Yamaha XVS250 (2002) User Manual [nl]

XVS250
5KR-28199-D1
DAU03338
INLEIDING
Welkom in de wereld van Yamaha rijders!
Als bezitter van een XVS250 profiteert u van Yamaha’s ervaring en technische ken­nis in het ontwerpen en fabriceren van producten van topkwaliteit, waarmee Yamaha haar verdiende reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.
Neem de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u alle voordelen van uw XVS250 optimaal kunt benutten. Deze gebruikershandleiding geeft instruc­ties over bediening, inspectie en onderhoud van de motorfiets, terwijl ook wordt beschreven hoe u uzelf en anderen persoonlijk letsel en schade kunt besparen.
De vele tips in deze handleiding helpen u bovendien om uw motorfiets in optimale conditie te houden. Als er tenslotte toch nog vragen zijn, aarzel dan niet en neem contact op met de Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u vele veilige en plezierige ritten toe. En vergeet niet, veilig­heid voor alles!
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
Bijzonder belangrijke informatie is in deze handleiding gemarkeerd met de volgende aanduidingen:
Het Safety Alert symbool betekent ATTENTIE! LET OP! HET GAAT OM UW VEILIGHEID!
DAU00005
WAARSCHUWING
LET OP:
OPMERKING:
Wanneer instructies vermeld in een WAARSCHUWING niet worden opgevolgd, kan dit leiden tot ernstig of zelfs dodelijk letsel
voor de motorrijder of omstanders of
degene die de motorfiets inspecteert of repareert.
De aanduiding LET OP staat vermeld bij speciale voorzorgsmaatregelen die moeten worden genomen om schade aan de motorfiets te voorkomen.
De aanduiding OPMERKING staat bij belangrijke informatie die procedures kan vergemakkelijken of verhelderen.
OPMERKING:
_
Deze handleiding moet worden gezien als een permanent onderdeel van deze motorfiets en moet al-
tijd bij de machine blijven, ook als deze ooit wordt verkocht. Yamaha werkt voortdurend aan verbeteringen ten aanzien van productontwerp en kwaliteit. Om
deze reden kan soms sprake zijn van kleine tegenstrijdigheden tussen uw motor en de beschrijving ervan in deze handleiding, ook al bevat de handleiding de meest recente productinformatie ten tijde van publicatie. Als u vragen heeft over deze handleiding, neem dan contact op met uw Yamaha dealer.
_
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DW000002
WAARSCHUWING
_
LEES DEZE HANDLEIDING AANDACHTIG HELEMAAL DOOR VOORDAT U DEZE MOTORFIETS GAAT GEBRUIKEN.
_
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DAU04229
XVS250
HANDLEIDING
©2001 door Yamaha Motor Co., Ltd.
1e uitgave, september 2001
Alle rechten voorbehouden.
Elke vorm van herdruk of onbevoegd gebruik
zonder schriftelijke toestemming van
Yamaha Motor Co., Ltd.
is uitdrukkelijk verboden.
Printed in Japan.
DAU00009
INHOUD VAN DEZE HANDLEIDING
GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID ...............1-1
1
BESCHRIJVING .................................................2-1
2
Aanzicht linkerzijde ............................................2-1
Aanzicht rechterzijde..........................................2-2
Schakelaars en instrumenten ............................2-3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN
3
BEDIENINGEN ....................................................3-1
Contactslot/stuurslot-unit ...................................3-1
Controlelampjes en
waarschuwingslampjes ..................................3-2
Snelheidsmeterunit ...........................................3-3
Zelfdiagnosesysteem ........................................3-3
Antidiefstal-alarm (optie) ...................................3-3
Stuurschakelaars ..............................................3-4
Koppelingshendel ..............................................3-5
Schakelpedaal ...................................................3-5
Remhendel ........................................................3-6
Rempedaal ........................................................3-6
Vuldop brandstoftank ........................................3-6
Brandstof ...........................................................3-7
Brandstofkraan ..................................................3-8
Chokehendel .....................................................3-9
Helmbevestiging ................................................3-9
Afstellen van de schokdemperunits ................3-10
Zijstandaard ....................................................3-11
Startspersysteem ............................................3-11
CONTROLES VOOR HET STARTEN .................4-1
4
Controlelijst voor gebruik ...................................4-1
GEBRUIK EN BELANGRIJKE
5
RIJ-INFORMATIE ................................................5-1
Starten van de motor .........................................5-1
Starten van een warme motor ...........................5-2
Schakelen van versnellingen ............................5-3
Aanbevolen schakelpunten
(alleen voor Zwitserland) ...............................5-3
Tips voor een zuinig brandstofverbruik .............5-4
Inrijperiode ........................................................5-4
Parkeren ............................................................5-5
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE
6
REPARATIES ......................................................6-1
Boordgereedschapsset .....................................6-1
Periodiek smeer- en onderhoudsschema .........6-2
Stroomlijnpanelen verwijderen
en aanbrengen ..............................................6-5
Controleren van de bougies ..............................6-8
Motorolie en oliefilterelement ..........................6-10
Reinigen van het luchtfilterelement .................6-12
Afstellen van de carburateur ...........................6-15
Afstellen van het stationair toerental ...............6-15
Afstellen van de vrije slag van de gaskabel ....6-16
Afstellen van de klepspeling ............................6-16
Banden ............................................................6-16
INHOUD VAN DEZE HANDLEIDING
Spaakwielen .................................................... 6-19
Afstellen van de vrije slag van de
koppelingshendel ........................................ 6-19
Afstellen van de vrije slag van de
remhendel ................................................... 6-20
De stand en vrije slag van het rempedaal
afstellen ....................................................... 6-20
Afstellen van de remlichtschakelaar
achterrem .................................................... 6-22
Controleren van de voorremblokken en
de achterremschoenen ................................ 6-22
Controleren van remvloeistofniveau ...............6-23
Verversen van remvloeistof ............................ 6-24
Doorbuiging aandrijfketting .............................6-24
Smeren van de aandrijfketting ........................6-26
Controleren en smeren van de kabels ............6-27
Controleren en smeren van gasgreep
en gaskabel .................................................6-27
Controleren en smeren van rem- en
schakelpedalen ........................................... 6-28
Controleren en smeren van de rem- en
koppelingshendel ........................................ 6-28
Controleren en smeren van
de zijstandaard ............................................ 6-28
Controleren van de voorvork ........................... 6-29
Controle van stuursysteem .............................6-30
Controleren van wiellagers ............................. 6-30
Accu ................................................................ 6-31
Zekeringen vervangen ....................................6-32
Koplampgloeilamp vervangen ......................... 6-33
Gloeilamp in remlicht/
achterlicht vervangen ..................................6-35
Gloeilamp in richtingaanwijzer
vervangen .................................................... 6-36
Ondersteunen van de motorfiets ..................... 6-36
Voorwiel .......................................................... 6-37
Achterwiel ....................................................... 6-39
Storingzoeken ................................................. 6-40
Storingzoekschema ........................................ 6-41
VERZORGING EN STALLING VAN DE
7
MOTORFIETS .....................................................7-1
Verzorging ......................................................... 7-1
Stalling .............................................................. 7-4
SPECIFICATIES..................................................8-1
8
Specificaties ...................................................... 8-1
Omrekentabel ................................................... 8-5
GEBRUIKERSINFORMATIE ...............................9-1
9
Identificatienummers ......................................... 9-1
Identificatienummer sleutel ...............................9-1
Voertuigidentificatienummer ............................. 9-1
Modelinformatiesticker ...................................... 9-2
DAU00021
1-

GEEF VOORRANG AAN VEILIGHEID

Motorfietsen zijn schitterende machines die de motorrijder een onovertroffen gevoel van vrijheid kunnen geven. Er zijn echter wel bepaalde spelregels en beperkingen, waar u niet omheen kunt; ook de beste motorfiets kan niet meer dan de natuurwetten toestaan.
Regelmatige verzorging en onderhoud is van groot belang om de waarde en de goede conditie van uw motor te behouden. Dit geldt trouwens niet alleen voor de motorfiets, maar ook voor de motorrijder: om goed en veilig te rijden moet u zelf ook in goede conditie zijn. Rijden onder invloed van medicijnen, drugs en alcohol is natuurlijk uit den boze. Motorrijders horen altijdmeer nog dan autobestuurders geestelijk en lichamelijk op hun best te zijn. Ook de geringste hoeveelheid alcohol geeft ongemerkt een zekere overmoed, die bijzonder gevaarlijk kan zijn.
Beschermende kleding is voor een motorrijder even belangrijk als veiligheidsgordels voor de bestuurder en inzittenden van een auto. Draag steeds een compleet motorpak (gemaakt van leer of slijtvast synthetisch materiaal met beschermers), stevige laarzen, motorhandschoenen en een goed passende helm. Optimaal beschermende kleding mag echter niet aanmoedigen tot zorgeloosheid. Vooral integraal omsluitende helmen en motorpakken geven een gevoel van totale veiligheid en bescherming, maar toch zijn motorrijders altijd kwetsbaar in het verkeer. Ken uw eigen grenzen, rijd niet harder dan verstandig is en neem geen onnodige risicos. Vooral bij nat weer zit een ongeluk in een klein hoekje. Een verstandig motorrijder rijdt defensief en met voorspelbaar weggedrag. Ook al weet uzelf precies wat u doet, verrassing bij andere weggebruikers is gevaarlijk. Houd rekening met de mogelijkheid dat an6dere weggebruikers fouten kunnen maken; veiligheid is samenwerking.
1
Veel plezier onderweg!
1-1
2-

BESCHRIJVING

Aanzicht linkerzijde
2
DAU00026
1. Koplamp (pagina 6-33)
2. Brandstofkraan (pagina 3-8)
3. Zekeringen (pagina 6-32)
4. Helmbevestiging (pagina 3-9)
5. Stelring veervoorspanning schokdemperunit (pagina 3-10)
6. Schakelpedaal (pagina 3-5)
2-1
Aanzicht rechterzijde
BESCHRIJVING
2
7. Boordgereedschapsset (pagina 6-1)
8. Accu (pagina 6-31)
9. Luchtfilterelement (pagina 6-12)
10. Contactslot/stuurslot-unit (pagina 3-1)
11. Rempedaal (pagina 3-6)
12. Oliefilterelement (pagina 6-10)
13. Kijkglas motorolieniveau (pagina 6-10)
14. Stelring veervoorspanning
schokdemperunit (pagina 3-10)
2-2
BESCHRIJVING
Schakelaars en instrumenten
2
1. Koppelingshendel (pagina 3-5)
2. Schakelaargroep linkerstuurgreep (pagina 3-4)
3. Snelheidsmeterunit (pagina 3-3)
4. Schakelaargroep rechterstuurgreep (pagina 3-4)
5. Remhendel (pagina 3-6)
6. Gasgreep (pagina 6-16)
7. Vuldop brandstoftank (pagina 3-6)
2-3
DAU00027
WAARSCHUWING
3-

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN

DAU00029
Contactslot/stuurslot-unit
Via het contactslot/stuurslot worden het ontstekingssysteem en de verlichtingssys­temen bediend en wordt het stuur vergren­deld. De diverse standen worden hierna beschreven.
ON
Alle elektrische systemen worden elek­trisch gevoed en de motor kan worden ge­start. De sleutel kan niet worden uitgenomen.
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgescha­keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
DAU00036
DAU00038
LOCK
DAU00040
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de “OFF”-stand in en draai hem dan naar de “LOCK”- stand. Houd de sleutel hierbij inge­drukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelen Druk de sleutel in en draai hem dan naar OFF terwijl de sleutel ingedrukt wordt ge­houden.
1. Drukken.
2. Draaien.
DW000016
_
Draai de contactsleutel nooit naar “OFF” of naar “LOCK” terwijl de motorfiets rijdt; elektrische systemen worden dan afgeschakeld en mogelijk zult u zo de macht over het stuur verliezen of een ongeval veroorzaken. Zorg altijd dat de motorfiets stilstaat voordat u de sleutel naar “OFF” of naar “LOCK” draait.
_
3
3-1
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
OPMERKING:
(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en het achterlicht en het parkeerlicht branden, maar alle ove­rige elektrische systemen zijn uitgescha­keld. De sleutel kan worden uitgenomen. Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleu­tel naar “” te kunnen draaien.
3
LET OP:
_
Gebruik de parkeerverlichting niet gedu­rende langere tijd, anders kan de accu ontladen raken.
_
DAU01590
DCA00043
1. Controlelampje grootlicht “”
2. Controlelampje “” richtingaanwijzers
3. Controlelampje “” voor vrijstand
4. Waarschuwingslampje motorstoring “”
DAU03034
Controlelampjes en waarschuwingslampjes
DAU00063
Controlelampje grootlicht “”
Dit controlelampje gaat branden wanneer het grootlicht van de koplamp is ingescha­keld.
DAU00057
Controlelampje “” richtingaanwij- zers
Dit controlelampje knippert wanneer de schakelaar voor richtingaanwijzers naar de linker- of rechterstand is gedrukt.
Controlelampje “” voor vrijstand
DAU00061
Dit controlelampje brandt wanneer de ver­snellingsbak in de vrijstand staat.
Waarschuwingslampje motorstoring
DAU04243
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden of knippert wanneer een elektrisch circuit dat de motorwerking controleert defect is. Vraag in dat geval een Yamaha dealer het zelfdiagnosesysteem te controleren.
_
Dit waarschuwingslampje licht een paar se­conden op als de sleutel naar “ON” wordt gedraaid, maar dat duidt niet op een sto­ring.
_
3-2
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
1. Snelheidsmeter
2. Kilometerteller
3. Ritteller
4. Terugstelknop ritteller
DAU00095
Snelheidsmeterunit
De snelheidsmeterunit is voorzien van een snelheidsmeter, een kilometerteller en een ritteller. De snelheidsmeter toont de actuele rijsnelheid. De kilometerteller toont de tota­le afgelegde afstand. De ritteller toont de af­stand afgelegd sinds de teller het laatst via de terugstelknop werd teruggesteld op nul. De ritteller kan worden gebruikt om de af­stand te schatten die met een volle brand­stoftank kan worden afgelegd. Deze informatie stelt u in staat de volgende tank­stops te plannen.
DAU03732
Zelfdiagnosesysteem
Dit model is uitgerust met een zelfdiagnose­systeem voor diverse elektrische circuits. Wanneer in een van deze circuits een sto­ring optreedt, gaat het waarschuwings­lampje voor motorstoring branden of knipperen. Vraag in dat geval een Yamaha dealer de motorfiets te controleren.
LET OP:
_
Neem als dit gebeurt direct contact op met een Yamaha dealer, om mogelijke motorschade te voorkomen.
_
DCA00061
DAU00109
Antidiefstal-alarm (optie)
Deze motor kan door een Yamaha dealer worden uitgerust met een optioneel anti­diefstal-alarmsysteem. Neem contact op met een Yamaha dealer voor nadere infor­matie.
3
3-3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
1. Lichtsignaalschakelaar “”
2. Dimlichtschakelaar /
3. Richtingaanwijzerschakelaar /
4. Claxonschakelaar “”
Stuurschakelaars
Lichtsignaalschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om de koplamp een lichtsignaal te laten afgeven.
Dimlichtschakelaar /
Zet deze schakelaar op “” voor groot- licht en op “” voor dimlicht.
DAU00118
DAU00119
DAU03888
Richtingaanwijzerschakelaar /
DAU03889
Druk deze schakelaar naar “” om af- slaan naar rechts aan te geven. Druk deze schakelaar naar “” om afslaan naar links aan te geven. Na loslaten keert de schakelaar terug naar de middenstand. Om de richtingaanwijzers uit te schakelen wordt de schakelaar ingedrukt nadat hij is terug­gekeerd in de middenstand.
DAU00129
Claxonschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig­naal te geven.
1. Noodstopschakelaar /
2. Lichtschakelaar //
3. Startknop “”
DAU03890
Noodstopschakelaar /
Zet deze schakelaar op “” alvorens de motor te starten. Zet deze schakelaar op “” om in een noodgeval de motor direct uit te schakelen, zoals wanneer de machine omslaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU03898
Lichtschakelaar //
Zet deze schakelaar in de stand “” om het parkeerlicht, het achterlicht en de in­strumentenverlichting in te schakelen. Zet de schakelaar in de stand “” om ook de koplamp in te schakelen. Zet de schakelaar in de stand “” om alle verlichting uit te schakelen.
3-4
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
Startknop “”
DAU00143
Druk deze knop in om de motor door middel van de startmotor te starten.
DC000005
LET OP:
_
Zie pagina 5-1 voor startinstructies voordat u de motor start.
_
1. Koppelingshendel 1. Schakelpedaal
DAU00152
Koppelingshendel
De koppelingshendel bevindt zich aan de linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het stuur toe om de koppeling te ontkoppelen. Laat de hendel los om de koppeling te laten aangrijpen. Voor een soepele werking van de koppeling moet de hendel snel ingetrok-
Schakelpedaal
Het schakelpedaal bevindt zich aan de lin­kerzijde van de motor en wordt in combina­tie met de koppelingshendel gebruikt bij het schakelen van de versnellingen van de 5-traps constant-mesh versnellingsbak op
deze motorfiets. ken worden en langzaam worden losgela­ten. De koppelingshendel is voorzien van een sperschakelaar die deel uitmaakt van het startspersysteem. (Zie pagina 3-11 voor uit­leg over het startspersysteem.)
3
DAU00157
3-5
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
1. Remhendel 1. Rempedaal 1. Ontgrendelen.
DAU00158
Remhendel
De remhendel bevindt zich aan de rechter­stuurgreep. Trek de hendel naar het stuur toe om de voorrem te bekrachtigen.
Rempedaal
Het rempedaal bevindt zich aan de rechter­zijde van de motorfiets. Trap op het rempe­daal om de achterrem te bekrachtigen.
DAU00162
Vuldop brandstoftank
Verwijderen van de tankdop
Steek de sleutel in het slot en draai een kwartslag rechtsom. Het slot wordt ontgren­deld en de tankdop kan worden verwijderd.
Aanbrengen van de tankdop
1. Druk de tankdop in positie met de
2. Draai de sleutel linksom naar de oor-
DAU03756
sleutel in het slot.
spronkelijke positie en neem hem dan uit.
3-6
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
LET OP:
OPMERKING:
_
De tankdop kan alleen worden aangebracht met de sleutel in het slot. Bovendien kan de sleutel niet worden uitgenomen als de tankdop niet correct aangebracht en ver­grendeld is.
_
WAARSCHUWING
_
DWA00032
Controleer of de tankdop correct is aan­gebracht alvorens te gaan rijden.
_
1. Vulpijp brandstoftank
2. Brandstofniveau
DAU03753
Brandstof
Controleer of voldoende brandstof in de brandstoftank aanwezig is. Vul de brand­stoftank tot onderaan de vulpijp zoals ge­toond.
WAARSCHUWING
_
Overvul de brandstoftank niet, an­ders zal benzine uitstromen zodra deze warm wordt en uitzet.
Mors geen brandstof op een heet motorblok.
_
DW000130
DAU00185
_
Veeg gemorste brandstof direct af met
een schone, droge en zachte doek, de
brandstof kan immers schade toebren-
gen aan de lak of aan kunststof onderde-
len.
_
3
3-7
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
RES: Reserve-stand
Voorgeschreven brandstof:
UITSLUITEND NORMALE LOODVRIJE BENZINE
Inhoud brandstoftank:
Totale hoeveelheid:
11 L
3
Reservehoeveelheid:
3,4 L
LET OP:
_
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine. Loodhoudende benzine veroorzaakt ernstige schade aan inwendige motor­onderdelen als kleppen en zuigerveren en ook aan het uitlaatsysteem.
_
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het gebruik van normale loodvrije benzine met een octaangetal van RON 91 of hoger. Als de motor gaat detoneren (pingelen), ge­bruik dan brandstof van een ander merk of gebruik loodvrije superbenzine. Door lood­vrije benzine te gebruiken gaan bougies langer mee en blijven de onderhoudskos­ten beperkt.
DAU04284
DCA00104
ON: Normale stand
1. Spits uiteinde over “ON”
DAU04484
Brandstofkraan
Deze motorfiets is uitgerust met een brand­stofkraan die werkt met onderdruk. Via de brandstofkraan wordt de brandstof van de tank naar de carburateur gevoerd en bo­vendien gefilterd. De standen van de hendel van de brand­stofkraan worden als volgt toegelicht en ge­toond in de afbeeldingen.
AAN
Met de hendel van de brandstofkraan in deze stand stroomt brandstof naar de car­burateur terwijl de motor draait. Draai de hendel van de brandstofkraan naar deze stand om de motor te starten en te gaan rij­den.
1. Spits uiteinde over “RES”
RES
Dit is de reservestand. Met de hendel van de brandstofkraan in deze stand is de re­servehoeveelheid brandstof beschikbaar. Draai de hendel van de brandstofkraan snel naar deze stand als u tijdens het rijden zon­der brandstof komt te staan, anders kan de motor afslaan en moet de brandstoftoevoer opnieuw worden geactiveerd (zie onder PRI). Nadat de hendel van de brandstof­kraan naar “RES” is gedraaid, moet zo snel mogelijk brandstof worden bijgetankt, ver­geet daarna niet de hendel van de brand­stofkraan weer terug naar “ON” te draaien!
3-8
WAARSCHUWING
PRI:Start-stand PRI:Start-stand
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3
1. Spits uiteinde over “PRI”
PRI
Dit is de stand voor het opnieuw activeren van de brandstoftoevoer. Met de hendel van de brandstofkraan in deze stand wordt de brandstoftoevoer naar de motor op druk gebracht. Draai de hendel van de brand­stofkraan in deze stand nadat de motor zonder brandstof is komen te staan. De brandstof stroomt dan rechtstreeks naar de carburateur, waardoor starten wordt verge­makkelijkt. Vergeet na starten van de motor niet de brandstofkraan weer naar “ON” te draaien (of naar “RES” als u nog niet heeft bijgetankt).
1. Chokehendel “” 1. Helmbevestiging
DAU03839
2. Ontgrendelen.
Chokehendel “”
Voor het starten van een koude motor is een rijker lucht/brandstof mengsel nodig; via de choke wordt dit mengsel geleverd. Beweeg de chokehendel richting a om de choke aan te zetten. Beweeg de chokehendel richting b om de choke uit te zetten.
3-9
Helmbevestiging
Steek de sleutel in het slot en draai deze
dan zoals afgebeeld om de helmbevesti-
ging te openen.
Vergrendel de helmbevestiging door deze
in de oorspronkelijke positie te plaatsen en
dan de sleutel uit te nemen.
_
Rijd nooit met een helm bevestigd aan
de helmbevestiging, de helm kan zo
voorwerpen raken waardoor de machine
mogelijk onbestuurbaar wordt en een
ongeval niet uitgesloten is.
_
DAU00260
DW000030
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
OPMERKING:
Afstellen van de schokdemperunits
Elke schokdemper is uitgerust met een stel­ring voor veervoorspanning.
LET OP:
_
Probeer nooit een stelmechanisme voorbij de maximum- of minimuminstel-
3
waarden te verdraaien.
_
WAARSCHUWING
_
Geef beide schokdemperunits steeds dezelfde instelling, anders kan slecht weggedrag en verminderde rijstabiliteit het gevolg zijn.
_
DAU00300
DC000015
DW000040
1. Stelring veervoorspanning
2. Positie-indicator
Stel de veervoorspanning als volgt af. Draai elke stelring in de richting a om de veervoorspanning te verhogen en zo de ve­ring stugger te maken. Draai elke stelring in de richting b om de veervoorspanning te verlagen en zo de vering zachter te maken.
_
Zet de gewenste inkeping in de stelring te­genover de positie-indicator op de schok­demper.
_
CI-10D
Minimum (zacht) 1
Standaard 2
Maximum (hard) 5
Stand afsteller
3-10
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
WAARSCHUWING
DAU00330
Zijstandaard
De zijstandaard bevindt zich aan de linker­zijde van het frame. Trek of druk de zijstan­daard met uw voet omhoog of omlaag terwijl u de motorfiets verticaal houdt.
OPMERKING:
_
De ingebouwde sperschakelaar voor de zij­standaard maakt deel uit van het startsper­systeem, dat in bepaalde situaties de werking van het ontstekingssysteem blok­keert. (Zie hierna voor een nadere uitleg over het startspersysteem.)
_
DW000044
WAARSCHUWING
_
Met de motorfiets mag nooit worden ge­reden terwijl de zijstandaard omlaag staat of niet behoorlijk kan worden op­getrokken (of niet omhoog blijft), anders kan de zijstandaard de grond raken en zo de motorrijder afleiden, waardoor u de macht over het stuur verliest. Het Yamaha startspersysteem is ontworpen om de motorrijder te helpen bij zijn ver­antwoordelijkheid de zijstandaard op te trekken alvorens weg te rijden. Contro­leer dit systeem daarom regelmatig zo­als hierna beschreven en laat het repareren door een Yamaha dealer als de werking niet naar behoren is.
_
DAU03720
Startspersysteem
Het startspersysteem (waarvan de
sperschakelaar voor de zijstandaard, de
sperschakelaar voor de koppelingshendel
en de vrijstandschakelaar deel uitmaken)
heeft de volgende functies.
Het verhindert starten wanneer de
versnellingsbak in een versnelling ge­schakeld is en de zijstandaard is op­geklapt, terwijl de koppelingshendel niet is ingetrokken. Het verhindert starten wanneer de
versnellingsbak in een versnelling ge­schakeld is en de koppelingshendel is ingetrokken, terwijl de zijstandaard nog omlaag staat. Het schakelt een draaiende motor uit
wanneer de versnellingsbak in een versnelling staat en de zijstandaard
omlaag wordt bewogen. Controleer de werking van het startspersys­teem regelmatig, hanteer daarbij de volgen­de werkwijze.
_
Als zich een storing voordoet, vraag dan alvorens te gaan rijden een Yamaha dealer het systeem te controleren.
_
DW000045
3
3-11
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
CD-01D
Met afgezette motor:
1. Klap de zijstandaard omlaag.
2. Controleer of de noodstopschakelaar in “” staat.
3. Draai de sleutel naar “ON”.
4. Schakel de versnellingsbak in de vrijstand.
5. Druk op de startknop.
Slaat de motor aan?
3
Terwijl de motor nog draait:
6. Klap de zijstandaard omhoog.
7. Houd de koppelingshendel ingetrokken.
8. Schakel de versnellingsbak in een versnellingsstand.
9. Klap de zijstandaard omlaag.
Slaat de motor af?
JA
NEE
JA NEE
Nadat de motor is afgeslagen:
10. Klap de zijstandaard omhoog.
11. Houd de koppelingshendel ingetrokken.
12. Druk op de startknop.
Slaat de motor aan?
JA NEE
Alles in orde.
U kunt met de motorfiets gaan rijden.
OPMERKING:
Deze controle is het meest betrouwbaar bij een warme motor.
Er is mogelijk iets mis met de vrijstandschakelaar.
Rijd niet met de motorfiets
controle door een Yamaha dealer is uitgevoerd.
Er is mogelijk iets mis met de zijstandaard­schakelaar.
Rijd niet met de motorfiets
controle door een Yamaha dealer is uitgevoerd.
Er is mogelijk iets mis met de koppelings­schakelaar.
Rijd niet met de motorfiets
controle door een Yamaha dealer is uitgevoerd.
totdat een
totdat een
totdat een
3-12
DAU01114
4-

CONTROLES VOOR HET STARTEN

De eigenaar is verantwoordelijk voor de conditie van de machine. Vitale onderdelen kunnen bijvoorbeeld bij blootstelling aan weer en wind vrij snel en onverwachts achteruitgaan, ook als de machine niet wordt gebruikt. Eventuele schade, vloeistoflekkage of het wegvallen van de bandspanning kan ernstige gevolgen hebben. Het is daarom van belang om voorafgaand aan elke rit een visuele inspectie uit te voeren en bovendien de volgende punten te controleren.
DAU03439
Controlelijst voor gebruik
CO-01D
ONDERDEEL CONTROLES PAGINA
Controleer het brandstofniveau in de brandstoftank.
Brandstof
Motorolie
Voorrem
Achterrem
Koppeling
Gasgreep
Vul zo nodig brandstof bij.
Controleer de brandstofleiding op lekkage.
Controleer het olieniveau in de motor.
Vul zo nodig het aanbevolen type olie bij tot aan het voorgeschreven niveau.
Controleer de machine op olielekkage.
Controleer de werking.
Als de voorrem zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het hy-
draulisch systeem te ontluchten.
Controleer de vrije slag van de remhendel.
Stel zo nodig bij.
Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
Vul zo nodig het aanbevolen type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven ni-
veau.
Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.
Controleer de werking.
Controleer de vrije slag van het rempedaal.
Stel zo nodig bij.
Controleer de werking.
Smeer de kabel als dat nodig is.
Controleer de vrije slag van de koppelingshendel.
Stel zo nodig bij.
Controleer of de werking soepel is.
Controleer de vrije slag van de kabel.
Vraag zo nodig de Yamaha dealer om de vrije slag van de kabel af te stellen, en
de kabel en het kabelhuis te smeren.
3-7
6-10
6-20, 6-22–6-24
6-20–6-24
6-19, 6-28
6-16, 6-27
4
4-1
CONTROLES VOOR HET STARTEN
ONDERDEEL CONTROLES PAGINA
Bedieningskabels
Aandrijfketting
Wielen en banden
4
Rem- en schakelpedalen
Rem- en koppelingshendels
Zijstandaard
Framebevestigingen
Instrumenten, verlichting, signaleringssysteem en schakelaars
Zijstandaardschakelaar
Controleer of de werking soepel is.
Smeer als dat nodig is.
Controleer of de ketting correct is aangespannen.
Stel zo nodig bij.
Controleer de conditie van de ketting.
Smeer als dat nodig is.
Controleer op schade.
Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.
Controleer de bandspanning.
Corrigeer als dat nodig is.
Controleer of de werking soepel is.
Smeer de pedaalscharnierpunten als dat nodig is.
Controleer of de werking soepel is.
Smeer zo nodig de hendelscharnierpunten.
Controleer of de werking soepel is.
Smeer zo nodig het scharnierpunt.
Controleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn vastgezet.
Zet zo nodig vast.
Controleer de werking.
Corrigeer als dat nodig is.
Controleer de werking van het startspersysteem.
Als het systeem defect is, vraag dan een Yamaha dealer de machine na te kijken.
6-27
6-24–6-25
6-16–6-18
6-28
6-28
6-28
3-11
4-2
CONTROLES VOOR HET STARTEN
OPMERKING:
_
Voordat de motorfiets wordt gebruikt moet telkens een korte algemene controle worden uitgevoerd. Zon inspectie neemt maar weinig tijd in beslag en de hiermee gegarandeerde veiligheid is die tijd alleszins waard.
_
WAARSCHUWING
_
Wanneer functies vermeld in de Controlelijst voor Gebruik niet naar behoren werken, laat dan een inspectie uitvoeren en even­tueel repareren voordat u de machine gebruikt.
_
DWA00033
4
4-3
Loading...
+ 61 hidden pages