Yamaha XVS650A (2001), XVS650 (2001) User Manual [nl]

Page 1
HANDLEIDING
XVS650
XVS650A
5BN-28199-D1
Page 2
Page 3
DAU03338
INLEIDING
Welkom in de wereld van Yamaha rijders! Als bezitter van een XVS650/XVS650A profiteert u van Yamaha’s ervaring en techni-
sche kennis in het ontwerpen en fabriceren van producten v an topkw aliteit, w aarmee Yamaha haar verdiende reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.
Neem de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u alle voordelen van uw XVS650 optimaal kunt benutten. Deze gebruikershandleiding geeft instruc­ties over bediening, inspectie en onderhoud van de motorfiets, terwijl ook wordt beschreven hoe u uzelf en anderen persoonlijk letsel en schade kunt besparen.
De vele tips in deze handleiding helpen u bovendien om uw motorfiets in optimale conditie te houden. Als er tenslotte toch nog vragen zijn, aarzel dan niet en neem contact op met de Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u vele veilige en plezierige ritten toe. En vergeet niet, v e ilig­heid voor alles!
Page 4
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
Bijzonder belangrijke informatie is in deze handleiding gemarkeerd met de volgende aanduidin gen:
Het Safety Alert symbool betekent ATTENTIE! LET OP! HET GAAT OM UW VEILIG­HEID!
DAU00005
WAARSCHUWING
LET OP:
OPMERKING:
Wanneer instructies vermeld in een WAARSCHUWING niet worden opgevolgd, kan dit leiden tot ernstig of zelfs dodelijk letsel
voor de motorrijder of omstanders of de-
gene die de motorfiets inspecteert of repareert.
De aanduiding LET OP staat vermeld bij speciale voorzorgsmaatregelen die moeten worden genomen om schade aan de motorfiets te voorkomen.
De aanduiding OPMERKING staat bij belangri jke info rmatie die procedures kan vergema k­kelijken of verhelderen.
OPMERKING:
_
Deze handleiding moet worden gezien als een permanent onderdeel van deze motorfiets en moet al-
tijd bij de machine blijven, ook als deze ooit wordt verkocht. Yamaha werkt voortdurend aan verbeteringen ten aanzien van productontwerp en kwaliteit. Om
deze reden kan soms sprake zijn van kleine tegenstrijdigheden tussen uw motor en de beschrijving ervan in deze handleiding, ook al bevat de handleiding de meest recente productinformatie ten tijde van publicatie. Als u vragen heeft over deze handleiding, neem dan contact op met uw Yamaha dealer.
_
Page 5
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DW000002
WAARSCHUWING
_
LEES DEZE HANDLEIDING AANDACHTIG HELEMAAL DOOR VOORDAT U DEZE MOTORFIETS GAAT GEBRUIKEN.
_
Page 6
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DAU03337
XVS650/XVS650A
HANDLEIDING
© 2000 door Yamaha Motor Co., Ltd.
1e Uitgave, september 2000 Alle rechten voorbehouden.
Elke vorm van herdruk of onbevoegd gebruik
zonder schriftelijke toestemming van
Yamaha Motor Co., Ltd.
is uitdrukkelijk verboden.
Printed in Japan.
Page 7
DAU00009
INHOUD VAN DEZE HANDLEIDING
1 GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID
2 BESCHRIJVING
3 FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
4 CONTROLES VOOR HET STARTEN
5 GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
6 PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
7 VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS
8 SPECIFICATIES
9 GEBRUIKERSINFORMATIE
INDEX
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Page 8
Page 9

GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID

GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID ............................ ... ... .... .......1-1
1
Page 10
1-
GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID
DAU00021
Motorfietsen zijn schitterende machines die de motorrijder een onovertroffen gevoel van vrijheid kunnen geven. Er zijn echter wel bepaalde spelregels en beperkingen, waar u niet omheen kunt; ook de beste motorfiets kan niet meer dan de natuurwetten toestaan.
1
Regelmatige verzorging en onderhoud is van groot belan g om de waarde en de goede conditie van uw motor te behouden. Dit geldt trouwens niet alleen voo r de motorfiets, maar ook voor de mot orrijder: om goed en veilig te rijden moet u zelf ook in goede conditie zijn. Rijden onder invloed van medicijnen, drugs en alcohol is natuurlijk uit den boze. Motorr ijders horen altijd—meer nog dan autobestuurders— geestelijk en lichamelijk op hun best te zijn. Ook de geringste hoeveelheid alcohol geeft ongemerkt een zekere overmoed, die bijzonder gevaarlijk kan zijn.
Beschermende kleding is voor een motorrijder even belangrijk als veiligheidsgordels voor de bestuurder en inzittenden van een auto. Draag steeds een compleet motorpak (gemaakt van leer of slijtvast synthetisch materiaal met beschermers), stevige laarzen, motorhandschoenen en een goed passende helm. Optimaal beschermende kleding mag echter niet aanmoedigen tot zorgeloosheid. Vooral integraal omsluitende helmen en motorpakken geven een gevoel van totale veiligheid en bescherming, maar toch zijn motorrijders altijd kwetsbaar in het verkeer. Ken uw eigen grenzen, rijd niet harder dan verstandig is en neem geen onnodige risico’s. Vooral bij nat weer zit een ongeluk in een klein hoekje. Een verstandig motorrijder rijdt defensief en met voorspelbaar weggedrag. Ook al weet uzelf precies wat u doet, verrassing bij andere weggebruikers is gevaarlijk. Houd rekening met de mogelijkheid dat andere weggebruikers fouten kunnen maken; veiligheid is samenwerking.
Veel plezier onderweg!
1-1
Page 11

BESCHRIJVING

Aanzicht linkerzijde (XVS650)............................................................2-1
Aanzicht rechterzijde (XVS650) .........................................................2-2
Aanzicht linkerzijde (XVS650A) ........................................................2-3
Aanzicht rechterzijde (XVS650A)....................................................... 2-4
Schakelaars en instrumenten (XVS650/XVS650A) ...........................2-5
2
Page 12
2-
BESCHRIJVING
Aanzicht linkerzijde (XVS650)
2
DAU00026
1.Schakelpedaal (pagina 3-5)
2.Brandstofkraan (pagina 3-8)
3.Chokeknop (pagina 3-9)
4.Stelring veervoorspanning schokdemper (pagina 3-14)
5.Helmbevestiging (pagina 3-12)
6.Opbergcompartiment (pagina 3-13)
7.Boordgereedschapsset (pagina 6-1)
2-1
Page 13
Aanzicht rechterzijde (XVS650)
BESCHRIJVING
2
8.Oliefilterelement (pagina 6-9)
9.Accu (pagina 6-29)
10.Zekeringen (pagina 6-31)
11.Contactslot/stuurslot-unit (pagina 3-1)
12.Luchtfilterelement (pagina 6-13)
13.Rempedaal (pagina 3-6)
2-2
Page 14
BESCHRIJVING
Aanzicht linkerzijde (XVS650A)
2
1.Schakelpedaal (pagina 3-5)
2.Brandstofkraan (pagina 3-8)
3.Chokeknop (pagina 3-9)
4.Stelring veervoorspanning schokdemper (pagina 3-14)
5.Helmbevestiging (pagina 3-12)
6.Opbergcompartiment (pagina 3-13)
7.Boordgereedschapsset (pagina 6-1)
2-3
Page 15
Aanzicht rechterzijde (XVS650A)
BESCHRIJVING
2
8.Oliefilterelement (pagina 6-9)
9.Accu (pagina 6-29)
10.Zekeringen (pagina 6-31)
11.Contactslot/stuurslot-unit (pagina 3-1)
12.Luchtfilterelement (pagina 6-13)
13.Rempedaal (pagina 3-6)
2-4
Page 16
BESCHRIJVING
Schakelaars en instrumenten (XVS650/XVS650A)
2
1.Koppelingshendel (pagina 3-5)
2.Schakelaargroep linkerstuurgreep (pagina 3-3)
3.Snelheidsmeterunit (pagina 3-3)
4.Vuldop brandstoftank (pagina 3-7)
5.Schakelaargroep rechterstuurgreep (pagina 3-4)
6.Gasgreep (pagina 6-15)
7.Remhendel (pagina 3-6)
2-5
Page 17

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

Contactslot/stuurslot-unit ..... ................ ................ ................ .............. 3-1
Controlelampjes en waarschuwingslampjes .....................................3-2
Snelheidsmeterunit ........................................................................... 3-3
Antidiefstal-alarm (optie) ...................................................................3-3
Stuurschakelaars .............................................................................. 3-3
Koppelingshendel ...................................... ....................................... .3-5
Schakelpedaal (XVS650)................................................................... 3-5
Schakelpedaal (XVS650A)................................................................. 3-5
Remhendel ....................... ............................................. ....................3-6
Rempedaal ....................... ............................................. ....................3-6
Vuldop brandstoftank .............. ... .... ... ... .............................................. 3-7
Brandstof ................................ .................................................... .......3-7
Brandstofkraan ................................. ................................................. 3-8
Chokeknop ........................................................................................ 3-9
Zadels (XVS650).................................. ... ... .... ... ...............................3-10
Zadels (XVS650A) ............................ ... ... ... ...................................... 3-11
Helmbevestiging ..................................................... .........................3-12
Opbergcompartiment ...................................................................... 3-13
Afstellen van de schokdemperunit ..................................................3-14
Bagageriembevestiging .................................... ............................... 3-15
Zijstandaard ....................................................................................3-15
Startspersysteem ............................................................................ 3-16
3
Page 18
3-
WAARSCHUWING
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
DAU00029
Contactslot/stuurslot-unit
Via het contactslot/stuurslot worden het ontstekingssysteem en de verlichtingssys­temen bediend en wordt het stuur vergren­deld. De diverse standen worden hierna beschreven.
DAU00036
ON
Alle elektrische systemen worden elek­trisch gevoed en de motor kan worden ge­start. De sleutel kan niet worden uitgenomen.
DAU00038
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgescha­keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in en draai hem dan naar de “LOCK”­stand. Houd de sleutel hierbij inge­drukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelen Druk de sleutel in en draai hem dan naar “OFF” terwijl de sleutel ingedrukt wordt ge­houden.
DAU00040
DAU00027
1. Drukken.
2. Draaien.
DW000016
_
Draai de contactsleutel nooit naar “OFF” of naar “LOCK” terwijl de motorfiets rijdt; elektrische systemen worden dan afgeschakeld en mogelijk zult u zo de macht over het stuur verliezen of een ongeval veroorzaken. Zorg altijd dat de motorfiets stilstaat voordat u de sleutel naar “OFF” of naar “LOCK” draait.
_
3-1
Page 19
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
OPMERKING:
(Parkeren)
DAU00044
Het stuur is vergrendeld en het achterlicht brandt, maar alle overige elektrische syste­men zijn uitgeschakeld. De sleutel kan wor­den uitgenomen. Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleu­tel naar “ ” te kunnen draaien.
DCA00043
LET OP:
_
Gebruik de parkeerverlichting niet gedu­rende langere tijd, anders kan de accu ontladen raken.
_
1. Controlelampje grootlicht “
2. Controlelampje “ ” richtingaanwijzers
3. Controlelampje “ ” voor vrijstand
4. Waarschuwingslampje motorstoring “
DAU03034
Controlelampjes en waarschuwingslampjes
DAU00057
Controlelampje “ ” richtingaanwij­zers
Dit controlelampje knippert wanneer de schakelaar voor richtingaanwijzers naar de linker- of rechterstand is gedrukt.
DAU00061
Controlelampje “ ” voor vrijstand
Dit controlelampje brandt wanneer de ver­snellingsbak in de vrijstand staat.
Controlelampje grootlicht “
DAU00063
Dit controlelampje gaat branden wanneer het grootlicht van de koplamp is ingescha­keld.
Waarschuwingslampje motorstoring
DAU03182
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden of knippert wanneer een elektrisch circuit dat de motorwerking controleert defect is. Vraag in dat geval de Yamaha dealer het zelfdiagnosesysteem te controleren.
_
Dit waarschuwingslampje zal een paar se­conden branden wanneer de sleutel naar “ON” wordt gedraaid, maar dat duidt niet op een storing.
_
3
3-2
Page 20
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU00109
Antidiefstal-alarm (optie)
Deze motor kan door een Yamaha dealer worden uitgerust met een optioneel anti­diefstal-alarmsysteem. Neem contact op met een Yamaha dealer voor nadere infor­matie.
3
1. Terugstelknop ritteller
2. Snelheidsmeter
3. Kilometerteller
4. Ritteller
DAU00095
Snelheidsmeterunit
De snelheidsmeterunit is voorzien van een snelheidsmeter, een kilometerteller en een ritteller. De snelheidsmeter toont de actuele rijsnelheid. De kilometerteller toont de tota­le afgelegde afstand. De ritteller toont de af­stand afgelegd sinds de teller het laatst via de terugstelknop werd teruggesteld op nul. De ritteller kan worden gebruikt om de af­stand te schatten die met een volle brand­stoftank kan worden afgelegd. Deze informatie stelt u in staat de volgende tank­stops te plannen.
1. Richtingaanwijzerschakelaar
2. Lichtsignaalschakelaar “
3. Dimlichtschakelaar
4. Claxonschakelaar “
DAU00118
Stuurschakelaars
DAU00127
Richtingaanwijzerschakelaar
Druk deze schakelaar naar “ ” om af­slaan naar rechts aan te geven. Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan naar links aan te geven. Na loslaten keert de schakelaar terug naar de middenstand. Om de richtingaanwijzers uit te schakelen wordt de schakelaar ingedrukt nadat hij is terug­gekeerd in de middenstand.
3-3
Page 21
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Lichtsignaalschakelaar “
DAU00119
Druk deze schakelaar in om de koplamp een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU00121
Dimlichtschakelaar
Zet deze schakelaar op “ ” voor groot­licht en op “ ” voor dimlicht.
DAU00129
Claxonschakelaar “
Druk deze schakelaar in om een claxonsig­naal te geven.
1. Startknop “
2. Noodstopschakelaar
3. Lichtschakelaar
DAU00143
Startknop “
Druk deze knop in om de motor door middel van de startmotor te starten.
DC000005
LET OP:
_
Zie pagina 5-1 voor startinstructies voordat u de motor start.
_
Noodstopschakelaar
DAU00138
Zet deze schakelaar op “ ” om in een noodgeval de motor direct uit te schakelen, zoals wanneer de machine omslaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU00134
Lichtschakelaar
Zet deze schakelaar in de stand “ ” om de parkeerlichten, het achterlicht en de instrumentenverlichting in te schakelen. Zet de schakelaar in de stand “ ” om ook de koplamp in te schakelen.
3
3-4
Page 22
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
OPMERKING:
XVS650A
XVS650
3
1. Koppelingshendel 1. Schakelpedaal
Koppelingshendel
De koppelingshendel bevindt zich aan de linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het stuur toe om de koppeling te ontkoppelen. Laat de hendel los om de koppeling te laten aangrijpen. Voor een soepele werking van de koppeling moet de hendel snel ingetrok­ken worden en langzaam worden losgela­ten. De koppelingshendel is voorzien van een sperschakelaar die deel uitmaakt van het startspersysteem. (Zie pagina 3-16 voor uit­leg over het startspersysteem.)
DAU00152
DAU00157
Schakelpedaal (XVS650)
Het schakelpedaal bevindt zich aan de lin­kerzijde van de motor en wordt in combina­tie met de koppelingshendel gebruikt bij het schakelen van de versnellingen van de 5­traps constant-mesh versnellingsbak op deze motorfiets.
3-5
1. Schakelpedaal
DAU01215
Schakelpedaal (XVS650A)
Het schakelpedaal bevindt zich aan de lin­kerzijde van de motor en wordt in combina­tie met de koppelingshendel gebruikt bij het schakelen van de versnellingen van de 5­traps constantmeshbak op deze motorfiets.
_
Gebruik uw tenen of hiel om op te schake­len en gebruik uw tenen om terug te scha­kelen.
_
Page 23
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
XVS650A
XVS650
3
1. Remhendel 1. Rempedaal
Remhendel
De remhendel bevindt zich aan de rechter­stuurgreep. Trek de hendel naar het stuur toe om de voorrem te bekrachtigen.
DAU00158
1. Rempedaal
DAU00162
Rempedaal
Het rempedaal bevindt zich aan de rechter­zijde van de motorfiets. Trap op het rempe­daal om de achterrem te bekrachtigen.
3-6
Page 24
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
WAARSCHUWING
OPMERKING:
_
De tankdop kan alleen worden aangebracht met de sleutel in het slot. Bovendien kan de sleutel niet worden uitgenomen als de tankdop niet correct aangebracht en ver­grendeld is.
3
1. “ ”-merkteken
2. Ontgrendelen.
Vuldop brandstoftank
Verwijderen van de tankdop
Steek de sleutel in het slot en draai een kwartslag rechtsom. Het slot wordt ontgren­deld en de tankdop kan worden verwijderd.
Aanbrengen van de tankdop
1. Breng de tankdop aan in de vulope­ning van de brandstoftank, met de sleutel in het slot en met het “ ”­merkteken naar voren toe.
2. Draai de sleutel linksom naar de oor­spronkelijke positie en neem hem dan uit.
DAU00169
_
WAARSCHUWING
_
Controleer of de tankdop correct is aan­gebracht alvorens te gaan rijden.
_
DW000024
1. Vulpijp brandstoftank
2. Brandstofniveau
DAU01183
Brandstof
Controleer of voldoende brandstof in de brandstoftank aanwezig is. Vul de brand­stoftank tot onderaan de vulpijp, zoals ge­toond in de afbeelding.
_
Overvul de brandstoftank niet, an­ders zal benzine uitstromen zodra deze warm wordt en uitzet.
Mors geen brandstof op een heet motorblok.
_
DW000130
3-7
Page 25
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Vrijstand
LET OP:
_
Veeg gemorste brandstof direct af met een schone, droge en zachte doek, de brandstof kan immers schade toebren­gen aan de lak of aan kunststof onderde­len.
_
OPMERKING:
_
Als de motor gaat detoneren (pingelen), ge­bruik dan brandstof van een ander merk of met een hoger octaangetal.
_
Aanbevolen brandstof:
Normale loodvrije brandstof met een octaangetal (RON) van minstens 91
Inhoud brandstoftank:
Totale hoeveelheid:
16 L
Reservehoeveelheid:
3 L
DAU00185
DAU00191
Gesloten stand
1. Pijlteken in positie over “OFF”
DAU02969
Brandstofkraan
Via de brandstofkraan wordt de brandstof van de tank naar de carburateurs gevoerd en bovendien gefilterd. De standen van de hendel van de brand­stofkraan worden als volgt toegelicht en ge­toond in de afbeeldingen.
OFF
Met de hendel van de brandstofkraan in deze stand is de brandstoftoevoer afgeslo­ten. Draai de hendel van de brandstofkraan altijd in deze stand als de motor uit staat.
3
1. Pijlteken in positie over “ON”
ON
Met de hendel van de brandstofkraan in deze stand stroomt brandstof naar de car­burateurs. Draai de hendel van de brand­stofkraan naar deze stand om de motor te starten en te gaan rijden.
3-8
Page 26
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
LET OP:
Reserve-stand
3
1. Pijlteken in positie over “RES”
RES
Dit is de reservestand. Met de hendel van de brandstofkraan in deze stand is de re­servehoeveelheid brandstof beschikbaar. Draai de hendel van de brandstofkraan naar deze stand wanneer u tijdens het rij­den zonder brandstof komt te staan. Vul in zo’n geval zo snel mogelijk brandstof bij en vergeet daarna niet de hendel van de brandstofkraan weer terug naar “ON” te draaien!
1. Chokeknop “
DAU03031
Chokeknop
Voor het starten van een koude motor is een rijker lucht/brandstof mengsel nodig; via de choke wordt dit mengsel geleverd. Beweeg de hendel in de richting a om de choke aan te zetten. Beweeg de hendel in de richting b om de choke uit te zetten.
DCA00038
_
Gebruik de startcarburateur (choke) niet langer dan 3 minuten, anders zal de uit­laatpijp mogelijk door extreme hitte ver­kleuren. Bovendien treedt naverbranding op in de uitlaat als de choke te lang wordt gebruikt. Zet in zo’n geval de startcarbu­rateur (choke) uit.
_
3-9
Page 27
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
OPMERKING:
XVS650
XVS650
1. Moer
DAU01889
Zadels (XVS650)
Duozadel
Verwijderen van het duozadel Verwijder de moer en trek dan het duozadel omhoog.
XVS650
1. Bout (× 2)
2. Zadelbevestiging
3. Uitsteeksel
Aanbrengen van het duozadel Steek het uitsteeksel aan de voorzijde van het duozadel in de zadelbevestiging zoals afgebeeld, plaats het zadel in de oorspron­kelijke positie en breng dan de moer aan.
1. Zadelbevestiging
2. Uitsteeksel
Rijderzadel
Verwijderen van het rijderzadel
1. Verwijder het duozadel.
2. Verwijder de bouten en trek dan het zadel omhoog.
Aanbrengen van het rijderzadel
1. Steek het uitsteeksel aan de voorzijde van het rijderzadel in de zadelbevesti­ging zoals afgebeeld, plaats het zadel in de oorspronkelijke positie en breng dan de bouten aan.
2. Installeer het duozadel.
_
Controleer of de zadels stevig zijn vergren­deld alvorens te gaan rijden.
_
3
3-10
Page 28
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
XVS650A
XVS650A
3
1. Bout
Zadels (XVS650A)
Duozadel
Verwijderen van het duozadel Verwijder de bout en trek dan het duozadel omhoog.
DAU01888
XVS650A
1. Zadelbevestiging (× 2)
2. Uitsteeksel (× 2)
Aanbrengen van het duozadel Steek de uitsteeksels aan de voorzijde van het duozadel in de zadelbevestiging zoals getoond, plaats het zadel in de oorspronke­lijke positie en breng dan de bout aan.
1. Bout
Rijderzadel
Verwijderen van het rijderzadel
1. Verwijder het duozadel.
2. Verwijder de bout en trek dan het rij­derzadel omhoog.
3-11
Page 29
XVS650A
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
1. Zadelbevestiging
2. Uitsteeksel
Aanbrengen van het rijderzadel
1. Steek het uitsteeksel aan de voorzijde van het rijderzadel in de zadelbevesti­ging zoals getoond, plaats het zadel in de oorspronkelijke positie en breng dan de bout aan.
2. Installeer het duozadel.
OPMERKING:
_
Controleer of de zadels stevig zijn vergren­deld alvorens te gaan rijden.
_
1. Helmbevestiging
2. Ontgrendelen.
DAU00260
Helmbevestiging
Steek de sleutel in het slot en draai deze dan zoals afgebeeld om de helmbevesti­ging te openen. Vergrendel de helmbevestiging door deze in de oorspronkelijke positie te plaatsen en dan de sleutel uit te nemen.
WAARSCHUWING
_
Rijd nooit met een helm bevestigd aan de helmbevestiging, de helm kan zo voorwerpen raken waardoor de machine mogelijk onbestuurbaar wordt en een ongeval niet uitgesloten is.
_
3-12
DW000030
Page 30
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
1. Deksel opbergcompartiment
2. Slotplaatje deksel opbergcompartiment
3. Slot opbergcompartiment
DAU01869
Opbergcompartiment
Het opbergcompartiment bevindt zich aan de linkerzijde van de motorfiets.
Om het opbergcompartiment te openen
1. Schuif het slotplaatje open, steek de sleutel in het slot en draai hem dan rechtsom.
2. Trek de kap van het opbergcomparti­ment naar buiten zoals afgebeeld.
3-13
1. Opbergcompartiment
2. Deksel opbergcompartiment
Om het opbergcompartiment te sluiten
1. Plaats de kap van het opbergcompar­timent in de oorspronkelijke positie, zoals afgebeeld.
2. Draai de sleutel linksom, neem de sleutel uit en sluit dan het slotplaatje.
Page 31
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1. Positie-indicator
2. Stelring veervoorspanning
3. Verlengstuk
4. Speciale sleutel
DAU00299
Afstellen van de schokdemperunit
Deze schokdemper is uitgerust met een stelring voor veervoorspanning.
DC000015
LET OP:
_
Probeer nooit een stelmechanisme voorbij de maximum- of minimuminstel­waarden te verdraaien.
_
Stel de veervoorspanning als volgt af.
1. Verwijder het duozadel en het rijderza­del. (Zie pagina 3-10 [XVS650] of 3-11 [XVS650A] voor instructies over ver­wijderen en aanbrengen.)
2. Om de veervoorspanning te verhogen en zo de vering stugger te maken, wordt de stelring gedraaid richting a. Om de veervoorspanning te verlagen voor een zachtere vering wordt de stelring gedraaid in de richting b.
OPMERKING:
_
Zet de gewenste inkeping in de stel-
ring tegenover de positie-indicator op de schokdemper. Verricht de afstelling met de speciale
sleutel met het verlengstuk in de ge­reedschapsset bij de machine.
_
CI-01D
Stand afsteller
Minimum
Stan-
Maximum (hard)
daard
(zacht) 12345 6 7
3. Breng het duozadel en het rijderzadel aan.
3
3-14
Page 32
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
OPMERKING:
WAARSCHUWING
_
Deze schokdemper is gevuld met stik­stofgas onder hoge druk. Lees en be­grijp de volgende informatie alvorens de schokdemper te gebruiken. De fabrikant kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade aan eigendommen of voor persoonlijk letsel als dit voortvloeit uit
3
verkeerd gebruik.
Probeer de gascilinder niet te ope­nen en blijf er verder vanaf.
Stel de schokdemper niet bloot aan open vuur of aan andere hittebron­nen, anders kan deze door de op­lopende druk exploderen.
Vervorm of beschadig de gascilin­der op geen enkele wijze, de dem­pende werking zal dan achteruitgaan.
Laat onderhoud aan de schokdem­per altijd uitvoeren door een Yamaha dealer.
_
DAU00315
1. Bagageriemhouder (× 2)
DAU01172
Bagageriembevestiging
Aan elke passagiersvoetsteun is een baga­geriemhouder bevestigd.
DAU00330
Zijstandaard
De zijstandaard bevindt zich aan de linker­zijde van het frame. Trek of druk de zijstan­daard met uw voet omhoog of omlaag terwijl u de motorfiets verticaal houdt.
_
De ingebouwde sperschakelaar voor de zij­standaard maakt deel uit van het startsper­systeem, dat in bepaalde situaties de werking van het ontstekingssysteem blok­keert. (Zie hierna voor een nadere uitleg over het startspersysteem.)
_
3-15
Page 33
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DW000044
WAARSCHUWING
_
Met de motorfiets mag nooit worden ge­reden terwijl de zijstandaard omlaag staat of niet behoorlijk kan worden op­getrokken (of niet omhoog blijft), anders kan de zijstandaard de grond raken en zo de motorrijder afleiden, waardoor u de macht over het stuur verliest. Het Yamaha startspersysteem is ontworpen om de motorrijder te helpen bij zijn ver­antwoordelijkheid de zijstandaard op te trekken alvorens weg te rijden. Contro­leer dit systeem daarom regelmatig zo­als hierna beschreven en laat het repareren door een Yamaha dealer als de werking niet naar behoren is.
_
DAU03720
Startspersysteem
Het startspersysteem (waarvan de sperschakelaar voor de zijstandaard, de sperschakelaar voor de koppelingshendel en de vrijstandschakelaar deel uitmaken) heeft de volgende functies.
Het verhindert starten wanneer de
versnellingsbak in een versnelling ge­schakeld is en de zijstandaard is op­geklapt, terwijl de koppelingshendel niet is ingetrokken. Het verhindert starten wanneer de
versnellingsbak in een versnelling ge­schakeld is en de koppelingshendel is ingetrokken, terwijl de zijstandaard nog omlaag staat. Het schakelt een draaiende motor uit
wanneer de versnellingsbak in een versnelling staat en de zijstandaard
omlaag wordt bewogen. Controleer de werking van het startspersys­teem regelmatig, hanteer daarbij de volgen­de werkwijze.
WAARSCHUWING
_
Als zich een storing voordoet, vraag dan alvorens te gaan rijden een Yamaha dealer het systeem te controleren.
_
DW000045
3
3-16
Page 34
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
CD-01D
Terwijl de motor uit staat:
1. Klap de zijstandaard omlaag.
2. Zorg dat de motorstopschakelaar op “ ” staat.
3. Draai de contactsleutel naar “ON”.
4. Zet de versnelling in z’n vrij.
5. Druk op de startschakelaar.
Start de motor?
3
Terwijl de motor nog loopt:
6. Klap de zijstandaard omhoog.
7. Trek de koppelingshendel in.
8. Schakel naar de eerste versnelling.
9. Klap de zijstandaard omlaag.
Slaat de motor af?
JA NEE
JA NEE
Nadat de motor is afgeslagen:
10. Klap de zijstandaard omhoog.
11. Trek de koppelingshendel in.
12. Druk op de startschakelaar.
Start de motor?
JA NEE
Alles is in orde.
U kunt met de motorfiets gaan rijden.
OPMERKING:
Deze controle werkt het best wanneer de motor al is opgewarmd.
Er kan iets mis zijn met de vrijloopschakelaar.
Rijd niet met de motorfiets
gecontroleerd door een Yamaha dealer.
Er kan iets mis zijn met de zijstandaardschakelaar.
Rijd niet met de motorfiets
gecontroleerd door een Yamaha dealer.
Er kan iets mis zijn met de koppelingsschakelaar.
Rijd niet met de motorfiets
gecontroleerd door een Yamaha dealer.
totdat deze is
totdat deze is
totdat deze is
3-17
Page 35

CONTROLES VOOR HET STARTEN

Controlelijst voor gebruik ........................ ........................................... 4-1
4
Page 36
4-
CONTROLES VOOR HET STARTEN
De eigenaar is verantwoordelijk voor de conditie van de machine. Vitale onderdelen kunnen bijvoorbeeld bij blootstelling aan weer en wind vrij snel en onverwachts achteruitgaan, ook als de machine niet wordt gebruikt. Eventuele schade, vloeistoflekkage of het wegvallen van de bandspanning kan ernstige gevolgen hebben. Het is daarom van belang om voorafgaand aan elke rit een visuele inspectie uit te voeren en bovendien de volgende punten te controleren.
Controlelijst voor gebruik
CO-01D
ONDERDEEL CONTROLES PAGINA
• Controleer het brandstofniveau in de brandstoftank.
4
Brandstof
Motorolie
Cardanolie
Voorrem
Achterrem
Koppeling
• Vul zo nodig brandstof bij.
• Controleer de brandstofleiding op lekkage.
• Controleer het olieniveau in de motor.
• Vul zo nodig het aanbevolen type olie bij tot aan het voorgeschreven niveau.
• Controleer de machine op olielekkage.
• Controleer de machine op olielekkage. 6-11–6-12
• Controleer de werking.
• Als de voorrem zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het hy­draulisch systeem te ontluchten.
• Controleer de vrije slag van de remhendel.
• Stel zo nodig bij.
• Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
• Vul zo nodig het aanbevolen type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven ni­veau.
• Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.
• Controleer de werking.
• Controleer de vrije slag van het rempedaal.
• Stel zo nodig bij.
• Controleer de werking.
• Smeer de kabel als dat nodig is.
• Controleer de vrije slag van de koppelingshendel.
• Stel zo nodig bij.
3-7–3-8
6-9–6-11
6-20–6-21, 6-23–6-25
6-21–6-25
6-19–6-20
DAU01114
DAU03439
4-1
Page 37
ONDERDEEL CONTROLES PAGINA
Gasgreep
Bedieningskabels
Wielen en banden
Rem- en schakelpedalen
Rem- en koppelingshendels
Zijstandaard
Framebevestigingen Instrumenten, verlichting,
signaleringssysteem en schakelaars
Zijstandaardschakelaar
CONTROLES VOOR HET STARTEN
• Controleer of de werking soepel is.
• Smeer de gasgreep, de behuizing en de gaskabels als dat nodig is.
• Controleer de vrije slag.
• Vraag zo nodig de Yamaha dealer om af te stellen.
• Controleer of de werking soepel is.
• Smeer als dat nodig is.
• Controleer op schade.
• Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.
• Controleer de bandspanning.
• Corrigeer als dat nodig is.
• Controleer of de werking soepel is.
• Smeer de pedaalscharnierpunten als dat nodig is.
• Controleer of de werking soepel is.
• Smeer zo nodig de hendelscharnierpunten.
• Controleer of de werking soepel is.
• Smeer zo nodig het scharnierpunt.
• Controleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn vastgezet.
• Zet zo nodig vast.
• Controleer de werking.
• Corrigeer als dat nodig is.
• Controleer de werking van het startspersysteem.
• Als het systeem defect is, vraag dan een Yamaha dealer de machine na te kijken.
6-15, 6-25
6-25
6-16–6-19
6-26
6-26
6-27
3-15–3-16
4
OPMERKING:
_
Voordat de motorfiets wordt gebruikt moet telkens een korte algemene con trole worden uitgevoerd . Zo’n i nspectie n eemt maar wein ig tijd in beslag en de hiermee gegarandeerde veiligheid is die tijd alleszins waard.
_
4-2
Page 38
CONTROLES VOOR HET STARTEN
WAARSCHUWING
_
Wanneer functies vermeld in de Controlelijst voor Gebruik niet naar behoren werken, laat dan een inspectie uitvoeren en even­tueel repareren voordat u de machine gebruikt.
_
4
DWA00033
4-3
Page 39

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE

Starten van de motor .........................................................................5-1
Starten van een warme motor ...........................................................5-2
Schakelen van versnellingen .. ... .... ... ... ... ........................................... 5-3
Tips voor een zuinig brandstofverbruik .............................................5-4
Inrijperiode ........................................................................................ 5-4
Parkeren .................................................... ........................................ 5-5
5
Page 40
5-
OPMERKING :
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
DAU00372
DAU00373
WAARSCHUWING
_
Zorg dat u volkomen vertrouwd bent met alle bedieningsfuncties en hun werking voordat u gaat rijden. Informeer bij een Yamaha dealer als u de werking van een schakelaar of functie niet volkomen begrijpt.
Start de motor nooit in een afgeslo­ten ruimte en laat deze hierin ook niet lange tijd aaneen draaien. Uit­laatgassen zijn giftig en het inade­men ervan kan al binnen korte tijd
5
leiden tot bewusteloosheid en do­delijk letsel. Controleer altijd of er voldoende ventilatie is.
Controleer of de zijstandaard is in­getrokken alvorens weg te rijden. Als de zijstandaard niet behoorlijk is ingetrokken, kan deze de grond
Starten van de motor
Het startspersysteem staat starten alleen toe als aan een van de volgende voorwaar­den is voldaan:
De versnellingsbak staat in de vrij-
stand. De versnellingsbak staat in een ver-
snelling geschakeld terwijl de koppe­lingshendel is ingetrokken en de zijstandaard is opgeklapt.
WAARSCHUWING
_
Controleer voor het starten van de motor de werking van het startsper­systeem en volg daarbij de werkwij­ze beschreven op pagina 3-17.
Ga nooit rijden terwijl de zijstan­daard omlaag staat.
_
raken en zo de motorrijder afleiden, waardoor u de macht over het stuur verliest.
_
DAU03461*
DW000054
1. Draai de kraanhendel in “ON”.
2. Draai de contactsleutel naar “ON” en controleer of de noodstopschakelaar op “ ” is gezet.
3. Schakel de versnellingsbak in de vrij­stand.
_
Als de versnellingsbak in de vrijstand staat, moet het vrijstandcontrolelampje branden; zo niet, vraag dan een Yamaha dealer het elektrisch circuit te testen.
_
4. Zet de choke aan en draai de gas­greep helemaal dicht. (Zie pagina 3-9 voor de bediening van de choke.)
5-1
Page 41
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5. Start de motor door de startknop in te drukken.
OPMERKING :
_
Als de motor niet wil starten, laat dan de startknop los, wacht een paar seconden en probeer het dan opnieuw. Om de accu te sparen, dient u de startmotor nooit langer dan 10 seconden achtereen te laten draaien.
_
LET OP:
_
DCA00059
Als het olieniveaulampje knippert of aan blijft na het starten, zet de motor dan di­rect af, controleer het olieniveau en let op eventuele olielekkage. Vul zo nodig motorolie bij en controleer het olieni­veaulampje dan opnieuw. Als het waar­schuwingslampje niet uit gaat nadat de
motor aanslaat terwijl voldoende mo­torolie aanwezig is, vraag dan een Yamaha dealer het elektrisch circuit te testen.
_
6. Zet na het starten van de motor de chokeknop tot halverwege terug.
DCA00055
LET OP:
_
De motor gaat het langst mee als hij steeds eerst warmdraait alvorens weg te rijden. Trek nooit snel op terwijl de mo­tor nog koud is!
_
7. Zet de choke uit zodra de motor warm is.
OPMERKING:
_
De motor is warm wanneer hij normaal rea­geert op de gasbediening terwijl de choke uit is gezet.
_
5-2
DAU01258
Starten van een warme motor
Volg dezelfde procedure als bij starten van een koude motor, alleen is het gebruik van de choke niet nodig als de motor warm is.
5
Page 42
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
XVS650
XVS650A
Gebruik altijd de koppeling om de versnellingsbak te schakelen om zo schade aan de motor, de versnel­lingsbak en de aandrijving te voor­komen; door hun constructie zijn deze niet bestand tegen de schok­ken die optreden bij belast schake­len.
_
1. Schakelpedaal N. Vrijstand
Schakelen van versnellingen
5
Door de versnellingen te schakelen kunt u het beschikbare motorvermogen doseren bij het wegrijden, optrekken, tegen een hel­ling oprijden etc. De schakelstanden worden getoond in de afbeelding.
OPMERKING :
_
Om de versnellingsbak in de vrijstand te schakelen wordt het schakelpedaal enkele malen ingetrapt totdat het einde van de slag bereikt is, waarna het pedaal iets wordt op­getrokken.
_
DAU00423
1. Schakelpedaal N. Vrijstand
LET OP:
_
Rijd niet lange tijd met afgezette motor, ook niet met de versnel­lingsbak in de vrijstand, en sleep de motorfiets niet over lange afstan­den. De versnellingsbak wordt al­leen afdoende gesmeerd terwijl de motor draait. Door onvoldoende smering kan de versnellingsbak worden beschadigd.
5-3
DC000048
Page 43
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
LET OP:
LET OP:
DAU00424
Tips voor een zuinig brandstofverbruik
Het brandstofverbruik is vooral afhankelijk van uw rijstijl. Hierna volgen enkele tips om het brandstofverbruik te verlagen:
Laat de motor goed warmdraaien.
Zet de choke zo snel mogelijk uit.
Schakel snel en soepel door en ver-
mijd hoge toerentallen terwijl u accele­reert. Geef geen gas tijdens het terugscha-
kelen en voorkom dat de motor onbe­last met een hoog toerental draait. Laat de motor niet langdurig stationair
draaien maar zet hem af (bijvoorbeeld in files, bij stoplichten of bij spoorweg­overgangen).
DAU01128
Inrijperiode
De belangrijkste periode in de levensduur van het motorblok is de tijd tussen 0 en
1.600 km. Lees daarom de volgende infor­matie aandachtig door. Omdat het motorblok gloednieuw is, mag dit de eerste 1.600 km niet te zwaar worden belast. De verschillende onderdelen van de motor slijten op elkaar in totdat de juiste be­drijfsspelingen zijn bereikt. Rijd tijdens deze periode nooit langdurig volgas en vermijd ook andere manoeuvres die tot oververhit­ting van de motor kunnen leiden.
0–1.000 km
DAU01171*
Rijd niet langdurig met de gasgreep meer dan 1/3 open gedraaid.
1.000–1.600 km
Houd de gasgreep niet langdurig voorbij halverwege opengedraaid.
DC000056*
_
Nadat de eerste 1.000 km zijn afgelegd, moet de motorolie en de cardanolie wor­den ververst en het oliefilterelement worden vervangen.
_
1.600 km en verder
De machine kan nu verder normaal worden gebruikt.
DC000049
_
Als tijdens de inrijperiode motorschade optreedt, vraag dan direct een Yamaha dealer de machine te controleren.
_
5
5-4
Page 44
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
DAU00457
Parkeren
Zet om te parkeren de motor af, neem de sleutel uit het contactslot en draai dan de benzinekraan naar “OFF”.
WAARSCHUWING
_
De motor en het uitlaatsysteem kunnen zeer heet worden, parkeer dus op een plek waar voetgangers of kinderen niet gemakkelijk met deze onderdelen in aanraking kun­nen komen.
5
Parkeer niet op een helling of op een zachte ondergrond, de motor zou dan kunnen omvallen.
_
DW000058
5-5
Page 45

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES

Boordgereedschapsset ........ ............................. ... 6-1
Periodiek smeer- en onderhoudsschema ............6-2
Stroomlijnpanelen verwijderen en aanbrengen ...6-5
Controleren van de bougies .................................6-7
Motorolie en oliefilterelement ...............................6-9
Cardanolie .........................................................6-11
Reinigen van het luchtfilterelement ....................6-13
Afstellen van de carburateurs ............................6-14
Afstellen van het stationair toerental ..................6-15
Afstellen van de vrije slag van de gaskabel .......6-15
Afstellen van de klepspeling ..............................6-16
Banden ..............................................................6-16
Spaakwielen ......................................................6-19
Afstellen van de vrije slag van de
koppelingshendel ............................ ................. 6-19
Afstellen van de vrije slag van de remhendel ....6-20
Afstellen van de stand en de vrije slag van het
rempedaal .......................... ....................... .......6-21
Afstellen van de remlichtschakelaar
achterrem ........................................................6-22
Controleren van de voorremblokken en de
achterremschoenen ........... .............................. 6-23
Controleren van remvloeistofniveau ..................6-24
Verversen van de remvloeistof .......................... 6-25
Controleren en smeren van de kabels .............. 6-25
Controleren en smeren van gasgreep
en gaskabel ..................................................... 6-25
Controleren en smeren van rem- en
schakelpedalen ............................................... 6-26
Controleren en smeren van de rem- en
koppelingshendel ............................................ 6-26
Controleren en smeren van de zijstandaard ..... 6-27
Controleren van de voorvork ............................. 6- 2 7
Controle van stuursysteem ............................... 6-28
Controleren van wiellagers ................... ... .... ... ... 6-29
Accu .................................................................. 6-29
Zekeringen vervangen ...................................... 6-31
Koplampgloeilamp vervangen ........................... 6-32
Vervangen van gloeilampen voor
richtingaanwijzer of remlicht/achterlicht .......... 6-33
Ondersteunen van de motorfiets ....................... 6-34
Voorwiel ................................... ................ .......... 6- 35
Achterwiel ......................................................... 6-36
Storingzoeken ................................................... 6-38
Storingzoekschema .......................................... 6-39
6
Page 46
6-
WAARSCHUWING
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU00462
Veiligheid is de verantwoordelijkheid van de eigenaar. Door periodiek inspecties, afstel­lingen en smeerbeurten uit te laten voeren, zorgt u ervoor dat uw machine in zo veilig en efficiënt mogelijke conditie blijft. Op de volgende pagina’s wordt de belangrijkste informatie met betrekking tot inspecties, af­stellingen en smeerbeurten gegeven. De intervalperioden in het periodieke smeer- en onderhoudsschema zijn slechts te beschouwen als algemene richtlijn voor normale rijomstandigheden. Het is echter mogelijk dat de INTERVALPERIODEN VOOR ONDERHOUD MOETEN WOR­DEN VERKORT AFHANKELIJK VAN HET WEER, HET TERREIN, DE GEOGRAFI-
6
SCHE LOCATIE EN INDIVIDUEEL GE­BRUIK.
WAARSCHUWING
_
Vraag een Yamaha dealer het onder­houdswerk uit te voeren als u hiermee niet echt vertrouwd bent.
_
DAU00464
DW000060
DAU01129
Boordgereedschapsset
De boordgereedschapsset is te vinden in het opbergcompartiment. (Zie pagina 3-13 voor de werkwijze bij het openen van het opbergcompartiment.) De onderhoudsinformatie in deze handlei­ding en het gereedschap in de boordge­reedschapsset zijn bedoeld om u te ondersteunen bij het uitvoeren van preven­tief onderhoud en kleinere reparaties. Het gebruik van extra gereedschap zoals een momentsleutel kan echter nodig zijn om be­paalde onderhoudswerkzaamheden cor­rect uit te voeren.
OPMERKING:
_
Laat een Yamaha dealer onderhoud ver­richten als u niet beschikt over het gereed­schap of de ervaring die voor bepaalde werkzaamheden vereist zijn.
_
DW000063
_
Door modificaties die niet door Yamaha zijn goedgekeurd kan het motorvermo­gen achteruitgaan of de machine te on­veilig worden om nog te gebruiken Raadpleeg een Yamaha dealer voordat u zelf wijzigingen aanbrengt.
_
6-1
Page 47
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
Periodiek smeer- en onderhoudsschema
OPMERKING:
_
De jaarlijkse controles horen eenmaal per jaar te worden uitgevoerd, behalve wanneer in plaats daarvan een onder­houdsbeurt op kilometerbasis wordt verricht.
Herhaal de intervalperioden vanaf 50.000 km, te beginnen bij 10.000 km.
Werkzaamheden gemarkeerd met een asterisk horen te worden uitgevoerd door een Yamaha dealer, omdat hiertoe speciaal ge-
reedschap, technische gegevens en vakmanschap vereist zijn.
_
CP-03D
NR. ONDERDEEL INSPECTIE- OF ONDERHOUDSBEURT
Brandstofleiding
1
*
Brandstoffilter • Controleer de conditie. √√
2
*
3 Bougies
Kleppen
4
*
5 Luchtfilterelement
6 Koppeling
Voorrem
7
*
Achterrem
8
*
• Controleer de brandstofslangen op scheuren of beschadiging.
• Controleer de conditie.
• Reinigen en elektrodenafstand bijstellen.
• Vervangen. √√
• Klepspeling controleren.
• Afstellen.
• Reinigen. √√
• Vervangen. √√
• Werking controleren.
• Afstellen.
• Werking en vloeistofniveau controleren, machine controleren op vloeistoflekkage. (Zie OPMERKING op bladzijde 6-4.)
• Remblokken vervangen. Ind i e n a f g e s l e t e n t o t aan slijtagelimiet.
• Werking controleren en vrije slag remhendel afstellen. √√√√√ √
• Remschoenen vervangen. Indien afge s l e t e n t o t aan slijtagelimiet.
KILOMETERSTAND (× 1.000 km)
1 10203040
√√√√ √
√√
√√√√
√√√√√
√√√√√ √
DAU03685
JAARLIJKSE
CONTROLE
6
6-2
Page 48
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
NR. ONDERDEEL INSPECTIE- OF ONDERHOUDSBEURT
9*Remslang
10
Wielen
*
11
Banden
*
12
Wiellagers • Lager controleren op losheid of schade. √√√√
*
Swingarm
13
*
14
Balhoofdlagers
6
*
Framebevestigingen
15
*
16 Zijstandaard
Zijstandaardschakelaar •Werking controleren. √√√√√ √
17
*
Voorvork • Controleren op werking en olielekkage. √√√√
18
*
Achterschokdemperunit • Controleren op werking en schokdemper op olielekkage. √√√√
19
*
Carburateurs
20
*
21 Motorolie • Verversen. √√√√√ √ 22 Oliefilterelement • Vervangen. √√√
• Controleren op scheuren of beschadiging. √√√√ √
• Vervangen. (Zie OPMERKING op bladzijde 6-4.) Elke 4 jaar
• Controleren op slingering, losse spaken en beschadigingen.
• Spaken zo nodig vastzetten.
• Controleren op correcte profieldiepte en op schade.
• Zo nodig vervangen.
• Bandspanning controleren.
• Zo nodig corrigeren.
• Controleren op werking en overmatige speling. √√√√
• Smeren met molybdeenve t. Elke 50.000 km
• Controleren op lagerspeling en stroefheid in stuurbeweging.
• Smeren met lithiumvet. Elke 20.000 km
• Controleren of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn vastgezet.
• Werking controleren.
• Smeren.
• Chokebediening controleren.
• Stationair motortoerental afstellen en carburateurs synchroniseren.
KILOMETERSTAND (× 1.000 km)
1 10203040
√√√√
√√√√
√√√√√
√√√√ √
√√√√ √
√√√√√ √
JAARLIJKSE
CONTROLE
6-3
Page 49
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
NR. ONDERDEEL INSPECTIE- OF ONDERHOUDSBEURT
• Olieniveau controleren en machine inspecteren op
23 Cardanolie
Remlichtschakelaars
24
*
voor- en achterrem Bewegende delen en
25
kabels Verlichting,
signaleringssysteem en
26
*
schakelaars
OPMERKING:
_
Het luchtfilter dient vaker te worden gecontroleerd wanneer u in een extreem vochtige of stoffige omgeving rijdt.
Hydraulisch remsysteem
olielekkage.
• Verversen. √√√
• Werking controleren. √√√√√ √
• Smeren. √√√√ √
• Werking controleren.
• Richthoek koplamplichtbundel afstellen.
KILOMETERSTAND (× 1.000 km)
1 10203040
√√
√√√√√ √
• Controleer regelmatig het remvloeistofniveau en vul zo nodig bij.
• Elke twee jaar moeten de inwendige onderdelen van de hoofdremcilinder en de remklauw worden vervangen en de remvloeistof worden ververst.
• De remslangen dienen elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze zijn gescheurd of beschadigd.
_
JAARLIJKSE
CONTROLE
DAU03541
6
6-4
Page 50
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1. Paneel A 1. Paneel B 1. Bout (× 4)
DAU01122
Stroomlijnpanelen verwijderen en aanbrengen
Bij het uitvoeren van sommige onder­houdswerkzaamheden beschreven in dit
6
hoofdstuk moeten de hierboven afgebeelde stroomlijnpanelen worden verwijderd. Neem deze paragraaf telkens door om een stroomlijnpaneel te verwijderen of aan te brengen.
Paneel A
DAU01573
Verwijderen van het paneel Verwijder de bouten en haal dan het paneel los.
Aanbrengen van het paneel Plaats het paneel in de oorspronkelijke po­sitie en breng dan de bouten aan.
6-5
Page 51
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1. Bout
DAU00491
Paneel B
Verwijderen van het paneel Verwijder de bout en trek het paneel los zo­als getoond.
Aanbrengen van het paneel Plaats het paneel in de oorspronkelijke po­sitie en breng dan de bout aan.
6
6-6
Page 52
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
OPMERKING:
1. Bougiedop 1. Bougiesleutel
Controleren van de bougies
De bougies zijn belangrijke onderdelen van de motor die gemakkelijk kunnen worden gecontroleerd. Omdat door verhitting en
6
neerslag bougies altijd langzaam slijten, moeten de bougies worden verwijderd en gecontroleerd volgens de tijden genoemd in het periodieke smeer- en onder­houdsschema. De conditie van de bougies kan daarnaast veel duidelijk maken over de conditie van de motor.
DAU03329
Een bougie verwijderen
1. Verwijder de bougiedop.
2. Verwijder de bougie zoals weergege­ven met behulp van de bougiesleutel uit de boordgereedschapsset.
Controleren van de bougies
1. Kijk of op elke bougie de porseleinen isolator rond de centrale elektrode licht tot gemiddeld bruin verkleurd is (de ideale kleur als normaal met de machine wordt gereden).
2. Controleer of alle bougies in de motor dezelfde kleur hebben.
_
De motor is misschien defect als een van de bougies een duidelijk andere kleur heeft. Probeer dergelijke problemen niet zelf vast te stellen. Laat in plaats daarvan uw motor­fiets nakijken door een Yamaha dealer.
_
3. Controleer bij elke bougie of de elek­troden zijn afgesleten en let op over­matige koolaanslag of andere neerslag. Vervang als dat nodig is.
Voorgeschreven bougie:
DPR7EA-9 (NGK) of X22EPR-U9 (DENSO)
6-7
Page 53
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
a. Elektrodenafstand
Een bougie aanbrengen
1. Meet de elektrodenafstand met een draadvoelmaat. Stel de afstand indien nodig af volgens de specificatie.
Aanhaalmoment:
Bougie:
20 Nm (2,0 m·kg)
OPMERKING:
_
Als er geen momentsleutel voorhanden is om de bougie te monteren, is het aanhaal­moment ongeveer correct als een kwart­slag tot een halve slag–verder dan handvast wordt aangedraaid. De bougie moet echter zo snel mogelijk met het juiste aanhaalmoment te worden aangedraaid.
_
4. Installeer de bougiedop.
Elektrodenafstand:
0,8–0,9 mm
2. Reinig het oppervlak van de bougie­pakking en het pasvlak en verwijder eventueel vuil uit de schroefdraad van de bougie.
3. Breng de bougie aan met behulp van de bougiesleutel en zet vast met het correcte aanhaalmoment.
6
6-8
Page 54
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
Motorolie en oliefilterelement
Vóór iedere rit moet het motorolieniveau worden gecontroleerd. Verder moet de olie worden ververst en het oliefilterelement worden vervangen volgens de intervalpe­rioden vermeld in het periodieke smeer- en onderhoudsschema.
Controleren van het motorolieniveau.
1. Plaats de motorfiets op een vlakke on­dergrond en houd hem verticaal.
OPMERKING:
_
Zorg dat de motorfiets rechtop staat wan­neer u het olieniveau controleert. Wanneer de motorfiets iets schuin staat, kan het olie-
6
niveau al foutief worden afgelezen.
_
2. Start de motor, laat een paar minuten warmdraaien en zet hem dan uit.
DAU03835
Linkerzijde
1. Kijkglas motorolieniveau
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
4. Vuldop motorolie
3. Wacht een paar minuten tot de olie tot rust is gekomen en controleer dan het olieniveau via het kijkglas linksonder in het carter.
OPMERKING:
_
Het motorolieniveau moet tussen de merk­strepen voor minimum- en maximumniveau staan.
_
4. Als de motorolie beneden de merk­streep voor minimumniveau staat, vul dan voldoende olie, van de aanbevo­len soort, bij tot het correcte niveau.
1. Aftapplug motorolie
2. Oliecarter
Om de motorolie te verversen (met of zonder vervanging oliefilterelement)
1. Start de motor, laat een paar minuten warmdraaien en zet hem dan uit.
2. Zet een oliecarter onder de motor om de gebruikte olie op te vangen.
3. Verwijder de olievuldop en de aftap­plug om de olie uit het carter te laten stromen.
6-9
Page 55
Rechterzijde
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1. Buitenste oliefilterdeksel
2. Bout (× 3)
OPMERKING:
_
Sla de stappen 4–7 over als het oliefilterele­ment niet wordt vervangen.
_
4. Verwijder het buitenste en binnenste oliefilterdeksel door de bouten te ver­wijderen.
1. Binnenste oliefilterdeksel
2. Bout (× 5)
6-10
1. Oliefilterelement
2. O-ring (× 5)
5. Verwijder het oliefilterelement en de o­ring.
6. Breng een nieuw oliefilterelement aan en de o-ring.
7. Breng de oliefilterdeksels aan door de bouten te monteren.
8. Breng de olieaftapplug aan en zet deze dan vast met het voorgeschre­ven aanhaalmoment.
Aanhaalmoment:
Aftapplug motorolie:
43 Nm (4,3 m·kg)
6
Page 56
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
WAARSCHUWING
9. Vul de voorgeschreven hoeveelheid en aanbevolen soort motorolie bij en breng dan de olievuldop aan en zet deze vast.
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van oliefilterele­ment:
2,6 L
Met vervanging van oliefilterelement:
2,8 L
Totale hoeveelheid (droge motor):
3,2 L
6
DC000072
LET OP:
_
Om het slippen van de koppeling te voorkomen (de motorolie dient im­mers ook voor smering van de kop­peling) mogen geen chemische additieven aan de olie worden toe­gevoegd of oliën worden gebruikt met een hogere kwaliteitsaandui­ding dan “CD”. Gebruik ook geen oliën met een “ENERGY CONSER­VING II” of hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingen in het carter terecht komen.
_
10. Start de motor, laat hem een paar mi­nuten stationair draaien en controleer daarbij op olielekkage. Als er sprake is van olielekkage, zet de motor dan di­rect af en zoek de oorzaak.
11. Zet de motor af, controleer dan het olieniveau en corrigeer zo nodig.
DAU02943*
Cardanolie
Vóór iedere rit moet het cardanhuis op olie­lekkage worden gecontroleerd. Laat de mo­torfiets controleren en repareren door een Yamaha dealer als er lekkage wordt aange­troffen. Controleer verder als volgt het ni­veau van de cardanolie en ververs de olie volgens de intervaltijden vermeld in het pe­riodieke smeer- en onderhoudsschema.
_
Zorg ervoor dat geen verontreini­gingen het cardanhuis kunnen bin­nendringen.
Zorg ervoor dat geen olie op de banden of wielen terecht komt.
_
Controleren van het olieniveau in het cardanhuis
1. Plaats de motorfiets op een vlakke on­dergrond en houd hem verticaal.
DW000066
6-11
Page 57
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
OPMERKING:
1. Aftapplug cardanolie
2. Vulplug cardanolie
3. Correct olieniveau
OPMERKING:
_
Het olieniveau in het cardanhuis moet
worden gecontroleerd terwijl de motor koud is. Zorg dat de motorfiets rechtop staat bij
het controleren van het motorolieni­veau. Wanneer de motorfiets iets schuin staat, kan het olieniveau al fou­tief worden afgelezen.
_
2. Verwijder de olievulplug en controleer het olieniveau in het cardanhuis.
OPMERKING:
_
Het olieniveau moet bij de rand van de vulo­pening staan.
_
3. Als de olie onder de rand van de vulo­pening staat, vul dan genoeg olie van de aanbevolen soort bij tot het correc­te niveau.
Verversen van de cardanolie
1. Plaats een bakje onder het cardanhuis om de gebruikte olie op te vangen.
2. Verwijder de olievulplug en de aftap­plug om de olie uit het cardanhuis af te tappen.
3. Breng de olieaftapplug voor het car­danhuis aan en zet hem vast met het voorgeschreven aanhaalmoment.
Aanhaalmoment:
Aftapplug cardanolie:
23 Nm (2,3 m·kg)
4. Vul de aanbevolen cardanolie bij tot aan de rand van de vulopening.
Aanbevolen cardanolie:
Zie pagina 8-2
Oliehoeveelheid:
0,19 L
_
GL4 is een kwaliteitsaanduiding. Een car­danolie met de aanduiding GL5 of GL6 mag ook worden gebruikt.
_
5. Breng de olievulplug aan en zet vast met het voorgeschreven aanhaalmo­ment.
Aanhaalmoment:
Vulplug cardanolie:
23 Nm (2,3 m·kg)
6. Controleer het cardanhuis op olielek­kage. Zoek ingeval van lekkage naar de oorzaak.
6
6-12
Page 58
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1. Luchtfilterdeksel
2. Schroef (× 3)
Reinigen van het luchtfilterelement
Het luchtfilterelement moet worden gerei-
6
nigd volgens de intervalperioden vermeld in het periodieke smeer- en onderhoudssche­ma. Reinig het luchtfilterelement vaker als u in zeer stoffige of vochtige gebieden rijdt.
1. Verwijder het luchtfilterdeksel door de schroeven te verwijderen.
2. Trek het luchtfilterelement los.
DAU00586*
1. Luchtfilterelement 1. Houder luchtfilterelement
3. Geef een paar tikjes tegen het luchtfil­terelement om het meeste stof en vuil te verwijderen en blaas dan het nog achtergebleven vuil weg met perslucht zoals afgebeeld. Vervang het luchtfil­terelement als dit beschadigd is.
6-13
2. Uitsteeksel
3. Sleuf
4. Steek het luchtfilterelement in het luchtfilterhuis zoals in de afbeelding.
Page 59
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1. Uitlijnmerktekens
DC000082*
LET OP:
_
Controleer of het luchtfilterelement correct in het luchtfilterhuis is ge­plaatst.
Laat de motor nooit draaien zonder dat het luchtfilterelement aanwezig is, dat kan leiden tot overmatige slijtage bij de zuigers en/of de cilin­ders.
_
5. Monteer het deksel van het luchtfilter­huis door de merkstrepen in lijn te brengen en installeer dan de schroe­ven.
DAU00630
Afstellen van de carburateurs
De carburateurs vormen een belangrijk on­derdeel van de motor en moeten zeer pre­cies worden afgesteld. Laat daarom de meeste carburateurafstellingen over aan een Yamaha dealer die over de benodigde vakkennis en ervaring beschikt. De afstel­ling die in het volgende hoofdstuk is be­schreven, wordt echter als onderdeel van het routineonderhoud beschouwd en kan wel door de eigenaar worden uitgevoerd.
LET OP:
_
De carburateurs zijn afgesteld en uitge­breid getest in de fabriek van Yamaha. Als deze afstellingen worden gewijzigd zonder dat voldoende technische kennis aanwezig is, kan de werking van de mo­tor achteruitgaan of wordt de motor be­schadigd.
_
DC000095
6
6-14
Page 60
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU01168
Afstellen van het stationair toerental
Het stationair toerental moet als volgt wor­den gecontroleerd en eventueel afgesteld volgens de intervalperioden vermeld in het periodieke smeer- en onderhoudsschema.
OPMERKING:
_
Een diagnosetoerenteller is nodig om deze afstelling uit te voeren.
_
1. Bevestig de toerenteller aan de bou­giekabel.
2. Start de motor en laat gedurende en­kele minuten warmdraaien op 1.000–
2.000 tpm, terwijl het toerental nu en
6
dan wordt verhoogd tot 4.000–
5.000 tpm.
OPMERKING:
_
De motor is voldoende warm als deze snel reageert op de gasbediening.
_
1. Gasklepstelschroef
3. Controleer het stationair toerental en stel dit zo nodig volgens de specificatie af door de gasklepstelschroef te ver­draaien. Draai de schroef richting
a
om het stationair toerental te verhogen. Draai de schroef richting b om het sta­tionair toerental te verlagen.
Stationair motortoerental:
1.150–1.250 tpm
OPMERKING:
_
Als het voorgeschreven stationair toerental niet haalbaar is volgens de hierboven be­schreven werkwijze, vraag dan een Yamaha dealer de afstelling uit te voeren.
_
a. Vrije slag gaskabel
DAU00635
Afstellen van de vrije slag van de gaskabel
De vrije slag van de gaskabel dient 4–6 mm te bedragen bij de gasgreep. Controleer de vrije slag van de gaskabel regelmatig en laat zo nodig afstellen door een Yamaha dealer.
6-15
Page 61
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
WAARSCHUWING
DAU00637
Afstellen van de klepspeling
De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af­wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver­houding kan veranderen en/of het motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko­men moet de klepspeling door een Yamaha dealer worden afgesteld volgens de inter­valperioden vermeld in het periodieke smeer- en onderhoudsschema.
1. Bandwang a. Bandprofieldiepte
DAU03362
Banden
Let ten aanzien van de voorgeschreven banden op het volgende voor een optimale prestatie, levensduur en veilige werking van uw motorfiets.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit worden gecontroleerd en eventueel worden bijge­steld.
DW000082
_
De bandspanning moet worden ge­controleerd en afgesteld terwijl de banden koud zijn (wanneer de tem­peratuur van de banden gelijk is aan de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden aangepast aan de rijsnelheid en het totale gewicht van rijder, passagier, bagage en accessoires dat voor dit model is vastgesteld.
_
XVS650
CE-01D
Belasting* Voor Achter
Tot 90 kg
90 kg–maximale
CE-07D
Maximale belasting* 180 kg
* Totaal gewicht van motorrijder, passagier, bagage
en accessoires
Bandenspanning
(gemeten op koude banden)
200 kPa (2,00 kg/cm 2,00 bar)
200 kPa (2,00 kg/cm 2,00 bar)
2
,
2
,
225 kPa (2,25 kg/cm2, 2,25 bar)
250 kPa (2,50 kg/cm2, 2,50 bar)
6
6-16
Page 62
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
OPMERKING :
XVS650A
CE-01D
Belasting* Voor Achter
Tot 90 kg
90 kg–maximale
CE-07D
Maximale belasting* 200 kg
* Totaal gewicht van motorrijder, passagier, bagage
en accessoires
WAARSCHUWING
_
De aanwezigheid van bagage is van gro-
6
te invloed op het weggedrag, de rem- en
Bandenspanning
(gemeten op koude banden)
225 kPa (2,25 kg/cm 2,25 bar)
225 kPa (2,25 kg/cm 2,25 bar)
rij-eigenschappen en de veiligheid van uw motor, neem dus de volgende voor­zorgen in acht.
DE MOTORFIETS NOOIT OVERBE­LADEN! Rijden met een overbela­den motorfiets kan leiden tot beschadiging van de banden, con­troleverlies of ernstig letsel. Zorg dat het totale gewicht van de motor­rijder, de passagier, de bagage en de gemonteerde accessoires nooit
225 kPa
2
,
(2,25 kg/cm2, 2,25 bar)
250 kPa
2
,
(2,50 kg/cm2, 2,50 bar)
DWA00012
het voorgeschreven maximumlaad­gewicht voor de machine over­schrijdt.
Vervoer geen los verpakte spullen die tijdens de rit kunnen gaan schuiven.
Bevestig de zwaarste spullen op veilige wijze dicht bij het midden van de motorfiets en verdeel het ge­wicht over beide zijden.
Pas de luchtdruk in de wielophan­ging en de bandspanning aan op het te vervoeren gewicht.
Controleer vóór iedere rit de condi­tie en spanning van de banden.
_
Inspectie van banden
Voor elk rit moeten de banden worden ge­controleerd. Als de bandprofieldiepte op het midden van de band de vermelde limiet heeft bereikt, de band spijkers of stukjes glas bevat of wanneer de wang van de band scheurtjes vertoont, moet de band on­middellijk door een Yamaha dealer worden vervangen.
CE-08D
Minimale bandprofiel­diepte (voor en achter)
_
1,6 mm
De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is voor diverse landen verschillend. Neem al­tijd de lokale voorschriften in acht.
_
6-17
Page 63
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
WAARSCHUWING
DW000079
WAARSCHUWING
_
Laat sterk versleten banden door een Yamaha dealer vervangen. Rij­den op een motor met versleten banden is niet alleen verboden, maar dit heeft ook een averechts ef­fect op de rijstabiliteit, waardoor u de macht over het stuur zou kun­nen verliezen.
De vervanging van onderdelen van wielen en remmen, inclusief ban­den, dient te worden overgelaten aan een Yamaha dealer, die over de nodige vakkundige kennis en erva­ring beschikt.
_
Bandeninformatie
Deze motorfiets is uitgerust met tubeless banden.
WAARSCHUWING
_
De banden op de voor- en achter­wielen horen van hetzelfde merk en dezelfde constructie te zijn, anders is het weggedrag van de motor mo­gelijk niet normaal.
Na uitgebreide testen zijn alleen de hieronder vermelde banden voor dit model goedgekeurd door Yamaha Motor Co., Ltd.
_
CE-10D
VOOR (XVS650)
Merk Maat Model Bridgestone 100/90-19 57S L309 Dunlop 100/90-19 57S F24
ACHTER (XVS650)
Merk Maat Model Bridgestone 170/80-15 M/C 77S G546 Dunlop 170/80-15 M/C 77S K555
CE-10D
VOOR (XVS650A)
Merk Maat Model Bridgestone 130/90-16 67S G703 Dunlop 130/90-16 67S D404F
ACHTER (XVS650A)
Merk Maat Model Bridgestone 170/80-15 M/C 77S G702 Dunlop 170/80-15 M/C 77S D404G
DW000078
_
Laat sterk versleten banden door een Yamaha dealer vervangen. Rij­den op een motor met versleten banden is niet alleen verboden, maar dit heeft ook een averechts ef­fect op de rijstabiliteit, waardoor u de macht over het stuur zou kun­nen verliezen.
De vervanging van onderdelen van wielen en remmen, inclusief ban­den, dient te worden overgelaten aan een Yamaha dealer, die over de nodige vakkundige kennis en erva­ring beschikt.
Het is sterk af te raden een lekke binnenband te plakken. Als het niet anders kan, moet de band zeer zorgvuldig worden geplakt en dan zo snel mogelijk worden vervangen door een nieuwe band van goede kwaliteit.
_
DAU00681
6
6-18
Page 64
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU00685
Spaakwielen
Let bij de voorgeschreven wielen op het volgende voor een optimale prestatie, le­vensduur en veilige werking van uw motor­fiets.
Voor elke rit moeten de velgranden
worden gecontroleerd op scheurtjes, verbuiging of kromheid en de spaken op losheid. Laat ingeval van schade het wiel door een Yamaha dealer ver­vangen. Probeer het wiel nooit zelf te repareren, hoe klein de reparatie ook is. Vervang een wiel dat vervormd is of haarscheurtjes vertoont. Na het vervangen van een wiel of
6
band moet het wiel worden uitgeba­lanceerd. Een niet uitgebalanceerd wiel zal mogelijk slecht functioneren, of kan een slechte wegligging en een verkorte levensduur van de banden tot gevolg hebben. Rijd niet te snel direct na het verwisse-
len van een band. Het bandoppervlak dient eerst te zijn ingereden voordat het zijn optimale eigenschappen ver­krijgt.
1. Borgmoer
2. Stelbout vrije slag koppelingshendel c. Vrije slag van koppelingshendel
DAU00694
Afstellen van de vrije slag van de koppelingshendel
De vrije slag van de koppelingshendel moet 10–15 mm bedragen, zoals weergegeven. Controleer de vrije slag van de koppe­lingshendel regelmatig en stel zo nodig als volgt af.
1. Draai de borgmoer bij de koppe­lingshendel los.
2. Draai de stelbout richting a voor meer vrije slag van de koppelingshendel. Draai de stelbout richting b voor min­der vrije slag van de koppelingshen­del.
1. Stelmoer vrije slag koppelingshendel
2. Borgmoer
3. Als de voorgeschreven vrije slag van de koppelingshendel werd gehaald zoals hierboven beschreven, zet dan de borgmoer vast en sla de rest van de afstelprocedure over; zo niet, ga dan als volgt verder.
4. Draai de stelbout bij de koppe­lingshendel richting a om de koppe­lingskabel losser te stellen.
5. Draai de borgmoer bij het carter los.
6. Draai de stelmoer richting a voor meer vrije slag van de koppelingshen­del. Draai de stelmoer richting b voor minder vrije slag van de koppe­lingshendel.
6-19
Page 65
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
7. Draai de borgmoer bij de koppe­lingshendel en op het carter vast.
1. Borgmoer
2. Stelbout vrije slag remhendel
DAU00696
Afstellen van de vrije slag van de remhendel
De vrije slag van de remhendel dient 10– 15 mm te bedragen, zoals weergegeven. Controleer de vrije slag van de remhendel regelmatig en stel deze indien nodig als volgt af.
6-20
a. Vrije slag remhendel
1. Draai de borgmoer bij de remhendel los.
2. Draai de stelbout richting a voor meer vrije slag van de remhendel. Draai de stelbout richting b voor minder vrije slag van de remhendel.
3. Draai de borgmoer vast.
6
Page 66
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
XVS650A
_
6
_
DW000099
WAARSCHUWING
Na het afstellen van de vrije slag van de remhendel moet de vrije slag worden gecontroleerd, om ze­ker te zijn dat de rem naar behoren werkt. Een zacht of sponzig gevoel in de remhendel kan betekenen dat er lucht in het hydraulisch systeem aanwezig is. Als er lucht in het hy­draulisch systeem zit, moet het systeem door een Yamaha dealer worden ontlucht voordat de motor­fiets wordt gebruikt. Lucht in het hydraulisch systeem heeft een ne­gatief effect op de remwerking, waardoor u de macht over het stuur zou kunnen verliezen met een on­geluk als gevolg.
XVS650
a. Afstand tussen rempedaal en voetsteun b. Vrije slag rempedaal
DAU00711*
Afstellen van de stand en de vrije slag van het rempedaal
DW000104
WAARSCHUWING
_
Het is aan te raden deze afstellingen te laten uitvoeren door een Yamaha dealer.
_
OPMERKING:
_
Eerst moet de stand van het rempedaal worden afgesteld en daarna de vrije slag.
_
a. Afstand tussen rempedaal en voetsteun
Rempedaalstand
De bovenzijde van het rempedaal moet ca. 85 mm [XVS650] of 108 mm [XVS650A] boven de bovenzijde van de voetsteun staan, zoals in de afbeelding. Controleer de stand van het rempedaal regelmatig en stel zo nodig als volgt af.
6-21
Page 67
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1. Borgmoer
2. Stelbout rempedaalstand
1. Draai de borgmoer bij het rempedaal los.
2. Draai de stelbout richting a voor een hogere rempedaalstand. Draai de stelbout richting b voor een lagere rempedaalstand.
3. Draai de borgmoer aan.
DW000105
WAARSCHUWING
_
Eerst moet de rempedaalhoogte worden afgesteld en daarna de vrije slag.
_
1. Stelmoer vrije slag rempedaal 1. Remlichtschakelaar achterrem
Vrije slag van rempedaal
De vrije slag van het rempedaal dient 20– 30 mm te bedragen, gemeten aan het uit­einde van het pedaal. Controleer de vrije slag van het rempedaal regelmatig en stel zo nodig als volgt af. Draai de stelmoer bij de rempedaalstang richting a voor meer vrije slag van het rem­pedaal. Draai de stelmoer richting b voor minder vrije slag van het rempedaal.
2. Stelmoer remlichtschakelaar achterrem
Afstellen van de remlichtschakelaar achterrem
De remlichtschakelaar, die wordt geacti­veerd door het rempedaal, is correct afge­steld wanneer het remlicht gaat branden vlak voordat de remwerking intreedt. Stel zo nodig de remlichtschakelaar als volgt af. Terwijl de stelmoer wordt gedraaid, moet de remlichtschakelaar op zijn plaats worden gehouden. Draai de stelmoer richting a om het remlicht eerder te laten branden. Draai de stelmoer richting b om het remlicht later te laten branden.
6-22
DAU00713
6
Page 68
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
Achter
Controleren van de voorremblokken en de achterremschoenen
De remblokken van de voorremmen en de remschoenen van de achterremmen die­nen op de aangegeven tijden in het perio­dieke smeer- en onderhoudsschema te worden gecontroleerd op slijtage.
6
DAU00720
Voor
1. Slijtage-indicatorgroef remblok
DAU01119
Voorremblokken
Elk voorremblok heeft slijtage-indicator­groeven, zodat de remblokslijtage kan wor­den gecontroleerd zonder de rem te hoeven demonteren. Let op de slijtage-indi­catorgroeven om de remblokslijtage te con­troleren. Wanneer een remblok zover is afgesleten dat de slijtage-indicatorgroeven vrijwel zijn verdwenen, vraag dan een Yamaha dealer de remblokken als set te vervangen.
1. Slijtagelimiet remschoenen
2. Slijtage-indicator remschoenen
DAU00727
Remschoenen achterrem
De achterrem heeft een slijtage-indicator zodat de remschoenslijtage kan worden ge­controleerd zonder de rem te hoeven de­monteren. Bekrachtig de rem en let op de stand van de slijtage-indicator om de rem­schoenslijtage te controleren. Wanneer een remschoen zover is afgesleten dat de slijta­ge-indicator bij de slijtagelimiet komt, vraag dan een Yamaha dealer de remblokken als set te vervangen.
6-23
Page 69
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
Voor
1. Remvloeistofreservoir voorrem
2. Merkstreep minimumniveau
DAU03776
Controleren van remvloeistofniveau
Bij een tekort aan remvloeistof kan lucht het remsysteem binnendringen, waarna de remwerking mogelijk minder effectief is. Controleer alvorens te gaan rijden of de remvloeistof boven de merkstreep voor mi­nimumniveau staat en vul zo nodig bij. Een laag remvloeistofniveau wijst mogelijk op verregaande remblokslijtage en/of lekkage in het remsysteem. Als het remvloeistofni­veau laag is, controleer dan de remblokken op slijtage en het remsysteem op lekkage.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen:
Bij het controleren van het remvloei-
stofniveau moet het bovenvlak van het remvloeistofreservoir horizontaal staan. Gebruik uitsluitend de voorgeschre-
ven kwaliteit remvloeistof, anders kun­nen de rubber afdichtingen verslechteren en zo lekkage en slech­te remwerking teweegbrengen.
Aanbevolen remvloeistof: DOT 4
Vul bij met hetzelfde type remvloeistof.
Bij vermengen van verschillende ty­pen remvloeistof kunnen schadelijke chemische reacties optreden en kan de remwerking verslechteren. Pas op en zorg dat tijdens bijvullen
geen water het remvloeistofreservoir kan binnendringen. Water zal het kookpunt van de remvloeistof aan­zienlijk verlagen zodat dampbelvor­ming kan optreden. Remvloeistof kan gelakte of kunststof
onderdelen aantasten. Veeg gemor­ste remvloeistof steeds direct af.
Naarmate de remblokken afslijten, zal
het remvloeistofniveau geleidelijk ver­der dalen. Vraag echter wel een Yamaha dealer om een inspectie als het remvloeistofniveau plotseling sterk is gedaald.
6
6-24
Page 70
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
OPMERKING:
Verversen van de remvloeistof
Laat de remvloeistof op de tijden aangege­ven in het periodieke smeer- en onder­houdsschema verversen door een Yamaha dealer. Laat bovendien de afdichtingen van de hoofdremcilinders en remklauwen en de remslang vervangen volgens de intervalpe­rioden of wanneer ze lekken of zijn bescha­digd.
Afdichtingen: Vervang elke twee jaar.
Remslang: Vervang elke vier jaar.
6
DAU03238
DAU02962
Controleren en smeren van de kabels
De werking van alle bedieningskabels en de conditie van de kabels moeten vóór ie­dere rit worden gecontroleerd. De kabels en de kabeleinden dienen zo nodig te wor­den gesmeerd. Vraag een Yamaha dealer een kabel te controleren of te vervangen wanneer deze is beschadigd of niet soepel beweegt.
Aanbevolen smeermiddel:
Motorolie
DW000112
WAARSCHUWING
_
Bij een beschadiging van de buitenkabel kan de kabelbediening verslechteren en de binnenkabel gaan roesten. Vervang een beschadigde kabel zo snel mogelijk om onveilige condities te voorkomen.
_
DAU03764
Controleren en smeren van gasgreep en gaskabel
De bediening van de gasgreep en de condi­tie van de gaskabel moet voorafgaand aan elke rit worden gecontroleerd, en de kabel moet zo nodig worden gesmeerd of vervan­gen.
_
Omdat de gasgreep moet worden verwij­derd om bij het uiteinde van de gaskabel te kunnen komen, is het beter de gasgreep en de gaskabel steeds tegelijkertijd te smeren.
_
1. Verwijder de gasgreep door de schroeven te verwijderen.
2. Houd de gaskabel omhoog en breng dan enkele druppels olie aan op het kabeluiteinde, zodanig dat de olie in de buitenkabel kan druipen.
3. Smeer het gaskabelhuis aan de bin­nenzijde.
4. Vet de metaal-op-metaal contactvlak­ken van de gasgreep in en monteer dan de gasgreep door de schroeven aan te brengen.
6-25
Page 71
Aanbevolen smeermiddel:
Gaskabel:
Motorolie
Gaskabelhuis en gasgreep:
Lithiumvet (universeel vet)
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU03370
Controleren en smeren van rem­en schakelpedalen
De werking van het rem- en het schakelpe­daal moet voorafgaand aan elke rit worden gecontroleerd en de pedaalscharnierpun­ten moeten zo nodig worden gesmeerd.
Aanbevolen smeermiddel:
Lithiumvet (universeel vet) Aanbevolen smeermiddel:
6-26
Controleren en smeren van de rem- en koppelingshendel
De werking van de rem- en de koppe­lingshendel moet voorafgaand aan elke rit worden gecontroleerd en de hendelschar­nierpunten moeten zo nodig worden ge­smeerd.
Lithiumvet (universeel vet)
DAU03164
6
Page 72
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
WAARSCHUWING
Controleren en smeren van de zijstandaard
De werking van de zijstandaard moet voor­afgaand aan elke rit worden gecontroleerd
6
en het scharnierpunt en de metaal-op-me­taal contactvlakken moeten zo nodig wor­den gesmeerd.
WAARSCHUWING
_
Als de zijstandaard niet soepel omhoog en omlaag beweegt, vraag dan een Yamaha dealer deze te controleren of te repareren.
_
DAU03165
DW000113
Aanbevolen smeermiddel:
Lithiumvet (universeel vet)
DAU02939
Controleren van de voorvork
De conditie en de werking van de voorvork moeten als volgt te worden gecontroleerd op de aangegeven tijden in het periodieke smeer- en onderhoudsschema.
Controleren van de conditie
_
Ondersteun de motorfiets goed, zodat deze niet kan omvallen.
_
Controleer de binnenste vorkbuizen op krassen, beschadigingen en overmatige olielekkage.
DW000115
6-27
Page 73
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
2. Houd de voorvorkpoten beet bij het ondereinde en probeer ze naar voren en achteren te bewegen. Als speling kan worden gevoeld, vraag dan een Yamaha dealer het stuursysteem te testen.
Controleren van de werking
1. Plaats de motorfiets op een horizonta­le ondergrond en houd hem verticaal.
2. Bekrachtig de voorrem en druk het stuur een paar keer stevig naar bene­den om te controleren of de voorvork soepel in- en uitveert.
DC000098
LET OP:
_
Als u beschadigingen aantreft of wan­neer de voorvork niet soepel functio­neert, laat deze dan door een Yamaha dealer nakijken of repareren.
_
DAU00794
Controle van stuursysteem
Losse of versleten balhoofdlagers kunnen gevaarlijk zijn. De werking van het stuur moet als volgt worden gecontroleerd vol­gens de intervalperioden voorgeschreven in het periodieke smeer- en onder­houdsschema.
1. Plaats een standaard onder de motor zodat het voorwiel los is van de grond.
W AARSCHUWING
_
Ondersteun de motorfiets goed, zodat deze niet kan omvallen.
_
6-28
DW000115
6
Page 74
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
Controleren van wiellagers
De voor- en achterwiellagers moeten wor­den gecontroleerd volgens de intervalperio­den voorgeschreven in het periodieke smeer- en onderhoudsschema. Als de wiel­naaf speling vertoont of het wiel niet soepel draait, vraag dan een Yamaha dealer de wiellagers te controleren.
6
DAU01144
DAU00800
Accu
Deze motorfiets is uitgerust met een per­manent-dichte accu (onderhoudsvrij type) waarvoor geen onderhoud vereist is. De elektrolyt hoeft niet te worden gecontro­leerd en er hoeft geen gedistilleerd water te worden bijgevuld.
LET OP:
_
Probeer nooit om celafdichtingen op de accu te verwijderen, hierdoor kan per­manente schade aan de accu worden toegebracht.
_
WAARSCHUWING
_
Elektrolyt is giftig en gevaarlijk doordat dit zwavelzuur bevat, een stof die ernstige brandwonden ver­oorzaakt. Vermijd contact met de huid, ogen of kleding en bescherm uw ogen altijd bij werkzaamheden nabij accu’s. Voer als volgt EER­STE HULP uit als er lichamelijk con­tact is geweest met elektrolyt.
• UITWENDIG: Spoel met rijkelijk veel water.
DC000101
DW000116
• INWENDIG: Drink grote hoeveel­heden water of melk en roep di­rect de hulp in van een arts.
• OGEN: Spoel gedurende 15 mi­nuten met water en roep direct medische hulp in.
Accu’s produceren het explosieve waterstofgas. Houd daarom von­ken, open vuur, sigaretten e.d. uit de buurt van de accu en zorg voor voldoende ventilatie bij acculaden in een afgesloten ruimte.
HOUD DEZE EN ALLE ACCU’S BUI­TEN BEREIK VAN KINDEREN.
_
6-29
Page 75
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
Om de accu op te laden
Vraag zo snel mogelijk een Yamaha dealer de accu te laden als deze ontladen lijkt te zijn. Vergeet niet dat de accu sneller ontla­den raakt als de machine is uitgerust met optionele elektrische accessoires.
Om de accu op te bergen
1. Verwijder de accu als de motorfiets een maand lang niet wordt gebruikt, laad volledig bij en zet hem dan weg op een koele en droge plek.
2. Als de accu langer dan twee maanden wordt weggeborgen, moet deze min­stens eenmaal per maand worden ge­controleerd; laad de accu dan steeds volledig bij als dat nodig is.
3. Laad de accu volledig bij alvorens te installeren.
4. Controleer na installatie of de accuka­bels correct zijn aangesloten op de ac­cupolen.
LET OP:
_
Zorg dat de accu altijd geladen blijft. Door een accu in ontladen toestand weg te bergen kan perma­nente accuschade ontstaan.
Om een permanent-dichte accu (onderhoudsvrij type) te laden, is een speciale acculader (met con­stante laadspanning) vereist. Bij gebruik van een conventionele ac­culader raakt de accu beschadigd. Wanneer u niet beschikt over een speciale acculader voor perma­nent-dichte accu’s (onderhoudsvrij type), vraag dan een Yamaha dealer uw accu op te laden.
_
DC000102
6
6-30
Page 76
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
LET OP:
1. Zekeringenkastje
2. Hoofdzekering
3. Reservehoofdzekering
Zekeringen vervangen
De zekeringen bevinden zich achter paneel
6
B. (Zie pagina 6-6 voor het verwijderen en aanbrengen van het paneel.) Vervang een zekering als volgt als deze is doorgebrand.
1. Draai de contactsleutel naar “OFF” en schakel het betreffende elektrische circuit uit.
2. Verwijder de doorgebrande zekering en breng een nieuwe zekering aan met de voorgeschreven ampèrewaar­de.
DAU00825
1. Zekering ontstekingssysteem
2. Zekering signaleringssysteem
3. Koplampzekering
4. Zekering carburateurverwarming
5. Reservezekering
Voorgeschreven zekeringen:
Hoofdzekering: 30 A Zekering ontstekingssysteem: 10 A Zekering signaleringssysteem: 10 A Koplampzekering: 15 A Zekering carburateurverwarming: 15 A
DC000103
_
Gebruik geen zekering met een hoger ampèrage dan is voorgeschreven, om ernstige schade aan het elektrisch sys­teem en mogelijk brandgevaar te vermij­den.
_
3. Draai de contactsleutel in “ON” en schakel het betreffende elektrische circuit in om te zien of de apparatuur werkt.
4. Als de zekering direct opnieuw door­brandt, vraag dan een Yamaha dealer het elektrisch systeem te testen.
6-31
Page 77
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
WAARSCHUWING
1. Schroef (× 2) 1. Koplampstekker
DAU00834
Koplampgloeilamp vervangen
De koplamp op deze motorfiets heeft een halogeen gloeilamp. Vervang de koplamp-
2. Kap van koplampgloeilamp
2. Maak de koplampstekker los en ver­wijder dan de kap over de koplamp­gloeilamp.
gloeilamp als volgt als deze is doorgebrand.
1. Verwijder de koplampunit door de schroeven los te halen.
6-32
1. Gloeilamphouder
3. Haak de gloeilamphouder los en ver­wijder dan de defecte gloeilamp.
DW000119
_
Koplampgloeilampen worden zeer heet. Houd daarom brandbare producten uit de buurt van een koplampgloeilamp en raak het lampglas niet aan zolang dit niet is afgekoeld.
_
4. Breng een nieuwe gloeilamp aan en zet deze dan vast met de gloeilamp­houder.
6
Page 78
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
LET OP:
XVS650
DC000105
LET OP:
_
Raak het glas van de koplampgloeilamp niet aan zodat dit vetvrij blijft, anders kan de doorzichtigheid van het glas, de lichtintensiteit en de levensduur nadelig worden beïnvloed. Wrijf eventuele ver­ontreinigingen en vingerafdrukken op het gloeilampglas weg met een doekje gedrenkt in alcohol of thinner.
_
6
5. Breng de gloeilampkap aan en sluit dan de stekker aan.
6. Monteer de koplampunit door de schroeven aan te brengen.
7. Vraag zo nodig een Yamaha dealer de koplamplichtbundel af te stellen.
1. Schroef (× 2) 1. Schroef (× 2)
DAU00855
Vervangen van gloeilampen voor richtingaanwijzer of remlicht/ achterlicht
1. Verwijder de lamplens door de schroeven te verwijderen.
2. Verwijder de defecte gloeilamp door deze in te drukken en linksom te draaien.
3. Breng een nieuwe gloeilamp aan in de fitting, druk de lamp aan en draai rechtsom tot hij stuit.
4. Monteer de lamplens door de schroe­ven aan te brengen.
DC000108
_
Zet de schroeven niet overdreven strak vast, anders kan de lamplens breken.
_
6-33
Page 79
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
XVS650A
1. Schroef (× 3)
DAU01579
Ondersteunen van de motorfiets
Dit model is niet voorzien van een midden­bok, neem daarom de volgende voorzorgs­maatregelen in acht bij het verwijderen van het voor- en achterwiel of bij het uitvoeren van ander onderhoud waarbij de motorfiets rechtop moet staan. Controleer of de mo­torfiets stabiel en horizontaal staat alvorens onderhoud te verrichten. Onder het motor­blok kan een stevige houten kist gezet wor­den voor extra stabiliteit.
Onderhoud aan het voorwiel
1. Stabiliseer de achterzijde van de mo­torfiets met een motorstandaard of, als geen andere standaard voorhanden is, door een krik te plaatsen onder het frame aan de voorzijde van het achter­wiel.
2. Breng het voorwiel los van de grond met gebruik van een motorfietsstan­daard.
Verwijderen van het achterwiel
Breng het achterwiel los van de grond met een motorfietsstandaard of, als deze niet voorhanden is, door een krik te plaatsen onder beide zijden van het frame aan de voorzijde van het achterwiel, of onder beide uiteinden van de swingarm.
6
6-34
Page 80
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
OPMERKING:
1. Snelheidsmeterkabel 1. Wielas
Voorwiel
Verwijderen van het voorwiel
6
WAARSCHUWING
_
Het is aan te bevelen om onder­houd aan het wiel uit te laten voe­ren door een Yamaha dealer.
Zorg dat de motorfiets veilig wordt ondersteund, zodat er geen risico is op omvallen.
_
1. Maak de snelheidsmeterkabel los van het voorwiel.
DAU03239
DW000122
2. Klembout voorwielas
2. Draai de klembout op de voorwielas los en verwijder dan de wielas.
3. Licht het voorwiel van de grond vol­gens de werkwijze op pagina 6-34.
4. Trek de wielas uit en verwijder dan het wiel.
DCA00048
LET OP:
_
Bekrachtig de rem niet terwijl het wiel samen met de remschijf is verwijderd, anders worden de remblokken tegen el­kaar vastgeklemd.
_
6-35
1. Snelheidsmeterunit
2. Snelheidsmeterkabel
DAU01394
Aanbrengen van het voorwiel
1. Monteer de wielnaaf en het de tand­wieloverbrenging voor de snelheids­meter zodanig aan elkaar dat de nokjes in de sleuven vallen.
2. Breng het wiel omhoog tussen de vorkpoten.
_
Controleer of er voldoende afstand bestaat tussen de remblokken alvorens de rem­schijf ertussen te schuiven; de sleuf in de tandwieloverbrenging voor de snelheids­meter moet over de aanslag op de vorkpoot vallen.
_
3. Steek de wielas naar binnen.
Page 81
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
4. Laat het voorwiel zakken zodat dit op de grond rust.
5. Duw het stuur enkele malen stevig op en neer om te controleren of de voor­vork correct werkt.
6. Draai de wielas vast met het voorge­schreven aanhaalmoment.
Aanhaalmoment:
Wielas:
59 Nm (5,9 m·kg)
7. Breng de voorwielasklembout aan en zet deze dan vast met het voorge­schreven aanhaalmoment.
Aanhaalmoment:
Klembout voorwielas:
20 Nm (2,0 m·kg)
8. Sluit de snelheidsmeterkabel aan.
Achterwiel
Verwijderen van het achterwiel
WAARSCHUWING
_
Het is aan te bevelen om onder­houd aan het wiel uit te laten voe­ren door een Yamaha dealer.
Zorg dat de motorfiets veilig wordt ondersteund, zodat er geen risico is op omvallen.
_
1. Draai de wielasmoer los.
DAU01350
DW000122
1. Stelmoer vrije slag rempedaal
2. Remnokhefboom
3. Rempedaalstang
4. Bout (remankerplaat)
5. Remankerstang
6. Bout (swingarm)
2. Haal de remankerstang los van de re­mankerplaat door de bout te verwijde­ren.
3. Draai de bout van de remankerstang los bij de swingarm.
4. Verwijder de stelmoer waarmee de vrije slag van het rempedaal wordt af­gesteld en haal dan de rempedaal­stang los van de remnokhefboom.
5. Verwijder het paneel A. (Zie pagina 6-5 voor het verwijderen en aanbrengen van het paneel.
6
6-36
Page 82
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1. Bout (× 4)
2. Cardanhuis
3. Wielasmoer
6. Verwijder de bouten waarmee het car­danhuis aan de swingarm is beves­tigd.
6
7. Licht het achterwiel van de grond vol­gens de werkwijze op pagina 6-34.
8. Ondersteun de cardanas en trek tege­lijkertijd het achterwiel naar achteren om de volgende onderdelen als com­plete unit te verwijderen: wiel, wielas, cardanhuis en de cardanas.
OPMERKING:
_
Ondersteun de cardanas terwijl deze naar buiten wordt getrokken.
_
1. Kruiskoppeling uitgaande versnellingsbakas
2. Cardanas
DAU01563
Aanbrengen van het achterwiel
1. Breng het achterwiel, de wielas, het cardanhuis en de cardanas aan door het wiel naar voren te drukken en de cardanas te geleiden in de kruiskop­peling van de uitgaande versnellings­bakas.
2. Breng de bouten in het cardanhuis aan en zet ze dan vast met het voor­geschreven aanhaalmoment.
Aanhaalmoment:
Bout cardanhuis:
90 Nm (9,0 m·kg)
3. Monteer de rempedaalstang aan de remnokhefboom en breng dan de stel­moer voor vrije rempedaalslag aan op de rempedaalstang.
4. Breng de bouten voor de remanker­stang aan en zet deze dan vast met het voorgeschreven aanhaalmoment.
Aanhaalmoment:
Bout remankerstang:
20 Nm (2,0 m·kg)
5. Monteer het paneel.
6. Laat het achterwiel zakken zodat dit op de grond rust.
7. Draai de wielasmoer vast met het voorgeschreven aanhaalmoment.
Aanhaalmoment:
Wielasmoer:
92 Nm (9,2 m·kg)
8. Stel de vrije slag van het rempedaal af. (Zie pagina 6-21 voor afstelproce­dures voor de vrije slag van het rem­pedaal.)
6-37
Page 83
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DW000103
WAARSCHUWING
_
Controleer de werking van het remlicht na het afstellen van de vrije rempedaal­slag.
_
DAU01008
Storingzoeken
Yamaha motorfietsen ondergaan een gron­dige inspectie voordat ze vanaf de fabriek op transport gaan, maar tijdens gebruik kunnen toch storingen optreden. Proble­men in de brandstof-, compressie- of ont­stekingssystemen kunnen bijvoorbeeld de oorzaak zijn van slecht starten of een afna­me in motorvermogen. In het volgende storingzoekschema is een snelle en gemakkelijke werkwijze weerge­geven om deze vitale systemen zelf te kun­nen controleren. Ga met uw motorfiets echter wel naar een Yamaha dealer als re­paraties nodig zijn, hier zijn vakkundige monteurs aanwezig die beschikken over het benodigde gereedschap en de ervaring en vakkennis om het nodige onderhoud aan de machine correct te verrichten. Gebruik uitsluitend originele Yamaha ver­vangingsonderdelen. Niet-originele onder­delen lijken misschien op Yamaha onderdelen maar zijn toch vaak van minde­re kwaliteit en hebben een kortere levens­duur, zodat dan later mogelijk toch dure reparaties nodig zijn.
6
6-38
Page 84
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU01297
Storingzoekschema
WAARSCHUWING
_
Houd open vuur uit de buurt en rook niet terwijl het brandstofsysteem wordt getest of hieraan wordt gewerkt.
_
DW000125
1. Benzine
Controleer het brandstofpeil in de benzinetank.
Voldoende benzine.
Te weinig benzine.
Controleer de compressie.
Benzine bijvullen. De motor start niet: Controleer de compressie.
2. Compressie
Er is compressie.
Laat de motor ronddraaien met de startmotor.
6
3. Ontsteking
Verwijder de bougies en controleer de elektroden.
Er is geen compressie.
Nat
Droog
Veeg de bougies schoon met een droge doek en stel de elektrodenafstand bij of vervang de bougies.
Verzoek een Yamaha dealer om inspectie.
Controleer de ontsteking.
Verzoek een Yamaha dealer om inspectie.
Draai de gasgreep half open en start de motor.
De motor start niet: Controleer de accu.
4. Accu
Laat de motor ronddraaien met de startmotor.
De motor draait snel rond.
De motor draait langzaam rond.
De accu is in orde.
Controleer de accuklemmen en laad indien nodig de accu op.
6-39
De motor start niet: Verzoek een Yamaha dealer om inspectie.
Page 85

VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS

Verzorging ......................................................................................... 7-1
Stalling .............................................................................................. 7-4
7
Page 86
7-
LET OP:
VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS
DAU03412
Verzorging
De open constructie van een motorfiets maakt de fraaie techniek beter zichtbaar, maar de machine is hierdoor ook meer kwetsbaar. Er kan sprake zijn van roestvor­ming en corrosie, ook al zijn hoogwaardige componenten gebruikt. Een roestige uit­laatpijp valt bij een auto niet zo op, bij een motorfiets is dit echter nadelig voor de alge­hele aanblik. Regelmatige en correcte ver­zorging is niet alleen vereist volgens de garantiebepalingen, maar verzekert ook een fraai uiterlijk van de machine, verlengt de levensduur en verbetert de prestaties.
7
Alvorens te reinigen
1. Dek de openingen van de uitlaatdem­pers af met plastic zakken nadat de motor is afgekoeld.
2. Controleer of alle doppen en afdek­pluggen, ook de bougiedoppen, en alle elektrische stekkers en aansluitin­gen stevig zijn bevestigd.
3. Verwijder hardnekkige vervuiling, zo­als verbrande olie op het carter, met een ontvetter en een borstel, maar ge­bruik dergelijke producten nooit op af­dichtingen, pakkingen en wielassen. Spoel vuil en ontvetter altijd af met wa­ter.
Reinigen
_
Vermijd het gebruik van sterke en bijtende wielreinigingsmiddelen, vooral bij spaakwielen. Als dergelij­ke producten toch worden gebruikt om hardnekkig vuil los te maken, laat het reinigingsmiddel dan niet langer inwerken dan is vermeld in de gebruiksinstructies. Spoel ook de directe omgeving schoon met water, laat direct drogen en breng daarna een corrosiewerende spray aan.
Bij verkeerd reinigen kunnen de kuipruit, de kuip, framepanelen en andere kunststof delen worden be­schadigd. Gebruik alleen een zach­te, schone doek of een spons met zachte zeep en water om kunststof delen te reinigen.
DCA00010
7-1
Page 87
VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS
OPMERKING:
Gebruik geen bijtende chemische reinigingsmiddelen op kunststof delen. Vermijd het gebruik van doe­ken of sponzen die in contact zijn geweest met bijtende of schurende reinigingsmiddelen, oplosmiddelen of thinner, brandstof (benzine), roestverwijderingsmiddelen of cor­rosieremmers, remvloeistof, anti­vries of elektrolyt.
Gebruik geen hogedrukreinigers of stoomreinigers, omdat dan op de volgende plaatsen water kan door­dringen en zo schade kan ontstaan : afdichtingen (van wiel- en swingarm­lagers, voorvork en remmen), elektri­sche componenten (kabelstekkers, messtekkers, instrumenten, schake­laars en verlichting), be luch ting s- en ontluchtingsslangen.
Bij motorfietsen met een kuipruit: gebruik geen bijtende reinigings­middelen of harde sponzen, deze veroorzaken dofheid en laten kras­jes achter. Sommige reinigingsmid­delen voor kunststof laten eveneens krasjes achter op de kuipruit. Test het product op een klein, niet-zichtbaar gedeelte van de kuipruit om zeker te zijn dat geen sporen achterblijven op de kuipruit. Als de kuipruit krasjes ver­toont, breng dan na wassen een hoogwaardige polish voor gebruik op kunststof aan.
_
Na normaal gebruik Verwijder vuil met warm water, zachte zeep en een zachte, schone spons en spoel dan grondig met schoon water. Gebruik een tandenborstel op moeilijk bereikbare plek­ken. Hardnekkig vastzittend vuil en insec­tenresten laten gemakkelijker los als de bewuste plek alvorens te reinigen een paar minuten met een vochtige doek wordt be­dekt.
Na rijden in regen, aan de kust of op bepe­kelde wegen Zeelucht en wegenzout waarmee wegen ’s winters worden bestrooid hebben in combi­natie met water een zeer corrosieve wer­king; handel daarom als volgt na een rit in een regenbui, nabij de kust of op bepekelde wegen.
_
’s Winters gestrooid wegenzout kan nog tot in de lente aanwezig blijven.
_
7
7-2
Page 88
VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS
LET OP:
OPMERKING:
1. Reinig de motorfiets met koud water en zachte zeep nadat de machine is afgekoeld.
LET OP:
_
Gebruik geen heet water, dit versterkt de corrosieve werking van het zout.
_
2. Laat de motorfiets drogen en breng dan met een spuitbus een corrosiewe­rend middel aan op alle metalen de­len, ook op verchroomde en vernikkelde componenten, om zo cor­rosie te voorkomen.
Na reinigen
1. Droog de motorfiets met een zeemle­ren lap of een vochtabsorberende doek.
7
2. Gebruik een chroompolish om ver­chroomde, aluminium en roestvrijsta­len delen te doen glanzen, ook het uitlaatsysteem. (Zelfs thermische ver­kleuringen op roestvrijstalen uitlaat­systemen kunnen door oppoetsen worden verwijderd.)
DCA00012
3. Het is aan te bevelen om met een spuitbus een corrosiewerend middel aan te brengen op alle metalen delen, ook op verchroomde en vernikkelde componenten, om zo corrosie te voor­komen.
4. Gebruik een reinigingsspray als uni­verseel schoonmaakmiddel om even­tueel nog achtergebleven vuil te verwijderen.
5. Werk kleine lakbeschadigingen bij ver­oorzaakt door steenslag e.d.
6. Zet alle gelakte oppervlakken in de was.
7. Laat de motorfiets volledig drogen al­vorens te stallen of af te dekken.
DWA00031
WAARSCHUWING
_
Controleer of er geen olie of was aanwezig is op de wielen of de rem­men.
Reinig de remschijven en remvoe­ringen zo nodig met een normale remschijfreiniger of aceton en spoel de banden schoon met lauw water en een zachte zeep. Test de remwerking en het weggedrag van de motorfiets voordat u besluit har­der te gaan rijden.
_
DCA00013
_
Breng een geringe hoeveelheid oliespray en was aan en verwijder overtollige hoeveelheden.
Breng oliespray of was nooit aan op rubber of kunststof delen, be­handel deze met een daartoe be­stemd verzorgingsmiddel.
Vermijd het gebruik van schurende poetsmiddelen, deze tasten de lak aan.
_
_
Vraag een Yamaha dealer om advies over de te gebruiken producten.
_
7-3
Page 89
VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS
WAARSCHUWING
Stalling
Korte termijn
Stal uw motorfiets steeds op een koele en droge plek en bescherm zo nodig tegen stof met een luchtdoorlatende stallinghoes.
LET OP:
_
Als de motorfiets wordt gestald in een slecht geventileerde ruimte of in vochtige toestand wordt afge­dekt met een hoes of een dekzeil, zal water en vocht kunnen binnen­dringen en roestvorming veroorza­ken.
Voorkom corrosie door de machine niet te stallen in een vochtige kel­der, een stal (i.v.m. de aanwezig­heid van ammoniakdamp) en in een opslagruimte voor sterke chemica­liën.
_
DCA00014
Lange termijn
Alvorens uw motorfiets gedurende meerde­re maanden aaneen te stallen:
1. Volg alle instructies op in de paragraaf “Verzorging” in dit hoofdstuk.
2. Bij motorfietsen met een brandstof­kraan die een “OFF” stand heeft: draai de kraanhendel in “OFF”.
3. Leeg de vlotterkamers in de carbura­teur door de aftappluggen los te draaien; u voorkomt zo dat neerslag uit de brandstof achterblijft. Giet de af­getapte brandstof terug in de brand­stoftank.
4. Vul de brandstoftank en voeg een sta­bilisatoradditief (indien verkrijgbaar) toe om roestvorming in de tank en achteruitgang van de brandstof te voorkomen.
5. Voer de volgende stappen uit om de cilinders, de zuigerveren etc. te be­schermen tegen corrosie.
a. Verwijder de bougiedoppen en de
bougies.
b. Giet een theelepel motorolie in elk
bougiegat.
c. Breng de bougiedoppen aan op de
bougies en leg dan de bougies zoda­nig op de cilinderkop dat de elektroden aan massa liggen. (Dit voorkomt von­ken tijdens de volgende stap.)
d. Laat de motor een paar keer rond-
draaien op de startmotor. (De cilinder­wanden worden zo geolied.)
e. Haal de bougiedoppen los van de
bougies en breng dan de bougies en de bougiedoppen weer aan.
DWA00003
_
Om schade of letsel door vonkvorming te voorkomen, moeten de bougie-elek­troden aan massa liggen terwijl de mo­tor wordt rondgedraaid.
_
6. Smeer alle bedieningskabels en scharnierpunten van alle hendels en pedalen en van de zijstandaard/mid­denbok.
7
7-4
Page 90
VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS
7. Controleer de bandspanning en corri­geer deze zo nodig en breng dan de motorfiets omhoog, zodat beide wie­len los van de grond zijn. Een andere mogelijkheid is de wielen elke maand iets te draaien, zodat de banden niet op één gedeelte sterker achteruit­gaan.
8. Dek de uitlaatdemperopeningen af met een plastic zak om te voorkomen dat vocht kan binnendringen.
9. Verwijder de accu en laad deze volle­dig bij. Berg de accu op een koele en droge plek op en laad hem eens per maand bij. Berg de accu niet op een extreem koude of warme plek op (kou­der dan 0 °C of warmer dan 30 °C). Zie pagina 6-30 voor meer informatie
7
over het opbergen van de accu.
OPMERKING:
_
Verricht eventueel noodzakelijke reparaties alvorens de motorfiets te stallen.
_
7-5
Page 91

SPECIFICATIES

Specificaties ...................................................................................... 8-1
8
Page 92
8-
SPECIFICATIES
Specificaties
CS-01D
Model XVS650/XVS650A Afmetingen
XVS650
Grootste lengte 2.340 mm Grootste breedte 880 mm Grootste hoogte 1.070 mm Zadelhoogte 695 mm Wielbasis 1.610 mm Grondspeling 140 mm Minimale draaicirkel 3.100 mm
XVS650A
Grootste lengte 2.450 mm Grootste breedte 930 mm Grootste hoogte 1.105 mm Zadelhoogte 710 mm
8
Wielbasis 1.625 mm Grondspeling 145 mm Minimale draaicirkel 3.400 mm
Basisgewicht (met olie en volle benzinetank)
XVS650 XVS650A
233 kg 247 kg
Motor
Type motor Luchtgekoelde, 4 takt, SOHC Cilinder-opstelling 2 cilinders in V-vorm Verplaatsing 649 cm
3
Boring ×××× slag 81 × 63 mm Kompressieverhouding 9:1 Startsysteem Elektrische starter Smeersysteem Oliecarter-systeem (natte bak)
Motorolie
Type
-20 -10 0 SAE 10W-30
20 30
10
SAE 10W-40
SAE 15W-40
SAE 20W-40
SAE 20W-50
40
Aanbevolen klasse motorolie API service SE, SF, SG type of
hoger
DAU01038
50 ˚C
8-1
Page 93
SPECIFICATIES
LET OP:
Gebruik uitsluitend een motorolie die geen anti-frictie midde­len bevat. Een motorolie bedoeld voor personenauto’s (vaak voorzien van het opschrift “ENERGY CONSERVING II”) bevat anti-frictie toevoegingen die slippen van de koppeling en/of de startmotorkoppeling kunnen veroorzaken, met een kortere levensduur van de componenten en slechte motorprestaties tot gevolg.
Aantal
Zonder vervanging van oliefilterelement 2,6 L
Met vervanging van oliefil­terelement 2,8 L
Totale hoeveelheid (droge motor) 3,2 L
Cardanolie (eindoverbrenging)
Type SAE 80 cardanolie (API GL4) of
SAE 80W-90 multigrade
Hoeveelheid 0,19 L
Luchtfilter Droogtype element Brandstoftank
Type Normale loodvrije brandstof Inhoud brandstoftank 16 L Reservehoeveelheid 3 L
Carburateur
Merk MIKUNI Model × aantal BDS28 × 2
Bougies
Merk/model NGK / DPR7EA-9 of
DENSO / X22EPR-U9
Elektrodenafstand 0,8–0,9 mm
Type koppeling Vloeistof, meervoudige platen Overbrenging
Primair reduktie-systeem Recht tandwiel Primaire reduktie-verhouding 1,789 Secundair reduktie-systeem As-gaandrijving Secundaire reduktie-
verhouding 3,070 Type overbrenging Konstante aangrijping,
5 versnellingen Bediening Pedaal voor de linkervoet Overbreng-verhoudingen
1e 2,714 2e 1,900 3e 1,458 4e 1,167 5e 0,967
8
8-2
Page 94
SPECIFICATIES
Chassis
Type frame Dubbele wiegkonstruktie Casterhoek 35° Spoorbreedte
XVS650 153 mm XVS650A 145 mm
Banden
XVS650
Voor
Type Met binnenband Maat 100/90-19 57S Merk/model Bridgestone / L309
Dunlop / F24
Achter
Type Met binnenband Maat 170/80-15 M/C 77S
8
Maximale belasting* 180 kg Bandenspanning
(gemeten op koude banden)
Merk/model Bridgestone / G546
Dunlop / K555
Tot 90 kg*
Voor 200 kPa (2,00 kg/cm Achter 225 kPa (2,25 kg/cm
2
, 2,00 bar)
2
, 2,25 bar)
90 kg–maximale*
Voor 200 kPa (2,00 kg/cm2, 2,00 bar) Achter 250 kPa (2,50 kg/cm
* Totaal gewicht van motorrijder, passagier, bagage en
accessoires
XVS650A
Voor
Type Met binnenband Maat 130/90-16 67S Merk/model Bridgestone / G703
Dunlop / D404F
Achter
Type Met binnenband Maat 170/80-15 M/C 77S Merk/model Bridgestone / G702
Dunlop / D404G
Maximale belasting* 200 kg
2
, 2,50 bar)
8-3
Page 95
SPECIFICATIES
Bandenspanning (gemeten op koude banden)
Tot 90 kg*
Voor 225 kPa (2,25 kg/cm Achter 225 kPa (2,25 kg/cm
90 kg–maximale*
Voor 225 kPa (2,25 kg/cm Achter 250 kPa (2,50 kg/cm
* Totaal gewicht van motorrijder, passagier, bagage en
accessoires
Wielen
XVS650
Voor
Type Spaakwiel Maat 19 × MT 2,50
Achter
Type Spaakwiel Maat 15 M/C × MT 3,50
XVS650A
Voor
Type Spaakwiel Maat 16 × MT 3,00
Achter
Type Spaakwiel Maat 15M/C × MT 3,50
2
, 2,25 bar)
2
, 2,25 bar)
2
, 2,25 bar)
2
, 2,50 bar)
Remmen
Voor
Type Enkele schijfrem Bediening Bediening met de rechterhand Vloeistof DOT 4
Achter
Type Trommelrem Bediening Bediening met de rechtervoet
Wielophanging
Voor Teleskoopvork Achter Zwaaiarm (monocross)
Schokdempers
Voor Schroefveer / oliegedempt Achter Schroefveer / gas-olie gedempt
Veerweg
XVS650 Voor 140 mm Achter 86 mm XVS650A Voor 140 mm Achter 98 mm
8
8-4
Page 96
SPECIFICATIES
Elektrische installatie
Ontstekingssysteem Bobine voor transisorontsteking
(digitaal)
Laadsysteem
Type Wisselstroom-magneet Standaard
vermogen 14 V, 20 A 5.000 tpm
Accu
Model GT12B-4 Gloeilampen,
capaciteit 12 V, 10 Ah
Type koplamp Kwartslamp (halogeen) Gloeilampen voltage, wattage ×××× aantal
Koplamp 12 V, 60/55 W × 1 Stadslicht 12 V, 4 W × 1 Remlicht/achterlicht unit 12 V, 5/21 W × 1 Richtingaanwijzer 12 V, 21 W × 4
8
Meterverlichting 12 V, 1,7 W × 1 Controlelampje vrijstand 12 V, 1,7 W × 1 Controlelampje grootlicht 12 V, 1,7 W × 1 Controlelampje richtingaanwij-
zers 12 V, 1,7 W × 1 Waarschuwingslampje motor-
storing
12 V, 1,7 W × 1
Zekeringen
Hoofdzekering 30 A Zekering ontstekingssysteem 10 A Zekering signaleringssysteem 10 A Koplampzekering 15 A Zekering carburateurver-
warming 15 A
8-5
Page 97

GEBRUIKERSINFORMATIE

Identificatienummers ......................................................................... 9-1
Identificatienummer sleutel ...............................................................9-1
Voertuigiden tificatienummer ................................... ........................... 9-1
Modelinformatiesticker ...................................................................... 9-2
9
Page 98
9-
OPMERKING:
GEBRUIKERSINFORMATIE
DAU02944
Identificatienummers
Noteer het sleutelidentificatienummer, het voertuigidentificatienummer en de mo­delstickerinformatie in onderstaande ruim­tes. Deze nummers heeft u nodig om reserveonderdelen bij een Yamaha dealer te bestellen of wanneer uw machine is ge­stolen.
DAU01039
1. IDENTIFICATIENUMMER SLEUTEL:
CA-02D
2. VOERTUIGIDENTIFICATIE NUMMER:
CA-02D
3. MODELINFORMATIESTICKER:
CA-01D
9
1. Identificatienummer sleutel 1. Voertuigidentificatienummer
DAU01041
Identificatienummer sleutel
Noteer dit nummer in het daartoe bestemde vakje en gebruik dit als referentie bij het be­stellen van een nieuwe sleutel.
Voertuigidentificatienummer
Het voertuigidentificatienummer is ingesla­gen op de balhoofdbuis. Noteer dit nummer in het daartoe bestemde vakje.
_
Het voertuigidentificatienummer is bedoeld voor identificatie van uw motorfiets en kan worden gebruikt om uw motor in uw land aan te melden voor kentekenregistratie.
_
9-1
DAU01043
Page 99
1. Modelinformatiesticker
DAU01804
Modelinformatiesticker
De modelinformatiesticker is onder het zadel bevestigd aan het frame. (Zie pagina 3-10 [XVS650] of 3-11 [XVS650A] voor instructies over verwijderen en aanbrengen van het rij­derzadel.) Noteer de informatie op deze sticker in het daartoe bestemde vakje. Deze informatie is nodig om reserve-onderdelen te bestellen bij een Yamaha dealer.
GEBRUIKERSINFORMATIE
9
9-2
Page 100

INDEX

A
Accu ......................................................6-29
Antidiefstal-alarm.....................................3-3
B
Bagageriembevestiging .........................3-15
Banden..................................................6-16
Bougies, controlere n................................6-7
Brandstof.................................................3-7
Brandstofkraan........................................3-8
Brandstofverbruik, tips voor een
zuinig.....................................................5-4
C
Carburateu rs, afstellen...........................6-14
Cardanolie.............................................6-11
Chokeknop..............................................3-9
Claxonschakelaar....................................3-4
Contactsl o t /stuurslot-un i t..........................3-1
Controlel a mpje grootli ch t.........................3-2
Controlelampje richtingaanwijzers............3-2
Controlelampjes en
waarschuwingslampjes..........................3-2
Controlela mpje vrijstan d...........................3-2
Controlelijst voor gebruik..........................4-1
D
Dimlichtschakelaar...................................3-4
G
Gasgreep en gaskabel, controleren en
smeren................................................6-25
Gaskabel, afstellen van vrij e slag...........6-15
Gereedscha p sset.....................................6-1
H
Helmbevestiging.................................... 3-12
I
Identificatienummers ............................... 9-1
Identificatienummer s l eutel...................... 9-1
Inrijperi ode...............................................5-4
K
Kabels, contr ol er en en sme re n.............. 6-25
Klepspeli n g , afstellen.............................6-16
Koplampgl o e i lamp, vervangen .............. 6-32
Koppelingshendel.................................... 3-5
Koppelingshendel, vrije sl ag afs t e ll en.... 6-19
L
Lichtschakelaar .......................................3-4
Lichtsignaalschakelaar............................3-4
Locaties van onderd elen..........................2-1
Luchtfilt e r element, rein igen.................... 6-13
M
Modelinformatiesticker.............................9-2
Motorolie en oli e f il t er el em en t................... 6-9
N
Noodstopschakelaar................................ 3-4
O
Ondersteunen van de motorfiets............6-34
Opbergcompartiment.............................3-13
P
Panelen, verwijderen en aan br enge n......6-5
Parkeren..................................................5-5
Periodiek smeer- en
onderhoudsschema...............................6-2
R
Remblokken, c o n t r oleren.......................6-23
Rem- en koppelingshendel, controleren
en smeren............................................6-26
Rem- en schakelpedalen, controleren
en smeren............................................6-26
Remhendel..............................................3-6
Remhendel, afstellen v an v rije slag........6-20
Remlichtsc h ak el a ar , a fs t el l en.................6-22
Rempedaal..............................................3-6
Rempedaalstand en vrije slag,
afstellen...............................................6-21
Remvloeist o f niveau, cont r o leren............6-24
Remvloeist o f , verversen.........................6-25
Richtingaanwijzer of remlicht/achterlicht
gloeilampen, v e r v angen.......................6-33
Richtingaanwijzerschak el aar....................3-3
S
Schakelen va n ve r sn el l in g en....................5-3
Schakelped a a l (XVS650).........................3-5
Schakelped a a l (XVS650A).......................3-5
Schokdemper u nit, afstellen....................3-14
Snelheidsm e t erunit..................................3-3
Specificat ies.............................................8-1
Stalling.....................................................7-4
Starten van d e motor................................5-1
Starten van e en warme motor..................5-2
Startknop.................................................3-4
Startspersysteem...................................3-16
Stationair toerental, a f s t el l en..................6-15
Loading...