Deze gids biedt algemene instructies voor het laden en bedienen van uw printengine. Voor
extra informatie dient u de Gebruikershandleiding te raadplegen.
Alle bedieningselementen en indicators voor de printengine bevinden zich op het
controlepaneel (Afbeelding 3).
Afbeelding 3 • Controlepaneel
2131
Knoppen
1
Liquid Crystal Display (LCD)
2
Lampjes/LED's
3
110PAX4/R110PAX4 Naslaggids
Controlepaneel
3
Knoppen op het controlepaneel
De knoppen op het controlepaneel worden weergegeven in Tabel 1.
Tabel 1 • Knoppen op het controlepaneel
KnopBeschrijving/functie
FEED
(Doorvoeren)
PAUSE ( P a uz e )Stopt en start het afdrukken opnieuw of verwijdert foutberichten en wist het LCD.
CANCEL
(Annuleren)
Voert een leeg label door.
• Als de printengine niet in gebruik is of is gepauzeerd, wordt het label automatisch
doorgevoerd.
• Als de printengine afdrukt, wordt het label doorgevoerd nadat de huidige batch klaar
is met afdrukken.
Als er een label wordt afgedrukt, is het voltooid voordat het afdrukken stopt. Als de
printengine is gepauzeerd, is het lampje PAUSE (Pauze) aan.
CANCEL (Annuleren) werkt alleen maar in de modus Pause (Pauze). Het volgende
gebeurt als u op
CANCEL (Annuleren) drukt:
• Annuleert de labelindeling die op dat moment wordt afgedrukt.
• Als er geen labelindeling wordt afgedrukt, wordt de volgende labelindeling die
wordt afgedrukt geannuleerd.
• Als er geen labelindelingen in de wacht staan om afgedrukt te worden, wordt
CANCEL (Annuleren) genegeerd.
Als u het hele labelindelingsgeheugen van de printengine wilt wissen, houdt u
CANCEL (Annuleren) ingedrukt totdat het lampje DATA uitgaat.
13-8-2007110PA X 4/R110PAX 4 Naslaggids57513L-202 Rev. A
110PAX4/R110PAX4 Naslaggids
4
Controlepaneel
Tabel 1 • Knoppen op het controlepaneel (vervolg)
Knop
CALIBRATE
(Kalibreren)
Beschrijving/functie
CALIBRATE (Kalibreren) werkt alleen maar in de modus Pause (Pauze). Druk op
CALIBRATE (Kalibreren) om de juiste mediumlengte opnieuw te kalibreren, om het
mediatype in te stellen (ononderbroken/onderbroken) en om de afdrukmethode in te
stellen (rechtstreeks thermisch/thermische overdracht).
ZWARTE
OVALEN
De twee zwarte ovalen worden gebruikt om de parameterwaarden te wijzigen voor een
parameter die wordt weergegeven op het LCD. Ze worden vooral gebruikt om een
waarde te verhogen of te verlagen, om ja of nee te antwoorden, om ON (aan) of OFF
(uit) aan te geven en om door opties heen te schuiven.
PREVIOUS
Schuift de LCD naar de vorige parameter.
(Vorige)
NEXT (Volgende)Schuift de LCD naar de volgende parameter.
SETUP/EXIT
Schakelt de configuratiemodus aan/uit.
(Setup/Afsluiten)
Indicatorlampjes (LED's) op het controlepaneel
De lampjes op het controlepaneel worden beschreven in Tabel 2.
Tabel 2 • Lampjes op het controlepaneel
LED
POWER
(Aan/Uit)
(Groen)
PAUSE
(Pauze)
(Geel)
DATA
(Groen)
MEDIA
(Geel)
UIT geeft aanAAN geeft aanKNIPPEREND geeft aan
Printengine is UIT
of geen stroom
naar printengine.
Normale
bediening.
Stroomschakelaar is AAN en de
stroom wordt naar de printengine
geleverd.
Een van de volgende opties:
• De printengine is gepauzeerd
—
—
vanwege een fouttoestand (fout
met printkop, lint of papier). Dit
gebeurt meestal in combinatie met
een andere LED.
• PAUSE (Pauze) is ingedrukt.
• Er is een pauze aangevraagd
vanuit de aanbrengpoort.
• Een pauzesignaal is ontvangen als
onderdeel van de labelindeling.
Er worden geen
gegevens
ontvangen of
Er worden gegevens verwerkt of er
wordt afgedrukt. Er worden geen
gegevens ontvangen.
De printengine ontvangt gegevens
van of stuurt statusinformatie naar
de hostcomputer.
verwerkt.
Normale
bediening.
Medium is juist
geladen.
Onvoldoende medium. (Printengine
is gepauzeerd, LCD geeft een
foutbericht weer en het lampje
PAUSE (Pauze) is AAN).
Lint in wanneer de printengine in de
rechtstreekse thermische modus is of
geen lint geladen wanneer de
—
printengine in de thermische
overdrachtmodus is. Printengine is
gepauzeerd, LCD geeft een
foutbericht weer en het lampje
PAUSE (Pauze) is AAN.
Geen
printenginefouten.
—Er is een printenginefout
opgetreden. Kijk op het LCD voor
de status.
13-8-2007110PA X 4/R110PAX 4 Naslaggids57513L-202 Rev. A
110PAX4/R110PAX4 Naslaggids
6
Media
Media
De printengine is geschikt voor allerlei mediatypen (Tabel 3).
Tabel 3 • Mediatypen
MediatypeHoe het eruitzietBeschrijving
Onderbroken rolHet medium is rondom een kern
gewikkeld. Individuele labels worden
gescheiden door een tussenruimte,
inkeping, gat of zwart merkteken, zodat u
kunt zien waar het ene label eindigt en het
volgende begint. Als u een medium
gebruikt met gaten of inkepingen, dient u
de mediasensor direct boven een gat of
inkeping te plaatsen.
Ononderbroken rolHet medium is rondom een kern gewikkeld
zonder tussenruimtes, gaten, inkepingen of
zwarte merktekens. Hierdoor kan de
afbeelding op een willekeurige plaats op
het label worden afgedrukt.
KettingpapierHet medium is gevouwen in een
zigzagpatroon.
RFID "Smart"-media
(uitsluitend bestemd
voor gebruikt met
RFID-compatibele
printengines)
Elk label heeft een radiofrequentie
identificatiechip (RFID) en een
ingebouwde antenne tussen het label en de
ondergrond. Het medium is gemaakt van
dezelfde materialen en kleefstoffen als
niet-RFID-labels. De omtrek van de
transponder (die verschilt van fabrikant tot
fabrikant) is zichtbaar door het label heen.
Lint is een dunne laag die aan één kant is bedekt met was of hars. De was of hars wordt op het
medium overgebracht tijdens de thermische overdracht.
Wanneer gebruikt u lint
Thermische overdrachtmedia vereisten lint voor het afdrukken. Dit is niet het geval bij directe
thermische media. Om te bepalen of er lint moet worden gebruikt bij een bepaald soort
medium, voert u een krastest op het medium uit.
Ga hiervoor als volgt te werk:
1. Schraap met uw vingernagel over het afdrukoppervlak van het medium.
2. Verschijnt er een zwarte merkteken op het medium?
Als er een zwart merkteken...Dan is het medium...
Niet op het medium verschijntThermische overdracht. Er is een lint vereist.
Op het medium verschijntDirecte thermische overdracht. Er is geen lint
110PAX4/R110PAX4 Naslaggids
Lint
vereist, alhoewel er lint kan worden gebruikt om de
printkop te beschermen tegen schurende media.
7
Gecoate kant van het lint
Het lint kan met de gecoate kant naar binnen of naar buiten worden gewikkeld (Afbeelding 4).
Deze printengine kan alleen lint gebruiken dat aan de buitenkant is gecoat.
Afbeelding 4 • Lint gecoat aan de buitenkant of binnenkant
BuitenkantBinnenkant
Ga als volgt te werk om te bepalen welke kant van het lint gecoat is:
1. Trek een label los van het rugpapier.
2. Druk één hoek van de kleverige kant van het label tegen de buitenkant van de lintrol.
3. Trek het label van het lint af.
13-8-2007110PA X 4/R110PAX 4 Naslaggids57513L-202 Rev. A
110PAX4/R110PAX4 Naslaggids
8
Lint
4. Bekijk het resultaat. Blijven er schilfertjes of deeltjes inkt van het lint aan het label
plakken?
Als de inkt van het lint...Dan..
Aan het label blijft plakkenIs het lint gecoat aan de buitenkant.
Niet aan het label blijft
plakken
Is het lint gecoat aan de binnenkant. Herhaal de test
aan de binnenkant van de rol lint om dit te verifiëren.