Benq MP776, MP777 User Manual [nl]

MP776/MP777 Digital Projector Gebruikershandleiding
Welkom

Inhoud

Belangrijke
veiligheidsinstructies ..........3
Kenmerken van de projector ................ 7
Inhoud van de verpakking .................... 8
Buitenkant van de projector ................. 9
Bedieningselementen en functies ....... 10
De projector positioneren 15
Het kiezen van een plek....................... 15
De gewenste beeldgrootte van de
projectie instellen ................................ 16
Aansluitingen....................19
Een computer of
beeldscherm aansluiten....................... 20
Videoapparaten aansluiten ................. 21
Bediening ..........................24
De projector opstarten ........................ 24
Het geprojecteerde beeld aanpassen... 25
De menu's gebruiken .......................... 27
De projector beveiligen ....................... 28
Schakelen tussen ingangssignalen....... 31
Vergroten en details zoeken................ 32
De beeldverhouding selecteren........... 33
Het beeld optimaliseren ...................... 35
De presentatietimer instellen.............. 38
Het beeld stilzetten.............................. 40
Het beeld verbergen ............................ 40
De FAQ-functie gebruiken ................. 40
Besturingstoetsen blokkeren............... 41
Gebruik op grote hoogte..................... 41
Het geluid aanpassen........................... 42
Het weergavemenu van de projector
aanpassen..............................................42
De projector besturen via een lan-
omgeving ..............................................43
De projector uitschakelen....................46
Menubewerkingen ...............................47
Onderhoud........................57
Onderhoud van de projector...............57
Informatie over de lamp......................58
Problemen oplossen .........64
Specificaties.......................65
Projectorspecificaties ...........................65
Afmetingen...........................................66
Plafondmontage...................................66
Timing-diagram...................................67
Informatie over garantie
en auteursrechten .............70
Voorschriften ....................71
Inhoud2

Belangrijke veiligheidsinstructies

Uw projector is ontwikkeld en getest volgens de nieuwste veiligheidsstandaards voor IT­apparatuur. Voor een veilig gebruik van dit product dient u echter de instructies in deze handleiding en op de verpakking van het product nauwkeurig op te volgen.
Veiligheidsinstructies
1. Lees deze handleiding aandachtig door voordat u de projector gaat gebruiken. Bewaar de handleiding voor toekomstig gebruik.
2. Kijk tijdens het projecteren niet rechtstreeks in de lens van de projector. De sterke lichtstraal kan uw ogen beschadigen.
3. Laat reparatie- of onderhoudswerkzaamheden over aan een bevoegd technicus.
5. In sommige landen is de netspanning ongelijkmatig. Hoewel deze projector normaal werkt bij een netspanning van 100 tot 240 V (wisselstroom), kan het apparaat uitvallen wanneer zich een stroomstoring of een spanningspiek van ±10 V voordoet. In gebieden waar dit risico hoog is, is het raadzaam de projector aan te sluiten op een spanningsstabilisator, piekbeveiliging of UPS-systeem (Uninterruptible Power Supply).
6. Plaats geen voorwerpen voor de projectielens als de projector wordt gebruikt. De voorwerpen kunnen heet worden en daardoor vervormd raken of vlam vatten. Druk op BLANK op de projector of afstandsbediening om de lamp tijdelijk uit te schakelen.
4. Zorg er altijd voor dat de lenssluiter is geopend of de lensdop is verwijderd wanneer de projectorlamp brandt.
Belangrijke veiligheidsinstructies 3
Veiligheidsinstructies (vervolg)
7. De lamp wordt erg heet tijdens het gebruik. Laat de projector ongeveer 45 minuten afkoelen voordat u de lamp vervangt.
10. Plaats dit product nooit op een onstabiele ondergrond. Het product kan dan vallen en ernstig worden beschadigd.
8. Gebruik de lamp niet langer dan de voorgeschreven levensduur. Als u de lamp toch langer gebruikt, kan deze in zeldzame gevallen breken.
9. Zorg dat de stekker van de projector uit het stopcontact is verwijderd voordat u de lamp of elektronische onderdelen vervangt.
11. Open deze projector niet zelf. De onderdelen van het apparaat staan onder hoge spanning die levensgevaarlijk is. Het enige onderdeel dat u mag vervangen, is de lamp met het deksel.
U mag nooit andere onderdelen losmaken of verwijderen. Laat reparaties uitsluitend over aan gekwalificeerde professionele reparateurs.
12. Wanneer u de projector gebruikt, neemt u mogelijk warme lucht en een bepaalde geur waar bij het ventilatierooster. Dit is een normaal verschijnsel.
Belangrijke veiligheidsinstructies4
3,000 m
(10000
voet)
0 m
(0 voet)
Veiligheidsinstructies (vervolg)
13. Plaats de projector niet in de volgende ruimtes.
- Slecht geventileerde of gesloten ruimtes.
Zorg dat de projector ten minste 50 cm van de muur staat en laat voldoende ruimte vrij rondom de projector.
- Plekken waar de temperatuur extreem
hoog kan oplopen, zoals in een auto met gesloten ramen.
- Plekken met veel vocht, stof of rook die
optische componenten mogelijk aantasten. Dit verkort de levensduur van de projector en verdonkert het beeld.
- Plekken in de buurt van een brandalarm.
- Plekken met een omgevingstemperatuur
hoger dan 40°C / 104°F
- Plekken die hoger liggen dan 3000 m
(10000 voet).
14. Blokkeer het ventilatierooster niet.
- Plaats deze projector niet op een deken, beddengoed of op een ander zacht oppervlak.
- Bedek deze projector niet met een doek of met andere voorwerpen.
- Plaats geen ontvlambare stoffen in de buurt van de projector.
Als het ventilatierooster niet vrij wordt gehouden, kan er door oververhitting in de projector brand ontstaan.
15. Plaats de projector tijdens gebruik altijd op een stabiel en niet hellend oppervlak.
- Maak geen gebruik van de projector als
deze gekanteld staat in een hoek van meer dan 10 graden (links naar rechts) of in een hoek van meer dan 15 graden (voor naar achter). Als u de projector gebruikt wanneer deze niet volledig horizontaal staat, werkt deze mogelijk niet optimaal of kan de lamp beschadigd raken.
16. Plaats de projector niet verticaal. De projector kan dan vallen en letsel veroorzaken of beschadigd raken.
Belangrijke veiligheidsinstructies 5
Veiligheidsinstructies (vervolg)
17. Trap niet op de projector of leg er geen voorwerpen op. Dit kan niet alleen schade aan de projector veroorzaken, maar kan ook leiden tot ongevallen en mogelijk letsel.
18. Plaats geen vloeistoffen in de buurt van of op de projector. Als er vloeistof in de projector wordt gemorst, werkt deze mogelijk niet meer. Als de projector nat wordt, trekt u de stekker uit het stopcontact en belt u BenQ voor reparaties.
Montage van de projector op het plafond
Voor een probleemloze werking van de projector is ook veiligheid van groot belang. Neem de volgende veiligheidsvoorschriften in acht om schade en lichamelijk letsel te voorkomen.
Als u de projector tegen het plafond wilt bevestigen, is het raadzaam de plafondmontageset voor BenQ­projectoren te gebruiken voor een veilige en stevige montage.
Als u een montageset van een ander merk gebruikt, bestaat het gevaar dat de projector naar beneden valt omdat het apparaat met de verkeerde schroeven is bevestigd.
U kunt de plafondmontageset voor BenQ-projectoren kopen bij de leverancier van uw projector. Het verdient ook aanbeveling een aparte veiligheidskabel aan te schaffen die compatibel is met het Kensington-slot. Maak deze kabel vast aan de sleuf voor het Kensington-slot op de projector en aan de houder. Wanneer de projector loskomt van de houder, blijft het apparaat toch veilig zitten.
19. Dit product kan beelden omgekeerd weergeven, zodat plafondmontage mogelijk is.
Gebruik alleen de plafondmontageset van BenQ en zorg dat de projector stevig vastzit.
20. Dit apparaat moet worden geaard.
Belangrijke veiligheidsinstructies6
Hg - Lamp bevat kwik. Behandelen in overeenstemming met de plaatstelijke wetten voor afvalverwerking. Zie www.lamprecycle.org.

Inleiding

Kenmerken van de projector

De projector combineert krachtige optische projectiemogelijkheden met een gebruikersvriendelijk ontwerp dat betrouwbaarheid en gebruiksgemak garandeert.
De projector heeft de volgende kenmerken.
• Met lan-instellingen kan via een webbrowser van een computer de projectorstatus worden beheerd
• Filterloos ontwerp voor minimaal onderhoud en gebruikskosten
• Automatische keystonefunctie om keystone automatisch uit het beeld te halen
• Brilliant color/VIDI voor echtere, levendigere kleuren in het beeld
• Ondertitels voor de dialoog, verhaallijn en geluidseffecten van tv-programma’s en video’s
• Variabel geluidsniveau
• Wandkleurcorrectie waarmee het mogelijk is te projecteren op oppervlakten met verschillende vooraf gedefinieerde kleuren
• Snel automatisch zoeken versnelt het detecteren van het signaal
• Instelbare wachtwoordbeveiliging
• 3D-kleurbeheer om kleuren aan te passen naar uw voorkeur
• Snelkoelfunctie om de projector snel af te koelen
• FAQ om problemen op te lossen met slechts één druk op de toets
• Presentatietimer voor meer inzicht in de tijdsduur van presentaties
Kwalitatief hoogwaardige handmatige zoomlens
• Automatisch de beste beeldkwaliteit met één druk op een knop
• Digitale keystone-correctie om vervormde beelden te corrigeren
• Instelbare kleurbalansregeling voor weergave van gegevens/videobeelden
• Weergave van 16,7 miljoen kleuren
• Meertalige schermmenu's (OSD)
• Schakelen tussen de modi normaal en economisch om het stroomverbruik te verminderen
• Ingebouwde luidsprekers voor gemengd monogeluid bij gebruik van een audio-ingang
• Compatibel met component HDTV (YP
• Ondersteuning voor Crestron- en PJ-Link-formaten
• De helderheid van het geprojecteerde beeld is afhankelijk van het omgevingslicht en de instellingen voor contrast en helderheid van de geselecteerde ingangssignaal, én van de afstand tot het scherm.
• De helderheid van de lamp neemt na verloop van tijd af en verschilt per fabrikant. Dit is normaal.
bPr)
Inleiding 7

Inhoud van de verpakking

1. Reservelamp
2. Plafondmontageset
3. RS232-kabel
Pak alles voorzichtig uit en controleer of u alle onderstaande items hebt. Wanneer één of meerdere van deze items ontbreken, dient u contact op te nemen met de leverancier.

Standaardaccessoires

De meegeleverde accessoires zijn geschikt voor uw regio, maar verschil len mogelijk van die in de afbeeldingen.
*De garantiekaart wordt slecht s in bepaalde regio’s geleverd. Vraag uw verkoper voor gedetailleerde informatie.
Projector Netsnoer VGA-kabel
Afstandsbediening met batterijen Draagtas

Optionele accessoires

Inleiding8
Snelgids CD met
gebruikershandleiding
Garantiekaart*

Buitenkant van de projector

5
1
8
9
Voorkant/bovenkant
4
2
7
3
6
Achter/onderkant
11
14 201817 21 2215
13
10
12
16 19
23
4
1. Extern besturingspaneel (Zie "Bedieningselementen en
functies" op pagina 10 voor meer
informatie.)
2. Lampdeksel
3. Ventilatie (warme lucht uit)
4. Verstellerknop
5. Lensklep
6. Focusring en zoomring
7. Ventilatie (koele lucht in)
8. IR-sensor afstandsbediening voorkant
9. Projectielens
10. Stroomaansluiting
11. Sleuf voor Kensington­vergrendeling
12. Achterste verstelvoetje
13. Gaten voor plafondmontage
14. IR-sensor afstandsbediening achterkant
15. RJ45 lan-ingang
16. RS-232-controlepoort
17. RGB-signaaluitgang
18. HDMI-ingang
19. RGB (pc)-/componentvideo (YPbPr/YCbCr)-signaalingang
20. S-Video-ingang Video-ingang
21. Audio (L/R)-ingangen
22. Audio-ingang Audio-uit gang
23. 12V gelijkstroomuitgang Te g e br uik e n o m e xt er ne apparaten aan te sturen, zoals een elektrisch scherm of belichtingsbesturing, enz. Neem contact op met uw verkoper voor informatie over de aansluiting van deze apparaten.
Inleiding 9

Bedieningselementen en functies

1
5
11
10
12
14 11
13
6
9
8
3
4
7
2
Voor meer details, zie de informatie achter het handje .

Projector

1. Focusring Hiermee past u de scherpstelling van het
geprojecteerde beeld aan.
"Het beeldformaat en de helderheid fijn afstellen" op pagina 26
2. Zoomring Hiermee past u de grootte van het beeld aan.
"Het beeldformaat en de helderheid fijn afstellen" op pagina 26
3. POWER (Power-lampje) Brandt of knippert als de projector
wordt gebruikt.
"Indicatoren" op pagina 63
4. MENU/EXIT Hiermee schakelt u het schermmenu
(OSD) in. Hiermee gaat u terug naar het vorige schermmenu (OSD), sluit u het menu en slaat u de menu-instellingen op.
"De menu's gebruiken" op pagina 27
5. Aan/uit Hiermee zet u de projector stand-by of
schakelt u deze in.
"De projector opstarten" op pagina 24, "De projector uitschakelen" op pagina 46
Inleiding10
6. Links/ Start de FAQ-functie.
"De FAQ-functie gebruiken" op pagina 40
7. BLANK Hiermee kunt u de schermafbeelding
verbergen.
"Het beeld verbergen" op pagina 40
8. TEMP (waarschuwingslampje temperatuur)
Licht rood op als de temperatuur van de projector te hoog wordt.
"Indicatoren" op pagina 63
9. LAMP (waarschuwingslampje lamp) Geeft de lampstatus aan. Brandt of
knippert als er een probleem is met de lamp.
"Indicatoren" op pagina 63
10. AUTO Hiermee worden automatisch de beste
beeldtiminginstellingen bepaald voor het weergegeven beeld.
"Het beeld automatisch aanpassen" op pagina 25
11. Keystone/pijltoetsen ( / Omhoog, / Omlaag)
Hiermee corrigeert u handmatig de vervormde beelden die door de projectiehoek worden veroorzaakt.
"Keystone corrigeren" op pagina 30
12. Rechts/ Activeert de paneeltoetsblokkering. Als het schermmenu (OSD) is
geactiveerd, functioneren de toetsen #6, #11 en #12 als richtingspijlen om de gewenste menuopties te selecteren en de instellingen te wijzigen.
"Besturingstoetsen blokkeren" op pagina 41, "De menu's gebruiken" op pagina 27
13. MODE/ENTER Selecteer een beschikbare beeldmodus. Hiermee activeert u het geselecteerde
menu-item in het schermmenu.
"Een beeldmodus selecteren" op pagina 35
14. SOURCE Geeft de ingangselectiebalk weer.
"Schakelen tussen ingangssignalen" op pagina 31
Inleiding 11

Afstandsbediening

Voor meer details, zie de informatie achter het handje .
2
3
8
9
11
12
4 5
1
7
6
13
18
15
16
22
17
19
20
18
14
10
21
5. CONTRAST Past contrast aan.
"Aanpassen van Contrast" op pagina 36
6. TEST PATTERN Geeft het testpatroon weer.
"Testpatroon" op pagina 54
7. LASER Hiermee laat u een zichtbaar
laseraanwijzerlampje branden waarmee presentaties kunnen worden uitgevoerd.
"De LASER aanwijzer gebruiken" op pagina 13
8. MENU/EXIT Hiermee schakelt u het schermmenu
(OSD) in. Hiermee gaat u terug naar het vorige schermmenu (OSD), sluit u het menu en slaat u de menu-instellingen op.
"De menu's gebruiken" op pagina 27
9. Links/ Start de FAQ-functie.
"De FAQ-functie gebruiken" op pagina 40
10. ENTER
1. FREEZE Hiermee zet u het geprojecteerde beeld
stil.
"Het beeld stilzetten" op pagina 40
2. ASPECT Hiermee selecteert u de beeldverhouding.
"De beeldverhouding selecteren" op pagina 33
3. CAPTURE (Deze functie is niet beschikbaar op modellen van de MP7 series)
4. BRIGHTNESS Past helderheid aan.
"Aanpassen van Helderheid" op pagina 36
Hiermee activeert u het geselecteerde menu-item in het schermmenu.
11. BLANK Hiermee kunt u de schermafbeelding
verbergen.
"Het beeld verbergen" op pagina 40
12. VOLUME+/VOLUME­Past het geluidsniveau aan.
"Het geluid aanpassen" op pagina 42
13. POWER Hiermee zet u de projector stand-by of
schakelt u deze in.
"De projector opstarten" op pagina 24, "De projector uitschakelen" op pagina 46
14. DIGITAL ZOOM+/DIGITAL ZOOM­Hiermee vergroot of verkleint u het
geprojecteerde beeld.
"Vergroten en details zoeken" op pagina 32
Inleiding12
15. TIMER ON Hiermee kunt u een timer op het scherm
activeren of weergeven op basis van uw eigen timerinstelling.
"De presentatietimer instellen" op pa gina 38
16. TIMER SET UP Hiermee wordt de instelling voor
presentatietimer direct ingevoerd.
"De presentatietimer instellen" op pa gina 38
17. AUTO Hiermee worden automatisch de beste
beeldtiminginstellingen bepaald voor het weergegeven beeld.
"Het beeld automatisch aanpassen" op pagina 25
18. Keystone/pijltoetsen (/Omhoog, /Omlaag)
Hiermee corrigeert u handmatig de vervormde beelden die door de projectiehoek worden veroorzaakt.
"Keystone corrigeren" op pagina 30
19. Rechts/ Blokkeert de toetsen op de projector.
"Besturingstoetsen blokkeren" op pagina 41
Als het schermmenu (OSD) is geactiveerd, functioneren de knoppen #18, #9 en #19 als richtingspijlen om de gewenste menuopties te selecteren en de instellingen te wijzigen.
"De menu's gebruiken" op pagina 27
20. SOURCE Geeft de ingangselectiebalk weer.
"Schakelen tussen ingangssignalen" op pagina 31
21. MUTE Hiermee schakelt u het geluid in en uit.
"Het geluid dempen" op pagina 42
22. MODE Afhankelijk van het gebruikte
ingangssignaal wordt er een beschikbare beeldmodus geselecteerd.
"Een beeldmodus selecteren" op pagina 35
De LASER aanwijzer gebruiken
De laseraanwijzer is voor professionele gebruikers een hulpmiddel tijdens presentaties. Als u erop drukt, zendt de aanwijzer rood licht uit en licht het lampje rood op.
De laserstraal is zichtbaar. Houd LASER ingedrukt voor een continu lasersignaal.
Kijk niet rechtstreeks naar het venster van de laserstraal en richt de laserstraal niet op anderen of op uzelf. Zee de
waarschuwingen op de achterzijde van de afstandsbediening voordat u hem gebruikt.
De laseraanwijzer is geen speelgoed. Ouders dienen bedachtzaam om te gaan met de gevaren van laserenergie en de afstandsbediening buiten het bereik van kinderen te houden.
Inleiding 13
Bereik van de afstandsbediening
De projector bedienen via de voorkant
O
n
g
e
v
e
e
r
+
1
5
°
O
n
g
e
v
e
e
r
+
1
5
°
De projector bedienen via de achterkant
De IR-sensoren (infrarood) van de afstandsbediening bevinden zich op de voor- en achterkant van de projector. Houd de afstandsbediening onder een hoek van maximaal 30 graden ten opzichte van de IR-sensoren van de afstandsbediening op de projector. De afstand tussen de afstandsbediening en de sensoren mag niet meer dan 8 meter (~26 voet) bedragen.
Zorg dat niets de infraroodstraal tussen de afstandsbediening en de IR-sensoren op de projector blokkeert.
De batterijen van de afstandsbediening vervangen
1. U opent het klepje van het batterijcompartiment door de afstandsbediening om te draaien, op het klepje te drukken en dit in de richting van de pijl open te schuiven zoals staat afgebeeld. Het klepje schuift open.
2. Verwijder de batterijen (indien nodig) en installeer twee nieuwe AAA-batterijen. Let erop dat u de polen in de juiste richting plaatst (aangegeven in het batterijcompartiment). Plus (+) naar plus en min (-) naar min.
3. Leg het klepje gelijk met de opening en schuif het terug over de opening. Stop als het deksel vastklikt.
Leg de afstandsbediening en de batterijen niet in extreem warme of vochtige omgevingen,
zoals in een keuken, badkamer, sauna, solarium of in een gesloten auto.
Vervang batterijen alleen door hetzelfde type of een soortgelijk type batterijen, zoals door
de fabrikant aanbevolen.
Gooi lege batterijen weg overeenkomstig de instructies van de fabrikant en de plaatselijke
milieurichtlijnen.
Gooi de batterijen nooit in open vuur. De batterij kan in dat geval ontploffen.
Verwijder de batterijen als deze leeg zijn of als u de afstandsbediening langere tijd niet
gebruikt. Zo voorkomt u dat de afstandsbediening beschadigd raakt door mogelijke lekkage van de batterijen.
Inleiding14

De projector positioneren

Het kiezen van een plek

De projector kan op de volgende vier manieren worden geïnstalleerd:
1. Tafel voor Selecteer deze instelling als u de projector op
de tafel en voor het scherm installeert. Als u een snelle opstelling en draagbaarheid wenst, is dit de meest gebruikte opstelling.
2. Plafond voor Selecteer deze instelling als u de projector
tegen het plafond en voor het scherm installeert.
Als u de projector tegen het plafond wilt bevestigen, kunt u het beste de plafondmontageset van BenQ bij uw leverancier kopen.
Stel Plafond voor in het menu SYSTEEMINSTLL: Basis > Projectorpositie in nadat de projector is ingeschakeld.
3. Plafond achter Selecteer deze instelling als u de projector
tegen het plafond en achter het scherm installeert.
Voor deze opstelling zijn een speciaal scherm voor achterwaartse projectie vereist en de plafondmontageset van BenQ.
Stel Plafond achter in het menu SYSTEEMINSTLL: Basis > Projectorpositie in nadat de projector is ingeschakeld.
4. Tafel achter Selecteer deze instelling als u de projector op
de tafel en achter het scherm installeert.
Voor deze opstelling is een speciaal scherm voor achterwaartse projectie vereist.
Stel Tafel achter in het menu SYSTEEMINSTLL: Basis > Projectorpositie in nadat de projector is ingeschakeld.
Welke installatie u het beste kunt gebruiken, is afhankelijk van de indeling van de ruimte en uw persoonlijke voorkeur. Houd rekening met de grootte en de positie van het scherm, de nabijheid van een stopcontact en de afstand tussen de projector en de andere apparatuur.
De projector positioneren 15

De gewenste beeldgrootte van de projectie instellen

Zwarte balk
(12,5% hoogte)
Zwarte balk
(12,5% hoogte)
De afstand van de lens van de projector tot het scherm, de zoominstellingen en het videoformaat zijn allemaal factoren die de grootte van het geprojecteerde beeld bepalen.
4:3 is de eigen beeldverhouding van de projector. Voor de projectie van beelden met een 16:9-verhouding (breedbeeld) dient de projector de grootte van de desbetreffende beelden aan te passen aan de native beeldbreedte van het apparaat. De hoogte van de beelden bedraagt hierdoor ongeveer 75% van de native beeldhoogte van de projector.
4:3-beeld in een 4:3- beeldvak 16:9 beeldverhouding passend gemaakt
op een gebied met een 4:3 beeldverhouding
Plaats de projector altijd op een stabiel, niet hellend oppervlak (bijvoorbeeld op een tafel) en in een loodrechte positie (90°) ten opzichte van het midden van het scherm. Zo voorkomt u beeldvervorming die wordt veroorzaakt door de projectiehoek (of wanneer u op oppervlakken met hoeken projecteert).
De projector moet ondersteboven tegen het plafond worden geïnstalleerd, zodat het beeld in een hoek naar omlaag wordt geprojecteerd.
In de afbeeldingen op pagina 18 ziet u dat de onderste rand van het geprojecteerde beeld verticaal verschoven zit ten opzichte van het horizontale vlak van de projector. Bij de plafondmontage is dat de bovenste rand van het geprojecteerde beeld.
Als de projector verder van het scherm staat, wordt het geprojecteerde beeld groter. Ook de verticale hoek wordt groter.
Wanneer u de positie van het scherm en de projector bepaalt, dient u rekening te houden met de grootte van het geprojecteerde beeld én met de verticale hoek. Deze zijn beide afhankelijk van de afstand tot het scherm.
Bepaal aan de hand van de tabel met schermgrootten (4:3) de ideale positie van de projector. U dient rekening te houden met de loodrechte horizontale afstand tot het midden van het scherm (projectieafstand) en met de verticale hoek van de projector ten opzichte van de horizontale rand van het scherm.
De projector positioneren16

De positie van de projector bij een bepaalde schermgrootte bepalen

1. Selecteer de schermgrootte.
2. Kijk in de tabel op pagina 18 en zoek de schermgrootte die de uwe het dichtst benadert in de linkerkolommen genaamd "Schermgrootte". In de tweede kolom vindt u in dezelfde rij de overeenkomstige gemiddelde afstand tot het scherm onder "Afstand tot
scherm (mm)". Dit is de projectieafstand.
3. In dezelfde rij kijkt u in de rechterkolom en zoek de waarde van "Verticale afstand
(mm)". Zo bepaalt u de uiteindelijke verticale hoek van de projector ten opzichte van
de rand van het scherm.
4. De aanbevolen positie voor de projector is loodrecht op het horizontale midden van het scherm, op de afstand van het scherm die u in stap 2 hebt bepaald, en in de verticale afstand die u in stap 3 hebt bepaald.
Als u bijvoorbeeld een 120-inch scherm gebruikt, is de aanbevolen projectieafstand
4.246 mm en bedraagt de verticale afstand 137 mm.

De aanbevolen schermgrootte voor een bepaalde afstand bepalen

Wanneer u een projector hebt aangeschaft, kunt u met deze methode bepalen welk scherm het meest geschikt is voor de ruimte waar u het apparaat gaat gebruiken.
De maximale schermgrootte wordt natuurlijk ook bepaald door de afmetingen van die ruimte.
1. Meet de afstand tussen de projector en de plek waar u het scherm wilt installeren. Dit is de projectieafstand.
2. Zoek in de tabel op pagina 18, in de kolom "Afstand tot scherm (mm)" de waarde die de gemiddelde afstand tot het scherm het dichtst benadert. Dit is de projectieafstand.
3. Zoek in dezelfde rij in de linkerkolom naar de overeenkomstige "Schermgrootte". Dit is de grootte van het geprojecteerde beeld op deze projectieafstand.
4. In dezelfde rij kijkt u in de rechterkolom en zoek de waarde van "Verticale afstand
(mm)". Zo bepaalt u de uiteindelijke positie van het scherm ten opzichte van het
horizontale vlak van de projector.
Voor een projectieafstand van 4,5 m (4.500 mm) is 4.246 mm de dichtstbijzijnde waarde in de kolom "Afstand tot scherm (mm)". Als u in deze rij kijkt, ziet u dat u hiervoor een scherm van 120'' (ongeveer 3,0 m) nodig hebt.
Als u de projector in een andere dan de aanbevolen positie plaatst, dient u deze omhoog of omlaag te kantelen om het beeld te centreren op het scherm. In deze gevallen kan het beeld enigszins vervormd raken. U kunt de vervorming corrigeren met de Keystone-functie. Zie "Keystone corrigeren" op pagina 30 voor details.
De projector positioneren 17

Projectieafmetingen

Maximale zoom
Minimale zoom
Projectieafstand
Midden van de lens
Scherm
Verticale afstand
Zie "Afmetingen" op pagina 66 voor de maten van het lensmidden van deze projector voordat u de geschikte positie berekent.
Schermgrootte Afstand tot scherm (mm)
Diagonaal
B (mm) H (mm)
Inch mm
Min
lengte
(max.
zoom)
Gemiddeld
30 762 610 457 923 1062 1200 34 40 1016 813 610 1231 1415 1600 46 50 1270 1016 762 1538 1769 2000 57 60 1524 1219 914 1846 2123 2400 69
80 2032 1626 1219 2462 2831 3200 91 100 2540 2032 1524 3077 3538 4000 114 120 3048 2438 1829 3692 4246 4800 137 150 3810 3048 2286 4615 5308 6000 171 200 5080 4064 3048 6154 7077 8000 229 220 5588 4470 3353 6769 7785 8800 251 250 6350 5080 3810 7692 8846 10000 286 300 7620 6096 4572 9231 10615 12000 343
Er zit een tolerantie van 3% in deze waarden door variaties in de optische onderdelen. BenQ beveelt bij een permanente plaatsing van de projector aan om de projectiegrootte en ­afstand eerst ter plaatse met de projector fysiek te testen, zodat u rekening kunt houden met de optische eigenschappen van deze projector. Hierdoor kunt u de precieze bevestigingspositie bepalen die het meest geschikt is voor uw specifieke locatie.
Max
lengte
(min.
zoom)
Verticale
afstand
(mm)
De projector positioneren18

Aansluitingen

Laptop of desktopcomputer
Luidsprekers
of
of
AV-apparaat
Beeldscher
(DVI)
(VGA)
Als u een signaalbron aansluit op de projector, volg dan deze instructies:
1. Schakel alle apparatuur uit voordat u verbindingen maakt.
2. Gebruik de juiste signaalkabels voor elke bron.
3. Zorg dat de kabels goed zijn geplaatst.
• Niet alle kabels die in de onderstaande verbindingen zijn weergegeven, worden meegeleverd met de projector (zie "Inhoud van de verpakking" op pagina 8). Deze kabels zijn verkrijgbaar bij elektronicawinkels.
• Zie de pagina’s 20-23 voor meer details over aansluitingen.
1
7
2
1
1. VGA-kabel
2. VGA-naar-DVI-A-kabel
3. Componentvideo-naar-VGA (of D-sub) adapterkabel
4. HDMI-kabel
3 4 5 8
5. S-Video-kabel
6. Videokabel
7. Audiokabel
8. Audio-l/r-kabel
6
7 7
Aansluitingen 19

Een computer of beeldscherm aansluiten

Een computer aansluiten

De projector kan worden aangesloten op IBM®-compatibele Macintosh® computers. Als u verbinding maakt met oudere Macintosh-computers, hebt u een Mac-adapter (optioneel accessoire) nodig.
De projector aansluiten op een laptop of desktopcomputer:
1. Sluit het ene uiteinde van de meegeleverde vga-kabel aan op de d-sub-uitgang van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de vga-kabel aan op de COMPUTER 1 of COMPUTER 2 signaalingang van de projector.
3. Als u tijdens presentaties gebruik wilt maken van de luidsprekers (gemengd monogeluid) van de projector, sluit dan een geschikte audiokabel aan op de audio­uitgang van de computer en de AU DI O of AUDIO (L/R) ingang van de projector.
4. Indien gewenst en als de AUDIO OUT-aansluiting beschikbaar is op de projector, kunt u een andere geschikte audiokabel gebruiken en deze aansluiten op de AUDIO OUT-aansluiting van de projector en de externe luidsprekers (niet meegeleverd).
Als het audiosysteem is aangesloten, kan dit via de schermmenu's (OSD) van de projector worden bediend. Zie "Geluidsinstellingen" op pagina 54 voor details.
Bij notebooks worden de externe videopoorten vaak niet ingeschakeld wanneer een projector is aangesloten. Met de toetsencombinatie FN + F3 of FN + CRT/LCD kunt u de externe weergave doorgaans in- of uitschakelen. Zoek op de notebook de functietoets CRT/LCD of de functietoets met een beeldscherm. Druk tegelijkertijd op FN en een van deze toetsen. Raadpleeg de handleiding bij uw notebook voor meer informatie over mogelijke toetsencombinaties.

Een beeldscherm aansluiten

Als u de presentatie van dichtbij wilt zien op zowel een beeldscherm als op het scherm en de MONITOR OUT-aansluiting is beschikbaar op de projector, sluit dan als volgt de MONITOR OUT-signaaluitgang op de projector aan op een extern beeldscherm:
De projector op een beeldscherm aansluiten:
1. Sluit de projector aan een computer. Zie "Een computer aansluiten" op pagina 20.
2. Kies een geschikte vga-kabel (slechts één meegeleverd) en sluit het ene uiteinde aan op de d-sub-ingang van de videomonitor.
Of als de monitor beschikt over een dvi-ingang, gebruikt u een vga-naar-dvi-a-kabel en sluit u het dvi-eind aan op de dvi-ingang van de videomonitor.
3. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de MONITOR OUT-aansluiting van de projector.
• De d-sub-uitgang werkt alleen als een geschikte d-sub-stekker op de COMPUTER 1-
aansluiting is aangesloten.
• Als u deze verbindingsmethode wilt gebruiken als de projector op standby staat, zorg dan
dat de Stand-by monitor-uit-functie is ingeschakeld in het menu SYSTEEMINSTLL: Geavanceerd. Zie "Stand-by monitor-uit" op pagina 54 voor details.
Aansluitingen20

Videoapparaten aansluiten

U dient de projector slechts op een van de volgende videouitgangen aan te sluiten. Elke uitgang levert een andere videokwaliteit. De gekozen uitgang is wellicht afhankelijk van de beschikbare overeenkomende aansluitingen op de projector en het gewenste videoapparaat.
Naam van aansluiting
Uiterlijk van aansluiting
Zie Beeldkwaliteit
HDMI
Component Video
S-Video
Video
"Een HDMI-toestel aansluiten" op pagina 22
"Een component videoapparaat aansluiten" op pagina 22
"Een S-video- of composiet videoapparaat aansluiten" op pagina 23
Best
Beter
Goed
Normaal
Audioapparaten aansluiten
De projector heeft twee ingebouwde mono-luidsprekers met enkele basisfuncties voor het geluid bij zakelijke presentaties. Deze zijn niet ontworpen, noch bedoel voor het leveren van stereogeluid zoals dit verwacht kan worden in home theater of home cinema toepassingen. Eventuele stereo-geluidssignalen worden omgezet naar monogeluid voor de luidsprekers van de projector.
Als u een apart geluidssysteem hebt, doet u er goed aan de audio-uitgang van het videoapparaat op dit systeem aan te sluiten en niet op de monoaansluiting van de projector. De audioaansluitingen op pagina 19 dienen slechts ter informatie. U hoeft geen audioapparaten aan te sluiten op de projector als er een ander geluidssysteem beschikbaar is of als er geen geluid nodig is.
Aansluitingen 21
Een HDMI-toestel aansluiten
Gebruik een HDMI-kabel als u verbindingen aanbrengt tussen de projector en HDMI­toestellen.
De projector op een HDMI-toestel aansluiten:
1. Neem een HDMI-kabel en sluit deze aan op de HDMI-uitgang van het videoapparaat.
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de HDMI-ingang van de projector.
• In de onwaarschijnlijke situatie dat u de projector aansluit op een dvd-speler via de HDMI-
ingang van de projector en de kleuren van het beeld niet kloppen, stel dan de kleurruimte in op YUV. Zie "De Kleurruimte veranderen" op pagina 31 voor details.
• De projector kan alleen gemengd monogeluid afspelen, zelfs als u een stereo-invoerbron
hebt aangesloten. Zie "Audioapparaten aansluiten" op pagina 21 voor details.

Een component videoapparaat aansluiten

Controleer op het videoapparaat of er ongebruikte componentvideo-uitgangen beschikbaar zijn:
• Zo ja, ga door met deze procedure.
• Anders dient u een andere uitgang te selecteren om het apparaat op aan te sluiten.
De projector aansluiten op een component videoapparaat aansluiten:
1. Sluit het uiteinde van de component video-naar-vga-adapterkabel (D-sub) of componentkabel met de 3 RCA-connectoren aan op de component video-uitgangen van het videoapparaat. Zorg dat de kleuren van de stekkers overeenkomen met die van de uitgangen: groen op groen, blauw op blauw en rood op rood.
2. Sluit het andere uiteinde van de component video-naar-vga-adapterkabel (d-sub) (met een d-sub-stekker) aan op de COMPUTER 1 of COMPUTER 2-aansluiting op de projector.
3. Als u tijdens presentaties gebruik wilt maken van de luidsprekers (gemengd monogeluid) van de projector, sluit dan een geschikte audiokabel aan op de audio­uitgang van het toestel en de AUD IO of AUDIO (L/R) ingang van de projector.
4. Indien gewenst en als de AUDIO OUT-aansluiting beschikbaar is op de projector, kunt u een andere geschikte audiokabel gebruiken en deze aansluiten op de AUDIO OUT-aansluiting van de projector en de externe luidsprekers (niet meegeleverd).
Als het audiosysteem is aangesloten, kan dit via de schermmenu's (OSD) van de projector worden bediend. Zie "Geluidsinstellingen" op pagina 54 voor details.
• De projector kan alleen gemengd monogeluid afspelen, zelfs als een stereo-ingang is
aangesloten. Zie "Audioapparaten aansluiten" op pagina 21 voor details.
• Als het geselecteerde videobeeld niet wordt weergegeven nadat u de projector hebt
ingeschakeld en de juiste videobron hebt geselecteerd, controleert u of het videoapparaat is ingeschakeld en goed werkt. Controleer ook of de signaalkabels op de jui ste manier zijn aangesloten.
Aansluitingen22
Loading...
+ 50 hidden pages