Yamaha XVS650CR User Manual [nl]

Lees deze handleiding aandachtig door voordat u deze machine gaat gebruiken.

HANDLEIDING

XVS950CR

B33-F8199-D0

DAU50921

Lees deze handleiding aandachtig door voordat u deze machine gaat gebruiken. Deze handleiding dient bij de machine te blijven als deze wordt verkocht.

YAMAHA MOTOR ELECTRONICS CO., LTD.

1450-6, Mori, Mori-machi, Shuchi-gun, Shizuoka-ken, 437-0292 Japan

YAMAHA MOTOR ELECTRONICS CO., LTD.

1450-6, Mori, Mori-machi, Shuchi-gun, Shizuoka-ken, 437-0292 Japan

DECLARATION of CONFORMITY

We

Company: YAMAHA MOTOR ELECTRONICS CO., LTD.

Address: 1450-6, Mori, Mori-Machi, Shuchi-gun, Shizuoka-Ken, 437-0292 Japan

Hereby declare that the product:

Kind of equipment: IMMOBILIZER

Type-designation: 5SL-00

is in compliance with following norm(s) or documents:

R&TTE Directive(1999/5/EC)

EN300 330-2 v1.3.1(2006-01), EN300 330-2 v1.5.1(2010-02) EN60950-1:2006/A11:2009

Two or Three-Wheel Motor Vehicles Directive(97/24/EC: Chapter 8, EMC)

Place of issue: Shizuoka, Japan

Date of issue: 1 Aug. 2002

Revision record

No.

Contents

Date

1

To change contact person and integrate type-designation.

9 Jun. 2005

2

Version up the norm of EN60950 to EN60950-1

27 Feb. 2006

3

To change company name

1 Mar. 2007

4

version up of the following norm:

8 Jul. 2010

• EN300 330-2 v1.1.1 to EN300 330-2 v1.3.1 and EN300 330-2 v1.5.1

 

• EN60950-1:2001 to EN60950-1:2006/A11:2009

 

CONFORMITEITSVERKLARING

Wij,

Bedrijf: YAMAHA MOTOR ELECTRONICS CO., LTD.

Adres: 1450-6, Mori, Mori-machi, Shuchi-gun, Shizuoka-ken, 437-0292 Japan

Verklaren hierbij dat het product:

Type apparaat: STARTBLOKKERING

Typeaanduiding: 5SL-00

in overeenstemming is met de volgende norm(en) of documenten:

R&TTE richtlijn(1999/5/EG)

EN300 330-2 v1.3.1(2006-01), EN300 330-2 v1.5.1(2010-02) EN60950-1:2006/A11:2009

Richtlijn betreffende motorvoertuigen op twee of drie wielen(97/24/EG: Hoofdstuk 8, EMC)

Plaats van afgifte: Shizuoka, Japan

Datum van afgifte: 1 augustus 2002

Overzicht van wijzigingen

Nr.

Inhoud

Datum

1

Om contactpersoon te wijzigen en typeaanduiding te integreren.

9 juni 2005

2

Overgang van norm EN60950 naar EN60950-1

27 februari 2006

3

Om bedrijfsnaam te wijzigen

1 maart 2007

4

overgang naar de volgende norm:

8 juli 2010

• van EN300 330-2 v1.1.1 naar EN300 330-2 v1.3.1 en EN300 330-2 v1.5.1

 

• van EN60950-1:2001 naar EN60950-1:2006/A11:2009

 

General manager of quality assurance div.

Algemeen directeur afdeling kwaliteitsbeheer

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

INLEIDING

DAU10103

Welkom in de wereld van Yamaha!

Als eigenaar van de XVS950CR profiteert u van de enorme ervaring en technische kennis van Yamaha op het gebied van het ontwerpen en fabriceren van hoogwaardige producten, waarmee Yamaha zijn reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.

Neem rustig de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u plezier zult hebben van alle functies van uw XVS950CR. De Handleiding geeft instructies voor de bediening, inspectie en het onderhoud van de machine en beschrijft hoe u uzelf en anderen kunt beschermen tegen persoonlijk letsel of schade.

Verder helpen allerlei tips in deze handleiding om uw machine in optimale conditie te houden. Als er ten slotte toch nog vragen zijn, aarzel dan niet en neem contact op met de Yamaha dealer.

Het Yamaha team wenst u veilig en plezierig rijden toe. En vergeet niet, veiligheid voor alles!

Yamaha werkt voortdurend aan verbeteringen ten aanzien van productontwerp en kwaliteit. Om deze reden kan soms sprake zijn van kleine tegenstrijdigheden tussen uw machine en de beschrijving ervan in deze handleiding, ook al bevat de handleiding de meest recente productinformatie ten tijde van publicatie. Als u vragen hebt over deze handleiding, neem dan contact op met uw Yamaha dealer.

DWA10032

WAARSCHUWING

Lees deze handleiding aandachtig helemaal door voordat u deze machine gaat gebruiken.

BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING

DAU10134

Bijzonder belangrijke informatie is in deze handleiding gemarkeerd met de volgende aanduidingen:

 

 

 

 

Dit is het Safety Alert-symbool. Het wordt gebruikt om u te waarschuwen voor risico’s op

 

 

 

 

persoonlijk letsel. Volg alle veiligheidsaanwijzingen bij dit symbool op om mogelijk letsel of

 

 

 

 

overlijden te voorkomen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Een WAARSCHUWING duidt een gevaarlijke situatie aan die, indien niet vermeden, kan re-

 

WAARSCHUWING

 

 

 

sulteren in ernstig letsel of overlijden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De aanduiding LET OP staat bij speciale voorzorgen die moeten worden genomen om scha-

 

LET OP

 

 

 

 

de aan de machine of andere eigendommen te voorkomen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

OPMERKING

De aanduiding OPMERKING staat bij belangrijke informatie die procedures kan vergemakkelijken

 

of verhelderen.

 

 

 

 

 

*Product en specificaties kunnen zonder voorafgaande aankondiging worden gewijzigd.

BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING

DAU36391

XVS950CR

HANDLEIDING

©2014 door Yamaha Motor Co., Ltd. 1e uitgave, november 2014 Alle rechten voorbehouden.

Elke vorm van herdruk of onbevoegd gebruik

zonder schriftelijke toestemming van Yamaha Motor Co., Ltd.

is uitdrukkelijk verboden. Gedrukt in Nederland.

INHOUDSOPGAVE

VEILIGHEIDSINFORMATIE..............

1-1

Startspersysteem..........................

3-17

Gietwielen .....................................

6-15

 

 

 

 

Vrije slag van koppelingshendel

 

BESCHRIJVING ................................

2-1

VOOR UW VEILIGHEID –

 

afstellen .....................................

6-15

Aanzicht linkerzijde.........................

2-1

CONTROLES VOOR HET RIJDEN ...

4-1

Vrije slag van remhendel

 

Aanzicht rechterzijde ......................

2-2

 

 

controleren ................................

6-16

Bedieningen en instrumenten.........

2-3

GEBRUIK EN BELANGRIJKE

 

Remlichtschakelaars.....................

6-17

 

 

RIJ-INFORMATIE ..............................

5-1

Controleren van vooren

 

WERKING VAN DE

 

Starten van de motor ......................

5-1

achterremblokken .....................

6-17

BEDIENINGSELEMENTEN EN

 

Schakelen .......................................

5-2

Controleren van

 

INSTRUMENTEN ..............................

3-1

Tips voor een zuinig

 

remvloeistofniveau ....................

6-18

Startblokkeersysteem.....................

3-1

brandstofverbruik ........................

5-4

Remvloeistof verversen ................

6-19

Contactslot .....................................

3-2

Inrijperiode ......................................

5-4

Doorbuiging aandrijfriem ..............

6-19

Controlelampjes en

 

Parkeren..........................................

5-5

Kabels controleren en smeren......

6-20

waarschuwingslampjes...............

3-3

 

 

Controleren en smeren van

 

Multifunctionele meter....................

3-5

PERIODIEK ONDERHOUD EN

 

gasgreep en gaskabel...............

6-20

Stuurschakelaars............................

3-7

AFSTELLINGEN ................................

6-1

Remen schakelpedalen

 

Koppelingshendel...........................

3-9

Boordgereedschapsset...................

6-2

controleren en smeren ..............

6-21

Schakelpedaal ................................

3-9

Periodiek onderhoudsschema voor

Remen koppelingshendels

 

Remhendel .....................................

3-9

het uitstootcontrolesysteem ........

6-3

controleren en smeren ..............

6-21

Rempedaal ...................................

3-10

Algemeen smeeren

 

Zijstandaard controleren en

 

ABS ..............................................

3-10

onderhoudsschema.....................

6-4

smeren ......................................

6-22

Tankdop .......................................

3-11

Het framepaneel verwijderen en

 

Achterbrugscharnierpunten

 

Brandstof......................................

3-12

aanbrengen..................................

6-8

smeren ......................................

6-22

Tankbeluchtingsslang/

 

Controleren van de bougies............

6-8

Voorvork controleren ....................

6-23

overloopslang............................

3-13

Motorolie en oliefilterpatroon ..........

6-9

Stuursysteem controleren ............

6-23

Uitlaatkatalysator..........................

3-13

Het luchtfilterelement

 

Controleren van wiellagers ...........

6-24

Stuurslot .......................................

3-14

vervangen ..................................

6-12

Accu..............................................

6-24

Zadel.............................................

3-15

De vrije slag van de gasgreep

 

Zekeringen vervangen ..................

6-25

Afstellen van de

 

controleren.................................

6-13

Koplampgloeilamp vervangen ......

6-27

schokdemperunits ....................

3-16

Klepspeling ...................................

6-13

Parkeerlichtgloeilamp

 

Zijstandaard..................................

3-17

Banden..........................................

6-13

vervangen..................................

6-28

INHOUDSOPGAVE

Achterlicht/remlichtunit .................

6-29

Gloeilamp in richtingaanwijzer

 

vervangen ..................................

6-29

Kentekenverlichting.......................

6-30

Ondersteunen van de

 

motorfiets...................................

6-30

Problemen oplossen .....................

6-30

Storingzoekschema.......................

6-32

VERZORGING EN STALLING VAN

 

DE MOTORFIETS ..............................

7-1

Matkleur, let op ...............................

7-1

Verzorging .......................................

7-1

Stalling.............................................

7-3

SPECIFICATIES.................................

8-1

GEBRUIKERSINFORMATIE..............

9-1

Identificatienummers .......................

9-1

INDEX...............................................

10-1

VEILIGHEIDSINFORMATIE

DAU1028B

1

Wees een verantwoordelijke eigenaar

Als eigenaar van de machine bent u verantwoordelijk voor de veilige en juiste bediening ervan.

Motorfietsen zijn tweewielige voertuigen. Voor een veilig gebruik zijn de toepassing van de juiste rijtechnieken en de ervaring van de bestuurder van belang. Elke bestuurder moet bekend zijn met de volgende vereisten alvorens met deze motorfiets te gaan rijden.

Hij of zij moet:

Door een competente informatiebron grondig zijn ingelicht over alle aspecten van het motorrijden.

Zich houden aan de waarschuwingen en onderhoudseisen zoals vermeld in deze Gebruikershandleiding.

Grondig getraind zijn in veilige en correcte rijtechnieken.

Gebruikmaken van professionele technische service, zoals aangegeven in deze Gebruikershandleiding en/of wanneer de mechanische condities dit vereisen.

Ga nooit rijden met een motorfiets zonder passende rijopleiding of instructies. Neem rijlessen. Beginners moeten les krijgen van een gediplo-

meerd instructeur. Neem contact op met een bevoegde motorfietsdealer voor informatie over rijlessen bij u in de buurt.

Veilig rijden

Voer vóór elke rit de controles voor het rijden uit om u ervan te verzekeren dat de machine in veilige staat verkeert. Onvoldoende inspectie of onderhoud van de machine vergroot het risico op ongeval of schade. Zie pagina 4-1 voor een lijst met controles voor het rijden.

Deze motorfiets is gebouwd voor het vervoer van de bestuurder plus een passagier.

Het niet opmerken en herkennen van motorfietsen door andere weggebruikers vormt de belangrijkste oorzaak van auto-/motorongevallen. Vaak worden ongevallen veroorzaakt doordat een autobestuurder de motor niet heeft gezien. Zorg dat u opvalt, dat blijkt het meest effectief om het risico op een dergelijk type ongeval te verminderen.

Dus:

• Draag een jack in felle kleuren.

Wees extra voorzichtig bij het naderen en passeren van kruisingen, daar doen ongelukken met motorfietsen zich namelijk het meest voor.

Ga daar rijden waar andere weggebruikers u kunnen zien. Ga niet rijden in de dode zichthoek van een andere weggebruiker.

Pleeg nooit onderhoud aan een motorfiets zonder voldoende kennis. Neem contact op met een bevoegde motorfietsdealer voor informatie over het basisonderhoud van een motorfiets. Bepaalde onderhoudswerkzaamheden kunnen alleen worden uitgevoerd door gediplomeerd personeel.

Bij veel ongevallen zijn onervaren bestuurders betrokken. Veelal zijn bestuurders die bij een ongeval betrokken waren zelfs niet in het bezit van een geldig motorrijbewijs.

Zorg dat u bekwaam bent om te rijden en leen uw motorfiets alleen uit aan ervaren motorrijders.

Weet wat u wel en niet aankunt. Door rekening te houden met uw beperkingen helpt u ongelukken voorkomen.

1-1

VEILIGHEIDSINFORMATIE

We raden aan om het motorrijden te oefenen op plekken waar geen verkeer is, totdat u grondig bekend bent met de motor en zijn bediening.

Ongelukken worden vaak veroorzaakt door een fout van de motorbestuurder. Veel bestuurders houden bij het ingaan van een bocht een te hoge rijsnelheid aan of gaan onvoldoende schuinliggen voor de rijsnelheid, waardoor ze wijd uit de bocht komen.

Neem altijd de maximumsnelheid in acht en rijd nooit sneller dan de wegcondities en het verkeer toestaan.

Geef altijd richting aan voordat u afslaat of van rijstrook wisselt. Zorg dat andere weggebruikers u kunnen zien.

De zithouding van de bestuurder en de passagier is belangrijk voor een goede besturing.

De bestuurder moet tijdens het rijden beide handen aan het stuur houden en beide voeten op de bestuurdersvoetsteunen, om zo de macht over het stuur te behouden.

De passagier hoort steeds de bestuurder, de zadelband of de handgreep, indien aanwezig, met beide

handen vast te houden en beide voeten op de passagiersvoetsteunen te houden. Neem nooit een passagier mee die niet in staat is om beide voeten stevig op de passagiersvoetsteunen te zetten.

Rijd nooit onder invloed van alcohol of andere drugs.

Deze motorfiets is uitsluitend ontworpen voor gebruik op verharde wegen. De machine is niet bedoeld voor offroadgebruik.

Beschermende uitrusting

Motorongelukken met dodelijke afloop betreffen meestal hoofdletsel. Het dragen van een helm is de belangrijkste factor bij het voorkomen of reduceren van hoofdletsel.

Draag altijd een goedgekeurde helm.

Draag ook een vizier of een veiligheidsbril. Zonder oogbescherming kan uw zicht door de rijwind verslechteren, waardoor u gevaren mogelijk te laat opmerkt.

Door een jack, stevige schoenen, een lange broek, handschoenen e.d. te dragen verkleint u de kans op schaafwonden of ontvellingen.

Draag nooit loszittende kleding, deze

kan blijven haken aan bedienings-

1

handgrepen of door de wielen worden

 

gegrepen en zo een ongeval of letsel

 

veroorzaken.

 

Draag altijd beschermende kleding die uw benen, enkels en voeten bedekt. De motor en het uitlaatsysteem kunnen tijdens en na het rijden zeer heet zijn en brandwonden veroorzaken.

De hierboven vermelde voorzorgsmaatregelen gelden ook voor passagiers.

Voorkom koolmonoxidevergiftiging

De uitlaatgassen van verbrandingsmotoren bevatten koolmonoxide, een dodelijk gas. Inademing van koolmonoxide kan hoofdpijn, duizeligheid, sufheid, misselijkheid, verwarring en uiteindelijk de dood veroorzaken.

Koolmonoxide is een kleurloos, reukloos, smaakloos gas dat ook aanwezig kan zijn als u geen uitlaatgassen ziet of ruikt. Het koolmonoxideniveau kan zeer snel oplopen, waardoor u het bewustzijn kunt verliezen en uzelf niet meer kunt redden. In afgesloten of slecht geventileerde ruimtes kunnen dodelijke hoeveelheden koolmonoxide dagenlang blijven hangen. Als u

1-2

VEILIGHEIDSINFORMATIE

symptomen van koolmonoxidevergiftiging

1ervaart, verlaat de ruimte dan onmiddellijk, ga naar de open lucht en ROEP MEDISCHE HULP IN.

Laat de motor niet binnen draaien. Zelfs als u ventileert met ventilatoren of open ramen en deuren kan de hoeveelheid koolmonoxide snel oplopen tot gevaarlijke niveaus.

Laat de motor niet draaien in slecht geventileerde of deels afgesloten ruimtes zoals schuren of garages.

Laat de motor niet buiten draaien op plaatsen waar de uitlaatgassen in een gebouw kunnen worden getrokken via openingen zoals ramen en deuren.

Beladen

Het monteren van accessoires of het vervoer van bagage kan een negatief effect hebben op de rijstabiliteit en het weggedrag als hierdoor de gewichtsverdeling van de motor verandert. Wees uiterst voorzichtig bij het monteren van accessoires of het beladen van uw motor, om zo mogelijke ongevallen te vermijden. Pas extra op wanneer u op een motor rijdt die beladen is of waaraan accessoires zijn gemonteerd. Hieronder volgen naast de informatie over accessoires enkele richtlijnen voor het beladen van uw motorfiets:

Het totale gewicht van de bestuurder, passagier, accessoires en bagage mag de maximale gewichtslimiet niet overschrijden. Rijden met een te zwaar belaste machine kan leiden tot een ongeval.

Maximale belasting:

206 kg (454 lb)

Let op het volgende wanneer u tot deze gewichtslimiet belaadt:

Het zwaartepunt van bagage en accessoires moet zo laag mogelijk liggen en zo dicht mogelijk bij de motor. Bevestig zware goederen zo dicht mogelijk bij het midden van de machine en verdeel het gewicht zo gelijkmatig mogelijk over beide zijden om onbalans of instabiliteit te minimaliseren.

Als gewicht gaat schuiven kan zich een plotselinge onbalans voordoen. Controleer voordat u gaat rijden of accessoires en bagage stevig aan de motor zijn bevestigd. Controleer de bevestigingspunten voor accessoires en bagage regelmatig.

Pas de vering aan de te vervoeren bagage aan (alleen voor modellen met instelbare vering) en controleer de toestand en spanning van uw banden.

Bevestig nooit omvangrijke of zware goederen aan het stuur, de voorvork of het voorwielspatbord. Dergelijke voorwerpen, inclusief bagage als slaapzakken, plunjezakken of tenten, kunnen een instabiel weggedrag of een te trage reactie op het stuur veroorzaken.

Deze machine is niet ontworpen voor het trekken van een aanhanger of bevestiging van een zijspan.

Originele Yamaha accessoires

De keuze van accessoires voor uw machine vormt een belangrijke beslissing. Originele Yamaha accessoires, die alleen verkrijgbaar zijn bij de Yamaha dealer, zijn door Yamaha ontwikkeld, getest en goedgekeurd voor gebruik op uw machine.

Veel bedrijven die niet zijn gelieerd aan Yamaha produceren onderdelen en accessoires of bieden aanpassingssets voor Yamaha voertuigen. Yamaha kan niet alle producten testen die deze bedrijven produceren. Om die reden kan Yamaha accessoires die niet door Yamaha zijn verkocht of wijzigingen die niet door zijn Yamaha zijn aangeraden niet goedkeuren of aanbevelen, zelfs niet als deze zijn verkocht en geenstalleerd door een Yamaha dealer.

1-3

VEILIGHEIDSINFORMATIE

In de handel verkrijgbare onderdelen, accessoires en aanpassingssets

Hoewel er producten verkrijgbaar zijn die qua ontwerp en kwaliteit sterk lijken op originele Yamaha accessoires, dient u te beseffen dat sommige in de handel verkrijgbare accessoires of aanpassingssets niet geschikt zijn vanwege mogelijke veiligheidsrisico’s voor uzelf of anderen. Het monteren van in de handel verkrijgbare producten of het verrichten van aanpassingen die de ontwerpof bedieningskenmerken van uw machine wijzigen kan het risico op ernstig letsel of overlijden van uzelf of anderen vergroten. U bent verantwoordelijk voor letsel dat voortvloeit uit wijzigingen aan de machine.

Volg bij de montage van accessoires de onderstaande richtlijnen en die vermeld onder het kopje “Beladen”.

Monteer nooit accessoires en vervoer nooit bagage als deze een nadelige invloed hebben op de prestaties van uw motor. Inspecteer het accessoire zorgvuldig alvorens het te gebruiken om te waarborgen dat het de grondspeling of de hellinghoek op geen enkele manier vermindert, de veerweg,

de stuuruitslag of de bediening niet beperkt en geen lampen of reflectors afdekt.

Accessoires die aan of nabij het stuur of de voorvork zijn gemonteerd zullen mogelijk instabiliteit veroorzaken door een foutieve gewichtsverdeling of door aerodynamische effecten. Accessoires aan het stuur of nabij de voorvork moeten zo licht mogelijk zijn en tot een minimum worden beperkt.

Omvangrijke accessoires kunnen door hun aerodynamisch effect van invloed zijn op de rijstabiliteit van de motor. De motor kan door rijwind worden opgetild of bij zijwind instabiel worden. Zulke accessoires kunnen ook instabiliteit veroorzaken terwijl u grote voertuigen inhaalt of door deze wordt ingehaald.

Sommige accessoires dwingen de bestuurder om een andere dan de normale zitpositie in te nemen. Zo’n verkeerde zitpositie beperkt de bewegingsvrijheid van de bestuurder en kan een comfortabele bediening hinderen, zodat we dergelijke accessoires sterk afraden.

Wees voorzichtig bij het aanbrengen

van elektrische accessoires. Als elek-

1

trische accessoires de capaciteit van

 

het elektrisch systeem van de motor-

 

fiets te boven gaan, kan zich een ge-

 

vaarlijke elektrische storing voordoen

 

waardoor de verlichting of de motor

 

uitvalt.

 

In de handel verkrijgbare banden en vel-

 

gen

 

De banden en velgen die bij uw motorfiets

 

werden geleverd, zijn ontworpen om de

 

mogelijkheden van de motorfiets te onder-

 

steunen en bieden de beste combinatie van

 

rijprestaties, remvermogen en comfort. An-

 

dere banden, velgen, maten of combinaties

 

zijn mogelijk niet geschikt. Zie pagina 6-13

 

voor bandenspecificaties en meer informa-

 

tie over het vervangen van uw banden.

 

De motorfiets vervoeren

Volg de onderstaande instructies als u de motorfiets in een ander voertuig wilt vervoeren.

Verwijder alle loszittende voorwerpen van de motorfiets.

Controleer of de brandstofkraan (indien aanwezig) in de “OFF”-stand staat en er geen brandstoflekkage is.

1-4

VEILIGHEIDSINFORMATIE

Zorg dat het voorwiel recht naar voren

1wijst op de aanhanger of de laadvloer en zet het wiel vast in een goot om beweging te voorkomen.

Schakel een versnelling in (bij modellen met een handgeschakelde versnellingsbak).

Zet de motorfiets vast met spanbanden of andere geschikte banden aan stevige delen van de motorfiets, zoals het frame of de bovenste voorvorkklem (en niet aan, bijvoorbeeld, het stuur, de richtingaanwijzers of onderdelen die kunnen afbreken). Kies de plaats voor de spanbanden zorgvuldig om te voorkomen dat deze tijdens het transport schuurplekken op de lak veroorzaken.

Zorg indien mogelijk dat de vering iets door de spanbanden wordt ingedrukt, zodat de motorfiets tijdens het transport niet overmatig kan stuiteren.

1-5

Yamaha XVS650CR User Manual

BESCHRIJVING

DAU10411

Aanzicht linkerzijde

1

2

2

10

9

8

7

4,5,6

3

1.

Koplamp (pagina 6-27)

9. Oliefilterpatroon (pagina 6-9)

2.

Boordgereedschapsset (pagina 6-2)

10.Olievuldop (pagina 6-9)

3.Stelring voor veervoorspanning schokdemperunit (pagina 3-16)

4.Hoofdzekering (pagina 6-25)

5.Zekeringenkastje (pagina 6-25)

6.Zekering ABS-motor (pagina 6-25)

7.Olieaftapplug (pagina 6-9)

8.Schakelpedaal (pagina 3-9)

2-1

BESCHRIJVING

DAU10421

Aanzicht rechterzijde

1

2

3

4

5

6

7

8

2

 

10

9

1.

Kentekenverlichting (pagina 6-30)

9. Rempedaal (pagina 3-10)

2.

Remlicht/achterlicht (pagina 6-29)

10.Stelring voor veervoorspanning schokdemperunit (pagina 3-16)

3.Accu (pagina 6-24)

4.Vloeistofreservoir achterrem (pagina 6-18)

5.Luchtfilterelement (pagina 6-12)

6.Tankdop (pagina 3-11)

7.Contactslot (pagina 3-2)

8.Stuurslot (pagina 3-14)

2-2

BESCHRIJVING

DAU10431

Bedieningen en instrumenten

1

2

3

4

5

6

7

2

1.Koppelingshendel (pagina 3-9)

2.Schakelaargroep linkerstuurzijde (pagina 3-7)

3.Multifunctionele meter (pagina 3-5)

4.Vloeistofreservoir voorrem (pagina 6-18)

5.Schakelaargroep rechterstuurzijde (pagina 3-7)

6.Remhendel (pagina 3-9)

7.Gasgreep (pagina 6-13)

2-3

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN

DAU10978

Startblokkeersysteem

3

1.Codeersleutel (rood bovendeel)

2.Standaardsleutels (zwart bovendeel)

Dit voertuig is voorzien van een startblokkeersysteem waarmee diefstal kan worden bemoeilijkt door de codering van de standaardsleutels te wijzigen. Het systeem bestaat uit de volgende onderdelen:

een codeersleutel (met een rood bovendeel)

twee standaardsleutels (met een zwart bovendeel) die opnieuw kunnen worden gecodeerd

een transponder (die is geïntegreerd in de codeersleutel)

een startblokkeereenheid

een ECU

een controlelampje van de startblokkering (Zie pagina 3-5.)

De sleutel met het rode bovendeel wordt gebruikt om de twee standaardsleutels te coderen. Het wijzigen van de codes is een ingewikkelde procedure. Breng het voertuig daarom met alle drie sleutels naar een Yamaha dealer om deze opnieuw te laten coderen. Gebruik de sleutel met het rode bovendeel niet om met het voertuig te rijden. Deze sleutel dient uitsluitend te worden gebruikt voor het opnieuw coderen van de standaardsleutels. Gebruik altijd een standaardsleutel om met het voertuig te rijden.

DCA11822

LET OP

ZORG DAT U DE CODEERSLEUTEL NIET VERLIEST! NEEM DIRECT CONTACT OP MET UW DEALER ALS U HEM VERLOREN HEBT! Als de codeersleutel verloren is, kunnen de standaardsleutels niet opnieuw gecodeerd worden. U kunt het voertuig dan nog steeds starten met de standaardsleutels, maar als ze opnieuw gecodeerd moeten worden (d.w.z. als er een nieuwe standaardsleutel is gemaakt of als alle sleutels verloren zijn), dient het gehele startblokkeersysteem vervangen te worden. Daarom wordt u sterk aangeraden een van de stan-

daardsleutels te gebruiken en de codeersleutel op een veilige plek te bewaren.

Dompel de sleutels nooit in water.

Stel de sleutels nooit bloot aan extreem hoge temperaturen.

Leg de sleutels nooit vlakbij magnetische voorwerpen (zoals bijvoorbeeld speakers enz.).

Plaats nooit voorwerpen die elektrische signalen uitzenden vlakbij de sleutels.

Plaats nooit zware voorwerpen op de sleutels.

U mag de sleutels nooit slijpen of de vorm ervan wijzigen.

U mag het plastic gedeelte van de sleutels nooit demonteren.

Hang nooit twee sleutels van een startblokkeersysteem aan dezelfde sleutelring.

Bewaar de standaardsleutels en ook de sleutels van andere startblokkeersystemen altijd op een andere plek dan de codeersleutel van het voertuig.

Houd sleutels van andere startblokkeersystemen altijd uit de buurt van het contactslot, want anders kunnen ze signaalstoring veroorzaken.

3-1

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN

DAU57670

Contactslot

ON

OFF

P

Via het contactslot worden het ontstekingssysteem en de verlichtingssystemen bediend. De diverse standen van het contactslot worden hierna beschreven.

DCA17961

LET OP

Gebruik geen metalen sleutelhangers en bewaar niet meer dan één sleutel aan dezelfde sleutelhanger. Terwijl het voertuig rijdt kan een metalen sleutelhanger, metalen sleutelring of extra sleutel in contact komen met omliggende onderdelen en deze beschadigen. Het is daarom aan te raden om een stoffen of lederen sleutelhanger te gebruiken.

OPMERKING

Gebruik de standaardsleutel (zwarte greep) voor regelmatig gebruik van de machine. Bewaar de codeersleutel (rode greep) op een veilige plaats en gebruik deze uitsluitend voor hercodering om het risico op verlies te minimaliseren.

DAU38531

ON

Alle elektrische circuits worden voorzien van stroom; de instrumentenverlichting, het achterlicht, de kentekenverlichting en het parkeerlicht gaan branden en de motor kan worden gestart. De sleutel kan niet worden uitgenomen.

OPMERKING

De koplamp gaat automatisch branden als de motor wordt gestart en blijft aan totdat de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid, zelfs als de motor afslaat.

DAU45752

OFF

Alle elektrische systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan worden uitgenomen.

DWA10073

WAARSCHUWING

Draai de contactsleutel nooit naar “OFF” terwijl de machine rijdt; elektrische systemen worden dan afgeschakeld en mogelijk zult u zo de macht over het stuur verliezen of een ongeval veroorza- 3 ken.

DAU62271

(Parkeren)

De alarmverlichting en richtingaanwijzers kunnen worden ingeschakeld, maar alle andere elektrische systemen zijn uit. De sleutel kan worden uitgenomen.

De sleutel moet in de “OFF”-stand worden ingedrukt om naar “ ” te kunnen worden gedraaid.

DCA20760

LET OP

Als u de alarmverlichting of de richtingaanwijzers langdurig gebruikt, kan dit de accu ontladen.

3-2

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN

DAU49398

Controlelampjes en waarschuwingslampjes

1 2 3 4 5

3

8 7 6

1.Waarschuwingslampje olieniveau “

2.Controlelampje startblokkering “

3.Controlelampje richtingaanwijzers “

4.ABS-waarschuwingslampjeABS

5.Waarschuwingslampje brandstofniveau “

6.Waarschuwingslampje motorstoring “

7.Vrijstandcontrolelampje “

8.Controlelampje grootlicht “

DAU11022

Controlelampje richtingaanwijzers “

Dit controlelampje knippert wanneer een richtingaanwijzer knippert.

DAU11061

Vrijstandcontrolelampje “

Dit controlelampje brandt terwijl de versnellingsbak in de vrijstand staat.

DAU11081

Controlelampje grootlicht “

Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp is ingeschakeld voor grootlicht.

DAU11255

Waarschuwingslampje olieniveau “

Dit waarschuwingslampje gaat branden als het motorolieniveau laag is.

Het elektrisch circuit voor het waarschuwingslampje controleert u door de sleutel naar “ON” te draaien. Het waarschuwingslampje moet enkele seconden oplichten en dan uitgaan.

Licht het waarschuwingslampje niet meteen op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of blijft het lampje branden, laat het elektrisch circuit dan door een Yamaha dealer controleren.

OPMERKING

Bij een voldoende hoog olieniveau kan het waarschuwingslampje soms toch knipperen bij rijden op een helling of bij plotseling afremmen of optrekken, er is dan echter geen sprake van een storing.

Dit model is ook uitgerust met een zelfdiagnosesysteem voor het circuit van het waarschuwingslampje olieniveau. Als het waarschuwingscircuit voor het olieniveau een probleem aangeeft, wordt de volgende cyclus herhaald totdat de storing is opgeheven: Het waarschuwingslampje olieniveau knippert tien keer en dooft dan gedurende 2.5 seconden. Als dit zich voordoet, vraag dan een Yamaha dealer de machine te controleren.

DAU11367

Waarschuwingslampje brandstofniveau “

Dit waarschuwingslampje gaat branden wanneer het brandstofniveau daalt tot beneden ca. 2.8 L (0.74 US gal, 0.62 Imp.gal). Vul in dat geval zo snel mogelijk brandstof bij.

Het elektrisch circuit voor het waarschuwingslampje controleert u door de sleutel naar “ON” te draaien. Het waarschuwingslampje moet enkele seconden oplichten en dan uitgaan.

Licht het waarschuwingslampje niet meteen op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of blijft het lampje branden, laat het elektrisch circuit dan door een Yamaha dealer controleren.

3-3

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN

OPMERKING

Dit model is bovendien uitgerust met een zelfdiagnosesysteem voor het circuit van het waarschuwingslampje brandstofniveau. Als het waarschuwingscircuit voor het brandstofniveau een probleem aangeeft, wordt de volgende cyclus herhaald totdat de storing is opgeheven: Het waarschuwingslampje brandstofniveau knippert acht keer en dooft dan gedurende 3.0 seconden. Als dit zich voordoet, vraag dan een Yamaha dealer de machine te controleren.

DAU46443

Waarschuwingslampje motorstoring “

Dit waarschuwingslampje gaat branden wanneer er een probleem wordt aangegeven in het elektrisch circuit dat de motor controleert. Vraag in dat geval een Yamaha dealer het zelfdiagnosesysteem te controleren. (Zie pagina 3-6 voor uitleg over de werking van het zelfdiagnosesysteem.)

Het elektrisch circuit voor het waarschuwingslampje controleert u door de sleutel naar “ON” te draaien. Het waarschuwingslampje moet enkele seconden oplichten en dan uitgaan.

Licht het waarschuwingslampje niet meteen op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of blijft het lampje branden, laat het elektrisch circuit dan door een Yamaha dealer controleren.

OPMERKING

Dit waarschuwingslampje gaat branden als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid en de startknop wordt ingedrukt. Dit wijst echter niet op een storing.

DAU51662

ABS-waarschuwingslampje “ ABS

Onder normale omstandigheden gaat het ABS-waarschuwingslampje branden als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid en uit als met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h) of hoger wordt gereden.

Als het ABS-waarschuwingslampje:

niet gaat branden wanneer de sleutel naar “ON” wordt gedraaid

gaat branden of knipperen tijdens het rijden

niet uitgaat wanneer met een snelheid

van 10 km/h (6 mi/h) of hoger wordt gereden

Werkt het ABS-systeem mogelijk niet goed. Vraag als een van de bovenstaande gevallen zich voordoet zo snel mogelijk een Yamaha dealer het systeem te controleren. (Zie pagina 3-10 voor uitleg over de wer-

king van het ABS-systeem.)

DWA16041

WAARSCHUWING

Als het ABS-waarschuwingslampje niet uitgaat zodra met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h) of hoger wordt gereden, of

als het waarschuwingslampje tijdens 3 het rijden gaat branden of knipperen, keert het remsysteem terug naar conventioneel remmen. Als een van de bovenstaande gevallen zich voordoet, of

als het waarschuwingslampje helemaal niet gaat branden, rij dan extra voorzichtig om te voorkomen dat de remmen in noodsituaties blokkeren. Laat het remsysteem en de elektrische circuits zo snel mogelijk door een Yamaha dealer controleren.

OPMERKING

Als de startknop wordt ingedrukt terwijl de motor draait gaat het ABS-waarschu- wingslampje branden, maar dit duidt niet op een storing.

3-4

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN

DAU54682

Controlelampje startblokkering “

Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid, begint het controlelampje na 30 seconden te knipperen om aan te geven dat het startblokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-

3trolelampje stopt na 24 uur met knipperen, maar het startblokkeersysteem blijft ingeschakeld.

Het elektrisch circuit voor het controlelampje kan worden gecontroleerd door de sleutel naar “ON” te draaien. Het controlelampje moet enkele seconden oplichten en dan uitgaan.

Licht het controlelampje niet meteen op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of blijft het lampje branden, laat het elektrisch circuit dan door een Yamaha dealer controleren.

Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook storingen in de circuits van het startblokkeersysteem. (Zie pagina 3-6 voor uitleg over de werking van het zelfdiagnosesysteem.)

DAU66640

Multifunctionele meter

1

2

1.Snelheidsmeter

2.Kilometerteller/ritteller/ritteller brandstofreserve/klok

DWA12423

WAARSCHUWING

Zorg dat de machine stilstaat voordat u wijzigingen in de instellingen van de multifunctionele meter gaat aanbrengen. Het aanbrengen van wijzigingen tijdens het rijden kan u afleiden en vergroot het risico op een ongeval.

De multifunctionele meter biedt de volgende voorzieningen:

een snelheidsmeter

een kilometerteller

twee rittellers (die de afgelegde afstand aangeven sinds de tellers het laatst werden teruggesteld op nul)

een ritteller voor brandstofreserve (die de afstand aangeeft die wordt afgelegd op de brandstofreserve)

een klok

een voorziening voor zelfdiagnose

OPMERKING

Vergeet niet de sleutel naar “ON” te draaien voordat u de “SELECT”-scha- kelaar gebruikt.

Alleen Verenigd Koninkrijk: Om te wisselen tussen de kilometeren mijlenweergave van de snelheidsmeter en kilometerteller/ritteller, selecteert u de kilometertellermodus en houdt u de “SELECT”-schakelaar minstens 5 seconden ingedrukt.

1

1. “SELECT”-schakelaar

3-5

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN

Snelheidsmeter

De snelheidsmeter geeft de rijsnelheid van het voertuig aan.

Kilometerteller, rittellers, ritteller voor brandstofreserve en klok

1

1.Kilometerteller/ritteller/ritteller brandstofreserve/klok

Door indrukken van de “SELECT”-schake- laar wisselt de weergave tussen de kilometertellermodus “ODO”, de rittellermodi “TRIP 1” en “TRIP 2” en de klokmodus, in de onderstaande volgorde:

ODO → TRIP 1 → TRIP 2 → klok → ODO Als het waarschuwingslampje brandstofniveau aangaat (zie pagina 3-3), wisselt de weergave automatisch naar de brandstof- reserve-rittellermodus “TRIP F” en wordt de afgelegde afstand vanaf dat punt aangegeven. In dat geval wordt door het indrukken van de “SELECT”-schakelaar in de

onderstaande volgorde gewisseld tussen de diverse weergaven van rittellers en kilometerteller:

TRIP F → TRIP 1 → TRIP 2 → klok → ODO → TRIP F

Om een ritteller op nul terug te stellen, selecteert u deze door op de “SELECT”- schakelaar te drukken en houdt u daarna de “SELECT”-schakelaar minstens een seconde ingedrukt. Wanneer u de brandstof- reserve-ritteller niet zelf met de hand op nul terugstelt, wordt deze automatisch teruggesteld zodra na het tanken 5 km (3 mi) is gereden en verschijnt de vorige weergavemodus weer.

Om de klok op tijd te zetten

1

1.Klok

1.Houd de “SELECT”-schakelaar minstens 5 seconden ingedrukt.

2.Als de uuraanduiding begint te knipperen, druk dan op de “SELECT”- schakelaar om de uren in te stellen.

3.Houd de “SELECT”-schakelaar minstens een seconde ingedrukt en de minutenaanduiding zal gaan knippe-

ren.

3

4.Druk op de “SELECT”-schakelaar om de minuten in te stellen.

5.Houd de “SELECT”-schakelaar minstens een seconde ingedrukt om de klok te starten.

Zelfdiagnosesysteem

1

2

3

1.Weergave foutcode

2.Waarschuwingslampje motorstoring “

3.Controlelampje startblokkering “

Dit model is uitgerust met een zelfdiagnosesysteem voor diverse elektrische circuits.

3-6

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN

Als in een van deze circuits een storing wordt gedetecteerd, gaat het waarschuwingslampje motorstoring branden en geeft het display een foutcode weer.

Als het display foutcodes weergeeft, noteer deze dan en vraag een Yamaha dealer om

3het voertuig te controleren.

Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook storingen in de circuits van het startblokkeersysteem.

Als in de circuits van het startblokkeersysteem een storing wordt gedetecteerd, gaat het controlelampje startblokkering knipperen en geeft het display een foutcode weer.

OPMERKING

Als het display foutcode 52 weergeeft, betreft dit mogelijk een storing in het transpondersignaal. Als deze fout zich voordoet, probeer dan het volgende.

1.Start de motor met behulp van de codeersleutel.

OPMERKING

Houd andere startblokkeersleutels uit de buurt van het contactslot en bewaar niet meer dan één startblokkeersleutel aan dezelfde sleutelring! Startblokkeersleutels

kunnen signaalstoring veroorzaken, waardoor de motor mogelijk niet kan worden gestart.

2.Als de motor start, zet deze dan weer uit en probeer hem opnieuw te starten met de standaardsleutels.

3.Als de motor niet kan worden gestart met een of beide standaardsleutels, breng dan het voertuig, de codeersleutel en beide standaardsleutels naar een Yamaha dealer en laat de standaardsleutels opnieuw coderen.

DCA11591

LET OP

Wanneer het display een foutcode aangeeft, moet de machine zo spoedig mogelijk worden gecontroleerd om motorschade te voorkomen.

DAU1234H

Stuurschakelaars

Links

1

2

3

4

1.Lichtsignaalschakelaar “

2.Dimlichtschakelaar “ /

3.Richtingaanwijzerschakelaar “/

4.Claxonschakelaar “

3-7

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN

Rechts

1

2

3

1.Startschakelaar/noodstopschakelaar “//

2.“SELECT”-schakelaar

3.Schakelaar alarmverlichting “

DAU12351

Lichtsignaalschakelaar “

Druk deze schakelaar in om de koplamp een lichtsignaal te laten afgeven.

 

DAU12401

Dimlichtschakelaar “ /

Zet deze schakelaar op “

” voor groot-

licht en op “ ” voor dimlicht.

DAU12461

Richtingaanwijzerschakelaar “/

Druk deze schakelaar naar “” om afslaan naar rechts aan te geven. Druk deze schakelaar naar “” om afslaan naar links aan te geven. Na loslaten keert de schakelaar terug naar de middenstand. Om de rich-

tingaanwijzers uit te schakelen wordt de schakelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in de middenstand.

DAU12501

Claxonschakelaar “

Druk deze schakelaar in om een claxonsignaal te geven.

DAU54211

Startschakelaar/noodstopschakelaar “//

Als u de motor wilt starten met de startmotor, zet u deze schakelaar op “” en drukt u vervolgens op de “”-zijde van de schakelaar. Zie pagina 5-1 voor startinstructies voordat u de motor start.

Zet deze schakelaar op “” om de motor direct uit te schakelen in een noodgeval, zoals wanneer de machine omslaat of als de gaskabel blijft hangen.

DAU41701

Het waarschuwingslampje voor motorstoring gaat branden als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid en de startknop wordt ingedrukt. Dit wijst echter niet op een storing.

DAU12735

Schakelaar alarmverlichting “

Met de sleutel in de stand “ON” of “ ” kan deze schakelaar worden gebruikt voor het inschakelen van de alarmverlichting (gelijktijdig knipperen van alle richtingaan-

wijzers). 3 De alarmverlichting wordt gebruikt in een noodgeval of om andere verkeersdeelnemers te waarschuwen als uw machine stilstaat in een mogelijk gevaarlijke verkeerssituatie.

DCA10062

LET OP

Gebruik de alarmverlichting niet gedurende langere tijd als de motor niet draait omdat hierdoor de accu kan ontladen.

DAU55701

“SELECT”-schakelaar

Deze schakelaar wordt gebruikt om selecties te maken in de kilometer-, rittelleren klokweergave van de multifunctionele meter.

Zie “Multifunctionele meter” op pagina 3-5 voor meer informatie.

3-8

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN

DAU12821

Koppelingshendel

1

3

1. Koppelingshendel

De koppelingshendel bevindt zich aan de linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het stuur toe om de koppeling te ontkoppelen. Laat de hendel los om de koppeling te laten aangrijpen. Voor een soepele werking van de koppeling moet de hendel snel ingetrokken worden en langzaam worden losgelaten.

De koppelingshendel is voorzien van een sperschakelaar die deel uitmaakt van het startspersysteem. (Zie pagina 3-17.)

DAU12872

Schakelpedaal

5

 

4

2

3

2

N

1

1

1.Schakelpedaal

2.Vrijstand

Het schakelpedaal bevindt zich aan de linkerzijde van de motor en wordt in combinatie met de koppelingshendel gebruikt bij het schakelen van de versnellingen van de 5-traps constant-mesh versnellingsbak op deze motorfiets.

DAU12892

Remhendel

1

1. Remhendel

De remhendel bevindt aan de rechterzijde van het stuur. Trek de hendel naar gasgreep toe om de voorrem te bekrachtigen.

3-9

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN

DAU12944

Rempedaal

1

1. Rempedaal

Het rempedaal bevindt zich aan de rechterzijde van de motorfiets. Trap op het rempedaal om de achterrem te bekrachtigen.

DAU67580

ABS

Het Yamaha ABS (anti-blokkeervoorziening remsysteem) bestaat uit een dubbel uitgevoerd elektronisch regelsysteem dat de voorrem en achterrem onafhankelijk aanstuurt.

Gebruik de remmen met ABS net zoals conventionele remmen. Bij activering van het ABS-systeem kan een pulsatie worden gevoeld in de remhendel of het rempedaal. Ga in dat geval door met remmen en laat het ABS-systeem het werk doen. Ga niet “pompend” remmen, dit vermindert de remeffectiviteit.

DWA16051

WAARSCHUWING

Houd altijd een veilige afstand tot voorliggers, zelfs als uw voertuig is uitgerust met ABS.

Het ABS-systeem functioneert het effectiefst over lange remwegen.

Op bepaalde oppervlakken, zoals slechte wegen of grindwegen, kan de remafstand met het ABS-sy- steem langer zijn dan zonder ABSsysteem.

Het ABS-systeem wordt bewaakt door een ECU die het systeem bij een storing laat terugkeren naar conventioneel remmen.

OPMERKING

Het ABS-systeem voert een zelfdiagnosetest uit telkens nadat de sleutel op “ON” is gezet en het voertuig rijdt

met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h)

of hoger. Tijdens deze test hoort u een 3 “klikkend” geluid van de hydraulische regeleenheid en wanneer u de remhendel of het rempedaal licht bedient,

kan een trilling in de hendel of het pedaal voelbaar zijn. Dit duidt niet op een storing.

Dit ABS-systeem is uitgerust met een testfunctie waarbij de bestuurder pulsaties kan voelen in de remhendel of het rempedaal terwijl het ABS-sy- steem actief is. Er is echter speciaal gereedschap vereist, dus neem contact op met uw Yamaha dealer.

DCA20100

LET OP

Let op dat de wielsensor en de rotor van de wielsensor niet beschadigd raken, anders kan het ABS-systeem niet meer naar behoren werken.

3-10

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN

DAU13125

1

2

Tankdop

3

2

3

1 4

1.Achterste wielnaaf

2.Voorste wielnaaf

1. Slotplaatje tankdop

2. “”-merkteken

3. Vergrendelen.

4. Ontgrendelen.

Om de tankdop te verwijderen

Schuif het slotplaatje op de tankdop open, steek de sleutel in het slot en draai deze dan 1/4 slag rechtsom. Het slot wordt ontgrendeld en de tankdop kan worden verwijderd.

Om de tankdop aan te brengen

1. Breng de tankdop aan in de vulopening van de brandstoftank, met de sleutel in het slot en met het “”- merkteken naar voren toe.

2.Draai de sleutel linksom naar de oorspronkelijke positie, neem hem uit en sluit dan het slotplaatje.

OPMERKING

De tankdop kan alleen worden aangebracht met de sleutel in het slot. Bovendien kan de sleutel niet worden uitgenomen als de tankdop niet correct aangebracht en vergrendeld is.

DWA10132

WAARSCHUWING

Controleer voor u gaat rijden of de tankdop correct is aangebracht. Door brandstoflekkage ontstaat brandgevaar.

3-11

Loading...
+ 60 hidden pages