
Zet de machine uit.
b
2
a Gelijke ruimte b Plat oppervlak (spoelhuisdeksel, glas enz.)
Onjuiste naald
Als de afstand tussen de naald en de vlakke ondergrond niet gelijk is, is de naald verbogen. Gebruik geen verbogen naald.
2
a Gelijke ruimte b Plat oppervlak (spoelhuisdeksel, glas enz.)
1
1
Zet de machine uit voordat u de naald verwisselt. Anders kunt u letsel oplopen wanneer u per ongeluk op (start/ stoptoets) drukt en de machine begint te naaien.
Plaats de stof of het papier onder de persvoet
c
om het gat in de steekplaat te bedekken.
Opmerking
z Alvorens de naald te verwisselen bedekt u
het gat in de steekplaat om te voorkomen dat de naald in de machine valt.
36
Page 39
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
VOORZICHTIG
Breng de persvoethendel omlaag.
d
1
a Persvoethendel
Houd de naald vast met uw linkerhand. Draai
e
met een schroevendraaier de naaldklemschroef (tegen de klok in) naar u toe om de naald te verwijderen.
1
2
a Schroevendraaier b Naaldklemschroef
• Gebruik niet te veel kracht bij het los- of vastdraaien van de naaldklemschroef, aangezien dit bepaalde onderdelen van de naaimachine kan beschadigen.
Houd de naald in uw linkerhand en draai de
g
naaldklemschroef vast met de schroevendraaier.
Zorg dat u de naald plaatst tot aan de naaldstopper en dat u de naaldklemschroef goed vastdraait met de schroevendraaier. Anders kan de naald breken of kan de machine beschadigd raken.
1
Plaats de naald met de vlakke kant naar
f
achteren totdat de naald de naaldstopper raakt.
1
a Naaldstopper
Naald wisselen 37
Page 40
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
Persvoet verwisselen
De persvoet drukt op de stof.
Voorzorgsmaatregelen persvoet
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht voor de persvoet.
Gebruik de persvoet die geschikt is voor de soort steek die u wilt maken, anders kan de naald de persvoet raken, waardoor de naald kan verbuigen of breken.
Gebruik uitsluitend persvoeten die speciaal zijn ontworpen voor deze naaimachine. Het gebruik van andere persvoeten kan leiden tot letsel of tot schade aan de machine.
Persvoet verwisselen
Vervang de persvoet volgens onderstaande instructies. "Overhandse steken naaien met de optionele zijsnijder" (pagina 65).
Druk eenmaal of tweemaal op
a
(naaldstandtoets) om de naald omhoog te zetten.
1
a Naaldstandtoets
X De naald gaat omhoog.
Zet de machine uit.
b
38
Zet de naaimachine uit voordat u de persvoet verwisselt. Anders kunt u letsel oplopen wanneer u per ongeluk op (start/stoptoets) drukt en de machine begint te naaien.
Zet de persvoethendel omhoog.
c
a
a Persvoethendel
X De persvoet gaat omhoog.
Page 41
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
3
Druk op de zwarte knop achter op de
d
persvoethouder.
a
b
a Zwarte knop b Persvoethouder
X De persvoet komt los uit de persvoethouder.
Plaats een andere persvoet onder de houder,
e
zodat de pen van de persvoet op één lijn staat met de inkeping in de houder.
Plaats de persvoet zo dat de letter die het type persvoet aangeeft (A, G, I, J, M, N of R) leesbaar is.
1
Breng de persvoethendel omhoog om te
g
controleren of de persvoet stevig vastzit.
Opmerking
z Wanneer een steek is geselecteerd, wordt op
het scherm het pictogram weergegeven voor de persvoet die u moet gebruiken. Controleer voordat u gaat naaien of de juiste persvoet is bevestigd. Wanneer niet de juiste persvoet is bevestigd, zet u de machine uit, bevestigt u de juiste persvoet en selecteert u de gewenste steek opnieuw.
Knoopsgatenvoet “A”
Overhandse steekvoet “G”
Zigzagvoet “J”
1
2
a Persvoethouder b Inkeping c Pin d Type persvoet
J
Breng de persvoethendel langzaam omlaag,
f
zodat de persvoetpen in de inkeping in de persvoethouder klikt.
2
3
1
a Persvoethendel b Persvoethouder c Inkeping d Pin
X De persvoethendel is bevestigd.
4
Monogrammenvoet “N”
Blindzoomvoet “R”
z Meer bijzonderheden over de persvoet die
moet worden gebruikt met de geselecteerde steek vindt u in "Steekinstellingen" (pagina
98).
4
Persvoet verwisselen 39
Page 42
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Persvoetdruk aanpassen
U kunt de persvoetdruk (de druk die de persvoet uitoefent op de stof) aanpassen.
Breng de persvoethendel omlaag.
a
1
a Persvoethendel
Draai de persvoethendelknop achter op de
b
machine om de druk van de persvoet aan te passen.
De schaal op de knop heeft een bereik van 1 (zwak) tot 4 (sterk). Draai de knop naar rechts (lagere waarde) om de druk te verlagen. Draai de knop naar links (hogere waarde) om de druk te verhogen.
ab
De persvoethouder verwijderen
Verwijder de persvoethouder wanneer u de naaimachine reinigt of wanneer u een persvoet installeert waarvoor de persvoethouder niet nodig is, bijvoorbeeld de persvoet voor het maken van quilts. Verwijder de persvoethouder met de schroevendraaier.
De persvoethouder verwijderen Verwijder de persvoet.
a
• Zie "Persvoet verwisselen" (pagina 38) voor
meer informatie.
Draai de schroef van de persvoethouder los
b
met de schroevendraaier.
b
a
c
a Schroevendraaier b Persvoethouder c Persvoethouderschroef
De persvoethouder bevestigen Houd de persvoethouder op één lijn met de
a
linkeronderkant van de persvoetstang.
a Sterk b Zwak
Wanneer u klaar bent met naaien, zet u de
c
knop terug op 3 (standaard).
40
Houd de persvoethouder op zijn plaats met uw
b
rechterhand en draai de schroef aan met de schroevendraaier in uw linkerhand.
1
a Schroevendraaier
Opmerking
z
Als de persvoethouder onjuist is bevestigd, is de draadspanning niet goed.
Page 43
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
VOORZICHTIG
Breng de persvoethendel omlaag, plaats de
c
Werken met de optionele boventransportvoet
schroef voor de persvoethendel in de opening en draai de schroef vast met de schroevendraaier.
Met de boventransportvoet worden beide stukken stof gelijkmatig doorgevoerd door de transporteurs en de tanden op de persvoet. Dit is handig voor het naaien van stoffen die lastig door te voeren zijn, zoals vinyl en leer, en stoffen die gemakkelijk wegglijden, zoals fluweel, of bij het maken van quilts. Bevestig de boventransportvoet met de schroevendraaier.
De boventransportvoet bevestigen
Opmerking
z Rijg de naald handmatig in wanneer u de
boventransportvoet gebruikt, of bevestig de boventransportvoet pas nadat u de naald hebt ingeregen met de naaldinrijger.
Verwijder de persvoethouder
a
• Zie "De persvoethouder verwijderen" (pagina
40) voor meer informatie.
Haak de verbindingsvork van de
b
boventransportvoet op de naaldklemschroef.
a
a Persvoethouderschroef
Draai de schroef stevig vast met de schroevendraaier; anders raakt de naald misschien de persvoet, waardoor de naald kan verbuigen of breken.
Draai voordat u begint met naaien het handwiel langzaam naar u toe (tegen de klok in) om te controleren of de naald de persvoet niet raakt. Als de naald de persvoet raakt, kan de naald verbuigen of breken.
Opmerking
z Kies voor een snelheid tussen langzaam en
middelmatig wanneer u werkt met de boventransportvoet.
1
a Verbindingsvork b Naaldklemschroef
b
a
De boventransportvoet verwijderen
Druk eenmaal of tweemaal op
a
(naaldstandtoets) om de naald omhoog te zetten.
1
a Naaldstandtoets
X De naald gaat omhoog.
Zet de machine uit.
b
Persvoet verwisselen 41
Page 44
VOORBEREIDINGEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Zet de persvoethendel omhoog.
c
Cilindrische stukken naaien
Door de accessoiretafel te verwijderen kunt u gemakkelijker cilindrische stukken zoals manchetten en broekspijpen, naaien.
a
Trek de accessoiretafel naar links.
a
a Persvoethendel
X De persvoet gaat omhoog.
Draai met een schroevendraaier de
d
persvoethouderschroef los en verwijder vervolgens de boventransportvoet.
X Wanneer u de accessoiretafel hebt
verwijderd, kunt u naaien met de vrije arm.
a
a Persvoethouderschroef
Bevestig de persvoethouder.
e
• Zie "De persvoethouder verwijderen" (pagina
40) voor meer informatie.
Memo
z U kunt alleen de rechte steek (met
verstevigingssteek) en de zigzagsteek gebruiken met de boventransportvoet. Meer bijzonderheden over de steken vindt u in "Steekinstellingen" (pagina 98).
Schuif het deel dat u wilt naaien op de arm en
b
naai van bovenaf.
Wanneer u klaar bent met het naaien met de
c
vrije arm, zet u het platbodemstuk weer terug.
42
Page 45
2 DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN
In dit hoofdstuk worden de noodzakelijke voorbereidingen voor het naaien beschreven.
Naaien.....................................................................................................................44
Algemene procedure voor het naaien ................................................................44
Stof plaatsen.......................................................................................................45
Beginnen met naaien..........................................................................................46
Naaiwerk verstevigen.........................................................................................48
Draad afknippen ................................................................................................49
Draadspanning aanpassen .......................................................................................51
De spanning van de bovendraad aanpassen .......................................................51
De steeklengte en steekbreedte aanpassen ..............................................................52
Steekbreedte aanpassen .....................................................................................52
Steeklengte aanpassen........................................................................................53
Nuttige functies.......................................................................................................54
Automatisch achteruit/verstevigingssteken naaien.............................................54
Draad automatisch knippen ...............................................................................54
Naaldstopstand wijzigen ....................................................................................55
Vaak gebruikte steekinstellingen opslaan ...........................................................55
Nuttige naaitips .......................................................................................................57
Proefnaaien ........................................................................................................57
Van naairichting veranderen
Rondingen naaien...............................................................................................57
Dikke stoffen naaien...........................................................................................58
Dunne stoffen naaien .........................................................................................58
Stretchstoffen naaien..........................................................................................58
Evenwijdige marge naaien..................................................................................59
Klittenband naaien .............................................................................................59
................................................................................57
Page 46
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
VOORZICHTIG
Naaien
Hieronder worden basishandelingen voor het naaien beschreven. Lees de volgende voorzorgsmaatregelen voordat u de naaimachine gaat gebruiken.
Let goed op de plaats van de naald wanneer de machine in werking is. Houd bovendien uw handen uit de buurt van alle bewegende delen zoals de naald en het handwiel. Anders kunt u letsel oplopen.
Trek niet te hard aan de stof en duw de stof niet te hard tijdens het naaien. Anders kunt u letsel oplopen of kan de naald breken.
Gebruik nooit verbogen naalden. Verbogen naalden kunnen gemakkelijk breken, wat letsel kan veroorzaken.
Pas op dat de naald geen rijgspelden raakt, anders kan de naald verbuigen of breken.
Algemene procedure voor het naaien
Volg de onderstaande basisprocedures voor het naaien.
1 Zet de machine aan.
2 Selecteer de steek.
3 Bevestig de persvoet.
4 Plaats de stof.
5 Begin met naaien.
Zet de naaimachine aan. Voor bijzonderheden over het aanzetten van de machine, zie "De machine aanzetten" (pagina 17).
Selecteer de geschikte steek voor het stuk dat u wilt naaien. Voor bijzonderheden over het selecteren van een steek, zie "Steken selecteren" (pagina 62).
Bevestig de persvoet die geschikt is voor de steek. Voor bijzonderheden over het bevestigen van de persvoet, zie "Persvoet verwisselen" (pagina
38).
Plaats het vlak dat u wilt naaien onder de persvoet. Zorg dat u de stukken stof in de juiste volgorde naait en dat de voor- en achterkant van de stof op de juiste manier tegen elkaar komen. Voor bijzonderheden over het plaatsen van de stof, zie "Stof plaatsen" (pagina 45).
Begin te naaien. Voor bijzonderheden over het beginnen met naaien, zie "Beginnen met naaien" (pagina 46).
6 Knip de draad af.
44
Knip de draad af wanneer u klaar bent met naaien. U kunt de draad ook automatisch afsnijden. Voor meer bijzonderheden over het afsnijden van de draad, zie "Draad afknippen" (pagina 49).
Page 47
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Stof plaatsen
Zorg dat u de stukken stof in de juiste volgorde naait en dat de voor- en achterkant van de stof op de juiste manier tegen elkaar liggen.
Zet de machine aan.
a
Breng de persvoethendel omlaag.
Automatisch wordt de rechte steek (linker naaldstand) geselecteerd.
Druk eenmaal of tweemaal op
b
(naaldstandtoets) om de naald omhoog te zetten.
1
e
1
a Persvoethendel
X De stof is nu goed geplaatst en u kunt deze
naaien.
2
a Naaldstandtoets
Plaats de stof onder de persvoet.
c
• Als de marge aan de rechterkant zit, kunt u gemakkelijker in een rechte lijn naaien. De extra stof zit dan niet in de weg.
Houd het einde van de draad en de stof in uw
d
linkerhand en draai met uw rechterhand het handwiel naar u toe (tegen de klok in) om de naald omlaag te brengen naar het beginpunt van het naaiwerk.
Memo
z Als u de druk die de persvoet op de stof
uitoefent wilt regelen, kijk dan in "Persvoetdruk aanpassen" (pagina 40).
Naaien 45
Page 48
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Druk eenmaal op (start/stoptoets).
Beginnen met naaien
Zodra u klaar bent om te gaan naaien, kunt u de machine starten. U kunt de naaisnelheid aanpassen met de schuifknop voor snelheidsregeling of met het voetpedaal.
Opmerking
Belangrijk:
z Wanneer het voetpedaal is aangesloten,
kunt u om het naaien te starten.
Met de bedieningstoetsen
U kunt het naaien starten en stoppen met de bedieningstoets (start/stoptoets).
(start/stoptoets) niet gebruiken
b
1
a Start/stoptoets
X De machine begint te naaien.
Selecteer de gewenste naaisnelheid door de
a
schuifknop voor snelheid naar links of naar rechts te schuiven.
Wanneer u de schuifknop voor snelheidsregeling naar links schuift, wordt de naaisnelheid lager; wanneer u de knop naar rechts schuift, wordt de snelheid hoger.
a Schuifknop voor snelheidsregeling
1
• Wanneer u ingedrukt houdt nadat het naaien begint, wordt de naaisnelheid lager.
Wanneer u het eind van het stiksel bereikt,
c
drukt u eenmaal op (start/stoptoets).
X De machine stopt met de naald omlaag (in
de stof).
Wanneer u klaar bent met naaien, haalt u de
d
naald omhoog en knipt u de draden af.
X Zie "Draad afknippen" (pagina 49) voor meer
informatie.
Werken met het voetpedaal
U kunt het naaien starten en stoppen met het voetpedaal.
Zet de machine uit.
a
Wanneer u het voetpedaal aansluit, moet u de naaimachine uitzetten, zodat deze niet per ongeluk kan starten.
(start/stoptoets) onmiddellijk
46
Page 49
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
VOORZICHTIG
Plaats de stekker van het voetpedaal in de
b
aansluiting aan de zijkant van de naaimachine.
1
a Voetpedaalaansluiting
Zet de machine aan.
c
Selecteer de gewenste naaisnelheid door de
d
schuifknop voor snelheid naar links of naar rechts te schuiven.
Wanneer u de schuifknop voor snelheidsregeling naar links schuift, wordt de naaisnelheid lager; wanneer u de knop naar rechts schuift, wordt de snelheid hoger.
• Druk het voetpedaal langzaam in. Wanneer u het voetpedaal te hard indrukt, begint het naaien te snel.
X De machine begint te naaien.
Wanneer het eind van het stiksel is bereikt,
f
laat u het voetpedaal helemaal omhoogkomen.
X De machine stopt met de naald omlaag (in
de stof).
Wanneer u klaar bent met naaien, haalt u de
g
naald omhoog en knipt u de draden af.
• Zie "Draad afknippen" (pagina 49) voor meer informatie.
Memo
z Wanneer het voetpedaal is aangesloten,
kunt u (start/stoptoets) niet gebruiken om het naaien te starten.
z Wanneer u stopt met naaien, blijft de naald
omlaag staan (in de stof). U kunt de machine zo instellen dat de naald omhoog blijft staan wanneer u stopt met naaien. Meer bijzonderheden over de naaldstopstand vindt u in "Naaldstopstand wijzigen" (pagina
55).
2
a Schuifknop voor snelheidsregeling
• De snelheid die u hebt ingesteld met de schuifknop voor snelheidsregeling, is de maximum naaisnelheid van het voetpedaal.
Zodra u klaar bent om te gaan naaien, drukt u
e
langzaam het voetpedaal in.
Door het voetpedaal in te drukken, verhoogt u de naaisnelheid. Door het voetpedaal omhoog te laten komen, verlaagt u de naaisnelheid.
Langzamer
Sneller
1
Zorg dat er zich geen draad of stof ophoopt in het voetpedaal. Anders bestaat het risico van brand of elektrische schok.
Plaats geen voorwerpen op het voetpedaal. Dit kan letsel veroorzaken of de machine beschadigen.
Als u de machine lange tijd niet gebruikt, ontkoppelt u het voetpedaal. Anders bestaat het risico van brand of elektrische schok.
Naaien 47
Page 50
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Nadat u 3 tot 5 steken hebt genaaid, drukt u
c
Naaiwerk verstevigen
op (achteruit/verstevigingssteektoets).
Houd (achteruit/verstevigingssteektoets)
Wanneer u bijvoorbeeld met een rechte steek naait,
ingedrukt totdat u het begin van het stiksel bereikt.
kunt u aan het eind van een opening of op een plaats waar naden elkaar niet overlappen het eind van de draad vastzetten met achteruit/verstevigingssteken.
Zet de naald omlaag in de stof aan het begin
a
van het stiksel en breng vervolgens de
1
persvoethendel omlaag.
a Achteruit/verstevigingssteektoets
X Zolang u (achteruit/
verstevigingssteektoets) ingedrukt houdt, wordt achteruit genaaid.
Wanneer u het begin van het stiksel weer hebt
d
bereikt, laat u (achteruit/ verstevigingssteektoets) los.
X De machine stopt met naaien.
Druk op (start/stoptoets) of trap het
Druk op (start/stoptoets) of trap het
b
voetpedaal in.
Wanneer u op dit moment (start/stoptoets)
e
voetpedaal in.
X De machine begint te naaien in de normale
naairichting.
ingedrukt houdt, is de naaisnelheid laag.
1
a Start/stoptoets
• Zie "Beginnen met naaien" (pagina 46) voor meer informatie.
X De machine begint te naaien.
48
Wanneer u het eind van het stiksel bereikt,
f
drukt u op (achteruit/ verstevigingssteektoets).
Houd (achteruit/verstevigingssteektoets) ingedrukt totdat er 3 à 5 steken achteruit zijn genaaid.
X Zolang u (achteruit/
verstevigingssteektoets) ingedrukt houdt, wordt achteruit genaaid.
Page 51
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
VOORZICHTIG
Nadat u 3 tot 5 steken achteruit hebt genaaid,
g
laat u (achteruit/verstevigingssteektoets) los.
X De machine stopt met naaien.
Druk op (start/stoptoets) of trap het
h
voetpedaal in.
Wanneer u op dit moment (start/stoptoets) ingedrukt houdt, is de naaisnelheid laag.
X De machine begint te naaien in de normale
naairichting.
Nadat u tot het eind van het stiksel hebt
i
genaaid, stopt de naaimachine.
Druk op voetpedaal los.
(start/stoptoets) of laat het
Draad afknippen
Wanneer u klaar bent met naaien, knipt u de draden af. U kunt de draden op twee manieren afknippen.
Werken met (draadkniptoets)
Wanneer u het naaiwerk wilt beëindigen,
a
drukt u eenmaal op (draadkniptoets).
1
2
1
3
1
2
5
4
6
2
a Begin van de steken b Eind van stiksel
Verstevigingssteken naaien
Wanneer u andere steken naait dan rechte steken of zigzagsteken die worden verstevigd met verstevigingssteken, worden er verstevigingssteken genaaid wanneer u drukt op
(achteruit/verstevigingssteektoets), 3 tot 5
steken boven op elkaar.
1
a Achteruit naaien b Verstevigingssteken
2
a Draadkniptoets
X De draden worden afgeknipt en de naald
wordt omhoog gebracht.
Zet de persvoethendel omhoog.
b
a
a Persvoethendel
Druk niet op (draadkniptoets) nadat de draden al zijn afgeknipt. Anders kan de naald breken, kunnen de draden verward raken of kan de machine beschadigd raken.
Opmerking
z Druk niet op (draadkniptoets) als er
geen stof onder de persvoet ligt of wanneer de machine naait. Anders kan de machine beschadigd raken.
Memo
z U kunt de machine zo instellen dat de
draden worden afgeknipt wanneer het naaien is beëindigd. Meer bijzonderheden over het instellen van de machine voor automatisch draadknippen vindt u in "Draad automatisch knippen" (pagina 54).
Naaien 49
Page 52
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
1
Werken met de handmatige draadafsnijder
Wanneer u naait met nylon draad, metallic draad of andere speciale draad, snijdt u de draden af met de draadafsnijder aan de zijkant van de machine.
Wanneer u klaar bent met een stuk naaiwerk
a
en de naaimachine is gestopt, drukt u eenmaal op (naaldstandtoets) om de naald omhoog te zetten.
1
a Naaldstandtoets
X De naald gaat omhoog.
Zet de persvoethendel omhoog.
b
a
a Persvoethendel
Trek de stof naar de linkerkant van de machine
c
en leid vervolgens de draden door de draadafsnijder om ze af te snijden.
a Draadafsnijder
50
Page 53
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Draadspanning aanpassen
U moet de spanning van de bovendraad en de onderdraad zo instellen dat deze gelijk zijn.
Draai de draadspanningsknop naar links als u de
De spanning van de bovendraad aanpassen
Wellicht moet u de draadspanning aanpassen, afhankelijk van de stof en de draad die u gebruikt.
Juiste draadspanning
De bovendraad en de spoeldraad moeten elkaar kruisen in het midden van de stof. Alleen de bovendraad mag zichtbaar zijn aan de voorkant van de stof en alleen de spoeldraad mag zichtbaar zijn aan de achterkant van de stof.
1
2
bovendraad losser wilt naaien.
Bovendraad is te los.
Als de bovendraad zichtbaar is aan de achterkant van de stof, is de bovendraad te los.
Opmerking
z Als de bovendraad onjuist is ingeregen, is de
bovendraad mogelijk te los. Zie dan "Bovendraad inrijgen" (pagina 27) en rijg de bovendraad opnieuw in.
2
3
a Achterkant van de stof b Voorkant van de stof c Bovendraad d Spoeldraad
Bovendraad is te strak
Als de spoeldraad zichtbaar is aan de voorkant van de stof, is de bovendraad te strak.
4
Opmerking
z Als de spoeldraad onjuist is ingeregen, is de
bovendraad mogelijk te strak. Zie dan "Spoel plaatsen" (pagina 25) en rijg de spoeldraad opnieuw in.
.
1
2
3
4
a Achterkant van de stof b Voorkant van de stof c Bovendraad d Spoeldraad e De spoeldraad is zichtbaar aan de voorkant van
de stof.
5
5
1
2
3
4
a Achterkant van de stof b Voorkant van de stof c Bovendraad d Spoeldraad e De bovendraad is zichtbaar aan de achterkant
van de stof.
Draai de draadspanningsknop naar rechts als u de bovendraad strakker wilt naaien.
Opmerking
z Als de bovendraad niet juist is ingeregen of
de spoel niet juist is geplaatst, kunt u wellicht de juiste draadspanning niet instellen. Als u de juiste draadspanning niet verkrijgt, rijg dan de bovendraad opnieuw in en plaats de spoel op de juiste wijze.
Draadspanning aanpassen 51
Page 54
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
VOORZICHTIG
De steeklengte en steekbreedte aanpassen
U kunt de zigzagbreedte (patroonbreedte) en de steeklengte van naaisteken instellen. Normaliter worden de juiste breedte en lengte automatisch ingesteld wanneer u een steek selecteert. Meer bijzonderheden over het bereik van waarden waarbinnen de breedte en lengte kunnen worden ingesteld, vindt u in "Steekinstellingen" (pagina 98).
Steekbreedte aanpassen
U kunt de steekbreedte (zigzagbreedte) aanpassen, zodat de steek breder of smaller wordt.
Zet de machine aan.
a
• Wanneer u de instelling hebt gewijzigd, verdwijnt de markering van deze instelling.
X Het LCD-display gaat aan.
Selecteer een steek.
b
X Er verschijnt een scherm met instellingen
voor de geselecteerde steek.
• Zie "Steken selecteren" (pagina 62) voor meer informatie over het selecteren van steken.
• Zodra u de steek geselecteerd hebt, verschijnen de standaardinstellingen (gemarkeerd).
U maakt de steekbreedte kleiner door te
c
drukken op (steekbreedtetoets). U maakt de steekbreedte groter door te drukken op (steekbreedtetoets).
Memo
z Wilt u de standaard steekbreedte herstellen,
selecteer dan dezelfde steek opnieuw of verander de instelling in de gemarkeerde waarde.
z Wanneer u de rechte steek (linker
naaldstand of drievoudige stretchsteek) hebt geselecteerd, verandert met de steekbreedte ook de naaldstand. Wanneer u de breedte groter maakt, gaat de naald naar rechts; wanneer u de breedte kleiner maakt, gaat de naald naar links.
z U kunt aangepaste steekinstellingen opslaan
om ze later gemakkelijk te kunnen oproepen. Meer bijzonderheden vindt u in "Vaak gebruikte steekinstellingen opslaan" (pagina 55).
z U kunt de naaimachine zo instellen dat u de
steekbreedte gemakkelijk kunt wijzigen met de schuifknop voor snelheidsregeling. Zie "Satijnsteken naaien met de schuifknop voor snelheidsregeling" (pagina 88) voor meer informatie.
X De steekbreedte is gewijzigd.
52
Nadat u de steekbreedte hebt aangepast, draait u het handwiel langzaam naar u toe en controleert u dat de naald de persvoet niet raakt. Als de naald de persvoet raakt, kan de naald verbuigen of breken.
Page 55
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
VOORZICHTIG
U maakt de steeklengte kleiner door te
Steeklengte aanpassen
U kunt de steeklengte aanpassen om de steek langer of korter te maken.
Zet de machine aan.
a
c
drukken op (steekbreedtetoets). U maakt de steeklengte groter door te drukken op (steekbreedtetoets).
2
X Het LCD-display gaat aan.
Selecteer een steek.
b
X Er verschijnt een scherm met instellingen
voor de geselecteerde steek.
• Zie "Steken selecteren" (pagina 62) voor meer informatie over het selecteren van steken.
• Zodra u de steek geselecteerd hebt, verschijnen de standaardinstellingen (gemarkeerd).
X De steeklengte is gewijzigd.
• Wanneer u de instelling hebt gewijzigd, verdwijnt de markering van deze instelling.
Memo
z Wilt u de standaard steeklengte herstellen,
selecteer dan dezelfde steek opnieuw of wijzig de instelling in de gemarkeerde waarde.
z U kunt aangepaste steekinstellingen opslaan
om ze later gemakkelijk te kunnen oproepen. Zie "Vaak gebruikte steekinstellingen opslaan" (pagina 55) voor meer informatie.
Wanneer de steken te dicht op elkaar zitten, vergroot u de steeklengte. Wanneer u doorgaat met naaien terwijl de steken te dicht op elkaar zitten, kan de naald verbuigen of breken.
De steeklengte en steekbreedte aanpassen 53
Page 56
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Nuttige functies
Hieronder worden functies beschreven waarmee u efficiënter kunt naaien.
Wanneer u het eind van het stiksel bereikt,
e
Automatisch achteruit/ verstevigingssteken naaien
U kunt de machine zo instellen dat aan het begin en het eind van het stiksel automatisch verstevigingssteken worden genaaid. Met rechte steken en zigzagsteken worden automatisch steken achteruit (in plaats van verstevigingssteken) genaaid.
Selecteer een steek.
a
Zie "Steken selecteren" (pagina 62).
Druk op (automatisch achteruit/
b
verstevigingssteektoets).
Deze stap is niet noodzakelijk bij steken voor knoopsgaten en trenssteken, waarbij automatisch verstevigingssteken worden genaaid.
verschijnt op het LCD-display. * Als u automatisch achteruit/
verstevigingssteken wilt annuleren, drukt u opnieuw op de automatisch achteruit/ verstevigingssteektoets.
drukt u eenmaal op (achteruit/ verstevigingssteektoets).
Deze stap is niet noodzakelijk bij steken voor knoopsgaten en trenssteken, waarbij automatisch verstevigingssteken worden genaaid.
1
a Achteruit/verstevigingssteektoets
Nadat automatisch achteruit/ verstevigingssteken zijn genaaid, stopt de naaimachine.
Plaats de stof onder de persvoet. Draai
c
vervolgens het handwiel naar u toe (tegen de klok in) om de naald omlaag te zetten in de stof op het punt waarop u begint te naaien.
Druk eenmaal op (start/stoptoets).
d
1
a Start/stoptoets
Nadat er automatisch achteruit- of verstevigingssteken zijn genaaid, begint de machine met naaien.
Draad automatisch knippen
U kunt de machine zo instellen dat de draden aan het eind van het stiksel worden afgeknipt. Dit heet “geprogrammeerd draadknippen”. Als geprogrammeerd draadknippen is geselecteerd, is automatisch achteruit/verstevigingssteken ook geselecteerd. Geprogrammeerd draadknippen is handig wanneer een steek voor knoopsgaten of trenssteken is geselecteerd.
Selecteer een steek.
a
Zie "Steken selecteren" (pagina 62).
54
Page 57
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Druk eenmaal op (automatische
b
draadkniptoets).
en verschijnen op het LCD-display.
* Als u geprogrammeerd draadknippen wilt
annuleren, drukt u opnieuw op de automatische draadkniptoets.
Naaldstopstand wijzigen
Door te drukken (naaldstopstandtoets) kunt u selecteren in welke stand de naald staat wanneer de machine stopt met naaien. De geselecteerde naaldstopstand wordt aangegeven op het LCD­display.
: Als de naaimachine stopt met naaien, staat
de naald omhoog.
: Als de naaimachine stopt met naaien, staat
de naald omlaag.
* Volgens de standaard fabrieksinstelling wordt
de naald omlaag (in de stof) gezet wanneer de machine stopt met naaien.
2
Plaats de stof onder de persvoet en druk
c
eenmaal op (start/stoptoets).
1
a Start/stoptoets
Nadat er automatisch achteruit- of verstevigingssteken zijn genaaid, begint de machine met naaien.
Wanneer u het eind van het stiksel bereikt,
d
drukt u eenmaal op de achteruit/ verstevigingssteektoets.
Deze stap is niet noodzakelijk bij steken voor knoopsgaten en trenssteken, waarbij automatisch verstevigingssteken worden genaaid. Na automatisch achteruit/verstevigingssteken te hebben genaaid stopt de machine en worden de draden afgeknipt.
Vaak gebruikte steekinstellingen opslaan
U kunt aangepaste steekinstellingen opslaan om ze later gemakkelijk te kunnen oproepen. Dit is handig om aangepaste instellingen voor vaak gebruikte steken op te slaan. Met elk van de zaktoetsen kan een
stel steekinstellingen worden opgeslagen ( ). Voor de volgende aspecten worden instellingen opgeslagen.
• Steek
• Steekbreedte/naaldstand
• Steeklengte
• Naaldstopstand
• Automatisch achteruit/verstevigingssteek in­of uitgeschakeld
• Automatisch draadknippen in- of uitgeschakeld
Pas de instellingen aan voor de steek die wordt
a
opgeslagen.
Zie "De steeklengte en steekbreedte aanpassen" (pagina 52), "Naaldstand wijzigen" (pagina 68).
a De draad wordt hier afgeknipt.
Druk op (geheugentoets).
b
De geheugentoets licht op.
Nuttige functies 55
Page 58
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Druk op zaktoets 1 of 2 om de
c
steekinstellingen op te slaan.
Het bericht “Opslaan...” verschijnt op het LCD­display. Nadat de steekinstellingen zijn opgeslagen, verdwijnt het bericht “Opslaan...” en de zaktoets licht op. De volgende keer kunt u de opgeslagen steekinstellingen oproepen door gewoon op de zaktoets te drukken. * De opgeslagen instellingen wijzigen:
Voer stap 1 t/m 3 uit om de oude instellingen te vervangen door de nieuwe steekinstellingen.
Opgeslagen instellingen verwijderen
De steekinstellingen die zijn opgeslagen met zaktoetsen 1 en 2 ( ) kunnen worden verwijderd. Volg onderstaande aanwijzingen.
* Deze procedure is niet nodig om de
opgeslagen instellingen te wijzigen.
Als de naaimachine is ingeschakeld, schakelt u
a
hem uit.
Terwijl u de steekselectietoets ingedrukt houdt
b
, schakelt u de naaimachine in.
Onderstaand scherm verschijnt.
Druk op een steeklengtetoets om “OK” te
c
selecteren.
:
* Wanneer “OK” is geselecteerd, kunt u niet
opnieuw “ANNULEREN” selecteren.
Zet de machine uit.
d
De volgende keer dat u de naaimachine inschakelt, worden geen steekinstellingen opgeslagen met zaktoets 1 en 2.
56
Page 59
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Nuttige naaitips
Hieronder worden enkele manieren beschreven om betere resultaten te bereiken. Raadpleeg deze tips bij het naaien.
Proefnaaien
Nadat u de geschikte draad en naald hebt geïnstalleerd voor de stof die u wilt naaien, worden de draadspanning, de steeklengte en de steekbreedte voor de geselecteerde steek automatisch ingesteld. Het is echter raadzaam een proeflap te naaien omdat u soms niet de gewenste resultaten krijgt, afhankelijk van de soort stof en de steken die worden gemaakt. Voor het proefnaaien gebruikt u dezelfde stof en draad als voor uw naaiwerk. Controleer de draadspanning, de steeklengte en de steekbreedte. Aangezien de resultaten verschillen afhankelijk van de soort steek en het aantal lagen stof, moet u het proefnaaien op exact dezelfde manier doen als uw echte naaiwerk.
Van naairichting veranderen
Wanneer u bij een hoek komt, stopt u de
a
naaimachine.
Laat de naald omlaag (in de stof) staan. Als de naald omhoog is blijven staan toen de machine stopte, drukt u op (naaldstandtoets) om de naald omlaag te zetten.
Rondingen naaien
Stop met naaien en wijzig vervolgens de naairichting enigszins om rond de bocht te naaien. Zie "Evenwijdige marge naaien" (pagina 59) voor meer informatie over naaien met een gelijkmatige marge.
Wanneer u met een zigzagsteek langs een bocht naait, selecteert u een kortere steeklengte, zodat u een fijnere steek krijgt.
2
Breng de persvoethendel omhoog en draai de
b
stof.
U draait de stof met de naald als as.
Breng de persvoethendel weer omlaag en ga
c
door met naaien.
Nuttige naaitips 57
Page 60
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
VOORZICHTIG
Laat de vergrendelpen van de persvoet (zwarte
d
Dikke stoffen naaien
Als de stof niet onder de persvoet past
Als de stof niet gemakkelijk onder de persvoet past, brengt u de persvoethendel nog hoger tot de persvoet in de hoogste stand staat.
Als u dikke naden naait en de stof niet wordt doorgevoerd aan het begin van het stiksel
Mogelijk wordt de stof niet doorgevoerd wanneer u dikke naden naait en de persvoet niet horizontaal staat, zoals hieronder aangegeven. In dit geval gebruikt u vergrendelpen van de persvoet (zwarte knop aan linkerkant van zigzagvoet “J”) om de persvoet horizontaal te houden tijdens het naaien. Zo wordt de stof soepel doorgevoerd.
a
knop) los.
X De persvoet blijft horizontaal staan en u
kunt de stof doorvoeren.
X
Nadat u de naad hebt genaaid, gaat de persvoet weer in de oorspronkelijke hoek staan.
Wanneer u stof van meer dan 6 mm (15/64 inch) dik naait of wanneer u de stof te hard duwt, kan de naald verbuigen of breken.
Dunne stoffen naaien
Wanneer u dunne stoffen naait, komen de steken mogelijk niet mooi op één lijn of wordt de stof niet goed doorgevoerd. Plaats in dat geval dun papier of verstevigingsmateriaal onder de stof en naai deze samen met de stof. Wanneer u klaar bent met naaien, scheurt u het overtollige papier af.
a Naairichting
Zet de persvoethendel omhoog.
a
Lijn het begin van het stiksel uit en plaats
b
vervolgens de stof.
Houd de zigzagvoet “J” horizontaal en houd
c
de vergrendelpen van de persvoet (zwarte knop aan linkerkant) ingedrukt terwijl u de persvoethendel omlaag zet.
1
a Vergrendelpen van de persvoet (zwarte knop)
58
1
a Steunstof of papier
Stretchstoffen naaien
Speld eerst de stukken stof aan elkaar en naai ze vervolgens zonder de stof uit te rekken.
1
a Rijgsteken
Page 61
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
VOORZICHTIG
Evenwijdige marge naaien
Als u een evenwijdige naad wilt naaien, begint u zo te naaien dat de marge zich aan de rechterkant van de persvoet bevindt en de rand van de stof op één lijn ligt met de rechterkant van de persvoet of een markering op de steekplaat.
De stof op één lijn plaatsen met de persvoet
Houd bij het naaien de rechterkant van de persvoet op gelijke afstand van de rand van de stof.
1
2
a Naad b Persvoet
De stof op één lijn houden met de markering op de steekplaat
De markeringen op de steekplaat geven de afstand aan van de naaldstand tot een naad die wordt genaaid met een rechte steek (linker naaldstand). Houd tijdens het naaien de rand van de stof op één lijn met een markering op de steekplaat. De afstand tussen de markeringen in de bovenste schaal is 3 mm (1/8 inch) en de afstand tussen de markeringen in het raster is 5 mm (3/16 inch).
Klittenband naaien
Gebruik alleen niet-gegomde klittenband die is bedoeld om te naaien. Als de lijm blijft plakken aan de naald of de grijper, kan dit storing tot gevolg hebben.
Als u de klittenband naait met een dunne naald (65/9-75/11), kan de naald buigen of breken.
Opmerking
z Rijg de klittenband op de stof voordat u
begint te naaien.
Alvorens te naaien controleert u of de naald door de klittenband gaat door het handwiel te draaien zodat de naald in de klittenband gaat. Naai vervolgens de rand van de klittenband in een langzaam tempo. Als de naald niet door de klittenband gaat, vervangt u de naald door een naald voor dikke stof (pagina 35).
2
1
2
6
a Naad b Persvoet c Centimeter d Inch e Steekplaat f 16 mm (5/8 inch)
5
a Rand van de klittenband
4
3
Nuttige naaitips 59
Page 62
DE BASISPRINCIPES VAN HET NAAIEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
60
Page 63
3 NAAISTEKEN
In dit hoofdstuk worden de diverse steken en hun toepassingen beschreven.
Steken selecteren.................................62
Een steek selecteren .......................62
Overhandse steken ..............................63
Overhandse steken naaien
met overhandse steekvoet “G”....... 63
Overhandse steken naaien
met zigzagvoet “J” .........................64
Overhandse steken naaien
met de optionele zijsnijder............. 65
Basissteken .......................................... 67
Rijgsteken....................................... 67
Basissteken .....................................67
Blindzoomsteken naaien......................69
Knoopsgatsteek....................................71
Knoopsgaten naaien .......................71
Knopen aanzetten .......................... 75
Rits inzetten ........................................78
Een rits inzetten in het midden....... 78
Zijrits inzetten................................79
Stretchstoffen naaien en elastiek
bevestigen ........................................... 82
Stretchstof naaien ..........................82
Elastiek inzetten .............................82
Applicatie-, patchwork- en quiltsteken ...84
Applicatiesteken naaien ................. 84
Patchworksteken (voor fantasiequilt)
Quilten........................................... 85
Vrij quilten .....................................86
Satijnsteken met de schuifknop
Snelheidsregeling ........................... 88
...85
Verstevigingssteken .............................89
Drievoudige stretchsteken naaien......89
Trenssteek ......................................89
Stoppen ..........................................91
Decoratieve steken naaien ..................93
Fagotsteken ....................................93
Schelpsteek.....................................94
Smocksteken naaien .......................94
Erfstuksteken naaien.......................95
Page 64
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Steken selecteren
U kunt kiezen uit diverse soorten beschikbare steken.
Een steek selecteren
Met de steekselectietoetsen selecteert u de steek voor het beoogde doel. Aan elke steekselectietoets zijn twee steken toegewezen. Voorbeeld:
a Rechte steek (linker naaldstand) b Knoopsgatsteek
* Wanneer de naaimachine wordt
ingeschakeld, verschijnen de instellingen voor de rechte steek (linkernaaldstand) op het LCD-display.
* Wanneer u een steek selecteert, verschijnen
de instellingen ervan automatisch op het LCD-display.
* Wanneer u een steek selecteert, beweegt de
naald mogelijk. Dit dient om de naaldstand aan te passen aan de geselecteerde steek.
Hoe u de steek op de linkerkant van de toets selecteert
Druk eenmaal op de betreffende steekselectietoets.
Hoe u de steek op de rechterkant van de toets selecteert
Druk tweemaal op de betreffende steekselectietoets.
62
Page 65
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
VOORZICHTIG
Overhandse steken
Maak overhandse steken langs de rand van afgesneden stof om rafelen te voorkomen. Er zijn zes overhandse steken beschikbaar. De procedure voor overhandse steken wordt beschreven aan de hand van de persvoet die wordt gebruikt.
Overhandse steken naaien met overhandse steekvoet “G”
U kunt twee steken gebruiken voor overhands naaien met overhandse steekvoet “G”.
Steek Steek Toepassing Persvoet
Rafelen voorkomen in middelmatig dikke en dunne
Overhandse steek
stof
Rafelen voorkomen in dikke stof en stof die gemakkelijk rafelt
G
3
Bevestig overhandse steekvoet “G”.
a
G
• Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 38) voor meer informatie.
Selecteer een steek.
b
• Zie “Steken selecteren” (pagina 62) voor meer informatie.
Plaats de rand van de stof tegen de geleider
c
van de persvoet en breng de persvoethendel omlaag.
a
Naai met de rand van de stof tegen de
d
persvoetgeleider.
1
a Naaldpositie
Nadat u de steekbreedte hebt aangepast, draait u het handwiel langzaam naar u toe (tegen de klok in) om te controleren dat de naald de persvoet niet raakt. Als de naald de persvoet raakt, kan de naald verbuigen of breken.
a Geleider
Overhandse steken 63
Page 66
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Overhandse steken naaien met zigzagvoet “J”
U kunt drie steken gebruiken om overhands te naaien met zigzagvoet “J”.
Steek Steek Toepassing Persvoet
Zigzagsteek Rafelen voorkomen
3-punts zigzagsteek Rafelen voorkomen in dikke stof en stretchstoffen
Overhandse steek Rafelen voorkomen in stretchstoffen
Bevestig zigzagvoet “J”.
a
J
Memo
z Bij het naaien van stretchstoffen behaalt u de
beste resultaten wanneer u de druk van de persvoet vermindert. Zie “Persvoetdruk aanpassen” (pagina 40) voor meer informatie.
• Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 38) voor meer informatie.
Selecteer een steek.
b
• Zie “Steken selecteren” (pagina 62) voor meer informatie.
Naai langs de rand van de stof en zorg dat de
c
naaldpositie rechts van de rand is.
a
J
a Naaldpositie
a Naaldpositie
64
1
Page 67
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Overhandse steken naaien met de optionele zijsnijder
Met de zijsnijder kunt u zomen afwerken terwijl de rand van de stof wordt afgesneden. Er zijn drie steken die u kunt gebruiken voor overhandse steken met de zijsnijder.
Steek Steek Toepassing Persvoet
Rechte steek
(linkernaaldstand)
Overhandse steek
Rechte steken naaien terwijl de stof wordt afgesneden
Rafelen voorkomen in dunne en middelzware stof terwijl de stof wordt afgesneden
Rafelen voorkomen in dikke stof terwijl de stof wordt afgesneden
Plaats de zijsnijder zo dat de pen van de
e
zijsnijder op één lijn staat met de inkeping in de persvoethouder en breng vervolgens langzaam de persvoethendel omlaag.
S
3
Verwijder de persvoet.
a
• Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 38) voor meer informatie.
Zet de persvoethendel omlaag en rijg de draad
b
handmatig in.
• U kunt de naaldinrijger niet gebruiken. Wanneer u de naaldinrijger gebruikt met de zijsnijder, kan de naaimachine beschadigd raken.
Zet de persvoethendel omhoog.
c
Haak de verbindingsvork van de zijsnijder op
d
de naaldklemschroef.
a
b
a Verbindingsvork b Naaldklemschroef
b
a
a Inkeping in persvoethouder b Pin
X De zijsnijder is bevestigd.
Breng de persvoethendel omhoog om te
f
controleren of de zijsnijder stevig is bevestigd.
Leid de bovendraad door de zijsnijder en trek
g
deze vervolgens naar de achterkant van de machine.
Overhandse steken 65
Page 68
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
VOORZICHTIG
Selecteer een steek.
h
• Zie “Steken selecteren” (pagina 62) voor meer informatie.
Nadat u de steekbreedte hebt aangepast, draait u het handwiel langzaam naar u toe (tegen de klok in) om te controleren dat de naald de persvoet niet raakt. Als de naald de persvoet raakt, kan de naald verbuigen of breken.
Knip de stof ongeveer 2 cm (3/4 inch) in aan
i
het begin van het stiksel.
1
a 2 cm (3/4 inch)
Plaats de stof in de zijsnijder.
j
Plaats het ingeknipte stuk van de stof boven de geleiderplaat van de zijsnijder.
Breng de persvoethendel omlaag en begin met
k
naaien.
X Er wordt een marge afgesneden terwijl het
stiksel wordt genaaid.
• Als het stiksel in een rechte lijn wordt genaaid, is de marge ongeveer 5 mm (3/16 inch).
1
a 5 mm (3/16 inch)
Memo
z De zijsnijder kan maximaal één laag
spijkerstof van 370 g/m
z Reinig de zijsnijder na gebruik (pluisjes en
stof weghalen).
z Als de zijsnijder geen stof meer kan snijden,
brengt u met een lapje een beetje olie aan op het mes van de zijsnijder.
z De optionele zijsnijder is verkrijgbaar bij uw
Brother-dealer.
2
snijden.
a
a Geleiderplaat
• Als de stof niet juist is geplaatst, wordt deze niet gesneden.
66
Page 69
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Basissteken
U gebruikt rechte steken om gewone naden te maken. Er zijn drie basissteken beschikbaar.
Steek Steek Toepassing Persvoet
Rechte steek
(linkernaaldstand)
Rechte steek
(middelste naaldstand)
Drievoudige stretchsteek Naden verstevigen en stretchstoffen naaien
Standaard naaiwerkzaamheden, plooien of gepaspelde naden naaien
J
Rijgsteken
Naai rijgsteken met een steeklengte van 5 mm (3/16 inch).
Bevestig zigzagvoet “J”.
a
J
• Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 38) voor meer informatie.
Selecteer steek .
b
• Zie “Steken selecteren” (pagina 62) voor meer informatie.
Begin met naaien.
c
• Zie “Beginnen met naaien” (pagina 46) voor meer informatie.
1
Basissteken
Rijg of speld de stukken stof bijeen.
a
Bevestig zigzagvoet “J”.
b
J
• Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 38) voor meer informatie.
Selecteer een steek.
c
• Zie “Steken selecteren” (pagina 62) voor meer informatie.
Breng de naald omlaag in de stof aan het begin
d
van het stiksel.
Begin met naaien.
e
• Zie “Beginnen met naaien” (pagina 46) voor meer informatie.
• Zie “Naaiwerk verstevigen” (pagina 48) voor meer informatie over achteruit/ verstevigingssteken.
3
a 5 mm (3/16 inch)
Knip de draad af wanneer het naaiwerk is voltooid.
f
• Zie “Draad afknippen” (pagina 49) voor meer informatie.
Basissteken 67
Page 70
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Naaldstand wijzigen
De naaldstand die wordt gebruikt als de nullijn verschillend is voor de rechte steek (linker naaldstand) en de rechte steek (middelste naaldstand).
12
a Rechte steek (linker naaldstand) b Rechte steek (middelste naaldstand)
Wanneer de steekbreedte van de rechte steek (linker naaldstand) is ingesteld op de standaardinstelling (0,0 mm), is de afstand van de naaldstand tot de rechterkant van de persvoet 12 mm (1/2 inch). Wanneer u de steekbreedte wijzigt (tussen 0 en 7 mm (1/4 inch)), verandert ook de naaldstand. Door de steekbreedte te wijzigen en te naaien met de rechterkant van de persvoet op één lijn met de rand van de stof, kunt u een marge naaien met een vaste breedte.
1
0.0 2.0 5.5 7.0
543
6
2
a Steekbreedte-instelling b Afstand van de naaldstand tot de rechterkant van
de persvoet
c 12,0 mm (1/2 inch) d 10,0 mm (3/8 inch) e 6,5 mm (1/4 inch) f 5,0 mm (3/16 inch)
• Zie “Steekbreedte aanpassen” (pagina 52) voor meer informatie.
68
Page 71
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Blindzoomsteken naaien
Verstevig de onderkant van rokken en broeken met een blinde zoom. Er zijn twee steken beschikbaar voor blindzoomstikken.
Steek Steek Toepassing Persvoet
Blindzoomsteken naaien op middelzware stof
Blindzoomsteek
Blindzoomsteken naaien op stretchstoffen
Naai een blindzoom volgens onderstaande procedure.
R
Vouw de stof langs de gewenste zoomrand en
a
rijg de stof op ongeveer 5 mm (3/16 inch) van de rand van de stof.
4
2
1
a Achterkant van de stof b Rijgsteken c Gewenste zoomrand d 5 mm (3/16 inch)
Vouw de stof terug langs de rijgsteek en plaats
b
de achterkant van de stof naar boven.
2
1
a Achterkant van de stof b Rijgsteken
3
Bevestig blindzoomvoet “R”.
c
R
• Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 38) voor meer informatie.
Selecteer een steek.
d
• Zie “Steken selecteren” (pagina 62) voor meer informatie.
Plaats de stof met de rand van de gevouwen
e
zoom langs de geleider van de persvoet en breng de persvoethendel omlaag.
1
a Achterkant van de stof b Vouw van zoom c Geleider
3
2
3
Blindzoomsteken naaien 69
Page 72
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Pas de steekbreedte aan totdat de naald de
f
vouw van de zoom net pakt.
1
a Naaldpositie
1
a Steekbreedte
Indien de naald te ver op de zoomvouw komt
De naald staat te ver naar links.
Druk op (van de steekbreedtetoetsen) om de steekbreedte zo te verkleinen dat de
naald de vouw van de zoom net pakt.
Indien de naald niet op de zoomvouw komt
De naald staat te ver naar rechts.
Druk op (van de steekbreedtetoetsen) om de steekbreedte zo te vergroten dat de
naald de vouw van de zoom net pakt.
1 2
a Achterkant van de stof b Voorkant van de stof
• Meer bijzonderheden over het wijzigen van de steekbreedte vindt u in “De steeklengte en steekbreedte aanpassen” (pagina 52).
Naai met de vouw van de zoom tegen de
g
persvoetgeleider.
Verwijder de rijgsteken.
h
1 2
a Achterkant van de stof b Voorkant van de stof
1 2
a Achterkant van de stof b Voorkant van de stof
Memo
z Bij het naaien van stretchstoffen behaalt u de
beste resultaten wanneer u de druk van de persvoet vermindert. Zie “Persvoetdruk aanpassen” (pagina 40) voor meer informatie.
70
Page 73
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Knoopsgatsteek
U kunt knoopsgaten maken en knopen aannaaien. Er zijn zes steken beschikbaar om knoopsgaten te naaien in één stap.
Steek Steek Toepassing Persvoet
Verstevigde knoopsgaten voor stof met een voering
Horizontale knoopsgaten in dunne en middelzware stof
Lingerieknoopsgaten voor dikke of bontachtige stof
Knoopsgatsteek
Knoopsgaten voor stretchstof of gebreide stof
Knoopsgaten voor stretchstoffen
Horizontale knoopsgaten voor dikke of bontachtige stof
A
3
Knoopsgaten naaien
De maximale lengte van een knoopsgat is ongeveer 28 mm (1-1/8 inch) (doorsnede + dikte van de knoop). Knoopsgaten worden genaaid van de voorkant van de persvoet naar achteren (zie afbeelding).
1
1
1
a Verstevigingssteken
Knoopsgatsteek 71
Page 74
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Op deze afbeelding vindt u de namen van alle onderdelen van knoopsgatenvoet “A”, die wordt gebruikt voor het naaien van knoopsgaten.
1
2
5
3
4
A
a Knoopgeleiderplaat b Persvoetschaal c Pin d Markeringen op knoopsgatenvoet e 5 mm (3/16 inch)
Markeer met krijt op de stof de plaats en de
a
lengte van het knoopsgat.
2
Als de knoop niet in de knoopgeleiderplaat
past
Tel de doorsnee en de dikte van de knoop bij elkaar op en zet de knoopgeleiderplaat op de berekende lengte. (De afstand tussen de markeringen op de persvoetschaal is 5 mm (3/16 inch).)
1
2
3
a Persvoetschaal b Lengte van het knoopsgat (doorsnee + dikte van
knoop)
c 5 mm (3/16 inch)
Voorbeeld: voor een knoop van een diameter van 15 mm (9/16 inch) en een dikte van 10 mm (3/8 inch), moet u de knoopgeleiderplaat instellen op 25 mm (1 inch) op de schaal.
1
1
a Markering op stof b Knoopsgaten naaien
Trek de knoopgeleiderplaat van
b
knoopsgatenvoet “A” uit en plaats de knoop die door het knoopsgat moet.
a 10 mm (3/8 inch) b 15 mm (9/16 inch)
2
X De grootte van het knoopsgat is ingesteld.
Bevestig knoopsgatenvoet “A”.
c
• Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 38) voor meer informatie.
Selecteer een steek.
d
• Zie “Steken selecteren” (pagina 62) voor meer informatie.
72
Page 75
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Plaats de stof met de voorkant van de
e
knoopsgatmarkering op één lijn met de rode markeringen aan de zijkanten van de knoopsgatenvoet en breng de persvoethendel omlaag.
1
A
2
a Markering op stof b Rode markeringen op knoopsgatenvoet
Leid de bovendraad omlaag door het gat in de persvoet.
• Duw niet tegen de voorkant van de persvoet wanneer deze omlaag staat; anders wordt het knoopsgat niet in het juiste formaat genaaid.
a
a Maak de tussenruimte niet kleiner.
Trek de knoopsgathendel zo ver mogelijk omlaag.
f
Houd het uiteinde van de bovendraad losjes in
g
uw linkerhand en begin met naaien.
X
Zodra het naaien is voltooid, naait de machine automatisch verstevigingssteken en stopt dan.
Druk eenmaal op (draadkniptoets).
h
X De draden worden afgeknipt en de naald
wordt omhoog gezet.
Zet de persvoet omhoog en verwijder de stof.
Memo
z
Als u de instelling voor geprogrammeerd draadknippen selecteert voordat u gaat naaien, knipt de machine automatisch de draden af aan het eind van het stiksel. Zie “Draad automatisch knippen” (pagina 54) voor meer informatie.
z
Wanneer u met de draadsnijder aan de linkerkant van de machine of met een schaar de draden afknipt, drukt u op naad omhoog te zetten. Vervolgens zet u de persvoet omhoog en trekt u de stof uit voordat u de draden afknipt. Zie “Werken met de handmatige draadafsnijder” (pagina 50) voor meer informatie.
Breng de knoopsgathendel omhoog in de
i
oorspronkelijke stand.
Steek een speld langs de binnenkant van één
j
trenssteek aan het eind van de knoopsgatsteken om te voorkomen dat de steken worden geknipt.
(naaldstandtoets) om de
3
a
a Knoopsgathendel
De knoopsgathendel bevindt zich achter de beugel op de knoopsgatenvoet.
1
2
a Knoopsgathendel b Beugel
1
a Pin
Snijd met het tornmesje naar de speld toe en
k
maak het knoopsgat open.
1
a Tornmesje
Knoopsgatsteek 73
Page 76
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
VOORZICHTIG
Voor lingerieknoopsgaten maakt u met de gaatjesponser een gat in het afgeronde einde van het knoopsgat en snijdt u vervolgens het knoopsgat open met het tornmesje.
1
a Gaatjesponser
• Wanneer u de gaatjesponser gebruikt, plaatst u dik papier of een ander beschermvel onder de stof voordat u het gat in de stof ponst.
Houd uw handen niet in de snijrichting terwijl u het knoopsgat met het tornmesje openmaakt; anders zou u zich kunnen verwonden als het tornmesje uitschiet.
De dichtheid van de steken wijzigen
Pas de steeklengte aan.
De steekbreedte wijzigen
Pas de steekbreedte aan.
• Zie “Steekbreedte aanpassen” (pagina 52) voor meer informatie.
Memo
z Voordat u knoopsgaten maakt, controleert u
de steeklengte en de steekbreedte door een proefknoopsgat te maken op een overgebleven lapje stof.
Knoopsgaten maken in stretchstoffen
Gebruik een contourdraad wanneer u knoopsgaten maakt in stretchstoffen.
Haak de contourdraad aan het gedeelte van
a
knoopsgatenvoet “A” (zie afbeelding), zodat de draad in de groeven past en bind deze dan losjes vast.
• Zie “Steeklengte aanpassen” (pagina 53) voor meer informatie.
• Als de stof niet wordt doorgevoerd (bijvoorbeeld als deze te dik is), maakt u de steekdichtheid kleiner.
74
Bevestig knoopsgatenvoet “A”.
b
• Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 38) voor meer informatie.
Page 77
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Selecteer steek of .
c
Pas de steekbreedte aan de dikte van de
d
contourdraad aan.
Breng de persvoethendel en de
e
knoopsgathendel omlaag en begin met naaien.
Wanneer u klaar bent met naaien trekt u
f
zachtjes aan de contourdraad zodat deze niet loshangt.
Trek de contourdraad met een handnaainaald
g
naar de achterkant van de stof en knoop hem vast.
Snijd met een tornmesje het middendeel van
h
de contourdraad dat aan de bovenkant van het knoopsgat overblijft.
Snijd alle uitstekende contourdraad weg.
Knopen aanzetten
U kunt met de machine knopen aannaaien. U kunt knopen met 2 en knopen met 4 gaten aanzetten.
Meet de afstand tussen de gaten in de knoop
a
die u wilt bevestigen.
Breng de persvoethendel omhoog en schuif de
b
boventransporteurhendel (achter op de voet van de machine) naar (aan de linkerkant, gezien vanaf de achterkant van de machine).
a
a Transporteurhendel (gezien vanaf de achterkant
van de machine)
X De transporteurs staan omlaag.
3
Zet de machine aan.
c
Selecteer steek .
d
Bevestig knoopbevestigingsvoet “M”.
e
• Meer informatie vindt u in “Persvoet verwisselen” (pagina 38).
Knoopsgatsteek 75
Page 78
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
VOORZICHTIG
Pas de steekbreedte zo aan dat deze gelijk is
f
aan de afstand tussen de gaten in de knoop.
Plaats de knoop in de knoopbevestigingsvoet
g
“M”.
a
a Knoop
X De knoop wordt op zijn plaats gehouden.
• Wanneer u vier-gatsknopen bevestigt, naait u eerst de twee gaten het dichtst bij u. Schuif vervolgens de knoop zo dat de naald in de twee gaten erachter gaat en naai deze op dezelfde manier.
Begin met naaien.
i
Zet de schuifknop voor snelheidsregeling naar links (zodat de snelheid laag is).
X De machine stopt automatisch na het naaien
van verstevigingssteken.
• Wanneer u de knoop extra stevig wilt bevestigen, voert u dezelfde handeling nogmaals uit.
Knip met een schaartje de bovendraad en de
j
spoeldraad af aan het begin van het stiksel.
Trek de bovendraad na het naaien naar de achterkant van de stof en knoop deze vast aan de spoeldraad.
Draai het handwiel naar u toe (tegen de klok
h
in) om te controleren of de naald goed in de twee gaten van de knoop gaat.
Als de naald de knoop lijkt te raken, meet u opnieuw de afstand tussen de gaten in de knoop. Stem de steekbreedte af op de afstand tussen de gaten in de knopen.
Let er tijdens het naaien op dat de naald de knoop niet raakt. Anders kan de naald verbuigen of breken.
Wanneer u klaar bent met het aannaaien van
k
de knoop, schuift u de boventransporteurhendel naar (rechts, gezien vanaf de achterkant van de machine). Draai het handwiel om de transporteurs omhoog te zetten.
a
a Transporteurhendel (gezien vanaf de achterkant
van de machine)
76
Page 79
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Memo
z De transporteurstandschakelaar staat
normaal naar rechts (gezien van de achterkant van de machine).
z De transporteurs gaan omhoog als u weer
gaat naaien.
Een knoopvoet bevestigen
Als u een knoop met een knoopvoet wilt bevestigen, bevestigt u de knoop op enige afstand van de stof, en draait u daar met de hand draad omheen. Zo bevestigt u de knoop stevig.
Plaats de knoop in knoopaanzetvoet “M” en
a
trek de knoopvoethendel naar u toe.
3
a Knoopvoethendel
Wanneer u klaar bent met naaien, knipt u de
b
bovendraad royaal af. Het uiteinde windt u tussen de knoop en de stof. Vervolgens knoopt u dit aan de bovendraad aan het begin van het stiksel.
Knoop de uiteinden van de spoeldraad aan het begin en het eind van het stiksel aan de achterkant van de stof aan elkaar.
Knip alle overtollige draden af.
c
Knoopsgatsteek 77
Page 80
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Rits inzetten
U kunt deze machine gebruiken om ritsen in te zetten.
Steek Steek Toepassing Persvoet
Rechte steek
(middelste naaldstand)
U kunt ritsen op verschillende manieren inzetten. Hieronder wordt beschreven hoe u een midden- en zijrits inzet.
Een rits inzetten in het midden
Ritsen bevestigen Verborgen naden en gepaspelde naden naaien
Druk de marge open vanaf de achterkant van
c
de stof.
I
U naait op beide stukken stof met de randen tegen elkaar.
2
1
3
a Voorkant van de stof b Stiksel c Einde ritsopening
Bevestig zigzagvoet “J” en naai rechte steken
a
tot aan de ritsopening.
Met de voorkant van de stukken stof naar elkaar toe naait u achteruit nadat u de ritsopening hebt bereikt.
• Zie “Basissteken” (pagina 67) voor meer informatie.
Naai met een rijgsteek door naar de rand van
b
de stof.
1
1
a Achterkant van de stof
Zet de naad op één lijn met het midden van de
d
rits en naai de rits op zijn plaats met rijgsteken.
2
1
3
a Achterkant van de stof b Rijgsteken c Rits
a Rijgsteken b Achteruitnaaien c Achterkant van de stof d Einde ritsopening
78
3
2
4
Page 81
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
Bevestig de persvoethouder aan de rechterpin
e
van ritsvoet “I”.
1
I
2
a Pin aan de rechterkant b Naaldpositie
• Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 38) voor meer informatie.
Selecteer steek .
f
• Zie “Steken selecteren” (pagina 62) voor meer informatie.
Wanneer u ritsvoet “I” gebruikt, moet u de rechte steek selecteren (middelste naaldstand) en het handwiel langzaam naar u toe (tegen de klok in) draaien om te controleren dat de naald de persvoet niet raakt. Als een andere steek is geselecteerd of als de naald de persvoet raakt, kan de naald verbuigen of breken.
Naai versteviging rond de rits.
g
1
3
Zorg bij het naaien dat de naald de rits niet raakt. Anders kan de naald verbuigen of breken.
Verwijder de rijgsteken.
h
Zijrits inzetten
Slechts één stuk stof wordt gestikt. Dit soort ritsen gebruikt u voor zij- of achteropeningen.
1
a Stiksel b Voorkant van de stof c Einde ritsopening
Hieronder wordt beschreven hoe u aan de linkerkant moet stikken (zie afbeelding).
Bevestig zigzagvoet “J” en naai rechte steken
a
tot aan de ritsopening.
Met de voorkant van de stukken stof naar elkaar toe naait u achteruit nadat u de ritsopening hebt bereikt.
• Zie “Basissteken” (pagina 67) voor meer informatie.
2
3
3
2
4
a Stiksel b Voorkant van de stof c Rijgsteken d Einde ritsopening
Naai met een rijgsteek door naar de rand van
b
de stof.
1
3
2
4
a Rijgsteken b Achteruitnaaien c Achterkant van de stof d Einde ritsopening
Rits inzetten 79
Page 82
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
Druk de marge open vanaf de achterkant van
c
de stof.
1
a Achterkant van de stof
Duw tegen de marge tot er aan de voorkant
d
(de kant die niet wordt gestikt) 3 mm (1/8 inch) extra ontstaat.
1
a Achterkant van de stof b 3 mm (1/8 inch)
Leg de tanden van de rits op één lijn met de
e
geperste rand van de stof met de extra 3 mm (1/8 inch) en rijg of speld vervolgens de rits op zijn plaats.
2
Selecteer steek .
g
• Zie “Steken selecteren” (pagina 62) voor meer informatie.
Wanneer u ritsvoet “I” gebruikt, moet u de rechte steek selecteren (middelste naaldstand) en het handwiel langzaam naar u toe (tegen de klok in) draaien om te controleren dat de naald de persvoet niet raakt. Als een andere steek is geselecteerd of als de naald de persvoet raakt, kan de naald verbuigen of breken.
Naai de rits aan het stuk stof met de extra
h
3 mm (1/8 inch), te beginnen vanaf de basis van de rits.
2
1
a Tanden van rits b Rijgsteken
Bevestig de persvoethouder aan de rechterpin
f
van ritsvoet “I”.
Wanneer u de rechterkant stikt, bevestigt u de persvoethouder aan de linkerpin van de ritsvoet.
1
I
2
a Pin aan de rechterkant b Naaldpositie
• Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 38) voor meer informatie.
80
Zorg bij het naaien dat de naald de rits niet raakt. Anders kan de naald verbuigen of breken.
Wanneer u ongeveer 5 cm (2 inch) van het
i
eind van de rits bent, stopt u de machine met de naald omlaag (in de stof ); vervolgens zet u de persvoethendel omhoog, opent u de rits en gaat u verder met naaien.
Page 83
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
VOORZICHTIG
Sluit de rits, draai de stof om en rijg de andere
j
kant van de rits aan de stof vast.
1
a Rijgsteken
Bevestig de persvoethouder aan de andere pin
k
van ritsvoet “I”.
Als u in stap rechterpin had bevestigd, dan zet u deze nu aan de linkerpin.
f de persvoethouder aan de
1
I
2
Wanneer u ongeveer 5 cm (2 inch) van het
m
eind van de rits bent, stopt u de machine met de naald omlaag (in de stof ); vervolgens zet u de persvoethendel omhoog, opent u de rits en gaat u verder met naaien.
Verwijder de rijgsteken.
n
3
a Pin aan de linkerkant b Naaldpositie
Naai versteviging rond de rits.
l
Naai achteruit aan het eind van de ritsopening en leg de tanden van de rits op één lijn met de zijkant van de persvoet.
3
2
1
a Voorkant van de stof b Einde ritsopening c Achteruitnaaien d Begin van de steken e Rijgsteken
4
5
Zorg bij het naaien dat de naald de rits niet raakt. Anders kan de naald verbuigen of breken.
Rits inzetten 81
Page 84
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Stretchstoffen naaien en elastiek bevestigen
U kunt stretchstoffen naaien en elastiek bevestigen.
Steek Steek Toepassing Persvoet
Stretchsteek Stretchstoffen naaien
J
3-punts zigzagsteek Elastiek bevestigen
Neem de desbetreffende voorzorgsmaatregelen in acht wanneer u de volgende handelingen uitvoert.
Stretchstof naaien
Bevestig zigzagvoet “J”.
a
J
• Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 38) voor meer informatie.
Selecteer steek .
b
• Zie “Steken selecteren” (pagina 62) voor meer informatie.
Trek niet aan de stof tijdens het naaien.
c
Elastiek inzetten
Wanneer u elastiek bevestigt rond de manchet of de taille van een kledingstuk moet u uitgaan van de afmetingen van het uitgerekte elastiek. Neem dus een stuk elastiek van geschikte lengte.
Speld het elastiek aan de achterkant van de
a
stof.
Speld het elastiek op enkele punten tegen de stof, zodat het gelijkmatig is verdeeld over de stof.
1
2
a Elastiek b Pin
82
Page 85
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
VOORZICHTIG
Bevestig zigzagvoet “J”.
b
J
• Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 38) voor meer informatie.
Selecteer een steek.
c
• Zie “Steken selecteren” (pagina 62) voor meer informatie.
Naai het elastiek aan de stof terwijl u het
d
elastiek zo uitrekt dat het even lang is als de stof.
Terwijl u met uw linkerhand de stof achter de persvoet trekt, trekt u met uw rechterhand aan de stof bij de speld die zich het dichtst bij de voorkant van de persvoet bevindt.
3
Zorg dat de naald tijdens het naaien geen spelden raakt, anders kan de naald verbuigen of breken.
Stretchstoffen naaien en elastiek bevestigen 83
Page 86
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Applicatie-, patchwork- en quiltsteken
Hieronder wordt beschreven welke steken u kunt gebruiken voor het maken van applicaties, patchwork en quilts.
Steek Steek Toepassing Persvoet
Zigzagsteek
Applicaties bevestigen
Applicatiesteek
Fagotsteek Fagotsteken en decoratieve steken naaien
Applicatiesteek
(voor quilten)
Zigzagsteek (voor quilten)
Quiltsteek met
handgemaakt uiterlijk
Links
Rechts
Applicaties en band aanbrengen
Applicatiequilten, vrije-handquilten en satijnsteken naaien
Quilten met rechte steek met handgemaakt uiterlijk
Applicatiesteken naaien
De beste resultaten krijgt u met de open voet.
Knip de applicatie uit met een marge van 3 tot
a
5 mm (1/8 inch tot 3/16 inch).
1
a Marge
Plaats een patroon van dik papier of steunstof
b
op de achterkant van de applicatie en vouw de marge om met een strijkbout.
• Verwijder het dikke papier nadat u de marge hebt aangedrukt.
Draai de stof om en rijg of speld deze op de
c
stof waarop u deze wilt bevestigen.
1
a Rijgsteken
Bevestig zigzagvoet “J”.
d
J
J
84
• Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 38) voor meer informatie.
Selecteer een steek.
e
• Zie “Steken selecteren” (pagina 62) voor meer informatie.
Page 87
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Draai het handwiel naar u toe (tegen de klok
f
in) en begin te naaien rond de rand van de applicatie; let op dat de naald net buiten de applicatie neerkomt.
Wanneer u ronde hoeken naait, stopt u de machine met de naald in de stof net buiten de applicatie, brengt u de persvoethendel omhoog en draait u vervolgens de stof om de naairichting te wijzigen.
Patchworksteken ( voor fantasiequilt)
Vouw de rand van het bovenste stuk stof en
a
plaats deze op het onderste stuk.
Naai de twee stukken stof aan elkaar, zodat
b
het patroon beide stukken omspant.
3
Quilten
Wattering aanbrengen tussen de boven- en onderlaag van de stof heet quilten. Quilts kunt u gemakkelijk naaien met de boventransportvoet en de optionele quiltgeleider.
Opmerking
z Rijg de naald handmatig in wanneer u de
boventransportvoet gebruikt, of bevestig de boventransportvoet pas nadat u de naald hebt ingeregen met de naaldinrijger.
z Kies voor een snelheid tussen langzaam en
middelmatig wanneer u werkt met de boventransportvoet.
z Voor quilten gebruikt u een 90/14
huishoudnaaimachinenaald.
z U kunt de boventransportvoet alleen
gebruiken bij patronen voor rechte steken en zigzagsteken. U kunt geen achteruitsteken naaien met de boventransportvoet. Als verstevigingssteken selecteert u alleen rechte of zigzagsteken. Zie “Steekinstellingen” (pagina 98) voor meer informatie.
Applicatie-, patchwork- en quiltsteken 85
Page 88
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Rijg de stof vast die u wilt quilten.
a
De boventransportvoet bevestigen
b
• Zie “Werken met de optionele boventransportvoet” (pagina 41) voor meer informatie.
Selecteer een steek.
c
• Zie “Steken selecteren” (pagina 62) voor meer informatie.
Plaats een hand aan elke kant van de persvoet
d
en houd de stof strak terwijl u naait.
Met de optionele quiltgeleider
Met de quiltgeleider maakt u parallelle steken met een gelijkmatige tussenruimte.
Stel de stang van de quiltgeleider zo af dat de
b
quiltgeleider op één lijn staat met de naad die u al hebt genaaid.
Opmerking
z De optionele quiltgeleider is verkrijgbaar bij
uw Brother-dealer.
Vrij quilten
Bij vrij quilten kunt u de transporteurs omlaag brengen (met de transporteurhendel), zodat u de stof vrij in elke richting kunt bewegen. Voor het naaien van fantasiequilts hebt u de optionele quiltvoet nodig.
Plaats de stang van de quiltgeleider in het gat
a
aan de achterkant van de boventransportvoet of persvoethouder.
Boventransportvoet
Persvoethouder
86
Opmerking
z Rijg de naald handmatig in wanneer u de
quiltvoet gebruikt, of bevestig de quiltvoet pas nadat u de naald hebt ingeregen met de naaldinrijger.
Verwijder de persvoet en de persvoethouder.
a
• Zie “De persvoethouder verwijderen” (pagina 40).
Page 89
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
VOORZICHTIG
Zet de borduurvoet vast met de schroef van de
b
persvoethouder.
Plaats de pin op de quiltvoet boven de naaldklemschroef.
1
2
a Pin op quiltvoet b Persvoethouderschroef c Naaldklemschroef
Houd de quiltvoet op zijn plaats met uw
c
rechterhand en draai de persvoethouderschroef aan met de schroevendraaier in uw linkerhand.
3
Schuif de transporteurhendel (achter op de
d
voet van de machine) naar (aan de linkerkant, gezien vanaf de achterkant van de machine).
a
a Transporteurstandschakelaar (gezien vanaf de
achterkant van de machine)
X De transporteurs staan omlaag.
Zet de machine aan en selecteer vervolgens
e
een steek.
• Zie “Steken selecteren” (pagina 62) voor meer informatie.
Houd de stof met beide handen strak en volg
f
met de stof het patroon.
Aan het begin en het eind van het stiksel worden verstevigingssteken gemaakt.
1
3
1
a Persvoethouderschroef
Draai de schroef stevig vast met de schroevendraaier; anders raakt de naald misschien de persvoet, waardoor de naald kan verbuigen of breken.
a Patroon
Wanneer u klaar bent met naaien, schuift u de
g
transporteurhendel naar (rechts, gezien vanaf de achterkant van de machine). Draai het handwiel om de transporteurs omhoog te zetten.
a
a Transporteurhendel (gezien vanaf de achterkant
van de machine)
• Normaliter staat de transporteurhendel aan de rechterkant.
Applicatie-, patchwork- en quiltsteken 87
Page 90
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Selecteer steek .
Satijnsteken naaien met de schuifknop voor snelheidsregeling
f
• Zie “Steken selecteren” (pagina 62) voor meer informatie.
U kunt een decoratieve steek maken door de breedte van een satijnsteek te wijzigen. Als de naaimachine zo is ingesteld dat u de steekbreedte kunt instellen met de schuifknop voor snelheidsregeling, kunt u de steekbreedte snel en gemakkelijk aanpassen. In dit geval wordt de naaisnelheid aangepast met het voetpedaal.
Sluit het voetpedaal aan.
a
Tijdens het naaien kunt u de steekbreedte
g
aanpassen door de schuifknop voor snelheidsregeling te verschuiven.
U maakt de steekbreedte smaller door de knop naar links te schuiven. U maakt de steekbreedte breder door de knop naar rechts te schuiven.
• Zie “Beginnen met naaien” (pagina 46) voor meer informatie.
Smaller Breder
Bevestig zigzagvoet “J”.
b
J
• Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 38) voor meer informatie.
Terwijl u de steekselectietoets ingedrukt houdt
c
, schakelt u de naaimachine in.
X Onderstaand scherm verschijnt.
Druk op een steeklengtetoets om “ON” te selecteren.
d
:
* Als u de steekbreedteregeling wilt
uitschakelen, drukt u opnieuw op een steeklengtetoets om “OFF” te selecteren.
Zet de naaimachine uit en weer aan.
e
Steekbreedteregeling is ingeschakeld. Wanneer u de schuifknop voor snelheidsregeling naar rechts schuift, wordt de steekbreedte groter. Wanneer u de schuifknop voor snelheidsregeling naar links schuift, wordt de steekbreedte kleiner. * verschijnt in het LCD-display om aan
te geven dat de steekbreedteregeling is ingeschakeld.
• Pas de naaisnelheid aan met het voetpedaal.
Memo
z Wanneer het voetpedaal is aangesloten,
kunt u (start/stoptoets) niet gebruiken om
het naaien te starten.
z Het naairesultaat verschilt naar gelang de
stof en de dikte van de draad, maar de beste resultaten krijgt u door de steeklengte in te stellen op een waarde tussen 0,3 en 0,5 mm (1/64 en 1/32 inch).
88
Page 91
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Verstevigingssteken
Verstevig plekken waarop spanning komt te staan, zoals mouwgaten, binnennaden en hoeken van zakken.
Steek Steek Toepassing Persvoet
Drievoudige stretchsteek Verstevigen van naden van mouwen en binnennaden J
Trenssteek
Stopsteek Stoppen van dikke stof
Verstevigen van de uiteinden van openingen, zoals de hoeken van zakken
Drievoudige stretchsteken naaien
Met een drievoudige stretchsteek kunt u mouwen en binnennaden verstevigen.
Bevestig zigzagvoet “J”.
a
J
• Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 38) voor meer informatie.
Selecteer steek .
b
• Zie “Steken selecteren” (pagina 62) voor meer informatie.
Begin met naaien.
c
• Zie “Beginnen met naaien” (pagina 46) voor meer informatie.
A
Trenssteek
Trenssteken worden gebruikt om plekken te verstevigen die onder spanning staan, zoals hoeken van zakken en openingen. Hieronder wordt als voorbeeld beschreven hoe u trenssteken maakt op hoeken van zakken.
Bepaal de gewenste lengte van de trenssteek.
a
Zet de knoopgeleiderplaat op knoopsgatenvoet “A” op de gewenste lengte. (De afstand tussen de markeringen op de persvoetschaal is 5 mm (3/16 inch).)
1
3
2
3
a Persvoetschaal b Lengte trenssteek c 5 mm (3/16 inch)
• U kunt een trenssteek van maximaal 28 mm (1-1/8 inch) maken.
Bevestig knoopsgatenvoet “A”.
b
• Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 38) voor meer informatie.
Verstevigingssteken 89
Page 92
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Selecteer steek .
c
• Zie “Steken selecteren” (pagina 62) voor meer informatie.
Plaats de stof met de opening van de zak naar
d
u toe en breng vervolgens de persvoethendel omlaag zodat de naald 2 mm (1/16 inch) voor de zakopening neerkomt.
1
a 2 mm (1/16 inch)
Leid de bovendraad omlaag door het gat in de persvoet.
• Duw niet tegen de voorkant van de persvoet wanneer deze omlaag staat. Anders wordt de trenssteek niet in het juiste formaat gemaakt.
Trek de knoopsgathendel zo ver mogelijk
e
omlaag.
a
a Knoopsgathendel
De knoopsgathendel bevindt zich achter de beugel op de knoopsgatenvoet.
1
2
a Knoopsgathendel b Beugel
Houd het uiteinde van de bovendraad losjes in
f
uw linkerhand en begin met naaien.
a Maak de tussenruimte niet kleiner.
90
a
X Zodra het naaien is voltooid, naait de
machine automatisch verstevigingssteken en stopt dan.
Knip de draden af, zet de persvoethendel
g
omhoog en haal de stof weg.
Breng de knoopsgathendel omhoog in de
h
oorspronkelijke stand.
Memo
z Als de stof niet wordt doorgevoerd
(bijvoorbeeld als deze te dik is), maakt u de steeklengte groter. Zie “Steeklengte aanpassen” (pagina 53) voor meer informatie.
Page 93
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Stoppen
U kunt gescheurde stof stoppen. Hieronder wordt beschreven hoe u gescheurde stof stopt.
1
a Verstevigingssteken
Bepaal de gewenste lengte van het stopwerk.
a
Zet de knoopgeleiderplaat op knoopsgatenvoet “A” op de gewenste lengte. (De afstand tussen de markeringen op de persvoetschaal is 5 mm (3/16 inch).)
1
2
3
4
a Persvoetschaal b Lengte stopwerk c 5 mm (3/16 inch) d 7 mm (1/4 inch)
Bevestig knoopsgatenvoet “A”.
b
• Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 38) voor meer informatie.
Selecteer steek .
c
• Zie “Steken selecteren” (pagina 62) voor meer informatie.
Plaats de stof zo dat de naald 2 mm (1/16 inch)
d
voor het te stoppen vlak staat en breng vervolgens de persvoethendel omlaag.
1
2
a Scheur b 2 mm (1/16 inch)
Leid de bovendraad omlaag door het gat in de persvoet.
• Duw niet tegen de voorkant van de persvoet wanneer deze omlaag staat. Anders wordt het stopwerk niet in het juiste formaat genaaid.
a
a Maak de tussenruimte niet kleiner.
3
Verstevigingssteken 91
Page 94
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Trek de knoopsgathendel zo ver mogelijk
e
omlaag.
a
a Knoopsgathendel
De knoopsgathendel bevindt zich achter de beugel op de knoopsgatenvoet.
1
2
a Knoopsgathendel b Beugel
Houd het uiteinde van de bovendraad losjes in
f
uw linkerhand en begin met naaien.
X Zodra het naaien is voltooid, naait de
machine automatisch verstevigingssteken en stopt dan.
Knip de draden af, zet de persvoethendel
g
omhoog en haal de stof weg.
Breng de knoopsgathendel omhoog in de
h
oorspronkelijke stand.
Memo
z Als de stof niet wordt doorgevoerd
(bijvoorbeeld als deze te dik is), maakt u de steeklengte groter. Zie “Steeklengte aanpassen” (pagina 53) voor meer informatie.
92
Page 95
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Decoratieve steken naaien
Met deze machine kunt u diverse decoratieve steken naaien.
Steek Steek Toepassing Persvoet
Fagotsteek Fagotsteken en decoratieve steken naaien J
Smocksteek Smocksteken, erfstuksteken, enz. J
Schelpsteek Satijnen schelpsteek N
Decoratieve steken naaien J
Decoratieve steek
Kant naaien, decoratieve zomen, erfstuksteken enz. N
Fagotsteken
Stikken over een open naad heet “fagotsteken”. Het wordt gebruikt op blouses en kinderkleding. Deze steek is decoratiever wanneer u dikkere draad gebruikt.
Vouw met een strijkbout twee stukken stof
a
langs de zoom.
Rijg de twee stukken stof op 4 mm (3/16 inch)
b
afstand op dun papier of een vel in water oplosbare steunstof.
Het naaien wordt vergemakkelijkt wanneer u een lijn trekt door het midden van het dunne papier of de in water oplosbare steunstof.
3
1
• Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 38) voor meer informatie.
Selecteer steek .
d
• Zie “Steken selecteren” (pagina 62) voor meer informatie.
Stel de steekbreedte in op 7,0 mm (1/4 inch).
e
• Zie “Steekbreedte aanpassen” (pagina 52) voor meer informatie.
Zorg dat bij het naaien de persvoet op één lijn
f
staat met het midden van de twee stukken stof.
3
a Dun papier of in water oplosbare steunstof b Rijgsteken c 4 mm (3/16 inch)
Bevestig zigzagvoet “J”.
c
J
2
Wanneer het naaien is voltooid, verwijdert u
g
het papier.
Decoratieve steken naaien 93
Page 96
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Schelpsteek
Een golvend, zich herhalend patroon in de vorm van schelpen. Dit motief wordt gebruikt op kragen van blouses of randen van zakdoeken.
Bevestig monogrammenvoet “N”.
a
• Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 38) voor meer informatie.
Selecteer steek .
b
• Zie “Steken selecteren” (pagina 62) voor meer informatie.
Stik langs de rand van de stof, niet op de rand.
c
Smocksteken naaien
De decoratieve steek die men verkrijgt door over plooien heen te stikken of borduren heet smocksteek. Hiermee verfraait u de voorkant van blouses of manchetten. De smocksteek geeft de stof meer structuur en elasticiteit.
Bevestig zigzagvoet “J”.
a
J
• Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 38) voor meer informatie.
Selecteer de rechte steek, stel de steeklengte af
b
op 4,0 mm (3/16 inch) en verlaag de draadspanning.
• Zie “Steeklengte aanpassen” (pagina 53) en “De spanning van de bovendraad aanpassen” (pagina 51) voor meer informatie.
Maak parallelle steken met intervallen van 1 cm
c
(3/8 inch).
• U krijgt betere resultaten wanneer u eerst stijfsel op de stof spuit en de stof perst met een hete strijkbout.
Snijd de stof af langs de steken.
d
• Zorg dat u de steken niet doorsnijdt.
1
a 1 cm (3/8 inch)
• U hoeft geen achteruitnaaien/ verstevigingssteken te naaien of de draad af te knippen.
• Aan het eind van het stiksel wordt de draad ongeveer 5 cm (2 inch) uitgetrokken.
Trek aan de spoeldraad om plooien te maken.
d
Strijk de plooien met een strijkbout.
94
Page 97
— — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Selecteer steek .
e
• Zie “Steken selecteren” (pagina 62) voor meer informatie.
Stik tussen de rechte steken.
f
Erfstuksteken naaien
Wanneer u naait met de platte naald, worden de naaldgaten groter zodat een kantachtig effect ontstaat. Hiermee kunt u zomen en tafelkleden van dunne of middelzware stof en eenvoudig geweven stof verfraaien.
Opmerking
z Als de draad verward raakt, moet u steunstof
gebruiken.
Plaats de platte naald.
Trek de draden van de rechte steken eruit.
g
a
• Gebruik een 130/705H 100/16 platte naald.
• Zie “Naald verwisselen” (pagina 36) voor meer informatie over het bevestigen van een naald.
• U kunt de naaldinrijger niet gebruiken met de platte naald; de naaimachine zou beschadigd kunnen raken. Leid de draad met de hand van voren naar achteren door het oog van de naald.
3
Wanneer u naait met steek of , bevestigt u
b
monogrammenvoet “N”. Wanneer u naait met
steek , bevestigt u zigzagvoet “J”.
J
• Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 38) voor meer informatie.
• Selecteer een steekbreedte van 6,0 mm (15/64 inch) of minder.
Decoratieve steken naaien 95
Page 98
NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
VOORZICHTIG
Selecteer een steek.
c
U kunt de volgende steken gebruiken: ,
of .
• Zie “Steken selecteren” (pagina 62) voor meer informatie.
• Selecteer een steekbreedte van 6,0 mm (15/64 inch) of minder.
Begin met naaien.
d
Selecteer een steekbreedte van 6,0 mm (15/64 inch) of minder; anders kan de naald verbuigen of breken.
Nadat u de steekbreedte hebt aangepast, draait u het handwiel langzaam naar u toe (tegen de klok in) om te controleren dat de naald de persvoet niet raakt. Als de naald de persvoet raakt, kan de naald verbuigen of breken.
Trek verschillende draden uit de stof.
a
Bevestig monogrammenvoet “N”.
b
• Zie “Persvoet verwisselen” (pagina 38) voor meer informatie.
Selecteer steek .
c
• Zie “Steken selecteren” (pagina 62) voor meer informatie.
Met de voorkant van de stof naar boven naait
d
u langs de rechterrand van het gerafelde gedeelte.
N
Draden gedeeltelijk verwijderen heet ajour. Dit geeft een prachtig resultaat bij los geweven stoffen.
Ajour
De stof wordt gedraaid en tweemaal genaaid.
96
Draai de stof om de andere kant te naaien.
e
Naai langs de andere kant van de gerafelde
f
rand zodat deze lijkt op het vorige stiksel.
N
Page 99
4BIJLAGE
In dit hoofdstuk worden het onderhoud en de probleemoplossing beschreven.
Steekinstellingen......................................................................................................98
Naaisteken .........................................................................................................98
Zorg en onderhoud................................................................................................100
Geen olie aanbrengen De buitenkant van de machine reinigen
Grijper reinigen................................................................................................100
Probleemoplossing ................................................................................................102
Veel voorkomende problemen .........................................................................102
Bovendraad te strak
Draad verstrikt op achterkant van stof.............................................................103
Onjuiste draadspanning ...................................................................................105
De stof is vastgeraakt in de machine en kan niet worden verwijderd...............106
Wanneer de draad verstrikt is geraakt onder de spoelwinderbasis...................109
Lijst symptomen ...............................................................................................111
Foutmeldingen .................................................................................................116
Piepsignaal bij bediening..................................................................................117
Het piepsignaal bij handelingen uitzetten
Het bovendeksel bevestigen .............................................................................117
Index .....................................................................................................................118
........................................................................................100
...........................................................................................102
..............................................................100
...........................................................117
Page 100
BIJLAGE — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Steekinstellingen
In onderstaande tabel vindt u toepassingen, steeklengtes en steekbreedtes voor de betreffende naaisteek.
Naaisteken
Steek
Patroon
Standaard naaiwerkzaamheden,
Rechte steek
Stretchsteek Stretchstoffen naaien
Zigzagsteek
Overhandse steek
Blindzoomsteek
3-punts zigzagsteek
Drievoudige
stretchsteek
Applicatiesteek Applicatiesteken naaien
Links
Midden
plooien of gepaspelde naden naaien, enz.
Standaard naaiwerkzaamheden, plooien of gepaspelde naden naaien, enz.
Overhandse steken naaien en applicaties bevestigen
Overhandse steken naaien op dunne of middelzware stof
Rafelen voorkomen in dikke stof en stof die gemakkelijk rafelt
Overhandse steken naaien op stretchstoffen
Blindzoomsteken naaien op middelzware stof
Blindzoomsteken naaien op stretchstoffen
Overhandse steken naaien op middelzware stof of stretchstoffen, elastiek bevestigen, stoppen, enz.
Mouwen bevestigen, binnennaden, stretchstoffen naaien en decoratieve steken
Toepassing
Steeklengte
[mm (inch)]
0,2-5,0
(Auto: 2,5)
0,2-5,0
(Auto: 2,5)
1,0-4,0
(Auto: 2,5)
0,0-4,0
(Auto: 1,4)
1,0-4,0
(Auto: 2,0)
1,0-4,0
(Auto: 2,5)
0,5-4,0
(Auto: 2,5)
1,0-3,5
(Auto: 2,0)
1,0-3,5
(Auto: 2,0)
0,2-4,0
(Auto: 1,0)
1,5-4,0
(Auto: 2,5)
1,6-4,0
(Auto: 2,5)
Steekbreedte
[mm (inch)]
0,0-7,0
(Auto: 0,0)
0,0-7,0
(Auto: 3,5)
1,0-3,0
(Auto: 1,0)
0,0-7,0
(Auto: 3,5)
2,5-5,0
(Auto: 3,5)
2,5-5,0
(Auto: 5,0)
0,0-7,0
(Auto: 5,0)
33
(Auto: 0,0)
33
(Auto: 0,0)
1,5-7,0
(Auto: 5,0)
0,0-7,0
(Auto: 0,0)
2,5-7,0
(Auto: 3,5)
Achteruit/
verstevigingssteken
Achteruitnaaien J
Achteruitnaaien J
Verstevigingssteken J
Achteruitnaaien
* Verstevigingssteken
wanneer u automatische verstevigingssteken naait
Verstevigingssteken G
Verstevigingssteken G
Verstevigingssteken J
Verstevigingssteken R
Verstevigingssteken R
Verstevigingssteken J
Verstevigingssteken J
Verstevigingssteken J
Persvoet
J
Knoopsgatsteek
98
Verstevigde knoopsgaten voor stof met een voering
Horizontale knoopsgaten in dunne en middelzware stof
Lingerieknoopsgaten voor dikke of bontachtige stof
Knoopsgaten voor stretchstof of gebreide stof
Knoopsgaten voor stretchstoffen
Horizontale knoopsgaten voor dikke of bontachtige stof
0,2-1,0
(Auto: 0,4)
0,2-1,0
(Auto: 0,4)
0,3-1,0
(Auto: 0,5)
0,5-2,0
(Auto: 1,0)
1,0-3,0
(Auto: 1,5)
0,3-1,0
(Auto: 0,5)
3,0-5,0
(Auto: 5,0)
3,0-5,0
(Auto: 5,0)
3,0-7,0
(Auto: 7,0)
3,0-6,0
(Auto: 6,0)
3,0-6,0
(Auto: 6,0)
3,0-7,0
(Auto: 7,0)
Automatische
versteviging
Automatische
versteviging
Automatische
versteviging
Automatische
versteviging
Automatische
versteviging
Automatische
versteviging
A
A
A
A
A
A
Loading...