Uw projector is ontwikkeld en getest volgens de nieuwste veiligheidsnormen voor ITapparatuur. Voor een veilig gebruik van dit product dient u echter de instructies in deze
handleiding en op het product nauwkeurig op te volgen.
Veiligheidsinstructies
1.Lees deze handleiding
aandachtig door voordat u de
projector gebruikt. Bewaar de
handleiding voor toekomstig gebruik.
2.Kijk tijdens het gebruik niet
direct in de lens van de
projector. De sterke lichtstraal kan
uw ogen beschadigen.
4.Zorg er altijd voor dat de
lenssluiter is geopend of dat de
lensdop is verwijderd wanneer
de projectorlamp brandt.
5.In sommige landen is de lijnspanning
NIET stabiel. Deze projector is
ontworpen voor normaal gebruik bij
een netspanning van 100 tot 240 V
wisselstroom. Hhet apparaat kan
echter uitvallen wanneer zich een
stroomstoring of een spanningspiek
van ±10 V voordoet. In gebieden
waar dit risico hoog is, is het
raadzaam de projector aan te
sluiten op een
spanningsstabilisator,
piekbeveiliging of UPS-systeem
(Uninterruptible Power Supply).
3.Laat reparatie- of
onderhoudswerkzaamheden
over aan een bevoegd technicus.
6.Plaats geen voorwerpen voor de
projectielens als de projector wordt
gebruikt. Deze voorwerpen kunnen
oververhitten of vervormen of
kunnen zelfs brand veroorzaken.
Belangrijke veiligheidsinstructies3
Veiligheidsinstructies (vervolg)
7.De lamp wordt erg heet tijdens het
gebruik. Laat de projector
ongeveer 45 minuten afkoelen
voordat u de lamp vervangt.
8.Gebruik de lamp niet langer dan de
voorgeschreven levensduur. Als u
de lamp toch langer gebruikt, kan
deze in zeldzame gevallen breken.
9.Zorg dat de stekker van de
projector uit het stopcontact is
verwijderd voordat u de lamp of
elektronische onderdelen vervangt.
10. Plaats dit product niet op een
onstabiel wagentje, een onstabiele
standaard of een wankele tafel. Het
product kan dan vallen en ernstig
worden beschadigd.
11. Probeer deze projector niet zelf te
demonteren. De onderdelen in het
apparaat staan onder hoge spanning
die levensgevaarlijk is als u ze
aanraakt. Het enige onderdeel dat u
zelf mag vervangen, is de lamp die
een afneembare afdekking heeft.
U mag nooit andere afdekkingen
losmaken of verwijderen. Laat
reparaties uitsluitend over aan
gekwalificeerde professionele
reparateurs.
12. Wanneer u de projector gebruikt, is
het mogelijk dat u warme lucht en
een bepaalde geur opmerkt bij het
ventilatierooster. Dit is een normaal
verschijnsel en geen defect.
Belangrijke veiligheidsinstructies4
Veiligheidsinstructies (vervolg)
3.000 m
(10.000 voet)
0 m
(0 voet)
13. Plaats de projector niet in de volgende
omgevingen.
- Slecht geventileerde of ingesloten
ruimtes. Zorg dat de projector minstens
50 cm van de muur staat en zorg voor
voldoende ruimte voor de luchtstroom
rondom de projector.
- Plaatsen waar de temperatuur extreem
hoog kan oplopen, zoals in een auto met
gesloten ramen.
- Erg vochtige, stoffige of rokerige plaatsen
die optische componenten mogelijk
aantasten. Dit verkort de levensduur van
de projector en verdonkert het beeld.
- Plaatsen in de buurt van een brandalarm.
- Plaatsen met een omgevingstemperatuur
van meer dan 40°C / 104°F.
- Plaatsen die hoger liggen dan 3000 m
(10000 voet).
14. Blokkeer de ventilatieopeningen niet.
- Plaats deze projector niet op een deken,
beddengoed of op een ander zacht
oppervlak.
- Bedek deze projector niet met een doek
of met andere voorwerpen.
- Plaats geen ontvlambare stoffen in de
buurt van de projector.
Als de ventilatieopeningen ernstig
wordt gehinderd, kan er door
oververhitting in de projector brand
ontstaan.
15. Plaats de projector tijdens gebruik
altijd op een vlak, horizontaal
oppervlak.
- Maak geen gebruik van de projector als
deze gekanteld staat in een hoek van
meer dan 10 graden (links naar rechts) of
in een hoek van meer dan 15 graden
(voor naar achter). Als u de projector
gebruikt wanneer deze niet volledig
horizontaal staat, werkt deze mogelijk
niet optimaal of kan de lamp beschadigd
raken.
Belangrijke veiligheidsinstructies5
Veiligheidsinstructies (vervolg)
16. Plaats de projector niet verticaal. De
projector kan dan vallen en letsel
veroorzaken of beschadigd raken.
17. Ga niet op projector staan of leg er
geen voorwerpen op. Dit kan niet
alleen schade aan de projector
veroorzaken, maar kan ook leiden tot
ongevallen en mogelijk letsel.
18. Plaats geen vloeistoffen in de buurt
van of op de projector. Als er vloeistof
in de projector wordt gemorst, werkt
deze mogelijk niet meer. Als de
projector nat wordt, moet u de
stekker uit het stopcontact trekken en
de projector laten controleren door
een BenQ-onderhoudstechnicus.
19. Dit product kan beelden omgekeerd
weergeven, zodat plafondmontage
mogelijk is.
Gebruik alleen de plafondmontageset
van BenQ en controleer of de
projector stevig vastzit.
Belangrijke veiligheidsinstructies6
Inleiding
Kenmerken van de projector
Dit model is een van de beste projectoren die ter wereld verkrijgbaar zijn. U kunt van de
beste videokwaliteit genieten met verschillende apparaten zoals een pc, laptop, dvd en vcr,
en zelfs een documentcamera, om alle mogelijkheden tot leven te brengen.
De projector heeft de volgende kenmerken.
• Met 2D-keystone voor eenvoudige correctie van horizontale en verticale
trapeziumvormin kunt u onder elke hoek een rechthoekig beeld projecteren.
• Met Passend in hoeken kunt u de vier hoeken van het geprojecteerde beeld aanpassen
• Met Passend op oppervlak kunt u de verticale en horizontale hoeke aanpassen zodat
het geprojecteerde beeld op een hol of bol scherm past.
• SmartEco™ start uw dynamische energiebesparing
• LAN-scherm voor netwerkbediening en webserver
• LAN-scherm 4-1 (maximum 4PC/ NB-scherm naar 1 projector)
• Extern-bureaubladfunctie voor LAN en USB-scherm 1-M (maximaal 1PC/NB kan tot 8
projectors tegelijk weergeven)
• USB-scherm ondersteunt computerverbinding via mini-B naar type A USB-kabel
• Usb-lezer ondersteunt USB-flashdrive of HDD-weergave
• Microfooningang met grote luidspreker (20 W x1) kan een besparing opleveren op
bijkomende audiosystemen voor scholen
• Wandkleurcorrectie waarmee het mogelijk is te projecteren op oppervlakten met
verschillende vooraf gedefinieerde kleuren
• Snel automatisch zoeken versnelt het detecteren van het signaal
• 3D-kleurbeheer om kleuren aan te passen naar uw voorkeur
• Snelkoelfunctie om de projector snel af te koelen
• Presentatietimer voor meer inzicht in de tijdsduur van presentaties
• Automatisch de beste beeldkwaliteit met één druk op een knop
• Compatibel met component HDTV (YP
• Minder dan 0,5 W stroomverbruik in stand-bymodus
bPr)
• De schijnbare helderheid van het geprojecteerde beeld zal verschillen afhankelijk van de
omgevingsbelichting en de contrast-/helderheidsinstellingen van het geselecteerde
ingangssignaal, en is in verhouding met de projectie-afstand.
• De helderheid van de lamp neemt na verloop van tijd af en kan verschillen volgens de
specificaties van de fabrikant. Dit is normaal.
Inleiding7
Inhoud van de verpakking
Pak alles voorzichtig uit en controleer of u alle onderstaande items hebt. Wanneer één of
meerdere van deze items ontbreken, dient u contact op te nemen met de leverancier.
Standaardaccessoires
De meegeleverde accessoires zijn geschikt voor uw regio, maar verschillen mogelijk van de
afbeeldingen.
*De garantiekaart wordt slechts in bepaalde specifieke regio’s geleverd. Raadpleeg uw verkoper
voor gedetailleerde informatie.
projectorAfstandsbediening of afstandsbediening zonder
laser (afhankelijk van de regio) en batterijen
VoedingskabelVGA-kabel
SnelgidsCD met gebruikershandleiding
Garantiekaart*
Inleiding8
Optionele accessoires
1.Reservelampset
2.Plafondmontageset
3.Draadloze BenQ-dongle
4.draagtas
5.3D-bril
Inleiding9
Buitenkant van de projector
Voorkant/bovenkant
1
2
4
6
5
3
7
9
8
16
11
18
15
14
17
272930
10
13
19
20
12
22
26
23
21
24
9
282531
Achter/onderkant
1.Extern bedieningspaneel
(Zie"Projector" op pagina 11 voor
details.)
2.Lampafdekking
3.Focusring
4.Projectielens
5.Lensklep
6.Luchtgaten (ingang)
7.Zoomhendel
8.IR-sensor vooraan voor
afstandsbediening
9.Snelverstellerknop
10. Audio-uitgang
11. Audio-ingang
12. Audio-ingang (L/R)
13. S-Video-ingang
14. RS-232-besturingspoort
15. RGB (PC)/Component video
(YPbPr/ YCbCr) signaalingang
16. HDMI-ingang
17. Aansluiting USB-type B
18. Aansluiting USB-type A
19. RJ45 LAN-ingang
20. IR-sensor afstandsbediening
achteraan
21. Luchtgaten (uitgang)
22. Luidspreker
23. Afstelvoet achteraan
24. mini-B USB-aansluiting
25. Sleuf voor Kensingtonantidiefstalslot
26. 12V gelijkstroomuitgang Wordt
gebruikt voor het activeren van
externe apparaten zoals een
elektrisch scherm of lichtregeling,
enz. Raadpleeg uw dealer voor het
aansluiten van deze apparaten.
27. Gaten voor plafondmontage
28. RGB-signaaluitgang
29. Ingang wisselstroomkabel
30. Video-ingang
31. Microfooningang
Inleiding10
Bedieningselementen en functies
7
6
5
2
8
3
9
10
1
3
4
2
I
I
Projector
5.ECO BLANK
Druk op de knop ECO BLANK om het
beeld een bepaalde periode uit te
schakelen met een lampenergiebesparing
tot 70%. Zie "Het beeld verbergen" op
pagina 44 voor details.
6.AUTO
Hiermee worden automatisch de beste
beeldtimings bepaald voor het
weergegeven beeld. Zie "Het beeld
automatisch aanpassen" op pagina 28
1.MENU/EXIT
Hiermee schakelt u het OSD-menu in.
Hiermee gaat u terug naar het vorige
OSD-menu en slaat u de menu-instellingen
op.
2.Keystone/pijltoetsen (/ Omhoog,
/Omlaag)
Toont pagina 2D keystone en past de
verticale trapeziumwaarden aan. Zie "De
menu's gebruiken" op pagina 33 voor
details.
3.Keystone/pijltoetsen (/ links,
/ rechts)
Toont pagina 2D keystone en past de
horizontale trapeziumwaarden aan. Zie
"De menu's gebruiken" op pagina 33 voor
details.
Indien het On-Screen Display (OSD) menu
is geactiveerd, worden de toetsen #2 en
#3 gebruikt als richtingspijlen om de
gewenste menu-items te selecteren en
aanpassen aan te brengen. Zie "De menu's
gebruiken" op pagina 33 voor details.
4.MODE/ENTER
Selecteert een beschikbare
beeldinstellingsmodus. Zie "Een
beeldmodus selecteren" op pagina 39 voor
details.
Activeert het geselecteerde item van het
OSD-menu.Zie "De menu's gebruiken" op
pagina 33 voor details.
voor details.
7.Voeding/POWER
indicatorlampje
Hiermee zet u de projector stand-by of
schakelt u deze in. Zie "De projector
opstarten" op pagina 27 voor details.
Licht op of knippert als de projector
wordt gebruikt. Zie "Indicators" op
pagina 89 voor details.
8.TEMPeratuurindicatorlichtje
Licht rood op als de temperatuur van de
projector te hoog wordt. Zie "Indicators"
op pagina 89 voor details.
9.LAMP-indicatorlichtje
Geeft de status van de lamp aan. Licht op
of knippert wanneer er een probleem is
met de lamp. Zie "Indicators" op pagina
89 voor details.
10. SOURCE
Geeft de bronselectiebalk weer. Zie
"Schakelen tussen ingangssignalen" op
pagina 36 voor details.
Inleiding11
De projector monteren
Wij willen u het gebruik van uw BenQ-projector zo aangenaam mogelijk maken.
Daarom vestigen wij uw aandacht op deze veiligheidskwestie om mogelijk lichamelijk
letsel of materiële schade te voorkomen.
Als u de projector aan het plaofond of de muur wilt monteren, raden wij u sterk aan
een geschikte plafond- of wandmontageset voor de BenQ-projector te gebruiken.
Zorg ervoor dat deze set stevig en veilig is geïnstalleerd.
Als u een montageset gebruikt voor een projector die niet van het merk BenQ is,
bestaat een veiligheidsrisico dat de projector van het plafond of de muur valt door
een slechte bevestiging door het gebruik van de verkeerde diepte of van de
verkeerde lengte schroeven.
U kunt de plafond- of wandmontageset voor de BenQ-projector aanschaffen bij de
leverancier van uw BenQ-projector. BenQ raadt u aan ook een afzonderlijke met
Kensington-slot-compatibele beveiligingskabel aan te schaffen en deze stevig te
bevestigen op de sleuf van het Kensington-slot en de voet van de montagebeugel.
Deze zal een tweede beveiliging bieden voor het vasthouden van de projector in het
geval de bevestiging op de montagebeugel zou loskomen.
Inleiding12
Afstandsbediening
8
18
4
9
24
23
1
2
3
5
6
7
4
10
12
13
14
15
16
17
5
19
20
22
11
21
5.Keystone/pijltoetsen (/ links,
/ rechts)
Toont pagina 2D keystone en past de
horizontale trapeziumwaarden aan. Zie
"De menu's gebruiken" op pagina 33
voor details.
Indien het On-Screen Display (OSD)
menu is geactiveerd, worden de toetsen
#5 en #6 gebruikt als richtingspijlen om
de gewenste menu-items te selecteren
en aanpassen aan te brengen. Zie "De
menu's gebruiken" op pagina 33 voor
details.
6.MODE/ENTER
Selecteert een beschikbare
beeldinstelling.
modus. Zie "Een beeldmodus
selecteren" op pagina 39 voor details.
Activeert het geselecteerde item van het
OSD-menu.Zie "De menu's gebruiken"
1.ON
Schakelt de projector in. Zie "De
projector opstarten" op pagina 27 voor
details.
2.COMPUTER 1/COMPUTER 2
Geeft RGB (PC)/Component video
(YPbPr/ YCbCr) signaal weer.
3.MENU/EXIT
Hiermee schakelt u het OSD-menu in.
Hiermee gaat u terug naar het vorige OSDmenu en slaat u de menu-instellingen op.
Zie "De menu's gebruiken" op pagina 33
voor details.
4.Keystone/pijltoetsen (/ omhoog,
/omlaag)
Toont pagina 2D keystone en past de
verticale trapeziumwaarden aan. Zie "De
menu's gebruiken" op pagina 33 voor
details.
op pagina 33 voor details.
7.ECO BLANK
Druk op de knop ECO BLANK om
het beeld een bepaalde periode uit te
schakelen met een lampenergiebesparing
tot 70%. Druk opnieuw om het beeld te
herstellen. Zie "Het beeld verbergen" op
pagina 44 voor details.
8.VOLUME + / -
Regelt het volume van de microfoon. Zie
"Het volume regelen" op pagina 45 voor
details.
9.QUICK INSTALL
Een menusnelkoppeling met
Testpatroon, Projectorinstallatie, 2D
keystone, Passend tussen hoeken en
Passend op oppervlak.
10. FREEZE
Bevriest het geprojecteerde beeld. Zie
"Het beeld stilzetten" op pagina 44 voor
details.
11. PIP
Niet ingeschakeld op deze projector.
Inleiding13
12. NETWORK SETTING
Testtoets fungeert
als snelinsteltoets.
Toont menu Netwerkinstellingen. Zie
voor details. Zie "Netwerkinstellingen" op
pagina 71 voor details.
13. Nummertoetsen
14. OFF
Schakelt de projector uit. Zie "De
projector uitschakelen" op pagina 66
voor details.
15. COMPO 1/COMPO 2
Niet ingeschakeld op deze projector.
16. HDMI 1/HDMI 2
Geeft HDMI-signaal weer.
17. AUTO
Hiermee worden automatisch de beste
beeldtimings bepaald voor het
weergegeven beeld. Zie "Het beeld
automatisch aanpassen" op pagina 28
voor details.
18. SOURCE
Geeft de bronselectiebalk weer. Zie
"Schakelen tussen ingangssignalen" op
pagina 36 voor details.
19. LASER
Zendt een zichtbare laserstraal uit voor
presentatiedoeleinden.
20. BRIGHT
Past de helderheid van het beeld aan.
21. CONTRAST
Stelt de mate van verschil tussen donker
en licht in het beeld in.
22. MUTE
Schakelt de audio van de projector in en
uit. Zie "Het geluid dempen" op pagina 45
voor details.
23. ASPECT
Selecteert de beeldverhouding. Zie "Info
over de beeldverhouding" op pagina 38
voor details.
24. LAMPMODUS
Toont de selectiebalk voor de lampmodus
(Normaal/Economisch/SmartEco). Zie
"De lampspaarmodus selecteren" op
pagina 46 voor details.
De laseraanwijzer bedienen
De laseraanwijzer is een
hulpmiddel voor professionele
sprekers. Het straalt een rood
licht uit als u erop drukt en het
indicatorlichtje brandt rood.
De laserstraal is zichtbaar. U moet
LASER ingedrukt houden voor
een continue werking.
Kijk niet in de laserstraal of richt de
laserstraal niet op uzelf of op anderen.
Lees de waarschuwingen achteraan op
de afstandsbediening voordat u deze
gebruikt.
De laseraanwijzer is geen speelgoed. Ouders
dienen zich bewust te zijn van de gevaren van
laserenergie en deze afstandsbediening uit de
buurt van kinderen te houden.
*Afstandsbediening voor Japan
Inleiding14
De IR-sensor (infrarood) van de afstandsbediening bevindt zich op de voorkant van de
O
n
g
.
2
2
,
5
°
O
n
g
.
2
2
,
5
°
projector. Houd de afstandsbediening in een hoek van maximaal 22,5 graden ten opzichte
van de IR-sensor van de afstandsbediening op de projector voor een correcte werking. De
afstand tussen de afstandsbediening en de sensor mag niet meer dan 8 meter (~26 voet)
bedragen.
Zorg dat niets de infraroodstraal tussen de afstandsbediening en de IR-sensoren op de
projector blokkeert.
• De projector bedienen vanaf de voorzijde • De projector bedienen vanaf de
achterzijde
De batterij van de afstandsbediening vervangen
1.Om het batterijvak te openen, draait u de afstandsbediening om, drukt u op het lipje
op het deksel en schuift u het in de richting van de pijl, zoals in de afbeelding. Het
deksel schuift eraf.
2.Verwijder waar nodig de oude batterijen en plaats twee AAA-batterijen. Let daarbij
op de polariteit zoals aangegeven op de onderkant van het batterijvak. Positief (+)
past op positief en negatief (-) past op negatief.
3.Plaats het deksel terug door het uit te lijnen op de voet en dit opnieuw omlaag te
schuiven in zijn positie. Stop als het deksel op zijn plaats klikt.
• Vermijd hoge temperaturen en vochtigheid.
• De batterij kan beschadigd raken als u deze niet correct vervangt.
• Vervang batterijen alleen door hetzelfde type of een soortgelijk type batterijen, zoals door
de fabrikant aanbevolen.
• Gooi lege batterijen weg overeenkomstig de instructies van de fabrikant.
• Gooi een batterij nooit in vuur. De batterij kan in dat geval ontploffen.
• Verwijder de batterij als deze leeg is of als u de afstandsbediening langere tijd niet gebruikt.
Zo voorkomt u dat de afstandsbediening beschadigd raakt door mogelijke lekkage van de
batterij.
Inleiding15
De projector positioneren
Een locatie kiezen
De geschikte locatie wordt bepaald door de indeling van de ruimte en uw persoonlijke
voorkeur. Houd rekening met de grootte en de positie van het scherm, de nabijheid van
een stopcontact en de afstand tussen de projector en de andere apparatuur.
De projector kan op de volgende vier manieren worden geïnstalleerd:
1.Tafel voor
Selecteer deze instelling als u de projector op de vloer
voor het scherm installeert. Als u een snelle opstelling
en draagbaarheid wenst, is dit de meest gebruikte
opstelling.
2.Plafond voor
Selecteer deze instelling als u de projector
ondersteboven aan het plafond en voor het scherm
installeert.
Als u de projector aan het plafond wilt bevestigen, kunt u
het beste de plafondmontageset van BenQ bij uw
leverancier kopen.
Stel Plafond voor in het menu SYSTEEMINSTLL:
Basis > Projectorinstallatie in nadat de projector is ingeschakeld.
3.Tafel achter
Selecteer deze locatie als u de projector op de vloer en
achter het scherm installeert.
Voor deze opstelling is een speciaal scherm voor
projectie achteraan vereist.
Stel Tafel achter in het menu SYSTEEMINSTLL: Basis > Projectorinstallatie in nadat de projector is
ingeschakeld.
4.Plafond achter
Selecteer deze locatie als u de projector ondersteboven
aan het plafond en achter het scherm installeert.
Voor deze opstelling zijn een speciaal scherm voor
projectie achter en de plafondmontageset van BenQ
vereist.
Stel Plafond achter in het menu SYSTEEMINSTLL: Basis > Projectorinstallatie in nadat de projector is
ingeschakeld.
U kunt ook de toets QUICK INSTALL op de
afstandsbediening gebruiken om de locatie van de projector te
selecteren.
De projector positioneren16
De gewenste beeldgrootte van de projectie
instellen
De afstand van de lens van de projector tot het scherm, de zoominstelling (indien
beschikbaar) en het videoformaat zijn allemaal factoren die de grootte van het
geprojecteerde beeld bepalen.
Plaats de projector altijd op een stabiel, niet hellend oppervlak (bijvoorbeeld op een tafel)
en in een loodrechte positie (90°) ten opzichte van het horizontale midden van het
scherm. Zo voorkomt u beeldvervorming die wordt veroorzaakt door de projectiehoek
(of wanneer u op oppervlakken met hoeken projecteert).
De projector moet ondersteboven tegen het plafond worden geïnstalleerd, zodat het beeld
in een hoek licht omlaag wordt geprojecteerd.
Op het schema op pagina 18 ziet u dat dit type projectie de onderste rand van het
geprojecteerde beeld verticaal verschuift ten opzichte van het horizontale vlak van de
projector. Bij de plafondmontage is dat de bovenste rand van het geprojecteerde beeld.
Als de projector verder van het scherm staat, wordt het geprojecteerde beeld groter. Ook
de verticale verschuiving verhoogt verhoudingsgewijs.
Wanneer u de positie van het scherm en de projector bepaalt, dient u rekening te houden
met de grootte van het geprojecteerde beeld en met de afmeting van de verticale
verschuiving. Deze zijn beide in verhouding met de projectie-afstand.
BenQ heeft een tabel voorzien met beeldschermformaten om u te helpen bij het bepalen
van de ideale locatie voor uw projector. U dient rekening te houden met de loodrechte
horizontale afstand tot het midden van het scherm (projectieafstand) en met de verticale
verschuivingshoogte van de projector ten opzichte van de horizontale rand van het scherm
(verschuiving).
De projector positioneren17
Projectie-afmetingen
Maximale zoom
Minimale zoom
Projectie-afstand
Midden van de lens
Scherm
Verticale afstand
Zie "Afmetingen" op pagina 93 voor de lensmiddenafmetingen van deze projector voordat
u de geschikte positie berekent.
Als u de MX768 bijvoorbeeld met een 200" scherm gebruikt, is de gemiddelde
projectieafstand 7.417 mm en is er een verticale verschuiving van 457 mm.
Als u bijvoorbeeld de MX768 gebruikt en de gemeten projectie-afstand bijvoorbeeld 5,5 m
(5.500 mm) is, is 5.563 mm in de kolom "Afstand vanaf scherm (mm)" de waarde die het
dichtst aanleunt bij uw afstand. Als in in deze rij kijkt, ziet u dat een 150'" scherm
(ongeveer 3810 mm) is vereist.
Als u de MW769 bijvoorbeeld met een 200" scherm gebruikt, is de gemiddelde
projectieafstand 7.797 mm en is er een verticale verschuiving van 337 mm.
Als u bijvoorbeeld de MW769 gebruikt en de gemeten projectie-afstand bijvoorbeeld 5,8
m (5.800 mm) is, is 5.848 mm in de kolom "Afstand vanaf scherm (mm)" de waarde die het
dichtst aanleunt bij uw afstand. Als in in deze rij kijkt, ziet u dat een 150'" scherm
(ongeveer 3810 mm) is vereist.
Alle afmetingen zijn benaderingen; deze kunnen afwijken van de eigenlijke maten. BenQ beveelt
bij een permanente plaatsing van de projector aan om de projectiegrootte en -afstand eerst ter
plaatse met de projector fysiek te testen, zodat u rekening kunt houden met de optische
eigenschappen van deze projector. Hierdoor kunt u de precieze bevestigingspositie bepalen die
het meest geschikt is voor uw specifieke locatie.
De projector positioneren19
Aansluitingen
2
1
4
1
6 7
3
8
9
11
5
1
12
5
2
10
Als u een signaalbron aansluit op de projector, volg dan deze instructies:
1.Schakel alle apparatuur uit voordat u aansluitingen maakt.
2.Gebruik de juiste signaalkabels voor elke bron.
3.Zorg dat de kabels goed zijn geplaatst.
• Niet alle kabels die in de onderstaande aansluitingen zijn weergegeven, zijn bij de projector
geleverd (zie
elektronicawinkels.
• Zie pagina's 22-26 voor details over de aansluitingsmethoden.
"Inhoud van de verpakking" op pagina 8). Deze kabels zijn verkrijgbaar bij
Aansluitingen20
1. Audiokabel7. USB kabel (type mini-B naar A)
2. Microfoonkabel met 3,5 miniaansluiting
3. VGA-kabel9. Videokabel
4. VGA-naar-DVI-A-kabel10. S-Video-kabel
5. HDMI-kabel11. Component Video-naar-VGA (D-sub)
6. USB-kabel (type B naar type A)12. USB-stick/harde schijf/draadloze dongle/
De projector kan worden aangesloten op IBM®-compatibele en Macintosh®-computers.
Als u verbinding maakt met oudere Macintosh-computers, hebt u een Mac-adapter nodig.
Om de projector aan te sluiten op een laptop of desktopcomputer
(met VGA):
1.Sluit het ene uiteinde van de meegeleverde VGA-kabel aan op de D-Sub-uitgang van
de computer.
2.Sluit het andere einde van de VGA-kabel aan op de aansluiting van de signaalingang
COMPUTER IN-1 of COMPUTER IN-2 op de projector.
3.Als u de projectorluidspreker(s) in uw presentaties wilt gebruiken, neemt u een
geschikte audiokabel en sluit u het ene uiteinde van de kabel aan op de audio-uitgang
van de computer en het andere uiteinde op de aansluiting AUDIO IN van de
projector. Wanneer u een audio-uitgangssignaal van een computer verbindt, moet u
de volumeregelingsbalk instellen om optimale geluidseffecten te verkrijgen.
4.Als u dat wilt, kunt u een andere geschikte audiokabel gebruiken en het ene uiteinde
van de kabel aansluiten op de aansluiting AUDIO-OUT van de projector en het
andere uiteinde op uw externe luidsprekers (niet bijgeleverd).
Zodra de kabel is aangesloten, kan de audio worden beheerd via de OSD-menu's van
de projector. Zie "Geluidsinstellingen" op pagina 70 voor details.
De ingebouwde luidspreker worden gedempt wanneer de AUDIO-OUT-stekker
wordt aangesloten.
Om de projector aan te sluiten op een laptop of desktopcomputer
(met USB):
1.Neem een kabel van USB mini-type B of USB-type A en sluit het ene uiteinde aan op
de aansluiting type A van de computer.
2.Sluit het andere uiteinde van de HDMI-kabel aan op de aansluiting MINI-B van de
projector.
• Het kan een paar seconden duren om het scherm weer te geven bij de eerste keer insteken.
• Als het scherm van de computer nog steeds niet geprojecteerd wordt, ga dan naar "Deze
computer", dubbelklik op het pictogran "BenQ QPresenter" en voer het bestand
"Autorun.exe" uit.
• De projectiesnelheid is afhankelijk van de capaciteit van de computer.
Om de projector aan te sluiten op een laptop of desktopcomputer
(met LAN):
1.Neem een RJ45-kabel en sluit het ene uiteinde van de LAN-ingang van de projector
aan op het andere uiteinde van de RJ45-poort.
2.Zorg ervoor dat uw computer ook op een internetkabel is aangesloten. Maakt met
Q Presenter een verbinding met het netwerkscherm en breng de inhoud van het
bureaublad van de host-pc over via een lokale netwerkverbinding. Zie "Beeld
weergeven met Q Presenter" op pagina 58 voor details.
Gebruik de RJ45-kabel niet om de projector met uw computer te verbinden. Omdat deze
verbinding een IP-router vergt.
Aansluitingen22
Om de projector aan te sluiten op een laptop of desktopcomputer
(met HDMI):
1.Neem een HDMI-kabel en sluit het ene uiteinde aan op de HDMI-aansluiting van de
computer.
2.Sluit het andere uiteinde van de HDMI-kabel aan op de aansluiting HDMI1 of
HDMI-2 van de projector.
• Bij notebooks worden de externe videopoorten vaak niet ingeschakeld wanneer een
projector is aangesloten. Met de toetsencombinatie FN + F3 of FN + CRT/LCD kunt u de
externe weergave doorgaans in- of uitschakelen. Zoek op de notebook de functietoets CRT/
LCD of de functietoets met een monitorsymbool op de notebook. Druk tegelijk op FN en
een van deze toetsen. Raadpleeg de handleiding bij uw notebook voor meer informatie over
mogelijke toetsencombinaties.
• De overdrachtsnelheid en beeldkwaliteit zullen afhangen van de bandbreedte van het lokale
netwerk en de status van het netwerkgebruik.
Een beeldscherm aansluiten
Als u een close-up van uw presentatie zowel op een monitor als op het scherm wilt
weergeven, kunt u de MONITOR-OUT-signaaluitgang op de projector aansluiten op een
externe monitor volgens de onderstaande instructies:
De projector op een beeldscherm aansluiten:
1.Sluit de projector aan een computer zoals beschreven in "Een computer aansluiten"
op pagina 22.
2.Neem een geschikte VGA-kabel (slechts één bijgeleverd) en sluit het ene uiteinde van
de kabel aan op de D-Sub-ingang van de videomonitor.
Als uw monitor is uitgerust met een DVI-ingang, kunt u een VGA-naar-DVI-A-kabel
nemen en het DVI-uiteinde van de kabel aansluiten op de DVI-ingang van de
videomonitor.
3.Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de aansluiting MONITOR-OUT van
de projector.
• Het uitgangssignaal voor de MONITOR-OUT-aansluiting, werkt alleen wanneer het
ingangssignaal afkomstig is van de aansluiting COMPUTER-1 of COMPUTER-2. Wanneer de
projector wordt ingeschakeld, is het uitgangssignaal van de MONITOR-OUT-aansluiting
afhankelijk van het ingangssignaal van de aansluiting COMPUTER IN-1 of COMPUTER IN-2.
• Als u deze verbindingsmethode wilt gebruiken als de projector op standby staat, zorg dan
dat de functie MONITOR-OUT is ingeschakeld in het menu SYSTEEMINSTLL:
Geavanceerd > Stand-by-instellingen Zie
"Stand-by-instellingen" op pagina 70 voor details.
Aansluitingen23
Videobronapparaten aansluiten
U hoeft de projector alleen aan te sluiten op een videobronapparaat met een van de
bovenstaande aansluitmethoden. Elk apparaat biedt echter een ander niveau van
videokwaliteit. De methode die u kiest zal zeer waarschijnlijk afhangen van de
beschikbaarheid van geschikte aansluitingen op de projector en het videobronapparaat
zoals hieronder beschreven:
De projector biedt een HDMI-ingang waarop u een HDMI-bronapparaat kunt aansluiten,
zoals een dvd-speler, een dvd-tuner, een scherm of een laptop.
HDMI (High-Definition Multimedia Interface) ondersteunt niet-gecomprimeerde
videogegevensoverdracht tussen compatibele apparaten zoals dvd-tuners, dvd-spelers en
schermen via één kabel. Dit biedt een zuivere digitale weergave en luisterervaring.
Controleer uw videobronapparaat om vast te stellen of er ongebruikte HDMI-uitgangen
beschikbaar zijn:
• Indien dat het geval is, kunt u doorgaan met deze procedure.
• Anders dient u een andere uitgang te selecteren waarop u het apparaat kunt aansluiten.
De projector aansluiten op een HDMI-bronapparaat:
1.Neem een HDMI-kabel en sluit het ene uiteinde aan op de HDMI-uitgang van het
HDMI-bronapparaat.
2.Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de aansluiting HDMI1 of HDMI-2 van
de projector. Zodra de kabel is aangesloten, kan de audio worden beheerd via de
OSD-menu's van de projector. Zie "Geluidsinstellingen" op pagina 70 voor details.
• Als het geselecteerde videobeeld niet wordt weergegeven nadat u de projector hebt
ingeschakeld en de juiste videobron hebt geselecteerd, controleert u of het
videobronapparaat is ingeschakeld en goed werkt. Controleer ook of de signaalkabels op de
juiste manier zijn aangesloten.
Aansluitingen24
• In het onwaarschijnlijke geval dat u de projector aansluit op een dvd-speler via de HDMIingang van de projector en het geprojecteerde beeld de verkeerde kleuren toont, moet u de
kleurruimte wijzigen naar YUV. Zie
"Kleurruimte wijzigen" op pagina 37 voor details.
Een Component video-bronapparaat aansluiten
Bestudeer uw videobronapparaat om vast te stellen of er ongebruikte Component videouitgangen beschikbaar zijn:
• Indien dat het geval is, kunt u doorgaan met deze procedure.
• Anders dient u een andere uitgang te selecteren waarop u het apparaat kunt aansluiten.
De projector aansluiten op een Component video-bronapparaat
aansluiten:
1.Neem een Component Video naar VGA (D-Sub)-adapterkabel en verbindt het einde
met 3 RCA-koppelingen met de Component Video-uitgangen van het
videobronapparaat. Zorg ervoor dat de kleuren van de kabels kloppen met de
aansluitingen; groen bij groen, blauw bij blauw, rood bij rood.
2.Sliut het andere uiteinde van de Component Video aan op de VGA-adapterkabel (D-
Sub) (met een D-Sub type-verbinding) op de aansluiting COMPUTER IN-1 of
COMPUTER IN-2 op de projector.
3.Als u de projectorluidspreker(s) in uw presentaties wilt gebruiken, neemt u een
geschikte audiokabel en sluit u het ene uiteinde van de kabel aan op de audio-uitgang
van het apparaat het andere uiteinde op de AUDIO (L/R)-stekker van de projector.
4.Als u dat wilt, kunt u een andere geschikte audiokabel gebruiken en het ene uiteinde
van de kabel aansluiten op de aansluiting AUDIO-OUT van de projector en het
andere uiteinde op uw externe luidsprekers (niet bijgeleverd).
Zodra de kabel is aangesloten, kan de audio worden beheerd via de OSD-menu's van
de projector. Zie "Geluidsinstellingen" op pagina 70 voor details.
De ingebouwde luidspreker worden gedempt wanneer de AUDIO-OUT-stekker
wordt aangesloten.
Als het geselecteerde videobeeld niet wordt weergegeven nadat u de projector hebt
ingeschakeld en de juiste videobron hebt geselecteerd, controleert u of het videobronapparaat is
ingeschakeld en goed werkt. Controleer ook of de signaalkabels op de juiste manier zijn
aangesloten.
Aansluitingen25
Een S-Video/composiet-bronapparaat aansluiten
Bestudeer uw videobronapparaat om vast te stellen of er ongebruikte S-Video/composietuitgangen beschikbaar zijn:
• Als het apparaat beide aansluitingen heeft, gebruikt u de S-Video-uitgang voor het
aansluiten, omdat de S-Video-uitgang een betere beeldkwaliteit biedt dan de Videouitgang.
• Als het apparaat een van de uitgangen heeft, kunt u ook doorgaan met deze procedure.
• Anders dient u een andere uitgang te selecteren waarop u het apparaat kunt aansluiten.
De projector aansluiten op een S-Video/Video-bronapparaat:
1.Neem een S-Video/Video-kabel en sluit het ene uiteinde aan op de S-Video-/Video-
uitgang van het videobronapparaat.
2.Sluit het andere uiteinde van de S-Video/Video-kabel aan op de aansluiting S-
VIDEO/VIDEO op de projector.
3.Als u de projectorluidspreker(s) in uw presentaties wilt gebruiken, neemt u een
geschikte audiokabel en sluit u het ene uiteinde van de kabel aan op de audio-uitgang
van het apparaat het andere uiteinde op de AUDIO (L/R)-stekker van de projector.
4.Als u dat wilt, kunt u een andere geschikte audiokabel gebruiken en het ene uiteinde
van de kabel aansluiten op de aansluiting AUDIO-OUT van de projector en het
andere uiteinde op uw externe luidsprekers (niet bijgeleverd).
Zodra de kabel is aangesloten, kan de audio worden beheerd via de OSD-menu's van
de projector. Zie "Geluidsinstellingen" op pagina 70 voor details.
De ingebouwde luidspreker worden gedempt wanneer de AUDIO-OUT-stekker
wordt aangesloten.
• Als het geselecteerde videobeeld niet wordt weergegeven nadat u de projector hebt
ingeschakeld en de juiste videobron hebt geselecteerd, controleert u of het
videobronapparaat is ingeschakeld en goed werkt. Controleer ook of de signaalkabels op de
juiste manier zijn aangesloten.
Aansluitingen26
Bediening
De projector opstarten
1.Sluit de voedingskabel aan op de projector en
een stopcontact. Controleer of de
voedingsindicator op de projector oranje
brandt zodra de stroom is ingeschakeld.
• Gebruik de originele accessoires (bijv. voedingskabel)
alleen met het apparaat om mogelijke gevaren, zoals
elektrische schok en brand, te voorkomen.
• Als de functie Direct inschakelen is geactiveerd in het
menu SYSTEEMINSTLL: Basis > Gebruiksinstellingen,
wordt de projector automatisch ingeschakeld nadat de voedingskabel is aangesloten en er
stroom wordt geleverd. Zie "Direct inschakelen" op pagina 69 voor details.
• Als de functie Inschakelen bij signaal is geactiveerd in het menu SYSTEEMINSTLL: Basis >
Gebruiksinstellingen, schakelt de projector automatisch in als een VGA-signaal is
gedetecteerd. Zie "Inschakelen bij signaal" op pagina 69 voor details.
2.Controleer of de lenskap geopend is. Als deze
gesloten blijft, wordt de dop mogelijk vervormd
door de hitte van de lamp.
I
3.Druk op aan/uit op de projector of op
ON op de afstandsbediening om de projector
te starten. De voedingsindicator knippert
en blijft groen als de projector wordt
ingeschakeld.
Het opstarten duurt ongeveer 10-20
seconden. In de latere fase van het opstarten
wordt het opstartlogo geprojecteerd.
Draai zo nodig aan de scherpstelring om de helderheid van het beeld aan te passen.
Als de projector nog warm is van de vorige sessie, blijft de ventilator ongeveer 90 seconden
draaien voordat de lamp wordt ingeschakeld.
4.Als de projector voor de eerste keer wordt
ingeschakeld, selecteert u de OSD-taal
volgens de instructies op het scherm.
5.Als u een wachtwoord wordt gevraagd, drukt
u op de pijlknoppen om een wachtwoord van
zes cijfers in te voeren. Zie "De
wachtwoordfunctie gebruiken" op pagina 34
voor details.
6.Schakel alle aangesloten apparatuur in.
7.De projector start het zoeken naar
ingangssignalen. Het momenteel gescande ingangssignaal verschijnt op het scherm.
Als de projector geen geldig signaal waarneemt, blijft het bericht ‘Geen signaal’ op
het scherm staan tot er een ingangssignaal wordt gevonden.
I
Bediening
27
U kunt ook op de knop SOURCE op de projector of afstandsbediening drukken om
het gewenste ingangssignaal te selecteren. Zie "Schakelen tussen ingangssignalen" op
pagina 36 voor details.
• Als gedurende 3 minuten geen signaal is gedetecteerd, gaat de projector automatisch in de
modus ECO BLANK.
Het geprojecteerde beeld aanpassen
De projectiehoek aanpassen
De projector heeft 1 verstelvoetje met een snelontgrendeling en 1 verstelvoetje achteraan.
Met deze verstelvoetjes kunt u de hoogte van het beeld en de projectiehoek wijzigen. De
projectorhoogte aanpassen:
1.Druk op de snelontgrendelingsknop en til de
voorkant van de projector op. Zodra het
beeld op de gewenste positie staat, laat u de
snelontgrendelingsknop los om de voet op
zijn positie te vergrendelen.
2.Schroef de afstelvoet achteraan om de
horizontale hoek fijn af te stemmen.
U schuift het verstelvoetje in door de projector
omhoog te houden terwijl u op de
snelontgrendelingsknop drukt. Laat de projector vervolgens langzaam zakken. Schroef het
achterste verstelvoetje in tegenovergestelde richting.
Wanneer de projector niet op een horizontaal oppervlak is geplaatst of het scherm en de
projector niet loodrecht op elkaar staan, wordt het geprojecteerde beeld
trapeziumvormig. Raadpleeg "2D Keystone corrigeren" op pagina 28 voor details om deze
situatie te corrigeren.
• Kijk niet in de lens wanneer de lamp is ingeschakeld. Het felle licht kan uw ogen
beschadigen.
• Let op wanneer u op de afstelknop drukt, want deze bevindt zich dicht bij de uitlaat van
warme lucht.
2
1
Het beeld automatisch aanpassen
In sommige gevallen is het nodig om de
beeldkwaliteit te optimaliseren. Druk hiervoor
op AUTO op de projector of de
afstandsbediening. Binnen 5 seconden past de
ingebouwde Functie Intelligente automatische
aanpassing de waarden van Frequentie en Klok
aan om de beste beeldkwaliteit te bieden.
• Tijdens het gebruik van de functie AUTO
wordt "Automatisch aanpassen..."
weergegeven.
• Deze functie is alleen beschikbaar als het pc-signaal (analoog RGB) is geselecteerd.
2D Keystone corrigeren
Met de functie 2D Keystone is een groter installatiegebied mogelijk dan bij conventionele
projectoren die een beperkte positionering voor het scherm hebben.
Om dit te corrigeren, moet u handmatig op de volgende wijze corrigeren.
28
Bediening
• De projector of afstandsbediening
gebruiken
Druk op / / / om de pagina 2D-keystone te openen. Druk op / om verticale waarden aan
te passen van -30 naar 30. Druk op / om de horizontale
waarden aan te passen van -25 tot 25.
• Via het OSD-menu
1.Druk op MENU/EXIT en selecteer het menu
WEERGAVE.
2.Druk op om 2D-keystone te selecteren en
druk op MODE/ENTER.
3.Druk op / / / om de keystone-waarden
aan te passen.
• De toets QUICK INSTALL gebruiken
1.Druk op QUICK INSTALL op de afstandsbediening.
2.Druk op om 2D-keystone te selecteren en
druk op MODE/ENTER.
3.Druk op / / / om de keystone-waarden
aan te passen.
Passend in hoeken afstellen
Pas handmatig vier hoeken van het beeld aan door de horizontale en verticale waarden in
te stellen.
• Via het OSD-menu
1.Selecteer Passend tussen hoeken in het menu
WEERGAVE
en druk op MODE/ENTER.
Bediening
29
2.Druk op / / / om een van de vier hoeken te
selecteren en druk op MODE/ENTER.
3.Druk op / om de verticale waarden aan te
passen tussen 0 en 60.
4.Druk op / om de horizontale waarden aan te
passen tussen 0 en 60.
• De toets QUICK INSTALL gebruiken
1.Druk op QUICK INSTALL op de afstandsbediening.
2.Druk op om Passend tussen hoeken te
selecteren en druk op MODE/ENTER.
3.Volg de stappen 2 tot 4 hierboven.
Passend op oppervlak afstellen
Handmatig geografische vervorming corrigeren met de kalibratiefunctie Passend op
oppervlak.
• Via het OSD-menu
1.Selecteer Passend op oppervlak in het menu
WEERGAVE
en druk op MODE/ENTER.
30
2.Druk op / om Horizontaal te selecteren en
druk op MODE/ENTER.
Bediening
Loading...
+ 71 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.