Benq MP770 User Manual [nl]

MP770 Digitale projector Mainstream Series Gebruikershandleiding
Welkom

Copyright

Copyright 2006 BenQ Corporation. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd, verzonden, opgeslagen in een zoeksysteem of vertaald in een andere taal of computertaal, onder geen enkele vorm en op geen enkele wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, magnetisch, optisch, chemisch, handmatig of op andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van BenQ Corporation.
Aansprakelijkheid
BenQ Corporation is niet aansprakelijk en geeft geen garanties, uitdrukkelijk noch stilzwijgend, ten aanzien van de inhoud van deze publicatie en wijst alle garanties van verkoopbaarheid of geschiktheid voor een bepaald doel af. BenQ Corporation behoudt zich het recht voor deze publicatie te herzien en de inhoud ervan van tijd tot tijd te wijzigen zonder verplicht te zijn aan enige persoon mededeling van die herzieningen of wijzigingen te doen.
*DLP, Digital Micromirror Device en DMD zijn handelsmerken van Texas Instruments. Andere merk- en productnamen zijn eigendom van de respectieve bedrijven of organisaties.

Inhoudsopgave

Belangrijke veiligheidsinstructies .............................. 5
Inleiding...................................................................... 9
Kenmerken van de projector .............................................. 9
Inhoud van de verpakking ................................................. 10
Buitenkant van de projector .............................................. 11
Bedieningselementen en functies ...................................... 12
De projector plaatsen............................................... 18
Een locatie kiezen .............................................................. 18
Veiligheidsvoorschriften voor de plafondmontage
van de projector ................................................................. 19
De gewenste beeldgrootte van de projectie instellen ........ 20
Aansluiting ............................................................... 23
Draadloze verbindingen (optioneel) ................................ 23
Kabelaansluitingen ............................................................ 23
Bediening.................................................................. 32
Starten ................................................................................ 32
De wachtwoordbeveiliging gebruiken............................... 33
Schakelen tussen ingangssignalen ..................................... 35
Het geprojecteerde beeld aanpassen ................................. 35
De beeldverhouding selecteren ......................................... 38
Het beeld optimaliseren .................................................... 39
Gebruik op grote hoogte ................................................... 42
Het beeld verbergen ........................................................... 42
PIP (Picture In Picture) gebruiken.................................... 43
Door pagina's scrollen vanaf de afstandsbediening.......... 44
Het beeld stilzetten ............................................................ 44
Uw eigen startscherm maken ............................................ 44
Het weergavemenu van de projector personaliseren........ 45
De projector uitschakelen ................................................. 45
Menubewerkingen.............................................................. 46
Inhoudsopgave 3
Onderhoud ............................................................... 56
Onderhoud van de projector .............................................56
Informatie over de lamp .....................................................59
Probleemoplossing................................................... 65
Specificaties............................................................... 67
Projectorspecificaties .........................................................67
Timing-diagram ..................................................................68
Afmetingen..........................................................................69
Garantie .................................................................... 70
Beperkte garantie ................................................................70
Voorschriften............................................................ 71
FCC-verklaring ...................................................................71
EU-verklaring .....................................................................71
MIC-verklaring ..................................................................71
WEEE-richtlijn ...................................................................71
Inhoudsopgave4

Belangrijke veiligheidsinstructies

De BenQ-projector is ontwikkeld en getest volgens de nieuwste veiligheidsstandaards voor IT-apparatuur. Voor een veilig gebruik van dit product dient u echter de instructies in deze handleiding en op de verpakking van het product nauwkeurig op te volgen.
Veiligheidsinstructies
1. Lees deze handleiding aandachtig door voordat u de projector gaat gebruiken. Bewaar de handleiding voor toekomstig gebruik.
2. Kijk tijdens het projecteren niet rechtstreeks in de lens van de projector. De sterke lichtstraal kan uw ogen beschadigen.
4. Zorg er altijd voor dat de lenssluiter is geopend of de lensdop is verwijderd wanneer de projectorlamp brandt.
5. In sommige landen is de netspanning ongelijkmatig. Hoewel deze projector normaal werkt bij een netspanning van 100 tot 240 V (wisselstroom), kan het apparaat uitvallen wanneer zich een stroomstoring of een spanningspiek van ±10 V voordoet. In gebieden waar dit risico hoog is, is het raadzaam de projector aan te sluiten op een spanningsstabilisator, piekbeveiliging of UPS-systeem (Uninterruptible Power Supply).
3. Laat reparatie- of onderhoudswerkzaamheden over aan een bevoegd technicus.
6. Plaats geen voorwerpen voor de projectielens als de projector wordt gebruikt. De voorwerpen kunnen heet worden en daardoor vervormd raken of vlam vatten. Druk op BLANK (Onderdrukken) op de projector of op de afstandsbediening om de lamp tijdelijk uit te schakelen.
Belangrijke veiligheidsinstructies 5
Veiligheidsinstructies (vervolg)
7. De lamp wordt erg heet tijdens het gebruik. Laat de projector ongeveer 45 minuten afkoelen voordat u de lamp vervangt.
10. Plaats dit product nooit op een onstabiele ondergrond. Het product kan dan vallen en ernstig worden beschadigd.
8. Gebruik de lamp niet langer dan de voorgeschreven levensduur. Als u de lamp toch langer gebruikt, kan deze in zeldzame gevallen breken.
9. Zorg dat de stekker van de projector uit het stopcontact is verwijderd voordat u de lamp of elektronische onderdelen vervangt.
11. Open deze projector niet zelf. De onderdelen van het apparaat staan onder hoge spanning die levensgevaarlijk is. Het enige onderdeel dat u mag vervangen, is de lamp met het deksel.
U mag nooit andere onderdelen losmaken of verwijderen. Ga alleen naar een bevoegd technicus voor reparatie- of onderhouds­werkzaamheden.
Belangrijke veiligheidsinstructies6
Veiligheidsinstructies (vervolg)
12. Plaats de projector niet in de volgende ruimtes.
- Slecht geventileerde of gesloten ruimtes. Zorg dat de projector ten minste 50 cm van de muur staat en laat voldoende ruimte vrij rondom de projector.
- Plaatsen waar de temperatuur extreem hoog kan oplopen, zoals in een auto met gesloten ramen.
- Erg vochtige, stoffige of rokerige plaatsen die optische componenten mogelijk aantasten. Dit verkort de levensduur van de projector en verdonkert het beeld.
- Plaatsen in de buurt van een brandalarm.
- Plaatsen met een omgevingstemperatuur van meer dan 40 °C.
- Plaatsen die hoger zijn dan 3048 m.
13. Blokkeer het ventilatierooster niet.
- Plaats deze projector niet op een deken, beddengoed of op een ander zacht oppervlak.
- Bedek deze projector niet met een doek of met andere voorwerpen.
- Plaats geen ontvlambare stoffen in de buurt van de projector.
Als het ventilatierooster niet vrij wordt gehouden, kan er door oververhitting in de projector brand ontstaan.
14. Plaats de projector tijdens gebruik altijd op een stabiel en niet hellend oppervlak.
- Maak geen gebruik van de projector als deze gekanteld staat in een hoek van meer dan 10 graden (links naar rechts) of in een hoek van meer dan 15 graden (voor naar achter). Als u de projector gebruikt wanneer deze niet volledig horizontaal staat, werkt deze mogelijk niet optimaal of kan de lamp beschadigd raken.
3048 m
15. Plaats de projector niet verticaal. De projector kan dan vallen en letsel veroorzaken of beschadigd raken.
Belangrijke veiligheidsinstructies 7
Veiligheidsinstructies (vervolg)
16. Trap niet op de projector of leg er geen voorwerpen op. Dit kan niet alleen schade aan de projector veroorzaken, maar kan ook leiden tot ongevallen en mogelijk letsel.
17. Plaats geen vloeistoffen in de buurt van of op de projector. Als er vloeistof in de projector wordt gemorst, werkt deze mogelijk niet meer. Haal in dat geval de stekker uit het stopcontact en laat een BenQ-onderhoudstechnicus de projector controleren.
18. Dit product kan beelden omgekeerd weergeven, zodat plafondmontage mogelijk is.
Gebruik alleen de plafondmontageset van BenQ en zorg dat de projector stevig vastzit.
19. Wanneer u de projector gebruikt, neemt u mogelijk warme lucht en een bepaalde geur waar bij het ventilatierooster. Dit is een normaal verschijnsel.
Belangrijke veiligheidsinstructies8

Inleiding

Kenmerken van de projector

De projector combineert krachtige optische projectiemogelijkheden met een gebruikersvriendelijk ontwerp dat betrouwbaarheid en gebruiksgemak garandeert.
De projector heeft de volgende kenmerken.
Instelbare wachtwoordbeveiliging
Off and Go-functie, waarmee gebruikers de stekker van de projector onmiddellijk na het uitschakelen van de projector uit het stopcontact kunnen halen
Tot 11 vooraf ingestelde projectietoepassingen, zodat u verschillende opties hebt voor verschillende projectiedoeleinden
Optionele draadloze module waardoor verschillende computers de projector kunnen delen via een draadloze of vaste verbinding
Kwalitatief hoogwaardige handmatige zoomlens
Automatisch de beste beeldkwaliteit met één druk op een knop
Digitale keystone-correctie in twee richtingen om vervormde beelden te corrigeren
Instelbare kleurbalansregeling voor weergave van gegevens/videobeelden
Projectielamp met een zeer hoge helderheid
Weergave van 16,7 miljoen kleuren
Schermmenu's (OSD) in meerdere talen
Schakelen tussen de modi Normaal en Economisch om het stroomverbruik te verminderen
Ingebouwde luidspreker voor gemengd monogeluid bij gebruik van een audio-ingang
Krachtige AV-functie voor kwalitatief hoogwaardig videobeeld
Compatibel met component-HDTV (YP
Vervangbaar stoffilter
De helderheid van het geprojecteerde beeld is afhankelijk van het omgevingslicht en de instellingen voor contrast en helderheid van de geselecteerde ingangsbron, én van de afstand tot het scherm.
De helderheid van de lamp neemt na verloop van tijd af en verschilt per fabrikant. Dit is normaal.
bPr)
Inleiding 9

Inhoud van de verpakking

Bij de projector worden de kabels geleverd die nodig zijn om het apparaat op een pc of op videoapparatuur aan te sluiten. Pak alles voorzichtig uit en controleer of u alle onderstaande items hebt. Wanneer één of meerdere van deze items ontbreken, dient u contact op te nemen met de leverancier.

Standaardaccessoires

De meegeleverde accessoires zijn geschikt voor uw regio, maar verschillen mogelijk van die in de afbeeldingen.
Projector Draagtas Afstandsbediening met
batterijen
Snelgids Gebruikershandleidin
g op cd-rom
VGA -ka bel US B-k abe l Ne tsn oer
Pc-audiokabel Componentvideo-naar-VGA

Optionele accessoires

1. Macintosh-adapter
2. Reservelamp
3. Plafondmontageset
Inleiding10
Gebruikershandleiding Reservefilter
(of D-sub) adapterkabel
4. RS232-aansluiting
5. Draadloze module

Buitenkant van de projector

Voorkant/bovenkant

1
2
3 4
5

Achterkant

Zie "Aansluiting" op pagina 23 voor meer informatie.
1. Extern bedieningspaneel (zie "Projector" op pagina 12 voor
6
7
meer informatie.)
2. Ventilatie (warme lucht uit)
3. Projectielens
4. Snelverstellerknop
5. Lensdop
6. Focusring en zoomring
7. IR-sensor afstandsbediening voorkant
11 12 13 14 15 16 17 18
10
9
8
8. Achterste verstelvoetje
9. Aansluiting netsnoer
10. Filterhouder
11. IR-sensor afstandsbediening achterkant
12. USB-aansluiting
13. RS-232-controlepoort
14. Aansluiting voor RGB­signaaluitvoer

Onder-/zijaanzicht

22
23
19 20
15. Aansluiting voor RGB (pc)-/ componentvideo (YPbPr/YCbCr)­signaalinvoer
16. DVI-I-signaalingang
17. Video-ingang
18. S-Video-ingang
19. Audio-ingang
20. Audio-uitgang
21. Luidsprekerrooster
22. Snelversteller
23. Lampdeksel
24. Achterste verstelvoetje
24
25. Sleuf voor Kensington-vergrendeling
21
25
Inleiding 11

Bedieningselementen en functies

Projector

1 2
1. Focusring Hiermee past u de scherpstelling van het
geprojecteerde beeld aan. Zie "Het
beeldformaat en de helderheid fijnafstemmen" op pagina 36 voor meer
informatie.
2. Zoomring Hiermee past u de grootte van het beeld aan. Zie "Het beeldformaat en de
helderheid fijnafstemmen" op pagina 36
voor meer informatie.
3. Power-lampje (Aan/uit) Brandt of knippert als de projector wordt
gebruikt. Zie "Lampjes" op pagina 63 voor meer informatie.
4. MENU/BACK (Menu/Terug) Hiermee schakelt u het schermmenu
(OSD) in. Hiermee gaat u terug naar het vorige
schermmenu (OSD), sluit u het menu en slaat u de menu-instellingen op. Zie "De menu's gebruiken" op pagina 49 voor meer informatie.
3
4 5
6 7
8 9
I
I
5. Aan-uitknop Hiermee zet u de projector stand-by of
schakelt u deze in. Als de projector op stand-by staat, drukt
u één keer op deze knop om de projector aan te zetten.
Als de projector aan staat, drukt u twee keer op deze knop om de projector stand­by te zetten.
Zie "Starten" op pagina 32 en "De
projector uitschakelen" op pagina 45 voor
meer informatie.
6. Keystone-/pijltoetsen ( / Omhoog,
/Links, /Omlaag, /
Rechts) Hiermee corrigeert u handmatig de vervormde beelden die door de projectiehoek worden veroorzaakt. Als het schermmenu is geactiveerd, functioneren de knoppen als richtingspijlen om de gewenste menuopties te selecteren en de instellingen te wijzigen. Zie "Keystone corrigeren" op pagina 37 en
"De menu's gebruiken" op pagina 49 voor
meer informatie.
10 11
12
13
6
6
6
Inleiding12
7. MODE (Modus) Afhankelijk van het geselecteerde ingangssignaal wordt er een beschikbare beeldinstellingsstand geselecteerd. Zie "Projectietoepassing"
op pagina 51 voor meer informatie.
Hebt u een draadloze module geïnstalleerd en wordt het menu Draadloze verbinding weergegeven, druk dan op deze knop om een van de standaarden LAN, IEEE 802.11 a of IEEE 802.11 b/g te selecteren. (De draadloze module is verkrijgbaar bij BenQ-verkopers).
8. BLANK (Onderdrukken) Hiermee kunt u de schermafbeelding
verbergen. Druk op een willekeurige knop (behalve LASER) op de projector of op de afstandsbediening om het beeld opnieuw weer te geven. Zie "Het
beeld verbergen" op pagina 42 voor
meer informatie.
9. ENTER Hiermee opent u het geselecteerde menu-item in het schermmenu. Zie
"De menu's gebruiken" op pagina 49
voor meer informatie.
10. Waarschuwingslampje temperatuur Licht rood op als de temperatuur van
de projector te hoog wordt. Zie
"Lampjes" op pagina 63 voor meer
informatie.
11. Waarschuwingslampje lamp Geeft de lampstatus aan. Brandt of knippert als er een probleem is met de lamp. Zie "Lampjes" op pagina 63 voor meer informatie.
12. AUTO Hiermee worden automatisch de beste
beeldtiminginstellingen bepaald voor het weergegeven beeld. Zie "Het beeld
automatisch aanpassen" op pagina 36
voor meer informatie. Hebt u een draadloze module
weergegeven, wordt het menu Draadloze verbinding weergegeven en is IEEE 802.11 a geselecteerd, druk dan op deze knop om naar een betrouwbaar kanaal te zoeken (De draadloze module is verkrijgbaar bij BenQ-verkopers).
13. SOURCE (Bron) Hiermee selecteert u achtereenvolgens het ingangssignaal D-Sub (analoog RGB), Comp. (YPbPr), DVI-A, DVI­D, Video of S-Video. Zie "Schakelen
tussen ingangssignalen" op pagina 35
voor meer informatie.
Inleiding 13

Afstandsbediening

1
2
3
4
5
4
6
7
8
9
10
11
I
I
1. Aan-uitknop Hiermee zet u de projector stand-by of
schakelt u deze in. Als de projector op stand-by staat, drukt
u één keer op deze knop om de projector aan te zetten.
Als de projector aan staat, drukt u twee keer op deze knop om de projector stand­by te zetten.
Zie "Starten" op pagina 32 en "De
projector uitschakelen" op pagina 45 voor
meer informatie.
Inleiding14
2. ASPECT (Beeldverhouding)
12
13
Hiermee selecteert u de beeldverhouding. Zie "De beeldverhouding selecteren" op
pagina 38 voor meer informatie.
14
3. WIRELESS (Draadlooos)
15
Hiermee schakelt u het menu met draadloze verbindingen in of uit. Zie
"Draadloze verbindingen (optioneel)" op
16
pagina 23 voor meer informatie.
4. Keystone-/pijltoetsen ( / Omhoog, /
4
17
4
Links, / Omlaag, / Rechts)
Hiermee corrigeert u handmatig de vervormde beelden die door de projectiehoek worden veroorzaakt. Als het schermmenu is geactiveerd,
18
functioneren de knoppen als richtingspijlen om de gewenste menuopties te selecteren en de instellingen te wijzigen.
Zie "Keystone corrigeren" op pagina 37 en
"De menu's gebruiken" op pagina 49 voor
19
meer informatie.
5. MENU/BACK (Menu/Terug)
20
Hiermee schakelt u het schermmenu (OSD) in. Hiermee gaat u terug naar het vorige schermmenu (OSD), sluit u het menu en slaat u de menu-instellingen op.
Zie "De menu's gebruiken" op pagina 49 voor meer informatie.
6. BLANK (Onderdrukken) Hiermee kunt u de schermafbeelding
verbergen. Druk op een willekeurige knop (behalve LASER) op de projector of op de afstandsbediening om het beeld opnieuw weer te geven. Zie "Het beeld verbergen"
op pagina 42 voor meer informatie.
7. ENTER Hiermee opent u het geselecteerde menu-
item in het schermmenu. Zie "De menu's
gebruiken" op pagina 49 voor meer
informatie.
8. CONTRAST Hiermee geeft u de balk voor aanpassing van het contrast weer. U past de waarde aan door op de richtingspijlen op de projector of op de afstandsbediening te drukken.
9. BRIGHTNESS (Helderheid) Hiermee geeft u de balk voor aanpassing van de helderheid weer. U past de waarde aan door op de richtingspijlen op de projector of op de afstandsbediening te drukken.
10. CAPTURE (Opslaan) Hiermee slaat u het geprojecteerde beeld
op als startscherm. Zie "Uw eigen
startscherm maken" op pagina 44 voor
meer informatie.
11. PIP Hiermee schakelt u het venster Picture In
Picture (PIP) in of uit. Zie "PIP (Picture In
Picture) gebruiken" op pagina 43 voor
meer informatie.
12. LED-indicatorlampje Licht rood op wanneer u op een knop op de afstandsbediening drukt.
13. MODE (Modus) Afhankelijk van het geselecteerde
ingangssignaal wordt er een beschikbare beeldinstellingsstand geselecteerd. Zie
"Projectietoepassing" op pagina 51 voor
meer informatie. Hebt u een draadloze module
geïnstalleerd en wordt het menu Draadloze verbinding weergegeven, druk dan op deze knop om een van de standaarden LAN, IEEE 802.11 a of IEEE
802.11 b/g te selecteren. (De draadloze module is verkrijgbaar bij BenQ­verkopers).
14. FREEZE (Stilstaand beeld)
Wanneer u op de knop FREEZE (Stilstaand beeld) drukt, wordt het beeld stilgezet. Druk op een willekeurige knop (behalve LASER) op de projector of op de afstandsbediening om de functie uit te zetten. Zie "Het beeld stilzetten" op
pagina 44 voor meer informatie.
15. MUTE (Geluid uit) Hiermee schakelt u het geluid in en uit.
16. AUTO Hiermee worden automatisch de beste beeldtiminginstellingen bepaald voor het
weergegeven beeld. Zie "Het beeld
automatisch aanpassen" op pagina 36 voor
meer informatie. Hebt u een draadloze module weergegeven, wordt het menu Draadloze
verbinding weergegeven en is IEEE 802.11 a geselecteerd, druk dan op deze knop om naar een betrouwbaar kanaal te zoeken (De draadloze module is verkrijgbaar bij BenQ-verkopers).
17. SOURCE (Bron) Hiermee selecteert u achtereenvolgens het ingangssignaal D-Sub (analoog RGB),
Comp. (YPbPr), DVI-A, DVI-D, Video of S-Video. Zie "Schakelen tussen
ingangssignalen" op pagina 35 voor meer
informatie.
18. LASER Hiermee laat u een zichtbaar laseraanwijzerlampje branden waarmee presentaties kunnen worden uitgevoerd. De laseraanwijzer is voor professionele gebruikers een hulpmiddel tijdens
presentaties. Als u erop drukt, zendt de aanwijzer rood licht uit en licht het lampje rood op.
WAARSCHUWING: kijk niet rechtstreeks
naar het venster van de laserstraal en richt de laserstraal niet op anderen of op uzelf. Raadpleeg de waarschuwingsberichten op de achterkant van de afstandsbediening en de bijgevoegde gebruikersinformatie voordat u de laseraanwijzer gebruikt.
19. DIGITAL ZOOM-knoppen (+, -) Hiermee vergroot of verkleint u het geprojecteerde beeld.
20. PAGE UP en PAGE DOWN (Pagina omhoog en Pagina omlaag)
Hiermee kunt u een softwareprogramma (op een aangesloten pc) bedienen dat reageert op opdrachten voor pagina omhoog/omlaag (bijvoorbeeld Microsoft PowerPoint). Zie "Door pagina's scrollen
vanaf de afstandsbediening" op pagina 44
voor meer informatie.
Inleiding 15
Waarschuwingsberichten op de achterkant van de afstandsbediening
De laserstraal is zichtbaar. Voor een continu lasersignaal drukt u de knop LASER in en houdt u deze ingedrukt.
De laseraanwijzer is geen speelgoed. Ouders dienen bedachtzaam om te gaan met de gevaren van laserenergie en de afstandsbediening buiten het bereik van kinderen te houden.
Zie de waarschuwingslabels op de achterkant van de afstandsbediening voor veilig gebruik van de laseraanwijzer.

Bereik van de afstandsbediening

De IR-sensoren (infrarood) van de afstandsbediening bevinden zich op de voor- en achterkant van de projector. Houd de afstandsbediening onder een hoek van maximaal 30 graden ten opzichte van de IR-sensoren van de afstandsbediening op de projector. De afstand tussen de afstandsbediening en de sensoren mag niet meer dan 6 meter bedragen.
Zorg dat niets de infraroodstraal tussen de afstandsbediening en de IR-sensoren op de projector blokkeert.
De projector bedienen via de voorkant
De projector bedienen via de achterkant
°
5
1
.
a
C
a
C

Batterijen voor de afstandsbediening

1. U opent het klepje van het batterijcompartiment door de afstandsbediening om te draaien, op het klepje te drukken en dit in de richting van de pijl open te schuiven zoals staat afgebeeld. Het klepje schuift open.
2. Verwijder de batterijen (indien nodig) en installeer twee nieuwe AAA-batterijen. Let erop dat u de polen in de juiste richting plaatst (aangegeven in het batterijcompartiment). Plus (+) naar plus en min (-) naar min.
3. Leg het klepje gelijk met de opening en schuif het terug over de opening. Het deksel klikt vast.
1
2
Inleiding16
3
°
5
1
.
Leg de afstandsbediening en de batterijen niet in extreem warme of vochtige omgevingen, zoals in een keuken, badkamer, sauna, solarium of in een gesloten auto.
Vervang batterijen alleen door hetzelfde type of een soortgelijk type batterijen, zoals door de fabrikant aanbevolen.
Gooi lege batterijen weg overeenkomstig de instructies van de fabrikant en de plaatselijke milieurichtlijnen.
Gooi de batterijen nooit in open vuur. De batterij kan in dat geval ontploffen.
Verwijder de batterijen als deze leeg zijn of als u de afstandsbediening langere tijd niet gebruikt. Zo voorkomt u dat de afstandsbediening beschadigd raakt door mogelijke lekkage van de batterijen.
Inleiding 17

De projector plaatsen

Een locatie kiezen

De projector kan op de volgende vier manieren worden geïnstalleerd:
1. Op een tafel en voor het scherm;
2. Op het plafond en voor het scherm;
3. Op een tafel en achter het scherm;
4. Op het plafond en achter het scherm.
1. Tafel voorkant Selecteer deze instelling als u de projector op de vloer
en voor het scherm installeert. Als u een snelle opstelling en draagbaarheid wenst, is dit de meest gebruikte opstelling.
2. Plafond voorkant Selecteer deze instelling als u de projector tegen het
plafond en voor het scherm installeert.
Als u de projector tegen het plafond wilt bevestigen, kunt u het beste de plafondmontageset van BenQ bij uw leverancier kopen.
Stel
Plafond voorkant in het menu Systeeminstelling:
Basis > Projectorpositie in nadat u de projector hebt ingeschakeld.
3. Tafel achterkant Selecteer deze instelling als u de projector op de vloer
en achter het scherm installeert.
Voor deze opstelling is een speciaal scherm voor achterwaartse projectie vereist.
Stel Tafel achterkant in het menu Systeeminstelling: Basis > Projectorpositie in nadat u de projector hebt ingeschakeld.
4. Plafond achterkant Selecteer deze instelling als u de projector tegen het
plafond en achter het scherm installeert.
Voor deze opstelling zijn een speciaal scherm voor achterwaartse projectie vereist en de plafondmontageset van BenQ.
Stel Plafond achterkant in het menu Systeeminstelling: Basis > Projectorpositie in nadat u de projector hebt ingeschakeld.
Welke installatie u het beste kunt gebruiken, is afhankelijk van de indeling van de ruimte en uw persoonlijke voorkeur. Houd rekening met de grootte en de positie van het scherm, de nabijheid van een stopcontact en de afstand tussen de projector en de andere apparatuur.
De projector plaatsen18
Met de draadloze functie van de projector behoort een wirwar van kabels tot het verleden. U kunt de projector tot op 20 m van de notebook plaatsen en onmiddellijk heen en weer schakelen tussen presentaties op verschillende notebooks zonder gedoe met de kabels.
U dient wel een draadloze module van BenQ te installeren op de projector én uw notebook/ bureaucomputer in te stellen voor draadloze verbindingen. Zie "Draadloze verbindingen
(optioneel)" op pagina 23 voor meer informatie.

Veiligheidsvoorschriften voor de plafondmontage van de projector

Voor een probleemloze werking van de projector is ook veiligheid van groot belang. Neem de volgende veiligheidsvoorschriften in acht om schade en lichamelijk letsel te voorkomen.
Als u de projector tegen het plafond wilt bevestigen, is het raadzaam de plafondmontageset voor BenQ-projectoren te gebruiken voor een veilige en stevige montage.
Als u een montageset van een ander merk gebruikt, bestaat het gevaar dat de projector naar beneden valt omdat het apparaat met de verkeerde schroeven is bevestigd.
U kunt de plafondmontageset voor BenQ-projectoren kopen bij de leverancier van uw projector. Het verdient ook aanbeveling een aparte veiligheidskabel aan te schaffen die compatibel is met het Kensington-slot. Maak deze kabel vast aan de sleuf voor het Kensington-slot op de projector en aan de houder. Wanneer de projector loskomt van de houder, blijft het apparaat toch veilig zitten.
De projector plaatsen 19

De gewenste beeldgrootte van de projectie instellen

De afstand van de lens van de projector tot het scherm, de zoominstellingen en het videoformaat zijn allemaal factoren die de grootte van het geprojecteerde beeld bepalen.
De maximale (native) resolutie van de projector is 1024 x 768 pixels, wat overeenkomt met een 4:3-beeldverhouding. Voor de projectie van beelden met een 16:9-verhouding (breedbeeld) dient de projector de grootte van de desbetreffende beelden aan te passen aan de native beeldbreedte van het apparaat. De hoogte van de beelden bedraagt hierdoor ongeveer 75% van de native beeldhoogte van de projector.
4:3-beeld in een 4:3-beeldvlak 16:9-beeld aangepast aan een 4:3-beeldvlak
Bij een 16:9-beeld wordt dus 25% van de mogelijke beeldhoogte bij een 4:3-beeld niet gebruikt. Boven en onder het aangepaste 16:9-beeld worden donkere balken weergegeven (met verticale hoogte van 12,5%).
Houd bij het positioneren van de projector rekening met het doelgebruik en met de beeldverhoudingen van de ingangssignalen. Alle ingangen (behalve de composietvideo-ingang die 16:9-beeldsignalen ontvangt) geven beelden met een 4:3-verhouding weer (waarbij 33% meer ruimte nodig is voor de beeldhoogte dan bij beelden met een 16:9-verhouding).
BELANGRIJK: selecteer geen permanente projectorpositie op basis van een 16:9-projectie als u op enig moment een ingang moet selecteren (behalve de composietvideo-ingang die 16:9­beeldsignalen ontvangt).
Plaats de projector altijd op een stabiel, niet hellend oppervlak (bijvoorbeeld op een tafel) en in een loodrechte positie (90°) ten opzichte van het midden van het scherm. Zo voorkomt u beeldvervorming die wordt veroorzaakt door de projectiehoek (of wanneer u op oppervlakken met hoeken projecteert).
De hedendaagse digitale projectoren projecteren niet recht vooruit zoals oudere modellen met spoelen. Ze projecteren het beeld in een hoek net boven het horizontale vlak van de projector. Op deze manier kan de gebruiker de projector gewoon op een tafel plaatsen en worden de beelden zodanig op het scherm geprojecteerd dat de onderste rand van het scherm net boven de tafelrand komt (zodat iedereen in de kamer het scherm goed kan zien).
De projector moet ondersteboven tegen het plafond worden geïnstalleerd, zodat het beeld in een hoek naar omlaag wordt geprojecteerd.
Op het diagram op pagina 22 ziet u dat de onderste rand van het geprojecteerde beeld in een verticale zoek zit ten opzichte van het horizontale vlak van de projector. Bij de plafondmontage is dat de bovenste rand van het geprojecteerde beeld.
Als de projector verder van het scherm staat, wordt het geprojecteerde beeld groter. Ook de verticale hoek wordt groter.
Wanneer u de positie van het scherm en de projector bepaalt, dient u rekening te houden met de grootte van het geprojecteerde beeld én met de verticale hoek. Deze zijn beide afhankelijk van de afstand tot het scherm.
Bepaal aan de hand van de tabel met schermgrootten (4:3) de ideale positie van de projector. U dient rekening te houden met de loodrechte horizontale afstand tot het midden van het scherm (projectieafstand) en met de verticale hoek van de projector ten opzichte van de horizontale rand van het scherm.
De projector plaatsen20

De positie van de projector bij een bepaalde schermgrootte bepalen

1. Selecteer de schermgrootte.
2. Zoek in de kolommen '4:3 schermdiagonaal' links in de tabel de afmetingen die de
afmetingen van uw scherm het dichtst benaderen. In de tweede kolom vindt u in dezelfde rij de overeenkomstige gemiddelde afstand tot het scherm onder 'Gemiddeld'. Dit is de projectieafstand.
3. In de rechterkolom vindt u in dezelfde rij de verticale hoek. Zo bepaalt u de
uiteindelijke verticale hoek van de projector ten opzichte van de rand van het scherm.
4. De aanbevolen positie voor de projector is loodrecht op het horizontale midden van
het scherm, op de afstand van het scherm die u in stap 2 hebt bepaald, en in de hoek die u in stap 3 hebt bepaald.
Als u bijvoorbeeld een 120-inch scherm gebruikt, is de maximale projectieafstand 4432 mm en bedraagt de verticale hoek 302 mm.
Als u de projector in een andere dan de aanbevolen positie plaatst, dient u deze omhoog of omlaag te kantelen om het beeld te centreren op het scherm. In deze gevallen kan het beeld enigszins vervormd raken. U kunt de vervorming corrigeren met de Keystone-functie. Zie
"Keystone corrigeren" op pagina 37 voor meer informatie.

De aanbevolen schermgrootte voor een bepaalde afstand bepalen

Wanneer u een projector hebt aangeschaft, kunt u met deze methode bepalen welk scherm het meest geschikt is voor de ruimte waar u het apparaat gaat gebruiken.
De maximale schermgrootte wordt natuurlijk ook bepaald door de afmetingen van die ruimte.
1. Meet de afstand tussen de projector en de plek waar u het scherm wilt installeren. Dit
is de projectieafstand.
2. Zoek in de kolom 'Gemiddeld' van de tabel de gemeten afstand tot het scherm.
Controleer of de gemeten afstand tussen de minimale en maximale afstand ligt die wordt weergegeven in de kolommen naast de gemiddelde afstand.
3. Zoek in dezelfde rij in de linkerkolom naar de overeenkomstige schermdiagonaal. Dit
is de grootte van het geprojecteerde beeld op deze projectieafstand.
4. In de rechterkolom vindt u in dezelfde rij de verticale hoek. Zo bepaalt u de
uiteindelijke positie van het scherm ten opzichte van het horizontale vlak van de projector.
Voor een projectieafstand van 4,8 m (4800 mm) is 5089 mm de dichtstbijzijnde waarde in de kolom Gemiddeld. Wanneer u in deze rij kijkt, ziet u dat u hiervoor een scherm van 3500 mm (3,5 m) nodig hebt. Als u alleen een scherm in Britse lengtematen kunt krijgen, dan kunt u het beste een scherm van 10 of 12 foot nemen. Deze afmetingen worden aan beide kanten van het scherm van 3,5 m weergegeven.
Controle van de minimum en maximum projectieafstandswaarden van deze schermen geeft aan dat de gemeten projectieafstand van 4,8 m moet worden verkleind voor het scherm van 10 foot, of vergroot voor het scherm van 12 foot. De projector kan worden aangepast (met de zoomregeling), zodat het beeld bij deze projectieafstand op deze verschillende schermen kan worden geprojecteerd. Denk eraan dat de verschillende schermen een verschillende verticale hoek hebben.
De projector plaatsen 21

Projectieafmetingen

Raadpleeg het gedeelte "Afmetingen" op pagina 69 voor de afmetingen voor het midden van de lens van deze projector, voordat u de juiste positie berekent.
Maximale zoom
4:3 schermdiagonaal Afstand van scherm in mm Verticale hoek in
voet inch mm Min. lengte
4 48 1219 1652 1773 1893 121
5 60 1524 2065 2216 2367 151 6 72 1829 2479 2659 2840 181
7 84 2134 2892 3102 3313 211 8 96 2438 3305 3546 3787 241
9 108 2743 3718 3989 4260 272
10 120 3048 4131 4432 4733 302
12 144 3658 4957 5318 5680 362
15 180 4572 6196 6648 7100 453
18 216 5486 7436 7978 8520 543
25 300 7620 10327 11080 11833 754
Minimale zoom
Scherm
Midden van de lens
Hoek
Projectieafstand
Gemiddeld Max. lengte
(met max.
zoom)
1500 2033 2181 2329 149
2000 2710 2908 3106 198
2500 3389 3635 3882 248
3000 4066 4362 4659 297
3500 4743 5089 5435 347
4000 5421 5816 6212 396
5000 6776 7270 7765 495
6000 8132 8725 9317 594
(met min.
zoom)
mm
Er zit een tolerantie van 3% in deze waarden door variaties in de optische onderdelen. BenQ beveelt bij een permanente plaatsing van de projector aan om de projectiegrootte en -afstand eerst ter plaatse met de projector fysiek te testen, zodat u rekening kunt houden met de optische eigenschappen van deze projector. Hierdoor kunt u de precieze bevestigingspositie bepalen die het meest geschikt is voor uw specifieke locatie.
De projector plaatsen22

Aansluiting

Als u een signaalbron aansluit op de projector, volg dan deze instructies:
1. Schakel alle apparatuur uit voordat u verbindingen maakt.
2. Gebruik de juiste signaalkabels voor elke bron.
3. Zorg dat de kabels goed zijn geplaatst.
Niet alle kabels die in de onderstaande verbindingen zijn weergegeven, worden meegeleverd met de projector (zie "Inhoud van de verpakking" op pagina 10). Deze kabels zijn verkrijgbaar bij elektronicawinkels.

Draadloze verbindingen (optioneel)

Met de draadloze module kunt u de projector tegelijkertijd op verschillende computers aansluiten die geschikt zijn voor draadloze systemen. U hoeft dan tijdens een presentatie niet steeds datakabels te verwisselen tussen de projector en de verschillende computers. Wanneer verschillende personen een presentatie moeten geven met de projector vanaf hun eigen notebook, bijvoorbeeld tijdens een vergadering, conferentie, lezing of les, komt een draadloze module goed van pas.
U kunt de draadloze module aan de achterkant van de projector bevestigen en aansluiten op de DVI-I-sluiting.
U kunt de DVI-I-aansluiting in dat geval niet gebruiken om de DVI-kabel aan te sluiten.
De projector mag dan wel draadloos verbinding maken met de computers, het netsnoer moet nog steeds fysiek worden aangesloten op een stopcontact.
De draadloze module is verkrijgbaar bij BenQ­verkopers. U dient de draadloze module op te projector te installeren voordat u andere kabels aansluit. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de draadloze module voor informatie over aansluiting en bediening.
Projector met draadloze module

Kabelaansluitingen

Een computer of beeldscherm aansluiten

Een computer aansluiten
De projector heeft een VGA- en DVI-ingang waarop u IBM®- en Macintosh®-compatibele computers kunt aansluiten. Als u verbinding maakt met oudere Macintosh-computers, hebt u een Mac-adapter (optioneel accessoire) nodig.
U kunt de projector ook aansluiten op een computer via de USB-kabel, zodat u vanaf de pc of de notebook door pagina's kunt scrollen. (zie "Door pagina's scrollen vanaf de
afstandsbediening" op pagina 44).
Aansluiting 23
Een notebook of bureaucomputer aansluiten (via een VGA- of VGA-naar-DVI-kabel):
Met een VGA-kabel: Met een VGA-naar-DVI-A-kabel:
1. Sluit het ene uiteinde van de
meegeleverde VGA-kabel aan op de D-Sub-uitgang van de computer.
2. Sluit het andere uiteinde van de
VGA-kabel aan op de D-SUB/ COMP. IN-signaalingang op de projector.
3. Wilt u door pagina's scrollen via de afstandsbediening (zie "Door pagina's scrollen
vanaf de afstandsbediening" op pagina 44), sluit dan de grote stekker van de USB-
kabel aan op de USB-poort van de computer en de kleine stekker op de USB­aansluiting van de projector.
4. Wilt u tijdens de presentatie ook gebruikmaken van de luidspreker (gemengd
monogeluid), sluit dan een geschikte audiokabel aan tussen de audio-uitgang van de computer en de AUDIO IN-aansluiting van de projector.
5. Wanneer het audiosysteem is aangesloten, kan dit met de afstandsbediening
worden bediend via MUTE (Geluid uit) of via de schermmenu’s (OSD) van de projector. Zie "Geluidsinstellingen" op pagina 53 voor meer informatie.
In het onderstaande diagram vindt u een overzicht van de benodigde verbindingen.
1. Sluit het VGA-uiteinde van de VGA­naar-DVI-kabel aan op de D-Sub­uitgang van de computer.
2. Sluit het DVI-uiteinde van de VGA­naar-DVI-kabel aan op de DVI-I­signaalingang van de projector.
Notebook of bureaucomputer
Luidsprekers
Audiokabel
USB-kabel
Bij notebooks worden de externe videopoorten vaak niet ingeschakeld wanneer een projector is aangesloten. Met de toetsencombinatie FN + F3 of FN + CRT/LCD kunt u de externe weergave doorgaans in- of uitschakelen. Zoek op de notebook de functietoets CRT/LCD of de functietoets met een beeldscherm. Druk tegelijkertijd op FN en een van deze toetsen. Raadpleeg de handleiding bij uw notebook voor meer informatie over mogelijke toetsencombinaties.
VGA­kabel
of
VGA­naar-DVI­A-kabel
Audiokabel
Aansluiting24
Een beeldscherm aansluiten
Als u uw presentatie zowel op een klein beeldscherm als op het projectiescherm wilt volgen, kunt u de D-SUB OUT-signaaluitgang via een VGA-kabel of VGA-naar-DVI-A-kabel op de projector op een extern beeldscherm aansluiten volgens de onderstaande instructies.
Een beeldscherm op de projector aansluiten (via een VGA- of VGA-naar-DVI-kabel):
Met een VGA-kabel: Met een VGA-naar-DVI-A-kabel:
Opmerking: het beeldscherm moet over
1. Sluit de projector aan een computer. Zie "Een computer aansluiten" op pagina 23. De D-SUB-uitgang werkt alleen wanneer er een geschikte D-SUB-ingang op de projector aanwezig is. Zorg dat de computer via de D-SUB IN-aansluiting op de projector is aangesloten, niet via de DVI-I-ingang.
2. Kies een geschikte VGA-kabel
2. Sluit het DVI-uiteinde van de VGA­(slechts één meegeleverd) en sluit het ene uiteinde aan op de D-Sub­ingang van de videomonitor.
3. Sluit het VGA-uiteinde aan op de
3. Sluit het andere uiteinde aan op de D-SUB OUT-aansluiting van de projector.
In het onderstaande diagram vindt u een overzicht van de benodigde verbindingen.
Notebook of bureaucomputer
een DVI-ingang beschikken.
DVI-A-kabel op de DVI-ingang van de videomonitor aan.
D-SUB OUT-aansluiting van de projector.
(DVI)
(VGA)
VGA-kabelVGA-naar-DVI-A-kabel
of
VGA-kabel
Aansluiting 25

Videoapparaten aansluiten

In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de projector op een video-apparaat aansluit met behulp van videokabels. Voor videopresentaties verdient het aanbeveling videokabels te gebruiken.
Deze projector ondersteunt ook (grafische) "pc"-gegevensverbindingen via de draadloze functie. Een draadloze verbinding wordt niet aanbevolen voor videopresentaties. Zie
"Draadloze verbindingen (optioneel)" op pagina 23.
U kunt de projector aansluiten op diverse videoapparaten met een van de volgende uitgangen:
•DVI
Componentvideo
•S-Video
Video (composiet) U dient de projector slechts op een van deze uitgangen aan te sluiten. Elke uitgang levert een
andere videokwaliteit. De gekozen uitgang is wellicht afhankelijk van de beschikbare overeenkomende aansluitingen op de projector en het gewenste videoapparaat.
Beste videokwaliteit
De beste methode voor het aansluiten van een video is DVI. Daarvoor moet uw apparaat een DVI-aansluiting hebben. U kunt, afhankelijk van het type DVI-aansluiting dat u hebt, genieten van digitale of hoge analoge beeldkwaliteit.
Zie "Een DVI-apparaat aansluiten" op pagina 27 voor meer informatie over het aansluiten van de projector op een DVI-apparaat en voor andere informatie.
Als er geen DVI-bron beschikbaar is, kunt u het beste videosignaal ontvangen door uw apparaat met een componentvideo-kabel op de projector aan te sluiten. Verwar deze niet met de composietvideo-kabel. Digitale TV-tuners en DVD-spelers zenden standaard componentvideo-signalen uit. Als uw apparaat erover beschikt, kiest u deze aansluitmethode in plaats van de S-Videokabel (of composietkabel).
Zie "Een componentvideo-apparaat aansluiten" op pagina 28 voor informatie over het aansluiten van de projector op componentvideo-apparaten.
Betere videokwaliteit
De S-Video-uitgang biedt een betere analoge videokwaliteit dan de standaard composietvideo-uitgang. Selecteer de S-Video-uitgang als de gewenste videoapparaten een composietvideo- én S-Video-uitgang hebben.
Zie "Een S-Video-apparaat aansluiten" op pagina 30 voor informatie over het aansluiten van de projector op S-Video-apparaten.
Goede videokwaliteit
Composietvideo is een analoge video-uitgang met een aanvaardbare kwaliteit. Het resultaat is echter niet optimaal.
Zie "Een composietvideo-apparaat aansluiten" op pagina 31 voor informatie over het aansluiten van de projector op composietvideo-apparaten.
Aansluiting26
Audioapparaten aansluiten
De projector heeft een ingebouwde monoluidspreker met enkele basisfuncties voor het geluid bij zakelijke presentaties. Deze luidspreker is niet bedoeld voor het stereogeluid van thuisbioscopen. Eventuele stereo-geluidssignalen worden omgezet naar monogeluid voor de luidspreker van de projector.
U kunt zo nodig gebruikmaken van deze luidspreker (gemengd monogeluid) tijdens uw presentatie en externe luidsprekers met versterker aansluiten op de audio-uitgang van de projector. De audio-uitgang voert een gemengd monosignaal uit dat u kunt regelen via de volume- en dempingsinstellingen van de projector.
Als u een apart geluidssysteem hebt, doet u er goed aan de audio-uitgang van het videoapparaat op dit systeem aan te sluiten en niet op de monoaansluiting van de projector.
De audioaansluitingen in de volgende gedeelten zijn alleen ter informatie. U hoeft geen audioapparaten aan te sluiten op de projector als er een ander geluidssysteem beschikbaar is of als er geen geluid nodig is.
Een DVI-apparaat aansluiten
De projector beschikt over een DVI-ingang waarmee u deze op een DVI-apparaat zoals een DVD-speler of een VGA-uitvoerapparaat zoals een notebook of bureaucomputer kunt aansluiten.
Er zijn drie typen DVI-aansluitingen: DVI-A, DVI-D en DVI-I. De DVI-I-aansluiting is een geïntegreerde aansluiting die beide indelingen ondersteunt: DVI-A en DVI-D.
De indeling DVI-A wordt gebruikt om DVI-signalen naar een analoog (VGA-)scherm over te brengen of omgekeerd. Hoewel er door de conversie signaalkwaliteit verloren gaat, levert dit een betere beeldkwaliteit dan een standaard VGA-aansluiting.
De indeling DVI-D wordt gebruikt om digitale signalen rechtstreeks en zonder signaalconversie over te brengen naar een digitaal scherm. De uitstekende digitale aansluiting zorgt door de aard van de digitale indeling voor een snellere en hogere beeldkwaliteit dan een analoge aansluiting.
De indelingen DVI-A en DVI-D zijn niet onderling uitwisselbaar. U kunt een aansluiting van de indeling DVI-A niet op DVI-D-apparaten aansluiten. Controleer welk soort indeling u nodig hebt voordat u de kabel koopt. U kunt ook een DVI-I-kabel kopen. Die kunt u voor alle DVI-aansluitingen gebruiken.
Controleer of er op het apparaat een ongebruikte DVI- of VGA-uitvoeraansluiting (D-Sub) beschikbaar is:
Zo ja, ga door met deze procedure.
Anders dient u een andere uitgang te selecteren om het apparaat op aan te sluiten.
Aansluiting 27
De projector op een DVI-apparaat of op een computer aansluiten:
Zie voor meer informatie over aansluiting van een DVI-apparaat op de computer via een VGA­naar-DVI-A-kabel "Een computer aansluiten" op pagina 23.
1. Sluit het ene uiteinde van de DVI-kabel (DVI-D of DVI-I) aan op de DVI-uitgang van het DVI-apparaat.
2. Sluit het andere uiteinde aan op de DVI-I-signaalingang van de projector.
3. Wilt u tijdens de presentatie ook gebruikmaken van de luidspreker van de projector (gemengd monogeluid), sluit dan een geschikte audiokabel aan tussen de audio­uitgangen van het videoapparaat en de AUDIO IN-aansluiting van de projector.
4. U kunt zo nodig een tweede audiokabel aansluiten tussen de AUDIO OUT-aansluiting van de projector en uw externe luidsprekers (niet meegeleverd). Het audiosignaal is een gemengd monosignaal. Wanneer het audiosysteem is aangesloten, kan dit met de afstandsbediening worden bediend via MUTE (Geluid uit) of via de schermmenu's (OSD) van de projector. Zie "Geluidsinstellingen" op pagina
53 voor meer informatie.
AV-apparaat
DVI-D- of DVI-I-kabel
Dit model ondersteunt HDCP niet. Wanneer het via de DVI-ingang is aangesloten op een digitaal HDCP-compatibel apparaat (zoals een DVD-speler), wordt het beeld mogelijk niet weergegeven of er wordt een bericht weergegeven dat er geen sprake is van compatibiliteit. In dergelijke gevallen hebt u een analoge ingang nodig (zoals componentvideo, S-video of composietvideo) om het beeld weer te geven.
Audiokabel
Audiokabel
Een componentvideo-apparaat aansluiten
Controleer op het videoapparaat of er ongebruikte componentvideo-uitgangen beschikbaar zijn:
Zo ja, ga door met deze procedure.
Anders dient u een andere uitgang te selecteren om het apparaat op aan te sluiten.
Een componentvideo-apparaat op de projector aansluiten via een componentvideo-naar-VGA-adapterkabel (D-Sub):
1. Sluit het uiteinde van de componentvideo-naar-VGA-adapterkabel (D-Sub) met de 3 RCA-connectoren op de componentvideo-uitgangen van het videoapparaat aan. Zorg
Aansluiting28
dat de kleuren van de connectoren overeenkomen met die van de uitgangen: groen op groen, blauw op blauw en rood op rood.
2. Sluit het andere uiteinde van de componentvideo-naar-VGA-adapterkabel (D-Sub) (met een D-Sub-connector) aan op de D-SUB/COMP. IN-aansluiting op de projector.
3. Wilt u tijdens de presentatie ook gebruikmaken van de luidspreker van de projector (gemengd monogeluid), sluit dan een geschikte audiokabel aan tussen de audio­uitgangen van het videoapparaat en de AUDIO IN-aansluiting van de projector.
4. U kunt zo nodig een tweede audiokabel aansluiten tussen de AUDIO OUT-aansluiting van de projector en uw externe luidsprekers (niet meegeleverd). Het audiosignaal is een gemengd monosignaal. Wanneer het audiosysteem is aangesloten, kan dit met de afstandsbediening worden bediend via MUTE (Geluid uit) of via de schermmenu's (OSD) van de projector. Zie "Geluidsinstellingen" op pagina
53 voor meer informatie.
In het onderstaande diagram vindt u een overzicht van de benodigde verbindingen.
AV-apparaat
Luidsprekers
Audiokabel Audiokabel
Componentvideo­naar-VGA (of D­sub) adapterkabel
De volgende standaarden worden ondersteund als u de projector hebt aangesloten op een High Definition TV-tuner (HDTV):
480i 480p
576i 576p
720p (50/60 Hz) 1080i (50/60 Hz)
De projector kan alleen gemengd monogeluid afspelen, zelfs als u een stereo-invoerbron
hebt aangesloten. Zie "Audioapparaten aansluiten" op pagina 27 voor meer informatie.
Componentvideo is de enige video-uitgang voor beelden met een native
beeldverhouding van 16:9.
Als het geselecteerde videobeeld niet wordt weergegeven nadat u de projector hebt
ingeschakeld en de juiste videobron hebt geselecteerd, controleert u of het videoapparaat is ingeschakeld en goed werkt. Controleer ook of de signaalkabels op de juiste manier zijn aangesloten.
Aansluiting 29
Een S-Video-apparaat aansluiten
Controleer of er op het videoapparaat een ongebruikte S-Video-uitgang beschikbaar is:
Zo ja, ga door met deze procedure.
Anders dient u een andere uitgang te selecteren om het apparaat op aan te sluiten.
Een S-Video-apparaat aansluiten:
1. Sluit het ene uiteinde van de S-Video-kabel aan op de S-Video-uitgang van het video­apparaat.
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de S-VIDEO-aansluiting van de projector.
3. Wilt u tijdens de presentatie ook gebruikmaken van de luidspreker van de projector (gemengd monogeluid), sluit dan een geschikte audiokabel aan tussen de audio­uitgangen van het videoapparaat en de AUDIO IN-aansluiting van de projector.
4. U kunt zo nodig een tweede audiokabel aansluiten tussen de AUDIO OUT-aansluiting van de projector en uw externe luidsprekers (niet meegeleverd).
Het audiosignaal is een gemengd monosignaal. Wanneer het audiosysteem is aangesloten, kan dit met de afstandsbediening worden bediend via MUTE (Geluid uit) of via de schermmenu's (OSD) van de projector. Zie "Geluidsinstellingen" op pagina
53 voor meer informatie.
In het onderstaande diagram vindt u een overzicht van de benodigde verbindingen.
AV-apparaat
S-Video-kabel
De projector kan alleen gemengd monogeluid afspelen, zelfs als u een stereo-invoerbron
hebt aangesloten. Zie "Audioapparaten aansluiten" op pagina 27 voor meer informatie.
Als het geselecteerde videobeeld niet wordt weergegeven nadat u de projector hebt
ingeschakeld en de juiste videobron hebt geselecteerd, controleert u of het videoapparaat is ingeschakeld en goed werkt. Controleer ook of de signaalkabels op de juiste manier zijn aangesloten.
Als u al een componentvideo-aansluiting hebt aangebracht tussen de projector en het S-
Video-apparaat, is een S-Video-aansluiting overbodig. Deze aansluiting is van mindere kwaliteit. Zie "Videoapparaten aansluiten" op pagina 26 voor meer informatie.
Audiokabels
Aansluiting30
Een composietvideo-apparaat aansluiten
Controleer op het videoapparaat of er ongebruikte composietvideo-uitgangen beschikbaar zijn:
Zo ja, ga door met deze procedure.
Anders dient u een andere uitgang te selecteren om het apparaat op aan te sluiten.
Een composietvideo-apparaat aansluiten:
1. Sluit het ene uiteinde van de videokabel aan op de composietvideo-uitgang van het videoapparaat.
2. Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de VIDEO-aansluiting van de projector.
3. Wilt u tijdens de presentatie ook gebruikmaken van de luidspreker van de projector (gemengd monogeluid), sluit dan een geschikte audiokabel aan tussen de audio­uitgangen van het videoapparaat en de AUDIO IN-aansluiting van de projector.
4. U kunt zo nodig een tweede audiokabel aansluiten tussen de AUDIO OUT-aansluiting van de projector en uw externe luidsprekers (niet meegeleverd).
Het audiosignaal is een gemengd monosignaal. Wanneer het audiosysteem is aangesloten, kan dit met de afstandsbediening worden bediend via MUTE (Geluid uit) of via de schermmenu's (OSD) van de projector. Zie "Geluidsinstellingen" op pagina
53 voor meer informatie.
In het onderstaande diagram vindt u een overzicht van de benodigde verbindingen.
AV-apparaat
Videokabel Audiokabels
De projector kan alleen gemengd monogeluid afspelen, zelfs als u een stereo-invoerbron
hebt aangesloten. Zie "Audioapparaten aansluiten" op pagina 27 voor meer informatie.
Als het geselecteerde videobeeld niet wordt weergegeven nadat u de projector hebt
ingeschakeld en de juiste videobron hebt geselecteerd, controleert u of het videoapparaat is ingeschakeld en goed werkt. Controleer ook of de signaalkabels op de juiste manier zijn aangesloten.
Alleen als er geen componentvideo- en S-Video-ingangen beschikbaar zijn, gebruikt u
een composietvideo-aansluiting. Zie "Videoapparaten aansluiten" op pagina 26 voor meer informatie.
Aansluiting 31

Bediening

Starten

1. Sluit het netsnoer aan op de projector en stop de stekker in een stopcontact. Schakel het stopcontact in (indien nodig). Controleer of het Power-lampje (Aan/uit) op de projector oranje oplicht nadat de stroom is ingeschakeld.
2. Verwijder de lensdop. Als u dit niet doet, wordt de dop mogelijk vervormd door de hitte van de lamp.
I
3. Druk op de knop Pow er (Aan/uit) op de projector of op de afstandsbediening en houd
deze (2 seconden) ingedrukt om de projector te starten. Het Power-lampje (Aan/uit) knippert groen en blijft groen branden als de projector wordt ingeschakeld.
Nadat u op Power (Aan/uit) hebt gedrukt, duurt het opstarten ongeveer 30 seconden. In
de latere fase van het opstarten wordt het standaard BenQ-logo weergegeven. Draai zo nodig aan de focusring om de helderheid van het beeld aan te passen.
Als de projector nog warm is van de vorige sessie, gaat de ventilator ongeveer 90 seconden draaien voordat de lamp wordt ingeschakeld.
4. Wanneer u om een wachtwoord wordt gevraagd, drukt u op de pijlknoppen om een wachtwoord van zes cijfers in te voeren. Zie "De wachtwoordbeveiliging gebruiken" op
pagina 33 voor meer informatie.
5. Schakel alle aangesloten apparatuur in.
6. De projector gaat zoeken naar ingangssignalen. De momenteel gescande invoerbron wordt in de linkerbovenhoek van het scherm weergegeven. Als de projector geen goed signaal waarneemt, blijft het zoekbericht op het scherm staan totdat er een ingangssignaal wordt gevonden.
U kunt ook op de knop SOURCE (Bron) op de projector of afstandsbediening drukken om het gewenste invoersignaal te selecteren. Zie "Schakelen tussen
ingangssignalen" op pagina 35 voor meer informatie.
Als de frequentie/resolutie van het ingangssignaal buiten het bereik van de projector valt, wordt het bericht Buiten bereik weergegeven op een leeg scherm. Selecteer een ingangssignaal dat compatibel is met de resolutie van de projector of stel het ingangssignaal op een lager niveau in. Zie "Timing-diagram" op pagina 68 voor meer informatie.
I
I
I
Bediening32

De wachtwoordbeveiliging gebruiken

Met het oog op beveiliging en het voorkomen van ongeoorloofd gebruik is de projector voorzien van een optie voor wachtwoordbeveiliging. U kunt het wachtwoord instellen via het schermmenu. Zie voor meer informatie over bediening van het schermmenu "De
menu's gebruiken" op pagina 49.
WAARSCHUWING: het is buitengewoon vervelend als u de wachtwoordbeveiliging inschakelt en vervolgens het wachtwoord vergeet. Druk de handleiding zo nodig af en noteer er uw wachtwoord in. Bewaar de handleiding op een veilige plaats, zodat u het wachtwoord altijd terug kunt vinden.

Een wachtwoord instellen

Wanneer u een wachtwoord hebt ingesteld, kunt u de projector alleen gebruiken als het wachtwoord wordt ingevoerd. Telkens wanneer u de projector start, moet u het wachtwoord opgeven.
1. Open het schermmenu en ga naar SYSTEEMINSTELLING: Geavanceerd > Beveiligingsinstellingen. Druk op ENTER. Selecteer Wac ht w oo rd en vervolgens Aan
door op Links of Rechts te drukken.
2. Er verschijnt een prompt op het scherm.
3. Zoals hier rechts afgebeeld, staan de vier pijlknoppen ( Omhoog, Rechts, Omlaag,
Links) voor vier cijfers (1, 2, 3, 4). Druk afhankelijk van het wachtwoord dat u wilt instellen op de pijlknoppen om zes cijfers in te voeren voor het wachtwoord.
Wanneer het wachtwoord is ingesteld, verschijnt de pagina Beveiligingsinstellingen weer op het scherm.
BELANGRIJK: de ingevoerde cijfers worden als sterretjes op het scherm weergegeven. Schrijf het door u gekozen wachtwoord van te voren of net nadat u het wachtwoord hebt ingevoerd in deze handleiding, zodat u het bij de hand hebt als u het mocht vergeten.
Wachtwoord: __ __ __ __ __ __
Bewaar deze handleiding op een veilige plaats.
4. Druk als u het schermmenu wilt verlaten twee keer op MENU/TERUG.
WACHTWOORD INVOEREN
Terug

Als u het wachtwoord bent vergeten

Wanneer de wachtwoordfunctie is geactiveerd, wordt u gevraagd het wachtwoord van zes cijfers in te voeren als u de projector inschakelt. Wanneer u het verkeerde wachtwoord invoert, verschijnt het foutbericht van het wachtwoord dat hier rechts wordt weergegeven. Dit blijft drie seconden op het scherm staan. Hierna volgt het bericht WACHTWOORD INVOEREN. U kunt een nieuwe poging doen door een ander wachtwoord van zes cijfers in te voeren. Als u het wachtwoord niet in deze handleiding hebt genoteerd, en u kunt het zich absoluut niet meer herinneren, kunt u de procedure starten waarmee u het wachtwoord kunt oproepen. Zie "De
procedure voor het oproepen van het wachtwoord starten" op pagina 34 voor meer informatie.
Wanneer u 5 keer achter elkaar het verkeerde wachtwoord invoert, wordt de projector na korte tijd automatisch uitgeschakeld.
Wachtwoordfout
Probeer het opnieuw.
Bediening 33

De procedure voor het oproepen van het wachtwoord starten

Druk op AUTO op de projector of op de afstandsbediening en houd de knop 3 seconden ingedrukt. De projector geeft een gecodeerd nummer weer op het scherm. Schrijf het nummer op en schakel de projector uit. Raadpleeg het service center van BenQ in uw land om het nummer te decoderen. Mogelijk wordt u gevraagd om een bewijs van aankoop te overleggen om te controleren of u bevoegd bent de projector te gebruiken.
WACHTWOORD OPROEPEN
Noteer de code en neem contact op met de klantenservice van BenQ bij u in de buurt.
Code:
0 2 1 2

Het wachtwoord wijzigen

1. Open het schermmenu en ga naar het menu SYSTEEMINSTELLING: Geavanceerd > Beveiligingsinstellingen > Wac h t w o o rd wi j z i g e n .
2. Druk op ENTER. het bericht 'HUIDIG WACHTWOORD INVOEREN' verschijnt.
3. Voer het oude wachtwoord in.
i. Wanneer het wachtwoord juist is, verschijnt het bericht 'NIEUW
WACHTWOORD INVOEREN'.
ii. Wanneer het wachtwoord niet juist is, verschijnt het foutbericht voor het wachtwoord
drie seconden op het scherm. Daarna verschijnt het bericht ’HUIDIG WACHTWOORD INVOEREN’ en kunt u het opnieuw proberen. U kunt op MENU/ TERUG drukken om de wijziging te annuleren of een ander wachtwoord proberen.
3. Voer een nieuw wachtwoord in.
BELANGRIJK: de ingevoerde cijfers worden als sterretjes op het scherm weergegeven. Schrijf het door u gekozen wachtwoord van te voren of net nadat u het wachtwoord hebt ingevoerd, in deze handleiding, zodat u het bij de hand hebt als u het vergeet.
Wachtwoord: __ __ __ __ __ __
Bewaar deze handleiding op een veilige plaats.
4. Bevestig het nieuwe wachtwoord door het nieuwe wachtwoord opnieuw in te voeren.
5. U hebt een nieuw wachtwoord aan de projector toegewezen. Voer het nieuwe wachtwoord in als u de projector weer start.
6. Druk als u het schermmenu wilt verlaten twee keer op MENU/TERUG.
Wachtwoord gewijzigd
Afsluiten

De wachtwoordfunctie uitschakelen

U schakelt de wachtwoordfunctie uit door naar het schermmenu te gaan en ver volgens terug te gaan naar het menu SYSTEEMINSTELLING: Geavanceerd > Beveiligingsinstellingen >
Wa ch tw o or d. Selecteer Uit door te drukken op Links of Rechts. Het bericht 'WACHTWOORD INVOEREN' verschijnt. Voer het huidige wachtwoord in.
i. Wanneer het wachtwoord juist is, verschijnt de pagina Beveiligingsinstellingen
weer en staat in de rij van het wachtwoord de tekst 'Uit'. U hoeft de volgende keer dat u de projector inschakelt geen wachtwoord meer in te voeren.
Bediening34
ii. Wanneer het wachtwoord niet juist is, verschijnt het foutbericht voor het
wachtwoord drie seconden. Daarna verschijnt het bericht 'WACHTWOORD INVOEREN' en kunt u het opnieuw proberen. U kunt op MENU/TERUG drukken om de wijziging te annuleren of een ander wachtwoord proberen.
Hoewel de wachtwoordfunctie is uitgeschakeld, dient u het oude wachtwoord bij de hand te houden voor het geval dat u de wachtwoordfunctie ooit weer moet inschakelen door het oude wachtwoord in te voeren.

Schakelen tussen ingangssignalen

De projector kan tegelijkertijd op verschillende apparaten worden aangesloten. De beelden van deze apparaten kunnen echter niet tegelijkertijd worden weergegeven. Druk als u om beurten de verschillende invoerapparaten wilt weergeven op SOURCE (Bron) op de projector of op de afstandsbediening. Er verschijnt een bronselectiebalk. U kunt handmatig verschillende keren op SOURCE (Bron) drukken totdat het gewenste signaal is geselecteerd, of de projector automatisch naar het beschikbare signaal laten zoeken. Wanneer het signaal is gevonden, wordt de informatie over de geselecteerde bron 3 seconden in de linkerbovenhoek van het scherm weergegeven. Wanneer er meer dan één apparaat op de projector is aangesloten, kunt u opnieuw op de knop drukken om een ander signaal te zoeken.
Controleer of de functie Automatische brondetectie in het menu BRON is ingeschakeld als u wilt dat de projector automatisch naar signalen zoekt. Zie "Automatische brondetectie" op
pagina 52 voor meer informatie.
De projector heeft een PIP-functie waarmee 2 verschillende signalen tegelijk kunnen worden weergegeven. Zie "PIP (Picture In Picture) gebruiken" op pagina 43 voor meer informatie.
De helderheid van het geprojecteerde beeld verandert tijdens het schakelen tussen de verschillende ingangssignalen. Grafische "pc"-presentaties met stilstaande beelden zijn doorgaans helderder dan "Video"-presentaties met bewegende beelden (films).
De beschikbare projectietoepassingen zijn afhankelijk van het type ingangssignaal. Zie
"Projectietoepassing selecteren" op pagina 39 voor meer informatie.

Het geprojecteerde beeld aanpassen

De projectiehoek aanpassen

De projector heeft vooraan een handige snelversteller en achteraan een verstelvoetje. Met deze verstelvoetjes kunt u de hoogte van het beeld en de projectiehoek wijzigen. De projectorhoogte aanpassen:
Bediening 35
1. Druk op de verstellerknop en til de projector aan de voorkant op. Wanneer het beeld de gewenste positie heeft, laat u de verstellerknop los om het verstelvoetje in deze positie te vergrendelen.
Kijk niet in de lens wanneer de projectorlamp brandt. Het felle licht kan schade toebrengen aan uw ogen.
Let op wanneer u op de knop drukt want deze bevindt zich vlak bij de afzuiging voor de warme lucht.
2. Draai aan het achterste verstelvoetje om de horizontale hoek nauwkeuriger in te stellen.
U schuift het verstelvoetje in door de projector omhoog te houden terwijl u op de verstellerknop drukt. Laat de projector vervolgens langzaam zakken. Draai in omgekeerde richting aan het achterste verstelvoetje.
Wanneer de projector niet op een horizontaal oppervlak wordt geplaatst of het scherm en de projector niet loodrecht op elkaar staan, wordt het geprojecteerde beeld trapeziumvormig weergegeven. U kunt het probleem oplossen door de waarde voor Keystone aan te passen in het menu WEERGAVE, op het bedieningspaneel van de projector of op de afstandsbediening. Zie "Keystone corrigeren" op pagina 37 voor meer informatie.

Het beeld automatisch aanpassen

In sommige gevallen is het nodig om de beel dkwa lite it bi j te stel len. Druk hie rvoo r op AUTO op de projector of op de afstandsbediening. Binnen 3 seconden past de ingebouwde automatische bijstellingsfunctie de waarden van Frequentie en Klok aan, zodat er een optimale beeldkwaliteit wordt geproduceerd.
De huidige signaalgegevens worden 3 seconden in de linkerbovenhoek van het scherm weergegeven.
Tijdens het gebruik van de functie AUTO is het scherm leeg.

Het beeldformaat en de helderheid fijnafstemmen

1. Wijzig de grootte van het geprojecteerde beeld met behulp van de zoomring.
Bediening36
2. Stel vervolgens het beeld scherp door aan de focusring te draaien.

Zoeken naar details op het geprojecteerde beeld

Druk als u de details op het geprojecteerde beeld wilt zoeken op DIGITAL ZOOM + op de afstandsbediening. Het midden van het beeld wordt vergroot. Wanneer u opnieuw op + drukt, wordt het
beeld verder vergroot. Met de richtingspijlen ( , , , ) op de projector of op de afstandsbediening kunt u door het beeld navigeren. Wanneer u op DIGITAL ZOOM - drukt, wordt het beeld kleiner. Wanneer u opnieuw op - drukt, wordt het beeld verder verkleind, totdat het weer de oorspronkelijke grootte heeft.
De functies Digitale zoom en Pannen zijn ook toegankelijk in het menu WEERGAVE.

Keystone corrigeren

Met Keystone wordt de situatie bedoeld waarbij het geprojecteerde beeld er uit ziet als een van deze voorwerpen. Dit doet zich voor als de projector niet loodrecht op het scherm staat.
Twee parallelle kanten (links en rechts, of boven en onder) maar één kant is duidelijk aan beide kanten breder.
Geen parallelle kanten.
Voer de volgende stappen uit om de vorm van het beeld te corrigeren.
1. Pas de projectiehoek aan. Verplaats de projector tot vlak voor het midden van het
scherm, met de onderkant van de lens gelijk aan de boven- of onderrand van het scherm.
2. Wanneer het beeld nog steeds is vervormd, of wanneer de projector niet in de positie
kan worden gezet die hierboven wordt beschreven, dient u het beeld handmatig te corrigeren met EEN van de volgende stappen.
Druk op een van de Keystone-/pijlknoppen ( / , / , / , / ) op de projector of op de afstandsbediening om de Keystone-correctiepagina weer te geven. Druk op de knop waarvan het keystone-pictogram dezelfde vorm heeft als het geprojecteerde beeld. Blijf op deze knop of op de andere knoppen drukken totdat u tevreden bent met de vorm van het beeld.
•Druk op MENU/BACK (Menu/Terug) op de projector of op de afstandsbediening. Ga naar het menu WEERGAVE > Keystone en druk op ENTER om de Keystone-correctiepagina weer te geven. Druk op een van de Keystone-/pijlknoppen ( /
, / , / , / ) op de projector of op de afstandsbediening, waarvan het Keystone­pictogram dezelfde vorm heeft als het geprojecteerde beeld. Blijf op deze knop of op de andere knoppen drukken totdat u tevreden bent met de vorm van het beeld.
KEYSTONE
Terug
Bediening 37
De waarden op het onderste deel van de pagina veranderen tijdens het indrukken. Wanneer door herhaaldelijk op de knoppen te drukken de maximale of minimale waarde wordt bereikt, verandert de vorm van het beeld niet verder. U kunt het beeld niet in die richting veranderen.
Twee parallelle kanten (links en rechts, of boven en onder) maar één kant is duidelijk aan beide kanten breder.
•Druk op/ of
Ga naar het menu WEERGAVE > Keystone. Ga naar de Keystone­correctiepagina en druk
enkele keren op / totdat het beeld een
rechte vorm heeft.
•Druk op
Ga naar het menu WEERGAVE > Keystone. Ga naar de Keystone­correctiepagina en druk
enkele keren op totdat het beeld een rechte vorm heeft.
Geen parallelle kanten
4. Druk op MENU/TERUG om
1. Druk op / of
2. Ga naar het menu WEERGAVE > Keystone. Ga naar de keystone­correctiepagina en druk op
/.
3. Druk enkele keren op totdat het beeld een
rechte vorm heeft.
/
de instellingen op te slaan en het menu te sluiten.

De beeldverhouding selecteren

De beeldverhouding is de verhouding tussen de breedte en de hoogte van het beeld. De meeste analoge tv’s en computers hebben de beeldverhouding 4:3. Dit is de standaardbeeldverhouding voor deze projector. Digitale tv en dvd’s hebben meestal een beeldverhouding van 16:9.
Door de opkomst van digitale signaalverwerking kunnen apparaten die digitale beelden weergeven, zoals deze projector, het beeld dynamisch uitrekken en schalen naar een andere verhouding dan die van de invoerbron.
U kunt de verhouding van het geprojecteerde beeld wijzigen (ongeacht de beeldverhouding van de bron) met de knop ASPECT (Beeldverhouding) op de afstandsbediening of via het menu WEERGAVE > Aspect Ratio. Selecteer de beeldverhouding die overeenstemt met het formaat van het videosignaal en de vereisten van uw scherm. Er zijn vier beeldverhoudingen beschikbaar:
/ of
/
Bediening38
In de onderstaande afbeeldingen zijn de zwarte gedeelten inactief en de witte actief.
1. Auto: de verhouding van het beeld wordt aangepast aan de eigen
resolutie van de projector in de horizontale breedte. Deze instelling is geschikt voor een beeldsignaal van 4:3 of 16:9 waarbij u een zo groot mogelijk deel van het scherm wilt gebruiken zonder dat u de
beeldverhouding van het beeldsignaal
verandert.
2. Ware grootte: het beeld wordt geprojecteerd op de oorspronkelijke
resolutie, zonder omzetting van pixels. Bij ingangssignalen met een lagere resolutie, worden de beelden kleiner weergegeven dan op een volledig scherm. Indien nodig past u de zoominstellingen aan of plaatst u de projector dichter bij het scherm, zodat het beeld wordt vergroot. Wellicht dient u hierna ook de scherpstelling van de projector aan te passen.
3. 4:3: past het beeldmateriaal aan, zodat het in het midden van het scherm wordt weergegeven in een 4:3-beeldverhouding. Deze instelling is vooral geschikt voor 4:3-beeld zoals computermonitors, tv’s met een standaarddefinitie en dvd-films met een 4:3­beeldverhouding, omdat in dit geval de beeldverhouding van het beeldsignaal behouden blijft.
4. 16:9: past het beeld aan zodat het in het midden van het scherm wordt weergegeven in een beeldverhouding van 16:9. Dit is vooral geschikt voor beelden met een beeldverhouding van 16:9, zoals HDTV, omdat dit beeld met dezelfde beeldverhouding wordt weergegeven.
De optie 16:9 is alleen mogelijk wanneer de componentvideo-ingang een 16:9-signaal ontvangt. Zie "Een componentvideo-apparaat aansluiten" op pagina 28 en "De gewenste
beeldgrootte van de projectie instellen" op pagina 20 voor meer informatie.

Het beeld optimaliseren

Projectietoepassing selecteren

De projector beschikt over verschillende projectietoepassingen waaruit u de toepassing kunt kiezen die past bij uw besturingssysteem en het beeldtype van de invoerbron. Druk voor de keuze van de gewenste projectietoepassing enkele keren op MODE (Modus) totdat de gewenste toepassing is geselecteerd. De beschikbare beeldmodi voor de verschillende typen signalen vindt u hieronder.
Pc/DVI-A/DVI-D-signaalingang
1. Presentatiestand (Standaard): geschikt voor presentaties. De helderheid primeert in deze modus opdat de kleuren overeenkomen met die van de pc of notebook.
2. Helderheidstand: maximale helderheid van het geprojecteerde beeld. Deze optie is geschikt voor omgevingen waar een uiterst hoge helderheid is vereist, bijv. in een goed verlichte kamer.
Bediening 39
3. sRGB/Fotostand: in deze modus worden de RGB-kleuren zo zuiver mogelijk weergegeven, waardoor de beelden levensecht worden, ongeacht de helderheidsinstellingen. De modus is geschikt voor het bekijken van foto's die zijn gemaakt met een sRGB-compatibele en correct gekalibreerde camera, en voor het bekijken van grafische toepassingen en tekenprogramma's zoals AutoCAD.
4. Gamingstand: geschikt voor het spelen van computerspellen in een kamer met veel licht.
5. Videostand: is geschikt voor het afspelen van films, videoclips van digitale camera's of DV's via de pc-ingang wanneer de projector in een donkere omgeving wordt gebruikt.
6. Gebruikersmodus 1/2: de aangepaste instellingen op basis van de momenteel beschikbare projectietoepassingen worden opgeroepen. Zie "Gebruikersmodus 1/2
instellen" op pagina 40 voor meer informatie.
7. Geheugen: instellingen die u via de knoppen BRIGHTNESS (Helderheid) en CONTRAST op de afstandsbediening hebt uitgevoerd, worden opgeroepen. Instellingen die u met de knoppen HELDERHEID en CONTRAST verricht, veranderen de huidige projectietoepassing in de geheugenmodus.
YPbPr/S-Video-/Video-signaalingang
1. Bioscoopstand: is geschikt voor het afspelen van dvd-films in een thuisbioscoop of in een donkere kamer.
2. Filmstand (Standaard): deze modus is geschikt voor het afspelen van kleurrijke films en tv in een donkere kamer.
3. Gamingstand: is geschikt voor het spelen van videospellen via een spelconsole in een normaal verlichte kamer.
4. Fotostand: ideaal voor het bekijken van digitale foto's die bij daglicht zijn genomen met een sRGB-compatibele en correct gekalibreerde camera, en voor het bekijken van foto-cd's. De kleurintensiteit en helderheid zijn goed verdeeld.
5. Gebruikersmodus 1/2: de aangepaste instellingen op basis van de momenteel beschikbare projectietoepassingen worden opgeroepen. Zie "Gebruikersmodus 1/2
instellen" op pagina 40 voor meer informatie.
Gebruikersmodus 1/2 instellen
Er zijn twee door de gebruiker te definiëren modi als de momenteel beschikbare projectietoepassingen niet aan uw behoeften voldoen. U kunt een van de projectietoepassingen als beginpunt gebruiken (behalve gebruikersmodus 1/2) en de instellingen aanpassen.
1. Druk op MENU/BACK (Menu/Terug) om het schermmenu te openen.
2. Ga naar het menu BEELD > Toepassing.
3. Druk op Links/ Rechts om Gebruikersmodus 1 tot Gebruikersmodus 2 te selecteren.
4. Druk op Omlaag om Referentie te kiezen.
5. Druk op Links/ Rechts om een projectietoepassing te kiezen die het meeste overeenstemt met uw behoeften.
6. Druk op Omlaag om een menuoptie te kiezen die u wilt wijzigen, en pas de waarde aan met Links/ Rechts. Zie "De beeldkwaliteit verfijnen in de gebruikersmodi"
hieronder voor meer informatie.
7. Kies als u alle instellingen hebt uitgevoerd Instellingen opslaan en druk op ENTER om de instellingen op te slaan.
8. Het bevestigingsbericht 'Instelling opgeslagen' verschijnt.
Bediening40

De beeldkwaliteit verfijnen in de gebruikersmodi

Afhankelijk van het waargenomen signaaltype zijn er enkele door de gebruiker te definiëren functies beschikbaar als u gebruikersmodus 1 of 2 selecteert. U kunt wijzigingen aanbrengen in deze functies op basis van uw behoeften.
Helderheid aanpassen
Wijzig de waarden met de knoppen Links/ Rechts op de projector of op de afstandsbediening.
Hoe hoger de waarde, hoe helderder de afbeelding. En hoe lager de waarde, hoe donkerder de afbeelding. Stel deze knop zo in dat de zwarte gedeelten van het beeld echt zwart worden weergegeven en er nog details zichtbaar zijn in de donkere gedeelten.
-30
50
+70
Het contrast aanpassen
Wijzig de waarden met de knoppen Links/ Rechts op de projector of op de afstandsbediening.
Hoe hoger de waarde, hoe groter het contrast. Gebruik deze optie om het maximale witniveau in te stellen nadat u eerder de helderheid hebt ingesteld overeenkomstig de geselecteerde ingang en de omgeving.
-30
50
+70
Een kleurtemperatuur selecteren
Wijzig de waarden met de knoppen Links/ Rechts op de projector of op de afstandsbediening.
Er zijn vier instellingen voor kleurtemperatuur* beschikbaar.
1. T1: met de hoogste kleurtemperatuur, T1, krijgen beelden meer een blauwe schijn dan bij andere instellingen.
2. T2: hiermee krijgen beelden een blauwe schijn.
3. T3: de witte kleur behoudt de normale schakering.
4. T4: hiermee krijgen beelden een rode schijn.
*Meer informatie over de kleurtemperatuur:
Er bestaan vele kleurschakeringen die om verschillende redenen als “wit” worden beschouwd. Het begrip “kleurtemperatuur” is een van de meest gebruikte methoden om de kleur wit uit te drukken. Een witte kleur met een lage kleurtemperatuur vertoont een rode schijn. Een witte kleur met een hoge kleurtemperatuur vertoont eerder een blauwe schijn.
4. Overige beeldaanpassingen
U vindt de andere selecties voor verfijning van de beeldkwaliteit ook in het menu BEELD. Zie "Het menu Beeld" op pagina 51 voor meer informatie.
Bediening 41

Gebruik op grote hoogte

Het verdient aanbeveling de hoogtemodus te selecteren wanneer u de projector gebruikt op een hoogte van meer dan 975 m of bij een temperatuur van meer dan 40 projector langer dan 10 uur gaat gebruiken zonder het apparaat uit te schakelen.
U activeert de hoogtemodes door naar het menu
Hoogtemodus te gaan.
Selecteer Aan door op Links/ Rechts op de projector of op de
SYSTEEMINSTELLING: Geavanceerd >
afstandsbediening te drukken. Er wordt een bevestiging weergegeven. Selecteer Ja en druk op ENTER.
WAARSCHUWING
Gebruik de hoogtemodus wanneer u zich op een hoogte van meer dan 975 m bevindt of bij een temperatuur van meer dan 40 graden Celsius.
Wilt u de hoogtemodus inschakelen?
°C, of wanneer u de
Ja
Nee
Als u deze modus hebt geselecteerd, wordt er wellicht meer ruis geproduceerd omdat de ventilatoren sneller moeten draaien voor een betere koeling en optimale prestaties.
Als u de projector in andere dan deze extreme omstandigheden gebruikt, wordt het apparaat mogelijk automatisch uitgeschakeld om te voorkomen dat de projector oververhit geraakt. Selecteer de hoogtemodus om te voorkomen dat de projector automatisch wordt uitgeschakeld. Dit betekent echter niet dat de projector in alle ruwe of extreme omstandigheden kan worden gebruikt.

Het beeld verbergen

Wanneer u wilt dat de aandacht van het publiek volledig op de presentator is gevestigd, kiest u BLANK (Onderdrukken) op de projector en op de afstandbediening om het beeld op het scherm te verbergen. Druk op een willekeurige knop (behalve LASER) op de projector en op de afstandsbediening om het beeld te herstellen. Het woord 'BLANK' (Onderdrukken) verschijnt rechts onder aan in het scherm als de afbeelding is verborgen. Wanneer deze functie wordt geactiveerd terwijl er verbinding is gemaakt met een audio-ingang, kunt u het achtergrondgeluid nog steeds horen.
U kunt een tijdsduur instellen in het menu
waarna de projector wordt uitgeschakeld na een periode wanneer er niets wordt
timer
gedaan op de projector of op de afstandsbediening. De tijdsduur kan worden ingesteld van 5 t/m 30 minuten in stappen van 5 minuten.
Wanneer de huidige tijdsduur niet overeenkomt met uw persoonlijke wensen, selecteert u Uit. Ongeacht of Inactief-timer is geactiveerd of uitgeschakeld, kunt u altijd op een willekeurige knop drukken (behalve LASER) als u het beeld weer wilt herstellen.
Plaats geen voorwerpen voor de projectielens als de projector wordt gebruikt. De voorwerpen kunnen heet worden en daardoor vervormd raken of vlam vatten.
SYSTEEMINSTELLING: Basis > Inactief-
Bediening42

PIP (Picture In Picture) gebruiken

De projector kan gelijktijdig beelden weergeven van twee invoerbronnen. Dit is een interessante manier om uw presentaties te verbeteren.
De PIP-functies zijn alleen beschikbaar wanneer de invoerbron een pc is en Video of S­Video als bron voor het PIP-beeld wordt gebruikt.
1. Zorg dat de pc en het video- of S-Video-signaal correct zijn aangesloten op de projector.
2. Geef het pc-beeld (analoge RGB) weer op het scherm.
3. Druk als u het PIP-venster wilt weergeven op PIP op de afstandsbediening of ga naar het menu WEERGAVE > PIP-instellingen > PIP en selecteer Aan door op Links/
Rechts te drukken.
4. Druk als u een weer te geven PIP-bron wilt selecteren, in het menu WEERGAVE > PIP-instellingen > Bron op Links/ Rechts.
5. Druk om de positie van het PIP-beeld te veranderen enkele keren op Links/
Rechts in het menu WEERGAVE > PIP-instellingen > Positie, totdat u een
geschikte positie hebt geselecteerd.
6. Druk om het formaat van het PIP-beeld te wijzigen een of twee keer op Links/
Rechts in het menu WEERGAVE > PIP-instellingen > Grootte om het PIP-formaat
als klein of groot in te stellen.
7. Voor aanpassing van de kwaliteit van het PIP-beeld drukt u op Links/ Rechts in het menu WEERGAVE > PIP-instellingen > Verzadiging of Tint.
8. Druk als u het schermmenu wilt verlaten twee keer op MENU/TERUG.
Bediening 43

Door pagina's scrollen vanaf de afstandsbediening

Sluit de projector met een USB-kabel op uw pc of notebook aan voordat u door pagina's gaat bladeren.
Met de knoppen Page Up (Pagina omhoog) en Page Down (Pagina omlaag) op de afstandsbediening kunt u een softwareprogramma op de pc bedienen dat reageert op scrollopdrachten (bijvoorbeeld Microsoft PowerPoint). Zie "Een computer aansluiten" op pagina 23 voor meer informatie.
Wanneer u met de afstandsbediening geen andere pagina kunt kiezen, controleert u of de USB-kabel op de juiste manier is aangesloten en of op uw computer de laatste versie van het muisstuurprogramma is geïnstalleerd.

Het beeld stilzetten

Druk op de afstandsbediening op de knop FREEZE (Stilstaand beeld) om het beeld op het scherm te 'bevriezen'. U ziet FREEZE in de rechterbovenhoek van het scherm. Druk op een willekeurige knop (behalve LASER) op de projector of op de afstandsbediening om de functie uit te zetten.
Hoewel het beeld op het scherm wordt gepauzeerd, blijven de beelden op de video of een ander apparaat doorlopen. Als de aangesloten apparaten geluid weergeven, blijft u het geluid horen, hoewel het beeld niet meer beweegt.

Uw eigen startscherm maken

U kunt een vooraf ingesteld startscherm voor de projector kiezen, bijvoorbeeld het logo van BenQ, een zwart scherm of een blauw scherm. U kunt echter ook een eigen startscherm maken met een beeld dat vanaf uw computer of videoapparaat wordt geprojecteerd.
1. Projecteer het beeld dat u als startscherm wilt gebruiken, vanaf een computer of videoapparaat.
2. Druk op OPSLAAN op de afstandsbediening of ga naar het menu SYSTEEMINSTELLING: Basis > Mijn scherm en druk op ENTER.
3. Er wordt een bevestiging weergegeven. Druk opnieuw op OPSLAAN of ENTER.
4. Het bericht Scherm opslaan... verschijnt terwijl de projector het beeld verwerkt. Een ogenblik geduld.
5. Wanneer het beeld is opgeslagen, verschijnt het bericht 'De opname is gelukt' op het scherm. Het opgenomen beeld wordt opgeslagen als Mijn scherm.
6. Wanneer u het opgenomen beeld als startscherm wilt zien, stelt u Mijn scherm in het menu SYSTEEMINSTELLING: Geavanceerd > Opstartscherm in en start u de projector opnieuw op.
Het kan een enkele keer voorkomen dat het opslaan mislukt. Kies in dat geval een ander beeld.
Bediening44

Het weergavemenu van de projector personaliseren

U kunt de schermmenu's volgens uw voorkeur instellen. De volgende instellingen hebben geen invloed op de projectie-instellingen, de bediening of de prestaties van de projector.
Weer g a vedu u r me n u in het menu SYSTEEMINSTELLING: Basis > Menu-instellingen is een functie waarmee u kunt instellen hoe lang het schermmenu actief blijft nadat u voor het laatst op een knop hebt gedrukt. U kunt een tijdsduur tussen 5 en 30 seconden
kiezen, in stappen van 5 seconden. Met Links/ Rechts selecteert u een geschikte tijdsduur.
Menupositie in het menu SYSTEEMINSTELLING: Basis > Menu-instellingen is een functie waarmee u voor de positie van het schermmenu uit vijf locaties kunt kiezen.
Met Links/ Rechts selecteert u een voorkeurspositie.
Taal in het menu SYSTEEEMINSTELLING: Basis is een functie waarmee u voor de schermmenu's uw eigen taal kunt instellen. Met Links/ Rechts selecteert u uw
taal.
Opstartscherm in het menu SYSTEEMINSTELLING: Basis is een functie waarmee u een voorkeurslogo instelt tijdens het starten van de projector. Met Links/ Rechts
selecteert u een scherm.

De projector uitschakelen

I
1. Druk op Power (Aan/uit) Er
verschijnt een bericht waarin u om een bevestiging wordt gevraagd. Wanneer u niet binnen enkele seconden reageert, verdwijnt het bericht.
2. Druk opnieuw op Power (Aan/uit).
Het Power-lampje (Aan/uit) knippert oranje en de lamp van de projector wordt uitgeschakeld. De ventilatoren blijven nog ongeveer 90 seconden draaien, zodat de projector kan afkoelen.
Ter bescherming van de lamp reageert de projector niet op opdrachten tijdens het afkoelen.
3. Het Power-lampje (Aan/uit) brandt oranje nadat de lamp is afgekoeld en de
ventilatoren zijn gestopt.
4. Trek de stekker van het netsnoer uit het
stopcontact.
U kunt, om tijd te besparen, de stekker uit het stopcontact trekken zodra de projector is uitgeschakeld. U hoeft de projector niet te laten afkoelen. Zelfs als de stekker niet in het stopcontact zit, gaat het afkoelproces door, zodat u de projector meteen mee kunt nemen. U kunt de projector niet opnieuw opstarten als het afkoelproces nog niet is beëindigd.
I
I
I
Bediening 45

Menubewerkingen

Menusysteem

De schermmenu's verschillen afhankelijk van het geselecteerde signaaltype.
Hoofdmenu Submenu Opties
Aspect Ratio Auto/Ware grootte/4:3/16:9
Keystone
Positie
Fase
Horizontale afmeting
Digitale zoom
Pannen
WEERGAVE
PIP-instellingen
PIP Aan/uit
Bron S-Video/Video
Positie
Grootte Klein/Groot
Verzadiging
Tint
Rechts onderaan/Links onderaan/Links bovenaan/ Rechts bovenaan
Bediening46
BEELD
BRON
PC-bron: Helderheidstand/
Presentatiestand/sRGB/ Fotostand/Gamingstand/ Videostand/ Gebruikersmodus 1/
Projectietoepassing
Referentie
Helderheid
Contrast
Verzadiging
Tint
Scherpte
Brilliant Color
Kleurtemperatuur T1/T2/T3/T4
Gamma
Instellingen opslaan
Automatische brondetectie Aan/uit
Netwerk
TM
Gebruikersmodus 2/ Geheugen Videobron: Bioscoopstand/ Filmstand/Gamingstand/ Fotostand/Gebruikersmodus 1/Gebruikersmodus 2
Pc-bron: Helderheidstand/ Presentatiestand/sRGB/ Fotostand/Gamingstand/ Videostand Videobron: Bioscoopstand/ Filmstand/Gamingstand/ Fotostand
Gamma 1/Gamma 2/ Gamma 3/Gamma 4/ Gamma 5/Gamma 6/ Gamma 7/Gamma 8/ Gamma 9
Bediening 47
Engels, Frans, Duits, Italiaans, Spaans, Russisch, traditioneel Chinees, vereenvoudigd Chinees, Japans, Koreaans, Zweeds, Nederlands, Turks, Tsjechisch, Portugees, Thais, Pools
Tafel voorkant/Tafel achterkant/Plafond achterkant/Plafond voorkant
Uit/5 min./10 min./15 min./ 20 min./25 min./30 min.
Uit/5 min./10 min./15 min./ 20 min./25 min./30 min.
BenQ/Mijn scherm/Zwart/ Blauw
5 sec./10 sec./15 sec./20 sec./25 sec./30 sec.
Midden/Links bovenaan/ Rechts bovenaan/Rechts onderaan/Links onderaan
Reset/Annuleren
SYSTEEMIN STELLING: Basis
SYSTEEMIN STELLING: Geavanceerd
Informatie
Taal
Projectorpositie
Automatisch uitschakelen
Inactief-timer
Opstartscherm
Mijn scherm
Geluidsinstellingen
Menu-instellingen
Snelle afkoeling Aan/uit
Hoogtemodus Aan/uit
Lampinstellingen
Beveiligingsinstellingen
Alle instellingen herstellen
Bron
Projectietoepassing
Resolutie
Kleurensysteem
Lamptimer
Dempen Aan/uit
Vol ume
Weergaveduur menu
Menupositie
Lampmodus Normaal/Economisch
Lamptimer herstellen?
Lamptimer
Wachtwoord Aan/uit
Wachtwoord veranderen
De menuopties zijn beschikbaar wanneer de projector minstens één goed signaal ontvangt. Wanneer er geen apparatuur op de projector is aangesloten of er geen signaal wordt waargenomen, zijn er beperkte menuopties beschikbaar.
Bediening48

De menu's gebruiken

De projector beschikt over schermmenu's waarin u verschillende instellingen kunt aanpassen.
Er zijn 17 verschillende menutalen. Zie "Het menu Systeeminstelling: Basis" op pagina 53 voor meer informatie.
Hieronder ziet u een overzicht van het Engelse schermmenu.
Pictogram hoofdmenu
Hoofdmenu
Selecteren
Submenu
Huidige ingangssignaal
In het volgende voorbeeld wordt de aanpassing van Keystone beschreven met de Engelse schermmenu's. De hieronder genoemde aanpassingsmethoden kunnen ook worden toegepast met andere schermtalen dan Engels.
Status
Druk op
MENU/ TERUG om
terug te gaan naar de vorige pagina of om het menu te sluiten.
1. Druk op MENU/BACK (Menu/ Terug) op de projector of op de afstandsbediening om het schermmenu in te schakelen.
2. Selecteer met Links/ Rechts het menu WEERGAVE.
3. Druk op Omhoog/ Omlaag om Keyst one te selecteren.
4. Druk op ENTER om de keystone­correctiepagina weer te geven.
KEYSTONE
Back
5. Op basis van de vorm van het beeld dat op het scherm wordt weergegeven, drukt u op de keystone-knoppen ( /
Omhoog, /Links, /
Omlaag, / Rechts) om het
beeld rechthoekig of vierkant te maken.
6. Druk twee keer* op MENU/BACK (Menu/Terug) op de projector of op de afstandsbediening om het menu te sluiten en de instellingen op te slaan.
*Wanneer u eenmaal drukt, gaat u terug naar het submenu, wanneer u tweemaal drukt, wordt het schermmenu gesloten.
Bediening 49

Het menu Weergave

FUNCTIE
(standaardinstelling/ waarde)
Aspect Ratio
(Auto)
Keystone
(0)
Positie
(0)
Fase
(afhankelijk van de geselecteerde invoerbron)
Horizontale afmeting
(afhankelijk van de geselecteerde invoerbron)
Digitale zoom
(100%)
Pannen
PIP-instellingen
BESCHRIJVING (standaardinstelling/waarde)
Er zijn vier opties voor instelling van de beeldverhouding, afhankelijk van het apparaat waarvan het signaal afkomstig is.
Zie "De beeldverhouding selecteren" op pagina 38 voor meer informatie
Corrigeert eventuele keystone-fouten in het beeld. Zie
"Keystone corrigeren" op pagina 37 voor meer informatie.
De pagina wordt weergegeven waarop u de positie kunt aanpassen. U verplaatst het geprojecteerde beeld met de richtingspijlen. De waarden die onder aan de pagina worden weergegeven, veranderen elke keer als u op een knop drukt, totdat ze het maximum of minimum bereiken.
Hiermee past u de klokfase aan om vervorming van het beeld te verminderen.
Stelt de horizontale breedte van het beeld in.
Hiermee vergroot of verkleint u het geprojecteerde beeld. Zie
"Zoeken naar details op het geprojecteerde beeld" op pagina 37
voor meer informatie. De pagina Pannen wordt weergegeven. Hier kunt u de details van
het geprojecteerde beeld zoeken met de richtingspijlen op de projector of op de afstandsbediening, nadat het beeld is vergroot.
PIP (Uit)
Hiermee schakelt u het PIP-venster in of uit
Bron (Video)
Selecteert de bron voor het PIP-beeld.
Positie (Links bovenaan)
Selecteert de gewenste positie voor het PIP-beeld.
Grootte (Groot)
Hiermee selecteert u een geschikt formaat voor het PIP-beeld.
Verzadiging (0)
Hiermee past u het verzadigingsniveau van de kleuren aan.
Tint (0)
Hiermee past u de rode en groene kleurtonen van het beeld aan.
Zie "Verzadiging" op pagina 51, "Tint" op pagina 51, "PIP (Picture
In Picture) gebruiken" op pagina 43 voor meer informatie.
Bediening50

Het menu Beeld

Sommige beeldaanpassingen zijn alleen mogelijk wanneer bepaalde ingangen in gebruik zijn. Aanpassingen die niet beschikbaar zijn, worden niet weergegeven op het scherm.
FUNCTIE
(standaardinstelling/ waarde)
Projectietoepassing
(Pc/DVI-A/DVI-D: Presentatie; YPbPr/S-Video/v: Film)
Referentie
Helderheid
(50)
Contrast
(0)
Verzadiging
(0)
Tint
(0)
Scherpte
(16)
Brilliant Color
(10)
TM
Kleurtemperatuur
(T3)
BESCHRIJVING
Met de vooraf ingestelde projectietoepassingen kunt u de instellingen van het projectorbeeld aanpassen aan het type programma. Zie "Projectietoepassing selecteren" op pagina 39 voor meer informatie.
Hiermee selecteert u een projectietoepassing die voldoet aan uw beeldkwaliteitwensen en kunt u het beeld verder verfijnen op basis van de selecties onder aan dezelfde pagina.
Past de helderheid van het beeld aan.
Zie "Helderheid aanpassen" op pagina 41 voor meer informatie
Stelt de mate van verschil tussen donker en licht in het beeld in.
Zie "Het contrast aanpassen" op pagina 41 voor meer informatie.
Hiermee past u het verzadigingsniveau van de kleuren aan -- de sterkte van elke kleur in een videobeeld. Een lagere instelling produceert minder verzadigde kleuren. Wanneer u de minimumwaarde instelt, wordt het beeld zwart-wit. Wanneer de instelling te hoog staat, worden de kleuren op het beeld te fel, waardoor het beeld onrealistisch wordt.
Hiermee past u de rode en groene kleurtonen van het beeld aan. Hoe hoger de waarde, hoe groener het beeld. Hoe lager de waarde, hoe roder de afbeelding.
Maakt het beeld scherper of onscherper.
Bij deze functie wordt gebruik gemaakt van een nieuw algoritme voor kleurverwerking en verbeteringen op systeemniveau, wat zorgt voor meer helderheid en het beeld bestaat uit kleuren die nog meer levensecht en sprankelender zijn. Door deze t echniek wo rdt de helderheid van beelden in het middentoongebied met meer dan 50% verhoogd, hetgeen gebruikelijke waarden zijn voor videoapparatuur of bij levensechte beelden. De projector biedt daarom natuurgetrouwe beelden in levensechte kleuren. Het bereik ligt tussen "0" en "10". Geeft u de voor keur aan een hogere mate van beeldverbetering, stel dan een hogere waarde in. Wilt u liever een zachter, natuurlijker beeld, stel dan een lagere waarde in. Selecteert u de waarde "0", dan is Brilliant Color uitgeschakeld.
Er zijn vier instellingen voor kleurtemperatuur beschikbaar.
Zie "Een kleurtemperatuur selecteren" op pagina 41 voor meer informatie.
Bediening 51
Gamma
(Gamma 2)
Instellingen opslaan

3. Het menu Bron

De relatie tussen ingangssignaal en helderheid. Hoe lager het getal, hoe meer zwarte details zichtbaar zijn.
Gamma 1, 4 en 8 Verhoogt de gemiddelde helderheid van het beeld. De beste instelling voor verlichte ruimtes, een vergaderzaal of een huiskamer.
Gamma 2: gammacurve 2,5 Simuleert de standaard voor PC-schermen.
Gamma 3, 6 en 9: gammacurve 2,2 (videostandaard) De beste instelling voor het bekijken van films in een ruimte met weinig licht.
Gamma 5 en 7: gammacurve 1,8 Benadrukt zwarte details. De beste instelling voor het bekijken van films met veel zwarte details, schaduwen, etc.
Hiermee slaat u de instellingen voor gebruikersmodus 1 en 2 op.
FUNCTIE
(standaardinstelling/ waarde)
Automatische brondetectie
(Aan)
Netwerk
BESCHRIJVING
Stelt in of de projector automatisch naar ingangssignalen zoekt. Als de optie is ingesteld op Aan, zoekt de projector naar ingangssignalen totdat een signaal is gevonden. Als de functie niet is geactiveerd, selecteert de projector het laatst gebruikte ingangssignaal. De standaardwaarde is 'RGB'.
Hiermee geeft u het menu voor draadloze verbindingen weer.
Bediening52

Het menu Systeeminstelling: Basis

FUNCTIE
(standaardinstelling/ waarde)
Taal
(Nederlands)
Projectorpositie
(Tafel voorkant)
Automatisch uitschakelen
(Uit)
Inactief-timer
(Uit)
Opstartscherm
(BenQ-logo)
Mijn scherm
Geluidsinstellingen
Menu-instellingen
BESCHRIJVING
Hiermee stelt u de taal voor de schermmenu's in.
Met Links/ Rechts op de projector of op de afstandsbediening selecteert u de gewenste taal. U kunt kiezen uit 17 talen: Engels (standaard), Frans, Duits, Italiaans, Spaans, Russisch, traditioneel Chinees, vereenvoudigd Chinees, Japans, Koreaans, Zweeds, Nederlands, Turks, Tsjechisch, Portugees, Thais en Pools.
U kunt de projector tegen het plafond of achter een scherm installeren, of met een of meerdere spiegels. U hebt een houder (optioneel accessoire) nodig als u de projector tegen het plafond wilt monteren. Neem hiervoor contact op met uw leverancier. Zie
"Een locatie kiezen" op pagina 18 voor meer informatie.
Via deze functie wordt de projector automatisch uitgeschakeld als er na een ingestelde periode geen ingangssignaal is gedetecteerd. Stel deze periode in voordat de projector is uitgeschakeld, met de
knoppen Links / Rechts op de projector of de afstandsbediening.
De tijdsduur kan worden ingesteld van 5 t/m 30 minuten, in stappen van 5 minuten. Wanneer de ingestelde tijdsduur niet overeenkomt met uw persoonlijke wensen, selecteert u Uit. De projector wordt niet automatisch binnen een bepaalde periode uitgeschakeld.
Bepaalt hoe lang een schermafbeelding wordt verborgen wanneer de functie Onderdrukken is geactiveerd. Als de ingestelde tijd is verstreken, wordt de projector uitgeschakeld. Zie "Het beeld
verbergen" op pagina 42 voor meer informatie.
Hiermee selecteert u het logoscherm dat wordt weergegeven bij het opstarten van de projector. Er zijn vier opties beschikbaar: BenQ-logo, Mijn scherm, Zwart of Blauw.
Hiermee slaat u het geprojecteerde beeld op als Mijn scherm. Zie
"Uw eigen startscherm maken" op pagina 44 voor meer
informatie.
Geluid uit (Uit)
Hiermee schakelt u het geluid van de projector in en uit.
Vo l u me (5)
Past het volumeniveau aan.
Weergaveduur menu (15 sec)
Bepaalt hoe lang het menu op het scherm wordt weergegeven nadat u op de knop hebt gedrukt. U kunt een waarde tussen 5 en 30 seconden kiezen, in stappen van 5 seconden.
Menupositie (Midden)
Hiermee stelt u de positie van het schermmenu in.
Bediening 53

Het menu SYSTEEMINSTELLING: Geavanceerd

FUNCTIE
(standaardinstelling/waarde)
Snelle afkoeling
(Uit)
Hoogtemodus
(Uit)
Lampinstellingen
Beveiligingsinstellingen
BESCHRIJVING
Hiermee schakelt u de functie voor het snel afkoelen in en uit. Selecteer Aan om de functie in te schakelen. De projector koelt minder lang af: 30 seconden in plaats van de normale 90 seconden.
Selecteer deze modus wanneer u de projector op grote hoogte of bij hoge temperaturen gebruikt.
Zie "Gebruik op grote hoogte" op pagina 42 voor meer informatie.
Lampmodus (Normaal)
Hier kiest u de stand Normaal of Economisch voor de lamp van de projector. Wanneer u de stand Economisch gebruikt, worden het geluid en het stroomverbruik van het systeem met 20% verlaagd. Wanneer u de stand Economisch selecteert, wordt het licht verminderd en worden de geprojecteerde beelden donkerder.
Als u de projector gebruikt in de stand Economisch, duurt het langer voordat de lamp automatisch wordt uitgeschakeld. Zie "De gebruiksduur van de lamp
berekenen" op pagina 59 voor meer informatie over
berekening van de totale gebruiksduur van de lamp.
Lamptimer herstellen?
Selecteer als u de lamp hebt vervangen Reset om de lamptimer op '0' te zetten.
Wachtwoord (Uit)
Hiermee beperkt u het gebruik van de projector tot degenen die het juiste wachtwoord kennen. Als u de functie de eerste keer activeert, dient u een wachtwoord in te stellen. Zie "De wachtwoordbeveiliging gebruiken" op
pagina 33 voor meer informatie Zodra u een wachtwoord
hebt ingesteld en de functie hebt geselecteerd, is de projector beveiligd met een wachtwoord. Gebruikers die het juiste wachtwoord niet kennen, kunnen de projector niet inschakelen.
U kunt het wachtwoord invoeren met de knoppen op de projector of op de afstandsbediening.
Het is buitengewoon vervelend als u de wachtwoordbeveiliging inschakelt en vervolgens het wachtwoord vergeet.
Druk de handleiding zo nodig af en noteer er uw wachtwoord in. Bewaar de handleiding op een veilige plaats, zodat u het wachtwoord altijd terug kunt vinden.
Het wachtwoord wordt met sterretjes weergegeven op het scherm wanneer u het invoert.
Wachtwoord veranderen
U wordt gevraagd het huidige wachtwoord in te voeren voordat u het vervangt door een nieuw. Zie "De
wachtwoordbeveiliging gebruiken" op pagina 33 voor meer
informatie.
Bediening54
Zet alle instellingen terug naar de fabrieksinstellingen.
Alle instellingen herstellen
De volgende instellingen worden niet teruggezet: Keystone, Positie, Fase, Projectorpositie,
Hoogtemodus, Lampinstellingen, Beveiliging en Instellingen.

Het menu Informatie

Dit menu geeft de huidige status van de projector aan.
Sommige beeldaanpassingen zijn alleen mogelijk wanneer bepaalde ingangen in gebruik zijn. Aanpassingen die niet beschikbaar zijn, worden niet weergegeven op het scherm.
FUNCTIE BESCHRIJVING
Bron
Projectietoepassing
Resolutie
Kleurensysteem
Lamptimer
Geeft de huidige signaalbron weer.
Geeft de geselecteerde modus in het menu BEELD weer.
Geeft de native resolutie van het ingangssignaal weer.
Geeft de indeling van het video-ingangssysteem weer: NTSC, PAL , S E C A M o f RGB.
Geeft het aantal uur weer dat de lamp is gebruikt.
Bediening 55

Onderhoud

Onderhoud van de projector

De projector heeft maar weinig onderhoud nodig. Wat u regelmatig kunt doen, is de lens schoonmaken en het stoffilter reinigen om oververhitting te voorkomen.
Zie "De lens reinigen" en "Het stoffilter reinigen en vervangen" voor meer informatie.
Verwijder nooit onderdelen van de projector, met uitzondering van de lamp en het stoffilter. Neem contact op met uw leverancier als er andere onderdelen vervangen dienen te worden.

De lens reinigen

Reinig de lens als u vuil of stof op het oppervlak ziet.
Verwijder stof met een fles met gecomprimeerde lucht.
Bij vuil of vlekken gebruikt u papier voor het reinigen van cameralenzen of bevochtigt u een zachte doek met reinigingsvloeistof voor cameralenzen en veegt u het oppervlak van de lens voorzichtig schoon.
Wrijf nooit met schurend materiaal over de lens.

De projectorbehuizing reinigen

Schakel de projector op de correcte manier uit (zie "De projector uitschakelen" op pagina
45) en trek de stekker van het netsnoer uit het stopcontact voordat u de behuizing gaat
reinigen.
Verwijder vuil of stof met een zachte, droge doek zonder rafels.
Voor het verwijderen van hardnekkige vlekken gebruikt u een zachte doek die u hebt bevochtigd met water en een neutraal schoonmaakmiddel. Veeg hiermee de behuizing schoon.
Gebruik nooit was, alcohol, benzine, verdunner of andere chemische schoonmaakmiddelen. Hierdoor kan de behuizing beschadigd raken.

De projector opbergen

Volg de aanwijzingen hieronder als u de projector langere tijd wilt opbergen.
Zorg dat de temperatuur en de luchtvochtigheid van de opslagruimte binnen het aanbevolen bereik voor de projector vallen. Zie "Specificaties" op pagina 67 of neem contact op met uw leverancier voor het bereik.
Schuif de verstelvoetjes in.
Haal de batterijen uit de afstandsbediening.
Verpak de projector in de oorspronkelijke of een soortgelijke verpakking.

De projector vervoeren

Het verdient aanbeveling de projector in de oorspronkelijke of een gelijkwaardige verpakking te vervoeren. Als u de projector zelf draagt, dient u de originele verpakking of de meegeleverde zachte draagtas te gebruiken.
Onderhoud56

Het stoffilter reinigen en vervangen

Het stoffilter moet regelmatig worden gereinigd. Indien u het filter niet reinigt, komt er stof in en is er geen goede ventilatie meer mogelijk. Dit kan leiden tot oververhitting en storingen.
Elke 500 uur zal er gedurende 10 seconden een waarschuwingsbericht (zoals rechts afgebeeld) verschijnen om u eraan te herinneren het filter te reinigen. Druk om het bericht te verwijderen op ENTER op de projector of op de afstandsbediening.
Het filter reinigen
1. Schakel de projector uit en wacht tot de ventilatoren zijn gestopt.
2. Verwijder alle kabels uit de projector.
3. De filterhouder zit aan de achterkant van de projector.
4. Dru k de houd er zacht in de sleuf om de houder los te maken. De houder springt uit de sleuf.
Maak het luchtfilter schoon
Het luchtfilter moet na elke 500 uur gebruikstijd worden schoongemaakt.
Is dit nog niet gebeurd, maak het filter dan schoon of vervang dit.
OK
Filterhouder
5. Trek de filterhouder uit de sleuf.
6. Om het filter te reinigen gebruikt u een klein stofzuigertje dat geschikt is voor computers en andere kantoorartikelen. U kunt ook een zacht borsteltje (zoals een schoon penseel) gebruiken om het stof voorzichtig van het filter te verwijderen. Indien het stof moeilijk te verwijderen is of het filter is gebroken, dient u dit filter te vervangen door het meegeleverde reservefilter. Zie "Het filter vervangen" de volgende pagina.
Onderhoud 57
7. Plaats de filterhouder opnieuw in de sleuf op de projector.
8. Druk op de houder totdat deze vastklikt.
9. Schakel de projector opnieuw in.
Als de houder niet goed is geplaatst, verschijnt er elke drie minuten een waarschuwingbericht zoals rechts weergegeven.
Het bericht wordt 3 keer gedurende 10 seconden weergegeven. Als er niets wordt gedaan,
Vervolgens verschijnt er 1 minuut lang een tweede bericht om te waarschuwen dat de projector wordt uitgeschakeld, zoals hier rechts wordt afgebeeld.
U kunt de filterhouder opnieuw plaatsen voordat de project automatisch wordt uitgeschakeld. Dit betekent dat u 10-11 minuten hebt om de
WAARSCHUWING
Controleer het luchtfilter
Het luchtfilter is niet goed geïnstalleerd. Installeer het opnieuw.
Uitschakelen
Het luchtfilter is niet goed geïnstalleerd. Installeer het opnieuw.
Anders wordt de projector na 60 seconden uitgeschakeld.
OK
filterhouder opnieuw te plaatsen vanaf het moment dat het eerste waarschuwingsbericht op het scherm verschijnt. De projector keert terug naar de normale stand.
Het filter vervangen
Indien het stof moeilijk te verwijderen is of het filter gebroken is, dient u het filter te vervangen.
1. Haal het filter voorzichtig van de houder. Op de randen van de houder zitten kleine plastic staafjes die het filter op zijn plaats houden. Let op dat u de staafjes niet breekt wanneer u het filter verwijdert.
2. Plaats het meegeleverde reservefilter. Zorg dat de staafjes van de houder goed in de gaatjes van het filter zitten.
Plastic staafjes
Onderhoud58

Informatie over de lamp

De gebruiksduur van de lamp berekenen

De gebruiksduur van de lamp (lampuren) wordt automatisch berekend door de ingebouwde timer als de projector wordt gebruikt. De equivalente gebruiksduur wordt als volgt berekend:
Totale (equivalente) gebruiksduur lamp
= 3/4 uur (gebruiksduur in de stand Economisch) + 1 uur (gebruiksduur in de stand Normaal)
Zie "Lampmodus (Normaal)" op pagina 54 voor meer informatie over de economische modus.
De gebruiksduur in de economische modus wordt berekend als 3/4 van die in de normale modus. Als u de projector in de economische modus gebruikt, wordt de gebruiksduur van de lamp dus met een 1/3 verlengd.

Waarschuwingsberichten

Wanneer het waarschuwingslampje van de lamp rood oplicht of wanneer er een bericht in het scherm wordt weergegeven dat aangeeft dat u de lamp dient te vervangen, dient u een nieuwe lamp te installeren of met het apparaat naar uw leverancier te gaan. Een oude lamp kan storing in de projector veroorzaken. In sommige gevallen kan de lamp ontploffen.
De waarschuwingslampjes van de lamp en de temperatuur gaan branden als de lamp te heet wordt. Zet de stroom uit en laat de projector 45 minuten afkoelen. Wanneer deze waarschuwingslampjes nog steeds branden nadat de stroom weer is ingeschakeld, dient u contact op te nemen met uw leverancier. Zie "Lampjes" op pagina 63 voor meer informatie.
De volgende lampwaarschuwingen worden weergegeven om u eraan te herinneren dat u de lamp dient te vervangen.
Bericht Status
WAARSCHUWING
Vervang de lamp
De lamp is langer dan 2800 uur gebruikt. Vervang de lamp wanneer de projectie donkerder wordt.
OK
De totale gebruiksduur van de lamp bedraagt meer dan 2800 uur. Installeer een nieuwe lamp voor optimale prestaties. Als de projector in de economische modus wordt gebruikt (zie
"Lampmodus (Normaal)" op pagina 54), kunt u
het apparaat gebruiken totdat de lampwaarschuwing 2950 uur aangeeft.
WAARSCHUWING
Vervang de lamp onmiddellijk
De lamp is langer dan 2950 uur gebruikt. Vervang de lamp en zet de lamptimer terug op de beginstand.
OK
De totale gebruiksduur van de lamp bedraagt meer dan 2950 uur. U dient een nieuwe lamp te plaatsen om te voorkomen dat de projector wordt uitgeschakeld als de gebruiksduur van de lamp is verstreken.
Het wordt ten zeerste aanbevolen dat u de lamp vervangt. De lamp is een verbruiksartikel. De helderheid van de lamp neemt geleidelijk af naarmate de lamp vaker is gebruikt. Dit is normaal. U kunt de lamp vervangen als de helderheid aanzienlijk is afgenomen. Als dit nog niet is gebeurd, moet u de lamp vervangen als deze 2950 uur in gebruik is geweest.
Onderhoud 59
Lamp is niet meer bruikbaar
De projector wordt uit veiligheidsoverwegingen automatisch uitgeschakeld. Vervang de lamp zo snel mogelijk.
Als dit bericht wordt weergegeven, wordt de projector over 40 seconden uitgeschakeld. De lamp MOET worden vervangen voordat de projector opnieuw normaal functioneert.

De lamp vervangen

Om het risico van een elektrische schok te vermijden, dient u altijd de projector uit te
schakelen en de stekker van het netsnoer uit het stopcontact te verwijderen alvorens u de lamp gaat vervangen.
Om de kans op brandwonden te verkleinen, dient u de projector gedurende ten minste 45
minuten te laten afkoelen alvorens u de lamp vervangt.
Om de kans op verwondingen aan vingers of schade aan onderdelen binnen in de
projector te verkleinen, dient u voorzichtig te werk te gaan wanneer u lampglas verwijdert dat in scherpe stukjes uit elkaar is gespat.
Om de kans op verwondingen aan vingers en/of een slechtere beeldkwaliteit door
aanraking van de lens te verkleinen, mag u uw hand niet in de lege kast steken nadat de lamp is verwijderd.
Deze lamp bevat kwik. Gooi deze lamp bij het klein chemisch afval overeenkomstig de
toepasselijke lokale regelgeving.
1. Schakel het apparaat uit en trek de stekker van de projector uit het stopcontact. Als de lamp heet is, laat u de lamp eerst ongeveer 45 minuten afkoelen om brandwonden te
voorkomen.
2. Keer de projector om. Draai vervolgens de schroeven van het lampdeksel los.
3. Verwijder het deksel.
Schakel de stroom nooit in wanneer het deksel van de lamp is verwijderd.
Onderhoud60
4. Koppel de lampconnector los.
5. Draai de schroeven van de lamp los.
6. Trek aan de handgreep zodat deze rechtop staat. Trek met de handgreep de lamp langzaam uit de projector.
Als u te snel trekt, kan de lamp breken waardoor
glasscherven in de projector terecht kunnen komen.
Plaats de lamp niet binnen het bereik van
kinderen of in de buurt van vloeistoffen en ontvlambare materialen.
Steek uw handen niet in de projector nadat de
lamp is verwijderd. Als u de optische onderdelen in de projector aanraakt, kan dat ongelijke kleurweergave en een vervormde projectie veroorzaken.
7. Houd de nieuwe lamp vast zoals weergegeven in de illustratie en plaats de twee aansluitingen van de lamp in de openingen van de projector. Plaats de lamp vervolgens volledig in de projector.
8. Sluit de lampconnector aan op de projector.
Onderhoud 61
9. Draai de schroeven van de lamp weer vast.
Een losse schroef kan tot een slechte verbinding leiden, met storingen tot gevolg.
Draai de schroef niet te vast.
10. Zorg dat de handgreep volledig vlak ligt en
stevig op zijn plaats zit.
11. Plaats het lampdeksel terug.
12. Draai de schroeven van het deksel weer vast.
Een losse schroef kan tot een slechte verbinding leiden, met storingen tot gevolg.
Draai de schroef niet te vast.
13. Start de projector opnieuw op.
Schakel de stroom nooit in wanneer het deksel van de lamp is verwijderd.
14. Open nadat het startlogo is verschenen, het
schermmenu. Ga naar het menu SYSTEEMINSTELLING: Geavanceerd > Lamptimer herstellen?. Druk op ENTER. De pagina Lampinstellingen verschijnt. Selecteer
WAARSCHUWING
Lamptimer herstellen?
Reset
Annuleren
Lamptimer herstellen. Er verschijnt een waarschuwingsbericht waarin u wordt gevraagd de lamptimer te herstellen. Selecteer Reset en druk op ENTER. De lamptijd wordt op '0' gezet'.
Stel de gebruiksduur van de lamp niet op nul in wanneer de lamp niet is vervangen. Wanneer u dat wel doet, kan dat tot schade leiden.

Informatie over de temperatuur

Als het waarschuwingslampje voor de temperatuur aan is, wordt u gewaarschuwd voor een van de volgende mogelijke problemen:
1. De binnentemperatuur is te hoog opgelopen.
2. De ventilatoren werken niet.
Zet de projector uit en neem contact op met een bevoegd technicus voor verdere hulp. Raadpleeg "Lampjes" op pagina 63 voor meer informatie.
Onderhoud62

Lampjes

Illustratie
Leeg -: lampje UIT
•: lampje knippert
•: lampje AAN
Lampje Status & beschrijving
Power Temp Lamp
Situaties gerelateerd aan de stroomtoevoer
O O O
O
G
G
O
O
Situaties gerelateerd aan de lamp
O
--
--
--
--
--
-
--
De projector is zojuist aangesloten op een stopcontact.
Stand-bymodus
Opstarten.
Normale werking.
1. De projector dient 90 seconden af te koelen omdat deze niet op de normale manier is afgesloten, zonder het normale afkoelproces. Of
2. De projector dient 90 seconden af te koelen nadat de stroom is uitgeschakeld.
De projector is automatisch afgesloten. Als u de projector opnieuw probeert te starten, wordt deze opnieuw afgesloten. Neem contact op met uw leverancier voor hulp.
De projector is automatisch afgesloten. Als u de projector opnieuw probeert te starten, wordt deze opnieuw afgesloten.
R
Neem contact op met uw leverancier voor hulp.
1. De projector dient 90 seconden af te koelen. Of
2. Neem contact op met uw leverancier voor hulp.
R
O: oranje lampje
R: rood lampje
G: groen lampje
Onderhoud 63
Lampje Status & beschrijving
Power Te mp Lamp
Situaties gerelateerd aan de temperatuur
--
R
-
R R
-
R G
R O
R
R
R
G
G
G
O
O
O
-
-
R R
R G
R O
R R
R G
R O
R R
R G
R O
G R
G O
De projector is automatisch afgesloten. Als u de projector opnieuw probeert te starten, wordt deze opnieuw afgesloten. Neem contact op met uw leverancier voor hulp.
Onderhoud64

Probleemoplossing

U kunt de projector niet inschakelen
Oorzaak Oplossing
Stop het ene uiteinde van het netsnoer in de netsnoeraansluiting op de projector en het
Het netsnoer levert geen stroom.
De projector werd aangezet tijdens het afkoelen.
Geen beeld
Oorzaak Oplossing
De videobron is niet ingeschakeld of niet correct aangesloten.
De projector is niet correct aangesloten op de invoerbron.
Het ingangssignaal is verkeerd geselecteerd.
De lensdop zit nog op de lens. Verwijder de lensdop.
De digitale videobron die op de DVI-ingang is aangesloten, is mogelijk compatibel met HDCP.
Onscherp beeld
Oorzaak Oplossing
De projectielens is niet correct scherpgesteld.
De projector en het scherm staan scheef.
De lensdop zit nog op de lens. Verwijder de lensdop.
andere uiteinde in het stopcontact. Zorg dat het stopcontact is ingeschakeld (indien van toepassing).
Wacht tot de projector volledig is afgekoeld.
Schakel de videobron in en controleer of de signaalkabel correct is aangesloten.
Controleer de aansluiting.
Selecteer het correcte ingangssignaal met de knop Source (Bron) op de projector of de afstandsbediening.
U kunt deze aansluiten via een analoge ingang, zoals componentvideo, S-video, of composietvideo.
Pas de scherpstelling van de lens aan met de focusring.
Pas de projectiehoek, -richting en -hoogte van de projector aan indien nodig.
De afstandsbediening werkt niet
Oorzaak Oplossing
De batterijen zijn leeg. Vervang de batterijen.
Er bevindt zich een voorwerp tussen de afstandsbediening en de projector.
U bevindt zich te ver van de projector.
Verwijder het voorwerp.
Ga niet verder dan 6 meter van de projector staan.
Probleemoplossing 65
Het geprojecteerde computerbeeld is te groot voor het scherm of lijkt te zijn afgesneden
Oorzaak Oplossing
De resolutie van de computer komt niet overeen met de resolutie van de projector.
De externe beeldscherminstelling van de computer is vergrendeld op 640 x
480.
1. Controleer of de instellingen voor horizontale en verticale positie in het beeldmenu juist zijn.
2. Stel de externe weergaveresolutie van de computer hetzelfde in als de eigen resolutie van de projector (1024 x 768 voor de MP770). Selecteer als deze optie niet beschikbaar is, een van de compatibele opties onder
"Ondersteunde timing voor pc-ingang (ook DVI-I)" op pagina 68.
3. Controleer of uw presentatiebestanden voor een andere resolutie zijn gemaakt.
Mijn Windows Media Player-programma werkt uitstekend op mijn computer, maar het filmscherm is donker op mijn projector, terwijl de Media Player-toe­passingen correct worden weergegeven
Oorzaak Oplossing
Wijzig de beeldscherminstellingen. Klik op Start > Control Panel (Configuratiescherm) > Display (Beeldscherm) > Settings (Instellingen) > Advanced (Geavanceerd) >
Display (Beeldscherm). Zie de handleiding Het externe beeldscherm van de computer is ingesteld als secondair beeldscherm.
van uw computer voor informatie als u via de
bovengenoemde instructies de
beeldscherminstellingen niet kunt vinden. Stel
de CRT-monitor in op Primary (Primair) en het
notebookscherm op Secondary (Secondair).
U ziet het filmscherm op filmscherm op het
projectorbeeld, terwijl het filmscherm van het
notebook donker is.
De muisfunctie op afstand werkt niet
Oorzaak Oplossing
Controleer de aansluiting. Zie "Een computer
aansluiten" op pagina 23 voor meer
De USB-kabel is niet goed op de projector of op de computer aangesloten.
Probleemoplossing66
informatie.
Controleer als de muis nog steeds niet werkt,
het stuurprogramma van de muis. Zie voor
meer informatie de documentatie van de
muis.

Specificaties

Projectorspecificaties

Alle specificaties kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Optische specificaties
Resolutie 1024 x 768 XGA Weergavesysteem 1-CHIP DMD Lens F/waarde F = 2,6 tot 2,77, f = 20,4 tot 23,5 mm Lamp Lamp van 220 W
Elektrische specificaties
Stroomtoevoer 100–240 V AC, 1,5 – 3,2 A, 50/60 Hz (automatisch) Stroomverbruik 320 W (max); 15 W (stand-by)
Mechanische specificaties
Gewicht 2,99 kg
Ingangen
Computeringang RGB-ingang D-sub 15-pins (contrastekker) x 1 DVI-I-ingang (met gebruik van DVI-A-signaal) Videosignaalingang S-VIDEO Mini DIN 4-pins poort x 1 VIDEO RCA-aansluiting x 1 SD/HDTV-signaalingang Analoog - D-Sub naar Component-RCA-stekker x 3
Audiosignaalingang Audio-ingang Stereoministekker x 1
Uitgang
RGB-uitgang D-sub 15-pins (contrastekker) x 1 Audiosignaaluitgang Mini-aansluiting stereopoort Luidspreker (gemengd monogeluid) 2 watt x 1
Besturing
USB-muisbesturing A/B-serie x 1 Seriële besturing RS-232 Mini DIN 9-pins x 1
Omgevingsfactoren
Bedrijfstemperatuur 0 °C - 40 °C op zeeniveau Relatieve vochtigheid in bedrijf 10% - 90% (zonder condens) Bedrijfshoogte 0 – 914 m bij 0 °C – 40 °C
(met gebruik van RGB-signaal)
Digitaal – DVI (alleen HDTV)
914 – 1829 m bij 0 °C – 30 °C
1829 – 3048 m bij 0 °C – 23 °C
Specificaties 67

Timing-diagram

Ondersteunde timing voor pc-ingang (ook DVI-I)

Horizontale
Resolutie
frequentie (kHz)
640 x 400 31,47 70,089 25,176 640 x 400_70
640 x 480
800 x 600
1024 x 768
1280 x 1024 63,981 60,020 108,000 SXGA_60
31,469 59,940 25,175 VGA_60 37,861 72,809 31,500 VGA_72 37,500 75,000 31,500 VGA_75 43,269 85,008 36,000 VGA_85 37,879 60,317 40,000 SVGA_60 48,077 72,188 50,000 SVGA_72 46,875 75,000 49,500 SVGA_75 53,674 85,061 56,250 SVGA_85 48,363 60,004 65,000 XGA_60 56,476 70,069 75,000 XGA_70 60,023 75,029 78,750 XGA_75 68,667 84,997 94,500 XGA_85
Verticale frequentie (Hz)
Pixel frequentie (MHz)
Modus
Ondersteunde timing voor Component-YP
Signaalformaat
480i (525i) bij 60 Hz 15,73 59,94
480p (525p) bij 60 Hz 31,47 59,94
576i (625i) bij 50 Hz 15,63 50,00 576p (625p) bij 50 Hz 31,25 50,00 720p (750p) bij 60 Hz 45,00 60,00 720p (750p) bij 50 Hz 37,50 50,00
1080i (1125i) bij 60 Hz 33,75 60,00 1080i (1125i) bij 50 Hz 28,13 50,00
Horizontale frequentie (kHz)
bPr -ingang
Verticale frequentie (Hz)

Ondersteunde timing voor video- en S-Video-ingang

Horizontale
Videomodus
frequentie (kHz)
NTSC 15,73 60 3,58
PAL 15,63 50 4,43
SECAM 15,63 50 4,25 of 4,41
PAL-M 15,73 60 3,58 PAL-N 15,63 50 3,58
PAL-60 15,73 60 4,43
NTSC4.43 15,73 60 4,43
Verticale frequentie (Hz)
Frequentie kleursubdrager (MHz)
Specificaties68

Afmetingen

298 mm (B) x 94 mm (H) x 230 mm (D)
Eenheid: mm
298
230
94
Specificaties 69

Garantie

Beperkte garantie

De garantie van BenQ voor dit product heeft betrekking op productie- en materiaalfouten die zich bij normaal gebruik van het apparaat manifesteren.
Wanneer u een beroep wilt doen op de garantie, dient u een geldig aankoopbewijs te kunnen overleggen. Wanneer dit product tijdens de garantieperiode defect raakt, is BenQ alleen verplicht de defecte onderdelen te vervangen (inclusief arbeidsloon). Om in geval van een defect reparatie- of servicewerkzaamheden te laten uitvoeren die onder de garantie vallen, dient u zich zo snel mogelijk te wenden tot de leverancier bij wie u het product hebt gekocht.
Belangrijk: de bovenstaande garantie vervalt wanneer de klant heeft nagelaten het product te gebruiken overeenkomstig de schriftelijke instructies van BenQ, in het bijzonder de instructies inzake de gebruiksomstandigheden. De vochtigheid moet tussen 10% en 90% liggen, de temperatuur tussen 0 °C en 40 °C en de projector mag niet worden gebruikt op stoffige plaatsen of op plaatsen hoger dan 3048 m. Deze garantie verleent de koper van het apparaat bepaalde rechten, evenals het zogenaamde consumentenrecht, dat echter per land kan verschillen.
Ga voor meer informatie naar support.BenQ.com
.
Garantie70

Voorschriften

FCC-verklaring

KLASSE B: deze apparatuur genereert en gebruikt radiofrequentie-energie en kan deze uitstralen en kan, indien niet geïnstalleerd en gebruikt volgens de instructies, schadelijke interferentie van radiocommunicatie veroorzaken. Er is echter geen garantie dat er geen interferentie zal optreden in specifieke installaties. Als deze apparatuur schadelijke interferentie aan radio- of televisieontvangst veroorzaakt, wat kan worden vastgesteld door de apparatuur in en uit te schakelen, kan de gebruiker proberen de interferentie met behulp van een of meer van de volgende maatregelen te corrigeren:
— Richt de ontvangstantenne anders of verplaats deze. — Vergroot de afstand tussen het apparaat en de ontvanger. — Sluit de apparatuur aan op een stopcontact dat tot een ander circuit behoort dan dat
van de ontvanger.
— Raadpleeg de leverancier of een ervaren radio-/televisiemonteur.

EU-verklaring

Dit apparaat is getest op conformiteit met richtlijn 89/336/EEG (Europese Economische Gemeenschap) voor EMC (elektromagnetische compatibiliteit) en voldoet aan de eisen die deze richtlijn stelt.

MIC-verklaring

Klasse B-apparatuur (apparatuur voor privé-informatie/telecommunicatie)
Dit apparaat heeft de EMC-registratie voor privé-doeleinden doorlopen en kan overal worden gebruikt; ook in woonwijken.

WEEE-richtlijn

Regels betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur voor gebruikers van particuliere huishoudens.
Dit symbool geeft aan dat het product niet met het huishoudelijke afval kan worden aangeboden. U moet uw afgedankte apparatuur inleveren bij de diensten die de terugname en het recyclen van elektrische en elektronische apparatuur organiseren. Neem voor meer informatie over het recyclen van deze apparatuur contact op met de plaatselijke autoriteiten, de winkel waar u het apparaat hebt gekocht of uw afvaldienst. Door het recyclen van de materialen worden natuurlijke hulpbronnen behouden en helpt u de natuur en de volksgezondheid te beschermen.
Voorschriften 71
Loading...