Verwijder in geen geval de bovenste afdekking (van het +
achterste gedeelte) anders bestaat er gevaar voor een
elektrische schok. Het apparaat bevat geen te onderhouden onderdelen. Reparatiewerkzaamheden mogen
uitsluitend door gekwali ceerd personeel uitgevoerd
worden.
Om het risico op brand of elektrische schokken te +
beperken, dien je te voorkomen dat dit apparaat wordt
blootgesteld aan regen en vocht. Het apparaat mag niet
worden blootgesteld aan neerdruppelend of opspattend
water en er mogen geen met water gevulde voorwerpen
– zoals een vaas – op het apparaat worden gezet.
Dit symbool wijst je er altijd op dat er niet-geïsoleerde gevaarlijke spanning binnen de behuizing
aanwezig is – deze spanning is voldoende om
gevaar voor elektrische schok op te leveren.
Dit symbool wijst je altijd op belangrijke bedienings
- en onderhoudsvoorschriften in de bijbehorende
documenten. Wij vragen je dringend de handleiding te lezen.
Lees deze voorschriften.1)
Bewaar deze voorschriften.2)
Neem alle waarschuwingen in acht.3)
Volg alle voorschriften op.4)
Gebruik dit apparaat niet in de buurt van water.5)
Reinig het uitsluitend met een droge doek.6)
Let erop geen van de ventilatie-openingen te bedekken.7)
Plaats en installeer het volgens de voor-schriften van
de fabrikant.
Het apparaat mag niet worden geplaatst in de buurt van8)
radiatoren, warmte-uitlaten, kachels of andere zaken (ook
versterkers) die warmte afgeven.
Maak de veiligheid waarin door de polarisatie- of aardings-9)
stekker wordt voorzien, niet ongedaan. Een polarisatiestekker heeft twee bladen, waarvan er een breder is dan
het andere. Een aardingsstekker heeft twee bladen en
een derde uitsteeksel voor de aarding. Het bredere blad
of het derde uitsteeksel zijn er voor uw veiligheid. Mocht
de geleverde stekker niet in je stopcontact passen, laat
het contact dan door een elektricien vervangen.
Om beschadiging te voorkomen, moet de stroomleiding10)
zo gelegd worden dat er niet kan worden over gelopen
en dat ze beschermd is tegen scherpe kanten. Zorg
zeker voor voldoende bescherming aan de stekkers, de
verlengkabels en het punt waar het netsnoer het apparaat
verlaat.
Het toestel moet altijd met een intacte aarddraad aan het11)
stroomnet aangesloten zijn.
Wanneer de stekker van het hoofdnetwerk of een appa-12)
raatstopcontact de functionele eenheid voor het uitschakelen is, dient deze altijd toegankelijk te zijn.
Gebruik uitsluitend door de producent gespeci ceerd13)
toebehoren c.q. onderdelen.
Gebruik het apparaat uitsluitend in combinatie met de14)
wagen, het statief, de driepoot, de beugel of tafel die door
de producent is aangegeven, of die in combinatie met het
apparaat wordt verkocht. Bij gebruik van een wagen dient
men voorzichtig te zijn bij het verrijden van de combinatie
wagen/apparaat en letsel door vallen te voorkomen.
Bij onweer en als u het apparaat langere tijd niet gebruikt,15)
haal je de stekker uit het stopcontact.
Laat alle voorkomende reparaties door vakkundig en16)
bevoegd personeel uitvoeren. Reparatiewerk-zaamheden
zijn nodig als het toestel op enige wijze beschadigd is geraakt, bijvoorbeeld als de hoofd-stroomkabel of -stekker
is beschadigd, als er vloeistof of voorwerpen in terecht
zijn gekomen, als het aan regen of vochtigheid heeft
bloot-gestaan, niet normaal functioneert of wanneer het
is gevallen.
Attentie
Deze onderhoudsinstructies zijn uitsluitend bedoeld+
voor gekwali ceerd onderhoudspersoneel. Om elektri-
sche schokken te voorkomen, mag je geen andere onderhoudshandelingen verrichten dan in de bedieningsinstructies vermeld staan. Reparatiewerkzaamheden
mogen alleen uitgevoerd worden door gekwali ceerd
Hartelijk gefeliciteerd! Met de DDM4000 ben je in het bezit van een
DJ-mixer, waarmee je je tijd ver vooruit bent. De DDM4000 is een
eersteklas digitale 32-bit DJ-mixer met talrijke creatieve functies,
die evenwel dankzij een intuïtieve gebruikersinterface meteen eenvoudig bediend kan worden. Met functies als bewerken, opslaan
en oproepen van instellingen ben je direct vertrouwd.
Sluit je turntables en CD/MP3 Player aan aan de vier stereokanalen met volledig te programmeren EQs en Kill-schakelaars. Beleef
ultieme exibiliteit met BPM-synchroniseerbare effectmodules,
twee zeer precieze BPM counters en een digitale crossfader met
instelbare curvenaanpassing. Met de super-coole BPM-synchroniseerbare samplers met real time pitch-controle zoals loop- en
reversefuncties breng je de danceoor aan de kook.
De volgende handleiding moet je eerst met de bedie- +
ningselementen van het apparaat vertrouwd maken, zodat je alle functies leert kennen. Nadat je de handleiding
zorgvuldig hebt gelezen, moet je die bewaren, om die,
wanneer het nodig is, altijd weer te kunnen nalezen.
Voordat je begint1.1
Levering1.1.1
Je product is in de fabriek zorgvuldig verpakt om een veilig transport te waarborgen. Indien de verpakking toch beschadigingen
vertoont, controleer het apparaat dan onmiddellijk op uiterlijke
schade.
Stuur het apparaat bij eventuele beschadigingen NIET +
naar ons terug, maar neem onmiddellijk contact op met
de winkel en het transportbedrijf, omdat anders uw aanspraak op schadevergoeding kan vervallen.
Om een optimale bescherming van je apparaat tijdens +
het gebruik en het transport te garanderen raden wij je
aan om een koffer te gebruiken.
Gebruik altijd de originele doos om schade bij opslag +
en verzending te vermijden.
Laat kinderen niet zonder toezicht met het apparaat of +
verpakkingsmateriaal omgaan.
Neem de milieuvoorschriften in acht bij het weggooien +
van het verpakkingsmateriaal.
Ingebruikneming1.1.2
Zorg voor voldoende ventilatie en zet het apparaat niet in de buurt
van een verwarming, om oververhitting te voorkomen.
Voordat je het apparaat op het stroomnet aansluit, dien +
je eerst zorgvuldig na te gaan of je apparaat op de juiste
voedingsspanning is ingesteld:
De zekeringhouder aan de bus voor de netaansluiting heeft 3
driehoekige markeringen. Twee van deze driehoeken staan recht
tegenover elkaar. Je apparaat is op de naast deze markeringen
staande bedrijfsspanning ingesteld en kan worden omgeschakeld
door de zekeringhouder 180° te draaien. LET OP: Dit geldt niet
voor exportmodellen, die bijv. alleen voor een netspanning van
120 V zijn ontworpen! De precieze positie van de zekeringhouders
tref je aan in afbeelding 2.9.
Wanneer het apparaat op een andere netspanning +
wordt ingesteld, dient er een andere zekering te worden
geplaatst. De specicaties vindt je in het hoofdstuk
"Technische Gegevens".
De verbinding met het lichtnet komt tot stand d.m.v. de meegeleverde voedingskabel met koudapparaataansluiting, die overeenstemt met de vereiste veiligheidsbepalingen.
Let er alstublieft op, dat alle apparaten geaard dienen +
te zijn. Voor je eigen veiligheid dien je in geen geval
de aarding van de apparaten, resp. de voedingskabel,
te verwijderen of onklaar te maken. Het toestel moet
altijd met een intacte aarddraad aan het stroomnet
aangesloten zijn.
Belangrijke aanwijzingen voor de
Installatie
In de buurt van sterke radiozenders en hoog-frequente +
bronnen kan er een negatieve beïnvloeding van de geluidskwaliteit ontstaan. Maak de afstand tussen zender
en apparaat groter en gebruik afgeschermde kabels voor
alle aansluitingen.
On line-registratie1.1.3
Registreer je nieuw BEHRINGER-apparaat na aankoop zo snel
mogelijk op onze website www.behringer.com (respectievelijk
www.behringer.nl) en lees de garantievoorwaarden aandachtig
door.
BEHRINGER geeft een jaar
koopdatum, op materiaal- en productiefouten. Zo nodig kun je
de garantievoorwaarden in de Nederlandse taal op onze website
onder http://www.behringer.com opvragen of telefonisch onder
+49 2154 9206 4131 opvragen.
Mocht je product van BEHRINGER defect raken, willen wij het zo
snel mogelijk repareren. Neemt in dat geval direct contact op met
de BEHRINGER-leverancier waar je het apparaat gekocht hebt.
Als je BEHRINGER-leverancier niet bij je in de buurt gevestigd is,
kunt je ook direct contact opnemen met een van onze vestigingen.
Op de originele verpakking van het apparaat vindt je een lijst met
de adressen van onze BEHRINGER-vestigingen (Global Contact
Information/European Contact Information).
Als er voor je land geen contactadres vermeld is, kun je contact
opnemen met de dichtstbijzijnde importeur. Onder het kopje
Support op onze website www.behringer.com kun je ook de contactadressen vinden.
Als je apparaat, samen met de aankoopdatum, bij ons geregistreerd is, wordt het afhandelen van je garantieaanspraken
aanmerkelijk eenvoudiger.
Hartelijk dank voor je medewerking!
1
garantie, gerekend vanaf de aan-
Attentie!
We willen je erop wijzen, dat sterke volumes het gehoor +
beschadigen en/of koptelefoon of luidspreker kunnen
beschadigen. Draai de OUTPUT-regelaar zo ver mogelijk
naar links, voor je het apparaat inschakelt. Let steeds
op een passend volume.
Doorgebrande zekeringen moeten onverwijld vervan- +
gen worden door zekeringen met de correcte waarde!
De correcte waarde vindt je in hoofdstuk "Technische
Gegevens". Schakel het apparaat uit en trek de stekker
uit het stopcontact, voordat je de zekering vervangt, om
een elektrische schok te voorkomen.
1) Voor klanten binnen de Europese Unie kunnen er hiervoor andere bepalingen geldig
zijn. Verdere informatie is voor EU-klanten via de BEHRINGER Support Duitsland
verkrijgbaar.
DIGITAL PRO MIXER DDM4000
Bedieningselementen en aansluitingen5
Bedieningselementen en aansluitingen2.
Dit hoofdstuk beschrijft de verschillende bedieningselementen en aansluitingen van de DDM4000. Voor een beter overzicht hebben
we de mixer in verschillende functieblokken onderverdeeld. Ieder blok wordt in een eigen subhoofdstuk (2.1 tot 2.9) gedetailleerd
uitgelegd.
2.1 De stereokanalen 1 tot 4
2.2 Het microfoonkanaal
2.3 De crossfader-sectie
2.4 De main/phones-sectie
2.5 De BPM- en effectsectie
2.6 Het microfoonkanaal
2.7 De ingangen op de achterzijde
2.8 De ingangen op de achterzijde
2.9 Stroomaansluiting en power-schakelaar
De DDM4000 in het overzichtAfb. 2.0:
DIGITAL PRO MIXER DDM4000
Bedieningselementen en aansluitingen6
2
4
7
8
10
9
6
5
3
1
De stereokanalen 1 tot 42.1
De [11] GAIN-regelaar dient voor het op niveau brengen van het
microfoonsignaal, dat op de MIC 1-ingang zit.
Met deze schakelaar kies je de signaalbron, die op de [12]
niveauaanduiding [13] getoond moet worden. IN VU toont
het onbewerkte ingangsniveau: dit helpt bij het op niveau
brengen van de microfoonsignalen. XMC VU toont het niveau
achter de ULTRAMIC-processor.
De LED-keten van 7 cijfers toont het ingangsniveau van het [13]
microfoonkanaal.
StereokanaalgroepenAfb. 2.1:
Met de ingangskanaalschakelaar kun je tussen twee signaal-{1}
bronnen schakelen. Kies je line, dan wordt het signaal van
de line-ingang [67] hoorbaar. Bij phono/line is de signaalbron
van de phono/line-ingang [68] hoorbaar.
De {2} GAIN-regelaar dient voor het instellen van het niveau
van het ingangssignaal. Het actuele niveau wordt op de
niveauaanduiding {3} getoond.
De LED-keten van 7 cijfers toont het ingangsniveau.{3}
Ieder ingangskanaal bezit een 3-band equalizer ({4} HIGH, MID
en LOW) met Kill-karakteristiek. Maximale verhoging: 12 dB,
maximale verlaging: -? dB (Kill). Met de Kill-karakteristiek
kan het frequentiebereik volledig weggedraaid worden.
Wanneer alle EQ-banden helemaal naar links gedraaid
zijn, is geen signaal meer hoorbaar. In de Channel Setup
(zie hoofdst. 3.2.2) kunnen alle EQ-parameters bewerkt
worden.
De {5} MODE-taster schakelt de functionaliteit van de preset-
taster {6} tussen Multi en Single om (zie hoofdst. 3.2.1).
De preset-tasters {6} P1, P2, P3 dienen voor het opslaan en
oproepen van de equalizer-presets (zie hoofdst. 3.2.1). In de
inschakeltoestand zijn deze tasters door een maximale verlaging in de Single modus in beslag genomen (Kill-functie).
Druk op ,de {7} PFL-taster, om het signaal van dit kanaal in de
koptelefoon voor te beluisteren.
Met de fader stel je het kanaalvolume in.{8}
Met de {9} CURVE-schakelaar verander je het regelkarakter van
de fader: In de SOFT-modus regelt de fader het volume in
het bovenste bereik langzamer, in het onderste bereik neemt
dit bij gelijkmatige fader-beweging sneller af. In de SHARPmodus regelt de fader het volume in het bovenste derde
deel sneller, in het onderste bereik neemt dit langzamer af.
In de MID-modus regelt de fader het volume in ieder bereik
gelijkmatig (lineair). Uiteraard kan bij het omschakelen een
volumeverschil ontstaan. Gebruik deze schakelaar daarom
niet wanneer de muziek loopt!
Met de [10] CF ASSIGN-taster bepaal je, op welke zijde van de
crossfader [20] (A of B) het signaal moet komen.
In het microfoonkanaal bevindt zich een 3-band equalizer [14]
(HIGH, MID en LOW). Het regelbereik bedraagt +/-12 dB. In
de Mic Setup (zie hoofdst. 3.2.1) kunnen alle EQ-parameters
bewerkt worden.
Met de [15] ON/OFF-taster wordt het microfoonkanaal aan- en
uitgeschakeld.
Met een druk op de [16] MIC SETUP-taster opent zich het Mic Setup-menu in het display. Hier kun je instellingen voor de
equalizer, de Ultramic-processor en de MIC FX (effectprocessor) uitvoeren (zie hoofdst. 3.3.1).
De [17] XMC ON-taster activeert de Ultramic-processor, die
over een 2-band-compressor incl. expander beschikt.
Ultramic-instellingen kunnen in de Mic Setup onder uitgevoerd worden.
De [18] MIC FX ON-taster activeert de microfoon-effectprocessor.
In de Mic Setup wordt het effect gekozen.
De [19] TALK ON-taster activeert de talkover-functie. Deze zorgt
ervoor, dat het volume van de muziek verlaagd wordt, zodra
jij in de microfoon praat. Deze functie is zeer nuttig en heeft
tot doel, dat je stem bij het aankondigen niet in de muziek
ondergaat. In de Talk Setup (zie hoofdst. 3.3.2) kun je alle
relevante instellingen uitvoeren.
Het microfoonkanaal2.2
Het microfoonkanaalAfb. 2.2:
DIGITAL PRO MIXER DDM4000
Bedieningselementen en aansluitingen7
De crossfader-sectie2.3
De crossfader-sectieAfb. 2.3:
De verwisselbare crossfader dient voor het faden van de [20]
signalen, die de crossfader-zijden A en B toegewezen zijn.
De toewijzing van de stereokanalen en de sampler vindt
plaats met de CF Assign-tasters [10] resp. [65].
De [21] CF ON-taster activeert de crossfader. Wanneer deze
taster niet ingedrukt is, komen de signalen van de aparte
kanalen direct op de main-uitgangen.
Op beide zijden van de crossfader zijn drie Kill-tasters ([22] HIGH, MID en LOW), die een complete verlaging resp. uitschakelen
van het betreffende frequentiebereik mogelijk maken. In de
Crossfader Setup (zie hoofdst. 3.4.2) kan een speciale XOVER modus geactiveerd worden, die de functionaliteit van
de crossfader in verbinding met de Kill-tasters aanzienlijk
vergroot. Meer daarover in hoofdstuk 3.4.1.
Een druk op de [23] FULL FREQ-taster heft alle verlagingen van
de KILL EQ [22] weer op.
Met de [24] CURVE-regelaar kun je het regelgedrag van de
crossfader traploos veranderen.
Met de REVERSE-functie kun je de werkrichting van de crossfader omkeren. Op deze manier kun je bliksemsnel tussen kanaal
A en B wisselen.
REVERSE HOLD[25] brengt een bestendige reverse-functie
teweeg. De crossfader regelt nu de zijden A en B omgekeerd,
d.w.z. A ligt rechts en B links.
REVERSE TAP[26] brengt een kortstondige reverse-functie
teweeg, d.w.z. A en B zijn zo lang verwisseld, als de TAPtaster ingedrukt wordt.
Met de BOUNCE TO MIDI CLOCK-functie wordt een automatisch,
snel overvloeien van de crossfader in het ritme van de muziek
(“Bouncing”) gerealiseerd. Als referentie voor de Bounce-snelheid
dient de MIDI Clock.
Met een druk op de [27] BOUNCE TO MIDI CLK-taster start je
het Bouncing. Zodra je op deze toets hebt gedrukt, springt
het signaal voortdurend van A naar B en terug, en wel in het
met de BEAT-tasters [28] voorgeselecteerde ritme.
Met de [28] BEAT-tasters kies je de Bounce-snelheid. Deze kan
tussen één en 16 beats bedragen.
Deze LEDs tonen het gekozen aantal beats.[29]
Een uitvoerige beschrijving van deze functie tref je aan +
in hoofdstuk 3.4.3.
DIGITAL PRO MIXER DDM4000
Bedieningselementen en aansluitingen8
De main- en phones-sectie2.4
De main- en phones-sectieAfb. 2.4:
MAIN OUTPUT:
De [30] OUTPUT A-regelaar bepaalt het volume op de uitgang
A ([73]).
Voor het regelen van het stereopanorama is er voor de [31]
uitgang A een BALANCE-regelaar.
De [32] OUTPUT B-regelaar bepaalt het volume op de uitgang
B ([74]).
De sterk scheidende, van 22 cijfers voorziene [33] OUTPUT LEVEL-aanduiding toont het niveau van het uitgangssignaal
op de OUTPUT A.
ULTRAMIZE ON/OFF-[34] taster: De Ultramizer is een effect,
dat door dynamische compressie de luidheid en het toepassingsvermogen verhoogt. In de Ultramizer Setup (zie
hoofdst. 3.5.1) kun je de ultramizer bewerken.
Met de [35] LOAD-taster kun je de gebruikersinstellingen van de
hele mixer (User Setting) laden. Bij het inschakelen van het
apparaat wordt altijd de setting geladen, die op het moment
van uitschakelen actief was. Voor het opslaan en laden van
User Settings zie hoofdst. 3.5.2.
PHONES:
Sluit een koptelefoon aan aan de [36] PHONES-bus ((6,3-mm-
stereojacket).
De [37] OUTPUT-regelaar bepaalt het volume in de koptele-
foon.
Met de [38] MIX-regelaar bepaal je de balans tussen PFL- en
PGM-signaal (PFL = Pre Fader listening, faderonafhankelijk
vooraf beluisteren van aparte kanalen; PGM = Programme,
Mastersignal). Bij een aanslag links hoor je uitsluitend het
PFL-signaal, bij een aanslag rechts alleen het mastersignaal.
In de posities daar tussenin kan een mix uit beide signalen
ingesteld worden.
De [39] PUNCH EQ dient als hulp bij het synchroniseren van twee
tracks. Je kunt je daarbij oriënteren op de snare en/of bassdrum. Druk op de SNARE of BASS-taster, om de gewenste
signaalaandelen in de koptelefoon te accentueren.
Wanneer de [40] SPLIT-taster ingedrukt is, ligt het signaal voor
vooraf beluisteren (PFL) alleen in de linker hoorn van de
koptelefoon, het mastersignaal (PGM) alleen in de rechter.
De BPM- en effectsectie2.5
BPM Counter en effectsectie (hier: FX1)Afb. 2.5:
De DDM4000 beschikt over 2 identieke effectapparaten. Voor
de MIC-signalen en de sampler zijn er nog twee onafhankelijke
effectapparaten. Alle effecten kunnen tegelijkertijd gebruikt worden. In deze sectie bevinden zich ook de BPM Counter en de
MIDI Clock.
Het grasche display toont BPM-waarden, effectnamen en [41]
–parameters alsook kanaaltoewijzingen. Het leidt je ook door
de Console Setup-pagina’s.
De [42] FX ON-taster activeert het effectapparaat.
Druk op de [43] FX ASSIGN-taster, om aan het effectapparaat
een signaalbron toe te wijzen (taster knippert). De mogelijke ingangsbronnen worden in het display opgesomd.
Kies de gewenste bron door draaien en indrukken van de
PARAMETER-regelaar [45].
Met de [44] DEPTH-regelaar regel je de effectintensiteit (Depth).
Bij sommige effecten kan hiermee ook de mengverhouding
tussen het droge originele signaal (Dry) en effectsignaal
(Wet) geregeld worden.
De keuze van de effectparameters vindt plaats door indruk-[45]
ken van de PARAM(eter)-regelaar. Door te draaien verander
je de parameter, die op het moment in het display getoond
wordt.
Met een druk op [46] SELECT/LOW kom je in de effectkeuze
(wordt in het display getoond). Draai aan de regelaar en
druk erop [45], om een preset te laden.
Door een druk op de PARAM/MID-taster krijg je toegang tot [47]
de effectparameters. Draai aan de regelaar [45], om een
parameterwaarde te veranderen.
Druk op [48] DEFAULT/HIGH, om een preset te herstellen.
Bij ingeschakeld effect (FX ON-taster ingedrukt) hebben +
de tasters [46] (LOW), [47] (MID) en [48] (HIGH) de functie
van Kill-tasters in de effectweg.
Afhankelijk van het gekozen effect kan een op de tijdsom-[49]
standigheden betrekking hebbende parameter met de BEAT-
tasters ingesteld worden. Hier wordt echter niet de waarde
in milliseconden of zo ingevoerd, maar in beats.
Om het tempo manueel in te voeren, tik dan op deze taster [50]
(tenminste 2 x) ritmisch in de maat van de muziek (TAP).
Door lang te drukken op de AUTO BPM/TAP-taster (> 1 s)
activeer je de automatische tempo-invoer (AUTO BPM).
Draai aan de [51] CONSOLE SETUP-regelaar, om het tempo
van de MIDI Clock te veranderen (drukken en tegelijkertijd
draaien = grove verandering). Kort drukken op de regelaar
bevestigt de invoer. Door lang te drukken op deze regelaar
kom je in de Console Setup (zie hoofdst. 3.1).
Met [52] MIDI START/STOP/ESC start je de MIDI Clock.
Met de [53] ADJUST-tasters kun je het tempo van de BPM
Counter op de MIDI Clock overdragen.
Alle functies van de BPM en effectsectie worden in +
hoofdstuk 4 uitvoerig beschreven.
DIGITAL PRO MIXER DDM4000
Bedieningselementen en aansluitingen9
De sampler2.6
De sampler-sectieAfb. 2.6:
Druk op de [54] INSERT-taster, om het sampler-signaal in een
kanaal in te voeren (Insert Mode). Wanneer deze taster
niet ingedrukt is. wordt de sampler bij het gekozen kanaal
gemengd (Mix Mode). De weergave vindt plaats in beide
gevallen met de REC SOURCE-tasters. Wanneer de sampler op de crossfader gerouted wordt, gaat de LED op de
INSERT-taster uit.
De [55] VOLUME/MIX-regelaar regelt (in de Mix Mode) het
volume van de sampler resp. (in de Insert Mode) de volumebalans tussen het ingangssignaal en de sampler.
Met de [56] REC SOURCE –taster kies je het kanaal voor de
opname en weergave van samples.
Druk op de PFL-taster, om het signaal van de sampler in de [57]
koptelefoon voor te beluisteren.
SAMPLE LENGTH [58] dient voor de instelling van de opnametijd
(1 tot 16 beats of eindeloze opname ?).
Met [59] RECORD/IN start je de opname van de sampler. Kies
van tevoren een opslagbank. Met opnieuw drukken op de
toets beëindig je de opname (alleen in de ?-modus).
Met [60] BANK ASSIGN kies je de bank uit, waarop de opname
moet worden opgeslagen. De gekozen bank wordt door
oplichten van de bijbehorende MODE-taster [61] getoond
en geeft zo aan, dat opgenomen kan worden.
Met de [61] MODE-tasters (Bank 1 en Bank 2) kies je de manier
van weergeven van de sampler (Reverse = achteruit; Loop
= lus). Kort drukken activeert resp. deactiveert de Reversefunctie, lang drukken de Loop-functie.
PLAY/OUT[62] -taster: Start de weergave van de opgenomen
sample. Wanneer de Loop uitgeschakeld is, wordt de
sample slechts zo lang weergegeven, als de PLAY-taster
vastgehouden wordt.
De [63] SMP FX ON-taster activeert het Brake-effect.
Druk op de [64] SELECT-taster, om de lengte van de Brake te
bepalen (1, 4 of 8 Beat Brake, wordt in het midden van het
display getoond).
Met de [65] CF ASSIGN-taster bepaal je, op welke zijde van de
crossfader het sampler-signaal moet komen.
Wanneer de sampler aan de crossfader toegewezen is, kan [66]
hij hiermee ook gestart worden. Druk hiervoor op de CF START-taster. Kies tevoren met BANK ASSIGN de bank, die
bij de start van de fader moet worden weergegeven.
De ingangen op de achterzijde2.7
De ingangen van de DDM4000Afb. 2.7:
De [67] LINE-ingangen dienen voor de aansluiting van Line-
signalen (bijv. cd-speler, geluidkaart, drum-computer).
De [68] PHONO-ingangen dienen voor de aanluiting van pla-
tenspelers.
Met de [69] PHONO/LINE-schakelaars kun je de PHONO-
ingangen op Line-niveau omschakelen met de bedoeling,
dat je ook een cd-speler aan de PHONO-ingangen kunt
aansluiten.
Voorzichtig! Apparaten m et Line-uitgangsniveaus +
(bijv. cd-spelers) kunnen vervormingen veroorzaken
en de ingangstrap verstoren. Druk op de PHONO/LINEschakelaar, voordat je apparaten met Line-niveau aan
de uiterst gevoelige PHONO-ingangen aansluit.
De [70] GND-aaansluitingen dienen voor de aarding (Ground)
van platenspelers.
De symmetrische XLR-aansluitingen dienen voor de aan-[71]
sluiting van dynamische microfoons.
LEVEL[72] -regelaar voor de MIC 2-ingang.
DIGITAL PRO MIXER DDM4000
Bedieningselementen en aansluitingen10
79
78
77
De uitgangen op de achterzijde2.8
De ingangen van de DDM4000Afb. 2.8:
De [73] OUT A-uitgangen (XLR): Sluit hier een versterker aan
en regel het volume met de OUTPUT A-regelaar [30]. Aan
de SUBWOOFER-uitgang kan als extra een subwoofer
aangesloten worden. Een frequentiewissel is in de DDM4000
geïntegreerd. De scheidingsfrequentie wordt in de Output Setup (hoofdst. 6.2) ingesteld.
Schakel aangesloten versterkers altijd op het laatst in, +
om het optreden van inschakelpieken te vermijden, die
gemakkelijk tot beschadiging van je luidsprekers zouden
kunnen leiden. Verzeker je ervan voor het inschakelen
van de versterkers, dat op de DDM4000 geen signaal zit,
om plotselinge en voor de oren pijnlijke verrassingen
te voorkomen. Het beste trek je van te voren alle fader
naar beneden resp. breng je alle draairegelaars in de
nulpositie.
Het MAIN OUT-aansluitveld biedt: [74] OUT A-, OUT B-, en
TAPE-uitgangen:
Op uitgang =OUT A zit hetzelfde signaal als op de XLR-
uitgangen [73].
Op de uitgang =OUT B kan je nog een versterker aanslu-
iten, om bijvoorbeeld de DJ Booth of een tweede clubzone van geluid te voorzien. Het volume van het OUT
B-signaal is onafhankelijk van OUT A met de OUTPUT
B-regelaar [32] instelbaar.
Op de =TAPE-uitgang kun je een opnameapparaat aans-
luiten, om je Mix op te nemen. Het uitgangsniveau is
onafhankelijk van OUT A en OUT B en kan in de Output
Setup (hoofdst. 6.2) ingesteld worden.
DIGITAL OUT [75] is de digitale uitgang van de DDM4000. Hier
bevindt zich het TAPE-signal in cd-kwaliteit (16 Bit/44,1
kHz).
In de Output Setup (zie hoofdst. 6.2) kun je verdere +
instellingen voor de uitgangssectie uitvoeren.
MIDI IN, OUT, THRU[76] : De drie MIDI-bussen bieden de mo-
gelijkheid, externe MIDI-apparatuur aan te sluiten en met
de MIDI Clock te synchroniseren.
In hoofdstuk 7 krijg je meer te horen over de MIDI- +
functies in de DDM4000.
Stroomaansluiting en power-schakelaar2.9
De POWER-sectieAfb. 2.9:
Het apparaat wordt via de IEC-APPARAATBUS op het [77]
stroomnet aangesloten. Een geschikte netkabel zit bij de
levering inbegrepen.
ZEKERINGHOUDER/ VOLTAGE. Voordat je het apparaat [78]
met het stroomnet verbindt, dien je eerst te controleren of
het aangegeven voltage overeenkomt met de netspanning
ter plaatse. Als er een zekering vervangen wordt, moet je
absoluut hetzelfde type gebruiken. Bij sommige apparaten
kan de zekeringhouder in twee verschillende posities worden
ingezet, om zo tussen 230 V en 120 V om te schakelen.
Let alsjeblieft op het volgende: Bij gebruik van het apparaat
bij 120 V buiten Europa, dienen er zekeringen met hogere
waarden geplaatst te worden.
Met de POWER-schakelaar zet je de apparaten aan. Deze [79]
dient in de positie “uit” te staan, wanneer je het apparaat op
het stroomnet aansluit.
Let op, de POWER-schakelaar schakelt de stroomvoor- +
ziening van het apparaat bij het uitzetten niet volledig
uit. Trek de hoofdsnoerstekker of de koppelkabel van
het toestel om het apparaat van het net te scheiden. Zorg
tijdens de installatie van het product dat de stekker of
koppelkabel van het toestel bedrijfsklaar is. Indien je
het apparaat gedurende langere tijd niet gebruikt, haal
dan de netstekker uit het stopcontact.
Het serienummer van de DDM4000 bevindt zich op de onderzijde
van het apparaat.
DIGITAL PRO MIXER DDM4000
Bedieningselementen en aansluitingen11
CD players
Turntables
Microphones
Drum Computer
Digital recorder
DJ Booth
Dancefloor
Bedradingsvoorbeeld2.10
Gebruiksvoorbeeld voor de bedrading van de DDM4000Afb. 2.10:
DIGITAL PRO MIXER DDM4000
Bediening12
Bediening3.
De Console Setup3.1
In de Console Setup worden alle fundamentele instellingen van
de DDM4000 uitgevoerd.
Druk op de CONSOLE SETUP-regelaar 1) [51] gedurende ca.
2 seconden. In het midden van het display opent zich de
setup-lijst.
Draai aan de CONSOLE SETUP-regelaar, om de gewenste 2)
setup te kiezen.
Druk op de CONSOLE SETUP-regelaar, om de keuze te 3)
bevestigen.
Verlaten van de Console setup:
Druk op de ESC-taster =[52], om de Console setup te verla-
ten.
Enige setup-pagina’s kunnen ook op een andere manier geopend
worden. Dit geldt voor de Mic setup en de User Settings:
Mic setup openen:
Druk op de MIC SETUP-taster 1) [16], om de Mic setup-pagina
te openen.
Druk opnieuw op de MIC SETUP-taster 2) [16], om de Mic setup-
pagina te verlaten.
User Settings-pagina openen:
Druk op de LOAD-taster 1) [35], om de User Settings-pagina
te openen.
Druk opnieuw op de LOAD-taster 2) [35], om de User Settingspagina te verlaten.
Keuzelijsten in het display3.1.1
Buiten de Console setup-lijst, die in het midden van het display
verschijnt, zijn er in de aparte setup-lijsten nog andere keuzelijsten,
die ofwel links ofwel rechts in het display verschijnen.
links:
Draai aan de linker PARAMETER-regelaar 1) [45] (in de sectie
FX1), om de gewenste functie uit de lijst te kiezen.
Druk op de linker PARAMETER-regelaar, om de keuze te 2)
bevestigen.
rechts:
Draai aan de rechter PARAMETER-regelaar 1) [45] (in de sectie
FX2), om de gewenste functie uit de lijst te kiezen.
Druk op de rechter PARAMETER-regelaar, om de keuze te 2)
bevestigen.
Bediening van de stereokanalen3.2
De EQ-modi: SINGLE en MULTI3.2.1
De equalizer beschikt over preset-tasters die opgeslagen kunnen
worden en die gemerkt zijn met P1, P2 en P3. Het gedrag van
de tasters is afhankelijk van de gekozen EQ-modus. Er zijn de
Singel en de Multi modus. Na het inschakelen is eerst de Single
modus actief.
SINGLE modus:
In de Single modus zijn de tasters P1, P2 en P3 {6} telkens aan
een frequentieband vast toegewezen (P1 = HIGH, P2 = MID, P3
= LOW). Voor ieder van de EQ-regelaars kan ook een preset
aangelegd worden. In de inschakelstand hebben de preset-taster
een Kill-functie met maximale verlaging (-? dB).
Preset-instellingen in de SINGLE modus
P1
HIGH Kill -? dB
P2
MID Kill -? dB
P3
LOW Kill -? dB
Manier van functioneren van de preset-tasters in de Tab. 3.1:
De waarde van de verlaging kan evenwel veranderd worden.
Alternatief kan ook een verhoging opgeslagen worden. Wanneer
je bijvoorbeeld i.p.v. een Kill een verhoging in de bas zou willen
(Punch-functie), ga dan als volgt tewerk:
Draai de LOW-regelaar 1) {4} naar rechts, tot de gewenste
verhoging bereikt is.
Houd de MODE-taster 2) {5} ingedrukt en druk op P3 {6}.
Druk op P3 voor het oproepen van de preset. De basfrequentie 3)
wordt nu verhoogd. P3 knippert blauw.
Op dezelfde manier kunnen de middelste en hoge frequenties met
P2 resp. P1 geprogrammeerd worden.
Reset:
De preset-taster kunnen te allen tijde weer in de inschakelstand
teruggezet worden (reset-functie).
Druk ca. 2 seconden op MODE ={5}. Ter bevestiging licht de
MULTI-LED korte tijd op.
MULTI modus:
In de MULTI modus zijn de preset-tasters niet aan aparte EQbanden, maar aan de 3-band-equalizer als eenheid toegewezen.
Zo kun je drie eigen EQ-presets creëren en aan de preset-tasters
toewijzen. In de inschakelstand zijn de preset-tasters als volgt
bezet:
Preset-instellingen in de MULTI modus
P1Hoogpasdraait MID en Low weg
P2Bandpasdraait HIGH en Low weg
P3Dieppasdraait HIGH en MID weg
Manier van functioneren van de preset-tasters in de Tab. 3.2:
Druk voor het activeren van de Multi modus op de MODE- =
taster {5}. De MULTI-LED licht op.
Ga als volgt tewerk, om een eigen EQ-preset te creëren:
Stel de equalizer in als gewenst door te draaien aan de LOW, 1)
MID en HIGH-regelaar.
Houd de MODE-taster 2) {5} ingedrukt en druk op P1 {6}.
Druk op P1 voor het oproepen van de preset. De EQ-preset 3)
wordt geladen. P1 knippert geel.
Nog twee EQ=presets kunnen met P2 en P3 opgeslagen worden.
Reset:
De preset-tasters kunnen te allen tijde teruggezet worden.
Druk ca. 2 seconden op MODE. Ter bevestiging licht de SIN- =
GLE -LED korte tijd op.
draait hoge frequenties weg
draait in het midden liggende frequenties weg
draait lage frequenties weg
Single modus
Multi modus
DIGITAL PRO MIXER DDM4000
Bediening13
De Channel setup3.2.2
In de Channel setup kun je de karakteristiek van de equalizer van
de stereokanalen jn afstemmen. Evenzo kun je hier een Subsonic
Filter (dreunlter) voor alle vier kanalen instellen. Dit lter is van
groot nut, om bijvoorbeeld dreunende geluiden van platenspelers
te onderdrukken.
Druk op de CONSOLE SETUP-regelaar 1) [51] gedurende ca.
2 seconden.
Kies “Channel Setup” door te draaien aan de CONSOLE 2)
SETUP-regelaar en erop te drukken.
Het display toont de Channel setup-pagina.
De equalizer in de stereokanalen bezit 3 banden met verschillende
karakteristieken. De middenband is een klokkenlter, waarvan de
centrumfrequentie en bandbreedte (Q-factor) veranderd kunnen
worden. De beide buitenste banden Low en High zijn Shelving-
lters. In de Channel setup zijn de volgende instellingen voor alle
4 kanalen mogelijk:
Channel Xover (Crossover):
LOW:Overstapfrequentie van het Low-lter. Alle frequenties
onder de ingestelde waarde worden verlaagd resp.
verhoogd.
MID:Centrumfrequentie van de middenband. Alle frequentie
rondom deze waarde worden verhoogd resp. verlaagd.
De bandbreedte wordt met de parameter Mid Q (zie
beneden) bepaald.
HIGH: Overstapfrequentie van het High-lter. Alle frequenties
boven de ingestelde waarde worden verhoogd resp.
verlaagd.
Druk op de linker PARAMETER-regelaar 1) [45], om de parameter te kiezen (LOW, MID of HIGH).
Draai aan de PARAMETER-regelaar, om de overstap- resp. 2)
middenfrequentie van de gekozen band te veranderen.
Bediening van het microfoonkanaal3.3
De Mic setup3.3.1
Op de Mic setup-pagina’s kun je instellingen voor de klankregeling van het microfoonkanaal. de Ultramic-processor en de Miceffecten uitvoeren. Zo kom je in de Mic setup:
Druk op de CONSOLE SETUP-regelaar 1) [51] gedurende ca.
2 seconden.
Kies “Mic Setup” door te draaien aan de CONSOLE SETUP-2)
regelaar en erop te drukken.
Alternatief komt je ook zo in de Mic setup-pagina:
Druk op de MIC SETUP-taster =[16] in het microfoonkanaal.
De MIC SETUP-taster licht op, zolang je je in de Mic setup
bevindt.
Het display toont de Mic setup-pagina. Deze vertakt zich in meerdere submenu’s. Links in het display verschijnt een lijst, waaruit
je het betreffende submenu kiest.
Draai aan de linker PARAMETER-regelaar =[45], om het ge-
wenste submenu te kiezen:
EQ Freq/Pan-pagina:
Opdeze pagina bevinden zich niveau-aanduidingen voor beide
microfoonsignalen. Bovendien kun je Sound-instellingen voor
de equalizer van het microfoonkanaal uitvoeren. Het stereopanorama van de microfoonsignalen wordt hier net zo geregeld
als de signaalverhouding van beide microfoons tot elkaar. De
parameters in detail:
Mid Q:
Met de Q-factor wordt de kwaliteitsfactor van het lter beschreven.
Hoe hoger de waarde, des te smaller de bandbreedte. De Mid Q
werkt op de middenband.
Draai aan de CONSOLE SETUP-regelaar =[51], om de waarde
van de Q-factor te veranderen.
Subsonic frequentie:
Voor ieder stereokanaal kan de overstapfrequentie van het
dreunlter ingesteld worden. Alle frequenties onder de overstapfrequentie worden verlaagd.
Druk op de rechter PARAMETER-regelaar 1) [45], om het kanaal
te kiezen.
Druk op de rechter PARAMETER-regelaar, om de overstap-2)
frequentie te veranderen.
Verlaten van de Channel setup:
Druk op de ESC-taster =[52], om de Channel setup te ver-
laten.
MIC1:Niveau-aanduiding voor microfoon 1
MIC2:Niveau-aanduiding voor microfoon 2
LOW: Inzetfrequentie van de LOW-regelaar
MID:Middenfrequentie van de MID-regelaar
HIGH:Inzetfrequentie van de HIGH-regelaar
Q MID: Q-factor van de middenband
Druk op de CONSOLE SETUP-regelaar 1) [51], om de parameter
te kiezen (LOW, MID, HIGH, Q-MID).
Draai aan de CONSOLE SETUP-regelaar, om de waarde van 2)
de gekozen parameter te veranderen.
PAN1:Positie in het stereopanorama voor microfoon 1
PAN2:Positie in het stereopanorama voor microfoon 2
OUT B:Volume van het microfoonkanaal op de uitgang B
Druk op de rechter PARAMETER-regelaar 1) [45], om de parameter te kiezen (Pan 1, PAN 2, OUT B).
Draai aan de PARAMETER-regelaar, om de waarde van de 2)
parameter te veranderen.
EQ GAIN-pagina:
Op deze pagina kun je standaardinstellingen voor de klankregeling
uitvoeren. Deze werken relatief m.b.t. de equalizer in het microfoonkanaal. Wanneer je hier bijvoorbeeld een verhoging van 5 dB
uitvoert. is deze ook dan actief, wanneer de HIGH-regelaar op nul,
dus op de middenpositie staat. De hoogtes kunnen als extra nog
met de HIGH-regelaar verhoogd of verlaagd worden. Deze functie
is zinvol, om je stem weg te halen van probleemfrequenties of de
verstaanbaarheid te verbeteren.
DIGITAL PRO MIXER DDM4000
Bediening14
MIC1 LOW-CUT:Overstapfrequentie van het hoogpas-
lter (microfoon 1)
MIC1 LOW, MID, HIGH: EQ-standaardinstellingen voor mi-
crofoon 1
Druk op de CONSOLE SETUP-regelaar 1) [51], om de parameter
te kiezen (LOW, MID, HIGH).
Draai aan de CONSOLE SETUP-regelaar, om de waarde van 2)
de gekozen parameter te veranderen.
MIC2 LOW-CUT:Overstapfrequentie van het hoogpas-
lter (microfoon 2)
MIC2 LOW, MID, HIGH: EQ-standaardinstellingen voor mi-
crofoon 2
Druk op de rechter PARAMETER-regelaar 1) [45], om de parameter te kiezen (LOW, MID, HIGH).
Draai aan de PARAMETER-regelaar, om de waarde van de 2)
gekozen parameter te veranderen.
ULTRAMIC 1 en 2:
De Ultramic-processor is een 2-band-compressor, die de dynamische omvang van de spraak reduceert. Volumepieken worden
verlaagd en zachte signalen naar voren gehaald. Daardoor wordt
het verschil tussen de hardste en de zachtste passages verminderd. Door de scheiding in twee frequentiegebieden bereikt men
een dichtere klank met meer druk zonder compressietypische
artefacten zoals bijv. pompen of verlies van hoogtes.
De instellingen vinden voor beide microfoonsignalen gescheiden
plaats. x Kies pagina “Ultramic 1” voor micro 1 en “Ultramic 2”
voor micro 2. Alle parameters op deze pagina’s zijn identiek en
worden daarom slechts eenmaal verklaard.
In het display zijn er diverse niveau-aanduidingen. Drie parameters
van de compressor kunnen worden geregeld. Bovendien zijn er
presets, die geladen kunnen worden.
De aanduidinginstrumenten:
MIC 1toont het ingangsniveau
MIC 0toont het uitgangsniveau
COMtoont de compressiegraad voor de onderste (L) resp.
bovenste frequentieband (H)
EXPtoont de verlaging van de expander in de onderste
(L) resp. bovenste frequentieband (H)
Regelbare parameters
THRSH Drempelwaarde (Threshold) stelt het inzetpunt van
de Ultramic-processor in
FREQstelt de scheidingsfrequentie tussen de bovenste en
onderste frequentieband in
EFFICEfciency: regelt de sterkte van de compressie
Druk op de CONSOLE SETUP-regelaar 1) [51], om de parameter
te kiezen (THRSH, FREQ, EFFIC).
Draai aan de CONSOLE SETUP-regelaar, om de waarde van 2)
de gekozen parameter te veranderen.
Ultramic-presets:
De volgende standaardinstellingen kunnen geladen worden:
MIC FX-pagina:
Op de Mic FX-pagina kies je het effecttype voor het microfoonsignaal. Je hebt de keuze tussen de volgende effecten:
Draai aan de rechter PARAMETER-regelaar 1) [45], om de
preset te kiezen:
Druk op de PARAMETER-regelaar, om de preset te laden.2)
Ieder effect kan veranderd worden en zo aan de individuele
klankvoorstellingen aangepast worden. Daarvoor staan twee
parameters ter beschikking. Voor alle effecten geldt: de tweede
parameter regelt altijd het effect Dry/Wet Mix.
Effectbeschrijvingen:
FLANGER: Een Flanger-effect ontstaat door doelbewuste toonhoogteverschuivingen. De snelheid van de LFO (Low Frequency
Oscillator) is regelbaar.
PHASER is net zo als een Flanger. Alleen wordt hier de modulatie
door een faseverschuiving bereikt. De snelheid van de LFO is
regelbaar.
DELAY is een signaalvertraging. De Delay-tijd (Time) kan bewerkt
worden.
ECHO is net zo als Delay, met dit verschil, dat het vertraagde
signaal meerdere malen herhaald wordt.
PITCH verandert de toonhoogte van het signaal en zo de stempositie van de zanger/spreker. Shift regelt de toonhoogte.
BITCRUSHER vermindert de digitale oplossing. De Bit-diepte
(Depth) is regelbaar.
REVERB is een galmeffect. Acht verschillende typen galm staan
ter beschikking. De galmtypen worden in hoofdst. 4.1.4 uitvoerig
beschreven.
Druk op de CONSOLE SETUP-regelaar 1) [51], om een parameter te kiezen.
Draai aan de CONSOLE SETUP-regelaar, om de waarde van 2)
de parameter te veranderen.
Zolang als de MIC FX-pagina opgeroepen is, kun je de tijdparameter van de effecten Flanger, Phaser, Deley en Echo voor de beat
synchroniseren door het tempo in de linker of rechter TAP-toets
(50) in te tikken.
Verlaten van de MIC setup:
Druk op de ESC-taster =[52], om de Mic setup te verlaten.
Draai aan de rechter PARAMETER-regelaar 1) [45], om de
preset te kiezen:
Druk op de PARAMETER-regelaar, om de preset te laden.2)
DIGITAL PRO MIXER DDM4000
Bediening15
De Talk setup3.3.2
DeTalkover functie is van zeer groot nut, om je stem bij het
aankondigen niet op de voorgrond te stellen. Dit vindt daardoor
plaats, dat het volume van de muziek verlaagd wordt, zodra jij in
de microfoon praat. Alle benodigde instellingen voor deze functie
voer je in de Talk setup uit. Zo kom je in de Talk setup:
Druk op de CONSOLE SETUP-regelaar 1) [51] gedurende ca.
2 seconden.
Kies “Talk Setup” door te draaien aan de CONSOLE SETUP-2)
regelaar en erop te drukken.
In het display opent zich de Talk setup-pagina.
Op deze pagina bevinden zich niveau-aanduidingen voor beide
microfoons. Links in het display is een lijst, waaruit je een Talkoverpreset kunt uitkiezen.
Presets laden:
Draai aan de linker PARAMETER-regelaar 1) [45], om de preset
te kiezen:
Druk op de PARAMETER-regelaar, om de preset te laden.2)
Bewerken van de Talkover:
Deze parameters van de Talkover-functie kunnen bewerkt worden:
THRSHDrempelwaarde (Threshold). Overschrijdt het micro-
foonsignaal deze waarde, wordt het muzieksignaal
verlaagd.
MAX. ATT (Maximum Attenuation) Hier regel je de maximale
verlaging, die het muzieksignaal dient te bereiken,
terwijl er in de microfoon wordt gesproken.
SPEEDregelt de snelheid van de verlaging.
Druk op de rechter PARAMETER-regelaar 1) [45], om de parameter te kiezen (THRSH, MAX. ATT, SPEED)
Draai aan de PARAMETER-regelaar, om de waarde van de 2)
parameter te veranderen.
Verlaten van de Talk setup:
Druk op de ESC-taster =[52], om de Talk setup te verlaten.
Bediening van de crossfader3.4
De functie van een crossfader kan ook een nieuweling vanzelf
aeiden. Maar de DDM4000 zou geen digitale mixer zijn, wanneer
niet ook hier enige speciale functies zijn, die met een analoge DJ
mixer niet zonder meer realiseerbaar zijn.
De crossfader-modi: KILL en X-OVER3.4.1
Links en rechts van de crossfader bevinden zich telkens drie
tasters met de aanduidingen HIGH, MID en LOW ([22]). Deze
functioneren in de Kill modus (inschakelstand) als Kill-taster – ze
draaien bepaalde frequentiegebieden volledig weg.
Met de X-Over (Croosover) modus kun je heel nieuwe, adembenemende effecten bereiken. In deze modus is het mogelijk, aparte
frequentiebanden voor de crossfaders A en B te kiezen, waarnaar
de crossfader dan laat overvloeien. Hier een voorbeeld, om de
manier van functiuoneren te verduidelijken:
Beweeg de crossfader 1) [20] naar links (A).
Druk op de FULL FREQ-taster 2) [23] in de sectie A.
Druk op de Kill-taster 3) [22] “MID” in de sectie B.
In de linker crossfader-positie wordt nu het A-signaal met volledige
frequentiebreedte uitgespeeld. Wanneer je de crossfader naar
rechts beweegt, wordt nu de middenfrequentie van het B-signaal
ingevoegd, de middenfrequenties van het A-signaal worden
weggedraaid. De bassen en de hoge tonen van het A-signaal
blijven hoorbaar. Op de uitgang van de mixer zijn nu dus alleen
de bassen en de hoge tonen van het A-signaal samen met de
middenfrequenties van het B-signaal hoorbaar.
Met de X-Over modus kun je op je mixing style een stempel van
uniekheid drukken. De X-Over modus kan in de Crossfader setup
geactiveerd worden.
De Crossfader setup3.4.2
Zo kom je in de Crossfader setup:
Druk op de CONSOLE SETUP-regelaar 1) [51] gedurende ca.
2 seconden.
Kies de “Crossfader Setup” door te draaien aan de CONSOLE 2)
SETUP-regelaar en erop te drukken.
In het display opent zich de Crossfader setup-pagina.
Links in het display kunnen de frequentieovergangen van de Killtasters ingesteld worden. Rechts kies je de Crossfader modus.
XOVER CF (Crossover Center Frequency):
LOW:Scheidingsfrequentie tussen LOW en MID
HIGH: Scheidingsfrequentie tussen MID en HIGH
Druk op de linker PARAMETER-regelaar 1) [45], om de parameter te kiezen (LOW, HIGH).
Draai aan de PARAMETER-regelaar, om de waarde van de 2)
gekozen parameter te veranderen.
Crossfader modus:
Draai aan de rechter PARAMETER-regelaar 1) [45], om de
modus te kiezen (KILL, X-OVER).
Druk ter bevestiging op de PARAMETER-regelaar.2)
Verlaten van de Crossfader setup:
Druk op de ESC-taster =[52], om de Crossfader setup te
verlaten.
Bounce to MIDI Clock3.4.3
Met deze functie kan het Bouncing geautomatiseerd worden.
Bouncing is een hard laten overvloeien van de crossfader in het
ritme van de muziek. Voorwaarde voor deze functie is, dat de
interne MIDI Clock geactiveerd is. Deze dient als referentie voor
de Bounce-snelheid, die tussen één en 16 beats kan bedragen.
Voordat je de Bounce met een druk op de BOUNCE TO MIDI CLKtaster start, dien je eerst de Bounce-snelheid in te stellen.
Start de MIDI Clock met een druk op de MIDI START-STOP-1)
taster [52].
Kies de Bounce-snelheid met de BEAT-taster 2) [28]. De LEDs
[29] tonen de beats.
Druk nu op de BOUNCE TO MIDI CLK-taster 3) [27], om de
Bounce te starten. Staat de crossfader op de A-pagina, start
de Bounce met het A-signaal, op B, start de Bounce navenant
met het B-signaal.
DIGITAL PRO MIXER DDM4000
Bediening16
Bediening van de Main-sectie3.5
Ook in de Main-sectie zijn er enkele functies, die boven de functieomvang van een analoge mixer uitgaan. Zo kunnen complete
mixerinstellingen opgeslagen en geladen worden. De Ultramizer
zorgt ervoor, dat je beats nog vetter klinken.
De Ultramizer3.5.1
De Ultramizer is een multiband-processor, die het audiosignaal
verdicht en zo een hoger subjectief volumegevoel voortbrengt,
zonder dat het niveau inderdaad verhoogd wordt. Zo is ervoor
gezorgd, dat versterkerprestaties optimaal gebruikt worden en je
muziek luider aanvoelt. De bewerking vindt in twee gescheiden
frequentiebanden plaats. Daardoor is een wezenlijke klank met
meer druk bereikbaar, zonder daarbij ongewenste neveneffecten
zoals bijv pompen of hoogteverlies voort te brengen.
Activeer de Ultramizer met een druk op de ULTRAMIZE ON/1)
OFF-taster [34].
Druk op de CONSOLE SETUP-regelaar 2) [51] gedurende ca.
2 seconden.
Kies “Ultramize” door te draaien aan de CONSOLE SETUP-3)
regelaar en erop te drukken.
Het display gaat over naar de Ultramizer-pagina. Hier kun je instellingen veranderen en presets laden en bewerken:
Presets laden:
Draai aan de linker PARAMETER-regelaar 1) [45], om de preset
te kiezen:
Druk op de PARAMETER-regelaar, om de preset te laden.2)
Ultramizer-presets
Gentle Boost decente verhoging van het volume
Boostduidelijke verhoging van het volume
Pump
Fullmaximale verhoging van het volume
Full Pump
Bewerken van de Ultramizer:
RANGE beschrijft het dynamisch regelgebied. Bij een waarde
TIMEverandert de regelsnelheid van de Ultramizer.
Draai aan de CONSOLE SETUP-regelaar =[51], om de para-
meter TIME te veranderen.
Draai aan de PARAMETER-regelaar =[45], om de parameter
RANGE te veranderen.
Verlaten van de Ultramizer setup:
Druk op de ESC-taster =[52], om de Ultramizer setup te ver-
laten.
sterke verhoging van het volume met “Pump”effect
maxima le verhoging van h et volume met
“Pump”-effect
van 10 dB wordt een maximale niveauverhoging van
10 dB uitgevoerd.
User Settings laden en opslaan3.5.2
Een groot voordeel van een digitale mixer is de mogelijkheid,
complete mixerinstellingen op te slaan, om ze later met een druk
op een toets weer op te roepen. Bij grote studiopanelen heet deze
functie “Snapshot”, omdat alle instellingen – zoals bij een snapshot
– vastgehouden worden. Zo kun je je mixer aan je vertrouwde
manier van werken aanpassen en eenmaal gedane instellingen
te allen tijde weer oproepen.
Stel je voor, de DDM4000 staat in een club en wordt door meerdere dj’s gebruikt. Iedere dj kan zijn favoriete EQ-instellingen,
Kill-frequenties, Ultramizer- en effectinstellingen opslaan en als
hij de volgende keer begint, weer produceren. Van de andere kant
kan iedere gast-dj, die de DDM4000 niet kent, direct aan de gang
gaan, zonder dat hij enige standaardinstellingen moet doen.
Na het inschakelen wordt de laatst gekozen preset +
geladen.
User Setting laden:
Druk op de LOAD-taster 1) [35]. De LOAD-taster knippert.
In het display opent zich de “User Setup” met de preset-lijst.
Draai aan de linker PARAMETER-regelaar 2) [45], om een User
Setting (of de Factory Preset) te kiezen:
Druk op de PARAMETER-regelaar, om de User Setting te 3)
laden.
User Settings opslaan:
Druk op de LOAD-taster 1) [35], om in de User Setup met de
preset-lijst te komen.
Druk op de CONSOLE SETUP-regelaar 2) [51], om een opslagplaats te kiezen.
Druk op de PARAMETER-regelaar, om de User Setting te 3)
op te slaan.
De Factory Preset kan niet overgeschreven worden. +
Verlaten van de User setup:
Druk op de LOAD-taster =[35] of op de ESC-taster (52), om de
User setup te verlaten.
Bediening van de Phones-sectie3.6
Met de koptelefoon kunnen twee verschillende signalen beluisterd
worden: 1. het PGM-signaal (=programma): dat is het signaal, dat
op de MAIN-uitgang zit. 2. het PFL-signaal (=Pre Fader Listen): dat
is het signaal, dat met de PFL-tasters {7} apart op de PFL-bus
uitgeschakeld kan worden. Het PFL-signaal is faderonafhankelijk, d.w.z. het kan ook bij naar beneden getrokken kanaalfaders
worden gehoord.
Wanneer de SPLIT-taster [40] niet ingedrukt is, worden zowel het
PGM- als Het PFL-signaal in de koptelefoon in stereo weergegeven. De mix uit beide signalen wordt met de MIX-regelaar [38]
ingesteld. Wanneer de regelaar zich helemaal links bevindt, hoor
je aansluitend het PFL-signaal, bij een rechter aanslag alleen het
PGM-signaal in beide hoorns.
Werken in de Split-modus:
Druk op de SPLIT-taster =[40], om de Split-modus te active-
ren.
In de Split-modus wordt het PFL-signaal alleen in de linker hoorn,
het PGM-signaal alleen in de rechter hoorn (telkens in mono)
weergegeven.
DIGITAL PRO MIXER DDM4000
De BPM- en effectsectie17
De BPM- en effectsectie4.
De BPM- en effectsectieAfb. 4.1:
De BPM- en effectsectie in het midden van de mixer kan voor de
stereokanalen of voor het mastersignaal ingezet worden. Beide
processoren kunnen ook gekoppeld en als dualeffect voor een
apart kanaal gebruikt worden. Daarenboven beschikken zowel het
microfoonkanaal als de sampler over eigen effectprocessoren, die
in eigen hoofdstukken verklaard worden (hoofdst. 3.3.1 en 5.4).
Het display:
In het display wordt de volgende informatie getoond:
A
Hier worden het effecttype alsook de parameterwaarde
getoond.
B
Hier wordt de berekende snelheid in BPM (beats per minuut)
getoond. Hier kan ook informatie over de signaaltoewijzing
en de Tap-functie afgelezen worden.
C
In deze sectie wordt rechts de waarde van de BPM synchrone effectparameter in beats getoond. Links ernaast wordt de
activiteit van de Kill-functie in de effectweg getoond.
D
Deze informatie behoort tot de sampler resp. MIDI Clock
(zie hoofdst. 5).
De effectsectie4.1
INPUT 1 – INPUT 4: Stereokanalen 1 tot 4.
MUSIC:Signaal van de stereosom (Main-
signaal)
CHAIN:CHAIN wijst het effect aan het signaal van
de telkens andere effectsectie toe, zodat
2 effecten achter elkaar geschakeld zijn.
Signaalkeuze voor FX1:
Druk op de FX1 ASSIGN-taster 1) [43].
Draai aan de rechter PARAMETER-regelaar 2) [45], om een
signaalbron uit de lijst te kiezen.
Druk op de linker PARAMETER-regelaar, om de keuze te 3)
bevestigen.
Signaalkeuze voor FX2:
Druk op de FX2 ASSIGN-taster 1) [43].
Draai aan de rechter PARAMETER-regelaar 2) [45], om een
signaalbron uit de lijst te kiezen.
Druk op de rechter PARAMETER-regelaar, om de keuze te 3)
bevestigen.
Effect activeren4.1.2
Druk op de FX ON-taster 1) [42], om het effect in te schakelen.
De FX ON-taster en de EFFECT/BAND-taster [46] tot [48]
knipperen.
Draai de DEPTH-regelaar langzaam naar rechts, totdat het 2)
effect in de gewenste mate hoorbaar is.
De Kill-functie in de effectweg:
Als een bijzonder effectieve aard van de vervreemding kun je
aparte frequentiegebieden uit de effectbewerking nemen. Je kunt
je dat zo voorstellen, dat in de signaalweg naar het effectapparaat
nog drie Kill-tasters voorhanden zijn. Wanneer alle frequentiebanden actief zijn, knipperen bij ingeschakeld effect alle EFFECT/
BAND-tasters blauw. Door te drukken op deze tasters kun je de
frequentiebanden één voor één “killen”. De status van de killfunctie
wordt ook in het display getoond.
Druk op een van de EFFECT/BAND-tasters ( =[46], [47], [48])
bij ingeschakeld effect. De taster-LED van de gedeactiveerde
band gaat uit.
De effectsectie (hier: FX 1)Afb. 4.2:
Signaalbron kiezen4.1.1
Om een effect te kunnen gebruiken, dien je eerst aan het effectapparaat een signaalbron toe te wijzen. Deze toewijzing geldt ook
voor de BPM Counter. Mogelijke ingangsbronnen zijn:
Een effect kiezen4.1.3
Er staan negen effecttypen ter beschikking. De effecttabellen in
hoofdstuk 4.1.4 geven een overzicht over de mogelijke effecten
en hun regelbare parameters.
Druk op de SELECT-taster 1) [46]. In het display worden alle
effecttypen opgesomd.
Draai aan de PARAMETER-regelaar 2) [45], om een effecttype
te kiezen.
Druk op de PARAMETER-regelaar, om het effecttype te 3)
laden.
DIGITAL PRO MIXER DDM4000
De BPM- en effectsectie18
Effectbeschrijvingen4.1.4
Hier tref je een beschrijving van alle effecten inclusief van alle
veranderbare parameters aan. (BPM-synchroniseerbare parameters zijn cursief gedrukt.) De tabellen tonen, met welke
bedieningselementen de parameters veranderd kunnen worden.
De effectbewerking wordt in hoofdstuk 4.1.5 beschreven. De
bewerking van BPM-synchrone parameters wordt in hoofdstuk
4.1.6 beschreven.
FLANGER, PHASER, PAN:
FLANGER: Een Flanger-effect ontstaat door doelbewuste toonhoogteverschuivingen. Regelbaar is de snelheid van de LFO
(Low Frequency Oscillator), het aandeel van het terugbrengen
van het effectsignaal naar de ingang (Feedback), de effectdiepte
(Depth) en de sterkte van de faseverschuiving in ritmische eenheden (Phase). Met Fade kan bepaald worden, of de Flanger na
het uitschakelen van het effect de actuele oscillatieperiode moet
beëindigen. Dit verhindert een abrupt afsnijden van het effect.
PHASER is net zo als een Flanger. Alleen wordt hier de modulatie
door een faseverschuiving bereikt. Regelbaar zijn de snelheid van
de LFO en de effectdiepte (Depth). Met Fade kan bepaald worden,
of het effect abrupt moet eindigen of zachtjes moet wegklinken.
PAN betekent een effect, dat het signaal in het stereopanorama
van rechts naar links laat glijden. Het effect klinkt het intensiefst,
wanneer de DEPTH-regelaar ver open gedraaid wordt. LFO regelt
de snelheid van de Panning, Depth de effectdiepte.
PITCHER, BITCRUSHER:
PITCHER verandert de toonhoogte van de muziek zonder een
tempoverandering. Shift regelt de toonhoogte.
BITCRUSHER simuleert een vermindering van de digitale oplossing. Van softe Lo-Fi-instellingen tot en met speelgoed-sound zit
alles erin.
Effectparameters voor Pitch en Lo-Fi-Tab. 4.3:
REVERB:
REVERB is een galmeffect. Acht verschillende galmgroottes staan
ter beschikking. Wanneer Fade geactiveerd is, sterft de galm na
het uitschakelen weg en wordt niet afgesneden.
Ambient is een zeer korte galm, waarbij men letterlijk de wanden
van de ruimte kan horen.
Box brengt een ruimtelijke indruk zonder lange reecties tot
stand.
Cathedral: De lange en zeer dichte galm van een grote kathedraal,
die goed geschikt is voor langzame stukken.
Cavern: Een intensieve nagalm rijk aan hoogtes, die een grot met
rotswanden imiteert.
Chamber produceert een korte nagalm van een kleine ruimte.
Chorus: Een dichte, warme galm, korter dan Cathedral.
Concert bootst de gedenieerde galm van een grote concertzaal
na.
Echo: Een dichte, korte galm met langere vertraging.
Effectparameters voor Flanger, Phaser en PanningTab. 4.1:
DELAY, ECHO:
DELAY is een signaalvertraging. De Delay-tijd (Time) kan op de
BPM Counter gesynchroniseerd worden. Er zijn een eenvoudig
Delay (Simple) en een 3-Pong-Delay, dat de vertragingen in het
stereopanorama verdeelt.
ECHO is net zo als Delay, met dit verschil, dat het vertraagde
signaal meerdere malen herhaald wordt. Het aantal herhalingen
wordt met Feedback ingesteld. Fade bepaalt, of de echo na het
uitschakelen van het effect moet wegklinken (On) of niet (Off).
Effectparameters voor Delay en EchoTab. 4.2:
Effectparameters voor het galmeffectTab. 4.4:
FILTER:
FILTER is een effect, dat men typisch met synthesizer-muziek
verbindt. Drie ltertypen staan ter beschikking. Bandpas, Dieppas
en Hoogpas. De Resonance zorgt voor een niveauverhoging in
het bereik van de lterfrequentie, waardoor het effect intensiever
klinkt. In de LFO modus wordt de lterfrequentie door een LFO
bestuurd. In de Manual modus kun je de lterfrequentie met de
DEPTH-regelaar [44] zelf besturen.
DIGITAL PRO MIXER DDM4000
De BPM- en effectsectie19
Effectparameters voor het ltereffectTab. 4.5:
Effecten bewerken4.1.5
Zoals al in het laatste hoofdstuk aangeduid, bezit ieder effect tot
5 parameters (afhankelijk van het effecttype), waarmee het effect
veranderd kan worden. Steeds kan een van deze parameters
met behulp van de BEAT-taster ingesteld worden. Bij de meeste
effecten is dit de parameter, die ook BPM gesynchroniseerd kan
worden.
Effectparameters:
Druk op de PARAMETER-regelaar 1) [47], om een parameter op
te roepen. Dit werkt alleen bij gedeactiveerd effect (wanneer
de FX ON-taster niet knippert).
of
Druk op de PARAMETER-regelaar 2) [45], om een parameter
op te roepen.
Verander de waarde van de parameter door te draaien aan 3)
de PARAMETER-regelaar [45].
Om bij de volgende parameter te komen, dien je opnieuw op 4)
de PARAMETER [45] of [47] te drukken.
Dry/Wet Mix:
Draai de MIX-regelaar =[44] langzaam naar rechts, om het
effect (Wet) bij het originele signaal (Dry) te mengen.
De BPM synchroniseerbare effectparameters4.1.6
Sommige effecten klinken bijzonder interessant, wanneer op de
tijdsomstandigheden betrekking hebbende parameters in het ritme
van de muziek weerklinken. De DDM4000 ondersteunt dit met
BPM-synchroniseerbare parameters.
Bewerken van BPM-synchroniseerbare parameters:
Verzeker je ervan, dat de BPM Counter de correcte waarde 1)
bepaald heeft (eventueel met TAP manueel invoeren, zie
hoofdst. 4.2).
Verander de parameter stapsgewijs met de BEAT-tasters 2) [49].
De gekozen waarde wordt in het display getoond.
DELAY, ECHO:
Bij het Delay- en Echoeffect kan de delay-tijd in muzikale eenheden
bewerkt worden. Het aantal beats wordt getoond:
Delay-parameters in de ritmische uitbeeldingAfb. 4.4:
FLANGER, PHASER, PAN, FILTER:
Bij het Filter-effect is de BPM-synchronisering alleen in de LFO
modus mogelijk. De snelheid van de modulatie wordt ingesteld
(LFO Speed). De waarden 1 tot 32 komen overeen met het aantal
beats, dat voor een oscillatie nodig is:
Beats en notenwaarden voor modulatie-effectenAfb. 4.5:
In de muzikale context krijgt men dan het volgende beeld:
De LFO-parameter, uitgebeeld in beats en barsAfb. 4.6:
De FX setup4.1.7
In de FX setup kun je de overgangsfrequenties tussen de aparte
banden van de EFFECT/BAND-tasters [46] tot [48] bepalen (Kill-
functie in de effectweg, zie hoofdstuk 4.1.2). Dit gebeurt voor beide
effectapparaten gescheiden.
Regelbare parameters:
Beats en notenwaarde voor Delay en EchoAfb. 4.3:
Ritmisch uitgebeeld ziet het geheel dan zo uit (keuze van enige
beats):
FX1 LOW / FX2 LOW:Scheidingsfrequentie tussen LOW
en MID.
FX1 HIGH / FX2 HIGH: Scheidingsfrequentie tussen MID
en HIGH.
Druk op de linker of rechter PARAMETER-regelaar 1) [45], om
de parameter voor FX1 resp. FX2 te kiezen.
Draai aan de linker of rechter PARAMETER-regelaar, om de 2)
waarde van de gekozen parameter te veranderen.
DIGITAL PRO MIXER DDM4000
De BPM- en effectsectie20
De BPM Counter4.2
De Auto BPM Counter is in staat, het tempo van de aansluitende
tracks automatisch in BPM (beats per minuut) te berekenen.
De berekende BPN-waarden dienen als basis voor alle op de
tijdsomstandigheden betrekking hebbende effectparameters en
voor de lengte van de sampleropname. De BPM kan op twee
verschillende manieren berekend worden, manueel of automatisch. De actuele BPM wordt in beide gevallen in sectie B van het
display getoond.
Beats met AUTO BPM automatisch laten berekenen:
De BPM Counter berekent het tempo van de signaalbron, die aan
de effectsectie is toegewezen. De signaalbron wordt in het BPMvenster getoond. (Hoe je aan de BPM-effectsectie een signaalbron
toewijst, wordt in hoofdst. 4.1.1. beschreven.)
Verzeker je ervan, dat „Auto BPM” actief is (inschakelstand). 1)
In dit geval schijnt de AUTO BPM-taster [50] geel en knippert
de BPM-aanduiding in het display.
Indien de Tap-modus actief is (AUTO BPM-taster schijnt +
blauw), druk dan langer dan een seconde op de AUTO
BPM-taster, om Auto BPM te activeren.
De BPM Counter berekent nu de BPM-waarde van het aanslui-2)
tende signaal. Deze wordt voortdurend geactualiseerd, zodat
tempoveranderingen direct overgenomen worden.
Beats met TAP manueel berekenen:
Verzeker je ervan, dat de Tap-modus actief is. In dit geval 1)
schijnt de AUTO BPM/TAP-taster [50] blauw en in het BPMvenster wordt “Manual” getoond.
Tik in de maat van de muziek op de TAP-taster 2) [50] (tenminste
2x). Daarop wordt een constante BPM-waarde berekend.
Een tip: tijdens het intikken het signaal in de koptelefoon
voorbeluisteren.
Indien Auto BPM actief is (AUTO BPM-taster schijnt +
geel), ga dan verder met stap 2. De Manual modus
wordt bij het intikken van het tempo automatisch geactiveerd.
Door opnieuw meerdere malen te tikken kan de BPM-waarde 3)
weer aangepast worden.
In de inschakelstand is altijd Auto BPM actief. +
Zonder een aansluitend (of bij een te zacht) muzieksig- +
naal knippert de BPM-waarde in het display. Bijkomende
wordt "Low Level" getoond. De BPM-waarde knippert
ook dan, wanneer de beat niet eenduidig geïdenticeerd
kan worden (aanduiding "Uncertain").
De MIDI Clock4.3
De MIDI Clock dient als deelreferentie voor de Bounce-functie.
Bovendien wordt de MIDI Clock op de MIDI-uitgang uitgegeven.
Zo kun je externe apparaten met de DDM4000 synchroniseren,
die MIDI Clock kunnen ontvangen, zoals bijv. drummachines of
groove boxen.
De BPM-sectieAfb. 4.7:
Met een druk op de taster =[52] start en stop je de MIDI
Clock.
Voor de MIDI Clock kun je een eigen tempo instellen. Alternatief
kan de MIDI Clock ook met een van de beide BPM Counters
gesynchroniseerd worden.
MIDI BPM:
In de MIDI BPM modus wordt onder de BPM-aanduiding van de
MIDI Clock in het midden van het dispay “MIDI BPM” getoond. Stel
het tempo door draaien aan de CONSOLE SETUP-regelaar [51]
in. Door te drukken op en tegelijkertijd draaien aan de regelaar
zijn grotere waardesprongen mogelijk.
FX1/FX2 BPM:
Om het berekende tempo van de BPM Counter op de MIDI Clock
over te dragen, dien je een van de ADJUST-tasters [53] in te drukken. Bij een druk op de linker BEAT-taster neemt de MIDI Clock
het tempo van de linker BPM Counter over. Bij een druk op de
rechter BEAT-taster wordt de MIDI Clock gesynchroniseerd met
het tempo van de rechter BPM Counter. De toewijzing wordt in
het display met “FX1 BPM” resp. “FX2 BPM” getoond.
Om de toewijzing op te heffen, dien je aan de CONSOLE SETUPregelaar te draaien, om een eigen tempo in te stellen.
Omgekeerd kan het tempo van de MIDI BPM op het Beat Counter
overgedragen worden Houd de linker of rechter ADJUST-regelaar
[53] (of beide tegelijkertijd) ingedrukt en kies met de CONSOLE
SETUP-regelaar [51] het gewenste tempo. Deze functie is nuttig, wanneer de effecttoewijzing op een kanaal geschiedt, dat als
MIDI Controller gecongureerd is en dus geen Auto BPM-functie
mogelijk is.
DIGITAL PRO MIXER DDM4000
De sampler21
De sampler5.
De sampler-sectieAfb. 5.1:
Een sampler is een apparaat voor de opname en weergave van
audiosignalen. De sampler in de DDM4000 biedt je de mogelijkheid, twee sporen op te nemen en aansluitend weer te geven.
Daarbij kan het om aparte, korte sequenties, gezangfrases,
ritme-loops of langere song-passages gaan. Als signaalbron kan
ieder zich in de mixer bevindend audiosignaal dienen, daarbij
horen de stereokanalen, het microfoonkanaal en de stereosom.
De maximale opnametijd bedraagt 32 seconden. De samples kunnen op verschillende manieren (als eindeloze lus/loop, eenmalig,
voorwaarts, achterwaarts) worden weergegeven.
Samples opnemen5.1
Kies met de REC SOURCE-tasters 1) [56] een signaalbron.
Boven de REC SO URCE-LEDs wordt de signaalbron getoond:
Stel met de SAMPLE LENGTH-tasters 2) [58] de gewenste
opnametijd in. De lengte bedraagt tussen 1 en 16 beats of
“?” (eindeloze opname).
De daadwerkelijke opnametijd is van het berekende +
BPM-tempo resp. van de MIDI Clock afhankelijk. Wanneer de BPM Counter aan het kanaal 1, 2 of de master
toegewezen is, wordt de sampler met de BPM Counter
gesynchroniseerd. Is dit niet het geval, wordt de sampler
met de MIDI Clock gesynchroniseerd.
Kies met BANK ASSIGN 3) [60] de opslagbank. De MODE-taster
[61] van de gekozen bank licht geel op en geeft zo aan dat hij
klaar is voor opname.
Start de opname met de RECORD/IN-taster 4) [59].
De opname stopt na het ingestelde aantal beats.5)
of:
Stop de eindeloze opname (6) ?) door te drukken op de PLAY/
OUT-taster [45] of door opnieuw te drukken op de RECtaster.
Bij de eindeloze opname ( +?) wordt de opnametijd door te
drukken op de RECORD/IN-taster [59] en de PLAY/OUTtaster [62] gedenieerd. Wanneer tegelijkertijd de Loop
modus geactiveerd is, wisselst de sampler na drukken
op de PLAY/OUT-taster direct naar de weergave.
Opslag:
De maximale opnametijd van 32 seconden geldt voor beide banken samen. De opname stopt, zodra de opslag vol is.
De lengte van een sampler en de resterende opnametijd worden
in de Sampler Mix-display getoond.
Samples afspelen/weergeven5.2
Zet de VOLUME/MIX-regelaar 1) [55] eerst op de middenstand.
Druk op de PLAY-taster, om de weergave te starten.2)
Druk nog eens op PLAY, om de weergave te stoppen.3)
De Insert-functie5.2.1
De sample-weergave vindt naar keuze plaats in de Mix- of
Insert-modus. In beide gevallen wordt de sample in het kanaal
weergegeven, welke met de REC SOURCE-tasters [56] gekozen
werd. Dit kan ook de stereosom zijn. Wanneer de weergave in
de MIX-modus plaatsvindt, wordt de sample bij het betreffende
kanaal gemengd of kan kan op de crossesfader gerouted worden.
In de Insert-modus wordt de sample, terwijl hij wordt afgespeeld,
in het toegewezen kanaal gefadet.
Wanneer de weergave als =Mix dient te geschieden, mag de
INSERT-taster [54] niet ingedrukt zijn (taster-LED uit). De
VOLUME/MIX-regelaar [55] heeft de functie van een kanaalfader (volume), waarmee het sampler-signaal bij de signaalbron gemengd wordt. Met een druk op de CF ASSIGN-taster
[65] kan het sampler-signaal aan de crossfader toegewezen
worden.
Druk op de INSERT-taster =[54], om de sample in de Insert-modus weer te geven. De VOLUME/MIX-regelaar [55] heeft
nu de functie van een fadingsregelaar (Mix). Wanneer je de
regelaar helemaal naar rechts draait, is tijdens het afspelen
alleen de sample hoorbaar. Wanneer je de regelaar verder
naar links draait, wordt de signaalbron in het gekozen kanaal
met de sample gefadet.
De crossfader-toewijzing van de sampler is alleen als +
Mix mogelijk. Zodra je op de CF ASSIGN-taster [65] drukt,
wordt de Insert-functie automatisch gedeactiveerd.
Reverse- en Loop-weergave5.2.2
Met de MODE-tasters [61] voor bank 1/2 kan de aard van de
weergave vastgelegd worden. Kies de gewenste weergave-modus
voor iedere bank:
REVERSE:
Druk kort op de MODE-taster, om naar de Reverse modus om 1)
te schakelen. De REVERSE-LED licht op. De sample wordt
met een druk op PLAY achterwaarts afgespeeld.
Druk nog eens kort op de MODE-taster. De REVERSE-LED 2)
gaat uit. De sample wordt voorwaarts afgespeeld.
DIGITAL PRO MIXER DDM4000
Verdere instellingen22
OUTPUT
SETUP
SUB-OUT S/PDIF
TAPE/
MONO
OFF
ON
MODE
FREQ GAINGAIN
FULL-FREQ
CROSSOVER
-6.0dB -3.0dB 55Hz
OUT B
LOOP (eindeloze lus):
Druk gedurende ca. 1 seconde op de MODE-taster, om de 1)
Loop modus uit te schakelen. De LOOP-LED gaat uit. De
sample wordt weergegeven, zoalng als de PLAY-taster wordt
ingedrukt. Deze manier van weergeven is geschikt voor korte
bedenkingen/samples.
Druk opnieuw gedurende ca. 1 seconde op de MODE-taster, 2)
om in de Loop modus te komen. De LOOP-LED licht op. De
sample wordt met een druk op PLAY in een eindeloze lus
weergegeven.
Crossfader Start5.2.3
Met de Crossfader Start-functie kun je de sampler-weergave met
de crossfader starten. Om deze functie te kunnen gebruiken, moet
de sampler aan de crossfader toegeween worden.
Druk op de CF ASSIGN-taster, om de sampler op een zijde 1)
van de crossfader te routen (A of B)>
Druk op CF START, om de Crossfader Start in te schakelen.2)
Druk op de BANK ASSIGN-taster, om de bank te kiezen, die 3)
met de crossfader gestart moet worden.
Zodra je de crossfader op de de sampler toegewezen pagina
beweegt, start de weergave.
Pitch Bend5.2.4
Met de Pitch Bend-functie heb je de mogelijkheid, de snelheid van
de sampler-weergave te veranderen, om deze aan de lopende
tracks aan te passen. Daarvoor zijn er twee mogelijkheden:
Draai aan de BPM-Adjust-regelaar, om de weergavesnelheid 1)
van de sampler duurzaam te veranderen. Draai je naar rechts,
wordt het tempo verhoogd, naar links, wordt het langzamer.
De ADJUST-tasters komen overeen met een “Bend +” resp.. 2)
“Bend –”-functie. Een druk op een van deze tasters verandert korte tijd de snelheid. Zo kun je snel bij de beat van een
lopende track komen.
Het sampler-effect5.3
De sampler beschikt over een Brake-effect. Daarmee wordt het
afremmen van een draaitafel tot aan stilstand gesimuleerd. Instelbaar is de lengte van de Brake, mogelijk zijn 1-beat-, 4-beat- en
8-beat-brake.
Druk op de BANK ASSIGN-taster, om de opslagbank te kiezen, 1)
die met het effect bewerkt moet worden.
Kies door herhaaldelijk te drukken op de SELECT-taster 2) [64]
de lengte van de Brake. Deze wordt in het display getoond.
Druk op de SMP FX ON-taster 3) [63], om het effect te activeren.
De taster knippert.
Nadat de sampler tot stilstand is gekomen (SMP FX ON-taster
en PLAY/OUT-taster van de gekozen bank knipperen), moet het
sampler-effect door opnieuw drukken op SMP FX ON gedeactiveerd worden, om de weergave opnieuw te starten.
Druk op de SMP FX ON-taster, om de weergave opnieuw 4)
te starten.
Verdere instellingen6.
Werkinstellingen laden6.1
Druk op de LOAD-taster 1) [35]. Het display wisselt in de “User
Setup”. De LOAD-taster licht op.
Kies de Factory Preset door draaien en indrukken van de 2)
PARAMETER-regelaar [45].
Druk opnieuw op de linker PARAMETER-regelaar, om de 3)
keuze te bevestigen.
Druk op de LOAD-taster 4) [35] of op de ESC-taster [52], om de
User setup te verlaten.
De Output setup6.2
Druk op de CONSOLE SETUP-regelaar 1) [51] gedurende ca.
2 seconden.
Kies “Output Setup” door te draaien aan de CONSOLE 2)
SETUP-regelaar en erop te drukken. Het display toont de
Output setup:
In de Output setup kunnen je de volgende instellingen uitvoeren:
Mono:
Met deze functie schakel je de OUT B-uitgangen [74] op mono.
Draai aan de rechter PARAMETER-regelaar 1) [45], om OFF
of ON te kiezen.
Druk ter bevestiging op de linker PARAMETER-regelaar.2)
MODE:
Output A [73] kan in verbinding met de subwoofer-uitgang gebruikt
worden. Daarvoor worden de basfrequenties van de Main-uitgang
gescheiden (frequentiewisselfunctie).
FULL=FREQ:
CROSSOVER: Op de subwoofer-uitgang wordt het subwoofer-
Draai aan de CONSOLE SETUP-regelaar 1) [51], om de modus
te kiezen (FULL-FREQ, CROSSOVER).
Druk ter bevestiging op deCONSOLE SETUP-regelaar.2)
SUB-OUT:
Hier worden de scheidingsfrequentie en het uitgangsniveau voor
de subwoofer-uitgang ingesteld.
FREQ:Scheidingsfrequentie tussen SUB- en MAIN OUT
GAIN:Uitgangsniveau van de SUB OUT.
TAPE/S/PDIF:
Voor de Tape- en de S/PDIF-uitgang kan het uitgangsniveau
afzonderlijk geregeld worden.
Druk op de rechter PARAMETER-regelaar, om de parameter 1)
(FREQ, GAIN of TAPE/S/PDIF GAIN) op te roepen.
Draai aan de PARAMETER-regelaar, om de waarde te ver-2)
anderen.
Druk op de ESC-taste, om de Output setup te verlaten. =
MAIN OUT A [73] geeft het totale frequentiespectrum (incl. bassignaal). Op de subwooferuitgang zit het subwoofer-signaal.
signaal uitgespeeld. Op de MAIN OUT A
worden alle frequenties boven de scheidingsfrequentie weergegeven.
Display-contrast instellen6.3
Druk op de LOAD-taster 1) [35]. In het display wordt de User
Setup getoond.
Draai aan de rechter PARAMETER-regelaar 2) [45], om het
contrast te veranderen.
Druk op de LOAD-taster, om de User setup te verlaten. =
DIGITAL PRO MIXER DDM4000
De DDM4000 als MIDI Controller23
USB-MIDI Interface*
MIDI IN/OUT/THRU
De DDM4000 als MIDI Controller7.
De DDM4000 kan voor besturing van dj- of sequencersoftware
gebruikt worden, doordat aparte mixer-secties als MIDI Controller
omgewerkt worden en aan bepaalde software-functies toegewezen worden. De overdracht van gegevens vindt plaats aan
de MIDI-interface [76]. De computer heeft voor de aansluiting
aan de mixer een MIDI-interface nodig, dat bijv. als usb-variant
verkrijgbaar is.
* wordt niet meegeleverd
Aansluiting van de DDM4000 aan een computerAfb. 7.1:
Het MIDI-protocol7.1
De gegevensoverdracht vindt plaats in het MIDI-formaat. Regelaar
en Fader zenden Control Change-opdrachten (CC), tasters zenden
notenopdrachten. De toewijzing van een mixer-bedieningselement
aan een software-functie doe je in de software. Daarvoor beschikken de meeste programma’s over een leerfunctie, waarmee de
toewijzing heel eenvoudig functioneert.
De MIDI-overdracht functioneert ook in de andere richting. Ze
beperkt zich in wezen op de besturing van LEDs. Schakelstanden in de software kunnen zo op de DDM4000 getoond worden.
Daarvoor ontvang de DDM4000 CC-opdrachten van de computer.
Iedere LED op de DDM4000 is een CC-nummer toegewezen.
Wordt een waarde nul gezonden, gaat de LED uit, wordt een één
(of een hogere waarde) gezonden, licht de LED op.
Algemene MIDI-instellingen7.2
Alle MIDI-instellingen worden op de MIDI Setup-pagina gedaan.
Druk op de CONSOLE SETUP-regelaar 1) [51] gedurende ca.
2 seconden.
Kies “MIDI Settings” door te draaien aan de CONSOLE 2)
SETUP-regelaar en erop te drukken. Het display toont de
MDI setup-pagina:
Op deze pagina kun je de volgende instellingen uitvoeren:
Istelling van het MIDI-kanaal (7.2.1) =
Zenden van een MIDI-dump (7.2.2) =
Microfoonkanaal, sampler en crossfader als MIDI Controller =
congureren (7.3)
Stereokanalen als MIDI Controller congureren (7.4) =
Druk op de ESC-taster 3) [52], om de MIDI setup te verlaten.
Wanneer de hier gedane veranderingen bij het inscha- +
kelen bij een volgende keer weer opgeroepen moeten
worden, moet je ze in een User Preset opslaan (zie
hoofdst. 3.5.2).
Istelling van het MIDI-kanaal7.2.1
Hier wordt het MIDI-kanaal ingesteld, waarop de DDM4000 Controller-gegevens zendt. Het ontvangapparaat moet op hetzelfde
kanaal ingesteld zijn.
Open de MIDI setup-pagina (zie hoofdst. 7.2).1)
Draai aan de linker PARAMETER-regelaar 2) [45], om het MIDI-
kanaal te kiezen.
Druk op de ESC-taster 3) [52], om de MIDI setup te verlaten.
Zenden van een MIDI-dump7.2.2
Met een MIDI dump worden alle waarden van de momentane
Controller-positie gezonden. Daarmee worden de instellingen van
de DDM4000 met de aangesloten computer afgestemd.
Open de MIDI setup-pagina (zie hoofdst. 7.2).1)
Druk op de linker PARAMETER-regelaar 2) [45], om de MIDI-
dump te starten. Na het plaatsvinden van de dump keert de
DDM4000 terug naar de MIDI setup.
Druk op de ESC-taster 3) [52], om de MIDI setup te verlaten.
Microfoonkanaal, sampler en crossfader als 7.3
MIDI Controller congureren
Het microfoonkanaal, de sampler en de crossfader-sectie kunnen
afzonderlijk als MIDI Controller omgewerkt worden.
Open de MIDI setup-pagina (zie hoofdst. 7.2).1)
Draai aan de CONSOLE SETUP-regelaar 2) [51], om de ge-
wenste mixer-sectie(MIC, SAMPLER, CROSSFADER) te
kiezen.
Druk op de CONSOLE SETUP-regelaar, om de keuze te 3)
bevestigen. Alle LEDs in de gekozen sectie gaan uit.
Druk op de ESC-taster 4) [52], om de MIDI setup te verlaten.
Bijzonderheden bij de crossfader:
Wanneer je de crossfader als Controller denieert, kunnen de
stereokanalen niet meer aan de crossfader toegewezen worden.
De Assign-tasters zijn buiten functie. De routing verhoudt zich
zoals bij een uitgeschakelde crossfader: de signalen worden direct
naar de mixersom geleid. Bij de sampler zijn de CF Assign- en
de CF Start-functie eveneens buiten werking. De routing van het
sampler-signaal wordt zoals gebruikelijk via de REC SOURCEtaster gerealiseerd.
Stereokanalen als MIDI Controller 7.4
congureren
Wanneer een van de 4 stereokanalen als MIDI Controller ge-
congureerd wordt, geven de kanaalfader {8}. de EQ-regelaar
{4} en de Kill-taster {5} en {6} bij gebruik MIDI-gegevens af.
Zoals tevoren kan in dit kanaal muziek afgespeeld worden, de
equalizer, de kanaalfader en de CF Assign-functie zijn evenwel
niet actief. Is er in het gekozen kanaal een audiosignaal, wordt
het onbewerkt en met vol niveau naar de mixersom geroutet.
Wanneer de audiofunctie niet gewenst is, kun je het signaal ook
op mute schakelen.
Open de MIDI setup-pagina (zie hoofdst. 7.2).1)
Draai aan de rechter PARAMETER-regelaar 2) [51], om het
gewenste stereokanaal (en, indien gewenst, de mute-functie)
te kiezen.
Druk op de linker PARAMETER-regelaar, om de keuze te be-3)
vestigen. De taster-LEDs van het gekozen kanaal gaan uit.
Druk op de ESC-taster +[52], om de MIDI setup te verlaten.
Bij het activeren en deactiveren van de MIDI Controllerfunctie in een stereokanaal kunnen al naargelang equalizer en fader-stelling niveausprongen optreden! Draai
de OUTPUT-regelaar in Main- en Phones-sectie helemaal
naar links, voordat je deze functie activeert.
DIGITAL PRO MIXER DDM4000
Technische Gegevens24
Installatie8.
De in- en uitgangen van de BEHRINGER DDM4000 zijn als
RCA-bussen uitgevoerd. De koptelefoonuitgang is als stereojacketbus beschikbaar. De microfooningangen zijn als XLR-bussen
uitgevoerd.
Zorg ervoor dat het apparaat alleen door personen met +
verstand van zaken geïnstalleerd en bediend wordt. Zorg
tijdens en na de installatie steeds voor een afdoende
aarding van degenen die met het apparaat werken,
omdat het ander door bijvoorbeeld elektrostatische
ontladingen minder goed dan beoogd kan werken.
De Fa. BEHRINGER streeft altijd naar de hoogste kwaliteit. BEHRINGER voert eventuele
verbeteringen zonder voorafgaande aankondiging door. Technische data en uiterlijke
kenmerken kunnen daarom van de genoemde specicaties of van de afbeeldingen
van het product afwijken.
AUDIO-INGANGEN
Mic 1/2 (XLR, symmetrisch)
Max. ingangsgeluidsdruk -14 dBu
Ingangsimpedantie 2 kΩ
Phono (RCA)
Max. ingangsgeluidsdruk -18 dBu
Ingangsimpedantie 47 kΩ
Line (RCA)
Max. ingangsgeluidsdruk +30 dBu
Ingangsimpedantie 15 kΩ
Technische specicaties en verschijningsv orm kunnen verand erd worden zonder
kennisgeving vooraf. De informatie hierin is correct op het moment van drukken. Alle
genoemde handelsmerken (behalve BEHRINGER, het logo van BEHRINGER, JUST
LISTEN en DIGITAL PRO MIXER) zijn eigendom van hun desbetreffende eigenaars en
hebben geen banden met BEHRINGER. BEHRINGER is niet aansprakelijk voor enig
verlies dat mogelijk geleden wordt door enig persoon die vertrouwt ofwel geheel ofwel
gedeeltelijk op enige beschrijving, foto of bewering, hierin vervat. Kleuren en specicaties
kunnen enigszins van het product afwijken. Producten worden alleen verkocht door
geautoriseerde dealers. Distributeurs en dealers zijn geen agenten van BEHRINGER
en hebben geen enkele bevoegdheid om BEHRINGER te verbinden met enige onderneming of representatie noch expliciet noch impliciet. Deze handleiding wordt beschermd
door auteursrechten.Niets uit deze handleiding mag gereproduceerd of overgedragen
worden in enige vorm of door enige middelen, elektronisch of mechanisch, inclusief
fotokopiëren en opnemen van welke soort ook, voor enig doel, zonder de uitdrukkelijke
schriftelijke toestemming van BEHRINGER International GmbH.