Yamaha F150A, FL150A User Manual

Page 1
GEBRUIKERSHANDLEIDING
F150A FL150A
63P-28199-76-D0
Page 2
Lees deze gebruikershandleiding aandachtig alvorens uw buitenboord­motor te gebruiken of er aan te werken. Bewaar deze handleiding aan boord in een waterdichte zak tijdens het varen. Deze handleiding moet bij de buiten­boordmotor blijven wanneer hij wordt verkocht.
Page 3

Belangrijke handleidingsinformatie

DMU25103
Aan de eigenaar
Dank u voor het kiezen van een Yamaha-bui­tenboordmotor. Deze gebruikershandleiding bevat informatie die u nodig hebt voor het cor­rect bedienen, onderhouden en verzorgen van uw motor. Alleen wanneer u deze een­voudige instructies strikt naleeft zult u opti­maal kunnen genieten van uw nieuwe Yamaha-buitenboordmotor. Met eventuele bijkomende vragen omtrent de bediening of het onderhoud van uw buitenboordmotor kunt u steeds terecht bij uw Yamaha-dealer. In deze gebruikershandleiding wordt heel be­langrijke informatie op de volgende manieren aangegeven.
Het veiligheidsalarmsymbool betekent LET OP! WEES ALERT! UW VEILIGHEID STAAT OP HET SPEL!
DWM00780
WAARSCHUWING
Als men zich niet houdt aan de waarschu­wingsinstructies kan dat leiden tot ernsti­ge verwonding of de dood van de bestuurder, een omstaander of de per­soon die de buitenboordmotor inspecteert of herstelt.
DCM00700
OPGELET:
Een waarschuwing toont de speciale voor­zorgmaatregelen die moeten worden ge­nomen om beschadiging van de buitenboordmotor te voorkomen.
NOTA:
Een NOTA verstrekt belangrijke informatie om procedures gemakkelijker of duidelijker te maken.
Yamaha streeft voortdurend naar verbetering inzake productontwerp en -kwaliteit. Dat bete­kent dat hoewel deze handleiding de meest recente productinformatie bevat die beschik­baar was op het ogenblik dat ze in druk werd bezorgd, er kleine verschillen kunnen voorko­men tussen uw machine en deze handleiding. Met eventuele vragen omtrent deze handlei­ding kunt u steeds terecht bij uw Yamaha­dealer. Om ervoor te zorgen dat het product lang zou meegaan, beveelt Yamaha aan het product te gebruiken en de gespecificeerde nazichten en onderhoudsbeurten te laten uitvoeren overeenkomstig de instructies in de gebrui­kershandleiding. Alle schade die voortvloeit uit het niet naleven van deze instructies wordt niet gedekt door de garantie. In bepaalde landen gelden wetten of voor­schriften die gebruikers verbieden het product elders te gebruiken dan in het land waar het werd aangekocht, en de kans bestaat dan ook dat het product niet kan worden geregis­treerd in het land van bestemming. Boven­dien is het mogelijk dat de garantie niet geldt in bepaalde gebieden. Wanneer u van plan bent het product mee te nemen naar een an­der land, dient u de dealer te raadplegen bij wie het product werd gekocht. Als u het product tweedehands aankocht, neem dan contact op met de dichtstbijzijnde dealer om het opnieuw te laten registreren en om in aanmerking te komen voor de gespeci­ficeerde diensten.
NOTA:
De F150AET, FL150AET en de standaardac­cessoires worden gebruikt als basis voor de uitleg en afbeeldingen in deze handleiding. Daarom is het mogelijk dat bepaalde items niet van toepassing zijn op alle modellen.
Page 4
Belangrijke handleidingsinformatie
DMU25121
F150A, FL150A
GEBRUIKERSHANDLEIDING
©2007 door Yamaha Motor Co., Ltd.
Elke herdruk of onbevoegd gebruik
zonder de schriftelijke toelating van
1e Uitgave, juli 2007
Alle rechten voorbehouden.
Yamaha Motor Co., Ltd.
is uitdrukkelijk verboden.
Gedrukt in Japan
Page 5

Inhoud

Algemene informatie.........................1
Plaats voor identificatienummers .... 1
Buitenboordmotorserienummer.......... 1
Sleutelnummer ................................... 1
EG label .......................................... 1
Lees handleidingen en labels.......... 3
Waarschuwingslabels......................... 3
Veiligheidsinformatie ........................ 7
Veiligheidsinformatie ....................... 7
Draaiende onderdelen........................ 7
Hete onderdelen................................. 7
Elektrische schokken.......................... 7
Trim- en kantelbekrachtiging.............. 7
Motoruitschakelkoord......................... 7
Benzine .............................................. 7
Blootstelling aan en morsen van
benzine ........................................... 8
Koolmonoxide..................................... 8
Wijzigingen......................................... 8
Scheepvaartveiligheid ..................... 8
Alcohol en verdovende middelen ....... 8
Zwemvesten....................................... 8
Mensen in het water........................... 8
Passagiers.......................................... 8
Overladen........................................... 9
Vermijd botsingen............................... 9
Weersomstandigheden ...................... 9
Passagiersopleiding........................... 9
Scheepvaartveiligheidspublicaties ..... 9
Wetten en voorschriften ..................... 9
Basisvereisten ................................. 10
Tankinstructies .............................. 10
Benzine ............................................ 10
Motorolie........................................... 10
Installatievereisten ........................ 11
Bootvermogen (pk)........................... 11
Monteren van de motor .................... 11
Afstandsbedieningsvereisten ........... 11
Accuvereisten................................... 11
Propellerkeuze ................................. 12
Basiscomponenten......................... 13
Hoofdcomponenten....................... 13
Afstandsbediening............................ 14
Afstandsbedieningshendel ............... 15
Neutraal vergrendeltrekker............... 15
Neutraal gashendel .......................... 15
Neutraal gas handel ......................... 16
Gashandel frictie afstelling ............... 16
Motoruitschakelaar........................... 17
Hoofdschakelaar .............................. 17
Trim- en kantelbekrachtigingsschake-
laar op afstandsbediening............. 18
Trim- en kantelbekrachtigingsschake-
laar op onderste motorkap............ 18
Trim- en kantelbekrachtigingsschake-
laars (type met twee motoren) ...... 19
Trimtap met anode ........................... 19
Kantelsteunhendel voor model met
trim- en kantelbekrachtiging.......... 20
Motorkapvergrendelhendel
(optrektype)................................... 21
Doorspoelplug .................................. 21
Brandstoffilter/waterafscheider......... 21
Digitale toerenteller .......................... 21
Oliedrukwaarschuwinglampje........... 22
Oververhittingwaarschuwingslampje
(digitaal type) ................................ 22
Snelheidsmeter (digitaal type).......... 22
Trimmeter (digitaal type) .................. 23
Urenmeter (digitaal type).................. 23
Tripmeter .......................................... 24
Klok .................................................. 24
Brandstofmeter................................. 25
Brandstofwaarschuwingslampje....... 25
Waarschuwingslampje voor lage
accuspanning................................ 25
Brandstofbeheermeter...................... 26
Brandstofstroommeter...................... 26
Brandstofverbruikmeter .................... 27
Brandstofbesparing .......................... 27
Toerentalsynchronisator voor twee
motoren......................................... 28
Waterafscheiderwaarschuwings-
lampje ........................................... 28
6Y8 Multifunctionele meters ............. 29
Page 6
Inhoud
Toerenteller ...................................... 29
Snelheids- & brandstofmeter............ 32
Snelheidsmeter ................................ 33
Brandstofbeheermeter...................... 34
Waarschuwingssysteem ............... 35
Waarschuwingsinrichting voor
oververhitting ................................ 35
Oliedrukwaarschuwing ..................... 35
Werking ............................................ 37
Installatie ....................................... 37
De buitenboordmotor monteren ....... 37
Inlopen van de motor .................... 38
Procedure voor 4-takt modellen ....... 38
Controles vóór gebruik .................. 39
Brandstof.......................................... 39
Bedieningselementen....................... 39
Stopschakelaars............................... 39
Motor ................................................ 39
Controleren van het oliepeil.............. 39
Brandstof bijvullen ......................... 40
De motor gebruiken....................... 40
Brandstof toevoeren......................... 40
Starten van de motor........................ 41
De motor laten warmdraaien ......... 43
Modellen met elektrische starter ...... 43
Schakelen ..................................... 43
De boot stoppen ............................ 45
Motor uitzetten .............................. 45
Procedure......................................... 45
De buitenboordmotor trimmen ...... 46
Instellen van de trimhoek (trim- en
kantelbekrachtiging)...................... 46
Boottrim instellen.............................. 47
Naar boven en naar beneden
kantelen...................................... 48
Procedure voor omhoog kantelen
(modellen met trim- en
kantelbekrachtiging)...................... 48
Procedure voor omlaag kantelen
(modellen met trim- en
kantelbekrachtiging)...................... 50
Varen in ondiep water ................... 51
Modellen met trim- en
kantelbekrachtiging....................... 51
Varen in andere
omstandigheden ........................ 52
Onderhoud....................................... 53
Technische gegevens ................... 53
Vervoer en opslag van de buiten-
boordmotor ................................ 54
Opberging van de
buitenboordmotor.......................... 54
Procedure......................................... 55
Smering ............................................ 57
Verzorging van de accu.................... 57
Spoelen van het motorblok............... 58
Reiniging van de
buitenboordmotor.......................... 58
Controle van het geverfde oppervlak
van de motor ................................. 59
Periodiek onderhoud ..................... 59
Vervangingsonderdelen ................... 59
Zware gebruiksomstandigheden ...... 59
Onderhoudsschema 1...................... 60
Onderhoudsschema 2...................... 62
Smeren............................................. 63
Reiniging en afstelling van de
bougie ........................................... 63
Controle van het
brandstofsysteem.......................... 64
Vervanging van motorolie................. 65
Controle van de bedrading en
aansluitstukken ............................. 67
Uitlaatlekkage................................... 67
Waterlekkage ................................... 67
Motorolielekkage .............................. 67
Controleren van het trim- en
kantelbekrachtigingssysteem........ 67
Propeller controleren........................ 68
Verwijderen van de propeller............ 69
Installeren van de propeller .............. 69
Vervanging van tandwielolie............. 70
Controle en vervanging van
anoden .......................................... 71
Page 7
Controleren van de accu
(voor modellen met elektrische
starter)........................................... 72
Aansluiting van de accu ................... 73
Loskoppeling van de accu................ 74
Controleren van de motorkap........... 74
De onderkant van de boot van een
coating voorzien............................ 74
Herstellen van defecten .................. 75
Problemen verhelpen .................... 75
Tijdelijke handeling in een
noodgeval................................... 79
Beschadiging door botsing............... 79
Slechts één motor laten draaien
(tweemotorige boten).................... 79
Vervanging van de zekering............. 80
De trim- en kantelbekrachtiging werkt
niet ................................................ 80
Waarschuwingslamp van
waterafscheider knippert tijdens
varen............................................. 80
Behandeling van ondergedompelde
motor .......................................... 82
Inhoud
Page 8

Algemene informatie

DMU25171
Plaats voor identificatienum-
mers
DMU25183
Buitenboordmotorserienummer
Het buitenboordmotorserienummer staat ver­meld op het label op de bakboordzijde van de klembeugel. Noteer uw buitenboordmotorserienummer in de voorziene ruimtes als hulp bij het bestellen van wisselstukken bij uw Yamaha-dealer of als referentie in geval uw buitenboordmotor wordt gestolen.
1. Buitenboordmotorserienummerlocatie
1. Sleutelnummer
DMU25202
EG label
Motoren voorzien van dit label voldoen aan bepaalde gedeelten van de richtlijn van het Europese Parlement in verband met machi­neparken. Zie het label en de EG Verklaring van Overeenstemming voor verdere details.
DMU25190
Sleutelnummer
Als de motor is uitgerust met een hoofdsleu­telschakelaar, is het sleutelidentificatienum­mer ingestanst op uw sleutels zoals getoond op de afbeelding. Noteer dit nummer in de ruimte voorzien als referentie in geval u een nieuwe sleutel nodig hebt.
1
1. EG-labellocatie
Page 9
ZMU01696
Algemene informatie
2
Page 10
Algemene informatie
DMU33520
Lees handleidingen en labels
Alvorens deze motor te bedienen of eraan te werken:
Lees deze handleiding.
Lees eventueel bij de boot geleverde handleidingen.
Lees alle labels op de buitenboordmotor en de boot.
Voor eventuele bijkomende informatie kunt u terecht bij uw Yamaha-dealer.
DMU33831
Waarschuwingslabels
Als deze labels beschadigd zijn of ontbreken, neem dan contact op met uw Yamaha-dealer voor vervanglabels.
F150A, FL150A
3
Page 11
Algemene informatie
1
3
6K1-83623-50
DMU34641
Inhoud van de labels
De bovenstaande waarschuwingslabels bete­kenen het volgende.
1
DWM01681
WAARSCHUWING
Houd handen, haar en kledingstukken
uit de buurt van draaiende onderdelen terwijl de motor draait.
Bij het starten of terwijl de motor draait
mag u geen elektrische onderdelen aan­raken of verwijderen.
2
DWM01671
WAARSCHUWING
Lees de handleiding en de labels.
Draag een goedgekeurd zwemvest.
2
6K1-83623-41
ZMU05708
Bevestig de uitschakelkoord (seizing)
aan uw zwemvest, uw arm of uw been zodat de motor stopt wanneer u de stuurhendel per ongeluk verlaat, om te voorkomen dat de boot op hol kan slaan.
3
DWM01282
WAARSCHUWING
Gebruik enkel een linksdraaiende propel­ler bij deze motor. Linksdraaiende propellers zijn te herken­nen aan een letter “L” achter de maataan­duiding. Een verkeerde propellertype zou er kun­nen voor zorgen dat de boot een andere richting uitgaat dan verwacht, wat een on­geval zou kunnen veroorzaken.
4
Page 12
Algemene informatie
DMU33850
Andere labels
4
ZMU05711
DMU33841
Symbolen
De volgende symbolen betekenen het vol­gende.
Voorzichtig/Waarschuwing
Gevaar veroorzaakt door constante draaiing
ZMU05665
Elektrisch gevaar
ZMU05666
Bedieningsrichting van afstandsbedie­ningshendel/schakelhendel, twee richtingen
Lees de gebruikershandleiding
5
ZMU05696
ZMU05667
ZMU05664
Page 13
Motorstart/ motoraanzwengeling
Algemene informatie
ZMU05668
6
Page 14

Veiligheidsinformatie

DMU33621
Veiligheidsinformatie
Neem deze voorzorgsmaatregelen te allen tij­de in acht.
DMU33630
Draaiende onderdelen
Handen, voeten, haar, juwelen, kledingstuk­ken, zwemvestriempjes enz. kunnen worden gegrepen door de inwendige draaiende on­derdelen van de motor, met ernstige verwon­dingen of de dood tot gevolg. Verwijder de motorkap nooit als het niet echt nodig is. Verwijder of installeer de motorkap nooit terwijl de motor draait. Laat de motor uitsluitend zonder motorkap draaien met inachtneming van de specifieke instructies in de handleiding. Houd uw han­den, voeten, haar, juwelen, kledingstukken, zwemvestriempjes enz. uit de buurt van even­tuele blootliggende bewegende onderdelen.
DMU33640
Hete onderdelen
Tijdens en na de werking zijn bepaalde motor­onderdelen heet genoeg om brandwonden te veroorzaken. Vermijd iedere aanraking met onderdelen onder de motorkap tot de motor is afgekoeld.
DMU33650
Elektrische schokken
Raak geen elektrische onderdelen aan bij het starten van de motor of terwijl de motor draait. Ze kunnen schokken of elektrocutie veroorza­ken.
DMU33660
Trim- en kantelbekrachtiging
Er kunnen lichaamsdelen worden verpletterd tussen de motor en de klembeugel wanneer de motor wordt getrimd of gekanteld. Houd li­chaamsdelen te allen tijde uit deze zone. Ver­gewis u ervan dat er zich niemand in deze zone bevindt alvorens het trim- en kantelbe­krachtigingsmechanisme te laten werken.
De trim- en kantelbekrachtigingsschakelaars werken ook wanneer de hoofdschakelaar op uit staat. Houd mensen uit de buurt van de schakelaars tijdens werkzaamheden rondom de motor. Kom nooit onder het staartstuk als het gekan­teld is, zelfs niet als de kantelsteunhendel ver­grendeld is. Als de buitenboordmotor per ongeluk valt, kunt u ernstig gewond raken.
DMU33670
Motoruitschakelkoord
Bevestig de motoruitschakelkoord zo dat de motor stopt wanneer de gebruiker overboord valt of de stuurhendel verlaat. Dat om te voor­komen dat de boot stuurloos verder vaart en mensen achterlaat, of over mensen of voor­werpen vaart. Bevestig de motorstopschakelaarkoord tij­dens het gebruik van de motor altijd op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak ze niet los om de stuurhendel te verlaten terwijl de boot vaart. Bevestig de koord niet aan een kledingstuk dat los zou kunnen scheuren, en leid de koord niet langs punten waar ze verstrikt kan raken, zodat ze haar functie niet langer vervult. Leid de koord niet langs plaatsen waar de kans groot is dat er per ongeluk aan wordt ge­trokken. Als er aan de koord wordt getrokken tijdens het varen, wordt de motor uitgescha­keld en kunt u de boot niet meer besturen. De boot zou snel kunnen vertragen, waardoor passagiers en voorwerpen voorwaarts wor­den geslingerd.
DMU33810
Benzine
Benzine en benzinedampen zijn uiterst brandbaar en explosief. Volg voor het tan-
ken steeds de procedure op pagina 40 om het risico van brand en explosie zo klein mogelijk te houden.
7
Page 15
Veiligheidsinformatie
DMU33820
Blootstelling aan en morsen van ben­zine
Mors geen benzine. Als u toch benzine morst, veeg hem dan onmiddellijk op met droge doe­ken. Werp de doeken weg zoals het hoort. Mocht er benzine op uw huid terechtkomen, verwijder die dan onmiddellijk met zeep en water. Trek andere kleren aan als er benzine op uw kleren terecht is gekomen. Raadpleeg onmiddellijk een arts als u benzine hebt ingeslikt, heel veel benzinedamp hebt in­geademd of benzine in de ogen hebt gekre­gen. Tracht nooit brandstof over te hevelen door ze aan te zuigen met uw mond.
DMU33900
Koolmonoxide
Dit product stoot uitlaatgassen uit die koolmo­noxide bevatten, een kleur- en geurloos gas dat hersenschade of de dood van veroorza­ken bij inademing. Symptomen van koolmo­noxidevergiftiging zijn onder meer misselijkheid, duizeligheid en slaperigheid. Zorg ervoor dat cockpit en cabine altijd goed geventileerd zijn. Vermijd het blokkeren van uitlaatopeningen.
DMU33780
Wijzigingen
Tracht geen wijzigingen aan te brengen aan deze buitenboordmotor. Wijzigingen aan uw buitenboordmotor kunnen de veiligheid en betrouwbaarheid aantasten, en de buiten­boordmotor onveilig of onwettig voor gebruik maken.
DMU33740
Scheepvaartveiligheid
Dit hoofdstuk bevat enkele van vele belangrij­ke veiligheidsvoorschriften die u dient na te le­ven tijdens het varen.
DMU33710
Alcohol en verdovende middelen
Ga nooit uit varen na het drinken van alcohol of het innemen van verdovende middelen. In­toxicatie is een van de voornaamste factoren die bijdragen tot dodelijke ongevallen op het water.
DMU33720
Zwemvesten
Zorg dat u een goedgekeurd zwemvest aan boord hebt voor elke passagier. Yamaha raadt u aan altijd een zwemvest te dragen wanneer u gaat varen. Kinderen en niet­zwemmers moeten in ieder geval altijd een zwemvest dragen, en iedereen moet een zwemvest dragen wanneer de vaaromstan­digheden gevaarlijk zijn of kunnen worden.
DMU33730
Mensen in het water
Kijk altijd zorgvuldig uit voor mensen in het water, zoals zwemmers, waterskiërs of dui­kers, telkens wanneer de motor draait. Wan­neer er zich iemand in het water bevindt vlakbij de boot, zet de motor dan in neutraal en schakel hem uit. Blijf uit de buurt van zwemzones. Zwemmers kunnen moeilijk zichtbaar zijn. De propeller kan blijven draaien, zelfs wan­neer de motor in neutraal staat. Schakel de motor uit wanneer er zich een persoon vlakbij de boot in het water bevindt.
DMU33750
Passagiers
Raadpleeg de instructies van uw bootfabri­kant voor informatie over de aangewezen passagiersplaatsen in uw boot en vergewis u ervan dat alle passagiers veilig plaats hebben genomen alvorens te accelereren en wan­neer de motor sneller draait dan met het sta­tionair toerental. Staan of zitten op niet aangewezen plaatsen kan ervoor zorgen dat men overboord wordt geslingerd of in de boot valt ten gevolge van golven, kielzog of plotse
8
Page 16
Veiligheidsinformatie
snelheids- of richtingsveranderingen. Zelfs wanneer iedereen correct plaats heeft geno­men in de boot, dient u uw passagiers te waarschuwen wanneer u een ongewoon ma­noeuvre dient te maken. Tracht opspringende golven en kielzog steeds te vermijden.
DMU33760
Overladen
De boot mag nooit worden overladen. Kijk op de bootcapaciteitsplaat of raadpleeg de boot­fabrikant voor het toegestane maximumge­wicht en maximumaantal passagiers. Zorg ervoor dat het gewicht naar behoren over de boot is verdeeld in overeenstemming met de instructies van de bootfabrikant. Het overla­den of verkeerd verdelen van het gewicht over de boot kan de bestuurbaarheid van de boot in het gedrang brengen en leiden tot on­gevallen, kapseizen of vollopen.
DMU33770
Vermijd botsingen
Kijk voortdurend uit naar mensen, voorwer-
pen en andere boten. Wees voorbereid op omstandigheden die uw zichtbaarheid beper­ken of uw zicht op anderen blokkeren. Vaar defensief met veilige snelheden en be­waar steeds een veilige afstand van mensen, voorwerpen en andere boten.
Vaar nooit vlak achter andere boten of wa-
terskiërs.
Vermijd scherpe bochten of andere ma-
noeuvres die ervoor zorgen dat anderen u moeilijk kunnen ontwijken en moeilijk kun­nen begrijpen wat u gaat doen.
Vermijd zones met voorwerpen onder water
of met ondiep water.
Vaar steeds binnen uw grenzen en vermijd
agressieve manoeuvres om het risico van controleverlies, overboord vallen en botsen zo klein mogelijk te houden.
Grijp tijdig in om botsingen te voorkomen.
Denk eraan, boten hebben geen rem- men, en het stoppen van de motor of het te­rugnemen van gas kan de boot minder bestuurbaar maken. Als u niet zeker bent dat u tijdig kunt stoppen voor een obstakel, laat u de motor in de tegenovergestelde richting draaien.
DMU33790
Weersomstandigheden
Zorg dat u op de hoogte bent van het weerbe­richt. Controleer de weersvoorspellingen al­vorens uit te varen. Ga beter niet uit varen in gevaarlijk weer.
DMU33880
Passagiersopleiding
Zorg ervoor dat ten minste één andere passa- gier opgeleid is in het besturen van de boot in geval van nood.
DMU33890
Scheepvaartveiligheidspublicaties
Informeer u over de scheepvaartveiligheids­voorschriften. Bijkomende publicaties en in­formatie kunt u bekomen bij heel wat scheepvaartorganisaties.
DMU33600
Wetten en voorschriften
Leer de scheepvaartwetten en -reglementen die gelden op de plaats waar u gaat varen, en leef deze na. Er gelden verschillende regels naar gelang van de geografische plaats, maar in wezen zijn ze allemaal gelijk aan de Inter­nationale Scheepvaartregels.
9
Page 17

Basisvereisten

DMU25540
Tankinstructies
DWM00010
WAARSCHUWING
BENZINE EN BENZINEDAMPEN ZIJN ERG ONTVLAMBAAR EN ONTPLOFBAAR!
Rook niet als u brandstof bijvult en blijf
uit de buurt van vonken, vlammen en an­dere bronnen van ontbranding.
Zet de motor af alvorens brandstof te
tanken.
Tank op een goed verluchte plaats. Vul
draagbare brandstoftanks niet in de boot.
Mors geen benzine. Verwijder gemorste
benzine onmiddellijk met droge doeken.
Doe de brandstoftank niet te vol.
Draai de vuldop goed vast na het tanken.
Raadpleeg onmiddellijk een arts als u
benzine hebt ingeslikt, heel veel benzi­nedamp hebt in geademd of benzine in de ogen hebt gekregen.
Mocht er benzine op uw huid terecht ko-
men, verwijder die dan onmiddellijk met zeep en water. Kleed u om als er benzine op uw kleren is terecht gekomen.
Raak met de tuit de vulopening of de
trechter aan om elektrostatische vonken te voorkomen.
DCM00010
OPGELET:
Gebruik alleen nieuwe zuivere benzine die bewaard werd in zuivere containers en die niet gecontamineerd is door water of vreemde stoffen.
DMU25580
Benzine
Aanbevolen benzine:
Normale loodvrije benzine met een mi­nimumoctaangetal van 90 (Research Octane Number).
Als de motor geklop of gepingel begint te ver­tonen, gebruik dan een ander merk benzine of loodvrije superbenzine.
DMU25683
Motorolie
Aanbevolen motorolie:
4-taktmotorolie met een combinatie van de volgende SAE- en API-olie­classificaties
Motorolietype SAE:
10W-30 of 10W-40
Motorolieklasse API:
SE, SF, SG, SH, SJ, SL
Inhoud olietank (exclusief oliefilter):
5.2 L (5.50 US qt) (4.58 Imp.qt)
NOTA:
Als u de aanbevolen motorolietypes nergens kunt vinden, dient u een alternatief te selecte­ren uit de volgende tabel, overeenkomstig de gemiddelde temperaturen in uw streek.
DCM01050
OPGELET:
Alle 4-taktmotoren worden door de fabriek zonder motorolie geleverd.
10
Page 18
Basisvereisten
ZMU01710
DMU33552
Installatievereisten
DMU33560
Bootvermogen (pk)
Alvorens de buitenboordmotor(en) te installe­ren, dient u na te gaan of het totale vermogen (pk) van uw motor(en) het toegestane maxi­mumvermogen van de boot niet overschrijdt. Kijk op de capaciteitsplaat van de boot of neem contact op met de fabrikant.
DWM01560
WAARSCHUWING
Een boot te krachtig aandrijven kan ernsti­ge instabiliteit veroorzaken.
DMU33570
Monteren van de motor
Uw dealer of een andere persoon met erva­ring in het optuigen van boten moet de motor monteren met behulp van de correcte appara­tuur en de complete optuiginstructies. Voor meer informatie, zie pagina 37.
DWM01570
WAARSCHUWING
Een verkeerde montage van de buiten-
boordmotor kan tot gevaarlijke omstan­digheden leiden, zoals een gebrekkige bestuurbaarheid, verlies van controle of brand.
Aangezien de motor zeer zwaar is, is
speciale uitrusting en opleiding vereist om hem veilig te monteren.
DMU33580
Afstandsbedieningsvereisten
De afstandsbedieningseenheid moet worden uitgerust met (een) neutraal-startbeveili­ging(en). Dat systeem zorgt ervoor dat de mo­tor uitsluitend in neutraal kan worden gestart.
DWM01580
WAARSCHUWING
Als de motor in versnelling start, kan de
boot plots en onverwacht bewegen, waardoor er een botsing kan worden veroorzaakt of passagiers over boord kunnen worden geworpen.
Wanneer de motor ooit in versnelling
start, werkt de neutraalstartbeveiliging niet correct en mag u de buitenboord­motor niet langer gebruiken. Neem con­tact op met uw Yamaha-dealer.
DMU25702
Accuvereisten
DCM01061
OPGELET:
Gebruik nooit een accu met een andere dan de opgegeven capaciteit. Als er een accu wordt gebruikt die niet aan de speci­ficaties voldoet, bestaat de kans dat het elektrisch systeem slecht werkt of overbe­last wordt, waardoor het beschadigd raakt.
Voor modellen met elektrische starter dient u een accu te kiezen die voldoet aan de volgen­de technische gegevens.
DMU25721
Technische gegevens van de accu
Minimum koudstartstroomsterkte (CCA/EN):
711.0 A Minimum nominaal vermogen (20HR/IEC):
100.0 A/u
11
Page 19
De motor kan niet worden gestart als de accu­spanning te laag is.
DMU34190
Propellerkeuze
Naast de keuze van een buitenboordmotor is de keuze van de juiste propeller een van be­langrijkste keuzen die een booteigenaar dient te maken. Het type, de omvang en het ont­werp van uw propeller hebben een recht­streekse invloed op de acceleratie, de topsnelheid, het brandstofverbruik en zelfs de levensduur van de motor. Yamaha ontwerpt en vervaardigt propellers voor iedere Yamaha-buitenboordmotor en voor alle mo­gelijke toepassingen. Uw buitenboordmotor is uitgerust met een Yamaha-propeller die speciaal werd geselec­teerd voor een goed resultaat bij tal van toe­passingen, maar er kunnen toepassingen bestaan waarvoor men beter een andere pro­peller gebruikt. Uw Yamaha-dealer kan u helpen bij het kie­zen van de juiste propeller voor uw specifieke behoeften. Kies een propeller die de motor in staat stelt het middelste of bovenste gedeelte van het toerentalbereik te bereiken bij volgas en maximumlading. In het algemeen geldt dat een propeller met een grotere spoed geschikt is voor geringere bedrijfsbelastingen en een propeller met een kleinere spoed voor grotere belastingen. Als u sterk uiteenlopende ladin­gen vervoert, kies dan een propeller die de motor in staat stelt te draaien binnen het toe­rentalbereik voor uw maximumbelasting, maar denk eraan dat u de gashendelstand mogelijk moet aanpassen om binnen het aan­bevolen motortoerentalbereik te blijven wan­neer u lichtere ladingen vervoert. Voor instructies over het demonteren en in­stalleren van de propeller, zie pagina 68.
Basisvereisten
x
-
123
1. Propellerdiameter in inches
2. Propellerspoed in inches
3. Type van propeller (propellermerk)
ZMU04607
12
Page 20

Basiscomponenten

DMU2579D
Hoofdcomponenten
NOTA:
* Kan eventueel lichtjes verschillen van de afbeelding; behoort mogelijk ook niet tot de stan­daarduitrusting van alle modellen.
F150A, FL150A
1. Motorkap
2. Motorkapvergrendelingshendel(s)
3. Anti-cavitatieplaat
4. Trimtap (anode)
5. Propeller*
6. Koelwaterinlaat
7. Klembeugel
8. Doorspoelplug
9. Waterafscheider
10.Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
11.Afstandsbedieningskast (voor opzij gemon­teerd type)*
12.Afstandsbedieningskast (voor dubbele mo­tor)*
13.Schakelaarpaneel (voor dubbele motor)*
13
14.Digitale snelheidsmeter*
15.Digitale toerenteller*
16.Brandstofbeheermeter*
Page 21
Basiscomponenten
1
4
1. Toerenteller (vierkant type)*
2. Toerenteller (rond type)*
3. Snelheidsmeter (vierkant type)*
4. Snelheids- & brandstofmeter (vierkant type)*
5. Snelheids- & brandstofmeter (rond type)*
6. Brandstofbeheermeter (vierkant type)*
DMU26180
2
5
Afstandsbediening
De afstandsbedieningshendel bedient zowel de schakelhendel als de gashendel. De elek­trische schakelaars zijn op het afstandsbedie­ningskastje gemonteerd.
3
6
ZMU05429
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
2. Afstandsbedieningshendel
3. Neutraalvergrendelingstrekker
4. Neutraal-gashendel
5. Hoofdschakelaar / chokeschakelaar
6. Motoruitschakelaar
7. Gashendelfrictieafstelling
14
Page 22
Basiscomponenten
1
2
4
2
3
ZMU04569
1. Afstandsbedieningshendel
2. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
3. Neutraalgashendel
4. Gashendelfrictieafstelling
DMU26190
Afstandsbedieningshendel
Door de hendel naar voor te duwen vanuit de neutrale stand wordt de vooruitversnelling in­geschakeld. Door de hendel naar achter te trekken vanuit de neutrale stand wordt de achteruitversnelling ingeschakeld. De motor blijft in vrijloop staan tot de hendel ongeveer 35° wordt verplaatst; (er is een palletje te voe­len). Door de hendel verder te duwen wordt de gasklep geopend en de motor begint te ac­celereren.
N
F
1
4
2
6
5
5
R
4
3
6
7
7
ZMU04573
1. Neutraal “”
2. Vooruit “”
3. Achteruit “”
4. Schakelen
5. Volledig gesloten
6. Gashendel
7. Volledig open
DMU26201
Neutraal vergrendeltrekker
Om uit de neutrale stand te gaan moet u eerst de neutraal vergrendeltrekker omhoog trek­ken.
1. Neutraal “”
2. Vooruit “”
3. Achteruit “”
4. Schakelen
5. Volledig gesloten
6. Gashendel
7. Volledig open
15
1. Neutraalvergrendelingstrekker
DMU26211
Neutraal gashendel
Om de gasklep te openen zonder in achteruit of vooruit te zetten, moet u de afstandsbedie­ningshendel in neutraal zetten en de neutraal gashendel omhoog zetten.
Page 23
Basiscomponenten
NOTA:
De neutraal gashendel werkt alleen als de af­standsbedieningshendel in neutraal staat. De afstandsbedieningshendel werkt alleen als de neutraal gashendel in de gesloten stand is ge­zet.
1. Volledig open
2. Volledig gesloten
DMU26232
Neutraal gas handel
Om de gashendel te openen zonder in vooruit of achteruit te zetten, moet u de vrijknop neu­traal gas handel indrukken en de afstandsbe­dieningshendel verplaatsen.
2
3
NOTA:
De vrijknop neutraal gas handel kan alleen
worden gebruikt als de afstandsbedie­ningshendel in neutraal staat.
Na het indrukken van de knop begint de
gasklep open te gaan nadat de afstandsbe­dieningshendel minstens 35° is verplaatst.
Zet na gebruik van de neutraal gas handle
de afstandsbedieningshendel weer in neu­traal. De vrijknop neutraal gas handel keert automatisch terug naar de ingestelde stand. De afstandsbediening kan dan nor­maal in vooruit en achteruit worden gezet.
DMU25971
Gashandel frictie afstelling
Een frictie-inrichting zorgt voor regelbare be­wegingsweerstand van de gasgreep of de af­standsbedieningshendel, en kan worden ingesteld volgens de voorkeur van de schip­per. Om de weerstand te verhogen draait u de fric­tieregelaar rechtsom. Om de weerstand te verlagen draait u de frictieregelaar linksom.
DWM00031
WAARSCHUWING
Draai de wrijvingsafstelschroef niet te vast. Als er te veel weerstand is, kan het moeilijk zijn om de gashendel of de greep te bewegen, wat een ongeluk kan veroor­zaken.
1
1. Volledig open
2. Volledig gesloten
3. Neutraalgashendel
ZMU04575
16
Page 24
Basiscomponenten
ZMU04646
Als constante snelheid vereist is, draai de fric­tieregelaar dan strakker aan om de gewenste gashendelinstelling te bewaren.
DMU25991
Motoruitschakelaar
De clip moet bevestigd zijn aan de motoruit­schakelaar om de motor te laten draaien. Het koord moet op een veilige plaats worden be­vestigd aan de kledij van de schipper, of aan zijn arm of been. Als de bestuurder over boord valt of het roer verlaat, trekt de koord de clip naar buiten waardoor de ontsteking van de motor wordt uitgeschakeld. Op die manier wordt voorkomen dat de boot onbestuurd ver­der vaart.
DWM00121
WAARSCHUWING
Bevestig de motorstopschakelaarkoord
tijdens het gebruik van de motor op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been.
Maak de koord niet vast aan kleren die
kunnen worden losgetrokken. Zorg er­voor dat de koord nergens achter ver­strikt raakt, waardoor ze haar functie verliest.
Zorg ervoor dat u tijdens een normaal
gebruik niet per ongeluk aan de koord trekt. Als de motoraandrijving wegvalt, wordt de boot veel minder goed bestuur­baar. Zonder motoraandrijving zal de
boot ook snel vertragen. Daardoor kun­nen personen en voorwerpen in de boot naar voren geslingerd worden.
NOTA:
De motor kan niet worden gestart wanneer de clip verwijderd is.
1. Koord
2. Clip
3. Motoruitschakelaar
ON
ON
OFF
START
START
OFF
3
2
1
ZMU04564
1. Koord
2. Clip
3. Motoruitschakelaar
DMU26090
Hoofdschakelaar
De hoofdschakelaar bedient het ontstekings­systeem; de werking ervan is hieronder be­schreven.
“” (off)
17
Page 25
Basiscomponenten
Met de hoofdschakelaar in de “” (uit)- stand zijn de elektrische schakelingen uitge­schakeld en de sleutel kan worden uitgeno­men.
“” (aan)
Met de hoofdschakelaar in de “” (on)-stand zijn de elektrische schakelingen ingeschakeld en de sleutel kan niet worden uitgenomen.
“” (start)
Met de hoofdschakelaar in de “” (start)- stand begint de startmotor te draaien om de motor te starten. Als de sleutel wordt losgela­ten, keert deze automatisch terug naar de “” (on)-stand.
DMU32051
OFF
ON
START
OFF
ON
START
ZMU04566
Trim- en kantelbekrachtigingsschake­laar op afstandsbediening
Het trim- en kantelbekrachtigingssysteem stelt de buitenboordmotorhoek bij in verhou­ding tot de spiegel. Door de schakelaar “” (omhoog) in te drukken, wordt de buiten-
boordmotor omhoog getrimd en vervolgens omhoog gekanteld. Als u de schakelaar “” (omlaag) indrukt, wordt de buitenboordmotor omlaag gekanteld en vervolgens omlaag ge­trimd. Wanneer u de schakelaar loslaat, stopt de buitenboordmotor in de stand die hij op dat ogenblik inneemt.
NOTA:
Voor instructies over het gebruik van de trim­en kantelbekrachtigingsschakelaar, zie pagi­nas 46 en 48.
DMU26152
Trim- en kantelbekrachtigingsschake­laar op onderste motorkap
De trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar bevindt zich op de zijkant van de onderste motorkap. Door de schakelaar “” (omhoog) in te drukken, wordt de buitenboordmotor om­hoog getrimd en vervolgens omhoog gekan­teld. Als u de schakelaar “” (omlaag) indrukt, wordt de buitenboordmotor omlaag gekanteld en vervolgens omlaag getrimd. Wanneer u de schakelaar loslaat, stopt de buitenboordmotor in de stand die hij op dat ogenblik inneemt.
DWM01030
WAARSCHUWING
Gebruik de kantelbekrachtigingsschake­laar op de onderbak alleen wanneer de boot helemaal stil ligt en de motor afgezet is. Als u die schakelaar zou willen gebrui-
18
Page 26
Basiscomponenten
ken terwijl de boot in beweging is, ver­hoogt de kans dat er iemand overboord valt en dat de bestuurder afgeleid wordt, wat op zijn beurt de kans op een botsing met een andere boot of een hindernis ver­hoogt.
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
NOTA:
Voor instructies over het gebruik van de trim­en kantelbekrachtigingsschakelaar, zie pagi­na 48.
DMU26162
Trim- en kantelbekrachtigingsschake­laars (type met twee motoren)
Het trim- en kantelbekrachtigingssysteem stelt de buitenboordmotorhoek bij in verhou­ding tot de spiegel. Door de schakelaar “” (omhoog) in te drukken, wordt de buiten­boordmotor omhoog getrimd en vervolgens omhoog gekanteld. Als u de schakelaar “” (omlaag) indrukt, wordt de buitenboordmotor omlaag gekanteld en vervolgens omlaag ge­trimd. Wanneer u de schakelaar loslaat, stopt de buitenboordmotor in de stand die hij op dat ogenblik inneemt.
1
DN
UP
ZMU04601
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
NOTA:
Bij de bediening voor twee motoren bedient
de schakelaar op de afstandsbedienings­greep beide buitenboordmotoren tegelijk.
Voor instructies over het gebruik van de
trim- en kantelbekrachtigingsschakelaars, zie paginas 46 en 48.
DMU26243
Trimtap met anode
De trimtap moet zo worden ingesteld dat er evenveel kracht moet worden uitgeoefend om de stuurinrichting naar rechts te draaien als om ze naar links te draaien.
DWM00840
WAARSCHUWING
Een verkeerd afgestelde trimtap kan er­voor zorgen dat het moeilijk is om te stu­ren. Laat de motor altijd proefdraaien nadat een trimtap geïnstalleerd of vervan­gen is om er zeker van te zijn dat de bestu­ring correct verloopt. Zorg ervoor dat u de bout vastdraait nadat de trimtap bijgere­geld is.
Als de boot de neiging heeft naar links (bak­boord) te draaien, dient u het achtereind van de trimtap naar bakboord te draaien (“A” in de afbeelding). Als de boot de neiging heeft naar
19
Page 27
rechts (stuurboord) te draaien, dient u het achtereind van de trimtap naar stuurboord te draaien (“B” in de afbeelding).
DCM00840
OPGELET:
De trimtap doet ook dienst als anode om de motor te beschermen tegen elektroche­mische corrosie. De trimtap mag niet wor­den geschilderd, want dan kan ze niet meer als anode werken.
Basiscomponenten
Boutaandraaimoment:
42.0 Nm (31.0 ft-lb) (4.28 kgf-m)
DMU26341
Kantelsteunhendel voor model met trim- en kantelbekrachtiging
Om de buitenboordmotor in de omhoog ge­kantelde stand te houden, moet u de kantel­steunstang vergrendelen in de klembeugel.
1. Trimtap
2. Bout
3. Kap
1. Kantelsteunhendel
DCM00660
OPGELET:
Gebruik de kantelsteunhendel of de kan­telsteunknop niet om de boot de slepen. De buitenboordmotor zou daardoor kun­nen lostrillen van de kantelsteun en vallen. Als de boot niet kan worden gesleept met de motor in de normale stand, gebruik dan een bijkomend steunstuk om de motor in de gekantelde stand vast te zetten.
20
Page 28
Basiscomponenten
DMU26382
Motorkapvergrendelhendel (optrek­type)
Om de motorkapvergrendelhendel te verwij­deren, moet u de vergrendelhendel(s) om­hoog trekken en de kap afnemen. Bij het installeren van de motorkap moet u nagaan of deze wel goed in de rubberen dichting past. Vergrendel de kap vervolgens door de hen­del(s) omlaag te bewegen.
1. Motorkapvergrendelingshendel(s)
DMU26460
Doorspoelplug
Deze plug wordt gebruikt om de koelwater­doorgangen van de motor te reinigen met be­hulp van een tuinslang en leidingwater.
NOTA:
Voor details over het gebruik, zie pagina 58.
DMU31704
Brandstoffilter/waterafscheider
Deze motor heeft een gecombineerde brand­stoffilter/waterafscheider en bijbehorend waarschuwingssysteem. Als het van de brandstof afgescheide water een bepaald vo­lume overschrijdt, wordt het waarschuwings­systeem van de Command Link-toerenteller geactiveerd.
Activering van het waarschuwingssysteem
Het waterafscheiderwaarschuwingslampje
van de Command Link-toerenteller zal knip­peren.
De zoemer weerklinkt met tussenpozen,
doch uitsluitend wanneer de versnel­lingshendel in neutraal staat.
Wanneer het waarschuwingssysteem werd
geactiveerd, dient u de motor onmiddellijk uit te schakelen en een Yamaha-dealer te raadplegen.
DMU31411
Digitale toerenteller
De toerenteller toont het motortoerental en heeft de volgende functies.
1. Doorspoelplug
21
NOTA:
Alle segmenten van het display lichten kort op na inschakelen van de hoofdschakelaar en keren daarna terug naar normale toestand.
Page 29
Basiscomponenten
1
2
3
5
6
1. Toerenteller
2. Trimmeter
3. Urenmeter
4. Oliedrukwaarschuwinglampje
5. Oververhittingwaarschuwingslampje
6. Afstelknop
7. Modusknop
NOTA:
Het waarschuwingslampje van de wateraf­scheidingsfilter en het motorstoringwaarschu­wingslampje op de digitale toerenteller werken niet voor deze motor.
DMU26523
Oliedrukwaarschuwinglampje
Als de oliedruk te laag wordt, begint het waar­schuwingslampje te knipperen. Voor meer in­formatie, zie pagina 35.
DCM00021
OPGELET:
Laat de motor niet draaien als de waar-
schuwingslamp voor lage oliedruk brandt en het motoroliepeil te laag is. Dat leidt tot ernstige motorschade.
De waarschuwingslamp voor lage olie-
druk geeft niet het motoroliepeil aan. Gebruik de oliepeilstok om de resteren­de hoeveelheid olie te controleren. Voor meer informatie, zie pagina 39.
7
ZMU01840
4
1
ZMU01736
1. Oliedrukwaarschuwinglampje
DMU26582
Oververhittingwaarschuwingslampje (digitaal type)
Als de motortemperatuur te hoog wordt, be­gint het waarschuwingslampje te knipperen. Voor meer informatie over het aflezen van het verklikkerlampje, zie pagina 35.
DCM00051
OPGELET:
Laat de motor niet draaien wanneer het oververhittingwaarschuwingslampje brandt. Dat leidt tot ernstige motorschade.
1
ZMU01737
1. Oververhittingwaarschuwingslampje
DMU26601
Snelheidsmeter (digitaal type)
Deze meter geeft de bootvaarsnelheid aan.
22
Page 30
Basiscomponenten
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofmeter
3. Tripmeter/klok/voltmeter
4. Waarschuwingslamp(en)
NOTA:
Wanneer de hoofdschakelaar de eerste keer wordt bediend, lichten alle segmenten van het display op bij wijze van test. Na enkele secon­den keert de meter terug naar normaal bedrijf. Kijk naar de meter wanneer u de hoofdscha­kelaar inschakelt om na te gaan of alle seg­menten geactiveerd worden.
2. Keuzeschakelaar (voor snelheidseenheid)
3. Keuzeschakelaar (voor brandstofverzender)
DMU26620
Trimmeter (digitaal type)
Deze meter toont de trimhoel van uw buiten­boordmotor.
NOTA:
Onthoud de trimhoeken die het best werken
voor uw boot onder verschillende omstan­digheden. Stel de trimhoek naar wens in met behulp van de trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaar.
Als de trimhoek van uw motor het trimbe-
drijfsbereik overschrijdt, zal het bovenste segment van het trimmeterdisplay knippe­ren.
NOTA:
De snelheidsmeter geeft de snelheid weer in km/u, mph of knopen, naar gelang van de voorkeur van de schipper. Selecteer de ge­wenste maateenheid met behulp van de keu­zeschakelaar op de achterkant van de meter. Zie de illustratie voor instellingen.
1. Kap
23
ZMU01740
DMU26650
Urenmeter (digitaal type)
Deze meter toont het aantal bedrijfsuren van de motor. Deze kan worden ingesteld om het totale aantal uren of het aantal uren voor de huidige trip aan te geven. Het display kan ook worden aan- en uitgezet.
Page 31
ZMU01741
Basiscomponenten
Het displayformaat wijzigen
Door het indrukken van de “” (werk- stand)-knop wordt het displayformaat ge­wijzigd in de volgende sequentie: Totale uren→Tripuren→Display uit
De tripuren resetten
Gelijktijdig indrukken van de “” (instel- len)- en “” (werkstand)-knoppen gedu- rende meer dan 1 seconden terwijl de tripuren worden weergegeven zet de trip­meter terug op 0 (nul).
NOTA:
Het totale aantal bedrijfsuren van de motor kan niet worden gereset.
DMU26690
Tripmeter
Deze meter geeft de afstand weer die de boot heeft afgelegd sinds de meter voor het laatst werd gereset. Druk meerdere keren op de “” (werk- stand)-knop tot de indicator op de meter “” (trip) aanwijst. Om de tripmeter weer op nul te zetten, moet u de “” (instellen)- en “” (werkstand)-knoppen tegelijk indruk­ken.
NOTA:
De tripafstand wordt in kilometer of mijl ge-
toond afhankelijk van de voor de snelheids­meter gekozen meeteenheid.
De tripafstand wordt in het geheugen be-
waard door accustroom. De opgeslagen gegevens gaan verloren als de accu wordt losgekoppeld.
DMU26700
Klok
Druk meerdere keren op de “” (werk- stand)-knop tot de indicator in de meter “” (tijd) aanwijst. Om de klok in te stellen moet u zorgen dat de meter in de “” (tijd)- werkstand staat. Druk op de “” (instellen)- knop; het urendisplay begint te knipperen. Druk op de “” (werkstand)-knop tot het gewenste uur wordt weergegeven. Druk nog­maals op de “” (instellen)-knop en het mi- nutendisplay begint te knipperen. Druk op de “” (werkstand)-knop tot de gewenste mi­nuut wordt weergegeven. Druk nogmaals op de “” (instellen)-knop om de klok te starten.
24
Page 32
Basiscomponenten
ZMU01745
NOTA:
De klok werkt op accustroom. Door de accu los te koppelen wordt de klok stopgezet. Res­et de klok na de accu te hebben aangesloten.
DMU26711
Brandstofmeter
Acht segmenten geven het brandstofpeil weer. Wanneer alle segmenten zichtbaar zijn, is de brandstoftank vol.
DCM00860
OPGELET:
De Yamaha-brandstoftanksensor verschilt van conventionele sensors. Als de keuze­schakelaar op de meter verkeerd wordt in­gesteld, geeft dat foute resultaten. Vraag aan uw Yamaha-dealer hoe de keuzescha­kelaar moet worden ingesteld.
NOTA:
De brandstofpeilaanduiding kan worden beïn- vloed door de positie van de sensor in de brandstoftank en het gedrag van de boot in het water. Tijdens het varen met de boeg om­hoog of tijdens een lange bocht kunnen de af­lezingen van de meter verkeerd zijn.
DMU26720
Brandstofwaarschuwingslampje
Als het brandstofpeil zakt naar één segment, begint het brandstofpeilwaarschuwingsseg­ment te knipperen.
DCM00880
OPGELET:
Laat de motor niet met de gashendel hele­maal open draaien als er een waarschu­wing geactiveerd is. Vaar met een lage snelheid terug naar de haven.
1. Brandstofpeilwaarschuwingssegment
DMU26731
Waarschuwingslampje voor lage ac­cuspanning
Als de accuspanning daalt, zal het display au­tomatisch worden ingeschakeld en beginnen te knipperen.
25
Page 33
Basiscomponenten
DCM00870
OPGELET:
Vaar onmiddellijk terug naar de haven als er een waarschuwing geactiveerd wordt. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor het la­den van de accu.
1. Waarschuwingslamp accu
DMU26740
Brandstofbeheermeter
De brandstofbeheermeter toont de staat van het brandstofverbruik terwijl de motor draait.
de meter in het oog bij het aanzetten van de hoofdschakelaar om zeker te zijn dat alle seg­menten aan gaan.
DMU26751
Brandstofstroommeter
De brandstofstroommeter geeft het brand­stofverbruik per uur aan, bij de heersende motorbedrijfsnelheid. De brandstofstroomaflezingen zijn niet nauw­keurig wanneer de motor met minder dan 1300 omw/min draait. Aangezien de brand­stofpomp dan afwisselend wordt in- en uitge­schakeld, geeft het display hetzij geen brandstofstroom weer, hetzij een hogere brandstofstroom dan het werkelijke verbruik. Als uw boot is uitgerust met twee motoren, geeft de brandstofstroommeter de totale brandstofstroom van de linker en de rechter motor aan. Hij toont ook “” (voor bakboord en stuurboord).
1
3
1. Brandstofstroommeter
2. Brandstofverbruikmeter / Brandstofbezuinigingsmeter / Snelheidssyn­chronisator voor twee motoren
3. Waterafscheiderwaarschuwingslampje (werkt alleen als de sensor geïnstalleerd is)
NOTA:
Als de hoofdschakelaar de eerste keer wordt aangezet, gaan alle segmenten van het dis­play aan als een test. Na enkele seconden zal de meter overgaan op normale werking. Houd
2
ZMU01748
ZMU01749
Gebruik de knop “” (instellen) om het brandstofstroomdisplay in de onderstaande volgorde af te wisselen:
Druk de knop “” (instellen) één maal in
om de brandstofstroom van de stuurboord­motor weer te geven. Er wordt ook een “” weergegeven (voor stuurboord).
Druk nogmaals op de knop “” (instellen)
om de brandstofstroom van de bakboord­motor weer te geven. Er wordt ook een “” weergegeven (voor bakboord).
26
Page 34
Basiscomponenten
Druk een derde maal op de knop “” (in-
stellen) om het display opnieuw op de totale brandstofstroom van beide motoren te zet­ten. “” (voor bakboord en stuurboord) wordt ook weergegeven om zowel de bak­boord- als de stuurboordmotor aan te ge­ven.
NOTA:
De brandstofstroommeter geeft het ver-
bruik aan in gallon/uur of liter/uur, naar ge­lang van de voorkeur van de schipper. Selecteer de gewenste meeteenheid met de keuzeschakelaar op de achterkant van de meter tijdens de installatie.
ZMU01751
DMU26770
Brandstofbesparing
Deze meter geeft de afstand per liter of gallon tijdens het varen aan en dient alleen als refe­rentie voor de schipper. Druk meerdere keren op de “” (werk- stand)-knop tot de indicator in de meter “” (economy) aanwijst.
1. Keuzeschakelaar
De brandstofverbruikmeter en brandstofbe-
zuinigingsmeter geven dezelfde meeteen­heid weer.
DMU26760
Brandstofverbruikmeter
Deze meter geeft de totale verbruikte hoe­veelheid brandstof sinds de meter voor het
NOTA:
Als er twee motoren zijn geïnstalleerd op uw boot, zal de meter alleen de totale brandstof­besparing van beide motoren weergeven.
laatst werd gereset aan. Druk meerdere keren op de “” (werk- stand)-knop tot de indicator in de meter totaal
NOTA:
Het brandstofverbruik varieert sterk afhan-
“” (totaal) aanwijst. Om het totale brand­stofverbruik weer op nul te zetten, drukt u te­gelijk op de “” (instellen)- en “” (werkstand)-knoppen.
27
ZMU01752
kelijk van het bootontwerp, gewicht, ge­bruikte propeller, motortrimhoek, zeeomstandigheden (inclusief de wind), en de gashendelstand. Het brandstofverbruik varieert ook lichtjes afhankelijk van het type water (zout, zoet en vervuilingsniveaus),
Page 35
luchttemperatuur en vochtigheidsgraad, netheid van de bootbodem, motormontage­hoogte, bekwaamheid van de schipper en individuele benzinesamenstelling (winter­of zomerbrandstof en hoeveelheid additie­ven).
De Yamaha digitale snelheidsmeter en
brandstofbeheermeter berekent snelheid, afgelegde mijlen en brandstofbesparing bij waterbeweging aan het achterschip. Deze afstand kan sterk variëren volgens de wer­kelijk afgelegde afstand omwille van water­stromingen, zeedeiningen en de toestand van de watersnelheidssensor (gedeeltelijk verstopt of beschadigd).
Individuele motoren kunnen lichtjes varië-
ren in hun brandstofverbruik door fabrica­geschommelingen. Deze schommelingen kunnen zelfs groter zijn als de motoren van verschillende modeljaren. Daarnaast kun­nen verschillen in propellers, zelfs met de­zelfde basisafmetingen van hetzelfde ontwerp, ook een lichte schommeling van het brandstofverbruik veroorzaken.
DMU26781
Toerentalsynchronisator voor twee motoren
Deze meter geeft het motortoerentalverschil (omw/min) tussen de bakboord- en de stuur­boordmotor aan, om de toerentallen van de beide motoren te kunnen synchroniseren. Druk meerdere keren op de knop “” (mo- dus) tot de indicator op de meter “” (syn- chronisator) aanwijst.
Basiscomponenten
ZMU01753
1
2
3
4
5
ZMU01754
1. Snelheid van de bakboordmotor is hoger
2. Snelheid van de bakboordmotor is een beet­je hoger
3. Motorsnelheid is even hoog aan bakboord als aan stuurboord
4. Snelheid van de stuurboordmotor is een beetje hoger
5. Snelheid van de stuurboordmotor is hoger
NOTA:
Als de toerentallen van de beide motoren niet gesynchroniseerd zijn tijdens het varen, kunt u ze synchroniseren door de trimhoek of de gasklep bij te stellen.
DMU26792
Waterafscheiderwaarschuwings­lampje
Dit lampje begint te knipperen wanneer er zich water heeft verzameld in de wateraf­scheider. In dat geval moet u de motor uit­schakelen en het water uit de waterafscheider laten lopen.
28
Page 36
Basiscomponenten
NOTA:
Dit lampje werkt alleen wanneer de boot is uit­gerust met een waterafscheidingssensor.
ZMU01755
DMU31652
6Y8 Multifunctionele meters
Multifunctionele meters hebben 6 verschillen­de meters: toerenteller (vierkant of rond), snelheidsmeter (vierkant), snelheids- & brandstofmeter (vierkant of rond) en brand­stofbeheermeter (vierkant). Het indicatiesys­teem van de ronde uitvoering verschilt lichtjes van die van de vierkante uitvoering. Ga zorg­vuldig na met welk model en type uw boot is uitgerust. Deze handleiding beschrijft hoofd­zakelijk de waarschuwingslampen. Kijk in de bij de meter geleverde handleiding voor meer informatie over het instellen van de meters of het wijzigen van indicatiesystemen.
DMU32560
Toerenteller
De toerenteller toont het aantal motoromwen­telingen per minuut. Hij heeft de volgende functies: trimmeter, instellen van de snelheid voor stapvoets varen, weergave van koelwa­ter/motortemperatuur, accuspanning, totaal aantal uren/tripuren, oliedruk, waterafschei­derwaarschuwing, motorstoringwaarschu­wing, en indicatie van periodiek onderhoud. Als er optionele sensors werden aangesloten op de eenheid, wordt ook de koelwaterdruk weergegeven. Raadpleeg uw Yamaha-dealer
voor de optionele sensor. De toerenteller is verkrijgbaar in ronde en vierkante uitvoerin­gen. Controleer welk type van toerenteller u bezit.
1
1. Afstelknop
2. Modusknop
2
ZMU05415
1
5
4
7
2
3
6
8
1. Toerenteller
2. Trimmeter
3. Multifunctioneel display
4. Koelwaterdruk
5. Koelwater/motortemperatuur
6. Waterafscheiderwaarschuwingslampje
7. Batterijspanning
8. Oliedruk (4-taktmodellen)
ZMU05416
29
Page 37
1
1. Afstelknop
2. Modusknop
3
1452
2
ZMU05417
Basiscomponenten
totale aantal uren werd weergegeven, keert de meter terug naar normaal bedrijf. Als de zoemer weerklinkt en de waarschuwingslamp van de waterafscheidingsfilter knippert, dient u onmiddellijk contact op te nemen met uw Yamaha-dealer.
NOTA:
Om de zoemer uit te schakelen, drukt u op de knop “” (set) of “” (mode).
Oliedrukwaarschuwing
Wanneer de motoroliedruk te laag wordt, be­gint het oliedrukwaarschuwingslampje te knipperen en zakt het motortoerental automa­tisch tot ongeveer 2000 omdr/min.
6879
1. Toerenteller
2. Trimmeter
3. Multifunctioneel display
4. Waterafscheiderwaarschuwingslampje
5. Motorstoringwaarschuwing/onderhoudslamp
6. Koelwaterdruk
7. Oliedruk (4-taktmodellen)
8. Koelwater/motortemperatuur
9. Batterijspanning
ZMU05418
NOTA:
De toerenteller geeft allerlei informatie weer naar gelang van de instellingen uitgevoerd met de knoppen “” (instellen) en “” (modus). Kijk in de handleiding voor meer ge­detailleerde informatie.
Controles vóór gebruik
Zet de afstandsbedieningshendel in neutraal en zet de hoofdschakelaar op “” (aan). Na- dat alle displays werden geactiveerd en het
Schakel de motor onmiddellijk uit wanneer de zoemer weerklinkt en het oliedrukwaarschu­wingslampje knippert. Controleer de hoeveel­heid motorolie en vul indien nodig olie bij.
ZMU05430
ZMU05431
30
Page 38
Basiscomponenten
Indien de waarschuwing wordt geactiveerd terwijl de hoeveelheid olie normaal is, dient u contact op te nemen met uw Yamaha-dealer.
DCM01600
OPGELET:
Laat de motor niet draaien wanneer de oliedrukwaarschuwing geactiveerd werd. Dat leidt tot ernstige motorschade.
Waarschuwingsinrichting voor oververhit­ting
Wanneer de motortemperatuur te hoog op­loopt tijdens het varen, begint het oververhit­tingswaarschuwingslampje te knipperen. Het toerental van de motor zal automatisch zak­ken tot ongeveer 2000 omdr/min.
ZMU05421
DCM01591
OPGELET:
Laat de motor niet draaien terwijl het
oververhittingwaarschuwingslampje knippert. Dat leidt tot ernstige motor­schade.
Laat de motor niet draaien wanneer er
een waarschuwing geactiveerd is. Raad­pleeg uw Yamaha-dealer als u het pro­bleem niet kunt lokaliseren en oplossen.
Waterafscheiderwaarschuwing
Dit lampje begint te knipperen als water in de waterafscheider (brandstoffilter) is terechtge­komen tijdens het varen. Als dat gebeurt, dient u de motor onmiddellijk uit te schakelen en te kijken op pagina 79 van deze handlei­ding om het water uit de brandstoffilter te ver­wijderen. Keer gauw terug naar de haven en raadpleeg uw Yamaha-dealer onmiddellijk.
ZMU05422
Stop de motor onmiddellijk wanneer de zoe­mer weerklinkt en het oververhittingwaar­schuwingslampje brandt. Controleer of de koelwaterinlaat niet verstopt is.
31
ZMU05423
ZMU05424
Page 39
Basiscomponenten
DCM00910
OPGELET:
Benzine die vermengd is met water kan de motor beschadigen.
Motorstoringwaarschuwing
Dit lampje begint te knipperen wanneer de motor een storing vertoont. Keer gauw terug naar de haven en raadpleeg uw Yamaha­dealer onmiddellijk.
ZMU05425
ZMU05426
DCM00920
OPGELET:
In een dergelijk geval werkt de motor niet zoals het hoort. Raadpleeg onmiddellijk een Yamaha-dealer.
Waarschuwing voor te lage accuspanning
Wanneer de accuspanning daalt, beginnen het waarschuwingslampje voor een te lage accuspanning en de accuspanningswaarde te knipperen. Vaar onmiddellijk terug naar de
haven als er een waarschuwing geactiveerd wordt. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor het opladen van de accu.
ZMU05427
ZMU05428
DMU31610
Snelheids- & brandstofmeter
Deze eenheid geeft de bootsnelheid weer evenals de volgende informatie: brandstof­peil, totaal brandstofverbruik, brandstofbe­sparing, brandstofdebiet en systeemspanning. Als er optionele sensors werden aangesloten op de eenheid, zijn ook de functies tripmeter, wateroppervlaktempe­ratuurmeter, dieptemeter en klok beschik­baar. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor de optionele sensor. De snelheids- & brandstof­meter is verkrijgbaar in ronde of vierkante uit­voering. Controleer het type van uw snelheids- & brandstofmeter.
32
Page 40
Basiscomponenten
12
1
1. Afstelknop
2. Modusknop
1
3
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofmeter
3. Multifunctioneel display
1
1. Afstelknop
2. Modusknop
2
ZMU05432
2
ZMU05433
2
ZMU05434
3
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofmeter
3. Multifunctioneel display
ZMU05435
NOTA:
Als de hoofdschakelaar de eerste keer wordt aangezet, worden al de displays geactiveerd bij wijze van test. Na enkele seconden keert de meter terug naar normaal bedrijf.
NOTA:
De snelheids- & brandstofmeter geeft allerlei informatie weer naar gelang van de instellin­gen uitgevoerd met de knoppen “” (instel- len) en “” (werkstand). Kijk in de handleiding voor meer gedetailleerde infor­matie.
DMU31620
Snelheidsmeter
De eenheid geeft de snelheid van de boot weer en bevat de functies brandstofmeter en systeemspanningmeter. Als er optionele sen­sors werden aangesloten op de eenheid, zijn ook de functies tripmeter, wateroppervlak­temperatuurmeter, dieptemeter en klok be­schikbaar. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor de optionele sensor.
33
Page 41
Basiscomponenten
DMU31631
Brandstofbeheermeter
Deze meter geeft de volgende informatie weer: brandstofdebiet, totaal verbruik, brand­stofbesparing en resterende hoeveelheid brandstof.
1
1. Afstelknop
2. Modusknop
2
ZMU05436
1
3
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofmeter
3. Multifunctioneel display
NOTA:
Als de hoofdschakelaar de eerste keer wordt aangezet, worden al de displays geactiveerd bij wijze van test. Na enkele seconden keert de meter terug naar normaal bedrijf.
NOTA:
De snelheidsmeter geeft allerlei informatie weer naar gelang van de instellingen uitge­voerd met de knoppen “” (instellen) en “” (werkstand). Bovendien kan de snel­heidsmeter de gewenste meeteenheid weer­geven, zoals km/h, mph of knopen. Kijk in de handleiding voor meer gedetailleerde infor­matie.
2
ZMU05437
1
1. Afstelknop
2. Modusknop
2
ZMU05438
1
2
ZMU05439
1. Brandstofstroommeter
2. Multifunctioneel display
NOTA:
Als de hoofdschakelaar de eerste keer wordt aangezet, worden al de displays geactiveerd bij wijze van test. Na enkele seconden keert de meter terug naar normaal bedrijf.
34
Page 42
Basiscomponenten
NOTA:
De brandstofbeheermeter geeft allerlei infor­matie weer wanneer de operator de knoppen “” (instellen) en “” (modus) gebruikt. Voor meer details, zie de bij de meter gelever­de handleiding.
DMU26802
Waarschuwingssysteem
DCM00090
OPGELET:
Laat de motor niet draaien als er een waar­schuwing geactiveerd is. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als het probleem niet kan worden gelokaliseerd en opgelost.
DMU26825
Waarschuwingsinrichting voor over­verhitting
Deze motor heeft het oververhittingwaarschu­wingssysteem. Als de motortemperatuur te erg stijgt, wordt het waarschuwingssysteem geactiveerd. Activering van het waarschuwingssysteem
Het toerental van de motor zal automatisch
zakken tot ongeveer 2000 omw/min.
Als uw motor is uitgerust met het oververhit-
tingwaarschuwingslampje, zal dat branden of knipperen.
ZMU01757
De zoemer weerklinkt.
OFF STARTONOFF START
ON
ZMU04584
Als het waarschuwingssysteem in werking is getreden, zet de motor dan uit en controleer de koelwaterinlaat op verstopping.
NOTA:
Gebruikers van 2-motorenaandrijving: Als het oververhittingwaarschuwingssysteem van één motor wordt geactiveerd, zakt het toerental van die motor en weerklinkt de zoe­mer. Dat zorgt ervoor dat ook de andere mo­tor vertraagt en dat de zoemer van die andere motor weerklinkt. Om de waarschuwingsacti­vering uit te schakelen op de niet oververhitte motor, moet u de hoofdschakelaar van de oververhitte motor uitzetten.
DMU26856
Oliedrukwaarschuwing
Als de oliedruk te erg daalt, wordt het waar­schuwingssysteem geactiveerd. Activering van het waarschuwingssysteem
35
Page 43
Basiscomponenten
Het toerental van de motor zal automatisch
zakken tot ongeveer 2000 omw/min.
Het oliedrukwaarschuwingslampje zal con-
tinu branden of knipperen.
ZMU01828
De zoemer weerklinkt.
peil correct is en het waarschuwingssysteem toch niet wordt uitgeschakeld, dient u uw Yamaha-dealer raadplegen.
DCM00101
OPGELET:
Laat de motor niet draaien als de waar­schuwingslamp voor lage oliedruk brandt. Dat kan tot ernstige motorschade leiden.
OFF STARTONOFF START
ON
ZMU04584
Als het waarschuwingssysteem werd geacti­veerd, dient u de motor uit te schakelen zodra dat op een veilige wijze kan. Controleer het oliepeil en vul indien nodig olie bij. Als het olie-
36
Page 44

Werking

DMU26902
Installatie
De informatie in dit hoofdstuk wordt slechts bij wijze van referentie verstrekt. Het is niet mo­gelijk complete instructies te verschaffen over iedere mogelijke boot/motor-combinatie. Een correcte montage hangt gedeeltelijk af van de ervaring en de specifieke boot/motor-combi­natie.
DWM01590
WAARSCHUWING
Een boot te krachtig aandrijven kan ern-
stige instabiliteit veroorzaken. Installeer nooit een buitenboordmotor op uw boot met meer paardenkracht dan het maxi­male nominale paardenkrachtvermogen op de capaciteitsplaat van de boot. Als de boot geen capaciteitsplaat heeft, neem dan contact op met de fabrikant van de boot.
Een verkeerde montage van de buiten-
boordmotor kan tot gevaarlijke omstan­digheden leiden, zoals een gebrekkige bestuurbaarheid, verlies van controle of brand. Modellen voor permanente mon­tage moeten worden gemonteerd door uw dealer of door een andere persoon met voldoende ervaring in het optuigen van boten.
DMU33481
De buitenboordmotor monteren
De buitenboordmotor moet zo worden ge­monteerd dat de boot correct uitgebalanceerd is. Anders is de boot mogelijk moeilijk be­stuurbaar. Bij eenmotorige boten moet de bui­tenboordmotor op de hartlijn (kiellijn) van de boot worden gemonteerd. Bij tweemotorige boten moeten de motoren op gelijke afstand van de hartlijn worden gemonteerd. Raad­pleeg uw Yamaha-dealer of bootfabrikant voor meer informatie over het bepalen van de juiste montageplaats.
1
1. Middellijn (kiellijn)
1. Middellijn (kiellijn)
DMU26931
ZMU01760
Montagehoogte (bootbodem)
De montagehoogte van uw buitenboordmotor heeft een invloed op zijn efficiëntie en be­trouwbaarheid. Als hij te hoog wordt gemon­teerd, kan er propellerventilatie ontstaan, waardoor de stuwkracht wordt verminderd ten gevolge van te veel propellerglijding. Boven­dien kunnen de waterinlaten voor het koelsys­teem daardoor mogelijk te weinig water opzuigen, waardoor de motor oververhit kan raken. Als de motor te laag wordt gemon­teerd, zal de waterweerstand toenemen, waardoor de motorefficiëntie en -prestaties afnemen. In de meeste gevallen moet de buitenboord­motor zo worden gemonteerd dat de anti-ca­vitatieplaat in één lijn ligt met de onderkant van de boot. De optimale montagehoogte van de buitenboordmotor hangt af van de
37
Page 45
Werking
boot/motor-combinatie en de gewenste toe­passing. Testvaarten met verschillende mon­tagehoogte kunnen u helpen bij het bepalen van de optimale montagehoogte. Raadpleeg uw Yamaha-dealer of bootfabrikant voor meer informatie over het bepalen van de juis­te montagehoogte.
ZMU01762
DCM01630
OPGELET:
Controleer tijdens het testen in het water
het drijfvermogen van de boot in rust­toestand met maximale lading. Ga na of het peil van het stilstaande water op het uitlaathuis laag genoeg is om te voorko­men dat er water in de vermogenskop te­recht kan komen, wanneer het water ten gevolge van golven stijgt wanneer de buitenboordmotor niet draait.
Een verkeerde motorhoogte of zaken die
het gelijkmatig stromen van water be­lemmeren (de vorm of de staat van de boot, of accessoires als spiegelladders of dieptesensoren) kunnen zorgen voor opstuivend water als de boot aan het va­ren is. Als de motor continu wordt ge­bruikt in aanwezigheid van opstuivend water, kan er genoeg water in de inlaato­pening van de onderbak terechtkomen om de motor ernstig te beschadigen. Eli­mineer de oorzaak van het opstuivend water.
DMU30173
Inlopen van de motor
Uw nieuwe motor vereist een inloopperiode om de contactoppervlakken tussen bewegen­de onderdelen gelijkmatig te laten inlopen. Wanneer u de motor goed laat inlopen zal hij beter werken en langer meegaan.
DCM00800
OPGELET:
Als men de inloopprocedure niet volgt, kan een kortere levensduur van de motor of zelfs ernstige motorschade het gevolg zijn.
DMU27083
Procedure voor 4-takt modellen
Uw nieuwe motor vereist een inloopperiode van tien uur om de contactoppervlakken tus­sen bewegende onderdelen gelijkmatig te la­ten inlopen. Wanneer u de motor goed laat inlopen zal hij beter werken en langer mee­gaan.
NOTA:
Als men de inloopprocedure niet volgt, kan dat resulteren in een kortere levensduur van de motor of zelfs in ernstige motorschade. Laat de motor als volgt in het water draaien, onder belasting (in versnelling met geïnstal- leerde propeller). Om de motor in te lopen dient u gedurende 10 uur te lang draaien in vrijlooptoerental, ruw water en drukbevaren zones te vermijden.
1. Voor het eerste bedrijfsuur: Laat de motor draaien met verschillende toerentallen tot maximaal 2000 omw/min of met de gas ongeveer half geopend.
2. Voor het tweede bedrijfsuur: Verhoog het motortoerental zo veel als nodig is om de boot over het water te la­ten scheren (maar vermijd volgas), en
38
Page 46
Werking
neem vervolgens een beetje gas terug terwijl de boot een scheersnelheid be­houdt.
3. Resterende acht uren: Laat de motor draaien met om het even welk toerental. Laat de motor echter nooit langer dan 5 minuten met volgas draaien.
4. Na de eerste 10 uren: Gebruik de motor normaal.
DMU27104
Controles vóór gebruik
DWM00081
WAARSCHUWING
Als tijdens de controle vooraf blijkt dat een onderdeel niet werkt zoals het hoort, moet het worden nagekeken en hersteld alvo­rens de buitenboordmotor te gebruiken. Anders kunnen er zich ongevallen voor­doen.
DCM00120
OPGELET:
Start de motor niet als uit het water is. Oververhitting en ernstige motorschade zouden daarvan het gevolg kunnen zijn.
DMU32490
Brandstof
Ga na of u wel voldoende brandstof voor
uw trip hebt.
Ga na of er geen brandstoflekken zijn of
brandstofgassen ontsnappen.
Controleer de brandstofleidingsaansluitin-
gen op hun dichtheid (indien uitgerust met Yamaha-brandstoftank of boottank).
Zorg dat de brandstoftank op een veilig,
vlak oppervlak staat en dat de brandstoflei­ding niet verdraaid of platgedrukt is of in contact kan komen met scherpe voorwer­pen (indien uitgerust met Yamaha-brand­stoftank of boottank).
Controleer het water in de brandstoffilter
met het waarschuwingssysteem van de waterafscheidingsfilter. Zet de afstandsbe­dieningshendel in neutraal en zet de hoofd­schakelaar op “”(on). Als de zoemer weerklinkt en de waarschuwingslamp van de waterafscheidingsfilter knippert, dient u onmiddellijk contact op te nemen met uw Yamaha-dealer.
DMU31710
Bedieningselementen
Controleer de goede werking van gashen-
del, schakelhendel en besturing vooraleer de motor te starten.
De bedieningselementen moeten vlot wer-
ken, zonder te blokkeren en zonder abnor­maal veel speling.
Controleer op losse of beschadigde verbin-
dingen.
DMU31721
Stopschakelaars
Vergewis u ervan dat de motor stopt wan-
neer de hoofdschakelaar in de stand “” (uit) wordt gedraaid.
Vergewis u ervan dat de motor stopt wan-
neer de clip wordt verwijderd van de motor­uitschakelaar.
Vergewis u ervan dat de motor niet kan
worden gestart wanneer de clip werd ver­wijderd van de motoruitschakelaar.
DMU27150
Motor
Controleer de motor en de motorbevesti-
ging.
Zoek naar losse of beschadigde bevesti-
gingsmiddelen.
Controleer de propeller op schade.
Ga na of de accu in goede staat is en of de
accuaansluitingen goed vastzitten.
DMU27163
Controleren van het oliepeil
1. Zet de buitenboordmotor rechtop (niet gekanteld).
39
Page 47
Werking
2. Verwijder de oliepeilstok en veeg hem schoon.
3. Schroef de peilstok volledig in de motor en verwijder hem opnieuw.
4. Controleer het oliepeil met de peilstok om na te gaan of het peil tot ergens tussen de bovenste en de onderste peilmarkering komt. Vul olie bij als het oliepeil slechts tot onder de onderste markering reikt, of tap olie af als het peil tot boven de boven­ste markering reikt.
1. Oliepeilstok
2. Merkteken laagste peil
3. Merkteken hoogste peil
NOTA:
Zorg ervoor dat u de peilstok volledig in de peilstokgeleiding steekt.
DMU30021
Brandstof bijvullen
DWM00060
WAARSCHUWING
Benzine en benzinedampen zijn erg ont­vlambaar en ontplofbaar. Blijf ermee uit de buurt van vonken, sigaretten, vlammen en andere bronnen van ontbranding.
1. Verwijder de tankdop.
2. Vul de brandstoftank voorzichtig bij.
3. Sluit de tankdop weer zorgvuldig na het bijvullen. Veeg eventueel gemorste brandstof af.
DMU27450
De motor gebruiken
DMU27482
Brandstof toevoeren
DWM00420
WAARSCHUWING
Controleer alvorens te starten of de boot
stevig aangemeerd is en dat u niet be­lemmerd wordt bij het sturen. Ga na of er zich niemand in het water rondom u be­vindt.
Als de ontluchtingsschroef wordt losge-
draaid, ontsnapt er benzinedamp. Benzi­ne is erg ontvlambaar en benzinedampen zijn ontvlambaar en ontplofbaar. Rook niet en blijf uit de buurt van open vlammen en vonken wanneer u de ontluchtingsschroef open draait.
Dit product produceert uitlaatgassen die
koolmonoxide bevatten, een kleur- en geurloos gas dat hersenbeschadiging of de dood kan veroorzaken wanneer het wordt ingeademd. Symptomen zijn on­dermeer misselijkheid, duizeligheid en slaperigheid. Zorg dat de stuurhut en de cabine goed verlucht zijn. Sluit de uit­laatopeningen niet af.
1. Als er een ontluchtingsschroef op de brandstoftankdop zit, draai deze dan 2 of 3 slagen los.
2. Als er een brandstofleidingkoppelstuk of brandstofkraan op de boot is voorzien, sluit de brandstofleiding dan zorgvuldig aan op het koppelstuk of open de brand­stofkraan.
3. Knijp in de opvoerpomp, met de pijl naar boven gericht, tot u de pomp stevig voelt worden.
40
Page 48
Werking
1. Pijl
DMU27491
Starten van de motor
DWM01600
WAARSCHUWING
Controleer alvorens te starten of de boot stevig aangemeerd is en of u niet belem­merd wordt bij het sturen. Vergewis u er ook van dat er zich geen zwemmers in het water rondom de boot bevinden.
DMU27625
Modellen met elektrische starter en af­standsbediening
1. Zet de afstandsbedieningshendel in de stand “” (neutraal).
NOTA:
De neutraalstartbeveiliging zorgt ervoor dat de motor uitsluitend kan worden gestart in neutraal.
N
ZMU04588
2. Bevestig de motoruitschakelkoord op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Bevestig vervolgens de clip aan het andere uiteinde van de koord aan de motoruitschakelaar.
DWM00121
WAARSCHUWING
Bevestig de motorstopschakelaarkoord
tijdens het gebruik van de motor op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been.
Maak de koord niet vast aan kleren die
kunnen worden losgetrokken. Zorg er­voor dat de koord nergens achter ver­strikt raakt, waardoor ze haar functie verliest.
Zorg ervoor dat u tijdens een normaal
gebruik niet per ongeluk aan de koord trekt. Als de motoraandrijving wegvalt, wordt de boot veel minder goed bestuur­baar. Zonder motoraandrijving zal de boot ook snel vertragen. Daardoor kun­nen personen en voorwerpen in de boot naar voren geslingerd worden.
41
Page 49
ON
ON
OFF
START
OFF
ZMU04589
START
3. Draai de hoofdschakelaar in de stand “” (on).
NOTA:
Gebruikers van twee motoren: Wanneer de hoofdschakelaar in de stand ON wordt ge­draaid, weerklinkt de zoemer gedurende en­kele seconden om vervolgens automatisch te stoppen. De zoemer weerklinkt ook wanneer één van de motoren afslaat.
Werking
4. Draai de hoofdschakelaar in de stand “” (start) en houd hem maximaal 5 seconden in die stand.
ON
OFF
START
ZMU01881
ON
START
ZMU04590
5. Zodra de motor is gestart, laat u de hoofdschakelaar los zodat hij kan terug­keren in de stand “” (on).
DCM00191
OPGELET:
Zet de hoofdschakelaar nooit op “”
(start) terwijl de motor draait.
Laat de startmotor nooit langer dan 5 se-
conden draaien. Als de startmotor lan­ger dan 5 seconden blijft draaien, zal de accu vlug leeg zijn, waardoor het onmo­gelijk wordt om de motor te starten. Bo­vendien kan de starter worden beschadigd. Als de motor na 5 secon­den aanzwengelen niet start, zet de
42
Page 50
Werking
hoofdschakelaar dan op “” (on), wacht 10 seconden en zwengel de motor opnieuw aan.
DMU27670
De motor laten warmdraaien
DMU30033
Modellen met elektrische starter
1. Nadat u de motor hebt gestart, laat u hem 3 minuten onbelast draaien om hem te la­ten warmlopen. Als dit niet gebeurt, zal de motorlevensduur daardoor worden verkort.
2. Ga na of het waarschuwingslampje voor lage oliedruk uit blijft na de motor te heb­ben gestart.
3. Ga na of er een constante waterstraal uit de koelwatercontroleopening komt.
DCM01343
OPGELET:
Als het oliedrukwaarschuwingslampje
knippert nadat de motor werd gestart, dient u de motor weer uit te schakelen. Anders kan de motor ernstig bescha­digd raken. Controleer het oliepeil en vul indien nodig olie bij. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als u niet kunt achterha­len waarom het oliedrukwaarschu­wingslampje blijft branden.
Een constante waterstraal uit de contro-
leopening wijst erop dat de waterpomp water pompt door de koelwatermantels. Als er geen water uit de controleopening komt terwijl de motor draait, kan dat lei­den tot oververhitting en ernstige be­schadiging van de motor. Zet de motor af en controleer of de koelwaterinlaat in het huis van het staartstuk of de koelwa­tercontroleopening geblokkeerd zijn. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als u het probleem niet kunt lokaliseren en oplos­sen.
Als de koelwatermantel bevroren is, kan
het een tijdje duren alvorens er water uit de controleopening begint te stromen.
DMU31730
Schakelen
DWM00180
WAARSCHUWING
Ga na of er zich geen personen of hinder­nissen in het water rond de boot bevinden, alvorens te schakelen.
DCM01610
OPGELET:
Laat de motor warmdraaien alvorens in een versnelling te schakelen. Het is moge­lijk dat het stationair toerental hoger is dan normaal zolang de motor niet geheel warm is. Een hoog stationair toerental kan er­voor zorgen dat u niet kunt terugschake­len naar neutraal. Als dat het geval is, gaat u als volgt te werk: stop de motor, schakel terug naar neutraal, start de motor op­nieuw en laat hem warmdraaien.
Om uit neutraal te schakelen
1. Trek de neutraal-vergrendeltrekker op­waarts (indien de motor ermee is uitge­rust).
43
Page 51
1. Neutraalvergrendelingstrekker
2. Beweeg de afstandsbedieningshendel krachtig en kordaat naar voor (voor voor­waartse versnelling) of naar achter (voor achterwaartse versnelling) over onge­veer 35° (er moet een palletje voelbaar zijn).
Werking
2. Zodra de motor in versnelling met statio­nair toerental draait, beweegt u de af­standsbedieningshendel krachtig en kordaat in de neutrale stand.
Om vanuit een versnelling (voorwaarts/ach­terwaarts) naar neutraal te schakelen
1. Draai de gashendel dicht zodat de motor terugkeert naar stationair toerental.
44
Page 52
Werking
N
ZMU04588
DMU31742
De boot stoppen
DWM01510
WAARSCHUWING
Gebruik de achteruitversnelling niet om
de boot af te remmen of te stoppen, aan­gezien dat ertoe kan leiden dat u de con­trole over de boot verliest, uit de boot wordt geslingerd of tegen het stuur of een ander onderdeel van de boot wordt aangeslingerd. Dit kan het risico op ern­stige letsels vergroten. Bovendien kan het schade toebrengen aan het schakel­mechanisme.
Schakel nooit in achteruit terwijl u met
scherende snelheid vaart. Dat kan leiden tot het verlies van de controle, het vollo­pen van de boot of schade aan de boot.
De boot is niet uitgerust met een afzonderlijk remsysteem. Hij wordt afgeremd door de weerstand van het water nadat de gashendel werd dichtgedraaid en de motor met stationair toerental draait. De remafstand varieert af­hankelijk van het brutogewicht, de toestand van het wateroppervlak en de windrichting.
DMU27820
Motor uitzetten
Vooraleer u de motor uitzet, moet u deze eerst enkele minuten laten afkoelen in vrijloop of bij laag toerental. Het is niet aan te raden de motor uit te zetten onmiddellijk na deze met hoge toerentallen te hebben gebruikt.
DMU27853
Procedure
1. Zet de hoofdschakelaar op “” (uit).
ON
OFF
2. Koppel de brandstofleiding los na het uit­schakelen van de motor of draai de brandstofkraan dicht als de boot is uitge­rust met een brandstofleidingkoppelstuk of een brandstofkraan.
3. Draai de ontluchtingsschroef op de tankdop vast (indien voorzien).
4. Verwijder de sleutel alvorens u de boot onbewaakt achterlaat.
ON
OFF
ZMU04600
45
Page 53
Werking
NOTA:
De motor kan ook worden uitgeschakeld door aan de koord te trekken, de clip uit de motor­uitschakelaar te trekken en vervolgens de hoofdschakelaar op “” (uit) te zetten.
DMU27861
De buitenboordmotor trimmen
De trimhoek van de buitenboordmotor helpt de positie van de boeg van de boot in het wa­ter bepalen. Een correcte trimhoek helpt de prestaties en de zuinigheid verbeteren en ver­mindert tegelijk de belasting van de motor. Een correcte trimhoek is afhankelijk van de combinatie van boot, motor en propeller. De correcte trim wordt ook beïnvloed door varia­belen zoals de lading in de boot, de zeeom­standigheden en de vaarsnelheid.
DWM00740
WAARSCHUWING
Te veel trim voor de werkingsomstandig­heden (ofwel trim naar boven of trim naar beneden)kan ervoor zorgen dat de boot in­stabiel wordt en dat hij moeilijk bestuur­baar is. Dat doet de kans op een ongeluk toenemen. Als de boot onstabiel aanvoelt of als hij moeilijk te besturen is, vertraag dan en/of regel de trimhoek bij.
DMU27883
Instellen van de trimhoek (trim- en kantelbekrachtiging)
DWM00752
WAARSCHUWING
Vergewis u ervan dat er zich niemand in
de buurt van de buitenboordmotor be­vindt alvorens de kantelhoek in te stel­len. Er kunnen lichaamsdelen worden verpletterd tussen de motor en de klem­beugel wanneer de motor wordt getrimd of gekanteld.
Wees voorzichtig als u voor het eerst
een trimstand uitprobeert. Voer de snel­heid geleidelijk op en kijk uit voor teke­nen van instabiliteit of voor besturingsproblemen. Een foute trim­hoek kan ervoor zorgen dat u de contro­le over de boot verliest.
Als de motor is uitgerust met een trim-
en kantelbekrachtigingsschakelaar op de onderbak, mag u de schakelaar uit­sluitend gebruiken wanneer de boot he­lemaal stil ligt en de motor is uitgeschakeld. Stel de trimhoek niet in met deze schakelaar terwijl de boot be­weegt.
Stel de buitenboordmotortrimhoek in door middel van de trim- en kantelbekrachtigings­schakelaar.
1. Trimbedieningshoek
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
46
Page 54
Werking
1
DN
UP
ZMU04601
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
Om de boeg opwaarts te bewegen (buiten­waartse trim), drukt u op de schakelaar “” (omhoog). Om de boeg neerwaarts te bewegen (binnen­waartse trim), drukt u op de schakelaar “” (omlaag). Voer testvaarten uit met verschillende trim­hoeken om na te gaan welke trimhoek het best geschikt is voor uw boot en voor de om­standigheden waaronder u hem gebruikt.
DMU27911
Boottrim instellen
Als de boot planeert, zal een boeg-omhoog houding leiden tot minder luchtweerstand, een grotere stabiliteit en een beter rende­ment. Dit is in het algemeen wanneer de kiel­lijn van de boot ongeveer 3 tot 5 graden omhoog wijst. Met de boeg omhoog kan de boot een grotere neiging hebben om naar links of rechts af te wijken. Compenseer deze
afwijking terwijl u stuurt. De trim tab kan ook worden aangepast om dit effect te compense­ren. Als de boeg van de boot omlaag is, ver­loopt het optrekken van staande start naar planeren gemakkelijker.
Boeg omhoog
Te veel trim naar buiten brengt de boeg van de boot te hoog in het water. Prestaties en zuinigheid gaan achteruit omdat de romp van de boot het water wegduwt en er meer lucht­weerstand optreedt. Een te sterk buitenwaart­se trim kan de propeller ook doen ventileren, waardoor de prestaties nog verder worden verlaagd en de boot kan beginnen “springen” in het water, waardoor schipper en passa­giers overboord kunnen worden gegooid.
Boeg omlaag
Te veel binnenwaartse trim doet de boot door het water ploegen, waardoor het brandstof­verbruik stijgt en de snelheid moeilijk kan wor­den opgevoerd. Varen met te veel
47
Page 55
Werking
binnenwaartse trim aan hogere snelheden maakt de boot ook instabiel. De weerstand aan de boeg wordt sterk verhoogd, waardoor het gevaar voor “boegsturen” toeneemt en de boot moeilijk en gevaarlijk te besturen wordt.
NOTA:
Afhankelijk van het boottype kan de trimhoek van de buitenboordmotor weinig invloed heb­ben op de trim van de boot tijdens het gebruik.
DMU27934
Naar boven en naar beneden
kantelen
Als de motor een tijdje niet wordt gebruikt of als de boot in ondiep water voor anker gaat, dient de buitenboordmotor naar boven te wor­den gekanteld om de propeller en de onder­bak te beschermen tegen botsing met obstakels en corrosie door zout te beperken.
DWM00221
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat iedereen uit de buurt van de buitenboordmotor blijft tijdens het naar boven of naar beneden kantelen. Er kun­nen lichaamsdelen worden verpletterd tussen de motor en de klembeugel wan­neer de motor wordt getrimd of gekanteld.
DWM00250
WAARSCHUWING
Lekkende brandstof zorgt voor brandge­vaar. Als de buitenboordmotor voorzien is van een brandstofleidingkoppelstuk, ont­koppel dan de brandstofleiding of draai de brandstofkraan dicht als de buitenboord­motor meer dan een paar minuten wordt gekanteld. Anders zou er brandstof kun­nen gaan lekken.
DCM00241
OPGELET:
Vooraleer de buitenboordmotor te kan-
telen, moet u de motor uitzetten door de procedure te volgen op de pagina 45. Kantel de buitenboordmotor nooit ter­wijl de motor draait. Dit kan immers ern­stige schade door oververhitting veroorzaken.
Kantel de motor niet omhoog door tegen
de stuurhendel te duwen (indien voor­zien), want hierdoor kan de hendel bre­ken.
DMU32722
Procedure voor omhoog kantelen (modellen met trim- en kantelbekrach­tiging)
1. Zet de afstandsbedieningshendel in neu­traal.
N
ZMU03196
48
Page 56
Werking
N
ZMU04588
2. Druk op de trim- en kantelbekrachtigings­schakelaar “” (omhoog) tot de buiten- boordmotor volledig omhoog gekanteld is.
UP
ZMU04602
3. Trek de kantelsteunhendel naar u toe om de motor te ondersteunen.
DWM00261
WAARSCHUWING
Na het kantelen van de buitenboordmotor dient u hem te ondersteunen met de kan­telsteunknop of de kantelsteunhendel. An­ders kan de buitenboordmotor plots weer naar beneden vallen als de olie in de trim­en kantelbekrachtigingseenheid of in de kantelbekrachtigingseenheid aan druk verliest.
DCM01640
OPGELET:
Gebruik de kantelsteunhendel of de kan­telsteunknop niet om de boot de slepen. De buitenboordmotor zou los kunnen tril­len uit de kantelsteun en vallen. Als de mo­tor niet kan worden gesleept in zijn normale bedrijfsstand, dient u een bijko­mend ondersteuningssysteem te gebrui-
49
Page 57
ken om hem vast te zetten in de kantelstand. Voor meer gedetailleerde in­formatie, zie pagina 54.
4. Modellen uitgerust met trimstangen: Zo­dra de buitenboordmotor is ondersteund met de kantelsteunhendel, druk dan op de trim- en kantelbekrachtigingsschake­laar “” (omlaag) om de trimstangen in te trekken.
DCM00250
OPGELET:
Zorg ervoor dat de trimstangen volledig ingetrokken zijn bij het aanmeren. Daar­door worden ze beschermd tegen aan­groeiing en roest, zodat het trim- en kantelbekrachtigingsmechanisme niet wordt beschadigd.
Werking
3. Druk op de trim- en kantelbekrachtigings­schakelaar “” (omlaag) om de buiten- boordmotor in de gewenste stand te laten zakken.
UP
DN
DN
DMU33120
Procedure voor omlaag kantelen (mo­dellen met trim- en kantelbekrachti­ging)
1. Duw tegen de trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaar “” (omhoog) tot de buitenboordmotor wordt ondersteund door de kantelstang en de kantelsteun­hendel vrijkomt.
2. Ontgrendel de kantelsteunhendel.
ZMU01936
DN
ZMU04603
50
Page 58
Werking
DMU28060
Varen in ondiep water
De buitenboordmotor kan gedeeltelijk om­hoog worden gekanteld om in ondiep water te kunnen varen.
DMU32850
Modellen met trim- en kantelbekrach­tiging
De buitenboordmotor kan gedeeltelijk naar boven worden gekanteld om in ondiep water te varen.
DWM00660
WAARSCHUWING
Zet de schakelinrichting in neutraal al-
vorens de motor in te stellen om in on­diep water te varen.
Zet de buitenboordmotor terug in de
normale stand zodra de boot in dieper water is.
DCM00260
OPGELET:
Kantel de buitenboordmotor nooit zo hoog dat de koelwaterinlaat in het staartstuk bo­ven het wateroppervlak komt wanneer u in ondiep water gaat varen. Dat zou ernstige schade door oververhitting kunnen ver­oorzaken.
DMU32920
Procedure voor trim- en kantelbekrachti­ging
1. Zet de afstandsbedieningshendel in neu­traal.
N
ZMU04588
2. Kantel de buitenboordmotor lichtjes om­hoog naar de gewenste stand met behulp van de trim- en kantelbekrachtigings­schakelaar.
3. Om de buitenboordmotor weer in de nor­male vaarstand te zetten, drukt u op de trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar en kantelt u de buitenboordmotor voor­zichtig omlaag.
51
Page 59
DMU28193
Varen in andere omstandighe-
den
Varen in zeewater
Na het varen in zeewater moet u de koelwa­terdoorgangen uitspoelen met zoet water om te voorkomen dat deze verstopt raken. Spoel ook de buitenkant van de buitenboordmotor met zuiver water en spoel de vermogenskop onder de onderbak indien mogelijk.
Varen in modderig of troebel water
Yamaha raadt ten stelligste aan gebruik te maken van de optionele verchroomde water­pompkit (verkrijgbaar voor V4- en grote mote­ren) wanneer u de buitenboordmotor gebruikt in water dat veel bezinksel bevat, zoals in modderig of troebel water.
Varen in zuurrijk water
In sommige gebieden kan water zuurrijk zijn. Na het varen in dergelijk water dient u de koel­watermantels te spoelen met zuiver water om corrosie te voorkomen. Spoel ook de buiten­kant van de buitenboordmotor met zuiver wa­ter.
Werking
52
Page 60

Onderhoud

DMU34520
Technische gegevens
NOTA:
(AL) in de specificatiegegevens hieronder betekent dat de geïnstalleerde propeller van aluminium is. Op dezelfde manier betekent “(SUS)” dat de geïnstalleerde propeller van roestvrij staal is en (PL) dat de geïnstalleerde propeller van plastic is.
NOTA:
* betekent, selecteer de motorolie op basis van de motorolietabel. Voor meer informatie, zie pagina 10.
DMU28219
Maat:
Totale lengte:
822 mm (32.4 in)
Totale breedte:
511 mm (20.1 in)
Totale hoogte L:
1714 mm (67.5 in)
Totale hoogte X:
1842 mm (72.5 in)
Spiegel hoogte L:
516 mm (20.3 in)
Spiegel hoogte X:
643 mm (25.3 in)
Gewicht (AL) L:
F150AET 214.0 kg (472 lb)
Gewicht (AL) X:
F150AET 218.0 kg (481 lb)
Gewicht (SUS) L:
216.0 kg (476 lb)
Gewicht (SUS) X:
220.0 kg (485 lb)
Prestatie:
Volle-gas bedrijfsbereik:
5000–6000 omw/min
Maximum uitgangsvermogen:
110.3 kWbij5500 omw/min (150 PKbij5500 omw/min)
Vrijlooptoerental (in neutraal):
700 ±50 omw/min
Motor:
Type:
4-takt L
Slag:
2670.0 cm³
Boring × slag:
94.0 × 96.2 mm (3.70 × 3.79 in)
Ontstekingssysteem:
TCI
Bougie (NGK):
LFR5A-11
Electrode afstand bougie:
1.0–1.1 mm (0.039–0.043 in)
Besturingssysteem:
Afstandsbediening
Startsysteem:
Elektrische starter
Carburateur met start systeem:
Elektronische brandstofinjectie
Klepspeling (koude motor) IL:
0.17–0.23 mm (0.0067–0.0091 in)
Klepspeling (koude motor) UL:
0.31–0.37 mm (0.0122–0.0146 in)
Min. koudstartstroomsterkte (CCA/EN):
711.0 A
Min. nominaal vermogen (20HR/IEC):
100.0 A/u
Maximumdynamovermogen:
35.0 A
Aandrijvingseenheid:
Tandwielposities:
Vooruit - Neutraal - Achteruit
Overbrengingsverhouding:
2.00 (28/14)
Trim- en kantelsysteem:
Trim- en kantelbekrachtiging
Propellermerkteken:
F150AET M FL150AET ML
Brandstof en olie:
Aanbevolen brandstof:
Normale loodvrije benzine
Min. research octaangetal:
90
Aanbevolen motorolie:
4-takt motorolie
Aanbevolen-motoroliegroep 1*:
SAE 10W-30/10W-40/5W-30 API SE/SF/SG/SH/SJ/SL
53
Page 61
Onderhoud
Aanbevolen-motoroliegroep 2*:
SAE 15W-40/20W-40/20W-50 API SH/SJ/SL
Smering:
Oliecarter
Motoroliehoeveelheid (zonder oliefilter):
5.2 L (5.50 US qt) (4.58 Imp.qt)
Aanbevolen tandwielolie:
Tandwielkastolie (SAE 90)
Tandwieloliehoeveelheid:
F150AET 980.0 cm³ (33.13 US oz) (34.56 Imp.oz) FL150AET 870.0 cm³ (29.41 US oz) (30.68 Imp.oz)
Aanspankoppel:
Bougie:
25.0 Nm (18.4 ft-lb) (2.55 kgf-m)
Propellermoer:
55.0 Nm (40.6 ft-lb) (5.61 kgf-m)
Motorolieaftapbout:
28.0 Nm (20.7 ft-lb) (2.86 kgf-m)
Motoroliefilter:
18.0 Nm (13.3 ft-lb) (1.84 kgf-m)
Geluids- en trillingsniveau:
Operatorgeluidsdrukniveau (ICOMIA 39/94 en 40/94):
79.6 dB(A)
DMU28223
Vervoer en opslag van de bui-
tenboordmotor
DWM00690
WAARSCHUWING
Lekkende brandstof zorgt voor brandge-
vaar. Draai de ontluchtingsschroef en de brandstofkraan dicht als de buiten­boordmotor moet worden vervoerd of opgeborgen. Anders zou er brandstof kunnen gaan lekken.
WEES VOORZICHTIG als u een brand-
stoftank vervoert (zowel in een boot als in een wagen).
Vul een brandstofcontainer nooit volle-
dig. Benzine zet aanzienlijk uit met de warmte en zet de container dan onder
druk. De brandstof kan dan beginnen te lekken en voor potentieel brandgevaar zorgen.
DWM00700
WAARSCHUWING
Kom nooit onder het staartstuk als het ge­kanteld is, zelfs niet als de kantelsteun­hendel vergrendeld is. Als de buitenboordmotor per ongeluk valt, kan dat ernstige verwondingen veroorzaken.
DCM00660
OPGELET:
Gebruik de kantelsteunhendel of de kan­telsteunknop niet om de boot de slepen. De buitenboordmotor zou daardoor kun­nen lostrillen van de kantelsteun en vallen. Als de boot niet kan worden gesleept met de motor in de normale stand, gebruik dan een bijkomend steunstuk om de motor in de gekantelde stand vast te zetten.
De buitenboordmotor moet gesleept en opge­borgen worden in de normale vaarstand. Als er te weinig ruimte is op de weg voor die stand, sleep de buitenboordmotor dan in de gekantelde stand en maak gebruik van een motorsteun zoals een spiegelstang. Raad­pleeg uw Yamaha-dealer voor meer details.
DMU30041
Opberging van de buitenboordmotor
Als u uw Yamaha-buitenboordmotor voor lan­gere periodes opbergt (2 maanden of langer), moeten verschillende belangrijke procedures worden uitgevoerd om overmatige schade te voorkomen. Het is aan te raden uw buiten­boordmotor door een erkende Yamaha­dealer te laten onderhouden vooraleer deze op te bergen. U als eigenaar kunt de volgende procedures echter zelf uitvoeren met mini­maal gereedschap.
54
Page 62
Onderhoud
DCM01350
OPGELET:
Op problemen te voorkomen die kunnen
worden veroorzaakt door olie die vanuit het carter de cilinder binnenkomt, moet u de buitenboordmotor in de getoonde stand houden voor transport en opber­ging. Bewaar of vervoer de buitenboord­motor niet op zijn zijkant (niet rechtop).
Plaats de buitenboordmotor niet op zijn
zijkant vooraleer het koelwater volledig is weggestroomd, anders kan water in de cilinder binnendringen via de uitlaat­poort en motorproblemen veroorzaken.
Bewaar de buitenboordmotor op een
droge, goed geventileerde plaats, niet in direct zonlicht.
Laat de resterende benzine uit de dam-
pafscheider wegvloeien. Benzine die ge­durende lange tijd in de dampafscheider blijft zitten, wordt afgebroken en kan schade aan de brandstofleiding veroor­zaken.
2. Koppel de brandstofleiding los van de motor of sluit de brandstofkraan, indien voorzien.
3. Verwijder de motorkap en de propeller.
4. Installeer de doorspoelaansluiting over de koelwaterinlaat.
DCM00300
OPGELET:
Laat de motor niet draaien zonder hem te voorzien van koelwater. Anders wordt de waterpomp van de motor beschadigd of loopt de motor schade op door oververhit­ting. Alvorens de motor te starten, moet worden gecontroleerd of de koelwater­mantels wel worden voorzien van water.
DCM00310
OPGELET:
Laat de buitenboordmotor niet met een hoge snelheid draaien als hij aan de door­spoelaansluiting ligt, want dan kan hij oververhit raken.
DMU28303
Procedure
DMU30870
Uitspoelen met doorspoel aansluiting (oorkap)
1. Spoel de buitenboordmotor af met vers water. Voor verdere informatie, zie pagi­na 58.
55
1. Doorspoelaansluiting (oorkap)
5. Uitspoelen van koelsysteem is van cru­ciaal belang om te voorkomen dat het koelsysteem verstopt raakt met zout, zand of vuil. Bovendien is het conserve­ren/smeren van de motor noodzakelijk om overmatige motorschade door roest te voorkomen. Voer het doorspoelen en conserveren gelijktijdig uit.
Page 63
DWM00090
WAARSCHUWING
Verwijder of raak geen elektrische on-
derdelen aan bij het starten of als de mo­tor draait.
Hou handen, haar en kleren uit de buurt
van het vliegwiel en andere draaiende onderdelen als de motor draait.
Onderhoud
NOTA:
Wanneer u de doorspoelaansluiting ge-
bruikt, dient u de gepaste waterdruk te handhaven zodat er een constante water­stroom uit de koelwateruitlaatopening komt.
Als het oververhittingwaarschuwingsys-
teem wordt geactiveerd, zet de motor dan uit en raadpleeg uw Yamaha-dealer.
6. Laat de motor gedurende enkele minuten met een hoog vrijlooptoerental draaien in neutrale stand.
7. Net voor u de motor uitzet, moet u snel Conserveringsolie afwisselend in de in­laatdemper of het conserveringsgat van het demperdeksel sproeien, indien voor­zien. Als dit op behoorlijke wijze gebeurt, zal de motor overmatig roken en bijna stilvallen.
8. Tap de resterende benzine in de dampaf­scheider af in een opvangbak. Draai de aftapschroef los en neem dan de kap af. Duw de luchtklep in met een schroeven­draaier om lucht in de vlotterkamer bin­nen te laten, zodanig dat de benzine vlot wegstroomt. Draai de aftapschroef dan weer vast.
1. Dampafscheider
2. Aftapschroef
3. Kap
1. Chokekoppelstang
9. Verwijder de doorspoelaansluiting.
10. Installeer de motorkap.
11. Als geen “Conserveringsolie” beschik­baar is, zet de motor dan uit na stap 6. Voer dan de procedure van stap 8 uit.
12. Tap het koelwater volledig af uit de mo­tor. Maak het motorlichaam grondig schoon.
13. Als er geen “Conserveringsolie” beschik­baar is, verwijder dan de bougie(s). Giet een koffielepeltje schone motorolie in elke cilinder. Start de motor meerdere ke­ren met de hand. Vervang de bougie(s).
NOTA:
Een doorspoelaansluiting is verkrijgbaar bij uw Yamaha-dealer.
56
Page 64
Onderhoud
DMU28402
Smering
1. Installeer de bougies en draai ze aan tot het voorgeschreven aandraaimoment. Voor informatie over bougie-installatie, zie pagina 63.
2. Ververs de tandwielolie. Voor instructies, zie pagina 70. Controleer de olie op de aanwezigheid van water die op een lekke dichting zou wijzen. Het vervangen van een dichting moet door een bevoegde Yamaha-dealer worden uitgevoerd alvo­rens het gebruik te hervatten.
3. Smeer alle smeerpunten. Voor meer in­formatie, zie pagina 63.
NOTA:
Wanneer u de motor voor lange tijd gaat op­bergen, is het raadzaam hem te benevelen met olie. Neem contact op met uw Yamaha­dealer voor informatie over het benevelen met olie en andere procedures voor uw motor.
DMU28431
Verzorging van de accu
DWM00330
WAARSCHUWING
Elektrolytische vloeistof voor de accu is gevaarlijk; ze bevat zwavelzuur en is daar­door giftig en zeer bijtend. Neem steeds de volgende voorzorgsmaat­regelen:
Vermijd lichamelijk contact met elektro-
lytische vloeistof aan gezien dat ernsti­ge brandwonden en permanente oogletsels kan veroorzaken.
Draag oogbescherming als u met of in
de buurt van accus werkt.
Tegengif (UITWENDIG):
HUID - Spoel met water.
OGEN - Spoel gedurende 15 minuten
met water en roep onmiddellijk de hulp van een arts in.
Tegengif (INWENDIG):
Drink grote hoeveelheden water of melk,
gevolgd door gebrande magnesia, ge­klopt ei of plantaardige olie. Roep on-
middellijk de hulp van een arts in. Accus produceren ook ontplofbaar water­stofgas; vandaar dat u steeds de volgende voorzorgsmaatregelen moet nemen:
Laad de accu’s op een goed verluchte
plaats.
Hou accu’s uit de buurt van vuur, von-
ken of open vlammen (bijvoorbeeld: las-
uitrusting, brandende sigaretten enz.).
ROOK NIET als u accu’s laadt of han-
teert. HOU ACCUS EN ELEKTROLYTISCHE VLOEISTOF UIT DE BUURT VAN KINDE­REN.
Volg de handleiding van de accu voor het be­handelen van de accu. Accus verschillen van fabrikant tot fabrikant. Daarom zijn de proce­dures niet in gevallen van toepassing. Raad­pleeg de instructies van de accufabrikant. Procedure
1. Koppel de accu los en verwijder hem uit
de boot. Koppel altijd eerst de zwarte, ne­gatieve kabel los, anders kan er zich een kortsluiting voordoen.
2. Reinig de accubehuizing en de polen. Vul
elke cel tot aan het bovenste merkteken met gedistilleerd water.
3. Bewaar de accu op een vlakke onder-
grond in een koele, droge en goed ver­luchte plaats waar hij niet aan rechtstreeks zonlicht is blootgesteld.
4. Controleer ten minste één keer per
maand de relatieve dichtheid van de elektrolyt en herlaad de accu als dat no­dig is. Zo verlengt u de levensduur van de accu.
57
Page 65
Onderhoud
DMU28442
Spoelen van het motorblok
Voor een grondige spoeling dient u de proce­dure onmiddellijk na het afzetten van de mo­tor uit te voeren.
DCM01530
OPGELET:
Voer deze procedure niet uit terwijl de mo­tor draait. De waterpomp zou erdoor be­schadigd kunnen raken, wat zou kunnen leiden tot ernstige schade door oververhit­ting.
1. Zet de motor af en schroef het tuinslang­koppelstuk van de fitting op de onderbak.
1. Fitting
2. Tuinslangkoppelstuk
3. Tuinslangadapter
2. Schroef de tuinslangadapter op een tuin­slang die is aangesloten op een leiding­waterkraan, en sluit het andere uiteinde van de tuinslang vervolgens aan op het tuinslangkoppelstuk.
3. Laat de motor uitgeschakeld, draai de waterkraan open en laat het water gedu­rende ongeveer 15 minuten door de koel­mantels stromen. Draai de kraan dicht en koppel de tuinslang los van het tuinslang­koppelstuk.
4. Herinstalleer het tuinslangaansluitstuk op het hulpstuk op de onderbak. Draai het koppelstuk stevig aan.
DCM00540
OPGELET:
Laat bij normaal gebruik het tuinslangkop­pelstuk niet los op de onderbakfitting lig­gen of de tuinslag niet los hangen. Het water zou dan uit het koppelstuk lekken in plaats van de motor te koelen, waardoor hij ernstig oververhit kan raken. Zorg er­voor dat het koppelstuk goed vastgemaakt wordt aan de fitting na het spoelen van de motor.
NOTA:
Als u de motor spoelt terwijl de boot zich in
het water bevindt, is het beter om de buiten­boordmotor zo te kantelen dat hij volledig uit het water is getild.
Voor instructies betreffende het spoelen
van het koelsysteem, zie pagina 54.
DMU28450
Reiniging van de buitenboordmotor
Was na gebruik de buitenkant van de buiten­boordmotor met zoet water. Spoel het koel­systeem met zoet water.
58
Page 66
Onderhoud
NOTA:
Voor instructies voor het spoelen van het koelsysteem, zie pagina 54.
DMU28460
Controle van het geverfde oppervlak van de motor
Controleer de motor op krassen, inkepingen en afbladderende verf. Plaatsen waar de verf beschadigd is zijn vatbaarder voor roest. Rei­nig en verf die plaatsen indien nodig. Retou­cheerverf is verkrijgbaar bij uw Yamaha­dealer.
DMU28478
Periodiek onderhoud
DWM01071
WAARSCHUWING
Tenzij anders vermeld dient u de motor uit te schakelen alvorens onderhoudswerk­zaamheden uit te voeren. Als u zelf (of de eigenaar van de motor) niet vertrouwd bent met het onderhouden van machines, moet dit werk worden uitgevoerd door uw Yamaha-dealer of een andere gekwalifi­ceerde technicus.
DMU28511
Vervangingsonderdelen
Als er reserveonderdelen moeten worden geïnstalleerd, gebruik dan uitsluitend origine­le Yamaha-onderdelen of onderdelen van een zelfde ontwerp en kwaliteit. Een onder­deel van minderwaardige kwaliteit zou het
kunnen begeven en het daaruit voortvloeien­de verlies van controle kan de operator en de passagiers in gevaar brengen. Originele Yamaha-onderdelen kunt u verkrijgen via uw Yamaha-dealer.
DMU34150
Zware gebruiksomstandigheden
Er is sprake van zware gebruiksomstandighe­den wanneer één of meer van de volgende toepassingen op regelmatige basis voorko­men:
Gedurende uren constant varen met of net
onder het maximale motortoerental (omw/min)
Gedurende uren constant varen met een
laag motortoerental (omw/min)
Korte perioden van hoge acceleratie en
vertraging gevolgd door het uitschakelen van de motor alvorens hij zijn normale be­drijfstemperatuur heeft bereikt
Frequente krachtige acceleraties en vertra-
gingen
Vaak schakelen
Vaak starten en uitschakelen van de mo-
tor(en)
Een gebruik waarbij vaak wordt afgewis-
seld tussen zware en lichte ladingen Buitenboordmotoren die onder één of meer van de bovengenoemde omstandigheden worden gebruikt, vereisen frequenter onder­houd. Yamaha raadt u aan dit onderhoud tweemaal zo vaak uit te voeren als aangege­ven in het onderhoudsschema. Bijvoorbeeld, als een bepaalde onderhoudsingreep om de 50 uren moet gebeuren, dient u hem om de 25 uren uit te voeren. Op die manier voorkomt u een snellere slijtage van motoronderdelen.
59
Page 67
Onderhoud
DMU34443
Onderhoudsschema 1
NOTA:
Raadpleeg de secties in dit hoofdstuk voor de uitleg bij elke handeling die specifiek is voor
de eigenaar.
De onderhoudscycli in deze tabellen gaan uit van een gebruik van 100 uren per jaar en een
regelmatige spoeling van het koelcircuit. De onderhoudsfrequentie moet worden aangepast wanneer u de motor onder ongunstige omstandigheden moet gebruiken, zoals langdurig stapvoets varen.
Demontage of herstellingen kunnen vereist zijn afhankelijk van het resultaat van de onder-
houdscontroles.
Slijtage- of verbruiksonderdelen en smeermiddelen verliezen hun doeltreffendheid na ver-
loop van tijd en bij een normaal gebruik, ongeacht de garantieperiode.
Telkens nadat de motor in zout-, modderig of troebel water werd gebruikt, moet hij met zuiver
water worden afgespoeld.
Het “” -teken geeft de onderzoeken aan die u zelf mag uitvoeren. Het “” -teken geeft het werk aan dat moet worden uitgevoerd door uw Yamaha-dealer.
Eerste Om de
Item Handelingen
Anode(n) (externe)
Anode(n) (cilinderkop, thermostaatkap)
Anode(n) (uitlaatdek­sel, dekselpakking)
Accu
Koelwaterlek
Motorkapklem Inspecteren
Motorstartconditie/la­waai
Motorvrijlooptoeren­tal/lawaai
Motorolie Vervanging
Motoroliefilter (patroon) Vervanging
Brandstoffilter (kan worden gedemonteerd)
Brandstoffilter (wateraf­scheidertank)
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Vervanging
Inspectie of oplading, vervanging indien no­dig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspecteren
Inspecteren
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Vervanging
20 uur (3
maand)
100 uur (1
jaar)
300 uur (3
jaar)
500 uur (5
jaar)
60
Page 68
Onderhoud
Item Handelingen
Brandstofpomp
Brandstof/olielek Inspecteren
Brandstofleiding
Brandstofleiding Vervanging
Tandwielolie Vervanging
Smeerpunten Smeren
Impeller/waterpomp­huis
Impeller/waterpomp­huis
Trim-/kantelbekrachti­gingseenheid
Propeller/propeller­moer/splitpen
Drukregelklep
Schakelverbin­ding/schakelkabel
Bougie(s)
Bougiedoppen/hoog­spanningskabels
Pilootwater Inspecteren
Gasklepverbin­ding/gaskabel/gasklep­opneemtiming
Thermostaat
Distributieriem
Klepspeling Inspectie en afstelling
Waterinlaat Inspecteren
Hoofdschakelaar/stop­schakelaar/chokescha­kelaar
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Vervanging
Inspecteren
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie, afstelling of vervanging indien no­dig
Inspectie, afstelling of vervanging indien no­dig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie, afstelling of vervanging indien no­dig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Eerste Om de
20 uur (3
maand)
100 uur (1
jaar)
300 uur (3
jaar)
500 uur (5
jaar)
61
Page 69
Onderhoud
Eerste Om de
Item Handelingen
Draadboomaansluitin­gen/draadkoppelaan­sluitingen
(Yamaha) meter/maat Inspecteren
DMU34450
Inspectie of vervan­ging indien nodig
Onderhoudsschema 2
Item Handelingen
Uitlaatgasgeleider/uit­laatspruitstuk
Distributieriem Vervanging
DMU28910
Inspectie of vervan­ging indien nodig
NOTA:
Wanneer u benzine met lood of veel zwavel gebruikt, kan het noodzakelijk zijn de klepspeling vaker dan om de 500 uur te controleren.
20 uur (3
maand)
100 uur (1
jaar)
Om de
1000 uren
300 uur (3
jaar)
500 uur (5
jaar)
62
Page 70
Onderhoud
DMU28941
Smeren
Yamaha smeervet A (waterbestendig vet) Yamaha smeervet D (roestbestendig vet; voor de propelleras)
F150A, FL150A
DMU28953
Reiniging en afstelling van de bougie
DWM00560
WAARSCHUWING
Zorg dat u de isolator niet beschadigt als u een bougie verwijdert of installeert. Een beschadigde isolator kan voor externe vonken zorgen, wat een ontploffing of brand kan veroorzaken.
63
DWM01550
WAARSCHUWING
De motor zal erg heet zijn wanneer hij pas werd uitgeschakeld. Wees uiterst voor­zichtig om te voorkomen dat u of iemand anders brandwonden oploopt. Wacht tot de motor is afgekoeld om brandwonden te voorkomen.
Page 71
Onderhoud
De bougie vormt een belangrijk onderdeel van de motor en kan gemakkelijk worden ge­controleerd. De toestand van de bougie kan iets zeggen over de toestand van de motor in zijn geheel. Bijvoorbeeld, als het porselein van de centrale elektrode heel erg wit is, kan dat wijzen op een inlaatluchtlek of een carbu­ratieprobleem in de betreffende cilinder. Tracht eventuele problemen niet zelf te dia­gnosticeren. Breng uw buitenboordmotor echter naar een Yamaha-dealer. De bougie moet regelmatig uitgeschroefd en geïnspec- teerd worden omdat hitte en afzettingen er­voor zorgen dat de bougie langzaam maar zeker stuk gaat en erodeert. Als de elektrode­erosie te uitgesproken wordt, of als er zich te veel koolstof of andere stoffen hebben afge­zet op de elektroden van de bougie, dient u hem te vervangen door een bougie van het­zelfde type.
Standaardbougie:
LFR5A-11
Alvorens de bougie aan te brengen dient u de elektrodenafstand met een voelermaat te me­ten. Breng de afstand indien nodig in over­eenstemming met de specificaties.
1. Elektrodeafstand bougie
2. Bougienummer
3. Identificatiemerkteken bougie (NGK)
Elektrodenafstand:
1.0–1.1 mm (0.039–0.043 in)
Bij het aanbrengen van een bougie dient u steeds het pakkingoppervlak te reinigen en een nieuwe pakking te gebruiken. Verwijder eventueel vuil van de schroefdraad en schroef de bougie met het correcte torsiekop­pel in de cilinder.
Aandraaimoment van de bougies:
25.0 Nm (18.4 ft-lb) (2.55 kgf-m)
NOTA:
Als u niet over een momentsleutel beschikt wanneer u de bougie aanbrengt, draai hem dan eerst met de hand helemaal aan en draai hem vervolgens nog 1/4 tot 1/2 slag verder vast. Draai hem echter zodra dat mogelijk is met behulp van een momentsleutel met het juiste aandraaimoment vast.
DMU28962
Controle van het brandstofsysteem
DWM00060
WAARSCHUWING
Benzine en benzinedampen zijn erg ont­vlambaar en ontplofbaar. Blijf ermee uit de buurt van vonken, sigaretten, vlammen en andere bronnen van ontbranding.
DWM00910
WAARSCHUWING
Lekkende brandstof kan brand of een ont­ploffing veroorzaken.
Controleer regelmatig op lekken.
Als er brandstof lekt moet het brand-
stofsysteem worden hersteld door een
bevoegd mecanicien. Als de buiten-
boordmotor slecht hersteld is, kan het
zijn dat het niet veilig is om hem te ge-
bruiken.
64
Page 72
Onderhoud
Controleer de brandstofleidingen op lekken, barsten en defecten. Vindt u een probleem dan moet uw Yamaha-dealer of een andere bevoegde mecanicien dat onmiddellijk oplos­sen.
Zorg ervoor dat de buitenboordmotor
stevig aan de spiegel of een stabiel sta-
tief is vastgemaakt.
DCM00970
OPGELET:
Doe niet te veel olie in de buitenboord-
motor en zorg ervoor dat hij rechtop
staat (niet gekanteld) als u de motorolie
controleert en vervangt.
Als het oliepeil zich boven het bovenste
peilstreepje bevindt, tap de olie dan af
tot ze het gewenste peil bereikt. Te veel
olie kan lekken of beschadiging veroor-
zaken.
DCM01710
OPGELET:
Ververs de motorolie na de eerste 20 be­drijfsuren of na 3 maanden, en daarna om de 100 bedrijfsuren of om het jaar. Anders zal de motor snel verslijten.
NOTA:
Vervang de olie als hij nog warm is.
Controlepunten
Lekkage van de onderdelen van het brand-
stofsysteem
Lekkage van het brandstofleidingverbin-
dingsstuk
Barsten in de brandstofleiding en andere
beschadiging
Lekkage van het brandstofaansluitstuk
DMU35630
Vervanging van motorolie
DWM00760
WAARSCHUWING
Tap de motorolie niet af onmiddellijk na-
dat motor is afgezet. De olie is heet en er moet voorzichtig mee omgesprongen worden om brandwonden te voorko­men.
65
1. Zet de buitenboordmotor rechtop (niet
gekanteld).
2. Zet een geschikte container klaar die
meer olie kan bevatten dan de totale hoe­veelheid motorolie in de motor. Draai de aftapplug los en neem deze uit en houd tegelijkertijd de opvangbak onder het af-
Page 73
tapgat. Neem vervolgens de olievuldop af. Laat de olie helemaal uit de motor lo­pen. Veeg eventueel gemorste olie on­middellijk op.
1. Aftapschroef
3. Breng een nieuwe pakking aan op de af­tapplug. Breng een dunne laag olie aan op de pakking en installeer de aftapplug.
Aandraaimoment van de aftapplug:
28.0 Nm (20.7 ft-lb) (2.86 kgf-m)
NOTA:
Als geen momentsleutel beschikbaar is terwijl u de aftapplug aan het installeren bent, draai de schroef dan met de vingers vast tot de pak­king in contact komt met het oppervlak van het aftapgat. Draai hem vervolgens 1/4 tot 1/2 slag verder aan. Draai de aftapplug daarna zo vlug mogelijk aan tot het correcte aandraai­moment met behulp van een momentsleutel.
Onderhoud
1. Olievuldop
5. Verwijder de oliepeilstok en veeg hem schoon.
6. Schroef de peilstok volledig in de motor en verwijder hem opnieuw.
7. Controleer het oliepeil met de peilstok om na te gaan of het peil tot ergens tussen de bovenste peilmarkering en de onderste peilmarkering komt. Vul olie bij als het oliepeil slechts tot onder de onderste peil­markering reikt, of tap olie af als het peil tot boven de bovenste peilmarkering reikt.
4. Giet de correcte hoeveelheid olie in de vulopening. Installeer de vuldop.
Aanbevolen motorolie:
4-takt motorolie
Inhoud olietank (exclusief oliefilter):
5.2 L (5.50 US qt) (4.58 Imp.qt)
1. Oliepeilstok
2. Merkteken laagste peil
3. Merkteken hoogste peil
8. Start de motor en vergewis u ervan dat de waarschuwingslamp voor lage olie­druk (indien voorzien) uitgaat. Controleer of er geen olielekken te bespeuren zijn.
66
Page 74
Onderhoud
DCM00681
OPGELET:
Als de waarschuwingslamp voor lage olie­druk blijft branden of als er olielekken zijn, dient u de motor uit te schakelen en op zoek te gaan naar de oorzaak. Wanneer u de motor blijft gebruiken zonder eerst het probleem op te lossen kan hij ernstig be­schadigd raken. Raadpleeg uw Yamaha­dealer als u het probleem niet kunt lokali­seren en oplossen.
9. Ruim gebruikte olie op volgens de lokale reglementen.
NOTA:
Voor verdere informatie over de opruiming
van gebruikte olie, raadpleeg uw Yamaha­dealer.
Vervang de olie vaker wanneer u de motor
onder slechte omstandigheden zoals lang­durig stapvoets varen moet gebruiken.
DMU29112
Controle van de bedrading en aan­sluitstukken
Controleer of elke massadraad goed is
vastgemaakt.
Controleer of elk aansluitstuk goed is aan-
gekoppeld.
DMU29120
Uitlaatlekkage
Start de motor en controleer of er geen uitlaat lekt uit de verbindingsstukken tussen de het uitlaatdeksel, de cilinderkop en de lichaamsci­linder.
DMU29130
Waterlekkage
Start de motor en controleer of er geen water lekt uit de verbindingsstukken tussen de het uitlaatdeksel, de cilinderkop en de lichaamsci­linder.
DMU29140
Motorolielekkage
Controleer de omgeving van de motor op olie­lekken.
NOTA:
Raadpleeg uw Yamaha-dealer als u lekken hebt gevonden.
DMU29154
Controleren van het trim- en kantelbe­krachtigingssysteem
DWM00431
WAARSCHUWING
Kom nooit onder het staartstuk als het
gekanteld is, zelfs niet als de kantel­steunhendel vergrendeld is. Als de bui­tenboordmotor per ongeluk valt, kunt u ernstig gewond raken.
Ga na of er zich niemand onder de bui-
tenboordmotor bevindt alvorens de test uit te voeren. Er kunnen lichaamsdelen worden verpletterd tussen de motor en de klembeugel wanneer de motor wordt getrimd of gekanteld.
1. Controleer de trim- en kantelbekrachti­gingseenheid op tekenen van olielekken.
2. Probeer alle trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaars op de afstandsbedie­ning en op de onderbak van de motor (als er daar zijn) uit om na te gaan of al de schakelaars werken.
3. Kantel de buitenboordmotor naar om­hoog en controleer of de kantelstang en de trimstangen volledig uitgetrokken zijn.
67
Page 75
Onderhoud
1. Kantelstang
2. Trimstangen
4. Gebruik de kantelsteunhendel om de mo­tor in de opwaartse stand te vergrende­len. Activeer de neerkantelschakelaar eventjes om ervoor te zorgen dat de mo­tor wordt ondersteund door de kantel­steunhendel.
1. Kantelsteunhendel
5. Controleer of de kantelstang en de trim­stangen geen sporen van roest of andere gebreken vertonen.
6. Activeer de neerkantelschakelaar tot de trimstangen zich helemaal hebben terug­getrokken in de cilinders.
7. Bedien de omhoogtrimschakelaar tot de kantelstang volledig uitgeschoven is. Ontgrendel de kantelsteunhendel.
8. Kantel de buitenboordmotor naar bene­den. Ga na of de kantelstang en de trim­stangen soepel werken.
NOTA:
Raadpleeg uw Yamaha-dealer als er iets ab­normaal verloopt.
DMU32110
Propeller controleren
DWM01610
WAARSCHUWING
U kan ernstig gewond raken wanneer de motor per ongeluk start terwijl u zich in de buurt van de propeller bevindt.
Verwijder de bougiedoppen van de bou-
gies alvorens de propeller te controle­ren, te verwijderen of te installeren. Zet bovendien de schakelinrichting in neu­traal, zet de hoofdschakelaar op “” (off), verwijder de sleutel en verwijder de koord van de motorstopschakelaar. Schakel de accuschakelaar uit als uw boot daarmee uitgerust is.
Houd de propeller niet met uw hand vast
wanneer u de propellermoer los- of vast­draait. Plaats een houten blok tussen de anti-cavitatieplaat en de propeller om te beletten dat de propeller kan draaien.
68
Page 76
Onderhoud
ZMU01897
Controlepunten
Controleer elk propellerblad op slijtage, op
erosie door cavitatie of ventilatie, of op an­dere schade.
Controleer de propelleras op schade.
Controleer de spiebanen op slijtage of
schade.
Controleer of er geen visdraad rond de pro-
pelleras is gedraaid.
DMU30661
Verwijderen van de propeller
DMU29196
Spiebaanmodellen
1. Plooi met behulp van een buigtang de splitpen recht en trek ze uit de opening.
2. Verwijder de propellermoer, de ring en het afstandstuk (indien aanwezig).
1. Splitpen
2. Propellermoer
3. Ring
4. Afstandstuk
5. Propeller
6. Drukring
3. Verwijder de propeller, de ring (indien aanwezig) en de drukring.
DMU30671
Installeren van de propeller
DMU29242
Spiebaanmodellen
DWM00770
WAARSCHUWING
Bij tegengesteld draaiende modellen moet u een propeller gebruiken die gemaakt is om tegen de klok in te draaien. Die propel­lers zijn te herkennen aan de letter “L” na de maataanduiding op de propeller. An­ders zou de boot zich in de omgekeerde richting bewegen.
Controleer de propellerasoliekeerring op
schade.
69
Page 77
Onderhoud
DCM00340
OPGELET:
Installeer eerst de drukring alvorens de
propeller te installeren, want anders zouden het staartstuk en de propeller­naaf kunnen worden beschadigd.
Gebruik een nieuwe splitpen en plooi de
uiteinden ervan goed om. Anders kan de propeller los komen te zitten als de mo­tor draait en kan u hem kwijtraken.
1. Breng Yamaha-vet of roestbestendig vet op de propelleras aan.
2. Installeer de drukring en de propeller op de propelleras.
3. Installeer de afstandhouder en de ring. Draai de propellermoer aan met het ge­specificeerde aandraaimoment.
Propellermoeraandraaimoment:
55.0 Nm (40.6 ft-lb) (5.61 kgf-m)
4. Breng de propellermoer tegenover de propellerasopening. Steek een nieuwe splitpen in de opening en plooi de uitein­den ervan om.
DMU29283
Vervanging van tandwielolie
DWM00800
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de buitenboordmotor
stevig aan de spiegel of een stabiel sta­tief is vastgemaakt. U kan ernstig ge­wond raken als de buitenboordmotor op u valt.
Kom nooit onder het staartstuk als het
gekanteld is, zelfs niet als de kantel­steunhendel of -knop vergrendeld is. Als de buitenboordmotor per ongeluk valt, kan dat ernstige verwondingen veroor­zaken.
1. Kantel de buitenboordmotor zo dat de tandwielolieaftapplug zich zo laag moge­lijk bevindt.
2. Zet een geschikte container onder de tandwielkast.
3. Verwijder de tandwielolieaftapplug en
-pakking.
NOTA:
Als de propellermoer niet uitgelijnd is met de propellerasopening na het aandraaien met het gespecificeerde aandraaimoment, draai de moer dan verder aan tot ze uitgelijnd is met de opening.
1. Tandwielolieaftapschroef
2. Oliepeilplug
3. Pakking
70
Page 78
Onderhoud
NOTA:
Als de motor is uitgerust met een magneti-
sche tandwielolieaftapplug, verwijder dan alle metalen deeltjes van de schroef alvo­rens ze te installeren.
Gebruik altijd nieuwe pakkingen. Gebruik
de verwijderde pakkingen nooit opnieuw.
4. Verwijder de oliepeilplug en -pakking zo­dat de olie helemaal kan weglopen.
DCM00710
OPGELET:
Controleer de gebruikte olie nadat die is afgetapt. Als de olie melkachtig is, komt er water in de tandwielkast, wat tandwielbe­schadiging kan veroorzaken. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor de herstelling van de dichtingen van het staartstuk.
6. Breng een nieuwe pakking aan op de olieaftapplug. Als de olie uit de oliepeil­plugopening begint te lopen, dient u de oliepeilplug erin te steken en vast te draaien.
Aandraaimoment:
9.0 Nm (6.6 ft-lb) (0.92 kgf-m)
NOTA:
Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor meer in­formatie over het lozen van gebruikte olie.
5. Zet de buitenboordmotor in de verticale stand en spuit met een flexibel vulhulp­middel of een drukvulhulpmiddel de tand­wielolie in het gat van de tandwielolieaftapplug.
Aanbevolen tandwielolie:
Tandwielkastolie (SAE 90)
Hoeveelheid tandwielolie:
F150AET 980.0 cm³ (33.13 US oz) (34.56 Imp.oz) FL150AET 870.0 cm³ (29.41 US oz) (30.68 Imp.oz)
7. Breng een nieuwe pakking aan op de tandwielolieaftapplug. Breng de tandwie­lolieaftapplug aan en draai ze vast.
Aandraaimoment:
9.0 Nm (6.6 ft-lb) (0.92 kgf-m)
DMU29312
Controle en vervanging van anoden
Yamaha-buitenboordmotoren worden be­schermd tegen roest met behulp van oplosa­noden. Controleer regelmatig de externe anoden. Verwijder de aanslag van het opper­vlak van de anoden. Raadpleeg een Yamaha­dealer voor de vervanging van externe ano­den.
DCM00720
OPGELET:
Anoden mogen niet geschilderd worden, want dan werken ze niet meer.
71
Page 79
Onderhoud
NOTA:
Controleer massaleidingen die verbonden zijn met externe anoden op uitgeruste model­len. Raadpleeg een Yamaha-dealer voor de controle en de vervanging van interne anoden die verbonden zijn met het motorblok.
DMU29320
Controleren van de accu (voor model­len met elektrische starter)
DWM00330
WAARSCHUWING
Elektrolytische vloeistof voor de accu is gevaarlijk; ze bevat zwavelzuur en is daar­door giftig en zeer bijtend. Neem steeds de volgende voorzorgsmaat­regelen:
Vermijd lichamelijk contact met elektro-
lytische vloeistof aan gezien dat ernsti­ge brandwonden en permanente oogletsels kan veroorzaken.
Draag oogbescherming als u met of in
de buurt van accus werkt.
Tegengif (UITWENDIG):
HUID - Spoel met water.
OGEN - Spoel gedurende 15 minuten
met water en roep onmiddellijk de hulp van een arts in.
Tegengif (INWENDIG):
Drink grote hoeveelheden water of melk,
gevolgd door gebrande magnesia, ge­klopt ei of plantaardige olie. Roep on-
middellijk de hulp van een arts in. Accus produceren ook ontplofbaar water­stofgas; vandaar dat u steeds de volgende voorzorgsmaatregelen moet nemen:
Laad de accu’s op een goed verluchte
plaats.
Hou accu’s uit de buurt van vuur, von-
ken of open vlammen (bijvoorbeeld: las-
uitrusting, brandende sigaretten enz.).
ROOK NIET als u accu’s laadt of han-
teert. HOU ACCUS EN ELEKTROLYTISCHE VLOEISTOF UIT DE BUURT VAN KINDE­REN.
DCM00360
OPGELET:
Een slecht onderhouden accu, raakt
snel defect.
Gewoon kraantjeswater bevat mineralen
die schadelijk zijn voor een accu en mag
dus niet gebruikt worden om de accu bij
te vullen.
1. Controleer het elektrolytpeil ten minste
één keer per maand. Vul indien nodig bij tot aan het peil dat door fabrikant wordt aanbevolen. Vul alleen bij met gedistil­leerd water (of zuiver gedeïoniseerd wa­ter dat geschikt is om in accus te worden gebruikt).
72
Page 80
Onderhoud
Omkering van de accukabels bescha-
digt de elektrische onderdelen.
Koppel eerst de rode accukabel aan als
u de accu installeert en ontkoppel eerst
de zwarte kabel als u hem verwijdert.
De elektrische contacten van de accu en
de kabels moeten zuiver en juist aange-
koppeld zijn anders start de accu de mo-
tor niet.
2. Zorg dat de accu altijd goed geladen is. Als u een voltmeter installeert, kan hem gemakkelijker controleren. Als u de boot gedurende een maand of langer niet gaat gebruiken, haal de accu dan uit de boot en bewaar hem op een koele donkere plaats. Herlaad de accu helemaal alvo­rens hem weer te gebruiken.
3. Als de accu langer dan een maand wordt opgeborgen, controleer dan ten minste één keer per maand de specifieke gravi­teit van de vloeistof en herlaad de accu als hij bijna op is.
NOTA:
Raadpleeg een Yamaha-dealer als u accu’s laadt of herlaadt.
DMU30052
Aansluiting van de accu
DWM00570
WAARSCHUWING
Maak de accuhouder stevig vast op een droge, goed verluchte en trillingsvrije plaats in de boot. Installeer een volledig opgeladen accu in de houder.
DCM01122
OPGELET:
Zorg ervoor dat de hoofdschakelaar (bij
de modellen waarop dat van toepassing is) op “” (uit) staat, alvorens aan de accu te werken.
Verbind de RODE accukabel eerst met de POSITIEVE (+) pool. Verbind vervolgens de ZWARTE accukabel met de NEGATIEVE (-) pool.
1. Rode kabel
2. Zwarte kabel
3. Accu
Een hulpaccu aansluiten (optie)
1. Verwijder het hulpaccukoppelstukdeksel van de buitenboordmotor.
2. Sluit het hulpaccukoppelstuk aan op het koppelstuk van de hulpaccukabel (optie). Gebruik een verbindingskabel tussen de (-)-polen van de startaccu en de hulpac­cu. Zie de illustraties van de aansluitin­gen. Deze kabel moet uit dikkere draad bestaan dan de startaccukabel.
DWM00600
WAARSCHUWING
Het gebruik van een kleinere draad kan tot brand leiden.
73
Page 81
Onderhoud
1. Startaccu
2. Accu voor accessoires
3. Grote rode kabel voor startaccu
4. Kleine rode kabel voor het laden van de hul­paccu (optioneel onderdeel)
5. Grote zwarte kabel
6. Negatieve verbindingskabel
7. Energie voor accessoires
NOTA:
Wanneer u een hulpaccu aansluit, dient u uw Yamaha-dealer te raadplegen over de correc­te bedrading.
DMU29370
Loskoppeling van de accu
Koppel de ZWARTE kabel eerste los van de NEGATIEVE (-) pool. Koppel dan de RODE kabel los van de POSITIEVE (+) pool.
DMU29391
Controleren van de motorkap
DCM01650
OPGELET:
Zorg ervoor dat de onderbak goed geslo­ten is en dat er geen openingen zijn. Bij een loszittende of verkeerd gemonteerde onderkap kan er water in de motor terecht­komen.
DMU29400
De onderkant van de boot van een coating voorzien
Een zuivere romp verbetert de prestaties van de boot. De onderkant van de boot moet zo veel mogelijk ontdaan zijn van aangroeiing. Indien nodig kan de onderkant van de boot wordt bekleed met een laag voor uw gebied goedgekeurde aangroeiwerende verf om aangroeiing tegen te gaan. Gebruik geen aangroeiwerende verf die ko­per of grafiet bevat. Een dergelijke verf kan er­voor zorgen dat de motor sneller gaat roesten.
Controleer of de motorkap goed op haar plaats zit door er met twee handen op te du­wen. Als ze los zit, dient u ze te laten herstel­len door uw Yamaha-dealer.
74
Page 82

Herstellen van defecten

DMU29425
Problemen verhelpen
Een probleem in de brandstof-, compressie­of ontstekingssystemen kan ervoor zorgen dat de motor slecht start, dat er minder aan­drijfkracht is of dat er zich andere problemen voordoen. Dit hoofdstuk beschrijft basisin­specties en mogelijke oplossingen, en het heeft betrekking op alle Yamaha-buiten­boordmotoren. Daarom zijn bepaalde items niet van toepassing op uw model. Als uw buitenboordmotor moet worden her­steld, breng hem dan naar uw Yamaha­dealer. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als het verklik­kerlampje voor motorpech knippert.
De starter werkt niet.
V. Is de acculading te zwak of te laag? A. Controleer de staat van de accu. Gebruik een accu met de aanbevolen capaciteit.
V. Zijn de accuaansluitingen los of verroest? A. Maak de accukabels vast en reinig de ac­cupolen.
V. Is de zekering voor het relais van de elek­trische starter of de elektrische kring doorge­slagen? A. Zoek naar de oorzaak van de elektrische overbelasting en neem die weg. Vervang de zekering door een nieuwe met de juiste stroomsterkte.
V. Zijn de starteronderdelen defect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Staat de schakelhendel in versnelling? A. Schakel naar neutraal.
V. Is de brandstoftank leeg? A. Vul de tank met zuivere, verse brandstof.
V. Is de brandstof verontreinigd of bedorven? A. Vul de tank met zuivere, verse brandstof.
V. Is de brandstoffilter verstopt? A. Reinig of vervang de filter.
V. Is de startprocedure incorrect? A. Zie pagina 41.
V. Is de brandstofpomp defect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Zijn de bougies vuil of van het verkeerde type? A. Controleer de bougie(s). Reinig of vervang ze (hem) door (een) bougie(s) van het aanbe­volen type.
V. Werd(en) de bougiedop(pen) verkeerd aangebracht? A. Controleer de bougiedoppen en breng ze eventueel op de juiste manier aan.
V. Is de ontstekingsbedrading beschadigd of slecht aangesloten? A. Controleer de bedrading op slijtage en breuken. Draai alle losse aansluitingen weer vast. Vervang versleten of gebroken draden.
V. Zijn de ontstekingsonderdelen defect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is motoruitschakelkoord niet bevestigd? A. Bevestig het koord.
De motor start niet (de starter werkt).
75
Page 83
Herstellen van defecten
V. Zijn de inwendige motoronderdelen be­schadigd? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
De motor draait onregelmatig in vrijloop of slaat af.
V. Zijn de bougies vuil of van het verkeerde type? A. Controleer de bougie(s). Reinig of vervang ze (hem) door (een) bougie(s) van het aanbe­volen type.
V. Is het brandstofsysteem geblokkeerd? A. Zoek naar dichtgeknepen en geknikte brandstofleidingen of andere versperringen in het brandstofsysteem.
V. Is de brandstof verontreinigd of bedorven? A. Vul de tank met zuivere, verse brandstof.
V. Is de brandstoffilter verstopt? A. Reinig of vervang de filter.
V. Zijn er defecte ontstekingsonderdelen? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
A. Controleer de bedrading op slijtage en breuken. Draai alle losse aansluitingen weer vast. Vervang versleten of gebroken draden.
V. Wordt er soms verkeerde motorolie ge­bruikt? A. Controleer de olie en vervang hem even­tueel door de juiste olie.
V. Is de thermostaat defect of verstopt? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Zijn carburateurafstellingen niet okee? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de brandstofpomp beschadigd? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de ontluchtingsschroef op de brandstof­tank gesloten? A. Open de ontluchtingsschroef.
V. Is de chokeknop uitgetrokken? A. Druk de knop helemaal in.
V. Werd het waarschuwingssysteem geacti­veerd? A. Zoek en elimineer de oorzaak van de waar­schuwing.
V. Is de elektrodenafstand onjuist? A. Controleer de afstand en pas hem aan overeenkomstig de specificaties.
V. Is de ontstekingsbedrading beschadigd of slecht aangesloten?
V. Is motorhoek te groot? A. Zet de motor weer in de normale werkings­stand.
V. Is de carburator verstopt? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de verbinding met het brandstofleiding­koppelstuk verkeerd gemaakt? A. Verbind op de juiste manier.
V. Is de gasklep verkeerd afgesteld?
76
Page 84
Herstellen van defecten
A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de accukabel losgekoppeld? A. Sluit hem stevig aan.
De waarschuwingszoemer weerklinkt of het verklikkerlampje brandt.
V. Is het koelsysteem verstopt? A. Ga na of de waterinlaat niet verstopt is.
V. Is het motoroliepeil te laag? A. Vul de olietank met de gespecificeerde mo­torolie.
V. Is het warmtebereik van de bougie incor­rect? A. Controleer de bougie en vervang hem eventueel door een bougie van het aanbevo­len type.
V. Wordt er soms verkeerde motorolie ge­bruikt? A. Controleer de olie en vervang hem even­tueel door de juiste olie.
V. Is de motorolie verontreinigd of slecht ge­worden? A. Vervang de olie door verse olie van het ge­specificeerde type.
V. Is de oliefilter verstopt? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de oliepomp defect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de lading van de boot goed verdeeld?
A. Verdeel de lading zo dat de boot horizon­taal in het water ligt.
V. Is de waterpomp of de thermostaat defect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is er overtollig water in het brandstoffilter­huis? A. Ledig het filterhuis.
Verlies van motorvermogen.
V. Is de propeller beschadigd? A. Laat de propeller herstellen of vervangen.
V. Is de propellerspoed of -diameter niet juist? A. Installeer de juiste propeller om de buiten­boordmotor met zijn aanbevolen toerental (omw/min) te laten draaien.
V. Is de trimhoek niet correct? A. Pas de trimhoek zo aan dat de motor het meest efficiënt werkt.
V. Werd de motor op een verkeerde hoogte op de spiegel gemonteerd? A. Pas de hoogte van de motor op de spiegel aan.
V. Werd het waarschuwingssysteem geacti­veerd? A. Zoek en elimineer de oorzaak van de waar­schuwing.
V. Is de onderkant van de boot vervuild met aangroeiing? A. Reinig de onderkant van de boot.
V. Zijn de bougies vuil of van het verkeerde type?
77
Page 85
Herstellen van defecten
A. Controleer de bougie(s). Reinig of vervang ze (hem) door (een) bougie(s) van het aanbe­volen type.
V. Zit er wier of ander vreemd materiaal ver­strengeld rond de tandwielbehuizing? A. Verwijder het vreemd materiaal en reinig het staartstuk.
V. Is het brandstofsysteem geblokkeerd? A. Zoek naar dichtgeknepen en geknikte brandstofleidingen of andere versperringen in het brandstofsysteem.
V. Is de brandstoffilter verstopt? A. Reinig of vervang de filter.
V. Is de brandstof verontreinigd of bedorven? A. Vul de tank met zuivere, verse brandstof.
V. Is de elektrodenafstand onjuist? A. Controleer de afstand en pas hem aan overeenkomstig de specificaties.
V. Is de ontstekingsbedrading beschadigd of slecht aangesloten? A. Controleer de bedrading op slijtage en breuken. Draai alle losse aansluitingen weer vast. Vervang versleten of gebroken draden.
V. Zijn er elektrische onderdelen defect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
A. Controleer de olie en vervang hem even­tueel door de juiste olie.
V. Is de thermostaat defect of verstopt? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de ontluchtingsschroef gesloten? A. Open de ontluchtingsschroef.
V. Is de brandstofpomp beschadigd? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de verbinding met het brandstofleiding­koppelstuk verkeerd gemaakt? A. Verbind op de juiste manier.
V. Is het warmtebereik van de bougie incor­rect? A. Controleer de bougie en vervang hem eventueel door een bougie van het aanbevo­len type.
V. Is de aandrijfriem van de hogedrukbrand­stofpomp stuk? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Reageert de motor niet op de juiste manier op de stand van de schakelhendel? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Wordt er wel gebruik gemaakt van de juiste brandstof? A. Vervang de brandstof door het opgegeven type.
V. Wordt er soms verkeerde motorolie ge­bruikt?
De motor trilt buitensporig.
V. Is de propeller beschadigd? A. Laat de propeller herstellen of vervangen.
V. Is de propelleras beschadigd?
78
Page 86
Herstellen van defecten
A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Zit er wier of ander vreemd materiaal ver­strengeld rond de propeller? A. Verwijder en reinig de propeller.
V. Is de motormontagebout los? A. Draai de bout vast.
V. Is de fuseepen los of beschadigd? A. Zet ze vast of laat het probleem verhelpen door een Yamaha-dealer.
DMU29433
Tijdelijke handeling in een
noodgeval
DMU29440
Beschadiging door botsing
DWM00870
WAARSCHUWING
De buitenboordmotor kan ernstig worden beschadigd door een botsing tijdens het varen of het slepen. Een beschadiging kan ervoor zorgen dat het niet veilig is om de buitenboordmotor te gebruiken.
Als de buitenboordmotor een voorwerp in het water raakt, dient u de volgende procedure te volgen.
2. Controleer het besturingssysteem en alle onderdelen op beschadiging. Controleer ook de boot op beschadiging.
3. Ongeacht of u al dan niet beschadiging hebt aangetroffen, dient u langzaam en voorzichtig naar de dichtstbijzijnde haven te varen.
4. Laat een Yamaha-dealer de buitenboord­motor controleren alvorens hem weer in gebruik te nemen.
DMU29452
Slechts één motor laten draaien (twee- motorige boten)
Wanneer u in een noodgeval slechts één mo­tor gebruikt, dient u de ongebruikte motor om­hoog te kantelen en de andere met een laag toerental te laten draaien.
DCM00370
OPGELET:
Als de boot wordt gebruikt met een niet­draaiende motor in het water, kan er door de golfslag water in de uitlaatpijp terecht komen, wat motorpech veroorzaakt.
NOTA:
Wanneer u met lage snelheid manoeuvreert, bijvoorbeeld in de buurt van een ligplaats, is het raadzaam om indien mogelijk beide moto­ren te laten draaien, met één motor in neu­traal.
1. Zet de motor onmiddellijk af.
79
Page 87
Herstellen van defecten
DMU29471
Vervanging van de zekering
Als er een zekering is doorgeslagen, verwij­der dan het elektrisch deksel, open de zeke­ringhouder en verwijder de zekering met een zekeringtrekker (als die voorhanden is). Breng een nieuwe zekering met de juiste stroomsterkte aan.
DWM00630
WAARSCHUWING
Gebruik de opgegeven zekering. Een ver­keerde zekering of een stuk draad zou kunnen zorgen voor te veel stroomafgifte. Dat kan beschadiging van het elektrische systeem of brand veroorzaken.
NOTA:
Raadpleeg uw Yamaha-dealer als de nieuwe zekering onmiddellijk doorslaat.
4. Hoofdzekering (50 A)
5. Zekering van hoofdschakelaar / trimschake­laar (20 A)
6. Motorstuureenheid / ontstekingsspoel / elek­trische brandstofpomp / brandstofsproeier / ISC-zekering (idle speed control; vrijlooptoe­rentalregeling) (20 A)
7. Startrelaiszekering (30 A)
8. Reservezekering (20 A, 30 A, 50 A)
DMU29523
De trim- en kantelbekrachtiging werkt niet
Als de motor niet kan worden omhoog of om­laag gekanteld met de trim- en kantelbekrach­tiging omwille van een lege accu of een storing in de trim- en kantelbekrachtiging­seenheid, kunt u de motor ook manueel kan­telen.
1. Draai de manuele klepschroef los door ze naar links te draaien tot ze stopt.
1. Elektrisch deksel
2. Zekeringtrekker
3. Isolatieschakelaarzekering (50 A)
1. Schroef van de handbediende klep
2. Zet de motor in de gewenste stand en draai vervolgens de manuele klepschroef vast door ze naar rechts te draaien.
DMU31592
Waarschuwingslamp van wateraf­scheider knippert tijdens varen
DWM01500
WAARSCHUWING
Benzine is uiterst brandbaar en benzine­dampen zijn brandbaar en explosief.
80
Page 88
Herstellen van defecten
Voer de procedure niet uit op een hete of
draaiende motor. Laat de motor eerst af­koelen.
Er zit brandstof in de brandstoffilter. Blijf
ver uit de buurt van vonken, brandende sigaretten, open vlammen of andere ont­stekingsbronnen.
Bij de procedure kan er brandstof wor-
den gemorst. Vang die brandstof op in een doek. Veeg eventueel gemorste brandstof onmiddellijk op.
De brandstoffilter moet zorgvuldig op-
nieuw in elkaar worden gestoken, met de O-ring, de filterkroes en de slangen. Een foute montage of herinstallatie kan leiden tot brandstoflekken, die kunnen leiden tot brand- of ontploffingsgevaar.
Als de waarschuwingslamp voor de wateraf­scheider op de Command Link-toerenteller knippert, dient u de volgende procedure uit te voeren.
1. Houder
4. Koppel het koppelstuk van de waterde­tectieschakelaar los.
DCM01570
OPGELET:
Zorg ervoor dat er geen water op het kop­pelstuk van de waterdetectieschakelaar terechtkomt, anders kunnen er storingen optreden.
1. Waterafscheiderwaarschuwingslampje
1. Zet de motor af.
2. Verwijder de motorkap.
3. Verwijder de houder.
81
1. Koppelstuk van waterdetectieschakelaar
5. Schroef de filterkroes van het filterhuis af.
Page 89
NOTA:
Zorg ervoor dat u de kabel van de waterdetec­tieschakelaar niet verdraait bij het losschroe­ven van de filterkroes.
1. Filterhuis
2. Kabel van waterdetectieschakelaar
6. Verwijder het water uit de filterkroes door het te absorberen met een doek.
NOTA:
Werp het doek op de correcte manier weg (niet bij het gewone afval).
7. Schroef de filterkroes stevig op het filter­huis.
NOTA:
Zorg ervoor dat u de kabel van de waterdetec­tieschakelaar niet verdraait wanneer u de fil­terkroes op het filterhuis schroeft.
8. Sluit het koppelstuk van de waterdetec­tieschakelaar correct aan tot u een klik hoort.
Herstellen van defecten
1. Koppelstuk van waterdetectieschakelaar
9. Bevestig de kabel van de waterdetectie­schakelaar met de houder.
1. Houder
10. Installeer de motorkap.
11. Start de motor en ga na of de waarschu­wingslamp van de waterafscheider uit blijft.
NOTA:
Laat de buitenboordmotor nakijken door een Yamaha-dealer na uw terugkeer in de haven.
DMU33500
Behandeling van ondergedom-
pelde motor
Als de buitenboordmotor helemaal werd on­dergedompeld, moet hij onmiddellijk naar een Yamaha-dealer worden gebracht. Anders kan er haast onmiddellijk roestvorming intreden.
82
Page 90
Herstellen van defecten
DCM00400
OPGELET:
Probeer de buitenboordmotor niet te laten draaien voordat hij volledig gecontroleerd is.
83
Page 91
Page 92
YAMAHA MOTOR CO., LTD.
Gedrukt in Japan Oktober 2007–1.9 × 1 CR
Gedrukt op recyclagepapier
Loading...