Behringer DDM4000 User Manual [nl]

Handleiding
A50-16721-00001
DIGITAL PRO MIXER DDM4000
DIGITAL PRO MIXER DDM4000
2
Belangrijke veiligheidsvoorschriften
Verwijder in geen geval de bovenste afdekking (van het + achterste gedeelte) anders bestaat er gevaar voor een elektrische schok. Het apparaat bevat geen te onder­houden onderdelen. Reparatiewerkzaamheden mogen
uitsluitend door gekwali ceerd personeel uitgevoerd
worden.
Om het risico op brand of elektrische schokken te + beperken, dien je te voorkomen dat dit apparaat wordt blootgesteld aan regen en vocht. Het apparaat mag niet worden blootgesteld aan neerdruppelend of opspattend water en er mogen geen met water gevulde voorwerpen – zoals een vaas – op het apparaat worden gezet.
Dit symbool wijst je er altijd op dat er niet-geïso­leerde gevaarlijke spanning binnen de behuizing aanwezig is – deze spanning is voldoende om gevaar voor elektrische schok op te leveren.
Dit symbool wijst je altijd op belangrijke bedienings
- en onderhoudsvoorschriften in de bijbehorende documenten. Wij vragen je dringend de handlei­ding te lezen.
Lees deze voorschriften.1)
Bewaar deze voorschriften.2)
Neem alle waarschuwingen in acht.3)
Volg alle voorschriften op.4)
Gebruik dit apparaat niet in de buurt van water.5)
Reinig het uitsluitend met een droge doek.6)
Let erop geen van de ventilatie-openingen te bedekken. 7) Plaats en installeer het volgens de voor-schriften van de fabrikant.
Het apparaat mag niet worden geplaatst in de buurt van 8) radiatoren, warmte-uitlaten, kachels of andere zaken (ook versterkers) die warmte afgeven.
Maak de veiligheid waarin door de polarisatie- of aardings-9) stekker wordt voorzien, niet ongedaan. Een polarisatie­stekker heeft twee bladen, waarvan er een breder is dan het andere. Een aardingsstekker heeft twee bladen en een derde uitsteeksel voor de aarding. Het bredere blad of het derde uitsteeksel zijn er voor uw veiligheid. Mocht de geleverde stekker niet in je stopcontact passen, laat het contact dan door een elektricien vervangen.
Om beschadiging te voorkomen, moet de stroomleiding 10) zo gelegd worden dat er niet kan worden over gelopen en dat ze beschermd is tegen scherpe kanten. Zorg zeker voor voldoende bescherming aan de stekkers, de verlengkabels en het punt waar het netsnoer het apparaat verlaat.
Het toestel moet altijd met een intacte aarddraad aan het 11) stroomnet aangesloten zijn.
Wanneer de stekker van het hoofdnetwerk of een appa-12) raatstopcontact de functionele eenheid voor het uitscha­kelen is, dient deze altijd toegankelijk te zijn.
Gebruik uitsluitend door de producent gespeci ceerd 13) toebehoren c.q. onderdelen.
Gebruik het apparaat uitsluitend in combinatie met de 14) wagen, het statief, de driepoot, de beugel of tafel die door de producent is aangegeven, of die in combinatie met het apparaat wordt verkocht. Bij gebruik van een wagen dient men voorzichtig te zijn bij het verrijden van de combinatie wagen/apparaat en letsel door vallen te voorkomen.
Bij onweer en als u het apparaat langere tijd niet gebruikt, 15) haal je de stekker uit het stopcontact.
Laat alle voorkomende reparaties door vakkundig en 16) bevoegd personeel uitvoeren. Reparatiewerk-zaamheden zijn nodig als het toestel op enige wijze beschadigd is ge­raakt, bijvoorbeeld als de hoofd-stroomkabel of -stekker is beschadigd, als er vloeistof of voorwerpen in terecht zijn gekomen, als het aan regen of vochtigheid heeft bloot-gestaan, niet normaal functioneert of wanneer het is gevallen.
Deze onderhoudsinstructies zijn uitsluitend bedoeld +
voor gekwali ceerd onderhoudspersoneel. Om elektri-
sche schokken te voorkomen, mag je geen andere on­derhoudshandelingen verrichten dan in de bedienings­instructies vermeld staan. Reparatiewerkzaamheden
mogen alleen uitgevoerd worden door gekwali ceerd
onderhoudspersoneel.
DIGITAL PRO MIXER DDM4000
3
Inhoudsopgave
1. Inleiding ............................................................................... 4
1.1 Voordat je begint .......................................................... 4
1.1.1 Levering .............................................................. 4
1.1.2 Ingebruikneming ................................................. 4
1.1.3 On line-registratie ............................................... 4
2. Bedieningselementen en aansluitingen ........................... 5
2.1 De stereokanalen 1 tot 4 .............................................. 6
2.2 Het microfoonkanaal .................................................... 6
2.3 De crossfader-sectie .................................................... 7
2.4 De main- en phones-sectie .......................................... 8
2.5 De BPM- en effectsectie .............................................. 8
2.6 De sampler ................................................................... 9
2.7 De ingangen op de achterzijde .................................... 9
2.8 De uitgangen op de achterzijde ................................. 10
2.9 Stroomaansluiting en power-schakelaar .................... 10
2.10 Bedradingsvoorbeeld ................................................11
3. Bediening .......................................................................... 12
3.1 De Console Setup ...................................................... 12
3.1.1 Keuzelijsten in het display ................................ 12
3.2 Bediening van de stereokanalen ................................ 12
3.2.1 De EQ-modi: SINGLE en MULTI ...................... 12
3.2.2 De Channel setup ............................................. 13
3.3 Bediening van het microfoonkanaal ........................... 13
3.3.1 De Mic setup ..................................................... 13
3.3.2 De Talk setup .................................................... 15
3.4 Bediening van de crossfader...................................... 15
3.4.1 De crossfader-modi: KILL en X-OVER ............. 15
3.4.2 De Crossfader setup ......................................... 15
3.4.3 Bounce to MIDI Clock ....................................... 15
3.5 Bediening van de Main-sectie .................................... 16
3.5.1 De Ultramizer .................................................... 16
3.5.2 User Settings laden en opslaan ........................ 16
3.6 Bediening van de Phones-sectie................................ 16
4. De BPM- en effectsectie ................................................... 17
4.1 De effectsectie ........................................................... 17
4.1.1 Signaalbron kiezen ........................................... 17
4.1.2 Effect activeren ................................................. 17
4.1.3 Een effect kiezen .............................................. 17
4.1.4 Effectbeschrijvingen .......................................... 18
4.1.5 Effecten bewerken ............................................ 19
4.1.6 De BPM synchroniseerbare effectparameters .. 19
4.1.7 De FX setup ...................................................... 19
4.2 De BPM Counter ........................................................ 20
4.3 De MIDI Clock ............................................................ 20
5. De sampler ........................................................................ 21
5.1 Samples opnemen ..................................................... 21
5.2 Samples afspelen/weergeven .................................... 21
5.2.1 De Insert-functie ............................................... 21
5.2.2 Reverse- en Loop-weergave ............................ 21
5.2.3 Crossfader Start ................................................ 22
5.2.4 Pitch Bend ........................................................ 22
5.3 Het sampler-effect ...................................................... 22
6. Verdere instellingen ......................................................... 22
6.1 Werkinstellingen laden ............................................... 22
6.2 De Output setup ......................................................... 22
6.3 Display-contrast instellen ........................................... 22
7. De DDM4000 als MIDI Controller ..................................... 23
7.1 Het MIDI-protocol ....................................................... 23
7.2 Algemene MIDI-instellingen ....................................... 23
7.2.1 Istelling van het MIDI-kanaal ............................ 23
7.2.2 Zenden van een MIDI-dump ............................. 23
7.3 Microfoonkanaal, sampler en crossfader als
MIDI Controller congureren ...................................... 23
7.4 Stereokanalen als MIDI Controller congureren ........ 23
8. Installatie ........................................................................... 24
9. Technische Gegevens ...................................................... 24
10. Bijlage .............................................................................. 25
DIGITAL PRO MIXER DDM4000

Inleiding4

Inleiding1.
Hartelijk gefeliciteerd! Met de DDM4000 ben je in het bezit van een DJ-mixer, waarmee je je tijd ver vooruit bent. De DDM4000 is een eersteklas digitale 32-bit DJ-mixer met talrijke creatieve functies, die evenwel dankzij een intuïtieve gebruikersinterface meteen een­voudig bediend kan worden. Met functies als bewerken, opslaan en oproepen van instellingen ben je direct vertrouwd.
Sluit je turntables en CD/MP3 Player aan aan de vier stereokana­len met volledig te programmeren EQs en Kill-schakelaars. Beleef
ultieme exibiliteit met BPM-synchroniseerbare effectmodules,
twee zeer precieze BPM counters en een digitale crossfader met instelbare curvenaanpassing. Met de super-coole BPM-synchro­niseerbare samplers met real time pitch-controle zoals loop- en
reversefuncties breng je de danceoor aan de kook.
De volgende handleiding moet je eerst met de bedie- + ningselementen van het apparaat vertrouwd maken, zo­dat je alle functies leert kennen. Nadat je de handleiding zorgvuldig hebt gelezen, moet je die bewaren, om die, wanneer het nodig is, altijd weer te kunnen nalezen.
Voordat je begint1.1

Levering1.1.1

Je product is in de fabriek zorgvuldig verpakt om een veilig trans­port te waarborgen. Indien de verpakking toch beschadigingen vertoont, controleer het apparaat dan onmiddellijk op uiterlijke schade.
Stuur het apparaat bij eventuele beschadigingen NIET + naar ons terug, maar neem onmiddellijk contact op met de winkel en het transportbedrijf, omdat anders uw aan­spraak op schadevergoeding kan vervallen.
Om een optimale bescherming van je apparaat tijdens + het gebruik en het transport te garanderen raden wij je aan om een koffer te gebruiken.
Gebruik altijd de originele doos om schade bij opslag + en verzending te vermijden.
Laat kinderen niet zonder toezicht met het apparaat of + verpakkingsmateriaal omgaan.
Neem de milieuvoorschriften in acht bij het weggooien + van het verpakkingsmateriaal.

Ingebruikneming1.1.2

Zorg voor voldoende ventilatie en zet het apparaat niet in de buurt van een verwarming, om oververhitting te voorkomen.
Voordat je het apparaat op het stroomnet aansluit, dien + je eerst zorgvuldig na te gaan of je apparaat op de juiste voedingsspanning is ingesteld:
De zekeringhouder aan de bus voor de netaansluiting heeft 3 driehoekige markeringen. Twee van deze driehoeken staan recht tegenover elkaar. Je apparaat is op de naast deze markeringen staande bedrijfsspanning ingesteld en kan worden omgeschakeld door de zekeringhouder 180° te draaien. LET OP: Dit geldt niet voor exportmodellen, die bijv. alleen voor een netspanning van 120 V zijn ontworpen! De precieze positie van de zekeringhouders tref je aan in afbeelding 2.9.
Wanneer het apparaat op een andere netspanning + wordt ingesteld, dient er een andere zekering te worden
geplaatst. De specicaties vindt je in het hoofdstuk
"Technische Gegevens".
De verbinding met het lichtnet komt tot stand d.m.v. de meegele­verde voedingskabel met koudapparaataansluiting, die overeen­stemt met de vereiste veiligheidsbepalingen.
Let er alstublieft op, dat alle apparaten geaard dienen + te zijn. Voor je eigen veiligheid dien je in geen geval de aarding van de apparaten, resp. de voedingskabel, te verwijderen of onklaar te maken. Het toestel moet altijd met een intacte aarddraad aan het stroomnet aangesloten zijn.
Belangrijke aanwijzingen voor de
Installatie
In de buurt van sterke radiozenders en hoog-frequente + bronnen kan er een negatieve beïnvloeding van de ge­luidskwaliteit ontstaan. Maak de afstand tussen zender en apparaat groter en gebruik afgeschermde kabels voor alle aansluitingen.

On line-registratie1.1.3

Registreer je nieuw BEHRINGER-apparaat na aankoop zo snel mogelijk op onze website www.behringer.com (respectievelijk www.behringer.nl) en lees de garantievoorwaarden aandachtig door.
BEHRINGER geeft een jaar koopdatum, op materiaal- en productiefouten. Zo nodig kun je de garantievoorwaarden in de Nederlandse taal op onze website onder http://www.behringer.com opvragen of telefonisch onder +49 2154 9206 4131 opvragen.
Mocht je product van BEHRINGER defect raken, willen wij het zo snel mogelijk repareren. Neemt in dat geval direct contact op met de BEHRINGER-leverancier waar je het apparaat gekocht hebt. Als je BEHRINGER-leverancier niet bij je in de buurt gevestigd is, kunt je ook direct contact opnemen met een van onze vestigingen. Op de originele verpakking van het apparaat vindt je een lijst met de adressen van onze BEHRINGER-vestigingen (Global Contact Information/European Contact Information).
Als er voor je land geen contactadres vermeld is, kun je contact opnemen met de dichtstbijzijnde importeur. Onder het kopje Support op onze website www.behringer.com kun je ook de con­tactadressen vinden.
Als je apparaat, samen met de aankoopdatum, bij ons gere­gistreerd is, wordt het afhandelen van je garantieaanspraken aanmerkelijk eenvoudiger.
Hartelijk dank voor je medewerking!
1
garantie, gerekend vanaf de aan-
Attentie!
We willen je erop wijzen, dat sterke volumes het gehoor + beschadigen en/of koptelefoon of luidspreker kunnen beschadigen. Draai de OUTPUT-regelaar zo ver mogelijk naar links, voor je het apparaat inschakelt. Let steeds op een passend volume.
Doorgebrande zekeringen moeten onverwijld vervan- + gen worden door zekeringen met de correcte waarde! De correcte waarde vindt je in hoofdstuk "Technische Gegevens". Schakel het apparaat uit en trek de stekker uit het stopcontact, voordat je de zekering vervangt, om een elektrische schok te voorkomen.
1) Voor klanten binnen de Europese Unie kunnen er hiervoor andere bepalingen geldig zijn. Verdere informatie is voor EU-klanten via de BEHRINGER Support Duitsland verkrijgbaar.
DIGITAL PRO MIXER DDM4000
Bedieningselementen en aansluitingen 5

Bedieningselementen en aansluitingen2.

Dit hoofdstuk beschrijft de verschillende bedieningselementen en aansluitingen van de DDM4000. Voor een beter overzicht hebben we de mixer in verschillende functieblokken onderverdeeld. Ieder blok wordt in een eigen subhoofdstuk (2.1 tot 2.9) gedetailleerd uitgelegd.
2.1 De stereokanalen 1 tot 4
2.2 Het microfoonkanaal
2.3 De crossfader-sectie
2.4 De main/phones-sectie
2.5 De BPM- en effectsectie
2.6 Het microfoonkanaal
2.7 De ingangen op de achterzijde
2.8 De ingangen op de achterzijde
2.9 Stroomaansluiting en power-schakelaar
De DDM4000 in het overzichtAfb. 2.0:
DIGITAL PRO MIXER DDM4000
Bedieningselementen en aansluitingen6
2
4
7
8
10
9
6
5
3
1

De stereokanalen 1 tot 42.1

De [11] GAIN-regelaar dient voor het op niveau brengen van het microfoonsignaal, dat op de MIC 1-ingang zit.
Met deze schakelaar kies je de signaalbron, die op de [12] niveauaanduiding [13] getoond moet worden. IN VU toont het onbewerkte ingangsniveau: dit helpt bij het op niveau brengen van de microfoonsignalen. XMC VU toont het niveau achter de ULTRAMIC-processor.
De LED-keten van 7 cijfers toont het ingangsniveau van het [13] microfoonkanaal.
StereokanaalgroepenAfb. 2.1:
Met de ingangskanaalschakelaar kun je tussen twee signaal-{1} bronnen schakelen. Kies je line, dan wordt het signaal van de line-ingang [67] hoorbaar. Bij phono/line is de signaalbron van de phono/line-ingang [68] hoorbaar.
De {2} GAIN-regelaar dient voor het instellen van het niveau van het ingangssignaal. Het actuele niveau wordt op de niveauaanduiding {3} getoond.
De LED-keten van 7 cijfers toont het ingangsniveau.{3} Ieder ingangskanaal bezit een 3-band equalizer ({4} HIGH, MID
en LOW) met Kill-karakteristiek. Maximale verhoging: 12 dB, maximale verlaging: -? dB (Kill). Met de Kill-karakteristiek kan het frequentiebereik volledig weggedraaid worden. Wanneer alle EQ-banden helemaal naar links gedraaid zijn, is geen signaal meer hoorbaar. In de Channel Setup (zie hoofdst. 3.2.2) kunnen alle EQ-parameters bewerkt worden.
De {5} MODE-taster schakelt de functionaliteit van de preset- taster {6} tussen Multi en Single om (zie hoofdst. 3.2.1).
De preset-tasters {6} P1, P2, P3 dienen voor het opslaan en oproepen van de equalizer-presets (zie hoofdst. 3.2.1). In de inschakeltoestand zijn deze tasters door een maximale verla­ging in de Single modus in beslag genomen (Kill-functie).
Druk op ,de {7} PFL-taster, om het signaal van dit kanaal in de koptelefoon voor te beluisteren.
Met de fader stel je het kanaalvolume in.{8} Met de {9} CURVE-schakelaar verander je het regelkarakter van
de fader: In de SOFT-modus regelt de fader het volume in het bovenste bereik langzamer, in het onderste bereik neemt dit bij gelijkmatige fader-beweging sneller af. In de SHARP­modus regelt de fader het volume in het bovenste derde deel sneller, in het onderste bereik neemt dit langzamer af. In de MID-modus regelt de fader het volume in ieder bereik gelijkmatig (lineair). Uiteraard kan bij het omschakelen een volumeverschil ontstaan. Gebruik deze schakelaar daarom niet wanneer de muziek loopt!
Met de [10] CF ASSIGN-taster bepaal je, op welke zijde van de crossfader [20] (A of B) het signaal moet komen.
In het microfoonkanaal bevindt zich een 3-band equalizer [14] (HIGH, MID en LOW). Het regelbereik bedraagt +/-12 dB. In de Mic Setup (zie hoofdst. 3.2.1) kunnen alle EQ-parameters bewerkt worden.
Met de [15] ON/OFF-taster wordt het microfoonkanaal aan- en uitgeschakeld.
Met een druk op de [16] MIC SETUP-taster opent zich het Mic Setup-menu in het display. Hier kun je instellingen voor de equalizer, de Ultramic-processor en de MIC FX (effectpro­cessor) uitvoeren (zie hoofdst. 3.3.1).
De [17] XMC ON-taster activeert de Ultramic-processor, die over een 2-band-compressor incl. expander beschikt. Ultramic-instellingen kunnen in de Mic Setup onder uitge­voerd worden.
De [18] MIC FX ON-taster activeert de microfoon-effectprocessor. In de Mic Setup wordt het effect gekozen.
De [19] TALK ON-taster activeert de talkover-functie. Deze zorgt ervoor, dat het volume van de muziek verlaagd wordt, zodra jij in de microfoon praat. Deze functie is zeer nuttig en heeft tot doel, dat je stem bij het aankondigen niet in de muziek ondergaat. In de Talk Setup (zie hoofdst. 3.3.2) kun je alle relevante instellingen uitvoeren.

Het microfoonkanaal2.2

Het microfoonkanaalAfb. 2.2:
DIGITAL PRO MIXER DDM4000
Bedieningselementen en aansluitingen 7

De crossfader-sectie2.3

De crossfader-sectieAfb. 2.3:
De verwisselbare crossfader dient voor het faden van de [20] signalen, die de crossfader-zijden A en B toegewezen zijn. De toewijzing van de stereokanalen en de sampler vindt plaats met de CF Assign-tasters [10] resp. [65].
De [21] CF ON-taster activeert de crossfader. Wanneer deze taster niet ingedrukt is, komen de signalen van de aparte kanalen direct op de main-uitgangen.
Op beide zijden van de crossfader zijn drie Kill-tasters ([22] HIGH, MID en LOW), die een complete verlaging resp. uitschakelen van het betreffende frequentiebereik mogelijk maken. In de Crossfader Setup (zie hoofdst. 3.4.2) kan een speciale X­OVER modus geactiveerd worden, die de functionaliteit van de crossfader in verbinding met de Kill-tasters aanzienlijk vergroot. Meer daarover in hoofdstuk 3.4.1.
Een druk op de [23] FULL FREQ-taster heft alle verlagingen van de KILL EQ [22] weer op.
Met de [24] CURVE-regelaar kun je het regelgedrag van de crossfader traploos veranderen.
Met de REVERSE-functie kun je de werkrichting van de crossfa­der omkeren. Op deze manier kun je bliksemsnel tussen kanaal A en B wisselen.
REVERSE HOLD[25] brengt een bestendige reverse-functie teweeg. De crossfader regelt nu de zijden A en B omgekeerd, d.w.z. A ligt rechts en B links.
REVERSE TAP[26] brengt een kortstondige reverse-functie teweeg, d.w.z. A en B zijn zo lang verwisseld, als de TAP­taster ingedrukt wordt.
Met de BOUNCE TO MIDI CLOCK-functie wordt een automatisch, snel overvloeien van de crossfader in het ritme van de muziek (“Bouncing”) gerealiseerd. Als referentie voor de Bounce-snelheid dient de MIDI Clock.
Met een druk op de [27] BOUNCE TO MIDI CLK-taster start je het Bouncing. Zodra je op deze toets hebt gedrukt, springt het signaal voortdurend van A naar B en terug, en wel in het met de BEAT-tasters [28] voorgeselecteerde ritme.
Met de [28] BEAT-tasters kies je de Bounce-snelheid. Deze kan tussen één en 16 beats bedragen.
Deze LEDs tonen het gekozen aantal beats.[29]
Een uitvoerige beschrijving van deze functie tref je aan + in hoofdstuk 3.4.3.
DIGITAL PRO MIXER DDM4000
Bedieningselementen en aansluitingen8

De main- en phones-sectie2.4

De main- en phones-sectieAfb. 2.4:
MAIN OUTPUT:
De [30] OUTPUT A-regelaar bepaalt het volume op de uitgang A ([73]).
Voor het regelen van het stereopanorama is er voor de [31] uitgang A een BALANCE-regelaar.
De [32] OUTPUT B-regelaar bepaalt het volume op de uitgang B ([74]).
De sterk scheidende, van 22 cijfers voorziene [33] OUTPUT LEVEL-aanduiding toont het niveau van het uitgangssignaal op de OUTPUT A.
ULTRAMIZE ON/OFF-[34] taster: De Ultramizer is een effect, dat door dynamische compressie de luidheid en het toe­passingsvermogen verhoogt. In de Ultramizer Setup (zie hoofdst. 3.5.1) kun je de ultramizer bewerken.
Met de [35] LOAD-taster kun je de gebruikersinstellingen van de hele mixer (User Setting) laden. Bij het inschakelen van het apparaat wordt altijd de setting geladen, die op het moment van uitschakelen actief was. Voor het opslaan en laden van User Settings zie hoofdst. 3.5.2.
PHONES:
Sluit een koptelefoon aan aan de [36] PHONES-bus ((6,3-mm- stereojacket).
De [37] OUTPUT-regelaar bepaalt het volume in de koptele- foon.
Met de [38] MIX-regelaar bepaal je de balans tussen PFL- en PGM-signaal (PFL = Pre Fader listening, faderonafhankelijk vooraf beluisteren van aparte kanalen; PGM = Programme, Mastersignal). Bij een aanslag links hoor je uitsluitend het PFL-signaal, bij een aanslag rechts alleen het mastersignaal. In de posities daar tussenin kan een mix uit beide signalen ingesteld worden.
De [39] PUNCH EQ dient als hulp bij het synchroniseren van twee tracks. Je kunt je daarbij oriënteren op de snare en/of bas­sdrum. Druk op de SNARE of BASS-taster, om de gewenste signaalaandelen in de koptelefoon te accentueren.
Wanneer de [40] SPLIT-taster ingedrukt is, ligt het signaal voor vooraf beluisteren (PFL) alleen in de linker hoorn van de koptelefoon, het mastersignaal (PGM) alleen in de rechter.

De BPM- en effectsectie2.5

BPM Counter en effectsectie (hier: FX1)Afb. 2.5:
De DDM4000 beschikt over 2 identieke effectapparaten. Voor de MIC-signalen en de sampler zijn er nog twee onafhankelijke effectapparaten. Alle effecten kunnen tegelijkertijd gebruikt wor­den. In deze sectie bevinden zich ook de BPM Counter en de MIDI Clock.
Het grasche display toont BPM-waarden, effectnamen en [41]
–parameters alsook kanaaltoewijzingen. Het leidt je ook door de Console Setup-pagina’s.
De [42] FX ON-taster activeert het effectapparaat. Druk op de [43] FX ASSIGN-taster, om aan het effectapparaat
een signaalbron toe te wijzen (taster knippert). De moge­lijke ingangsbronnen worden in het display opgesomd. Kies de gewenste bron door draaien en indrukken van de PARAMETER-regelaar [45].
Met de [44] DEPTH-regelaar regel je de effectintensiteit (Depth). Bij sommige effecten kan hiermee ook de mengverhouding tussen het droge originele signaal (Dry) en effectsignaal (Wet) geregeld worden.
De keuze van de effectparameters vindt plaats door indruk-[45] ken van de PARAM(eter)-regelaar. Door te draaien verander je de parameter, die op het moment in het display getoond wordt.
Met een druk op [46] SELECT/LOW kom je in de effectkeuze (wordt in het display getoond). Draai aan de regelaar en druk erop [45], om een preset te laden.
Door een druk op de PARAM/MID-taster krijg je toegang tot [47] de effectparameters. Draai aan de regelaar [45], om een parameterwaarde te veranderen.
Druk op [48] DEFAULT/HIGH, om een preset te herstellen.
Bij ingeschakeld effect (FX ON-taster ingedrukt) hebben + de tasters [46] (LOW), [47] (MID) en [48] (HIGH) de functie van Kill-tasters in de effectweg.
Afhankelijk van het gekozen effect kan een op de tijdsom-[49] standigheden betrekking hebbende parameter met de BEAT- tasters ingesteld worden. Hier wordt echter niet de waarde in milliseconden of zo ingevoerd, maar in beats.
Om het tempo manueel in te voeren, tik dan op deze taster [50] (tenminste 2 x) ritmisch in de maat van de muziek (TAP). Door lang te drukken op de AUTO BPM/TAP-taster (> 1 s) activeer je de automatische tempo-invoer (AUTO BPM).
Draai aan de [51] CONSOLE SETUP-regelaar, om het tempo van de MIDI Clock te veranderen (drukken en tegelijkertijd draaien = grove verandering). Kort drukken op de regelaar bevestigt de invoer. Door lang te drukken op deze regelaar kom je in de Console Setup (zie hoofdst. 3.1).
Met [52] MIDI START/STOP/ESC start je de MIDI Clock. Met de [53] ADJUST-tasters kun je het tempo van de BPM
Counter op de MIDI Clock overdragen.
Alle functies van de BPM en effectsectie worden in + hoofdstuk 4 uitvoerig beschreven.
Loading...
+ 17 hidden pages