Lees eerst aandachtig de gebruiksaanwijzing door voordat U Uw nieuwe
koelapparaat in gebruik neemt. Hierin staat belangrijke informatie over
een veilig gebruik, over het opstellen en over het onderhoud van het
apparaat.
De gebruiksaanwijzing s.v.p. bewaren voor latere naslag. Aan eventuele
volgende bezitters van het apparaat doorgeven.
Deze gebruiksaanwijzing is voor meerdere, technisch vergelijkbare
modellen in diverse uitvoeringen bestemd. S.v.p. alleen op de
aanwijzingen letten die op Uw apparaat betrekking hebben.
Met de waarschuwingsdriehoek en/of door signaalwoorden (Waarschu-
1
wing!, Voorzichtig!, Let op!) wordt de aandacht gevestigd op aanwijzingen die belangrijk zijn voor Uw veiligheid of voor het juist functioneren
van het apparaat. Hier absoluut op letten.
Dit symbool en nummeren voeren u stap voor stap door de bediening
1.
0
van het apparaat.
....
2.
Na dit symbool wordt uitleg gegeven over de bediening en het prak-
3
tisch gebruik van het apparaat.
Met het klaverblad worden tips en aanwijzingen voor een economisch
2
en milieuvriendelijk gebruik van het apparaat aangegeven.
116
Verklaringen van vaktermen die in de gebruiksaanwijzing gebruikt worden, vindt U aan het eind in het Hoofdstuk "Vaktermen".
Voor eventueel optredende storingen staan in de handleiding aanwijzingen om deze zelf op te lossen, zie Hoofdstuk "Wat te doen als...". Als
deze aanwijzingen niet voldoende informatie bieden staat onze klantendienst U te allen tijde ter beschikking.
t op m
wie ecologisch denkt, handelt ook zo ...
euvriende
vervaardigd papie
Inhoud
Veiligheid
Weggooien
Informatie over de verpakking van het apparaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
De veiligheid van onze koelapparaten voldoet aan de erkende regels der
techniek en aan de Duitse wet op de veiligheid van apparaten. Desondanks zien wij ons genoodzaakt U met de volgende veiligheidsaanwijzingen vertrouwd te maken:
Reglementaire toepassing
• Het koelapparaat is voor huishoudelijk gebruik bestemd. Het is
geschikt voor het koelen van levensmiddelen. Als het apparaat voor
andere doeleinden gebruikt wordt kan de fabrikant geen verantwoording nemen voor eventuele schaden.
• Het ombouwen van of veranderingen aan het koelapparaat aanbrengen is uit veiligheidsoverwegingen niet toegestaan.
• Als het koelapparaat commercieel of voor andere doeleinden dan
voor het koelen van levensmiddelen gebruikt wordt, s.v.p. letten op
de hiervoor van kracht zijnde wettelijke bepalingen.
Voordat het apparaat voor de eerste keer in gebruik genomen
wordt
• Controleer het koelapparaat op transportschaden. Een beschadigd
apparaat in geen geval aansluiten! Wendt U in geval van schade tot
de leverancier.
Koelmiddelen
Het apparaat bevat in het koelvloeistofcircuit de koelvloeistof Isobutan
(R600a), een natuurlijk, zeer milieuvriendelijk gas, dat echter wel
brandbaar is.
• Bij het transport en het opstellen van het apparaat erop letten dat
geen onderdelen van het koelvloeistofcircuit beschadigd worden.
• Bij beschadiging van het koelvloeistofcircuit:
– open vuur en brandhaarden absoluut vermijden;
– het vertrek waar het apparaat staat goed ventileren.
Veiligheid van kinderen
• Verpakkingsdelen (bijv. folieën, piepschuim) kunnen voor kinderen
gevaarlijk zijn. Stikgevaar! Verpakkingsmateriaal van kinderen weghouden!
• Oude apparaten voor het weggooien onbruikbaar maken. Stekker uit
het stopcontact trekken, stroomkabel doorknippen, eventueel aanwezige snap– of grendelsloten verwijderen of kapotmaken. Daardoor
wordt voorkomen dat spelende kinderen in het apparaat opgesloten
119
Veiligheid
raken (stikgevaar!) of in andere levensgevaarlijke situaties terecht
komen.
• Kinderen kunnen gevaren die in het omgaan met huishoudelijke
apparaten schuilen vaak niet herkennen. Zorg daarom voor de nodige
toezicht en laat kinderen niet met het apparaat spelen.
Bij dagelijks gebruik
• Containers met brandbare gassen of vloeistoffen kunnen lek raken
door de inwerking van koude. Explosiegevaar! Leg geen containers
met brandbare stoffen zoals bijv. spraybussen, aanstekers, navullingen
van aanstekers etc. in het koelapparaat.
• Geen electrische apparaten (bijv. electrische ijsmachines, mixers etc.)
in het koelapparaat gebruiken.
• Voor het schoonmaken het apparaat altijd uitzetten en de stekker uit
het stopcontact trekken of de zekering in de woning uitschakelen c.q.
er uit draaien.
• De stekker altijd aan de stekker zelf uit het stopcontact trekken, nooit
aan het snoer.
Bij storing
• Als er een storing aan het apparaat optreedt eerst in de gebruiksaanwijzing kijken onder “Wat te doen als ...”. Als de daar gegeven aanwij-
zingen niet verder helpen zelf niet verder aan het apparaat werken.
• Koelapparaten mogen alleen door geschoold personeel gerepareerd
worden. Door ondeskundige reparaties kunnen grote gevaren ontstaan. Wendt U zich bij reparaties tot Uw vakhandel of tot onze klantendienst.
120
Weggooien
Informatie over de verpakking van het apparaat
Alle gebruikte grondstoffen zijn milieuvriendelijk! Ze kunnen zonder
gevaar weggegooid of in de vuilverbrandingsoven verbrand worden!
De grondstoffen: de kunststoffen kunnen ook opnieuw gebruikt worden en worden als volgt gekarakteriseerd:
>PE< voor polyethyleen, bijv. bij de buitenste verpakking en de zakken
binnen in.
>PS< voor schuimpolystyrol, bijv. bij de bekledingsdelen, in principe
FCKW-vrij.
De kartonnen delen zijn van oud papier gemaakt en kunnen ook weer
bij het oud-papier gedaan worden.
Weggooien van oude apparaten
Wegens milieuredenen dienen koelapparaten vakkundig ontmanteld te
worden. Dit geldt voor Uw huidige apparaat en - als het ook aan vervanging toe is - ook voor Uw nieuwe apparaat.
Waarschuwing!
1
maken voordat ze weggegooid worden. Stekker er afhalen, netsnoer
doorknippen, eventuele snap- of grendelsloten verwijderen of kapotmaken. Hierdoor wordt voorkomen dat spelende kinderen in het apparaat opgesloten worden (verstikkingsgevaar!) of in andere
levensgevaarlijke situaties terechtkomen.
Aanwijzingen voor het weggooien:
• Het apparaat mag niet bij het huis- of grofvuil gezet worden.
• Het koelvloeistofcircuit, in het bijzonder de warmtewisselaar aan de
achterkant, mag niet beschadigd worden.
• Informatie over afhaaltijden of inzamelplaatsen zijn te verkrijgen bij
de plaatselijke reinigingsdienst of op het gemeentehuis.
Apparaten die hun tijd gehad hebben onbruikbaar
Transportbescherming verwijderen
Het apparaat alsmede de onderdelen van het interieur zijn voor het
transport beschermd.
Alle plakband alsmede bekledingsdelen uit het interieur verwijderen.
1.
0
Eventuele plakbandresten kunnen met schoonmaak- of wasbenzine
3
verwijderd worden.
121
Opstellen
Opstelplaats
Het apparaat in een goed geventileerde en droge ruimte neerzetten.
De omgevingstemperatuur heeft invloed op het stroomverbruik.
Het apparaat daarom
– niet aan directe straling van de zon blootstellen;
– niet bij radiatoren, naast een kachel of andere warmtebronnen plaat-
sen;
– alleen op een plaats neerzetten waarvan de omgevingstemperatuur
overeenkomt met de klimaatcategorie waarvoor het apparaat is ontworpen.
De klimaatcategorieën staan op het merk- en type-aanduidingsplaatje
dat zich links aan de binnenkant van het apparaat bevindt.
De volgende tabel geeft aan welke omgevingstemperatuur bij welke
klimaatcategorie behoort:
Klimaatcategorievoor een omgevingstemperatuur van
SN+10 tot +32 °C
N+16 tot +32 °C
ST+18 tot +38 °C
T+18 tot +43 °C
122
Als het onvermijdelijk is het apparaat naast een warmtebron te plaatsen, aan weerszijden minimaal de volgende afstanden aanhouden:
– tot electrische kachels 3 cm;
– tot olie- en kolenkachels 30 cm.
Als men zich niet aan deze afstanden kan houden, is een warmte-isolatieplaat tussen kachel en koelapparaat aan te bevelen.
Als het koelapparaat naast een ander koel- of diepvriesapparaat staat,
is een afstand van 5 cm aan weerszijden aan te bevelen, zodat zich
geen condens vormt aan de buitenkant van de apparaten.
Het toestel heeft lucht nodig
Integreerbare modellen
(i-toestellen)
De geïntegreerde deur van de
meubelkast sluit de inbouwnis
bijna geheel af. Daarom moet
bij i-toestellen de beluchting
volgens afb. door een opening
in de meubelsokkel plaatsvinden. De verwarmde lucht moet
door de luchtschacht aan de
achterzijde van het meubel
naar boven weg kunnen. De
ventilatie-openingen moeten
minimaal 200 cm
2
bedragen.
Opstellen
Attentie!
Om het funktioneren van het toestel niet nadelig te beïnvloe-
den, ventilatie-openingen niet afdekken of blokkeren.
Modellen met dekorlijsten
(E-toestellen)
Inbouwmogelijkheid 1 (optimaal):
Optimale beluchting voor Etoestellen bestaat, als frisse
lucht zowel onder het toestel
als door een opening in de
meubelsokkel kan binnenkomen. De verwarmde lucht moet
door de luchtschacht (min. 200
2
) aan de achterzijde van het
cm
meubel naar boven weg kunnen.
123
Inbouw
Inbouwmogelijkheid 2:
Ook zonder ventilatie-opening
in de meubelsokkel is het
gebruik van E-toestellen mogelijk. De frisse lucht die onder
het toestel kan binnenkomen, is
voldoende voor de beluchting.
Funktie en levensduur van het
toestel worden niet nadelig
beïnvloed. De verwarmde lucht
moet door de luchtschacht
(min. 200 cm
zijde van het meubel naar
boven weg kunnen. Bij beluchting zonder sokkelopening kunnen echter afwijkingen in het energieverbruik t.o.v. de opgaven in de folder voorkomen.
2
) aan de achter-
Attentie!
den, ventilatie-openingen niet afdekken of blokkeren.
Om het funktioneren van het toestel niet nadelig te beïnvloe-
Inbouw
Zie meegeleverde montage-aanwijzing.
Kontroleer na het inbouwen van het toestel, vooral na overzetten van
het deurscharnier, of de deurafdichting rondom goed afdicht. Een
ondichte deurafdichting kan tot versterkte rijpvorming en daardoor tot
hoger energieverbruik leiden (zie ook hoofdstuk „Wat de doen als ...“).
124
Electrische aansluiting
Voor de electrische aansluiting is een volgens de voorschriften geïnstal-
leerde beschermcontactdoos vereist. De electrische zekering dient minsten 10 Ampère te zijn.
Indien het stopcontact bij een ingebouwd apparaat niet meer toegankelijk is, dient een maatregel in de electrische installatie er voor te zorgen dat het apparaat van de stroom kan worden afgesloten (bijv.
zekering, beveiligingsschakelaar, aardlekschakelaar of dergelijke met
een contactopeningsbreedte van minimaal 3 mm).
Voor ingebruikneming op het merk– en type–aanduidingsplaatje van
0
1.
het apparaat controleren of de netspanning en stroomsoort overeenkomen met de waarden van het lichtnet op de plaats waar het apparaat
komt te staan.
Bijv.:AC 220 ... 240 V 50 Hz of
220 ... 240 V~50 Hz
(d.w.z. 220 tot 240 Volt wisselstroom, 50 Hertz)
Het typebordje bevindt zich links aan de binnenkant van het apparaat.
De netaansluiting mag alleen door gekwalificeerd personeel verwisseld
worden. Wendt U in geval van reparaties tot onze klantendienst.
Inbouw
Attentie:
vangen. Wend u in geval van reparatie tot uw vakhandelaar of tot onze
service-afdeling.
Het aansluitsnoer mag alleen door een vakman worden ver-
125
Beschrijving apparaat
Vooraanzicht
(diverse modellen)
126
Temperatuurregelaar en binnenverlichting
➀
Boter-/kaasvak met klep
➁
Variabele box (uitvoering afhankelijk van model,
➂
niet bij alle modellen)
Deurvak
➃
Flessenvak
➄
Flessenhouder (niet bij alle modellen)
Fruit-/groenteladen
➅
Legvlakken
➆
Universeelbox (niet bij alle modellen)
➇
Vochtigheidsregeling (niet bij alle modellen)
➈
Flessen-/blikkenhouder (niet bij alle modellen)
➉
Typeplaatje
Voor ingebruikname
Het interieur van het apparaat en alle accessoires schoonmaken voor
0
1.
het eerste gebruik (zie Hoofdstuk “Reiniging en Onderhoud”).
In gebruik nemen - temperatuur instellen
De temperatuurregelaar bevindt
zich in de koelruimte rechts
boven. Hij dient tegelijkertijd als
AAN/UIT-schakelaar.
Stand "0" = koeling uit
Stand "1" = warmste binnentenperatuur
Stand "6" = koudste binnentenperatuur
Stekker in stopcontact steken.
0
1.
Gewenste temperatuur instellen door de temperatuurregelaar te
2.
draaien. De binnenverlichting gaat aan.
De compressor start en werkt dan automatisch.
Als u een hogere of lagere temperatuur wenst, draait u de temperatu-
3.
urregelaar op een warmere resp. koudere stand.
Aanwijzing: als de instelling veranderd wordt, start de compressor niet
direct als op dat ogenblik automatisch ontdooid wordt.
Aangezien de opslagtemperatuur in de koelruimte snel bereikt wordt,
3
kunnen direct na inschakeling producten opgeborgen worden.
Aanwijzing: Uit voedingswetenschappelijk oogpunt is een bewaartem-
3
peratuur van ca. +5 °C in de koelruimte in de regel koud genoeg.
De volgende zaken zijn van invloed op de binnentemperatuur:
– omgevingstemperatuur;
– Hoeveelheid en temperatuur van de opgeslagen levensmiddelen;
– Vaak of lang openen van de deur.
– Een storing in het apparaat.
Daarom moet de temperatuurregelaar-instelling eventueel aan de
omstandigheden van dat moment aangepast worden.
127
Tips m.b.t. de instelling:
Voorbeelden:
omgevingstemperatuur stand van de temperatuurregelaar
ca. 10 °Ctot 1
ca. 16 °Crond 2
ca. 25 °Crond 2
ca. 32 °C2 tot 3
ca. 38 °C1 tot 2
Belangrijk!
Hoge omgevingstemperatuur (bijv. op hete zomerdagen) en koude
instelling van de temperatuurregelaar (stand “5” tot “6”) kunnen er
voor zorgen dat de compressor continue werkt.
Reden: De compressor dient ononderbroken te lopen om bij een hogere
omgevingstemperatuur de lage temperatuur van het apparaat te kunnen handhaven. De koelruimte ontdooit dan niet meer – automatisch
ontdooien van de koelruimte is alleen bij stilstaande compressor mogelijk (zie hoofdstuk “Ontdooien”). Sterke rijpvorming aan de achterwand
van de koelruimte is dan het gevolg.
Zet in dat geval de temperatuurregelaar op een warmere stand (stand
“4” tot “5”). Bij deze instelling wordt de compressor geregeld en begint
het ontdooien weer automatisch.
Apparaat uitzetten
Voor het uitzetten van de koeling de temperatuurregelaar op stand “0”
0
1.
draaien. De binnenverlichting gaat uit.
Als het apparaat gedurende langere tijd niet gebruikt wordt:
Apparaat uitzetten, daartoe de temperatuurregelaar op stand “0”
0
1.
draaien. De binnenverlichting gaat uit.
Stekker uit het stopcontact halen of zekering uitschakelen, er resp. uit-
2.
halen.
Apparaat grondig reinigen (zie hoofdstuk “Reiniging en Onderhoud”).
3.
Deur daarna open laten om geurvorming te voorkomen.
4.
128
Interieur
Legvlakken/roosters
Naargelang het model is het apparaat voorzien van glas legvlakken of
van roosters.
Het legvlak van glas boven de groente- en fruitbakken moet altijd op
die plaats blijven liggen, opdat groente en fruit langer vers blijven.
De overige legvlakken zijn in
hoogte verstelbaar:
Daartoe de legvlak zover naar
0
1.
voren trekken tot hij naar boven
of onderen bewogen kan worden
en eruit gehaald kan worden.
Om de legvlakken op een andere
2.
hoogte te zetten in omgekeerde
volgorde te werk gaan.
Plaatsen van grote verpakkingen:
De voorste helft van de tweede-
0
1.
lige legvlak eruit halen en op een
andere hoogte erin schuiven.
Hierdoor wordt ruimte gewonnen om op de daaronder gelegen
legvlak grote verpakkingen te
plaatsen.
Vochtigheidsregeling
(niet bij alle modellen)
Voor het legvlak boven de groente- en fruitbakken bevindt zich bij
enkele modellen een verstelbaar ventilatierooster.
De opening van de ventilatiesleuven kan m.b.v. een schuifje traploos
geregeld worden.
129
Interieur
Schuifje rechts:
ventilatiesleuven geopend.
Schuifje links:
ventilatiesleuven gesloten.
Als de ventilatiesleuven open zijn,
heerst t.g.v. sterkere luchtcirculatie een laag luchtvochtigheidsgehalte in de groente- en
fruitbakken.
Als de ventilatiesleuven dicht zijn, blijft het natuurlijke vochtigheidsgehalte van de levensmiddelen in de groente- en fruitbakken langer
behouden.
Variabele binnendeur
Naargelang de behoefte kunnen de deurvakbodems er naar boven uitgenomen worden en op andere plaatsen gezet worden.
Flessen-/blikjeshouder
Een paar modellen zijn voorzien van
een flessen-/blikjeshouder.
Voor het omzetten van de flessen-/
0
1.
blikjeshouder de betreffende plank
er uittrekken.
130
Let er op dat fles of blikjes horizonaal neergelegd worden en niet
tegen de achterwand van het apparaat of bij gesloten deur tegen de
deurstop aankomen.
Fles altijd met de flessenhals naar
voren in de houder leggen.
Kleine flessen en blikken kunnen dwars in de houder worden gelegd.
Attentie !
Alleen afgesloten flessen en blikken liggend bewaren.
Variabele box
(niet bij alle modellen, uitvoering afhankelijk van model)
Sommige modellen hebben een variabele box dat naar de zijkant verschoven kan worden en onder een deurvak is aangebracht.
De box kan onder ieder deurvak
worden aangebracht.
Voor het omzetten het deurvak
0
1.
met de variabele box naar boven
uit de houders in de deur tillen en
de beugel uit de geleider onder het
deurvak uitnemen.
Inzetten op een andere hoogte
2.
geschiedt in omgekeerde volgorde.
De variabele box kan in de koelruimte aan de zijkant van een legvlak gehangen worden:
Trek daartoe het legvlak zo ver
0
1.
naar voren tot het naar boven of
naar beneden weggedraaid en er
uit gehaald kan worden.
De beugel aan het verloop van het
2.
legvlak hangen en het vak weer in
de geleidingen schuiven.
Interieur
Flessenhouder
(niet bij alle modellen)
Sommige modellen hebben een
flessenhouder. Hij dient als bescherming tegen het omvallen van losse
flessen en kan aan de zijkant verschoven worden worden.
131
Juist opslaan
In de koelruimte heersen, fysisch
bepaald, diverse temperaturen. De
laagste temperatuur bevindt zich op de
onderste planken. Warmer is het op de
bovenste planken en de vakken in de
deur. Waar in de koelruimte de juiste
temperatuur heerst voor de diverse
soorten levensmiddelen laat het voorbeeld hiernaast zien.
Levensmiddel dienen altijd afge-
Tip:
dekt of verpakt in de koelruimte gezet
te worden om uitdrogen en geur- of
smaakoverdracht op andere artikelen te
voorkomen.
Voor het verpakken zijn geschikt:
– Vershoudzakken en -folien van polyethyleen;
– Plastic dozen met deksel;
– Speciale kappen van plastic met elastieken band;
– aluminiumfolie.
Ontdooien
De koelruimte wordt automatisch ontdooid
De achterwand van de koelruimte wordt met rijp bedekt als de compressor loopt en ontdooit weer als de compressor stilstaat.
Het dooiwater wordt in het afvoergootje aan de achterwand van de
koelruimte opgevangen, door het afvoergat naar een bakje aan de
motorkompressor gevoerd en verdampt daar.
Het dooiwaterafvoergat moet regelmatig worden gereinigd (zie hoofdstuk "Reiniging en onderhoud").
132
Reiniging en onderhoud
Om hygiënische redenen dient het apparaat aan de binnenkant met
toebehoren geregeld gereinigd te worden.
1
Waarschuwing!
• Het apparaat mag tijden het schoonmaken niet op het electrici-
teitsnet aangesloten zijn. Gevaar voor schokken! Zet voor het
schoonmaken het apparaat uit en trek de stekker uit het stopcontact
of schakel c.q. draai de zekering er uit.
• Het apparaat nooit met stoomreinigingsapparaten schoonmaken. Er
kan vocht in de electrische onderdelen komen. Gevaar voor schokken!
Hete damp kan kunstoffen onderdelen beschadigen.
• Het apparaat dient droog te zijn voordat het weer in gebruik geno-
men wordt.
Let op!
• Etherische oliën en organische oplosmiddelen kunnen kunststof
onderdelen aantasten, bijv.
– Sap van citroen– of sinaasappelschillen;
– boterzuur;
– Schoonmaakmiddelen die azijnzuren bevatten.
Dergelijke substanties niet in contact brengen met apparaatonderdelen.
• Geen schurende schoonmaakmiddelen gebruiken.
Koel– en diepvriesartikelen er uit halen. Diepvriesartikelen in meerdere
1.
0
lagen kranten verpakken. Alles afgedekt op een koele plaats leggen.
Vriesvak voor het schoonmaken ontdooien (zie hoofdstuk “Ontdooien”).
2.
Apparaat uitzetten en de stekker uit het stopcontact halen of de zeke-
3.
ring uitschakelen c.q. er uitdraaien.
Apparaat en interieur met een doek en lauwwarm water schoonmaken.
4.
Eventueel een beetje normaal afwasmiddel gebruiken.
Daarna met schoon water afnemen en droogmaken.
5.
Het dooiwaterafvoergat aan de ach-
6.
terzijde van de koelruimte schoonmaken m.b.v. de in het afvoergat
geplaatste groene reinigingsstift.
Als alles droog is, de levensmiddelen
7.
er weer in doen en het apparaat
weer in bedrijf nemen.
133
2
Tips om energie te besparen
• Het apparaat niet in de buurt van kachels, verwarmingselementen of
andere warmtebronnen plaatsen. Bij een hoge omgevingstemperatuur werkt de compressor vaker en langer.
• Zorgen voor voldoende be- en ontluchting aan de onderkant van het
apparaat. Ventilatieopeningen nooit afdekken.
• Geen warme spijzen in het apparaat zetten. Warme spijzen eerst laten
afkoelen.
• Deur slechts zo lang open laten als nodig is.
• De temperatuur niet lager dan nodig instellen.
Wat te doen als ...
Hulp bij storingen
Het kan bij een storing om kleine defecten gaan die zelf aan de hand
van de volgende aanwijzingen opgelost kunnen worden. Voer zelf geen
verdere werkzaamheden uit als de volgende informatie in concrete
gevallen niet verder helpen.
134
Waarschuwing!
1
geschoold personeel uitgevoerd worden. Door ondeskundige reparaties
Reparaties aan het koelapparaat mogen alleen door
kunnen grote gevaren ontstaan voor de gebruiker. Wendt U bij reparatie tot Uw vakhandel of onze klantendienst.
StoringMogelijke oorzakenVerhelpen
Apparaat is niet aangezet.Apparaat aanzetten.
Apparaat werkt niet.
Apparaat koelt te sterk.
Stekker zit niet in het stopcontact of zit los.
Zekering is los of kapot.
Stopcontact is kapot.
Temperatuur is te laag
ingesteld.
Stekker in stopcontact steken.
Zekering controleren,
eventueel vernieuwen.
Storingen in het lichtnet
door Uw electrovakman
laten verhelpen.
Tenmperatuurregelaar tijdelijk op een hogere stand
zetten.
Wat te doen als ...
StoringMogelijke oorzakenVerhelpen
De levensmiddelen zijn te
warm.
Binnenverlichting werkt
niet.
Sterke rijpvorming in het
apparaat, eventueel ook
aan de deurafdichting.
Na het wijzigen van de
temperatuurinstelling start
de compressor niet direct.
Water op de bodem van de
koelruimte of op de planken.
Temperatuur is niet juist
ingesteld.
Deur heeft te lang opengestaan.
In de laatste 24 uur zijn
grotere hoeveelheden
warme levensmiddelen
opgeslagen.
Het apparaat staat naast
een warmtebron.
Lamp is kapot.
Deurafdichting is lek
(eventueel na het verwisselen van de deuraanslag).
Dit is normaal, het betreft
geen storing.
Ontdooiwaterafvoer is verstopt.
Zie hoofdstuk “In gebruik
nemen - temperatuur
instellen”
Deur slechts zo lang open
laten als nodig is.
Temperatuurregelaar op
een koudere stand zetten.
Zie hoofdstuk “Opstel-
plaats”.
Zie hoofdstuk “Lamp verwisselen”.
Op de ondichte plaatsen de
deurafdichting voorzichtig
met een föhn® verwarmen
(niet heter dan ca. 50 °C).
Tegelijkertijd de verwarmde deurafdichting
met de hand zo in vorm
trekken dat hij weer helemaal sluit.
De compressor start na
enige tijd automatisch.
Zie hoofdstuk “Reiniging
en Onderhoud”.
135
Wat te doen als ...
Lamp verwisselen
Waarschuwing!
1
van de lamp het apparaat uitzetten en de stekker uit het stopcontact
Gevaar voor electrische schok! Voor het verwisselen
trekken of de zekering uitschakelen c.q. eruit draaien.
Lampgegevens: 220-240 V, max. 15 W, fitting: E 14
Om het apparaat uit te
1.
0
zetten de temperatuurregelaar op stand "0"
draaien.
Stekken uit het stopcon-
2.
tact trekken.
Voor het verwisselen van
3.
de lamp de kruiskopschroef eruit draaien en de
lampbehuizing afnemen.
Defecte lamp verwisselen.
4.
Lampbehuizing er weer opplaatsen en de kruiskopschroef aandraaien.
5.
3
136
Klantenservice
Als bij een storing geen oplossing in deze gebruiksaanwijzing gevonden
kan worden, gelieve men zich tot de handelaar of tot onze klantenservice te wenden. Adressen en telefoonnummers staan in bijgevoegde
boekje "Garantievoorwaarden/Klantendienst".
Een gerichte onderdeelvoorbereiding kan onnodige moeite en kosten
besparen. Vermeld daarom de volgende gegevens van het apparaat:
• Naam model
• Productnummer (PNC)
• Productienummer (S-No.)
Deze gegevens staan op het merk- en type-aanduidingsplaatje aan de
binnenkant van het apparaat. Aanbevolen wordt deze gegevens hier in
te vullen om ze snel bij de hand te hebben.
Aanwijzing:
dienst tijdens de garantieperiode worden kosten berekend.
Voor het ten onrechte contact opnemen met de klanten-
137
Geluiden als apparaat in bedrijf is
De volgende geluiden zijn karakteristiek voor koelapparaten:
•
Klikken
Altijd als de compressor in- of uitgeschakeld wordt, is een klikgeluid
te horen.
•
Zoemen
Zodra de compressor werkt, is een zoemgeluid te horen.
•
Borrelen/Kabbelen
Als koelvloeistof door dunne buisjes stroomt, is een borrelend of kabbelend geluid te horen. Ook na het uitschakelen van de compressor is
dit geluid nog korte tijd te horen.
Doel, Normen, Richtlijnen
Het koelapparaat is voor huishoudelijk gebruik bestemd en is met
inachtneming van de voor deze apparaten geldende normen gemaakt.
Bij de fabricage zijn speciaal die maatregelen genomen die vereist zijn
volgens het Duitse Gerätesicherheitsgesetz (GSG), het Duitse Unfallver-
hütungsvorschrift für Kälteanlagen (VBG 20) en de bepalingen van het
Verband Deutscher Elektrotechniker (VDE).
De koudecirculatie is op dichtheid getest.
138
Dit apparaat voldoet aan de volgende EG-richtlijnen:
;
– 73/23/EWG van 19.2.1973 - Laagspanningsrichtlijn
– 89/336/EWG van 3.5.1989
(met inbegrip van Wijzigingsrichtlijn 92/31/EWG) - EMV-richtlijn
– 94/2/EG van 21. 01. 1994 - richtlijn voor energie-etikettering
– 96/57 EG van 3. 9. 1996 - Vereiste met betrekking tot de energie-
efficiëntie van elektrische huishoudelijke koel- en vriesapparaten en
de betreffende combinaties.
Vaktermen
•
Koelmiddelen
Vloeistoffen die gebruikt worden voor het opwekken van koude
noemt men koelmiddelen. Ze hebben een in verhouding laag kookpunt, zo laag dat de warmte van de in het koude-apparaat opgeslagen levensmiddelen het koelmiddel tot koken c.q. verdampen brengt.
•
Koelmiddelcircuit
Gesloten circuit waarin het koelmiddel zich bevindt. Het koelmiddelcircuit bestaat in principe uit verdamper, compressor, condensor alsmede leidingen.
•
Verdamper
In de verdamper verdampt het koelmiddel. Zoals alle vloeistoffen
heeft een koelmiddel warmte nodig om te verdampen. Deze warmte
wordt aan het interieur van het apparaat onttrokken dat daardoor
afkoelt. Daarom zit de verdamper in het apparaat direct achter de
binnenwand en daardoor niet zichtbaar.
•
Compressor
De compressor lijkt op een klein tonnetje. Hij wordt door een ingebouwde electromotor aangedreven en zit achter de sokkel van het
apparaat. Het is de taak van de compressor dampvormig koelmiddel
uit de verdamper weg te halen, te verdichten en naar de condensor te
leiden.
•
Condensor
De condensor heeft meestal de vorm van een hek. In de condensor
wordt het door de compressor verdichte koelmiddel gecondenseerd.
Daarbij komt warmte vrij die via de oppervlakte van de condensor
aan de omgevingslucht afgegeven wordt. De condensor is aan de
onderkant van het apparaat aangebracht.