Welkom in de wereld van Yamaha rijders!
Als bezitter van een XVS650/XVS650A profiteert u van Yamaha’s ervaring en techni-
sche kennis in het ontwerpen en fabriceren van producten v an topkw aliteit, w aarmee
Yamaha haar verdiende reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.
Neem de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u alle voordelen
van uw XVS650 optimaal kunt benutten. Deze gebruikershandleiding geeft instructies over bediening, inspectie en onderhoud van de motorfiets, terwijl ook wordt
beschreven hoe u uzelf en anderen persoonlijk letsel en schade kunt besparen.
De vele tips in deze handleiding helpen u bovendien om uw motorfiets in optimale
conditie te houden. Als er tenslotte toch nog vragen zijn, aarzel dan niet en neem
contact op met de Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u vele veilige en plezierige ritten toe. En vergeet niet, v e iligheid voor alles!
Page 4
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
Bijzonder belangrijke informatie is in deze handleiding gemarkeerd met de volgende aanduidin gen:
Het Safety Alert symbool betekent ATTENTIE! LET OP! HET GAAT OM UW VEILIGHEID!
DAU00005
WAARSCHUWING
LET OP:
OPMERKING:
Wanneer instructies vermeld in een WAARSCHUWING niet worden opgevolgd, kan
dit leiden tot ernstig of zelfs dodelijk letsel
voor de motorrijder of omstanders of de-
gene die de motorfiets inspecteert of repareert.
De aanduiding LET OP staat vermeld bij speciale voorzorgsmaatregelen die moeten
worden genomen om schade aan de motorfiets te voorkomen.
De aanduiding OPMERKING staat bij belangri jke info rmatie die procedures kan vergema kkelijken of verhelderen.
OPMERKING:
_
Deze handleiding moet worden gezien als een permanent onderdeel van deze motorfiets en moet al-
●
tijd bij de machine blijven, ook als deze ooit wordt verkocht.
Yamaha werkt voortdurend aan verbeteringen ten aanzien van productontwerp en kwaliteit. Om
●
deze reden kan soms sprake zijn van kleine tegenstrijdigheden tussen uw motor en de beschrijving
ervan in deze handleiding, ook al bevat de handleiding de meest recente productinformatie ten tijde
van publicatie. Als u vragen heeft over deze handleiding, neem dan contact op met uw Yamaha
dealer.
_
Page 5
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DW000002
WAARSCHUWING
_
LEES DEZE HANDLEIDING AANDACHTIG HELEMAAL DOOR VOORDAT U DEZE MOTORFIETS
GAAT GEBRUIKEN.
1e Uitgave, september 2000
Alle rechten voorbehouden.
Elke vorm van herdruk of onbevoegd gebruik
zonder schriftelijke toestemming van
Yamaha Motor Co., Ltd.
is uitdrukkelijk verboden.
Printed in Japan.
Page 7
DAU00009
INHOUD VAN DEZE HANDLEIDING
1 GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID
2 BESCHRIJVING
3 FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
4 CONTROLES VOOR HET STARTEN
5 GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
6 PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
7 VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS
8 SPECIFICATIES
9 GEBRUIKERSINFORMATIE
INDEX
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Page 8
Page 9
GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID
GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID ............................ ... ... .... .......1-1
1
Page 10
1-
GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID
DAU00021
Motorfietsen zijn schitterende machines die de motorrijder een onovertroffen gevoel van vrijheid
kunnen geven. Er zijn echter wel bepaalde spelregels en beperkingen, waar u niet omheen kunt; ook
de beste motorfiets kan niet meer dan de natuurwetten toestaan.
1
Regelmatige verzorging en onderhoud is van groot belan g om de waarde en de goede conditie van uw
motor te behouden. Dit geldt trouwens niet alleen voo r de motorfiets, maar ook voor de mot orrijder: om
goed en veilig te rijden moet u zelf ook in goede conditie zijn. Rijden onder invloed van medicijnen,
drugs en alcohol is natuurlijk uit den boze. Motorr ijders horen altijd—meer nog dan autobestuurders—
geestelijk en lichamelijk op hun best te zijn. Ook de geringste hoeveelheid alcohol geeft ongemerkt
een zekere overmoed, die bijzonder gevaarlijk kan zijn.
Beschermende kleding is voor een motorrijder even belangrijk als veiligheidsgordels voor de
bestuurder en inzittenden van een auto. Draag steeds een compleet motorpak (gemaakt van leer of
slijtvast synthetisch materiaal met beschermers), stevige laarzen, motorhandschoenen en een goed
passende helm. Optimaal beschermende kleding mag echter niet aanmoedigen tot zorgeloosheid.
Vooral integraal omsluitende helmen en motorpakken geven een gevoel van totale veiligheid en
bescherming, maar toch zijn motorrijders altijd kwetsbaar in het verkeer. Ken uw eigen grenzen, rijd
niet harder dan verstandig is en neem geen onnodige risico’s. Vooral bij nat weer zit een ongeluk in
een klein hoekje. Een verstandig motorrijder rijdt defensief en met voorspelbaar weggedrag. Ook al
weet uzelf precies wat u doet, verrassing bij andere weggebruikers is gevaarlijk. Houd rekening met
de mogelijkheid dat andere weggebruikers fouten kunnen maken; veiligheid is samenwerking.
Via het contactslot/stuurslot worden het
ontstekingssysteem en de verlichtingssystemen bediend en wordt het stuur vergrendeld. De diverse standen worden hierna
beschreven.
DAU00036
ON
Alle elektrische systemen worden elektrisch gevoed en de motor kan worden gestart. De sleutel kan niet worden
uitgenomen.
DAU00038
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan worden uitgenomen.
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in
en draai hem dan naar de “LOCK”stand. Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelen
Druk de sleutel in en draai hem dan naar
“OFF” terwijl de sleutel ingedrukt wordt gehouden.
DAU00040
DAU00027
1. Drukken.
2. Draaien.
DW000016
_
Draai de contactsleutel nooit naar “OFF”
of naar “LOCK” terwijl de motorfiets
rijdt; elektrische systemen worden dan
afgeschakeld en mogelijk zult u zo de
macht over het stuur verliezen of een
ongeval veroorzaken. Zorg altijd dat de
motorfiets stilstaat voordat u de sleutel
naar “OFF” of naar “LOCK” draait.
_
3-1
Page 19
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
OPMERKING:
(Parkeren)
DAU00044
Het stuur is vergrendeld en het achterlicht
brandt, maar alle overige elektrische systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleutel naar “” te kunnen draaien.
DCA00043
LET OP:
_
Gebruik de parkeerverlichting niet gedurende langere tijd, anders kan de accu
ontladen raken.
_
1. Controlelampje grootlicht “”
2. Controlelampje “” richtingaanwijzers
3. Controlelampje “” voor vrijstand
4. Waarschuwingslampje motorstoring “”
DAU03034
Controlelampjes en
waarschuwingslampjes
DAU00057
Controlelampje “” richtingaanwijzers
Dit controlelampje knippert wanneer de
schakelaar voor richtingaanwijzers naar de
linker- of rechterstand is gedrukt.
DAU00061
Controlelampje “” voor vrijstand
Dit controlelampje brandt wanneer de versnellingsbak in de vrijstand staat.
Controlelampje grootlicht “”
DAU00063
Dit controlelampje gaat branden wanneer
het grootlicht van de koplamp is ingeschakeld.
Waarschuwingslampje motorstoring
DAU03182
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden of
knippert wanneer een elektrisch circuit dat
de motorwerking controleert defect is.
Vraag in dat geval de Yamaha dealer het
zelfdiagnosesysteem te controleren.
_
Dit waarschuwingslampje zal een paar seconden branden wanneer de sleutel naar
“ON” wordt gedraaid, maar dat duidt niet op
een storing.
_
3
3-2
Page 20
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DAU00109
Antidiefstal-alarm (optie)
Deze motor kan door een Yamaha dealer
worden uitgerust met een optioneel antidiefstal-alarmsysteem. Neem contact op
met een Yamaha dealer voor nadere informatie.
3
1. Terugstelknop ritteller
2. Snelheidsmeter
3. Kilometerteller
4. Ritteller
DAU00095
Snelheidsmeterunit
De snelheidsmeterunit is voorzien van een
snelheidsmeter, een kilometerteller en een
ritteller. De snelheidsmeter toont de actuele
rijsnelheid. De kilometerteller toont de totale afgelegde afstand. De ritteller toont de afstand afgelegd sinds de teller het laatst via
de terugstelknop werd teruggesteld op nul.
De ritteller kan worden gebruikt om de afstand te schatten die met een volle brandstoftank kan worden afgelegd. Deze
informatie stelt u in staat de volgende tankstops te plannen.
1. Richtingaanwijzerschakelaar
2. Lichtsignaalschakelaar “”
3. Dimlichtschakelaar
4. Claxonschakelaar “”
DAU00118
Stuurschakelaars
DAU00127
Richtingaanwijzerschakelaar
Druk deze schakelaar naar “” om afslaan naar rechts aan te geven. Druk deze
schakelaar naar “” om afslaan naar
links aan te geven. Na loslaten keert de
schakelaar terug naar de middenstand. Om
de richtingaanwijzers uit te schakelen wordt
de schakelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in de middenstand.
3-3
Page 21
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Lichtsignaalschakelaar “”
DAU00119
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU00121
Dimlichtschakelaar
Zet deze schakelaar op “” voor grootlicht en op “” voor dimlicht.
DAU00129
Claxonschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om een claxonsignaal te geven.
1. Startknop “”
2. Noodstopschakelaar
3. Lichtschakelaar
DAU00143
Startknop “”
Druk deze knop in om de motor door middel
van de startmotor te starten.
DC000005
LET OP:
_
Zie pagina 5-1 voor startinstructies
voordat u de motor start.
_
Noodstopschakelaar
DAU00138
Zet deze schakelaar op “” om in een
noodgeval de motor direct uit te schakelen,
zoals wanneer de machine omslaat of als
de gaskabel blijft hangen.
DAU00134
Lichtschakelaar
Zet deze schakelaar in de stand “”
om de parkeerlichten, het achterlicht en de
instrumentenverlichting in te schakelen. Zet
de schakelaar in de stand “” om ook de
koplamp in te schakelen.
3
3-4
Page 22
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
OPMERKING:
XVS650A
XVS650
3
1. Koppelingshendel1. Schakelpedaal
Koppelingshendel
De koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de koppeling te ontkoppelen.
Laat de hendel los om de koppeling te laten
aangrijpen. Voor een soepele werking van
de koppeling moet de hendel snel ingetrokken worden en langzaam worden losgelaten.
De koppelingshendel is voorzien van een
sperschakelaar die deel uitmaakt van het
startspersysteem. (Zie pagina 3-16 voor uitleg over het startspersysteem.)
DAU00152
DAU00157
Schakelpedaal (XVS650)
Het schakelpedaal bevindt zich aan de linkerzijde van de motor en wordt in combinatie met de koppelingshendel gebruikt bij het
schakelen van de versnellingen van de 5traps constant-mesh versnellingsbak op
deze motorfiets.
3-5
1. Schakelpedaal
DAU01215
Schakelpedaal (XVS650A)
Het schakelpedaal bevindt zich aan de linkerzijde van de motor en wordt in combinatie met de koppelingshendel gebruikt bij het
schakelen van de versnellingen van de 5traps constantmeshbak op deze motorfiets.
_
Gebruik uw tenen of hiel om op te schakelen en gebruik uw tenen om terug te schakelen.
_
Page 23
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
XVS650A
XVS650
3
1. Remhendel1. Rempedaal
Remhendel
De remhendel bevindt zich aan de rechterstuurgreep. Trek de hendel naar het stuur
toe om de voorrem te bekrachtigen.
DAU00158
1. Rempedaal
DAU00162
Rempedaal
Het rempedaal bevindt zich aan de rechterzijde van de motorfiets. Trap op het rempedaal om de achterrem te bekrachtigen.
3-6
Page 24
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
WAARSCHUWING
OPMERKING:
_
De tankdop kan alleen worden aangebracht
met de sleutel in het slot. Bovendien kan de
sleutel niet worden uitgenomen als de
tankdop niet correct aangebracht en vergrendeld is.
3
1. “”-merkteken
2. Ontgrendelen.
Vuldop brandstoftank
Verwijderen van de tankdop
Steek de sleutel in het slot en draai een
kwartslag rechtsom. Het slot wordt ontgrendeld en de tankdop kan worden verwijderd.
Aanbrengen van de tankdop
1. Breng de tankdop aan in de vulopening van de brandstoftank, met de
sleutel in het slot en met het “”merkteken naar voren toe.
2. Draai de sleutel linksom naar de oorspronkelijke positie en neem hem dan
uit.
DAU00169
_
WAARSCHUWING
_
Controleer of de tankdop correct is aangebracht alvorens te gaan rijden.
_
DW000024
1. Vulpijp brandstoftank
2. Brandstofniveau
DAU01183
Brandstof
Controleer of voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is. Vul de brandstoftank tot onderaan de vulpijp, zoals getoond in de afbeelding.
_
●
Overvul de brandstoftank niet, anders zal benzine uitstromen zodra
deze warm wordt en uitzet.
●
Mors geen brandstof op een heet
motorblok.
_
DW000130
3-7
Page 25
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Vrijstand
LET OP:
_
Veeg gemorste brandstof direct af met
een schone, droge en zachte doek, de
brandstof kan immers schade toebrengen aan de lak of aan kunststof onderdelen.
_
OPMERKING:
_
Als de motor gaat detoneren (pingelen), gebruik dan brandstof van een ander merk of
met een hoger octaangetal.
_
Aanbevolen brandstof:
Normale loodvrije brandstof met een
octaangetal (RON) van minstens 91
Inhoud brandstoftank:
Totale hoeveelheid:
16 L
Reservehoeveelheid:
3 L
DAU00185
DAU00191
Gesloten stand
1. Pijlteken in positie over “OFF”
DAU02969
Brandstofkraan
Via de brandstofkraan wordt de brandstof
van de tank naar de carburateurs gevoerd
en bovendien gefilterd.
De standen van de hendel van de brandstofkraan worden als volgt toegelicht en getoond in de afbeeldingen.
OFF
Met de hendel van de brandstofkraan in
deze stand is de brandstoftoevoer afgesloten. Draai de hendel van de brandstofkraan
altijd in deze stand als de motor uit staat.
3
1. Pijlteken in positie over “ON”
ON
Met de hendel van de brandstofkraan in
deze stand stroomt brandstof naar de carburateurs. Draai de hendel van de brandstofkraan naar deze stand om de motor te
starten en te gaan rijden.
3-8
Page 26
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
LET OP:
Reserve-stand
3
1. Pijlteken in positie over “RES”
RES
Dit is de reservestand. Met de hendel van
de brandstofkraan in deze stand is de reservehoeveelheid brandstof beschikbaar.
Draai de hendel van de brandstofkraan
naar deze stand wanneer u tijdens het rijden zonder brandstof komt te staan. Vul in
zo’n geval zo snel mogelijk brandstof bij en
vergeet daarna niet de hendel van de
brandstofkraan weer terug naar “ON” te
draaien!
1. Chokeknop “”
DAU03031
Chokeknop
Voor het starten van een koude motor is
een rijker lucht/brandstof mengsel nodig;
via de choke wordt dit mengsel geleverd.
Beweeg de hendel in de richting a om de
choke aan te zetten.
Beweeg de hendel in de richting b om de
choke uit te zetten.
DCA00038
_
Gebruik de startcarburateur (choke) niet
langer dan 3 minuten, anders zal de uitlaatpijp mogelijk door extreme hitte verkleuren. Bovendien treedt naverbranding
op in de uitlaat als de choke te lang wordt
gebruikt. Zet in zo’n geval de startcarburateur (choke) uit.
_
3-9
Page 27
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
OPMERKING:
XVS650
XVS650
1. Moer
DAU01889
Zadels (XVS650)
Duozadel
Verwijderen van het duozadel
Verwijder de moer en trek dan het duozadel
omhoog.
XVS650
1. Bout (× 2)
2. Zadelbevestiging
3. Uitsteeksel
Aanbrengen van het duozadel
Steek het uitsteeksel aan de voorzijde van
het duozadel in de zadelbevestiging zoals
afgebeeld, plaats het zadel in de oorspronkelijke positie en breng dan de moer aan.
1. Zadelbevestiging
2. Uitsteeksel
Rijderzadel
Verwijderen van het rijderzadel
1. Verwijder het duozadel.
2. Verwijder de bouten en trek dan het
zadel omhoog.
Aanbrengen van het rijderzadel
1. Steek het uitsteeksel aan de voorzijde
van het rijderzadel in de zadelbevestiging zoals afgebeeld, plaats het zadel
in de oorspronkelijke positie en breng
dan de bouten aan.
2. Installeer het duozadel.
_
Controleer of de zadels stevig zijn vergrendeld alvorens te gaan rijden.
_
3
3-10
Page 28
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
XVS650A
XVS650A
3
1. Bout
Zadels (XVS650A)
Duozadel
Verwijderen van het duozadel
Verwijder de bout en trek dan het duozadel
omhoog.
DAU01888
XVS650A
1. Zadelbevestiging (× 2)
2. Uitsteeksel (× 2)
Aanbrengen van het duozadel
Steek de uitsteeksels aan de voorzijde van
het duozadel in de zadelbevestiging zoals
getoond, plaats het zadel in de oorspronkelijke positie en breng dan de bout aan.
1. Bout
Rijderzadel
Verwijderen van het rijderzadel
1. Verwijder het duozadel.
2. Verwijder de bout en trek dan het rijderzadel omhoog.
3-11
Page 29
XVS650A
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
1. Zadelbevestiging
2. Uitsteeksel
Aanbrengen van het rijderzadel
1. Steek het uitsteeksel aan de voorzijde
van het rijderzadel in de zadelbevestiging zoals getoond, plaats het zadel in
de oorspronkelijke positie en breng
dan de bout aan.
2. Installeer het duozadel.
OPMERKING:
_
Controleer of de zadels stevig zijn vergrendeld alvorens te gaan rijden.
_
1. Helmbevestiging
2. Ontgrendelen.
DAU00260
Helmbevestiging
Steek de sleutel in het slot en draai deze
dan zoals afgebeeld om de helmbevestiging te openen.
Vergrendel de helmbevestiging door deze
in de oorspronkelijke positie te plaatsen en
dan de sleutel uit te nemen.
WAARSCHUWING
_
Rijd nooit met een helm bevestigd aan
de helmbevestiging, de helm kan zo
voorwerpen raken waardoor de machine
mogelijk onbestuurbaar wordt en een
ongeval niet uitgesloten is.
_
3-12
DW000030
Page 30
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
1. Deksel opbergcompartiment
2. Slotplaatje deksel opbergcompartiment
3. Slot opbergcompartiment
DAU01869
Opbergcompartiment
Het opbergcompartiment bevindt zich aan
de linkerzijde van de motorfiets.
Om het opbergcompartiment te openen
1. Schuif het slotplaatje open, steek de
sleutel in het slot en draai hem dan
rechtsom.
2. Trek de kap van het opbergcompartiment naar buiten zoals afgebeeld.
3-13
1. Opbergcompartiment
2. Deksel opbergcompartiment
Om het opbergcompartiment te sluiten
1. Plaats de kap van het opbergcompartiment in de oorspronkelijke positie,
zoals afgebeeld.
2. Draai de sleutel linksom, neem de
sleutel uit en sluit dan het slotplaatje.
Page 31
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1. Positie-indicator
2. Stelring veervoorspanning
3. Verlengstuk
4. Speciale sleutel
DAU00299
Afstellen van de
schokdemperunit
Deze schokdemper is uitgerust met een
stelring voor veervoorspanning.
DC000015
LET OP:
_
Probeer nooit een stelmechanisme
voorbij de maximum- of minimuminstelwaarden te verdraaien.
_
Stel de veervoorspanning als volgt af.
1. Verwijder het duozadel en het rijderzadel. (Zie pagina 3-10 [XVS650] of 3-11
[XVS650A] voor instructies over verwijderen en aanbrengen.)
2. Om de veervoorspanning te verhogen
en zo de vering stugger te maken,
wordt de stelring gedraaid richting a.
Om de veervoorspanning te verlagen
voor een zachtere vering wordt de
stelring gedraaid in de richting b.
OPMERKING:
_
Zet de gewenste inkeping in de stel-
●
ring tegenover de positie-indicator op
de schokdemper.
Verricht de afstelling met de speciale
●
sleutel met het verlengstuk in de gereedschapsset bij de machine.
_
CI-01D
Stand
afsteller
Minimum
Stan-
Maximum (hard)
daard
(zacht)
12345 6 7
3. Breng het duozadel en het rijderzadel
aan.
3
3-14
Page 32
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
OPMERKING:
WAARSCHUWING
_
Deze schokdemper is gevuld met stikstofgas onder hoge druk. Lees en begrijp de volgende informatie alvorens de
schokdemper te gebruiken. De fabrikant
kan niet aansprakelijk worden gesteld
voor schade aan eigendommen of voor
persoonlijk letsel als dit voortvloeit uit
3
verkeerd gebruik.
●
Probeer de gascilinder niet te openen en blijf er verder vanaf.
●
Stel de schokdemper niet bloot aan
open vuur of aan andere hittebronnen, anders kan deze door de oplopende druk exploderen.
●
Vervorm of beschadig de gascilinder op geen enkele wijze, de dempende werking zal dan
achteruitgaan.
●
Laat onderhoud aan de schokdemper altijd uitvoeren door een
Yamaha dealer.
_
DAU00315
1. Bagageriemhouder (× 2)
DAU01172
Bagageriembevestiging
Aan elke passagiersvoetsteun is een bagageriemhouder bevestigd.
DAU00330
Zijstandaard
De zijstandaard bevindt zich aan de linkerzijde van het frame. Trek of druk de zijstandaard met uw voet omhoog of omlaag
terwijl u de motorfiets verticaal houdt.
_
De ingebouwde sperschakelaar voor de zijstandaard maakt deel uit van het startspersysteem, dat in bepaalde situaties de
werking van het ontstekingssysteem blokkeert. (Zie hierna voor een nadere uitleg
over het startspersysteem.)
_
3-15
Page 33
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
DW000044
WAARSCHUWING
_
Met de motorfiets mag nooit worden gereden terwijl de zijstandaard omlaag
staat of niet behoorlijk kan worden opgetrokken (of niet omhoog blijft), anders
kan de zijstandaard de grond raken en
zo de motorrijder afleiden, waardoor u
de macht over het stuur verliest. Het
Yamaha startspersysteem is ontworpen
om de motorrijder te helpen bij zijn verantwoordelijkheid de zijstandaard op te
trekken alvorens weg te rijden. Controleer dit systeem daarom regelmatig zoals hierna beschreven en laat het
repareren door een Yamaha dealer als
de werking niet naar behoren is.
_
DAU03720
Startspersysteem
Het startspersysteem (waarvan de
sperschakelaar voor de zijstandaard, de
sperschakelaar voor de koppelingshendel
en de vrijstandschakelaar deel uitmaken)
heeft de volgende functies.
Het verhindert starten wanneer de
●
versnellingsbak in een versnelling geschakeld is en de zijstandaard is opgeklapt, terwijl de koppelingshendel
niet is ingetrokken.
Het verhindert starten wanneer de
●
versnellingsbak in een versnelling geschakeld is en de koppelingshendel is
ingetrokken, terwijl de zijstandaard
nog omlaag staat.
Het schakelt een draaiende motor uit
●
wanneer de versnellingsbak in een
versnelling staat en de zijstandaard
omlaag wordt bewogen.
Controleer de werking van het startspersysteem regelmatig, hanteer daarbij de volgende werkwijze.
WAARSCHUWING
_
Als zich een storing voordoet, vraag dan
alvorens te gaan rijden een Yamaha
dealer het systeem te controleren.
_
DW000045
3
3-16
Page 34
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
CD-01D
Terwijl de motor uit staat:
1. Klap de zijstandaard omlaag.
2. Zorg dat de motorstopschakelaar op “” staat.
3. Draai de contactsleutel naar “ON”.
4. Zet de versnelling in z’n vrij.
5. Druk op de startschakelaar.
Start de motor?
3
Terwijl de motor nog loopt:
6. Klap de zijstandaard omhoog.
7. Trek de koppelingshendel in.
8. Schakel naar de eerste versnelling.
9. Klap de zijstandaard omlaag.
Slaat de motor af?
JANEE
JANEE
Nadat de motor is afgeslagen:
10. Klap de zijstandaard omhoog.
11. Trek de koppelingshendel in.
12. Druk op de startschakelaar.
Start de motor?
JANEE
Alles is in orde.
U kunt met de motorfiets gaan rijden.
OPMERKING:
Deze controle werkt het best wanneer de motor
al is opgewarmd.
Er kan iets mis zijn met de vrijloopschakelaar.
Rijd niet met de motorfiets
gecontroleerd door een Yamaha dealer.
Er kan iets mis zijn met de
zijstandaardschakelaar.
Rijd niet met de motorfiets
gecontroleerd door een Yamaha dealer.
Er kan iets mis zijn met de
koppelingsschakelaar.
Rijd niet met de motorfiets
gecontroleerd door een Yamaha dealer.
totdat deze is
totdat deze is
totdat deze is
3-17
Page 35
CONTROLES VOOR HET STARTEN
Controlelijst voor gebruik ........................ ........................................... 4-1
4
Page 36
4-
CONTROLES VOOR HET STARTEN
De eigenaar is verantwoordelijk voor de conditie van de machine. Vitale onderdelen kunnen bijvoorbeeld bij blootstelling aan weer en wind
vrij snel en onverwachts achteruitgaan, ook als de machine niet wordt gebruikt. Eventuele schade, vloeistoflekkage of het wegvallen van
de bandspanning kan ernstige gevolgen hebben. Het is daarom van belang om voorafgaand aan elke rit een visuele inspectie uit te voeren
en bovendien de volgende punten te controleren.
Controlelijst voor gebruik
CO-01D
ONDERDEELCONTROLESPAGINA
• Controleer het brandstofniveau in de brandstoftank.
4
Brandstof
Motorolie
Cardanolie
Voorrem
Achterrem
Koppeling
• Vul zo nodig brandstof bij.
• Controleer de brandstofleiding op lekkage.
• Controleer het olieniveau in de motor.
• Vul zo nodig het aanbevolen type olie bij tot aan het voorgeschreven niveau.
• Controleer de machine op olielekkage.
• Controleer de machine op olielekkage.6-11–6-12
• Controleer de werking.
• Als de voorrem zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het hydraulisch systeem te ontluchten.
• Controleer de vrije slag van de remhendel.
• Stel zo nodig bij.
• Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
• Vul zo nodig het aanbevolen type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven niveau.
• Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.
• Controleer de werking.
• Controleer de vrije slag van het rempedaal.
• Stel zo nodig bij.
• Controleer de werking.
• Smeer de kabel als dat nodig is.
• Controleer de vrije slag van de koppelingshendel.
• Stel zo nodig bij.
3-7–3-8
6-9–6-11
6-20–6-21, 6-23–6-25
6-21–6-25
6-19–6-20
DAU01114
DAU03439
4-1
Page 37
ONDERDEELCONTROLESPAGINA
Gasgreep
Bedieningskabels
Wielen en banden
Rem- en schakelpedalen
Rem- en koppelingshendels
Zijstandaard
Framebevestigingen
Instrumenten, verlichting,
signaleringssysteem en
schakelaars
Zijstandaardschakelaar
CONTROLES VOOR HET STARTEN
• Controleer of de werking soepel is.
• Smeer de gasgreep, de behuizing en de gaskabels als dat nodig is.
• Controleer de vrije slag.
• Vraag zo nodig de Yamaha dealer om af te stellen.
• Controleer of de werking soepel is.
• Smeer als dat nodig is.
• Controleer op schade.
• Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.
• Controleer de bandspanning.
• Corrigeer als dat nodig is.
• Controleer of de werking soepel is.
• Smeer de pedaalscharnierpunten als dat nodig is.
• Controleer of de werking soepel is.
• Smeer zo nodig de hendelscharnierpunten.
• Controleer of de werking soepel is.
• Smeer zo nodig het scharnierpunt.
• Controleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn vastgezet.
• Zet zo nodig vast.
• Controleer de werking.
• Corrigeer als dat nodig is.
• Controleer de werking van het startspersysteem.
• Als het systeem defect is, vraag dan een Yamaha dealer de machine na te kijken.
6-15, 6-25
6-25
6-16–6-19
6-26
6-26
6-27
—
—
3-15–3-16
4
OPMERKING:
_
Voordat de motorfiets wordt gebruikt moet telkens een korte algemene con trole worden uitgevoerd . Zo’n i nspectie n eemt maar wein ig tijd
in beslag en de hiermee gegarandeerde veiligheid is die tijd alleszins waard.
_
4-2
Page 38
CONTROLES VOOR HET STARTEN
WAARSCHUWING
_
Wanneer functies vermeld in de Controlelijst voor Gebruik niet naar behoren werken, laat dan een inspectie uitvoeren en eventueel repareren voordat u de machine gebruikt.
_
4
DWA00033
4-3
Page 39
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
Starten van de motor .........................................................................5-1
Starten van een warme motor ...........................................................5-2
Zorg dat u volkomen vertrouwd
bent met alle bedieningsfuncties en
hun werking voordat u gaat rijden.
Informeer bij een Yamaha dealer als
u de werking van een schakelaar of
functie niet volkomen begrijpt.
●
Start de motor nooit in een afgesloten ruimte en laat deze hierin ook
niet lange tijd aaneen draaien. Uitlaatgassen zijn giftig en het inademen ervan kan al binnen korte tijd
5
leiden tot bewusteloosheid en dodelijk letsel. Controleer altijd of er
voldoende ventilatie is.
●
Controleer of de zijstandaard is ingetrokken alvorens weg te rijden.
Als de zijstandaard niet behoorlijk
is ingetrokken, kan deze de grond
Starten van de motor
Het startspersysteem staat starten alleen
toe als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
De versnellingsbak staat in de vrij-
●
stand.
De versnellingsbak staat in een ver-
●
snelling geschakeld terwijl de koppelingshendel is ingetrokken en de
zijstandaard is opgeklapt.
WAARSCHUWING
_
●
Controleer voor het starten van de
motor de werking van het startspersysteem en volg daarbij de werkwijze beschreven op pagina 3-17.
●
Ga nooit rijden terwijl de zijstandaard omlaag staat.
_
raken en zo de motorrijder afleiden,
waardoor u de macht over het stuur
verliest.
_
DAU03461*
DW000054
1. Draai de kraanhendel in “ON”.
2. Draai de contactsleutel naar “ON” en
controleer of de noodstopschakelaar
op “” is gezet.
3. Schakel de versnellingsbak in de vrijstand.
_
Als de versnellingsbak in de vrijstand staat,
moet het vrijstandcontrolelampje branden;
zo niet, vraag dan een Yamaha dealer het
elektrisch circuit te testen.
_
4. Zet de choke aan en draai de gasgreep helemaal dicht. (Zie pagina 3-9
voor de bediening van de choke.)
5-1
Page 41
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5. Start de motor door de startknop in te
drukken.
OPMERKING :
_
Als de motor niet wil starten, laat dan de
startknop los, wacht een paar seconden en
probeer het dan opnieuw. Om de accu te
sparen, dient u de startmotor nooit langer
dan 10 seconden achtereen te laten
draaien.
_
LET OP:
_
DCA00059
Als het olieniveaulampje knippert of aan
blijft na het starten, zet de motor dan direct af, controleer het olieniveau en let
op eventuele olielekkage. Vul zo nodig
motorolie bij en controleer het olieniveaulampje dan opnieuw. Als het waarschuwingslampje niet uit gaat nadat de
motor aanslaat terwijl voldoende motorolie aanwezig is, vraag dan een
Yamaha dealer het elektrisch circuit te
testen.
_
6. Zet na het starten van de motor de
chokeknop tot halverwege terug.
DCA00055
LET OP:
_
De motor gaat het langst mee als hij
steeds eerst warmdraait alvorens weg te
rijden. Trek nooit snel op terwijl de motor nog koud is!
_
7. Zet de choke uit zodra de motor warm
is.
OPMERKING:
_
De motor is warm wanneer hij normaal reageert op de gasbediening terwijl de choke
uit is gezet.
_
5-2
DAU01258
Starten van een warme motor
Volg dezelfde procedure als bij starten van
een koude motor, alleen is het gebruik van
de choke niet nodig als de motor warm is.
5
Page 42
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
XVS650
XVS650A
●
Gebruik altijd de koppeling om de
versnellingsbak te schakelen om zo
schade aan de motor, de versnellingsbak en de aandrijving te voorkomen; door hun constructie zijn
deze niet bestand tegen de schokken die optreden bij belast schakelen.
_
1. Schakelpedaal
N. Vrijstand
Schakelen van versnellingen
5
Door de versnellingen te schakelen kunt u
het beschikbare motorvermogen doseren
bij het wegrijden, optrekken, tegen een helling oprijden etc.
De schakelstanden worden getoond in de
afbeelding.
OPMERKING :
_
Om de versnellingsbak in de vrijstand te
schakelen wordt het schakelpedaal enkele
malen ingetrapt totdat het einde van de slag
bereikt is, waarna het pedaal iets wordt opgetrokken.
_
DAU00423
1. Schakelpedaal
N. Vrijstand
LET OP:
_
●
Rijd niet lange tijd met afgezette
motor, ook niet met de versnellingsbak in de vrijstand, en sleep de
motorfiets niet over lange afstanden. De versnellingsbak wordt alleen afdoende gesmeerd terwijl de
motor draait. Door onvoldoende
smering kan de versnellingsbak
worden beschadigd.
5-3
DC000048
Page 43
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
LET OP:
LET OP:
DAU00424
Tips voor een zuinig
brandstofverbruik
Het brandstofverbruik is vooral afhankelijk
van uw rijstijl. Hierna volgen enkele tips om
het brandstofverbruik te verlagen:
Laat de motor goed warmdraaien.
●
Zet de choke zo snel mogelijk uit.
●
Schakel snel en soepel door en ver-
●
mijd hoge toerentallen terwijl u accelereert.
Geef geen gas tijdens het terugscha-
●
kelen en voorkom dat de motor onbelast met een hoog toerental draait.
Laat de motor niet langdurig stationair
●
draaien maar zet hem af (bijvoorbeeld
in files, bij stoplichten of bij spoorwegovergangen).
DAU01128
Inrijperiode
De belangrijkste periode in de levensduur
van het motorblok is de tijd tussen 0 en
1.600 km. Lees daarom de volgende informatie aandachtig door.
Omdat het motorblok gloednieuw is, mag
dit de eerste 1.600 km niet te zwaar worden
belast. De verschillende onderdelen van de
motor slijten op elkaar in totdat de juiste bedrijfsspelingen zijn bereikt. Rijd tijdens deze
periode nooit langdurig volgas en vermijd
ook andere manoeuvres die tot oververhitting van de motor kunnen leiden.
0–1.000 km
DAU01171*
Rijd niet langdurig met de gasgreep meer
dan 1/3 open gedraaid.
1.000–1.600 km
Houd de gasgreep niet langdurig voorbij
halverwege opengedraaid.
DC000056*
_
Nadat de eerste 1.000 km zijn afgelegd,
moet de motorolie en de cardanolie worden ververst en het oliefilterelement
worden vervangen.
_
1.600 km en verder
De machine kan nu verder normaal worden
gebruikt.
DC000049
_
Als tijdens de inrijperiode motorschade
optreedt, vraag dan direct een Yamaha
dealer de machine te controleren.
_
5
5-4
Page 44
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
DAU00457
Parkeren
Zet om te parkeren de motor af, neem de
sleutel uit het contactslot en draai dan de
benzinekraan naar “OFF”.
WAARSCHUWING
_
●
De motor en het uitlaatsysteem
kunnen zeer heet worden, parkeer
dus op een plek waar voetgangers
of kinderen niet gemakkelijk met
deze onderdelen in aanraking kunnen komen.
●
5
Parkeer niet op een helling of op
een zachte ondergrond, de motor
zou dan kunnen omvallen.
Veiligheid is de verantwoordelijkheid van de
eigenaar. Door periodiek inspecties, afstellingen en smeerbeurten uit te laten voeren,
zorgt u ervoor dat uw machine in zo veilig
en efficiënt mogelijke conditie blijft. Op de
volgende pagina’s wordt de belangrijkste
informatie met betrekking tot inspecties, afstellingen en smeerbeurten gegeven.
De intervalperioden in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema zijn slechts
te beschouwen als algemene richtlijn voor
normale rijomstandigheden. Het is echter
mogelijk dat de INTERVALPERIODEN
VOOR ONDERHOUD MOETEN WORDEN VERKORT AFHANKELIJK VAN HET
WEER, HET TERREIN, DE GEOGRAFI-
6
SCHE LOCATIE EN INDIVIDUEEL GEBRUIK.
WAARSCHUWING
_
Vraag een Yamaha dealer het onderhoudswerk uit te voeren als u hiermee
niet echt vertrouwd bent.
_
DAU00464
DW000060
DAU01129
Boordgereedschapsset
De boordgereedschapsset is te vinden in
het opbergcompartiment. (Zie pagina 3-13
voor de werkwijze bij het openen van het
opbergcompartiment.)
De onderhoudsinformatie in deze handleiding en het gereedschap in de boordgereedschapsset zijn bedoeld om u te
ondersteunen bij het uitvoeren van preventief onderhoud en kleinere reparaties. Het
gebruik van extra gereedschap zoals een
momentsleutel kan echter nodig zijn om bepaalde onderhoudswerkzaamheden correct uit te voeren.
OPMERKING:
_
Laat een Yamaha dealer onderhoud verrichten als u niet beschikt over het gereedschap of de ervaring die voor bepaalde
werkzaamheden vereist zijn.
_
DW000063
_
Door modificaties die niet door Yamaha
zijn goedgekeurd kan het motorvermogen achteruitgaan of de machine te onveilig worden om nog te gebruiken
Raadpleeg een Yamaha dealer voordat u
zelf wijzigingen aanbrengt.
_
6-1
Page 47
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
Periodiek smeer- en onderhoudsschema
OPMERKING:
_
●
De jaarlijkse controles horen eenmaal per jaar te worden uitgevoerd, behalve wanneer in plaats daarvan een onderhoudsbeurt op kilometerbasis wordt verricht.
Herhaal de intervalperioden vanaf 50.000 km, te beginnen bij 10.000 km.
●
Werkzaamheden gemarkeerd met een asterisk horen te worden uitgevoerd door een Yamaha dealer, omdat hiertoe speciaal ge-
●
reedschap, technische gegevens en vakmanschap vereist zijn.
_
CP-03D
NR.ONDERDEELINSPECTIE- OF ONDERHOUDSBEURT
Brandstofleiding
1
*
Brandstoffilter• Controleer de conditie.√√
2
*
3Bougies
Kleppen
4
*
5Luchtfilterelement
6Koppeling
Voorrem
7
*
Achterrem
8
*
• Controleer de brandstofslangen op scheuren of
beschadiging.
• Controleer de conditie.
• Reinigen en elektrodenafstand bijstellen.
• Vervangen.√√
• Klepspeling controleren.
• Afstellen.
• Reinigen.√√
• Vervangen.√√
• Werking controleren.
• Afstellen.
• Werking en vloeistofniveau controleren, machine
controleren op vloeistoflekkage. (Zie OPMERKING op
bladzijde 6-4.)
• Remblokken vervangen.Ind i e n a f g e s l e t e n t o t aan slijtagelimiet.
• Werking controleren en vrije slag remhendel afstellen.√√√√√ √
• Remschoenen vervangen.Indien afge s l e t e n t o t aan slijtagelimiet.
KILOMETERSTAND (× 1.000 km)
1 10203040
√√√√ √
√√
√√√√
√√√√√
√√√√√ √
DAU03685
JAARLIJKSE
CONTROLE
6
6-2
Page 48
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
NR.ONDERDEELINSPECTIE- OF ONDERHOUDSBEURT
9*Remslang
10
Wielen
*
11
Banden
*
12
Wiellagers• Lager controleren op losheid of schade.√√√√
• Vervangen. (Zie OPMERKING op bladzijde 6-4.)Elke 4 jaar
• Controleren op slingering, losse spaken en
beschadigingen.
• Spaken zo nodig vastzetten.
• Controleren op correcte profieldiepte en op schade.
• Zo nodig vervangen.
• Bandspanning controleren.
• Zo nodig corrigeren.
• Controleren op werking en overmatige speling.√√√√
• Smeren met molybdeenve t. Elke 50.000 km
• Controleren op lagerspeling en stroefheid in
stuurbeweging.
• Smeren met lithiumvet.Elke 20.000 km
• Controleren of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn
vastgezet.
• Werking controleren.
• Smeren.
• Chokebediening controleren.
• Stationair motortoerental afstellen en carburateurs
synchroniseren.
KILOMETERSTAND (× 1.000 km)
1 10203040
√√√√
√√√√
√√√√√
√√√√ √
√√√√ √
√√√√√ √
JAARLIJKSE
CONTROLE
6-3
Page 49
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
NR.ONDERDEELINSPECTIE- OF ONDERHOUDSBEURT
• Olieniveau controleren en machine inspecteren op
23Cardanolie
Remlichtschakelaars
24
*
voor- en achterrem
Bewegende delen en
25
kabels
Verlichting,
signaleringssysteem en
26
*
schakelaars
OPMERKING:
_
Het luchtfilter dient vaker te worden gecontroleerd wanneer u in een extreem vochtige of stoffige omgeving rijdt.
●
Hydraulisch remsysteem
●
olielekkage.
• Verversen.√√√
• Werking controleren.√√√√√ √
• Smeren.√√√√ √
• Werking controleren.
• Richthoek koplamplichtbundel afstellen.
KILOMETERSTAND (× 1.000 km)
1 10203040
√√√
√√√√√ √
• Controleer regelmatig het remvloeistofniveau en vul zo nodig bij.
• Elke twee jaar moeten de inwendige onderdelen van de hoofdremcilinder en de remklauw worden vervangen en de remvloeistof
worden ververst.
• De remslangen dienen elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze zijn gescheurd of beschadigd.
_
JAARLIJKSE
CONTROLE
DAU03541
6
6-4
Page 50
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1. Paneel A1. Paneel B1. Bout (× 4)
DAU01122
Stroomlijnpanelen verwijderen
en aanbrengen
Bij het uitvoeren van sommige onderhoudswerkzaamheden beschreven in dit
6
hoofdstuk moeten de hierboven afgebeelde
stroomlijnpanelen worden verwijderd.
Neem deze paragraaf telkens door om een
stroomlijnpaneel te verwijderen of aan te
brengen.
Paneel A
DAU01573
Verwijderen van het paneel
Verwijder de bouten en haal dan het paneel
los.
Aanbrengen van het paneel
Plaats het paneel in de oorspronkelijke positie en breng dan de bouten aan.
6-5
Page 51
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1. Bout
DAU00491
Paneel B
Verwijderen van het paneel
Verwijder de bout en trek het paneel los zoals getoond.
Aanbrengen van het paneel
Plaats het paneel in de oorspronkelijke positie en breng dan de bout aan.
6
6-6
Page 52
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
OPMERKING:
1. Bougiedop1. Bougiesleutel
Controleren van de bougies
De bougies zijn belangrijke onderdelen van
de motor die gemakkelijk kunnen worden
gecontroleerd. Omdat door verhitting en
6
neerslag bougies altijd langzaam slijten,
moeten de bougies worden verwijderd en
gecontroleerd volgens de tijden genoemd
in het periodieke smeer- en onderhoudsschema. De conditie van de bougies
kan daarnaast veel duidelijk maken over de
conditie van de motor.
DAU03329
Een bougie verwijderen
1. Verwijder de bougiedop.
2. Verwijder de bougie zoals weergegeven met behulp van de bougiesleutel
uit de boordgereedschapsset.
Controleren van de bougies
1. Kijk of op elke bougie de porseleinen
isolator rond de centrale elektrode
licht tot gemiddeld bruin verkleurd is
(de ideale kleur als normaal met de
machine wordt gereden).
2. Controleer of alle bougies in de motor
dezelfde kleur hebben.
_
De motor is misschien defect als een van
de bougies een duidelijk andere kleur heeft.
Probeer dergelijke problemen niet zelf vast
te stellen. Laat in plaats daarvan uw motorfiets nakijken door een Yamaha dealer.
_
3. Controleer bij elke bougie of de elektroden zijn afgesleten en let op overmatige koolaanslag of andere
neerslag. Vervang als dat nodig is.
Voorgeschreven bougie:
DPR7EA-9 (NGK) of
X22EPR-U9 (DENSO)
6-7
Page 53
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
a. Elektrodenafstand
Een bougie aanbrengen
1. Meet de elektrodenafstand met een
draadvoelmaat. Stel de afstand indien
nodig af volgens de specificatie.
Aanhaalmoment:
Bougie:
20 Nm (2,0 m·kg)
OPMERKING:
_
Als er geen momentsleutel voorhanden is
om de bougie te monteren, is het aanhaalmoment ongeveer correct als een kwartslag tot een halve slag–verder dan
handvast wordt aangedraaid. De bougie
moet echter zo snel mogelijk met het juiste
aanhaalmoment te worden aangedraaid.
_
4. Installeer de bougiedop.
Elektrodenafstand:
0,8–0,9 mm
2. Reinig het oppervlak van de bougiepakking en het pasvlak en verwijder
eventueel vuil uit de schroefdraad van
de bougie.
3. Breng de bougie aan met behulp van
de bougiesleutel en zet vast met het
correcte aanhaalmoment.
6
6-8
Page 54
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
Motorolie en oliefilterelement
Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en het oliefilterelement
worden vervangen volgens de intervalperioden vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema.
Controleren van het motorolieniveau.
1. Plaats de motorfiets op een vlakke ondergrond en houd hem verticaal.
OPMERKING:
_
Zorg dat de motorfiets rechtop staat wanneer u het olieniveau controleert. Wanneer
de motorfiets iets schuin staat, kan het olie-
6
niveau al foutief worden afgelezen.
_
2. Start de motor, laat een paar minuten
warmdraaien en zet hem dan uit.
DAU03835
Linkerzijde
1. Kijkglas motorolieniveau
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
4. Vuldop motorolie
3. Wacht een paar minuten tot de olie tot
rust is gekomen en controleer dan het
olieniveau via het kijkglas linksonder
in het carter.
OPMERKING:
_
Het motorolieniveau moet tussen de merkstrepen voor minimum- en maximumniveau
staan.
_
4. Als de motorolie beneden de merkstreep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie, van de aanbevolen soort, bij tot het correcte niveau.
1. Aftapplug motorolie
2. Oliecarter
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging oliefilterelement)
1. Start de motor, laat een paar minuten
warmdraaien en zet hem dan uit.
2. Zet een oliecarter onder de motor om
de gebruikte olie op te vangen.
3. Verwijder de olievuldop en de aftapplug om de olie uit het carter te laten
stromen.
6-9
Page 55
Rechterzijde
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1. Buitenste oliefilterdeksel
2. Bout (× 3)
OPMERKING:
_
Sla de stappen 4–7 over als het oliefilterelement niet wordt vervangen.
_
4. Verwijder het buitenste en binnenste
oliefilterdeksel door de bouten te verwijderen.
1. Binnenste oliefilterdeksel
2. Bout (× 5)
6-10
1. Oliefilterelement
2. O-ring (× 5)
5. Verwijder het oliefilterelement en de oring.
6. Breng een nieuw oliefilterelement aan
en de o-ring.
7. Breng de oliefilterdeksels aan door de
bouten te monteren.
8. Breng de olieaftapplug aan en zet
deze dan vast met het voorgeschreven aanhaalmoment.
Aanhaalmoment:
Aftapplug motorolie:
43 Nm (4,3 m·kg)
6
Page 56
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
WAARSCHUWING
9. Vul de voorgeschreven hoeveelheid
en aanbevolen soort motorolie bij en
breng dan de olievuldop aan en zet
deze vast.
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van oliefilterelement:
2,6 L
Met vervanging van oliefilterelement:
2,8 L
Totale hoeveelheid (droge motor):
3,2 L
6
DC000072
LET OP:
_
●
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie dient immers ook voor smering van de koppeling) mogen geen chemische
additieven aan de olie worden toegevoegd of oliën worden gebruikt
met een hogere kwaliteitsaanduiding dan “CD”. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSERVING II” of hogere aanduiding.
●
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
_
10. Start de motor, laat hem een paar minuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan direct af en zoek de oorzaak.
11. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer zo nodig.
DAU02943*
Cardanolie
Vóór iedere rit moet het cardanhuis op olielekkage worden gecontroleerd. Laat de motorfiets controleren en repareren door een
Yamaha dealer als er lekkage wordt aangetroffen. Controleer verder als volgt het niveau van de cardanolie en ververs de olie
volgens de intervaltijden vermeld in het periodieke smeer- en onderhoudsschema.
_
●
Zorg ervoor dat geen verontreinigingen het cardanhuis kunnen binnendringen.
●
Zorg ervoor dat geen olie op de
banden of wielen terecht komt.
_
Controleren van het olieniveau in het
cardanhuis
1. Plaats de motorfiets op een vlakke ondergrond en houd hem verticaal.
DW000066
6-11
Page 57
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
OPMERKING:
1. Aftapplug cardanolie
2. Vulplug cardanolie
3. Correct olieniveau
OPMERKING:
_
Het olieniveau in het cardanhuis moet
●
worden gecontroleerd terwijl de motor
koud is.
Zorg dat de motorfiets rechtop staat bij
●
het controleren van het motorolieniveau. Wanneer de motorfiets iets
schuin staat, kan het olieniveau al foutief worden afgelezen.
_
2. Verwijder de olievulplug en controleer
het olieniveau in het cardanhuis.
OPMERKING:
_
Het olieniveau moet bij de rand van de vulopening staan.
_
3. Als de olie onder de rand van de vulopening staat, vul dan genoeg olie van
de aanbevolen soort bij tot het correcte niveau.
Verversen van de cardanolie
1. Plaats een bakje onder het cardanhuis
om de gebruikte olie op te vangen.
2. Verwijder de olievulplug en de aftapplug om de olie uit het cardanhuis af te
tappen.
3. Breng de olieaftapplug voor het cardanhuis aan en zet hem vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
Aanhaalmoment:
Aftapplug cardanolie:
23 Nm (2,3 m·kg)
4. Vul de aanbevolen cardanolie bij tot
aan de rand van de vulopening.
Aanbevolen cardanolie:
Zie pagina 8-2
Oliehoeveelheid:
0,19 L
_
GL4 is een kwaliteitsaanduiding. Een cardanolie met de aanduiding GL5 of GL6 mag
ook worden gebruikt.
_
5. Breng de olievulplug aan en zet vast
met het voorgeschreven aanhaalmoment.
Aanhaalmoment:
Vulplug cardanolie:
23 Nm (2,3 m·kg)
6. Controleer het cardanhuis op olielekkage. Zoek ingeval van lekkage naar
de oorzaak.
6
6-12
Page 58
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1. Luchtfilterdeksel
2. Schroef (× 3)
Reinigen van het
luchtfilterelement
Het luchtfilterelement moet worden gerei-
6
nigd volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudsschema. Reinig het luchtfilterelement vaker als u
in zeer stoffige of vochtige gebieden rijdt.
1. Verwijder het luchtfilterdeksel door de
schroeven te verwijderen.
2. Trek het luchtfilterelement los.
DAU00586*
1. Luchtfilterelement1. Houder luchtfilterelement
3. Geef een paar tikjes tegen het luchtfilterelement om het meeste stof en vuil
te verwijderen en blaas dan het nog
achtergebleven vuil weg met perslucht
zoals afgebeeld. Vervang het luchtfilterelement als dit beschadigd is.
6-13
2. Uitsteeksel
3. Sleuf
4. Steek het luchtfilterelement in het
luchtfilterhuis zoals in de afbeelding.
Page 59
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1. Uitlijnmerktekens
DC000082*
LET OP:
_
●
Controleer of het luchtfilterelement
correct in het luchtfilterhuis is geplaatst.
●
Laat de motor nooit draaien zonder
dat het luchtfilterelement aanwezig
is, dat kan leiden tot overmatige
slijtage bij de zuigers en/of de cilinders.
_
5. Monteer het deksel van het luchtfilterhuis door de merkstrepen in lijn te
brengen en installeer dan de schroeven.
DAU00630
Afstellen van de carburateurs
De carburateurs vormen een belangrijk onderdeel van de motor en moeten zeer precies worden afgesteld. Laat daarom de
meeste carburateurafstellingen over aan
een Yamaha dealer die over de benodigde
vakkennis en ervaring beschikt. De afstelling die in het volgende hoofdstuk is beschreven, wordt echter als onderdeel van
het routineonderhoud beschouwd en kan
wel door de eigenaar worden uitgevoerd.
LET OP:
_
De carburateurs zijn afgesteld en uitgebreid getest in de fabriek van Yamaha.
Als deze afstellingen worden gewijzigd
zonder dat voldoende technische kennis
aanwezig is, kan de werking van de motor achteruitgaan of wordt de motor beschadigd.
_
DC000095
6
6-14
Page 60
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU01168
Afstellen van het stationair
toerental
Het stationair toerental moet als volgt worden gecontroleerd en eventueel afgesteld
volgens de intervalperioden vermeld in het
periodieke smeer- en onderhoudsschema.
OPMERKING:
_
Een diagnosetoerenteller is nodig om deze
afstelling uit te voeren.
_
1. Bevestig de toerenteller aan de bougiekabel.
2. Start de motor en laat gedurende enkele minuten warmdraaien op 1.000–
2.000 tpm, terwijl het toerental nu en
6
dan wordt verhoogd tot 4.000–
5.000 tpm.
OPMERKING:
_
De motor is voldoende warm als deze snel
reageert op de gasbediening.
_
1. Gasklepstelschroef
3. Controleer het stationair toerental en
stel dit zo nodig volgens de specificatie
af door de gasklepstelschroef te verdraaien. Draai de schroef richting
a
om het stationair toerental te verhogen.
Draai de schroef richting b om het stationair toerental te verlagen.
Stationair motortoerental:
1.150–1.250 tpm
OPMERKING:
_
Als het voorgeschreven stationair toerental
niet haalbaar is volgens de hierboven beschreven werkwijze, vraag dan een
Yamaha dealer de afstelling uit te voeren.
_
a. Vrije slag gaskabel
DAU00635
Afstellen van de vrije slag van de
gaskabel
De vrije slag van de gaskabel dient 4–6 mm
te bedragen bij de gasgreep. Controleer de
vrije slag van de gaskabel regelmatig en
laat zo nodig afstellen door een Yamaha
dealer.
6-15
Page 61
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
WAARSCHUWING
DAU00637
Afstellen van de klepspeling
De klepspeling kan tijdens gebruik gaan afwijken, waardoor de lucht/brandstof-verhouding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorkomen moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de intervalperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
1. Bandwang
a. Bandprofieldiepte
DAU03362
Banden
Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit worden
gecontroleerd en eventueel worden bijgesteld.
DW000082
_
●
De bandspanning moet worden gecontroleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de temperatuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
●
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
_
XVS650
CE-01D
Belasting*VoorAchter
Tot 90 kg
90 kg–maximale
CE-07D
Maximale belasting*180 kg
* Totaal gewicht van motorrijder, passagier, bagage
en accessoires
Bandenspanning
(gemeten op koude banden)
200 kPa
(2,00 kg/cm
2,00 bar)
200 kPa
(2,00 kg/cm
2,00 bar)
2
,
2
,
225 kPa
(2,25 kg/cm2,
2,25 bar)
250 kPa
(2,50 kg/cm2,
2,50 bar)
6
6-16
Page 62
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
OPMERKING :
XVS650A
CE-01D
Belasting*VoorAchter
Tot 90 kg
90 kg–maximale
CE-07D
Maximale belasting*200 kg
* Totaal gewicht van motorrijder, passagier, bagage
en accessoires
WAARSCHUWING
_
De aanwezigheid van bagage is van gro-
6
te invloed op het weggedrag, de rem- en
Bandenspanning
(gemeten op koude banden)
225 kPa
(2,25 kg/cm
2,25 bar)
225 kPa
(2,25 kg/cm
2,25 bar)
rij-eigenschappen en de veiligheid van
uw motor, neem dus de volgende voorzorgen in acht.
●
DE MOTORFIETS NOOIT OVERBELADEN! Rijden met een overbeladen motorfiets kan leiden tot
beschadiging van de banden, controleverlies of ernstig letsel. Zorg
dat het totale gewicht van de motorrijder, de passagier, de bagage en
de gemonteerde accessoires nooit
225 kPa
2
,
(2,25 kg/cm2,
2,25 bar)
250 kPa
2
,
(2,50 kg/cm2,
2,50 bar)
DWA00012
het voorgeschreven maximumlaadgewicht voor de machine overschrijdt.
●
Vervoer geen los verpakte spullen
die tijdens de rit kunnen gaan
schuiven.
●
Bevestig de zwaarste spullen op
veilige wijze dicht bij het midden
van de motorfiets en verdeel het gewicht over beide zijden.
●
Pas de luchtdruk in de wielophanging en de bandspanning aan op
het te vervoeren gewicht.
●
Controleer vóór iedere rit de conditie en spanning van de banden.
_
Inspectie van banden
Voor elk rit moeten de banden worden gecontroleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de
band scheurtjes vertoont, moet de band onmiddellijk door een Yamaha dealer worden
vervangen.
CE-08D
Minimale bandprofieldiepte (voor en achter)
_
1,6 mm
De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem altijd de lokale voorschriften in acht.
_
6-17
Page 63
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
WAARSCHUWING
DW000079
WAARSCHUWING
_
●
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rijden op een motor met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts effect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kunnen verliezen.
●
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief banden, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en ervaring beschikt.
_
Bandeninformatie
Deze motorfiets is uitgerust met tubeless
banden.
WAARSCHUWING
_
●
De banden op de voor- en achterwielen horen van hetzelfde merk en
dezelfde constructie te zijn, anders
is het weggedrag van de motor mogelijk niet normaal.
●
Na uitgebreide testen zijn alleen de
hieronder vermelde banden voor
dit model goedgekeurd door
Yamaha Motor Co., Ltd.
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rijden op een motor met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts effect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kunnen verliezen.
●
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief banden, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en ervaring beschikt.
●
Het is sterk af te raden een lekke
binnenband te plakken. Als het niet
anders kan, moet de band zeer
zorgvuldig worden geplakt en dan
zo snel mogelijk worden vervangen
door een nieuwe band van goede
kwaliteit.
_
DAU00681
6
6-18
Page 64
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU00685
Spaakwielen
Let bij de voorgeschreven wielen op het
volgende voor een optimale prestatie, levensduur en veilige werking van uw motorfiets.
Voor elke rit moeten de velgranden
●
worden gecontroleerd op scheurtjes,
verbuiging of kromheid en de spaken
op losheid. Laat ingeval van schade
het wiel door een Yamaha dealer vervangen. Probeer het wiel nooit zelf te
repareren, hoe klein de reparatie ook
is. Vervang een wiel dat vervormd is of
haarscheurtjes vertoont.
Na het vervangen van een wiel of
●
6
band moet het wiel worden uitgebalanceerd. Een niet uitgebalanceerd
wiel zal mogelijk slecht functioneren,
of kan een slechte wegligging en een
verkorte levensduur van de banden tot
gevolg hebben.
Rijd niet te snel direct na het verwisse-
●
len van een band. Het bandoppervlak
dient eerst te zijn ingereden voordat
het zijn optimale eigenschappen verkrijgt.
1. Borgmoer
2. Stelbout vrije slag koppelingshendel
c. Vrije slag van koppelingshendel
DAU00694
Afstellen van de vrije slag van de
koppelingshendel
De vrije slag van de koppelingshendel moet
10–15 mm bedragen, zoals weergegeven.
Controleer de vrije slag van de koppelingshendel regelmatig en stel zo nodig als
volgt af.
1. Draai de borgmoer bij de koppelingshendel los.
2. Draai de stelbout richting a voor meer
vrije slag van de koppelingshendel.
Draai de stelbout richting b voor minder vrije slag van de koppelingshendel.
1. Stelmoer vrije slag koppelingshendel
2. Borgmoer
3. Als de voorgeschreven vrije slag van
de koppelingshendel werd gehaald
zoals hierboven beschreven, zet dan
de borgmoer vast en sla de rest van
de afstelprocedure over; zo niet, ga
dan als volgt verder.
4. Draai de stelbout bij de koppelingshendel richting a om de koppelingskabel losser te stellen.
5. Draai de borgmoer bij het carter los.
6. Draai de stelmoer richting a voor
meer vrije slag van de koppelingshendel. Draai de stelmoer richting b voor
minder vrije slag van de koppelingshendel.
6-19
Page 65
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
7. Draai de borgmoer bij de koppelingshendel en op het carter vast.
1. Borgmoer
2. Stelbout vrije slag remhendel
DAU00696
Afstellen van de vrije slag van de
remhendel
De vrije slag van de remhendel dient 10–
15 mm te bedragen, zoals weergegeven.
Controleer de vrije slag van de remhendel
regelmatig en stel deze indien nodig als
volgt af.
6-20
a. Vrije slag remhendel
1. Draai de borgmoer bij de remhendel
los.
2. Draai de stelbout richting a voor meer
vrije slag van de remhendel. Draai de
stelbout richting b voor minder vrije
slag van de remhendel.
3. Draai de borgmoer vast.
6
Page 66
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
XVS650A
_
●
●
6
_
DW000099
WAARSCHUWING
Na het afstellen van de vrije slag
van de remhendel moet de vrije
slag worden gecontroleerd, om zeker te zijn dat de rem naar behoren
werkt.
Een zacht of sponzig gevoel in de
remhendel kan betekenen dat er
lucht in het hydraulisch systeem
aanwezig is. Als er lucht in het hydraulisch systeem zit, moet het
systeem door een Yamaha dealer
worden ontlucht voordat de motorfiets wordt gebruikt. Lucht in het
hydraulisch systeem heeft een negatief effect op de remwerking,
waardoor u de macht over het stuur
zou kunnen verliezen met een ongeluk als gevolg.
XVS650
a. Afstand tussen rempedaal en voetsteun
b. Vrije slag rempedaal
DAU00711*
Afstellen van de stand en de vrije
slag van het rempedaal
DW000104
WAARSCHUWING
_
Het is aan te raden deze afstellingen te
laten uitvoeren door een Yamaha dealer.
_
OPMERKING:
_
Eerst moet de stand van het rempedaal
worden afgesteld en daarna de vrije slag.
_
a. Afstand tussen rempedaal en voetsteun
Rempedaalstand
De bovenzijde van het rempedaal moet ca.
85 mm [XVS650] of 108 mm [XVS650A]
boven de bovenzijde van de voetsteun
staan, zoals in de afbeelding. Controleer de
stand van het rempedaal regelmatig en stel
zo nodig als volgt af.
6-21
Page 67
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1. Borgmoer
2. Stelbout rempedaalstand
1. Draai de borgmoer bij het rempedaal
los.
2. Draai de stelbout richting a voor een
hogere rempedaalstand. Draai de
stelbout richting b voor een lagere
rempedaalstand.
3. Draai de borgmoer aan.
DW000105
WAARSCHUWING
_
Eerst moet de rempedaalhoogte worden
afgesteld en daarna de vrije slag.
De vrije slag van het rempedaal dient 20–
30 mm te bedragen, gemeten aan het uiteinde van het pedaal. Controleer de vrije
slag van het rempedaal regelmatig en stel
zo nodig als volgt af.
Draai de stelmoer bij de rempedaalstang
richting a voor meer vrije slag van het rempedaal. Draai de stelmoer richting b voor
minder vrije slag van het rempedaal.
2. Stelmoer remlichtschakelaar achterrem
Afstellen van de
remlichtschakelaar achterrem
De remlichtschakelaar, die wordt geactiveerd door het rempedaal, is correct afgesteld wanneer het remlicht gaat branden
vlak voordat de remwerking intreedt. Stel zo
nodig de remlichtschakelaar als volgt af.
Terwijl de stelmoer wordt gedraaid, moet de
remlichtschakelaar op zijn plaats worden
gehouden. Draai de stelmoer richting a om
het remlicht eerder te laten branden. Draai
de stelmoer richting b om het remlicht later
te laten branden.
6-22
DAU00713
6
Page 68
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
Achter
Controleren van de
voorremblokken en de
achterremschoenen
De remblokken van de voorremmen en de
remschoenen van de achterremmen dienen op de aangegeven tijden in het periodieke smeer- en onderhoudsschema te
worden gecontroleerd op slijtage.
6
DAU00720
Voor
1. Slijtage-indicatorgroef remblok
DAU01119
Voorremblokken
Elk voorremblok heeft slijtage-indicatorgroeven, zodat de remblokslijtage kan worden gecontroleerd zonder de rem te
hoeven demonteren. Let op de slijtage-indicatorgroeven om de remblokslijtage te controleren. Wanneer een remblok zover is
afgesleten dat de slijtage-indicatorgroeven
vrijwel zijn verdwenen, vraag dan een
Yamaha dealer de remblokken als set te
vervangen.
1. Slijtagelimiet remschoenen
2. Slijtage-indicator remschoenen
DAU00727
Remschoenen achterrem
De achterrem heeft een slijtage-indicator
zodat de remschoenslijtage kan worden gecontroleerd zonder de rem te hoeven demonteren. Bekrachtig de rem en let op de
stand van de slijtage-indicator om de remschoenslijtage te controleren. Wanneer een
remschoen zover is afgesleten dat de slijtage-indicator bij de slijtagelimiet komt, vraag
dan een Yamaha dealer de remblokken als
set te vervangen.
6-23
Page 69
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
Voor
1. Remvloeistofreservoir voorrem
2. Merkstreep minimumniveau
DAU03776
Controleren van
remvloeistofniveau
Bij een tekort aan remvloeistof kan lucht het
remsysteem binnendringen, waarna de
remwerking mogelijk minder effectief is.
Controleer alvorens te gaan rijden of de
remvloeistof boven de merkstreep voor minimumniveau staat en vul zo nodig bij. Een
laag remvloeistofniveau wijst mogelijk op
verregaande remblokslijtage en/of lekkage
in het remsysteem. Als het remvloeistofniveau laag is, controleer dan de remblokken
op slijtage en het remsysteem op lekkage.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen:
Bij het controleren van het remvloei-
●
stofniveau moet het bovenvlak van het
remvloeistofreservoir horizontaal
staan.
Gebruik uitsluitend de voorgeschre-
●
ven kwaliteit remvloeistof, anders kunnen de rubber afdichtingen
verslechteren en zo lekkage en slechte remwerking teweegbrengen.
Aanbevolen remvloeistof: DOT 4
Vul bij met hetzelfde type remvloeistof.
●
Bij vermengen van verschillende typen remvloeistof kunnen schadelijke
chemische reacties optreden en kan
de remwerking verslechteren.
Pas op en zorg dat tijdens bijvullen
●
geen water het remvloeistofreservoir
kan binnendringen. Water zal het
kookpunt van de remvloeistof aanzienlijk verlagen zodat dampbelvorming kan optreden.
Remvloeistof kan gelakte of kunststof
●
onderdelen aantasten. Veeg gemorste remvloeistof steeds direct af.
Naarmate de remblokken afslijten, zal
●
het remvloeistofniveau geleidelijk verder dalen. Vraag echter wel een
Yamaha dealer om een inspectie als
het remvloeistofniveau plotseling sterk
is gedaald.
6
6-24
Page 70
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
OPMERKING:
Verversen van de remvloeistof
Laat de remvloeistof op de tijden aangegeven in het periodieke smeer- en onderhoudsschema verversen door een Yamaha
dealer. Laat bovendien de afdichtingen van
de hoofdremcilinders en remklauwen en de
remslang vervangen volgens de intervalperioden of wanneer ze lekken of zijn beschadigd.
Afdichtingen: Vervang elke twee jaar.
●
Remslang: Vervang elke vier jaar.
●
6
DAU03238
DAU02962
Controleren en smeren van de
kabels
De werking van alle bedieningskabels en
de conditie van de kabels moeten vóór iedere rit worden gecontroleerd. De kabels
en de kabeleinden dienen zo nodig te worden gesmeerd. Vraag een Yamaha dealer
een kabel te controleren of te vervangen
wanneer deze is beschadigd of niet soepel
beweegt.
Aanbevolen smeermiddel:
Motorolie
DW000112
WAARSCHUWING
_
Bij een beschadiging van de buitenkabel
kan de kabelbediening verslechteren en
de binnenkabel gaan roesten. Vervang
een beschadigde kabel zo snel mogelijk
om onveilige condities te voorkomen.
_
DAU03764
Controleren en smeren van
gasgreep en gaskabel
De bediening van de gasgreep en de conditie van de gaskabel moet voorafgaand aan
elke rit worden gecontroleerd, en de kabel
moet zo nodig worden gesmeerd of vervangen.
_
Omdat de gasgreep moet worden verwijderd om bij het uiteinde van de gaskabel te
kunnen komen, is het beter de gasgreep en
de gaskabel steeds tegelijkertijd te smeren.
_
1. Verwijder de gasgreep door de
schroeven te verwijderen.
2. Houd de gaskabel omhoog en breng
dan enkele druppels olie aan op het
kabeluiteinde, zodanig dat de olie in
de buitenkabel kan druipen.
3. Smeer het gaskabelhuis aan de binnenzijde.
4. Vet de metaal-op-metaal contactvlakken van de gasgreep in en monteer
dan de gasgreep door de schroeven
aan te brengen.
6-25
Page 71
Aanbevolen smeermiddel:
Gaskabel:
Motorolie
Gaskabelhuis en gasgreep:
Lithiumvet (universeel vet)
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU03370
Controleren en smeren van remen schakelpedalen
De werking van het rem- en het schakelpedaal moet voorafgaand aan elke rit worden
gecontroleerd en de pedaalscharnierpunten moeten zo nodig worden gesmeerd.
Controleren en smeren van de
rem- en koppelingshendel
De werking van de rem- en de koppelingshendel moet voorafgaand aan elke rit
worden gecontroleerd en de hendelscharnierpunten moeten zo nodig worden gesmeerd.
Lithiumvet (universeel vet)
DAU03164
6
Page 72
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
WAARSCHUWING
Controleren en smeren van de
zijstandaard
De werking van de zijstandaard moet voorafgaand aan elke rit worden gecontroleerd
6
en het scharnierpunt en de metaal-op-metaal contactvlakken moeten zo nodig worden gesmeerd.
WAARSCHUWING
_
Als de zijstandaard niet soepel omhoog
en omlaag beweegt, vraag dan een
Yamaha dealer deze te controleren of te
repareren.
_
DAU03165
DW000113
Aanbevolen smeermiddel:
Lithiumvet (universeel vet)
DAU02939
Controleren van de voorvork
De conditie en de werking van de voorvork
moeten als volgt te worden gecontroleerd
op de aangegeven tijden in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
Controleren van de conditie
_
Ondersteun de motorfiets goed, zodat
deze niet kan omvallen.
_
Controleer de binnenste vorkbuizen op
krassen, beschadigingen en overmatige
olielekkage.
DW000115
6-27
Page 73
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
2. Houd de voorvorkpoten beet bij het
ondereinde en probeer ze naar voren
en achteren te bewegen. Als speling
kan worden gevoeld, vraag dan een
Yamaha dealer het stuursysteem te
testen.
Controleren van de werking
1. Plaats de motorfiets op een horizontale ondergrond en houd hem verticaal.
2. Bekrachtig de voorrem en druk het
stuur een paar keer stevig naar beneden om te controleren of de voorvork
soepel in- en uitveert.
DC000098
LET OP:
_
Als u beschadigingen aantreft of wanneer de voorvork niet soepel functioneert, laat deze dan door een Yamaha
dealer nakijken of repareren.
_
DAU00794
Controle van stuursysteem
Losse of versleten balhoofdlagers kunnen
gevaarlijk zijn. De werking van het stuur
moet als volgt worden gecontroleerd volgens de intervalperioden voorgeschreven
in het periodieke smeer- en onderhoudsschema.
1. Plaats een standaard onder de motor
zodat het voorwiel los is van de grond.
W AARSCHUWING
_
Ondersteun de motorfiets goed, zodat
deze niet kan omvallen.
_
6-28
DW000115
6
Page 74
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
Controleren van wiellagers
De voor- en achterwiellagers moeten worden gecontroleerd volgens de intervalperioden voorgeschreven in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema. Als de wielnaaf speling vertoont of het wiel niet soepel
draait, vraag dan een Yamaha dealer de
wiellagers te controleren.
6
DAU01144
DAU00800
Accu
Deze motorfiets is uitgerust met een permanent-dichte accu (onderhoudsvrij type)
waarvoor geen onderhoud vereist is. De
elektrolyt hoeft niet te worden gecontroleerd en er hoeft geen gedistilleerd water te
worden bijgevuld.
LET OP:
_
Probeer nooit om celafdichtingen op de
accu te verwijderen, hierdoor kan permanente schade aan de accu worden
toegebracht.
_
WAARSCHUWING
_
●
Elektrolyt is giftig en gevaarlijk
doordat dit zwavelzuur bevat, een
stof die ernstige brandwonden veroorzaakt. Vermijd contact met de
huid, ogen of kleding en bescherm
uw ogen altijd bij werkzaamheden
nabij accu’s. Voer als volgt EERSTE HULP uit als er lichamelijk contact is geweest met elektrolyt.
• UITWENDIG: Spoel met rijkelijk
veel water.
DC000101
DW000116
• INWENDIG: Drink grote hoeveelheden water of melk en roep direct de hulp in van een arts.
• OGEN: Spoel gedurende 15 minuten met water en roep direct
medische hulp in.
●
Accu’s produceren het explosieve
waterstofgas. Houd daarom vonken, open vuur, sigaretten e.d. uit
de buurt van de accu en zorg voor
voldoende ventilatie bij acculaden
in een afgesloten ruimte.
●
HOUD DEZE EN ALLE ACCU’S BUITEN BEREIK VAN KINDEREN.
_
6-29
Page 75
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
Om de accu op te laden
Vraag zo snel mogelijk een Yamaha dealer
de accu te laden als deze ontladen lijkt te
zijn. Vergeet niet dat de accu sneller ontladen raakt als de machine is uitgerust met
optionele elektrische accessoires.
Om de accu op te bergen
1. Verwijder de accu als de motorfiets
een maand lang niet wordt gebruikt,
laad volledig bij en zet hem dan weg
op een koele en droge plek.
2. Als de accu langer dan twee maanden
wordt weggeborgen, moet deze minstens eenmaal per maand worden gecontroleerd; laad de accu dan steeds
volledig bij als dat nodig is.
3. Laad de accu volledig bij alvorens te
installeren.
4. Controleer na installatie of de accukabels correct zijn aangesloten op de accupolen.
LET OP:
_
●
Zorg dat de accu altijd geladen
blijft. Door een accu in ontladen
toestand weg te bergen kan permanente accuschade ontstaan.
●
Om een permanent-dichte accu
(onderhoudsvrij type) te laden, is
een speciale acculader (met constante laadspanning) vereist. Bij
gebruik van een conventionele acculader raakt de accu beschadigd.
Wanneer u niet beschikt over een
speciale acculader voor permanent-dichte accu’s (onderhoudsvrij
type), vraag dan een Yamaha dealer
uw accu op te laden.
_
DC000102
6
6-30
Page 76
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
LET OP:
1. Zekeringenkastje
2. Hoofdzekering
3. Reservehoofdzekering
Zekeringen vervangen
De zekeringen bevinden zich achter paneel
6
B. (Zie pagina 6-6 voor het verwijderen en
aanbrengen van het paneel.)
Vervang een zekering als volgt als deze is
doorgebrand.
1. Draai de contactsleutel naar “OFF” en
schakel het betreffende elektrische
circuit uit.
2. Verwijder de doorgebrande zekering
en breng een nieuwe zekering aan
met de voorgeschreven ampèrewaarde.
DAU00825
1. Zekering ontstekingssysteem
2. Zekering signaleringssysteem
3. Koplampzekering
4. Zekering carburateurverwarming
5. Reservezekering
Voorgeschreven zekeringen:
Hoofdzekering:30 A
Zekering ontstekingssysteem: 10 A
Zekering signaleringssysteem: 10 A
Koplampzekering:15 A
Zekering
carburateurverwarming:15 A
DC000103
_
Gebruik geen zekering met een hoger
ampèrage dan is voorgeschreven, om
ernstige schade aan het elektrisch systeem en mogelijk brandgevaar te vermijden.
_
3. Draai de contactsleutel in “ON” en
schakel het betreffende elektrische
circuit in om te zien of de apparatuur
werkt.
4. Als de zekering direct opnieuw doorbrandt, vraag dan een Yamaha dealer
het elektrisch systeem te testen.
6-31
Page 77
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
WAARSCHUWING
1. Schroef (× 2)1. Koplampstekker
DAU00834
Koplampgloeilamp vervangen
De koplamp op deze motorfiets heeft een
halogeen gloeilamp. Vervang de koplamp-
2. Kap van koplampgloeilamp
2. Maak de koplampstekker los en verwijder dan de kap over de koplampgloeilamp.
gloeilamp als volgt als deze is doorgebrand.
1. Verwijder de koplampunit door de
schroeven los te halen.
6-32
1. Gloeilamphouder
3. Haak de gloeilamphouder los en verwijder dan de defecte gloeilamp.
DW000119
_
Koplampgloeilampen worden zeer heet.
Houd daarom brandbare producten uit
de buurt van een koplampgloeilamp en
raak het lampglas niet aan zolang dit
niet is afgekoeld.
_
4. Breng een nieuwe gloeilamp aan en
zet deze dan vast met de gloeilamphouder.
6
Page 78
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
LET OP:
XVS650
DC000105
LET OP:
_
Raak het glas van de koplampgloeilamp
niet aan zodat dit vetvrij blijft, anders
kan de doorzichtigheid van het glas, de
lichtintensiteit en de levensduur nadelig
worden beïnvloed. Wrijf eventuele verontreinigingen en vingerafdrukken op
het gloeilampglas weg met een doekje
gedrenkt in alcohol of thinner.
_
6
5. Breng de gloeilampkap aan en sluit
dan de stekker aan.
6. Monteer de koplampunit door de
schroeven aan te brengen.
7. Vraag zo nodig een Yamaha dealer de
koplamplichtbundel af te stellen.
1. Schroef (× 2)1. Schroef (× 2)
DAU00855
Vervangen van gloeilampen voor
richtingaanwijzer of remlicht/
achterlicht
1. Verwijder de lamplens door de
schroeven te verwijderen.
2. Verwijder de defecte gloeilamp door
deze in te drukken en linksom te
draaien.
3. Breng een nieuwe gloeilamp aan in de
fitting, druk de lamp aan en draai
rechtsom tot hij stuit.
4. Monteer de lamplens door de schroeven aan te brengen.
DC000108
_
Zet de schroeven niet overdreven strak
vast, anders kan de lamplens breken.
_
6-33
Page 79
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
XVS650A
1. Schroef (× 3)
DAU01579
Ondersteunen van de motorfiets
Dit model is niet voorzien van een middenbok, neem daarom de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het verwijderen van
het voor- en achterwiel of bij het uitvoeren
van ander onderhoud waarbij de motorfiets
rechtop moet staan. Controleer of de motorfiets stabiel en horizontaal staat alvorens
onderhoud te verrichten. Onder het motorblok kan een stevige houten kist gezet worden voor extra stabiliteit.
Onderhoud aan het voorwiel
1. Stabiliseer de achterzijde van de motorfiets met een motorstandaard of, als
geen andere standaard voorhanden
is, door een krik te plaatsen onder het
frame aan de voorzijde van het achterwiel.
2. Breng het voorwiel los van de grond
met gebruik van een motorfietsstandaard.
Verwijderen van het achterwiel
Breng het achterwiel los van de grond met
een motorfietsstandaard of, als deze niet
voorhanden is, door een krik te plaatsen
onder beide zijden van het frame aan de
voorzijde van het achterwiel, of onder beide
uiteinden van de swingarm.
6
6-34
Page 80
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
OPMERKING:
1. Snelheidsmeterkabel1. Wielas
Voorwiel
Verwijderen van het voorwiel
6
WAARSCHUWING
_
●
Het is aan te bevelen om onderhoud aan het wiel uit te laten voeren door een Yamaha dealer.
●
Zorg dat de motorfiets veilig wordt
ondersteund, zodat er geen risico
is op omvallen.
_
1. Maak de snelheidsmeterkabel los van
het voorwiel.
DAU03239
DW000122
2. Klembout voorwielas
2. Draai de klembout op de voorwielas
los en verwijder dan de wielas.
3. Licht het voorwiel van de grond volgens de werkwijze op pagina 6-34.
4. Trek de wielas uit en verwijder dan het
wiel.
DCA00048
LET OP:
_
Bekrachtig de rem niet terwijl het wiel
samen met de remschijf is verwijderd,
anders worden de remblokken tegen elkaar vastgeklemd.
_
6-35
1. Snelheidsmeterunit
2. Snelheidsmeterkabel
DAU01394
Aanbrengen van het voorwiel
1. Monteer de wielnaaf en het de tandwieloverbrenging voor de snelheidsmeter zodanig aan elkaar dat de
nokjes in de sleuven vallen.
2. Breng het wiel omhoog tussen de
vorkpoten.
_
Controleer of er voldoende afstand bestaat
tussen de remblokken alvorens de remschijf ertussen te schuiven; de sleuf in de
tandwieloverbrenging voor de snelheidsmeter moet over de aanslag op de vorkpoot
vallen.
_
3. Steek de wielas naar binnen.
Page 81
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
4. Laat het voorwiel zakken zodat dit op
de grond rust.
5. Duw het stuur enkele malen stevig op
en neer om te controleren of de voorvork correct werkt.
6. Draai de wielas vast met het voorgeschreven aanhaalmoment.
Aanhaalmoment:
Wielas:
59 Nm (5,9 m·kg)
7. Breng de voorwielasklembout aan en
zet deze dan vast met het voorgeschreven aanhaalmoment.
Aanhaalmoment:
Klembout voorwielas:
20 Nm (2,0 m·kg)
8. Sluit de snelheidsmeterkabel aan.
Achterwiel
Verwijderen van het achterwiel
WAARSCHUWING
_
●
Het is aan te bevelen om onderhoud aan het wiel uit te laten voeren door een Yamaha dealer.
●
Zorg dat de motorfiets veilig wordt
ondersteund, zodat er geen risico
is op omvallen.
_
1. Draai de wielasmoer los.
DAU01350
DW000122
1. Stelmoer vrije slag rempedaal
2. Remnokhefboom
3. Rempedaalstang
4. Bout (remankerplaat)
5. Remankerstang
6. Bout (swingarm)
2. Haal de remankerstang los van de remankerplaat door de bout te verwijderen.
3. Draai de bout van de remankerstang
los bij de swingarm.
4. Verwijder de stelmoer waarmee de
vrije slag van het rempedaal wordt afgesteld en haal dan de rempedaalstang los van de remnokhefboom.
5. Verwijder het paneel A. (Zie pagina 6-5
voor het verwijderen en aanbrengen
van het paneel.
6
6-36
Page 82
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1. Bout (× 4)
2. Cardanhuis
3. Wielasmoer
6. Verwijder de bouten waarmee het cardanhuis aan de swingarm is bevestigd.
6
7. Licht het achterwiel van de grond volgens de werkwijze op pagina 6-34.
8. Ondersteun de cardanas en trek tegelijkertijd het achterwiel naar achteren
om de volgende onderdelen als complete unit te verwijderen: wiel, wielas,
cardanhuis en de cardanas.
OPMERKING:
_
Ondersteun de cardanas terwijl deze naar
buiten wordt getrokken.
_
1. Kruiskoppeling uitgaande versnellingsbakas
2. Cardanas
DAU01563
Aanbrengen van het achterwiel
1. Breng het achterwiel, de wielas, het
cardanhuis en de cardanas aan door
het wiel naar voren te drukken en de
cardanas te geleiden in de kruiskoppeling van de uitgaande versnellingsbakas.
2. Breng de bouten in het cardanhuis
aan en zet ze dan vast met het voorgeschreven aanhaalmoment.
Aanhaalmoment:
Bout cardanhuis:
90 Nm (9,0 m·kg)
3. Monteer de rempedaalstang aan de
remnokhefboom en breng dan de stelmoer voor vrije rempedaalslag aan op
de rempedaalstang.
4. Breng de bouten voor de remankerstang aan en zet deze dan vast met
het voorgeschreven aanhaalmoment.
Aanhaalmoment:
Bout remankerstang:
20 Nm (2,0 m·kg)
5. Monteer het paneel.
6. Laat het achterwiel zakken zodat dit
op de grond rust.
7. Draai de wielasmoer vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
Aanhaalmoment:
Wielasmoer:
92 Nm (9,2 m·kg)
8. Stel de vrije slag van het rempedaal
af. (Zie pagina 6-21 voor afstelprocedures voor de vrije slag van het rempedaal.)
6-37
Page 83
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DW000103
WAARSCHUWING
_
Controleer de werking van het remlicht
na het afstellen van de vrije rempedaalslag.
_
DAU01008
Storingzoeken
Yamaha motorfietsen ondergaan een grondige inspectie voordat ze vanaf de fabriek
op transport gaan, maar tijdens gebruik
kunnen toch storingen optreden. Problemen in de brandstof-, compressie- of ontstekingssystemen kunnen bijvoorbeeld de
oorzaak zijn van slecht starten of een afname in motorvermogen.
In het volgende storingzoekschema is een
snelle en gemakkelijke werkwijze weergegeven om deze vitale systemen zelf te kunnen controleren. Ga met uw motorfiets
echter wel naar een Yamaha dealer als reparaties nodig zijn, hier zijn vakkundige
monteurs aanwezig die beschikken over
het benodigde gereedschap en de ervaring
en vakkennis om het nodige onderhoud
aan de machine correct te verrichten.
Gebruik uitsluitend originele Yamaha vervangingsonderdelen. Niet-originele onderdelen lijken misschien op Yamaha
onderdelen maar zijn toch vaak van mindere kwaliteit en hebben een kortere levensduur, zodat dan later mogelijk toch dure
reparaties nodig zijn.
6
6-38
Page 84
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU01297
Storingzoekschema
WAARSCHUWING
_
Houd open vuur uit de buurt en rook niet terwijl het brandstofsysteem wordt getest of hieraan wordt gewerkt.
_
DW000125
1. Benzine
Controleer het brandstofpeil
in de benzinetank.
Voldoende benzine.
Te weinig benzine.
Controleer de compressie.
Benzine bijvullen.De motor start niet: Controleer de compressie.
2. Compressie
Er is compressie.
Laat de motor ronddraaien
met de startmotor.
6
3. Ontsteking
Verwijder de bougies en
controleer de elektroden.
Er is geen compressie.
Nat
Droog
Veeg de bougies schoon met een droge doek en stel
de elektrodenafstand bij of vervang de bougies.
Verzoek een Yamaha dealer om inspectie.
Controleer de ontsteking.
Verzoek een Yamaha dealer om inspectie.
Draai de gasgreep half open en
start de motor.
De motor start niet:
Controleer de accu.
4. Accu
Laat de motor ronddraaien
met de startmotor.
De motor draait snel rond.
De motor draait
langzaam rond.
De accu is in orde.
Controleer de accuklemmen en laad
indien nodig de accu op.
6-39
De motor start niet:
Verzoek een Yamaha
dealer om inspectie.
De open constructie van een motorfiets
maakt de fraaie techniek beter zichtbaar,
maar de machine is hierdoor ook meer
kwetsbaar. Er kan sprake zijn van roestvorming en corrosie, ook al zijn hoogwaardige
componenten gebruikt. Een roestige uitlaatpijp valt bij een auto niet zo op, bij een
motorfiets is dit echter nadelig voor de algehele aanblik. Regelmatige en correcte verzorging is niet alleen vereist volgens de
garantiebepalingen, maar verzekert ook
een fraai uiterlijk van de machine, verlengt
de levensduur en verbetert de prestaties.
7
Alvorens te reinigen
1. Dek de openingen van de uitlaatdempers af met plastic zakken nadat de
motor is afgekoeld.
2. Controleer of alle doppen en afdekpluggen, ook de bougiedoppen, en
alle elektrische stekkers en aansluitingen stevig zijn bevestigd.
3. Verwijder hardnekkige vervuiling, zoals verbrande olie op het carter, met
een ontvetter en een borstel, maar gebruik dergelijke producten nooit op afdichtingen, pakkingen en wielassen.
Spoel vuil en ontvetter altijd af met water.
Reinigen
_
●
Vermijd het gebruik van sterke en
bijtende wielreinigingsmiddelen,
vooral bij spaakwielen. Als dergelijke producten toch worden gebruikt
om hardnekkig vuil los te maken,
laat het reinigingsmiddel dan niet
langer inwerken dan is vermeld in
de gebruiksinstructies. Spoel ook
de directe omgeving schoon met
water, laat direct drogen en breng
daarna een corrosiewerende spray
aan.
●
Bij verkeerd reinigen kunnen de
kuipruit, de kuip, framepanelen en
andere kunststof delen worden beschadigd. Gebruik alleen een zachte, schone doek of een spons met
zachte zeep en water om kunststof
delen te reinigen.
DCA00010
7-1
Page 87
VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS
OPMERKING:
●
Gebruik geen bijtende chemische
reinigingsmiddelen op kunststof
delen. Vermijd het gebruik van doeken of sponzen die in contact zijn
geweest met bijtende of schurende
reinigingsmiddelen, oplosmiddelen
of thinner, brandstof (benzine),
roestverwijderingsmiddelen of corrosieremmers, remvloeistof, antivries of elektrolyt.
●
Gebruik geen hogedrukreinigers of
stoomreinigers, omdat dan op de
volgende plaatsen water kan doordringen en zo schade kan ontstaan :
afdichtingen (van wiel- en swingarmlagers, voorvork en remmen), elektrische componenten (kabelstekkers,
messtekkers, instrumenten, schakelaars en verlichting), be luch ting s- en
ontluchtingsslangen.
●
Bij motorfietsen met een kuipruit:
gebruik geen bijtende reinigingsmiddelen of harde sponzen, deze
veroorzaken dofheid en laten krasjes achter. Sommige reinigingsmiddelen voor kunststof laten
eveneens krasjes achter op de
kuipruit. Test het product op een
klein, niet-zichtbaar gedeelte van
de kuipruit om zeker te zijn dat
geen sporen achterblijven op de
kuipruit. Als de kuipruit krasjes vertoont, breng dan na wassen een
hoogwaardige polish voor gebruik
op kunststof aan.
_
Na normaal gebruik
Verwijder vuil met warm water, zachte zeep
en een zachte, schone spons en spoel dan
grondig met schoon water. Gebruik een
tandenborstel op moeilijk bereikbare plekken. Hardnekkig vastzittend vuil en insectenresten laten gemakkelijker los als de
bewuste plek alvorens te reinigen een paar
minuten met een vochtige doek wordt bedekt.
Na rijden in regen, aan de kust of op bepekelde wegen
Zeelucht en wegenzout waarmee wegen ’s
winters worden bestrooid hebben in combinatie met water een zeer corrosieve werking; handel daarom als volgt na een rit in
een regenbui, nabij de kust of op bepekelde
wegen.
_
’s Winters gestrooid wegenzout kan nog tot
in de lente aanwezig blijven.
_
7
7-2
Page 88
VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS
LET OP:
OPMERKING:
1. Reinig de motorfiets met koud water
en zachte zeep nadat de machine is
afgekoeld.
LET OP:
_
Gebruik geen heet water, dit versterkt de
corrosieve werking van het zout.
_
2. Laat de motorfiets drogen en breng
dan met een spuitbus een corrosiewerend middel aan op alle metalen delen, ook op verchroomde en
vernikkelde componenten, om zo corrosie te voorkomen.
Na reinigen
1. Droog de motorfiets met een zeemleren lap of een vochtabsorberende
doek.
7
2. Gebruik een chroompolish om verchroomde, aluminium en roestvrijstalen delen te doen glanzen, ook het
uitlaatsysteem. (Zelfs thermische verkleuringen op roestvrijstalen uitlaatsystemen kunnen door oppoetsen
worden verwijderd.)
DCA00012
3. Het is aan te bevelen om met een
spuitbus een corrosiewerend middel
aan te brengen op alle metalen delen,
ook op verchroomde en vernikkelde
componenten, om zo corrosie te voorkomen.
4. Gebruik een reinigingsspray als universeel schoonmaakmiddel om eventueel nog achtergebleven vuil te
verwijderen.
5. Werk kleine lakbeschadigingen bij veroorzaakt door steenslag e.d.
6. Zet alle gelakte oppervlakken in de
was.
7. Laat de motorfiets volledig drogen alvorens te stallen of af te dekken.
DWA00031
WAARSCHUWING
_
●
Controleer of er geen olie of was
aanwezig is op de wielen of de remmen.
●
Reinig de remschijven en remvoeringen zo nodig met een normale
remschijfreiniger of aceton en
spoel de banden schoon met lauw
water en een zachte zeep. Test de
remwerking en het weggedrag van
de motorfiets voordat u besluit harder te gaan rijden.
_
DCA00013
_
●
Breng een geringe hoeveelheid
oliespray en was aan en verwijder
overtollige hoeveelheden.
●
Breng oliespray of was nooit aan
op rubber of kunststof delen, behandel deze met een daartoe bestemd verzorgingsmiddel.
●
Vermijd het gebruik van schurende
poetsmiddelen, deze tasten de lak
aan.
_
_
Vraag een Yamaha dealer om advies over
de te gebruiken producten.
_
7-3
Page 89
VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS
WAARSCHUWING
Stalling
Korte termijn
Stal uw motorfiets steeds op een koele en
droge plek en bescherm zo nodig tegen stof
met een luchtdoorlatende stallinghoes.
LET OP:
_
●
Als de motorfiets wordt gestald in
een slecht geventileerde ruimte of
in vochtige toestand wordt afgedekt met een hoes of een dekzeil,
zal water en vocht kunnen binnendringen en roestvorming veroorzaken.
●
Voorkom corrosie door de machine
niet te stallen in een vochtige kelder, een stal (i.v.m. de aanwezigheid van ammoniakdamp) en in een
opslagruimte voor sterke chemicaliën.
_
DCA00014
Lange termijn
Alvorens uw motorfiets gedurende meerdere maanden aaneen te stallen:
1. Volg alle instructies op in de paragraaf
“Verzorging” in dit hoofdstuk.
2. Bij motorfietsen met een brandstofkraan die een “OFF” stand heeft: draai
de kraanhendel in “OFF”.
3. Leeg de vlotterkamers in de carburateur door de aftappluggen los te
draaien; u voorkomt zo dat neerslag
uit de brandstof achterblijft. Giet de afgetapte brandstof terug in de brandstoftank.
4. Vul de brandstoftank en voeg een stabilisatoradditief (indien verkrijgbaar)
toe om roestvorming in de tank en
achteruitgang van de brandstof te
voorkomen.
5. Voer de volgende stappen uit om de
cilinders, de zuigerveren etc. te beschermen tegen corrosie.
a. Verwijder de bougiedoppen en de
bougies.
b. Giet een theelepel motorolie in elk
bougiegat.
c. Breng de bougiedoppen aan op de
bougies en leg dan de bougies zodanig op de cilinderkop dat de elektroden
aan massa liggen. (Dit voorkomt vonken tijdens de volgende stap.)
d. Laat de motor een paar keer rond-
draaien op de startmotor. (De cilinderwanden worden zo geolied.)
e. Haal de bougiedoppen los van de
bougies en breng dan de bougies en
de bougiedoppen weer aan.
DWA00003
_
Om schade of letsel door vonkvorming
te voorkomen, moeten de bougie-elektroden aan massa liggen terwijl de motor wordt rondgedraaid.
_
6. Smeer alle bedieningskabels en
scharnierpunten van alle hendels en
pedalen en van de zijstandaard/middenbok.
7
7-4
Page 90
VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS
7. Controleer de bandspanning en corrigeer deze zo nodig en breng dan de
motorfiets omhoog, zodat beide wielen los van de grond zijn. Een andere
mogelijkheid is de wielen elke maand
iets te draaien, zodat de banden niet
op één gedeelte sterker achteruitgaan.
8. Dek de uitlaatdemperopeningen af
met een plastic zak om te voorkomen
dat vocht kan binnendringen.
9. Verwijder de accu en laad deze volledig bij. Berg de accu op een koele en
droge plek op en laad hem eens per
maand bij. Berg de accu niet op een
extreem koude of warme plek op (kouder dan 0 °C of warmer dan 30 °C).
Zie pagina 6-30 voor meer informatie
7
over het opbergen van de accu.
OPMERKING:
_
Verricht eventueel noodzakelijke reparaties
alvorens de motorfiets te stallen.
Grootste lengte2.340 mm
Grootste breedte880 mm
Grootste hoogte1.070 mm
Zadelhoogte695 mm
Wielbasis1.610 mm
Grondspeling140 mm
Minimale draaicirkel3.100 mm
XVS650A
Grootste lengte2.450 mm
Grootste breedte930 mm
Grootste hoogte1.105 mm
Zadelhoogte710 mm
8
Wielbasis1.625 mm
Grondspeling145 mm
Minimale draaicirkel3.400 mm
Basisgewicht (met olie en volle
benzinetank)
XVS650
XVS650A
233 kg
247 kg
Motor
Type motorLuchtgekoelde, 4 takt, SOHC
Cilinder-opstelling2 cilinders in V-vorm
Verplaatsing649 cm
Aanbevolen klasse motorolieAPI service SE, SF, SG type of
hoger
DAU01038
50 ˚C
8-1
Page 93
SPECIFICATIES
LET OP:
Gebruik uitsluitend een motorolie die geen anti-frictie middelen bevat. Een motorolie bedoeld voor personenauto’s (vaak
voorzien van het opschrift “ENERGY CONSERVING II”) bevat
anti-frictie toevoegingen die slippen van de koppeling en/of
de startmotorkoppeling kunnen veroorzaken, met een kortere
levensduur van de componenten en slechte motorprestaties
tot gevolg.
Aantal
Zonder vervanging van
oliefilterelement2,6 L
Met vervanging van oliefilterelement2,8 L
Totale hoeveelheid
(droge motor)3,2 L
Cardanolie (eindoverbrenging)
TypeSAE 80 cardanolie (API GL4) of
SAE 80W-90 multigrade
Hoeveelheid0,19 L
LuchtfilterDroogtype element
Brandstoftank
TypeNormale loodvrije brandstof
Inhoud brandstoftank16 L
Reservehoeveelheid3 L
Carburateur
MerkMIKUNI
Model × aantalBDS28 × 2
Bougies
Merk/modelNGK / DPR7EA-9 of
DENSO / X22EPR-U9
Elektrodenafstand0,8–0,9 mm
Type koppelingVloeistof, meervoudige platen
Overbrenging
Noteer het sleutelidentificatienummer, het
voertuigidentificatienummer en de modelstickerinformatie in onderstaande ruimtes. Deze nummers heeft u nodig om
reserveonderdelen bij een Yamaha dealer
te bestellen of wanneer uw machine is gestolen.
Noteer dit nummer in het daartoe bestemde
vakje en gebruik dit als referentie bij het bestellen van een nieuwe sleutel.
Voertuigidentificatienummer
Het voertuigidentificatienummer is ingeslagen op de balhoofdbuis. Noteer dit nummer
in het daartoe bestemde vakje.
_
Het voertuigidentificatienummer is bedoeld
voor identificatie van uw motorfiets en kan
worden gebruikt om uw motor in uw land
aan te melden voor kentekenregistratie.
_
9-1
DAU01043
Page 99
1. Modelinformatiesticker
DAU01804
Modelinformatiesticker
De modelinformatiesticker is onder het zadel
bevestigd aan het frame. (Zie pagina 3-10
[XVS650] of 3-11 [XVS650A] voor instructies
over verwijderen en aanbrengen van het rijderzadel.) Noteer de informatie op deze
sticker in het daartoe bestemde vakje. Deze
informatie is nodig om reserve-onderdelen
te bestellen bij een Yamaha dealer.