Yamaha FL200C, F225B, FL225B, F225C User Manual

GEBRUIKERSHANDLEIDING
Lees deze handleiding zorgvuldig alvorens uw
buitenboordmotor te gebruiken.
F200C FL200C F225B FL225B F225C
6P2-28199-7A-D0
Lees deze handleiding zorgvuldig alvorens uw buitenboordmotor te gebrui­ken. Bewaar deze handleiding aan boord in een waterdichte zak tijdens het varen. Deze handleiding moet bij de buitenboordmotor blijven wanneer hij wordt verkocht.

Belangrijke handleidingsinformatie

DMU25108
Aan de eigenaar
Dank u voor het kiezen van een Yamaha bui­tenboordmotor. Deze gebruikershandleiding bevat informatie over juiste bediening, on­derhoud en zorg. Een grondig begrip van de­ze eenvoudige instructies zal u helpen om maximaal plezier uit uw nieuwe Yamaha te krijgen. Raadpleeg een Yamaha-dealer, in­dien u vragen over de bediening of onder­houd van uw buitenboordmotor hebt. In deze gebruikershandleiding is bijzonder belangrijke informatie als volgt aangeduid.
: dit is het symbool voor veiligheidswaar­schuwingen. Het wordt gebruikt om u op mo­gelijke verwondinggevaren te wijzen. Volg al­le veiligheidsmeldingen achter dit symbool op om mogelijke verwondingen of overlijden te voorkomen.
DWM00782
Een WAARSCHUWING wijst op een ge­vaarlijke situatie die kan leiden tot de dood of ernstige letsels als ze niet wordt vermeden.
DCM00702
Een alinea die vooraf wordt gegaan door OPGELET vermeldt speciale voorzorgs­maatregelen die moeten worden geno­men om schade aan de buitenboordmotor of aan andere eigendommen te voorko­men.
NOTA:
Een NOTA geeft belangrijke informatie om handelingen gemakkelijker of duidelijker te maken.
Yamaha zoekt voortdurend vooruitgang in productontwerp en kwaliteit. Daarom, on­danks dat deze handleiding de laatste pro­ductinformatie bevat die verkrijgbaar is ten tijde van uitgave, kunnen er kleine afwijkin­gen tussen uw machine en deze handleiding zijn. Raadpleeg uw Yamaha-dealer, indien u enige vragen aangaande dit handboek heeft. Yamaha raadt aan dat u het product correct gebruikt en de gespecificeerde periodieke in­specties en onderhoud correct uitvoert vol­gens de instructies in de gebruikershandlei­ding, om een lang leven van het product te verzekeren. Elke schade, veroorzaakt door het niet volgen van deze instructies, valt niet onder de garantie. Sommige landen hanteren wetten of regels die gebruikers verbieden het product mee te nemen buiten het land van aankoop. Dit kan het registreren van het product in het land van bestemming onmogelijk maken. Daar­naast kan de garantie in sommige gebieden niet van toepassing zijn. Raadpleeg de dea­ler waar het product is aangeschaft voor meer informatie, indien u het product mee wilt nemen naar een ander land. Indien het gekochte product reeds was ge­bruikt, neemt u contact op met uw dichtstbij­zijnde dealer voor herregistratie en om recht te krijgen op de aangegeven diensten.
NOTA:
De F200CET, FL200CET, F225BET, FL225BET, F225CET en de standaardac­cessoires worden gebruikt als basis voor de verklaringen en afbeeldingen in deze hand­leiding. Daardoor kunnen sommige onderde­len niet op ieder model van toepassing zijn.
Belangrijke handleidingsinformatie
DMU25122
F200C, FL200C, F225B, FL225B, F225C
GEBRUIKERSHANDLEIDING
©2013 door Yamaha Motor Co., Ltd.
1e Uitgave, november 2013
Alle rechten voorbehouden.
Elke herdruk of onbevoegd gebruik
zonder de schriftelijke toelating van
Yamaha Motor Co., Ltd.
is uitdrukkelijk verboden.
Gedrukt in Japan

Inhoud

Veiligheidsinformatie ...................... 1
Buitenboordmotorveiligheid ............ 1
Propeller ............................................. 1
Draaiende onderdelen ....................... 1
Hete onderdelen ................................ 1
Elektrische schokken ......................... 1
Trim- en kantelbekrachtiging .............. 1
Motorstopschakelaarkoord ................. 1
Benzine .............................................. 2
Blootstelling aan en morsen van
benzine ........................................... 2
Koolmonoxide .................................... 2
Wijzigingen ......................................... 2
Scheepvaartveiligheid .................... 2
Alcohol en verdovende middelen ....... 2
Zwemvesten ....................................... 2
Mensen in het water ........................... 2
Passagiers ......................................... 3
Overladen .......................................... 3
Vermijd botsingen .............................. 3
Weersomstandigheden ...................... 3
Passagiersopleiding ........................... 4
Scheepvaartveiligheidspublicaties ..... 4
Wetten en voorschriften ..................... 4
Algemene informatie ....................... 5
Plaats voor
identificatienummers .................... 5
Buitenboordmotorserienummer ......... 5
Sleutelnummer ................................... 5
EG-verklaring van
overeenstemming ....................... 5
EG label ......................................... 5
Lees handleidingen en labels ......... 7
Waarschuwingslabels ....................... 7
Specificaties en vereisten ............. 10
Technische gegevens ................... 10
Installatievereisten ........................ 11
Vermogen paardenkracht boot ........ 11
Buitenboordmotor monteren ............ 12
Afstandsbedieningsvereisten ........ 12
Accuvereisten ............................... 12
Technische gegevens van de
accu .............................................. 12
Monteren van de accu ..................... 12
Meerdere accu’s .............................. 12
Propellerkeuze .............................. 12
Modellen met tegengestelde
draaiing ......................................... 13
Neutraal-startbeveiliging ............... 13
Motorolievereisten ........................ 13
Brandstofvereisten ........................ 14
Benzine ............................................ 14
Anti-fouling .................................... 15
Buitenboordmotorafdankingsver-
eisten ......................................... 15
Nooduitrusting .............................. 15
Componenten ................................. 16
Schematische voorstelling van de
componenten ............................. 16
Afstandsbedieningskast ................... 17
Afstandsbedieningshendel ............... 18
Neutraal gas handel ......................... 18
Gashendelfrictieafstelling ................. 19
Noodstopkoord en clip ..................... 19
Hoofdschakelaar .............................. 20
Trim- en
kantelbekrachtigingsschakelaar op
afstandsbediening ........................ 20
Trim- en
kantelbekrachtigingsschakelaar
aan onderkant motorkap ............... 21
Trim- en
kantelbekrachtigingsschakelaars
(type met twee motoren) ............... 21
Trimtap met anode ........................... 22
Kantelsteunhendel voor model met
trim- en kantelbekrachtiging ......... 22
Motorkapvergrendelhendel
(omhoogtrektype) ......................... 23
Doorspoelplug .................................. 23
Brandstoffilter/waterafscheider ........ 24
Inhoud
Instrumenten en
verklikkerlampjes ........................... 25
Digitale toerenteller ....................... 25
Toerenteller ...................................... 25
Trimmeter ......................................... 25
Urenmeter ........................................ 25
Oliedrukwaarschuwingslampje ........ 26
Oververhittingwaarschuwingslamp-
je ................................................... 26
Digitale snelheidsmeter ................ 26
Snelheidsmeter ................................ 26
Brandstofmeter ................................ 27
Tripmeter / klok / voltmeter .............. 27
Brandstofpeilwaarschuwingslamp-
je ................................................... 28
Waarschuwingslampje voor lage
accuspanning ............................... 28
Brandstofbeheermeter .................. 28
Brandstofstroommeter ..................... 29
Brandstofverbruikmeter /
Brandstofbezuinigingsmeter / Toerentalsynchronisator voor twee
motoren ........................................ 29
Waterafscheiderwaarschuwings-
lampje ........................................... 31
6Y8 Multifunctionele meters ......... 31
6Y8 Multifunctionele
toerentellers ............................... 31
Startcontroles ................................... 32
Oliedrukwaarschuwing ..................... 33
Oververhittingswaarschuwing .......... 33
Waterafscheiderwaarschuwing ........ 34
Motorstoringwaarschuwing .............. 34
Waarschuwing voor lage
accuspanning ............................... 34
6Y8 Multifunctionele snelheid &
brandstofmeters ......................... 35
6Y8 Multifunctionele
snelheidsmeters ........................ 36
6Y8 Multifunctionele
brandstofbeheermeters ............. 37
Motorcontrolesysteem .................. 38
Waarschuwingssysteem ............... 38
Oververhittingswaarschuwing .......... 38
Oliedrukwaarschuwing ..................... 38
Installatie ........................................ 40
Installatie ...................................... 40
De buitenboordmotor monteren ....... 40
Werking ........................................... 42
Eerste gebruik .............................. 42
De motor met motorolie vullen ......... 42
Inlopen van de motor ....................... 42
Leer uw boot kennen ...................... 42
Controleert voordat de motor wordt
gestart ........................................ 43
Brandstofpeil .................................... 43
Verwijderen van de motorkap .......... 43
Brandstofsysteem ............................ 43
Bedieningselementen ...................... 44
Noodstopkoord ................................. 44
Motorolie .......................................... 44
Motor ................................................ 45
Doorspoelplug .................................. 45
Motorkap installeren ......................... 45
Controleren van het trim- en
kantelbekrachtigingssysteem ....... 46
Accu ................................................. 48
Brandstof bijvullen ....................... 48
De motor gebruiken ...................... 49
Brandstof toevoeren ......................... 49
Starten van de motor ....................... 49
Controles na het starten van de
motor ......................................... 51
Koelwater ......................................... 51
De motor laten warmdraaien ........ 51
Modellen met elektrische starter ...... 51
Controles na het warmdraaien van
de motor .................................... 52
Schakelen ........................................ 52
Stopschakelaars .............................. 52
Schakelen ..................................... 52
De boot stoppen ........................... 53
Inhoud
Motor uitschakelen ....................... 53
Procedure ........................................ 53
De buitenboordmotor trimmen ...... 53
Instellen van de trimhoek (trim- en
kantelbekrachtiging) ..................... 54
Boottrim instellen ............................. 55
Omhoog en omlaag kantelen ....... 55
Procedure voor het naar boven
kantelen ........................................ 56
Procedure voor het naar beneden
kantelen ........................................ 57
Ondiep water ............................... 58
Modellen met trim- en
kantelbekrachtiging ....................... 58
Varen in andere
omstandigheden ........................ 59
Onderhoud ..................................... 60
Vervoeren en opbergen van de
buitenboordmotor ...................... 60
Opberging van de
buitenboordmotor ......................... 60
Procedure ........................................ 61
Smering ............................................ 62
Spoelen van het motorblok .............. 63
Reiniging van de
buitenboordmotor ......................... 63
Controleren van geverfd oppervlak
van de buitenboordmotor .............. 64
Periodiek onderhoud .................... 64
Vervangingsonderdelen ................... 64
Zware gebruiksomstandigheden ...... 64
Onderhoudsschema 1 ...................... 66
Onderhoudsschema 2 ...................... 68
Smeren ............................................ 69
Reiniging en afstelling van de
bougie ........................................... 71
Vrijlooptoerental onderzoeken ......... 72
Motorolie verversen ......................... 73
Inspecteer bedrading en
aansluitstukken ............................. 77
Propeller controleren ........................ 77
Verwijderen van de propeller ........... 78
Installeren van de propeller .............. 78
Verversen van tandwielolie .............. 80
Inspecteren en vervangen van
elektrode(n) .................................. 83
Controleren van de accu (voor
modellen met elektrische
starter) .......................................... 83
Aansluiten van de accu .................... 84
Loskoppelen van de accu ................ 85
Herstellen van defecten ................ 87
Problemen verhelpen ................... 87
Tijdelijke handeling in een
noodgeval .................................. 91
Impact schade .................................. 91
Slechts één motor laten draaien
(tweemotorige boten) .................... 91
Vervangen van de zekering ............. 92
De trim- en kantelbekrachtiging werkt
niet ................................................ 92
Waarschuwingslampje van
waterafscheider knippert tijdens
varen ............................................. 93
Behandeling van ondergedompelde
motor ......................................... 95
Index ............................................... 96

Veiligheidsinformatie

DMU33623
Buitenboordmotorveiligheid
Neem deze voorzorgsmaatregelen te allen tijde in acht.
DMU36502
Propeller
Personen kunnen gewond raken of gedood worden wanneer ze in contact komen met de propeller. De propeller kan blijven bewegen wanneer de motor in neutraal staat, en de scherpe randen van de propeller kunnen ook snijwonden veroorzaken terwijl de propeller stilstaat.
Schakel de motor uit wanneer er zich een persoon vlakbij de boot in het water be­vindt.
Houd mensen uit de buurt van de propeller, zelfs wanneer de motor niet draait.
DMU40272
Draaiende onderdelen
Handen, voeten, haar, juwelen, kledingstuk­ken, zwemvestriempjes enz. kunnen worden gegrepen door de inwendige draaiende on­derdelen van de motor, met ernstige verwon­dingen of de dood tot gevolg. Verwijder de motorkap nooit als het niet echt nodig is. Verwijder of installeer de motorkap nooit terwijl de motor draait. Laat de motor uitsluitend zonder motorkap draaien met inachtneming van de specifieke instructies in de handleiding. Houd uw han­den, voeten, haar, juwelen, kledingstukken, zwemvestriempjes enz. uit de buurt van eventuele blootliggende bewegende onder­delen.
DMU33641
Hete onderdelen
Tijdens en na de werking zijn bepaalde mo­toronderdelen heet genoeg om brandwon­den te veroorzaken. Vermijd iedere aanra­king met onderdelen onder de motorkap tot de motor is afgekoeld.
DMU33651
Elektrische schokken
Raak geen elektrische onderdelen aan bij het starten van de motor of terwijl de motor draait. Ze kunnen schokken of elektrocutie veroorzaken.
DMU33661
Trim- en kantelbekrachtiging
Er kunnen lichaamsdelen worden verpletterd tussen de motor en de klembeugel wanneer de motor wordt getrimd of gekanteld. Houd lichaamsdelen te allen tijde uit deze zone. Vergewis u ervan dat er zich niemand in deze zone bevindt alvorens het trim- en kantelbe­krachtigingsmechanisme te laten werken. De trim- en kantelbekrachtigingsschakelaars werken ook wanneer de hoofdschakelaar op uit staat. Houd mensen uit de buurt van de schakelaars tijdens werkzaamheden rondom de motor. Kom nooit onder het staartstuk als het ge­kanteld is, zelfs niet als de kantelsteunhendel vergrendeld is. Als de buitenboordmotor per ongeluk valt, kunt u ernstig gewond raken.
DMU33672
Motorstopschakelaarkoord
Bevestig de motorstopschakelaarkoord zo dat de motor stopt wanneer de gebruiker overboord valt of de stuurhendel verlaat. Dat om te voorkomen dat de boot stuurloos ver­der vaart en mensen achterlaat, of over men­sen of voorwerpen vaart. Bevestig de motorstopschakelaarkoord tij­dens het gebruik van de motor altijd op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak ze niet los om de stuurhendel te verlaten terwijl de boot vaart. Bevestig de koord niet aan een kledingstuk dat los zou kunnen scheuren, en leid de koord niet langs punten waar ze verstrikt kan raken, zodat ze haar functie niet langer vervult. Leid de koord niet langs plaatsen waar de kans groot is dat er per ongeluk aan wordt
1
Veiligheidsinformatie
getrokken. Als er aan de koord wordt getrok­ken tijdens het varen, wordt de motor uitge­schakeld en kunt u de boot niet meer bestu­ren. De boot zou snel kunnen vertragen, waardoor passagiers en voorwerpen voor­waarts worden geslingerd.
DMU33811
Benzine
Benzine en benzinedampen zijn uiterst brandbaar en explosief. Volg voor het tan-
ken steeds de procedure op pagina 49 om het risico van brand en explosie zo klein mo­gelijk te houden.
DMU33821
Blootstelling aan en morsen van ben­zine
Mors geen benzine. Als u toch benzine morst, veeg hem dan onmiddellijk op met droge doeken. Werp de doeken weg zoals het hoort. Mocht er benzine op uw huid terechtkomen, verwijder die dan onmiddellijk met zeep en water. Trek andere kleren aan als er benzine op uw kleren terecht is gekomen. Raadpleeg onmiddellijk een arts als u benzi­ne hebt ingeslikt, heel veel benzinedamp hebt ingeademd of benzine in de ogen hebt gekregen. Tracht nooit brandstof over te he­velen door ze aan te zuigen met uw mond.
DMU33901
Koolmonoxide
Dit product stoot uitlaatgassen uit die kool­monoxide bevatten, een kleur- en geurloos gas dat hersenschade of de dood van ver­oorzaken bij inademing. Symptomen van koolmonoxidevergiftiging zijn onder meer misselijkheid, duizeligheid en slaperigheid. Zorg ervoor dat cockpit en cabine altijd goed geventileerd zijn. Vermijd het blokkeren van uitlaatopeningen.
DMU33781
Wijzigingen
Tracht geen wijzigingen aan te brengen aan deze buitenboordmotor. Wijzigingen aan uw buitenboordmotor kunnen de veiligheid en betrouwbaarheid aantasten, en de buiten­boordmotor onveilig of onwettig voor gebruik maken.
DMU33741
Scheepvaartveiligheid
Dit hoofdstuk bevat enkele van vele belang­rijke veiligheidsvoorschriften die u dient na te leven tijdens het varen.
DMU33711
Alcohol en verdovende middelen
Ga nooit uit varen na het drinken van alcohol of het innemen van verdovende middelen. Intoxicatie is een van de voornaamste facto­ren die bijdragen tot dodelijke ongevallen op het water.
DMU40281
Zwemvesten
Zorg dat u een goedgekeurd zwemvest aan boord hebt voor elke passagier. Yamaha raadt u aan altijd een zwemvest te dragen wanneer u gaat varen. Kinderen en niet­zwemmers moeten in ieder geval altijd een zwemvest dragen, en iedereen moet een zwemvest dragen wanneer de vaaromstan­digheden gevaarlijk zijn of kunnen worden.
DMU33732
Mensen in het water
Kijk altijd zorgvuldig uit voor mensen in het water, zoals zwemmers, waterskiërs of dui­kers, telkens wanneer de motor draait. Wan­neer er zich iemand in het water bevindt vlak­bij de boot, schakelt u in neutraal en legt u de motor stil. Blijf uit de buurt van zwemzones. Zwemmers kunnen moeilijk zichtbaar zijn. De propeller kan blijven draaien, zelfs wan­neer de motor in neutraal staat. Schakel de
2
Veiligheidsinformatie
motor uit wanneer er zich een persoon vlakbij de boot in het water bevindt.
DMU33752
Passagiers
Raadpleeg de instructies van uw bootfabri­kant voor informatie over de aangewezen passagiersplaatsen in uw boot en vergewis u ervan dat alle passagiers veilig plaats heb­ben genomen alvorens te accelereren en wanneer de motor sneller draait dan met het stationair toerental. Staan of zitten op niet aangewezen plaatsen kan ervoor zorgen dat men overboord wordt geslingerd of in de boot valt ten gevolge van golven, kielzog of plotse snelheids- of richtingsveranderingen. Zelfs wanneer iedereen correct plaats heeft geno­men in de boot, dient u uw passagiers te waarschuwen wanneer u een ongewoon ma­noeuvre dient te maken. Tracht opspringen­de golven en kielzog steeds te vermijden.
DMU33762
Overladen
De boot mag nooit worden overladen. Kijk op de bootcapaciteitsplaat of raadpleeg de boot­fabrikant voor het toegestane maximumge­wicht en maximumaantal passagiers. Zorg ervoor dat het gewicht naar behoren over de boot is verdeeld in overeenstemming met de instructies van de bootfabrikant. Het overla­den of verkeerd verdelen van het gewicht over de boot kan de bestuurbaarheid van de boot in het gedrang brengen en leiden tot on­gevallen, kapseizen of vollopen.
DMU33773
Vermijd botsingen
Wees voortdurend op de uitkijk voor mensen, voorwerpen en andere boten. Wees op uw hoede voor omstandigheden die de zicht­baarheid beperken of uw zicht blokkeren.
ZMU06025
Stuur defensief met een veilige snelheid en houd voldoende afstand van mensen, voor­werpen en andere boten.
Vaar niet op korte afstand achter andere boten of waterskiërs.
Vermijd scherpe bochten of andere ma­noeuvres die het anderen moeilijk maken om u te ontwijken of te voorspellen waar u heen gaat.
Vermijd gebieden met gezonken voorwer­pen of ondiep water.
Ken uw grenzen en vermijd agressieve manoeuvres om het risico op controlever­lies en botsingen te vermijden en om te vermijden dat u uit het vaartuig wordt ge­slingerd.
Reageer tijdig om botsingen te vermijden. Vergeet niet dat boten geen remmen heb­ben en dat het afzetten van de motor of het verminderen van de stuwkracht de wen­baarheid kunnen verminderen. Als u niet zeker bent dat u op tijd kunt stoppen om een voorwerp te ontwijken, geef dan gas bij en stuur in een andere richting.
DMU33791
Weersomstandigheden
Zorg dat u op de hoogte bent van het weer­bericht. Controleer de weersvoorspellingen alvorens uit te varen. Ga beter niet uit varen in gevaarlijk weer.
3
DMU33881
Passagiersopleiding
Zorg ervoor dat ten minste één andere pas­sagier opgeleid is in het besturen van de boot in geval van nood.
DMU33891
Scheepvaartveiligheidspublicaties
Informeer u over de scheepvaartveiligheids­voorschriften. Bijkomende publicaties en in­formatie kunt u bekomen bij heel wat scheep­vaartorganisaties.
DMU33601
Wetten en voorschriften
Leer de scheepvaartwetten en -reglementen die gelden op de plaats waar u gaat varen, en leef deze na. Er gelden verschillende re­gels naar gelang van de geografische plaats, maar in wezen zijn ze allemaal gelijk aan de Internationale Scheepvaartregels.
Veiligheidsinformatie
4

Algemene informatie

DMU25172
Plaats voor identificatienum-
mers
DMU25185
Buitenboordmotorserienummer
Het serienummer van de buitenboordmotor staat vermeld op het label op de bakboord­zijde van de klembeugel. Noteer uw buitenboordmotorserienummer in de daartoe voorziene ruimten om op te geven bij het bestellen van wisselstukken bij uw Yamaha-dealer of als referentie in geval uw buitenboordmotor wordt gestolen.
1. Buitenboordmotorserienummerlocatie
DMU25192
Sleutelnummer
Als de motor is uitgerust met een hoofdsleu­telschakelaar, is het sleutelidentificatienum­mer ingestanst op uw sleutels zoals getoond op de afbeelding. Noteer dit nummer in de
ruimte voorzien als referentie in geval u een nieuwe sleutel nodig hebt.
1. Sleutelnummer
DMU37292
EG-verklaring van overeen-
stemming
Deze buitenboordmotor voldoet aan bepaal­de gedeelten van de Europese richtlijnen in­zake machines. Iedere conforme buitenboordmotor wordt ge­leverd met de EG-verklaring van overeen­stemming. De EG-verklaring van overeen­stemming bevat de volgende informatie:
Naam van de motorfabrikant
Modelnaam
Productcode van model (goedgekeurde modelcode)
Code van nageleefde richtlijnen
DMU25207
EG label
Buitenboordmotoren met dit “EG”-label vol­doen aan de richtlijnen van; 2006/42/EC, 94/25/EC - 2003/44/EC en 2004/108/EC.
5
1. Positie van het CE-label
Algemene informatie
ZMU06040
6
Algemene informatie
DMU33524
Lees handleidingen en labels
Alvorens deze buitenboordmotor te bedienen of eraan te werken:
Lees deze handleiding.
Lees eventueel bij de boot geleverde handleidingen.
Lees alle labels op de buitenboordmotor en de boot.
Voor eventuele bijkomende informatie kunt u terecht bij uw Yamaha-dealer.
DMU33834
Waarschuwingslabels
Als deze labels beschadigd zijn of ontbreken, neem dan contact op met uw Yamaha-dealer voor vervanglabels.
7
Algemene informatie
1
DMU34652
Inhoud van de labels
De bovenstaande waarschuwingslabels be­tekenen het volgende.
1
DWM01682
2
ZMU06191
motor stopt wanneer u de stuurhendel per ongeluk verlaat, om te voorkomen dat de boot op hol kan slaan.
DMU33851
Andere labels
Houd handen, haar en kledingstukken uit de buurt van draaiende onderdelen terwijl de motor draait.
Bij het starten of terwijl de motor draait mag u geen elektrische onderdelen aan­raken of verwijderen.
2
DWM01672
Lees de handleiding en de labels.
Draag een goedgekeurd zwemvest.
Bevestig het noodstopkoord aan uw zwemvest, uw arm of uw been zodat de
3
ZMU05710
8
Algemene informatie
DMU35133
Symbolen
De volgende symbolen betekenen het vol­gende.
Let op/Waarschuwing
ZMU05696
Lees de gebruikershandleiding
Elektrisch gevaar
ZMU05666
ZMU05664
Gevaar veroorzaakt door constante draaiing
ZMU05665
9

Specificaties en vereisten

DMU40501
Technische gegevens
NOTA:
“(SUS)” geeft aan dat de specificatie geldt voor de buitenboordmotor wanneer hij is uit­gerust met een roestvrij stalen schroef.
DMU2821U
Maat:
Totale lengte:
868 mm (34.2 in)
Totale breedte:
634 mm (25.0 in)
Totale hoogte L:
F225CET 1705 mm (67.1 in)
Totale hoogte X:
F200CET 1829 mm (72.0 in) F225BET 1829 mm (72.0 in) FL200CET 1829 mm (72.0 in) FL225BET 1829 mm (72.0 in)
Motorspiegelhoogte L:
F225CET 516 mm (20.3 in)
Motorspiegelhoogte X:
F200CET 643 mm (25.3 in) F225BET 643 mm (25.3 in) FL200CET 643 mm (25.3 in) FL225BET 643 mm (25.3 in)
Droog gewicht (SUS) L:
F225CET 273 kg (602 lb)
Droog gewicht (SUS) X:
F200CET 283 kg (624 lb) F225BET 283 kg (624 lb) FL200CET 283 kg (624 lb) FL225BET 283 kg (624 lb)
Prestatie:
Volle-gas bedrijfsbereik:
5000–6000 omw/min
Nominaal vermogen:
F200CET 147.1 kW (200 PK) F225BET 165.5 kW (225 PK) F225CET 165.5 kW (225 PK) FL200CET 147.1 kW (200 PK) FL225BET 165.5 kW (225 PK)
Vrijlooptoerental (in neutraal):
600–700 omw/min
Motor:
Type:
4-takt DOHC V6 24kleppen
Slag:
3352 cm³ (204.5 c.i.)
Boring × slag:
94.0 × 80.5 mm (3.70 × 3.17 in)
Ontstekingssysteem:
TCI
Bougie (NGK):
LFR6A-11
Electrode afstand bougie:
1.0–1.1 mm (0.039–0.043 in)
Besturingssysteem:
Afstandsbediening
Startsysteem:
Elektrische starter
Carburateur met start systeem:
Elektronische brandstofinjectie
Klepspeling IN (koude motor):
0.17–0.24 mm (0.0067–0.0094 in)
Klepspeling UIT (koude motor):
0.31–0.38 mm (0.0122–0.0150 in)
Koudstartstroomsterkte (CCA/EN):
510–1080 A
Min. nominaal vermogen (20HR/IEC):
80 A/u
Maximumdynamovermogen:
44 A
Aandrijvingseenheid:
Schakelinrichtingstanden:
Vooruit - Neutraal - Achteruit
10
Specificaties en vereisten
Overbrengingsverhouding:
2.00(30/15)
Trim- en kantelsysteem:
Trim- en kantelbekrachtiging
Propellermerkteken:
F200CET M/T F225BET M/T F225CET M/T FL200CET ML/TL FL225BET ML/TL
Brandstof en olie:
Aanbevolen brandstof:
F200CET Normale loodvrije benzine F225BET Normale loodvrije benzine F225CET Loodvrije superbenzine FL200CET Normale loodvrije benzine FL225BET Normale loodvrije benzine
Min. researchoctaangetal (RON):
F200CET 90 F225BET 90 F225CET 94 FL200CET 90 FL225BET 90
Aanbevolen motorolie:
YAMALUBE 4 of 4-takt buitenboordmotorolie
Aanbevolen motorolieklasse 1:
SAE 10W-30/10W-40/5W-30
API SE/SF/SG/SH/SJ/SL Motoroliehoeveelheid (zonder oliefiltervervanging):
4.5 L (4.76 US qt, 3.96 Imp.qt) Motoroliehoeveelheid (met oliefiltervervanging):
4.7 L (4.97 US qt, 4.14 Imp.qt) Smeersysteem:
Oliecarter
Aanbevolen tandwielolie:
Tandwielkastolie
Aanbevolen tandwieloliekwaliteit:
SAE 90 API GL-4
Tandwieloliehoeveelheid:
F200CET 1.150 L (1.216 US qt,
1.012 Imp.qt) F225BET 1.150 L (1.216 US qt,
1.012 Imp.qt) F225CET 0.920 L (0.972 US qt,
0.810 Imp.qt) FL200CET 1.000 L (1.057 US qt,
0.880 Imp.qt) FL225BET 1.000 L (1.057 US qt,
0.880 Imp.qt)
Aanhaalmoment:
Bougie:
25 Nm (2.55 kgf-m, 18.4 ft-lb)
Propellermoer:
54 Nm (5.51 kgf-m, 39.8 ft-lb)
Motorolieaftapbout:
27 Nm (2.75 kgf-m, 19.9 ft-lb)
Motoroliefilter:
18 Nm (1.84 kgf-m, 13.3 ft-lb)
Geluids- en trillingsniveau:
Operatorgeluidsdrukniveau (ICOMIA 39/94):
79.7 dB(A)
DMU33555
Installatievereisten
DMU33565
Vermogen paardenkracht boot
DWM01561
Een boot te krachtig aandrijven kan ern­stige instabiliteit veroorzaken.
Controleer voor het plaatsen van de buiten­boordmotor(en) of de totale paardenkrachten van uw buitenboordmotor(en) niet het maxi­male paardenkracht vermogen van de boot overschrijdt. Zie de capaciteitsplaat van de boot of neem contact op met de fabrikant.
11
Specificaties en vereisten
DMU40491
Buitenboordmotor monteren
DWM02501
Een verkeerde montage van de buiten­boordmotor kan tot gevaarlijke omstan­digheden leiden, zoals een gebrekkige bestuurbaarheid, verlies van controle of brand.
Aangezien de buitenboordmotor zeer zwaar is, is speciale uitrusting en oplei­ding vereist om hem veilig te monteren.
Uw dealer of een andere persoon met erva­ring in het optuigen van boten moet de bui­tenboordmotor monteren met behulp van de correcte apparatuur en de complete optuig­instructies. Voor meer informatie, zie pagina
40.
DMU33582
Afstandsbedieningsvereisten
DWM01581
Als de motor in versnelling start, kan de boot plots en onverwacht bewegen, waardoor er een botsing kan worden veroorzaakt of passagiers over boord kunnen worden geworpen.
Wanneer de motor ooit in versnelling start, werkt de neutraalstartbeveiliging niet correct en mag u de buitenboord­motor niet langer gebruiken. Neem con­tact op met uw Yamaha-dealer.
De afstandsbedieningseenheid moet worden uitgerust met (een) neutraal-startbeveili­ging(en). Dat systeem zorgt ervoor dat de motor uitsluitend in neutraal kan worden ge­start.
DMU25695
Accuvereisten
DMU25723
Technische gegevens van de accu
Koudstartstroomsterkte (CCA/EN):
510–1080 A
Min. nominaal vermogen (20HR/IEC):
80 A/u
De motor kan niet worden gestart als de ac­cuspanning te laag is.
DMU36291
Monteren van de accu
Maak de accuhouder stevig vast op een dro­ge, goed verluchte en trillingsvrije plaats in de boot. WAARSCHUWING! Plaats geen
brandbare items of losse, zware of meta­len voorwerpen in hetzelfde comparti­ment als de accu. Dat kan leiden tot brand, explosies of vonken.
DMU36301
[DWM01821]
Meerdere accu’s
Om meerdere accu’s aan te sluiten, bijvoor­beeld in boten met meerdere motoren of in geval van een hulpaccu, dient u uw Yamaha­dealer te raadplegen in verband met de keu­ze van de accu en de correcte bedrading.
DMU41602
Propellerkeuze
Naast het selecteren van een buitenboord­motor is het selecteren van de juiste propeller een van de belangrijkste beslissingen die een booteigenaar dient te nemen. Het type, de omvang en het ontwerp van uw propeller hebben een rechtstreekse invloed op de ac­celeratie, de topsnelheid, het brandstofver­bruik en zelfs de levensduur van de motor. Yamaha ontwerpt en vervaardigt propellers voor iedere Yamaha-buitenboordmotor en voor alle mogelijke toepassingen. Uw Yamaha-dealer kan u helpen bij het kie­zen van de juiste propeller voor uw specifieke behoeften. Kies een propeller die de motor in
12
Specificaties en vereisten
staat stelt het middelste of bovenste gedeelte van het toerentalbereik te bereiken bij volgas en maximumlading. In het algemeen geldt dat een propeller met een grotere spoed ge­schikt is voor geringere bedrijfsbelastingen en een propeller met een kleinere spoed voor grotere belastingen. Als u sterk uiteenlopen­de ladingen vervoert, selecteer dan een pro­peller die de motor in staat stelt te draaien binnen het toerentalbereik voor uw maxi­mumbelasting, maar denk eraan dat u de gashendelstand mogelijk moet aanpassen om binnen het aanbevolen motortoerental­bereik te blijven wanneer u lichtere ladingen vervoert. Yamaha beveelt het gebruik aan van een propeller die geschikt is voor het “Shift Dam­pener System (SDS)”. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor meer informatie. Voor het controleren van de propeller, zie pa­gina 77.
3
1
2
ZMU07044
1. Propellerdiameter in inches
2. Propellerspoed in inches
3. Type van propeller (propellermerk)
DMU36312
Modellen met tegengestelde draaiing
Standaardbuitenboordmotoren draaien in de richting van de wijzers van de klok. Modellen met tegengestelde draaiing draaien tegen de wijzers van de klok in en worden normaal ge­bruikt voor toepassingen met meerdere mo­toren.
Bij tegengesteld draaiende modellen moet u een propeller gebruiken die gemaakt is om tegen de wijzers van de klok in te draaien. Die propellers zijn te herkennen aan de letter “L” na de maataanduiding op de propeller.
WAARSCHUWING! Gebruik nooit een standaardpropeller in combinatie met een motor met tegengestelde draaiing, of een propeller met tegengestelde draaiing in combinatie met een standaardmotor. An­ders kan de boot vertrekken in de tegen­gestelde richting van de verwachte rich­ting (bijvoorbeeld achterwaarts in plaats van voorwaarts), wat tot ongevallen kan leiden.
[DWM01811]
Voor instructies over het demonteren en in­stalleren van de propeller, zie pagina 78 en
78.
DMU25771
Neutraal-startbeveiliging
Yamaha-buitenboordmotoren of door Yamaha goedgekeurde afstandsbedienings­eenheden zijn uitgerust met (een) neutraal­startbeveiliging(en). Dat systeem zorgt er­voor dat de motor uitsluitend kan worden ge­start wanneer hij in neutraal staat. Zet de schakelhendel altijd in neutraal wanneer u de motor start.
DMU41953
Motorolievereisten
Selecteer een olietype op basis van de ge­middelde temperaturen in de streek waar de buitenboordmotor zal worden gebruikt.
13
Specificaties en vereisten
Aanbevolen motorolie:
YAMALUBE 4 of 4-takt buitenboordmotorolie
Aanbevolen motorolieklasse 1:
SAE 10W-30/10W-40/5W-30 API SE/SF/SG/SH/SJ/SL
Aanbevolen motorolieklasse 2:
SAE 15W-40/20W-40/20W-50 API SH/SJ/SL
Motoroliehoeveelheid (zonder oliefiltervervanging):
4.5 L (4.76 US qt, 3.96 Imp.qt)
Motoroliehoeveelheid (met oliefiltervervanging):
4.7 L (4.97 US qt, 4.14 Imp.qt)
Wanneer de onder Aanbevolen motorolie ty­pe 1 vermelde olietypes niet beschikbaar zijn, selecteert u een alternatief olietype ver­meld onder motorolie type 2.
Aanbevolen motorolie type 1
SAE API
122˚F
104
86
68
50
32
14
-4
50˚C
40
30
20
10
0
-10
-20
10W–30
10W–40
SE SF SG SH
SJ
5W–30
SL
ZMU06854
Aanbevolen motorolie type 2
SAE API
122˚F
104
86
68
50
32
14
-4
50˚C
40
30
20
10
0
-10
-20
15W–40
20W–40
20W–50
SH
SJ
SL
ZMU06855
DMU36361
Brandstofvereisten
DMU40202
Benzine
Gebruik een benzine van goede kwaliteit met het vereiste minimumoctaangetal. Als de motor geklop of gepingel begint te vertonen, gebruik dan een ander merk benzine of lood­vrije superbenzine.
Aanbevolen brandstof:
F200CET Normale loodvrije benzine F225BET Normale loodvrije benzine F225CET Loodvrije superbenzine FL200CET Normale loodvrije benzine FL225BET Normale loodvrije benzine
Min. researchoctaangetal (RON):
F200CET 90 F225BET 90 F225CET 94 FL200CET 90 FL225BET 90
DCM01982
Gebruik geen loodhoudende benzine. Loodhoudende benzine kan de motor ernstig beschadigen.
Zorg dat er geen water en vuil in de brandstoftank terechtkomen. Verontrei­nigde brandstof kan de prestaties van de motor aantasten of motorschade veroorzaken. Gebruik uitsluitend verse benzine die zuivere bussen werd be­waard.
Gasohol
Er bestaan twee types gasohol: gasohol met ethanol (E10) en gasohol met methanol. Ethanol kan worden gebruikt als het ethanol­gehalte niet meer dan 10% bedraagt en de brandstof voldoet aan de minimumoctaange­tallen. E85 is een brandstof die 85% ethanol
14
Specificaties en vereisten
bevat en die niet mag worden gebruikt in uw buitenboordmotor. Alle ethanolmengsels die meer dan 10% ethanol bevatten, kunnen schade aan het brandstofsysteem of motor­start- en -bedrijfsproblemen veroorzaken. Yamaha ontraadt het gebruik van gasohol met methanol omdat die schade kan veroor­zaken aan het brandstofsysteem of de mo­torprestaties kan aantasten. Het verdient aanbeveling een waterafschei­dende scheepsbrandstoffilter (minimum 10 micron) te installeren tussen de brandstof­tank en de buitenboordmotor van uw boot wanneer u ethanol gebruikt. Van ethanol is geweten dat het de absorptie van vocht in brandstoftanks en -systemen van boten be­vordert. Vocht in de brandstof kan leiden tot corrosie van metalen brandstofsysteemon­derdelen en tot start- en werkingsproblemen en extra onderhoud van het brandstofsys­teem noodzakelijk maken.
DMU36331
Anti-fouling
Een zuivere romp verbetert de prestaties van de boot. De onderzijde van de boot moet zo­veel mogelijk vrij worden gehouden van aan­groeiing. Indien nodig kan de onderzijde van de boot worden bestreken met een voor uw streek goedgekeurde anti-fouling ter voorko­ming van aangroeiing. Gebruik geen anti-fouling die koper of grafiet bevat. Dergelijke verven kunnen het roesten van de motor bespoedigen.
DMU40302
Dank de buitenboordmotor nooit op een ille­gale manier af. Yamaha raadt u aan uw dea­ler te raadplegen in verband met het afdan­ken van de buitenboordmotor.
DMU36353
Houd de volgende items aan boord voor het geval u motorpech krijgt.
Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor details.
Buitenboordmotorafdankings-
vereisten
Nooduitrusting
Een gereedschapskit met verschillende schroevendraaiers, tangen, sleutels (inclu­sief metrieke maten) en isolatietape. Waterdichte zaklamp met extra batterijen. Een extra motorstopschakelaarkoord met clip. Reserveonderdelen, zoals een extra set bougies.
15

Componenten

DMU2579Z
Schematische voorstelling van de componenten
NOTA:
* Kan eventueel lichtjes verschillen van de afbeelding; behoort mogelijk ook niet tot de stan­daarduitrusting van alle modellen (bestellen bij dealer).
12 13 14 15
1. Motorkap
2. Anti-cavitatieplaat
3. Trimtap (anode)
4. Propeller*
5. Koelwaterinlaat*
6. Klembeugel
7. Motorkapvergrendelhendel(s)
8. Waterafscheider
9. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
10.Doorspoelplug
16 17 18
ZMU05148
11.Kantelsteunhendel
12.Afstandsbedieningskast (voor dubbele motor)*
13.Schakelaarpaneel (voor dubbele motor)*
14.Afstandsbedieningskast (voor dubbele motor)*
15.Schakelaarpaneel (voor dubbele motor)*
16.Digitale snelheidsmeter*
17.Digitale toerenteller*
18.Brandstofbeheermeter*
16
Componenten
1
4
1. Toerenteller (vierkant type)*
2. Toerenteller (rond type)*
3. Snelheidsmeter (vierkant type)*
4. Snelheids- & brandstofmeter (vierkant type)*
5. Snelheids- & brandstofmeter (rond type)*
6. Brandstofbeheermetereenheid (vierkant ty­pe)*
DMU26182
2
SET MODE
5
SET MODE
Afstandsbedieningskast
De afstandsbedieningshendel bedient zowel de schakelhendel als de gashendel. De elek­trische schakelaars bevinden zich op de af­standsbedieningskast.
3
6
ZMU05429
1
2
4
3
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
2. Afstandsbedieningshendel
3. Neutraalgashendel
4. Gashendelfrictieafstelling
ZMU04572
17
Componenten
1
2
4
2
3
ZMU04569
1. Afstandsbedieningshendel
2. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
3. Neutraalgashendel
4. Gashendelfrictieafstelling
DMU26191
Afstandsbedieningshendel
Door de hendel naar voor te duwen vanuit de neutrale stand wordt de vooruitversnelling in­geschakeld. Door de hendel naar achter te trekken vanuit de neutrale stand wordt de achteruitversnelling ingeschakeld. De motor blijft in vrijloop staan tot de hendel ongeveer 35° wordt verplaatst; (er is een palletje te voelen). Door de hendel verder te duwen wordt de gasklep geopend en de motor be­gint te accelereren.
N
F
2
6
1
4
R
4
3
6
5
5
7
7
ZMU04573
1. Neutraal “ ”
2. Vooruit “
3. Achteruit “
4. Schakelen
5. Volledig gesloten
6. Gashendel
7. Volledig open
DMU26234
Neutraal gas handel
Om de gashendel te openen zonder in voor­uit of achteruit te zetten, moet u de vrijknop neutraal gas handel indrukken en de af­standsbedieningshendel verplaatsen.
N
2
3
1
ZMU04576
1. Volledig open
2. Volledig gesloten
3. Neutraalgashendel
2
3
1
ZMU04575
1. Volledig open
2. Volledig gesloten
3. Neutraalgashendel
NOTA:
De vrijknop neutraal gas handel kan alleen worden ingedrukt als de afstandsbedie­ningshendel in neutraal staat.
Na het indrukken van de knop begint de gasklep open te gaan nadat de afstands­bedieningshendel minstens 35° is ver­plaatst.
Zet na gebruik van de neutraal gas handle de afstandsbedieningshendel weer in neu-
18
Componenten
traal. De vrijknop neutraal gas handel keert automatisch terug naar de ingestelde stand. De afstandsbediening kan dan nor­maal in vooruit en achteruit worden gezet.
DMU25977
Gashendelfrictieafstelling
Een frictiesysteem zorgt voor een regelbare bewegingsweerstand van de gasgreep of de afstandsbedieningshendel, en kan worden ingesteld volgens de voorkeur van de schip­per. Om de weerstand te verhogen, draait u de afstelschroef met de klok mee. Om de weer­stand te verlagen, draait u de afstelschroef tegen de klok in. WAARSCHUWING! Draai
de wrijvingsafstelschroef niet te vast. Als er te veel weerstand is, kan het moeilijk zijn om de gashendel of de greep te be­wegen, wat een ongeluk kan veroorzaken.
[DWM00033]
ZMU04563
Als u een constante snelheid wenst, moet u de afstelschroef aandraaien om de gewenste gashendelinstelling te behouden.
DMU25996
Noodstopkoord en clip
De clip moet bevestigd zijn aan de motor­stopschakelaar om de motor te laten draaien. Bevestig de koord op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Als de bestuurder over boord valt of het roer verlaat, trekt de koord de clip uit waardoor de ontste­king van de motor wordt uitgeschakeld. Op die manier wordt voorkomen dat de boot on­bestuurd verder vaart. WAARSCHUWING!
Bevestig de motorstopschakelaarkoord tijdens het gebruik van de motor op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak de koord niet vast aan kleren die kunnen worden losgetrokken. Zorg ervoor dat de koord nergens achter verstrikt raakt, waardoor ze haar functie verliest. Zorg ervoor dat u tijdens een nor­maal gebruik niet per ongeluk aan de koord trekt. Als de motoraandrijving weg­valt, wordt de boot veel minder goed be­stuurbaar. Zonder motoraandrijving zal de boot ook snel vertragen. Daardoor kunnen personen en voorwerpen in de boot naar voren geslingerd worden.
[DWM00123]
19
ZMU04646
3
2
1
ZMU04565
1. Noodstopkoord
Componenten
2. Clip
3. Motoruitschakelaar
ON
ON
STARTOFF
STARTOFF
3
2
1
ZMU05818
1. Noodstopkoord
2. Clip
3. Motoruitschakelaar
DMU26092
Hoofdschakelaar
De hoofdschakelaar bedient het ontstekings­systeem; de werking ervan wordt hieronder beschreven.
(uit)
Met de hoofdschakelaar in de stand “ (uit) zijn de elektrische schakelingen inactief en kan de sleutel worden uitgenomen.
(aan)
Met de hoofdschakelaar in de stand “ (aan) zijn de elektrische schakelingen actief en kan de sleutel niet worden uitgenomen.
(start)
Met de hoofdschakelaar in de stand “ (start) begint de startmotor te draaien om de motor te starten. Wanneer de sleutel wordt losgelaten, keert hij automatisch terug naar de stand “
” (aan).
OFF
ON
OFF
START
DMU32054
Trim- en kantelbekrachtigingsscha-
kelaar op afstandsbediening
Het trim- en kantelbekrachtigingssysteem past de hoek van de buitenboordmotor ten opzichte van de spiegel aan. Het indrukken
van de schakelaar “ buitenboordmotor omhoog en kantelt deze vervolgens omhoog. Het indrukken van de schakelaar “
boordmotor omlaag en trimt deze omlaag. Wanneer de schakelaar wordt losgelaten, stopt de buitenboordmotor in zijn huidige po­sitie. Voor instructies over het gebruik van de trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar, zie pagina’s 53 en 55.
” (omlaag) kantelt de buiten-
START
ON
OFF
START
” (omhoog) trimt de
ZMU04567
ZMU05821
ON
20
Componenten
UP
DN
ZMU03938
DMU26156
Trim- en kantelbekrachtigingsscha­kelaar aan onderkant motorkap
De trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar zit aan de zijkant van de onderkant van de motorkap. Het indrukken van de schakelaar “
” (omhoog) trimt de buitenboordmotor omhoog en kantelt deze vervolgens omhoog. Het indrukken van de schakelaar “ laag) kantelt de buitenboordmotor omlaag en trimt deze omlaag. Wanneer de schakelaar wordt losgelaten, stopt de buitenboordmotor in zijn huidige positie. Voor instructies over het gebruik van de trim­en kantelbekrachtigingsschakelaar, zie pagi­na 55.
DWM01032
Gebruik de aan de onderkant bevestigde trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar alleen wanneer de boot volledig tot stil­stand is met de motor uit. Een poging tot het gebruik van deze schakelaar terwijl de boot in beweging is, kan de kans op over­boord vallen verhogen en kan de bestuur­der afleiden of de kans op een botsing met een andere boot of ander obstakel verho­gen.
” (om-
DMU26164
Trim- en kantelbekrachtigingsscha­kelaars (type met twee motoren)
Het trim- en kantelbekrachtigingssysteem stelt de buitenboordmotorhoek bij in verhou­ding tot de spiegel. Door de schakelaar “ (omhoog) in te drukken, wordt de buiten­boordmotor omhoog getrimd en vervolgens omhoog gekanteld. Als u de schakelaar
” (omlaag) indrukt, wordt de buitenboord-
“ motor omlaag gekanteld en vervolgens om­laag getrimd. Wanneer u de schakelaar los­laat, stopt de buitenboordmotor in de stand die hij op dat ogenblik inneemt. Voor instruc­ties over het gebruik van de trim- en kantel­bekrachtigingsschakelaars, zie pagina’s 53 en 55.
1
DN
UP
ZMU04601
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
21
NOTA:
Bij de bediening voor twee motoren bedient de schakelaar op de afstandsbedienings­greep beide buitenboordmotoren tegelijk.
DMU26245
Trimtap met anode
DWM00841
Een verkeerd afgestelde trimtap kan er­voor zorgen dat het moeilijk is om te stu­ren. Laat de motor altijd proefdraaien na­dat een trimtap geïnstalleerd of vervan­gen is om er zeker van te zijn dat de be­sturing correct verloopt. Zorg ervoor dat u de bout vastdraait nadat de trimtap bij­geregeld is.
De trimtap moet zo worden ingesteld dat er evenveel kracht moet worden uitgeoefend om de stuurinrichting naar rechts te draaien als om ze naar links te draaien. Als de boot de neiging heeft naar links (bak­boord) te draaien, dient u het achtereind van de trimtap naar bakboord te draaien (“A” in de afbeelding). Als de boot de neiging heeft naar rechts (stuurboord) te draaien, dient u het achtereind van de trimtap naar stuur­boord te draaien (“B” in de afbeelding).
DCM00841
Componenten
1. Trimtap
2. Bout
3. Kap
De trimtap doet ook dienst als anode om de motor te beschermen tegen elektro­chemische corrosie. De trimtap mag niet worden geschilderd, want dan kan ze niet meer als anode werken.
Boutaandraaimoment:
42 Nm (4.28 kgf-m, 31.0 ft-lb)
DMU26342
Kantelsteunhendel voor model met trim- en kantelbekrachtiging
Om de buitenboordmotor in de omhoog ge­kantelde stand te houden, moet u de kantel­steunstang vergrendelen in de klembeugel.
22
Componenten
DCM00661
Gebruik de kantelsteunhendel of de kan­telsteunknop niet om de boot de slepen. De buitenboordmotor zou daardoor kun­nen lostrillen van de kantelsteun en val­len. Als de boot niet kan worden gesleept met de motor in de normale stand, gebruik dan een bijkomend steunstuk om de motor in de gekantelde stand vast te zet­ten.
DMU31422
Motorkapvergrendelhendel (om­hoogtrektype)
Om de motorkap te verwijderen dient u de vergrendelhendel(s) omhoog te trekken en de kap op te heffen. Om de motorkap weer te installeren, plaatst u ze in haar oorspron­kelijke positie en beweegt u vervolgens de motorkapvergrendelhendel(s) naar beneden om ze te vergrendelen.
NOTA:
Bij het herinstalleren van de motorkap dient u ervoor te zorgen dat ze correct in de rubberdichting past.
Controleer of de opening tussen de motor­kap en de onderbak gelijkmatig is rondom de volledige motorkap. Als de motorkap los zit of als de opening niet gelijkmatig is, dient u de motorkap opnieuw aan te bren­gen.
1
ZMU05347
1. Motorkapvergrendelhendel(s)
1
ZMU05349
1. Motorkapvergrendelhendel(s)
DMU26464
Doorspoelplug
Dit systeem wordt gebruikt om de koelwater­doorgangen van de motor te reinigen met be­hulp van een tuinslang en leidingwater.
23
1. Doorspoelplug
NOTA:
Voor details over het gebruik, zie pagina
63.
DMU35564
Brandstoffilter/waterafscheider
Deze motor heeft een gecombineerde brand­stoffilter/waterafscheider en bijbehorend waarschuwingssysteem. Als het van de brandstof afgescheiden water een bepaald volume overschrijdt, wordt het waarschu­wingssysteem van de 6Y8 multifunctionele toerenteller geactiveerd.
Componenten
ZMU07545
Activering van het waarschuwingssysteem
Het waterafscheiderwaarschuwingslampje van de 6Y8 multifunctionele toerenteller zal knipperen.
De zoemer weerklinkt met tussenpozen, doch uitsluitend wanneer de versnellings­hendel in neutraal staat.
Wanneer het waarschuwingssysteem werd geactiveerd, dient u de motor onmid­dellijk uit te schakelen en een Yamaha­dealer te raadplegen.
24

Instrumenten en verklikkerlampjes

DMU31415
Digitale toerenteller
De toerenteller toont het motortoerental en heeft de volgende functies. Alle segmenten van het display lichten kort op na het inschakelen van de hoofdschake­laar en keren daarna terug naar de normale toestand.
1
3
5
6
1. Toerenteller
2. Trimmeter
3. Urenmeter
4. Oliedrukwaarschuwingslampje
5. Oververhittingwaarschuwingslampje
6. Afstelknop
7. Modusknop
NOTA:
Het waarschuwingslampje van de wateraf­scheidingsfilter en het motorstoringwaar­schuwingslampje op de digitale toerenteller werken niet voor deze motor.
DMU36051
Toerenteller
De toerenteller toont het motortoerental in honderden omwentelingen per minuut (omw/min). Bijvoorbeeld, wanneer op het toerentellerdisplay “22” wordt weergegeven, bedraagt het motortoerental 2200 omw/min.
DMU26622
Trimmeter
Deze meter toont de trimhoek van uw bui­tenboordmotor.
Leer de trimhoeken die voor uw boot het best werken in de verschillende omstan-
7
2
4
ZMU01840
digheden uit het hoofd. Stel de trimhoek naar wens in met behulp van de trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar.
Als de trimhoek van uw motor het trimbe­drijfsbereik overschrijdt, zal het bovenste segment van het trimmeterdisplay knippe­ren.
ZMU01740
DMU26652
Urenmeter
Deze meter toont het aantal bedrijfsuren van de motor. Hij kan worden ingesteld om het totale aantal bedrijfsuren weer te geven of het aantal bedrijfsuren voor de huidige trip. Het display kan ook in en uit worden gescha­keld.
ZMU01741
Om het displayformaat te wijzigen, drukt u op de knop “ totale aantal bedrijfsuren of het aantal tripu­ren weergeven, of het kan worden uitgescha­keld. Om de tripuren terug op nul te zetten, drukt u gedurende 1 seconde gelijktijdig op de
” (modus). Het display kan het
25
Instrumenten en verklikkerlampjes
knoppen “ ” (instellen) en “ ” (modus). Daardoor wordt de tripteller terug op 0 (nul) gezet. Het totale aantal bedrijfsuren van de motor kan niet terug op nul worden gezet.
DMU26525
Oliedrukwaarschuwingslampje
Als de oliedruk te laag wordt, begint het waar­schuwingslampje te knipperen. Voor meer informatie, zie pagina 38.
DCM00023
Laat de motor niet draaien wanneer het waarschuwingslampje voor lage olie­druk brandt en het motoroliepeil te laag is. Dat leidt tot ernstige motorschade.
Het waarschuwingslampje voor lage oliedruk geeft niet het motoroliepeil aan. Gebruik de oliepeilstok om de res­terende hoeveelheid olie te controleren. Voor meer informatie, zie pagina 44.
brandt. Dat leidt tot ernstige motorscha­de.
1
ZMU01737
1. Oververhittingwaarschuwingslampje
DMU26603
Digitale snelheidsmeter
Deze meter toont de bootvaarsnelheid en an­dere informatie.
1
ZMU01736
1. Oliedrukwaarschuwingslampje
DMU26584
Oververhittingwaarschuwingslampje
Als de motortemperatuur te hoog wordt, be­gint het waarschuwingslampje te knipperen. Meer informatie over het aflezen van het ver­klikkerlampje vindt u op pagina 38.
DCM00053
Laat de motor niet draaien wanneer het oververhittingwaarschuwingslampje
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofmeter
3. Tripmeter/klok/voltmeter
4. Waarschuwingslampje(s)
Alle segmenten van het display lichten kort op na het inschakelen van de hoofdschake­laar en keren daarna terug naar de normale toestand.
DMU36062
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter geeft de snelheid weer in km/u, mph of knopen, naar gelang van de voorkeur van de schipper. Selecteer de ge­wenste eenheid met behulp van de keuze-
26
Instrumenten en verklikkerlampjes
schakelaar op de achterkant van de meter. Zie de illustratie voor instellingen.
1. Kap
2. Keuzeschakelaar (voor snelheidseenheid)
3. Keuzeschakelaar (voor brandstofverzender)
DMU26714
Brandstofmeter
Het brandstofniveau wordt door middel van acht segmenten aangeduid. Wanneer alle segmenten zichtbaar zijn, is de brandstof­tank vol.
zeschakelaar. OPGELET: Zonder benzine
vallen kan de motor beschadigen.
DMU36072
[DCM01771]
Tripmeter / klok / voltmeter
Het display toont hetzij de tripmeter, hetzij de klok, hetzij de voltmeter. Om het display te wijzigen, drukt u herhaal­delijk op de knop “ cator op de voorkant van de meter “ (tripmeter), “ aanwijst.
DMU26692
Tripmeter
Deze meter geeft de afstand weer die de boot heeft afgelegd sinds de meter voor het laatst terug op nul werd gezet. De tripafstand wordt in kilometer of mijl ge­toond afhankelijk van de voor de snelheids­meter gekozen meeteenheid. Om de tripmeter weer op nul te zetten, moet u de knoppen “ dus) tegelijk indrukken. De tripafstand wordt in het geheugen be­waard door accustroom. De opgeslagen ge­gevens gaan verloren wanneer de accu wordt losgekoppeld.
” (modus) tot de indi-
” (klok) of “ ” (voltmeter)
” (instellen) en “ ” (mo-
ZMU01745
De uitlezing van het brandstofniveau kan door de positie van de sensor in de brand­stoftank en de stand van de boot in het water onnauwkeurig zijn. Bediening met boeg­omhoog trim of continu ronddraaien kan ver­keerde uitlezingen geven. Pas niet de keuzeschakelaar voor de brand­stofsensor aan. Onjuiste instelling van de meterkeuzeschakelaar geeft foute uitlezin­gen. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor in­formatie over het juist instellen van de keu-
27
DMU26702
Klok
Instellen van de klok:
1. Ga na of de meter in de modus “ (tijd) staat.
2. Druk op de knop “
” (instellen): het
urendisplay begint te knipperen.
Instrumenten en verklikkerlampjes
3. Druk op de knop “ ” (modus) tot het gewenste uur wordt weergegeven.
4. Druk nogmaals op de knop “ len): het minutendisplay begint te knip­peren.
5. Druk op de knop “
” (modus) tot de
gewenste minuut wordt weergegeven.
6. Druk nogmaals op de knop “ len) om de klok te starten.
De klok werkt op accustroom. Wanneer u de accu loskoppelt, valt de klok stil. Stel de klok opnieuw in na het loskoppelen van de accu.
DMU36081
Voltmeter
De voltmeter toont de acculading in volt (V).
DMU26722
Brandstofpeilwaarschuwingslampje
Wanneer het brandstofpeil zakt tot één seg­ment begint het brandstofpeilwaarschu­wingssegment te knipperen. Laat de motor niet met de gashendel hele­maal open draaien als er een waarschuwing geactiveerd is. Vaar met een lage snelheid terug naar de haven. OPGELET: Zonder
benzine vallen kan de motor beschadi-
[DCM01771]
gen.
” (instel-
” (instel-
1. Brandstofpeilwaarschuwingslampje
DMU26733
Waarschuwingslampje voor lage ac­cuspanning
Als de accuspanning daalt, zal het display automatisch worden ingeschakeld en begin­nen te knipperen. Vaar onmiddellijk terug naar de haven als er een waarschuwing geactiveerd wordt. Raad­pleeg uw Yamaha-dealer voor het opladen van de accu.
1. Waarschuwingslampje accu
DMU26742
Brandstofbeheermeter
De brandstofbeheermeter geeft het heersen­de brandstofverbruik weer terwijl de motor draait.
28
Instrumenten en verklikkerlampjes
De brandstofverbruikmeter en brandstof­bezuinigingsmeter geven dezelfde meet­eenheid weer.
De brandstofstroomaflezingen zijn niet
1
3
1. Brandstofstroommeter
2. Brandstofverbruikmeter / Brandstofbezuini­gingsmeter / Snelheidssynchronisator voor twee motoren
3. Waterafscheiderwaarschuwingslampje (werkt alleen als de sensor geïnstalleerd is)
Alle segmenten van het display lichten kort op na het inschakelen van de hoofdschake­laar en keren daarna terug naar de normale toestand.
DMU26753
Brandstofstroommeter
De brandstofstroommeter geeft het brand­stofverbruik per uur aan, bij de heersende motorbedrijfssnelheid.
De brandstofstroommeter geeft het ver­bruik aan in gallon/uur of liter/uur, naar ge­lang van de voorkeur van de schipper. Se­lecteer de gewenste eenheid met de keu­zeschakelaar op de achterkant van de me­ter tijdens de installatie.
1. Keuzeschakelaar
2
ZMU01748
nauwkeurig wanneer de motor met minder dan 1300 omw/min draait. Aangezien de brandstofpomp dan afwisselend wordt in- en uitgeschakeld, geeft het display hetzij geen brandstofstroom weer, hetzij een hogere brandstofstroom dan het werkelijke verbruik. Gebruikers van twee motoren: de brandstof­stroommeter kan de brandstofstroom van één van de twee of van beide motoren weer­geven.
Om het brandstofstroomdisplay te wijzigen, drukt u herhaaldelijk op de knop “ len) tot de meter “ stroom naar de stuurboordmotor), “ de brandstofstroom naar de bakboordmotor),
” (totale brandstofstroom naar beide
of “ motoren) weergeeft.
DMU36091
Brandstofverbruikmeter / Brandstof­bezuinigingsmeter / Toerentalsyn­chronisator voor twee motoren
Het display toont hetzij de brandstofverbruik­meter, de brandstofbezuinigingsmeter of de toerentalsynchronisator voor twee motoren. Om het display te wijzigen, drukt u herhaal­delijk op de knop “ cator op de voorkant van de meter “ (brandstofverbruikmeter), “
ZMU01749
” (instel-
” (alleen de brandstof-
” (alleen
” (modus) tot de indi-
” (brandstof-
29
Instrumenten en verklikkerlampjes
bezuinigingsmeter) of “ ” (toerentalsyn­chronisator voor twee motoren) aanwijst.
DMU26762
Brandstofverbruikmeter
Deze meter toont de totale verbruikte hoe­veelheid brandstof sinds de meter voor het laatst terug op nul werd gezet. Om de meter van het totale brandstofverbruik weer op nul te zetten, drukt u gelijktijdig op de knoppen “
” (instellen) en “ ” (mo-
dus).
ZMU01751
DMU26772
Brandstofbesparing
Deze meter toont de geschatte afstand per liter of gallon tijdens het varen.
ZMU01752
Als uw boot twee motoren heeft, zal de meter alleen de totale brandstofbesparing van bei­de motoren weergeven.
Het brandstofverbruik varieert sterk onder invloed van het bootontwerp, het gewicht, de gebruikte propeller, de motortrimhoek, de zeeomstandigheden (inclusief de wind)
en de gashendelstand. Het brandstofver­bruik varieert ook lichtjes op basis van het type van water (zoutwater, zoetwater, ver­ontreinigingsniveau), de luchttemperatuur, de luchtvochtigheid, de toestand van de bootromp (al dan niet schoon), de motor­montagehoogte, de vaardigheden van de bestuurder en de samenstelling van de benzine (winter- of zomerbrandstof en hoeveelheid additieven).
De digitale Yamaha-snelheidsmeter en ­brandstofbeheermeter berekent de snel­heid, het aantal afgelegde mijlen en de hoeveelheid bespaarde brandstof op basis van de waterbeweging aan de achterste­ven. Die afstand kan aanzienlijk verschillen van de werkelijk afgelegde afstand wegens waterstromingen, deining en de toestand van de watersnelheidssensor (indien ge­deeltelijk ingeplugd of beschadigd).
Wegens fabricageschommelingen verto­nen niet alle motoren hetzelfde brandstof­verbruik. Die variaties kunnen zelfs groter zijn tussen motoren van verschillende bouwjaren. Bovendien kunnen variaties in propellers met dezelfde afmetingen en van hetzelfde basisontwerp een lichte variatie in het brandstofverbruik veroorzaken.
DMU26783
Toerentalsynchronisator voor twee moto­ren
Deze meter toont het motortoerentalverschil (omw/min) tussen de bakboord- en de stuur­boordmotor, om de toerentallen van beide motoren te kunnen synchroniseren.
30
Instrumenten en verklikkerlampjes
schakelen en het water uit de waterafschei­der laten lopen. Dit lampje werkt alleen wanneer de boot is uitgerust met een waterafscheidingssensor.
ZMU01753
1
2
3
4
5
ZMU01754
1. Snelheid van de bakboordmotor is hoger
2. Snelheid van de bakboordmotor is een beetje hoger
3. Motorsnelheid is even hoog aan bakboord als aan stuurboord
4. Snelheid van de stuurboordmotor is een beet­je hoger
5. Snelheid van de stuurboordmotor is hoger
Als de toerentallen van de beide motoren niet gesynchroniseerd zijn tijdens het varen, kunt u ze synchroniseren door de trimhoek of de gasklep bij te stellen. Als er grote trimhoek- of gasklepverschillen nodig zijn om de motoren te synchroniseren, dient u uw Yamaha-dealer te raadplegen voor het bijstellen van de gasklepkabels.
DMU26794
Waterafscheiderwaarschuwings­lampje
Dit lampje begint te knipperen wanneer er zich water heeft verzameld in de wateraf­scheider. In dat geval moet u de motor uit-
DMU31654
6Y8 Multifunctionele meters
Multifunctionele meters hebben 6 verschil­lende meters: toerenteller (vierkant of rond), snelheidsmeter (vierkant), snelheids- & brandstofmeter (vierkant of rond) en brand­stofbeheermeter (vierkant). Het indicatiesys­teem van de ronde uitvoering verschilt licht­jes van dat van de vierkante uitvoering. Ga zorgvuldig na met welk model en type uw boot is uitgerust. Deze handleiding beschrijft hoofdzakelijk de waarschuwingslampjes. Kijk in de bijbehorende handleiding voor meer informatie over het instellen van de me­ters of het wijzigen van indicatiesystemen.
DMU36185
6Y8 Multifunctionele toerentel-
De toerenteller toont het aantal motorom­wentelingen per minuut. Hij heeft de volgen­de functies: trimmeter, instellen van de snel­heid voor stapvoets varen, weergave van koelwater/motortemperatuur, accuspanning, totaal aantal uren/tripuren, oliedruk, wateraf­scheiderwaarschuwing, motorstoringwaar­schuwing, en indicatie van periodiek onder­houd. Wanneer de koelwaterdruksensor ge­installeerd is, kan de eenheid ook de koel-
ZMU01755
lers
31
Instrumenten en verklikkerlampjes
waterdruk weergeven. Maar zelfs wanneer de koelwatersensor niet geïnstalleerd is, kan de koelwaterdruk worden weergegeven door een optionele sensor op de eenheid aan te sluiten. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor de optionele sensor. De toerenteller is ver­krijgbaar in ronde en vierkante uitvoeringen. Controleer welk type van toerenteller u bezit.
1 2
1. Afstelknop
2. Modusknop
SET MODE
1
ZMU08035
2 3 4
1
1. Afstelknop
2. Modusknop
1
5
4
7
6
8
1. Toerenteller
2. Trimmeter
3. Multifunctioneel display
4. Koelwaterdruk
5. Koelwater/motortemperatuur
6. Waterdetectiewaarschuwingslampje
7. Batterijspanning
8. Oliedruk (4-taktmodellen)
2
ZMU05415
2
3
ZMU05416
5
9 8 7 6
1. Toerenteller
2. Waterdetectiewaarschuwingslampje
3. Motorstoringwaarschuwing/onderhoudslamp­je
4. Trimmeter
5. Multifunctioneel display
6. Batterijspanning
7. Koelwater/motortemperatuur
8. Oliedruk (4-taktmodellen)
9. Koelwaterdruk
DMU36111
Startcontroles
Zet de afstandsbedieningshendel in neutraal en zet de hoofdschakelaar op “ dat alle displays werden geactiveerd en het totale aantal uren werd weergegeven, keert de meter terug naar normaal bedrijf. Als de zoemer weerklinkt en de waarschuwings­lamp van het waterafscheidingsfilter knip­pert, dient u onmiddellijk contact op te nemen met uw Yamaha-dealer.
ZMU08034
” (aan). Na-
32
Instrumenten en verklikkerlampjes
NOTA:
Om de zoemer uit te schakelen, drukt u op de knop “
DMU36131
” (instellen) of “ ” (modus).
Oliedrukwaarschuwing
Wanneer de motoroliedruk te laag wordt, be­gint het oliedrukwaarschuwingslampje te knipperen en zakt het motortoerental auto­matisch tot ongeveer 2000 omw/min.
ZMU05430
DMU36222
Oververhittingswaarschuwing
Wanneer de motortemperatuur te hoog op­loopt tijdens het varen, begint het oververhit­tingwaarschuwingslampje te knipperen. Het toerental van de motor zal automatisch zak­ken tot ongeveer 2000 omw/min.
ZMU05421
ZMU05431
Schakel de motor onmiddellijk uit wanneer de zoemer weerklinkt en het oliedrukwaarschu­wingslampje knippert. Controleer de hoe­veelheid motorolie en vul indien nodig olie bij. Indien de waarschuwing wordt geactiveerd terwijl de hoeveelheid olie normaal is, dient u contact op te nemen met uw Yamaha-dealer.
DCM01602
Laat de motor niet draaien wanneer de oliedrukwaarschuwing geactiveerd werd. Dat leidt tot ernstige motorschade.
33
ZMU05422
Stop de motor onmiddellijk wanneer de zoe­mer weerklinkt en het oververhittingwaar­schuwingslampje brandt. Controleer of de koelwaterinlaat niet verstopt is.
DCM01593
Laat de motor niet draaien terwijl het oververhittingwaarschuwingslampje knippert. Dat leidt tot ernstige motor­schade.
Laat de motor niet draaien wanneer er een waarschuwing geactiveerd is. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als u het probleem niet kunt lokaliseren en op­lossen.
Instrumenten en verklikkerlampjes
DMU36151
Waterafscheiderwaarschuwing
Dit lampje begint te knipperen wanneer er water in de waterafscheider (brandstoffilter) is terechtgekomen tijdens het varen. Als dat gebeurt, dient u de motor onmiddellijk uit te schakelen en te kijken op pagina 91 van deze handleiding om het water uit de brand­stoffilter te verwijderen. Keer gauw terug naar de haven en raadpleeg uw Yamaha­dealer onmiddellijk.
ZMU05425
ZMU05423
ZMU05424
DCM00911
Benzine die vermengd is met water kan de motor beschadigen.
DMU36161
Motorstoringwaarschuwing
Dit lampje begint te knipperen wanneer de motor een storing vertoont. Keer gauw terug naar de haven en raadpleeg uw Yamaha­dealer onmiddellijk.
ZMU05426
DCM00921
In een dergelijk geval werkt de motor niet zoals het hoort. Raadpleeg onmiddellijk een Yamaha-dealer.
DMU36171
Waarschuwing voor lage accuspan­ning
Wanneer de accuspanning daalt, beginnen het waarschuwingslampje voor een te lage accuspanning en de accuspanningswaarde te knipperen. Vaar onmiddellijk terug naar de haven als er een waarschuwing geactiveerd wordt. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor het opladen van de accu.
34
Instrumenten en verklikkerlampjes
voor optionele sensoren contact op met uw Yamaha-dealer. De snelheid & brandstofmeter is beschikbaar in ronde of vierkante types. Controleer uw snelheid & brandstofmetertype voor bedie­ningsinformatie. Nadat de hoofdschakelaar is omgezet, lich­ten alle displays op als test. Na een paar se-
ZMU05427
conden zal de meter omschakelen naar nor­maal bedrijf. Voor meer informatie, zie de bedienings­handleiding welke origineel is meegeleverd met de meter.
ZMU05428
DMU36233
6Y8 Multifunctionele snelheid
& brandstofmeters
De snelheid & brandstofmetereenheid toont de bootsnelheid en vervult de functies van brandstofmeter, display totaal brandstofver­bruik, display brandstofefficiency, display brandstofdebiet en display systeemvoltage. De gekozen display wordt geselecteerd met behulp van “ dus) toetsen zoals beschreven in dit hoofd­stuk. Wanneer de snelheidssensor is aange­sloten, kan de eenheid ook de trip display weergeven. Echter, ook wanneer een snel­heidsmeter niet geïnstalleerd is, kan de trip display worden weergegeven door een opti­onele snelheidsmeter op de eenheid aan te sluiten. Daarnaast zijn ook display van de oppervlaktewatertemperatuur, waterdiepte en klok beschikbaar, wanneer optionele sen­soren worden aangesloten op de unit. Neem
” (instellen) en “ ” (mo-
1
1. Afstelknop
2. Modusknop
1
3
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofmeter
3. Multifunctioneel display
2
ZMU05432
2
ZMU05433
35
Instrumenten en verklikkerlampjes
1 2
1. Afstelknop
2. Modusknop
SET MODE
1
ZMU05434
2
Daarnaast zijn ook display van de oppervlak­tewatertemperatuur, waterdiepte en klok be­schikbaar, wanneer optionele sensoren wor­den aangesloten op de unit. Neem voor op­tionele sensoren contact op met uw Yamaha­dealer. Nadat de hoofdschakelaar is omgezet, lich­ten alle displays op als test. Na een paar se­conden zal de meter omschakelen naar nor­maal bedrijf. Voor meer informatie, zie de bedienings­handleiding welke origineel is meegeleverd met de meter.
3
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofmeter
3. Multifunctioneel display
DMU36242
ZMU05435
6Y8 Multifunctionele snel-
heidsmeters
De snelheidsmeter toont de snelheid van de boot en vervult de functies van brandstofme­ter en display systeemvoltage. De gekozen display wordt geselecteerd met behulp van “
” (instellen) en “ ” (modus) toetsen zoals beschreven in dit hoofdstuk. Daarnaast kan de snelheidsmeter de gewenste eenheid weergeven zoals km/u, mph of knopen. Wan­neer de snelheidssensor is aangesloten, kan de eenheid ook de trip display weergeven. Echter, ook wanneer een snelheidsmeter niet geïnstalleerd is, kan de trip display wor­den weergegeven door een optionele snel­heidsmeter op de eenheid aan te sluiten.
1
1. Afstelknop
2. Modusknop
1
3
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofmeter
3. Multifunctioneel display
2
ZMU05436
2
ZMU05437
36
Instrumenten en verklikkerlampjes
DMU36251
6Y8 Multifunctionele brand-
stofbeheermeters
Deze brandstofbeheermeter geeft de volgen­de informatie weer: brandstofdebiet, totaal verbruik, brandstofbesparing en resterende hoeveelheid brandstof. Het gewenste display wordt geselecteerd met behulp van de knop­pen “ beschreven in dit hoofdstuk. Meer informatie vindt u in de bij de meter geleverde handlei­ding. Wanneer de hoofdschakelaar voor het eerst wordt bediend, worden al de displays geac­tiveerd bij wijze van test. Na enkele secon­den keert de meter terug naar de normale toestand. Meer informatie vindt u in de bij de meter ge­leverde handleiding.
” (instellen) en “ ” (modus), zoals
1
1. Afstelknop
2. Modusknop
1. Brandstofstroommeter
2. Multifunctioneel display
37
2
ZMU05438
1
2
ZMU05439
DMU26804
Waarschuwingssysteem
DCM00092
Laat de motor niet draaien wanneer er een waarschuwing geactiveerd is. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als u het probleem niet kunt lokaliseren en oplossen.
DMU26828
Oververhittingswaarschuwing
Deze motor heeft het oververhittingwaar­schuwingssysteem. Als de motortempera­tuur te erg stijgt, wordt het waarschuwings­systeem geactiveerd.
Het toerental van de motor zal automatisch zakken tot ongeveer 2000 omw/min.
Het oververhittingwaarschuwingslampje zal branden of knipperen.
ZMU01757
De zoemer weerklinkt.
ZMU04583

Motorcontrolesysteem

ON ON
OFF
Als het waarschuwingssysteem in werking is getreden, schakelt u de motor uit en contro­leert u de koelwaterinlaten:
Controleer de trimhoek om na te gaan of de koelwaterinlaat onder water zit.
Controleer of de koelwaterinlaat niet ver-
stopt is. Gebruikers van 2-motorenaandrijving: Wanneer het oververhittingwaarschuwings­systeem van één motor wordt geactiveerd, zal het motortoerental zakken. Om de waar­schuwingsactivering uit te schakelen op de niet oververhitte motor, moet u de hoofd­schakelaar van de oververhitte motor uitzet­ten. Als het waarschuwingssysteem in werk­ing is getreden, schakelt u de motor uit en kantelt u hem omhoog om de koelwaterinlaat op verstopping te controleren. Als het waar­schuwingssysteem nog steeds in werking treedt, kantelt u de oververhitte buitenboord­motor omhoog en keert u terug naar de ha­ven.
DMU35026
Oliedrukwaarschuwing
Als de oliedruk te erg daalt, wordt het waar­schuwingssysteem geactiveerd.
Het toerental van de motor zal automatisch
zakken tot ongeveer 2000 omw/min. Het
oliedrukwaarschuwingslampje zal continu
branden of knipperen.
START
OFF START
ZMU05827
38
Motorcontrolesysteem
ZMU01828
De zoemer weerklinkt.
ZMU04583
zoemer. Om de waarschuwingsactivering uit te schakelen op de motor waarvan de olie­druk normaal is, moet u de hoofdschakelaar van de motor met te weinig oliedruk uitzetten.
ON ON
OFF
START
OFF START
ZMU05827
Als het waarschuwingssysteem werd geacti­veerd, dient u de motor uit te schakelen zodra dat op een veilige wijze kan. Controleer het oliepeil en vul indien nodig olie bij. Als het oliepeil correct is en het waarschuwingssys­teem toch niet wordt uitgeschakeld, dient u uw Yamaha-dealer te raadplegen. Gebruikers van tweemotorige aandrijvingen: Als het oliedrukwaarschuwingssysteem van één motor wordt geactiveerd, zakt het toe­rental van beide motoren en weerklinkt de
39
DMU26903

Installatie

De informatie in dit hoofdstuk wordt slechts bij wijze van referentie verstrekt. Het is niet mogelijk complete instructies te verschaffen over iedere mogelijke boot/motor-combina­tie. Een correcte montage hangt gedeeltelijk af van de ervaring en de specifieke boot/ motor-combinatie.
DWM01591
Een boot te krachtig aandrijven kan ern­stige instabiliteit veroorzaken. Instal­leer nooit een buitenboordmotor op uw boot met meer paardenkracht dan het maximale nominale paardenkrachtver­mogen op de capaciteitsplaat van de boot. Als de boot geen capaciteitsplaat heeft, neem dan contact op met de fa­brikant van de boot.
Een verkeerde montage van de buiten­boordmotor kan tot gevaarlijke omstan­digheden leiden, zoals een gebrekkige bestuurbaarheid, verlies van controle of brand. Modellen voor permanente montage moeten worden gemonteerd door uw dealer of door een andere per­soon met voldoende ervaring in het op­tuigen van boten.
DMU33482
De buitenboordmotor monteren
De buitenboordmotor moet zo worden ge­monteerd dat de boot correct uitgebalan­ceerd is. Anders is de boot mogelijk moeilijk bestuurbaar. Bij eenmotorige boten moet de buitenboordmotor op de hartlijn (kiellijn) van de boot worden gemonteerd. Bij tweemotori­ge boten moeten de motoren op gelijke af­stand van de hartlijn worden gemonteerd. Raadpleeg uw Yamaha-dealer of bootfabri­kant voor meer informatie over het bepalen van de juiste montageplaats.
Installatie
1
1. Middellijn (kiellijn)
1. Middellijn (kiellijn)
DMU26935
Montagehoogte (bootbodem)
De montagehoogte van uw buitenboordmo­tor heeft een invloed op zijn efficiëntie en be­trouwbaarheid. Als hij te hoog wordt gemon­teerd, kan er propellerventilatie ontstaan, waardoor de stuwkracht wordt verminderd ten gevolge van te veel propellerglijding. Bo­vendien kunnen de waterinlaten voor het koelsysteem daardoor mogelijk te weinig wa­ter opzuigen, waardoor de motor oververhit kan raken. Als de motor te laag wordt ge­monteerd, zal de waterweerstand toenemen, waardoor de motorefficiëntie en -prestaties afnemen. In de meeste gevallen moet de buitenboord­motor zo worden gemonteerd dat de anti-ca­vitatieplaat in één lijn ligt met de onderkant van de boot. De optimale montagehoogte van de buitenboordmotor hangt af van de
ZMU01760
40
Installatie
boot/motor-combinatie en de gewenste toe­passing. Testvaarten met verschillende mon­tagehoogte kunnen u helpen bij het bepalen van de optimale montagehoogte. Raadpleeg uw Yamaha-dealer of bootfabrikant voor meer informatie over het bepalen van de juis­te montagehoogte.
ZMU01762
DCM01635
Zorg dat het leegloopgat hoog genoeg is om te voorkomen dat er water de motor binnendringt, zelfs als de boot vastligt met de maximale lading.
Onjuiste motorhoogte of belemmerin­gen in de gelijkmatige doorstroming van het water (zoals het ontwerp of de toestand van de boot, of accessoires zoals zwemtrappen of dieptesensoren) kunnen tijdens het varen met de boot waternevel in de lucht veroorzaken. Als de buitenboordmotor continu wordt be­diend met in de lucht aanwezige water­nevel, kan er via de luchtinlaatopening in de motorkap genoeg water de motor binnendringen om ernstige schade aan de motor te veroorzaken. Neem de oor­zaak van in de lucht aanwezige water­nevel weg.
41

Werking

DMU36382
Eerste gebruik
DMU36393
De motor met motorolie vullen
De motor wordt door de fabriek geleverd zon­der motorolie. Als uw dealer geen olie in de motor heeft gedaan, moet u dat doen alvo­rens de motor te starten. OPGELET: Ga na
of de motor gevuld is met olie alvorens hem de eerste keer te gebruiken, om ern­stige motorschade te voorkomen.
De motor wordt geleverd met het volgende label, dat moet worden verwijderd nadat de motor voor het eerst met olie werd gevuld. Voor meer informatie over het controleren van het motoroliepeil, zie pagina 44.
DMU30175
Inlopen van de motor
Uw nieuwe motor vereist een inloopperiode om de contactoppervlakken tussen bewe­gende onderdelen gelijkmatig te laten inlo­pen. Wanneer u de motor goed laat inlopen zal hij beter werken en langer meegaan.
[DCM01782]
ZMU01710
OPGELET: Als men de inloopprocedure niet volgt, kan dat resulteren in een kor­tere levensduur van de motor of zelfs in ernstige motorschade.
DMU27086
[DCM00802]
Procedure voor 4-taktmodellen
Uw nieuwe motor vereist een inloopperiode van 10 uur om de contactoppervlakken tus­sen bewegende onderdelen gelijkmatig te la­ten inlopen.
NOTA:
Laat de motor als volgt in het water draaien, onder belasting (in versnelling met geïnstal­leerde propeller). Om de motor te laten inlo­pen dient u gedurende 10 uur te lang draaien in vrijlooptoerental, ruw water en drukbeva­ren zones te vermijden.
1. Voor het eerste bedrijfsuur:
Laat de motor draaien met verschillende toerentallen tot maximaal 2000 omw/min of met het gas ongeveer half geopend.
2. Voor het tweede bedrijfsuur:
Verhoog het motortoerental zo veel als nodig is om de boot over het water te la­ten scheren (maar vermijd volgas), en neem vervolgens een beetje gas terug terwijl de boot een scheersnelheid be­houdt.
3. Resterende 8 uren:
Laat de motor draaien met om het even welk toerental. Laat de motor echter nooit langer dan 5 minuten met volgas draaien.
4. Na de eerste 10 uren:
Gebruik de motor normaal.
DMU36402
Leer uw boot kennen
Alle boten hebben unieke vaareigenschap­pen. Ga in het begin voorzichtig te werk om te leren hoe uw boot reageert onder verschil-
42
Werking
lende omstandigheden en met diverse trim­hoeken (zie pagina 53).
DMU36414
Controleert voordat de motor
DWM01922
Wanneer een onderdeel in “Controleert voordat de motor wordt gestart” niet cor­rect werkt, laat u dit nakijken en herstellen alvorens de buitenboordmotor te bedie­nen. Anders zou er een ongeluk kunnen gebeuren.
DCM00121
Start de motor niet als uit het water is. Oververhitting en ernstige motorschade zouden daarvan het gevolg kunnen zijn.
DMU36422
Brandstofpeil
Controleer of u voldoende brandstof hebt voor uw trip. Een goede vuistregel is 1/3 van uw brandstof te gebruiken om uw bestem­ming te bereiken, 1/3 om terug te keren en 1/3 te houden als reserve voor noodgevallen. Met de boot horizontaal op een aanhangwa­gen of in het water draait u de sleutel in de stand “ stofpeil. Voor brandstofvulinstructies, zie pa­gina 48.
DMU36433
Verwijderen van de motorkap
Voor de volgende controles dient u de mo­torkap van de motor te verwijderen. Om de motorkap te verwijderen moet u al de ver­grendelhendels ontgrendelen en de kap af­nemen.
wordt gestart
”(aan) en controleert u het brand-
ZMU06106
ZMU06108
DMU36443
Brandstofsysteem
DWM00061
Benzine en benzinedampen zijn erg ont­vlambaar en ontplofbaar. Blijf ermee uit de buurt van vonken, sigaretten, vlammen en andere bronnen van ontbranding.
DWM00911
Lekkende brandstof kan brand of een ont­ploffing veroorzaken.
Controleer regelmatig op lekken.
Als er brandstof lekt moet het brand-
stofsysteem worden hersteld door een
bevoegd mecanicien. Als de buiten-
boordmotor slecht hersteld is, kan het
zijn dat het niet veilig is om hem te ge-
bruiken.
43
Werking
DMU36452
Controleer op brandstoflekken
Zoek naar brandstoflekken of benzine­dampen in de boot.
Ga na of het brandstofsysteem geen lek­ken vertoont.
Controleer de brandstoftank en brandstof­leidingen op barsten, zwellingen of andere beschadigingen.
DMU37323
Het brandstoffilter controleren
Controleer of het brandstoffilter schoon en vrij van water is. Als er water in de brandstof is aangetroffen of als er een aanzienlijke hoe­veelheid rommel is aangetroffen, moet de brandstoftank door een Yamaha-dealer ge­controleerd en gereinigd worden.
ZMU07545
DMU36463
Bedieningselementen
Draai het stuur helemaal naar rechts en helemaal naar links. Ga na of het soepel en onbelemmerd draait over het volledige bewegingsbereik zonder haperingen of te veel speling.
Bedien de gashendels verschillende keren om u ervan te vergewissen dat hun bewe­gingen geen haperingen vertonen. Ze moeten soepel werken over het volledige bewegingsbereik, en iedere hendel moet volledig terugkeren naar zijn uitgangsposi­tie.
Let op losse of beschadigde verbindingen
van de gas- en schakelkabels.
DMU36484
Noodstopkoord
Inspecteer de noodstopkoord en de clip op schade, zoals insnijdingen, rafelingen of slij­tage.
1
2
ZMU06873
1. Clip
2. Noodstopkoord
DMU40994
Motorolie
1. Zet de buitenboordmotor verticaal (niet
gekanteld). OPGELET: Wanneer de
buitenboordmotor niet waterpas staat, is het op de oliepeilstok aange­geven oliepeil mogelijk niet accuraat.
[DCM01862]
2. Verwijder de oliepeilstok en veeg hem
schoon.
1
ZMU05972
1. Oliepeilstok
3. Steek de oliepeilstok volledig in de motor
en verwijder hem vervolgens opnieuw.
44
Werking
4. Ga na of het oliepeil op de oliepeilstok zich tussen de bovenste en de onderste markering bevindt. Raadpleeg uw Yamaha-dealer wanneer het oliepeil niet correct is of wanneer de olie er melkach­tig of vuil uitziet.
12
1
3
2
ZMU07057
1. Oliepeilstok
2. Onderste peilmarkering
3. Bovenste peilmarkering
DMU27154
Motor
Controleer de motor en ga na of hij goed gemonteerd werd.
Controleer op losse of beschadigde beves­tigingsmiddelen.
Controleer de propeller op beschadigin­gen.
Controleer op motorolielekken.
DMU36494
Doorspoelplug
Ga na of het tuinslangkoppelstuk van de doorspoelplug stevig op het hulpstuk op de onderkap is geschroefd. OPGELET: Wan-
neer het tuinslangkoppelstuk niet correct werd aangesloten, kan er koelwater weg­lopen waardoor de motor oververhit kan raken tijdens het varen.
[DCM01802]
ZMU06164
1. Fitting
2. Doorspoelplug
DMU36942
Motorkap installeren
1. Vergewis u ervan dat alle drie de motor­kapvergrendelhendels ontgrendeld zijn.
2. Vergewis u ervan dat de rubberen dich­ting overal correct zit.
3. Plaats de kap op de dichting.
4. Vergewis u ervan dat ze mooi aansluit op de rubberen dichting.
5. Beweeg de hendels zoals getoond om de motorkap te vergrendelen.
OPGELET: Als de motorkap niet cor­rect wordt geïnstalleerd, kan er water onder de motorkap terechtkomen en de motor beschadigen, of kan de mo­torkap wegvliegen bij hoge snelhe-
[DCM01992]
den.
45
ZMU06131
ZMU06133
Controleer na de motorkap te hebben aan­gebracht of ze goed op haar plaats zit door er met twee handen op te duwen. Als de mo­torkap los zit, dient u ze te laten herstellen door uw Yamaha-dealer.
Werking
steunhendel vergrendeld is. Als de bui­tenboordmotor per ongeluk valt, kunt u ernstig gewond raken.
Er kunnen lichaamsdelen worden ver­pletterd tussen de motor en de klem­beugel wanneer de motor wordt getrimd of gekanteld.
Ga na of er zich niemand in de buurt van de buitenboordmotor bevindt alvorens deze controle uit te voeren.
1. Controleer de trim- en kantelbekrachti­gingseenheid op tekenen van olielek­ken.
2. Probeer alle trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaars op de afstandsbedie­ning en op de onderbak van de motor uit om na te gaan of al de schakelaars wer­ken.
3. Kantel de buitenboordmotor naar omh­oog en controleer of de kantelstang en de trimstangen volledig uitgetrokken zijn.
F200C, FL200C, F225B, FL225B
DMU42561
Controleren van het trim- en kantel­bekrachtigingssysteem
DWM01931
Kom nooit onder het staartstuk als het gekanteld is, zelfs niet als de kantel-
1. Kantelstang
2. Trimstangen
46
Werking
F225C
1
2
ZMU06016
1. Kantelstang
2. Trimstangen
4. Gebruik de kantelsteunhendel om de motor in de opwaartse stand te vergren­delen. Activeer de neerkantelschakelaar eventjes om ervoor te zorgen dat de motor wordt ondersteund door de kan­telsteunhendel.
F200C, FL200C, F225B, FL225B
F225C
1
ZMU06017
1. Kantelsteunhendel
5. Controleer of de kantelstang en de trim­stangen geen sporen van roest of ande­re gebreken vertonen.
6. Activeer de neerkantelschakelaar tot de trimstangen zich helemaal hebben te­ruggetrokken in de cilinders.
F200C, FL200C, F225B, FL225B
1. Kantelsteunhendel
47
F225C
ZMU03452
Werking
7. Bedien de omhoogtrimschakelaar tot de kantelstang volledig uitgeschoven is. Ontgrendel de kantelsteunhendel.
F200C, FL200C, F225B, FL225B
ZMU01885
F225C
ZMU02635
8. Kantel de buitenboordmotor naar bene­den. Ga na of de kantelstang en de trim­stangen soepel werken.
DMU36583
Accu
Ga na of de accu in goede staat verkeert en volledig geladen is. Ga na of de accu-aan­sluitingen zuiver en stevig bevestigd zijn en of ze bedekt zijn met isolatiekappen. De elek­trische contacten van de accu en de kabels moeten zuiver en juist aangekoppeld zijn, an­ders kan de accu de motor niet starten. Kijk in de instructies van de accufabrikant voor controles van uw specifieke accu.
DMU30027
Brandstof bijvullen
DWM01831
Benzine en benzinedampen zijn erg ont­vlambaar en ontplofbaar. Tank steeds volgens deze procedure om het risico van brand en ontploffing te beperken.
Benzine is giftig en kan letsels of de dood veroorzaken. Ga voorzichtig met benzine om. Tracht nooit benzine over te hevelen door hem aan te zuigen met uw mond. Raadpleeg onmiddellijk uw arts wanneer u een beetje benzine hebt ingeslikt, heel veel benzinedamp hebt ingeademd of benzine in de ogen hebt gekregen. Mocht er benzine op uw huid terechtkomen, verwijder die dan met zeep en water. Wanneer u benzine op uw kleding morst, ga u dan omkleden.
1. Vergewis u ervan dat de motor is stilge­vallen.
2. Zorg ervoor dat de boot zich op een goed geventileerde plaats buiten bevindt, en dat hij stevig werd aangemeerd of stevig op een aanhangwagen staat.
3. Zorg ervoor dat er niemand in de boot zit.
4. Rook niet en blijf uit de buurt van vonken, vlammen, statische ontladingen of ande­re ontstekingsbronnen.
5. Als u een draagbare container gebruikt om brandstof te bewaren en in de motor te gieten, gebruik dan uitsluitend een plaatselijk goedgekeurde rode BENZI­NEBUS.
6. Raak met de tuit de vulopening of de trechter aan om elektrostatische vonken te voorkomen.
7. Vul de brandstoftank, maar doe ze niet te vol. WAARSCHUWING! Doe de tank
niet te vol. Anders kan de brandstof
48
Werking
uitzetten en overlopen wanneer de temperatuur stijgt.
[DWM02611]
8. Draai de brandstoftankdop stevig vast.
9. Veeg eventueel gemorste benzine on­middellijk op met droge doeken. Werp gebruikte doeken correct weg overeen­komstig de plaatselijk geldende wetten en voorschriften.
DMU27453
De motor gebruiken
DWM00421
Controleer alvorens te starten of de boot stevig aangemeerd is en dat u niet belemmerd wordt bij het sturen. Ga na of er zich niemand in het water rondom u bevindt.
Als de ontluchtingsschroef wordt los­gedraaid, ontsnapt er benzinedamp. Benzine is erg ontvlambaar en benzine­dampen zijn ontvlambaar en ontplof­baar. Rook niet en blijf uit de buurt van open vlammen en vonken wanneer u de ontluchtingsschroef open draait.
Dit product produceert uitlaatgassen die koolmonoxide bevatten, een kleur­en geurloos gas dat hersenbeschadi­ging of de dood kan veroorzaken wan­neer het wordt ingeademd. Symptomen zijn ondermeer misselijkheid, duizelig­heid en slaperigheid. Zorg dat de stuur­hut en de cabine goed verlucht zijn. Sluit de uitlaatopeningen niet af.
DMU31814
Brandstof toevoeren
1. Als er een brandstofleidingkoppelstuk of brandstofklep op de boot is voorzien, sluit de brandstofleiding dan zorgvuldig aan op het koppelstuk of open de brand­stofklep.
2. Knijp in de opvoerpomp, met de pijl naar boven gericht, tot u de pomp hard voelt worden.
1. Pijl
DMU27495
Starten van de motor
DWM01601
Controleer alvorens te starten of de boot stevig aangemeerd is en of u niet belem­merd wordt bij het sturen. Vergewis u er ook van dat er zich geen zwemmers in het water rondom de boot bevinden.
DMU2762A
Modellen met elektrische starter en af­standsbediening
DWM01841
Het niet bevestigen van de motorstop­schakelaarkoord kan resulteren in een op hol geslagen boot wanneer de schip­per uit de boot wordt geslingerd. Be­vestig de motorstopschakelaarkoord tijdens het gebruik van de motor op een veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak de koord niet vast aan kleren die kunnen worden losge­trokken. Zorg ervoor dat de koord ner­gens achter verstrikt raakt, waardoor ze haar functie verliest.
Zorg ervoor dat u tijdens een normaal gebruik niet per ongeluk aan de koord
49
trekt. Als de motoraandrijving wegvalt, wordt de boot veel minder goed be­stuurbaar. Zonder motoraandrijving zal de boot ook snel vertragen. Daardoor kunnen personen en voorwerpen in de boot naar voren geslingerd worden.
1. Zet de afstandsbedieningshendel in de stand “
” (neutraal).
N
ZMU04588
NOTA:
De neutraal-startbeveiliging zorgt ervoor dat de motor uitsluitend kan worden gestart in neutraal.
2. Bevestig de noodstopkoord op een vei­lige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Bevestig vervolgens de clip aan het andere uiteinde van de koord aan de noodstopschakelaar.
Werking
ON
ON
STARTOFF
STARTOFF
ZMU05828
3. Draai de hoofdschakelaar in de stand ” (aan).
NOTA:
Gebruikers van twee motoren: Wanneer de hoofdschakelaar in de stand ON wordt ge­draaid, weerklinkt de zoemer gedurende en­kele seconden om vervolgens automatisch te stoppen. De zoemer weerklinkt ook wanneer één van de motoren afslaat.
4. Draai de hoofdschakelaar in de stand
” (start) en houd hem maximaal 5
“ seconden in die stand.
ZMU04628
ON
START
ZMU04596
50
Werking
DCM01811
ON
START
ZMU05830
5. Zodra de motor is gestart, laat u de hoofdschakelaar los zodat hij kan terug­keren in de stand “
” (aan).
OPGELET: Zet de hoofdschakelaar nooit op “
” (start) terwijl de motor draait. Laat de startmotor nooit langer dan 5 seconden draaien. Als de startmotor langer dan 5 seconden blijft draaien, zal de accu vlug leeg zijn, waardoor het onmogelijk wordt om de motor te starten. Bovendien kan de starter worden beschadigd. Als de motor na 5 seconden aanzwen­gelen niet start, zet de hoofdschake­laar dan op “
” (aan), wacht 10 se-
conden en zwengel de motor opnieuw
[DCM00193]
aan.
DMU36511
Controles na het starten van de
motor
DMU36524
Koelwater
Ga na of er een constante waterstraal uit de koelwatercontroleopening komt. Een con­stante waterstraal uit de controleopening wijst erop dat de waterpomp water door de koelwatermantels pompt. Als de koelwater­mantels bevroren zijn, kan het een tijdje du­ren alvorens er water uit de controleopening begint te stromen.
Als er geen water uit de controleopening komt terwijl de motor draait, kan dat lei­den tot oververhitting en ernstige bescha­diging van de motor. Zet de motor af en controleer of de koelwaterinlaat in het huis van het staartstuk of de koelwater­controleopening geblokkeerd zijn. Raad­pleeg uw Yamaha-dealer als u het pro­bleem niet kunt lokaliseren en oplossen.
DMU27671
De motor laten warmdraaien
DMU30038
Modellen met elektrische starter
1. Nadat u de motor hebt gestart, laat u hem 3 minuten onbelast draaien om hem te laten warmdraaien voor een optimale werking en een maximaal acceleratie­vermogen. Als dit niet gebeurt, zal de motorlevensduur daardoor worden ver­kort.
2. Ga na of het oliedrukwaarschuwings­lampje uit blijft nadat de motor is gestart.
OPGELET: Als het oliedrukwaar­schuwingslampje knippert nadat de motor werd gestart, dient u de motor weer uit te schakelen. Anders kan de motor ernstig beschadigd raken. Controleer het oliepeil en vul indien nodig motorolie bij. Raadpleeg uw
51
Werking
Yamaha-dealer wanneer de oorzaak van de oliedrukwaarschuwing niet kan worden achterhaald.
DMU36532
[DCM01832]
Controles na het warmdraaien
van de motor
DMU36542
Schakelen
Controleer met een stevig aangemeerde boot en zonder gas te geven of de motor soepel in voorwaarts en achterwaarts scha­kelt en vervolgens terug in neutraal.
DMU31722
Stopschakelaars
Vergewis u ervan dat de motor stopt wan­neer de hoofdschakelaar in de stand
” (uit) wordt gedraaid.
Vergewis u ervan dat de motor stopt wan­neer de clip wordt verwijderd van de mo­toruitschakelaar.
Vergewis u ervan dat de motor niet kan worden gestart wanneer de clip werd ver­wijderd van de motoruitschakelaar.
DMU31734
Schakelen
DWM00181
schakel terug naar neutraal, start de motor opnieuw en laat hem warmdraaien.
Uit neutraal schakelen
1. Trek de neutraalvergrendelingschake­laar (indien aanwezig) naar boven.
2. Beweeg de afstandsbedieningshendel in een vlotte beweging ongeveer 35° naar voren (voor vooruitversnelling) of achteren (voor achteruitversnelling) (u voelt een weerstand).
Vanuit versnelling (vooruit/achteruit) in neu­traal schakelen
1. Zet de gashendel dicht om de motor te vertragen tot vrijlooptoerental.
Ga na of er zich geen personen of hinder­nissen in het water rond de boot bevin­den, alvorens te schakelen.
DCM01611
Laat de motor warmdraaien alvorens in een versnelling te schakelen. Het is mo­gelijk dat het stationair toerental hoger is dan normaal zolang de motor niet geheel warm is. Een hoog stationair toerental kan ervoor zorgen dat u niet kunt terugscha­kelen naar neutraal. Als dat het geval is, gaat u als volgt te werk: stop de motor,
2. Wanneer de motor in vrijloop draait, zet u de afstandsbedieningshendel in een vlotte beweging in de neutraalstand.
52
Werking
N
ZMU04588
DMU31743
De boot stoppen
DWM01511
Gebruik de achteruitversnelling niet om de boot af te remmen of te stoppen, aan­gezien dat ertoe kan leiden dat u de con­trole over de boot verliest, uit de boot wordt geslingerd of tegen het stuur of een ander onderdeel van de boot wordt aangeslingerd. Dit kan het risico op ern­stige letsels vergroten. Bovendien kan het schade toebrengen aan het scha­kelmechanisme.
Schakel nooit in achteruit terwijl u met scherende snelheid vaart. Dat kan lei­den tot het verlies van de controle, het vollopen van de boot of schade aan de boot.
De boot is niet uitgerust met een afzonderlijk remsysteem. Hij wordt afgeremd door de weerstand van het water nadat de gashendel werd dichtgedraaid en de motor met statio­nair toerental draait. De remafstand varieert afhankelijk van het brutogewicht, de toestand van het wateroppervlak en de windrichting.
DMU27822
Motor uitschakelen
Alvorens u de motor uitschakelt, moet u hem eerst enkele minuten laten afkoelen in vrij­loop of in een laag toerental. Het is niet raad-
zaam de motor onmiddellijk uit te schakelen nadat hij met een hoog toerental heeft ge­draaid.
DMU31832
Procedure
1. Zet de hoofdschakelaar op “ ” (uit).
ONOFF START
ZMU04599
ON ON
OFFOFF
ZMU05833
2. Verwijder de sleutel alvorens u de boot onbewaakt achterlaat.
NOTA:
De motor kan ook worden uitgeschakeld door aan de koord te trekken, de clip uit de moto­ruitschakelaar te trekken en vervolgens de hoofdschakelaar op “
DMU27863
” (uit) te zetten.
De buitenboordmotor trimmen
DWM00741
Te veel trim voor de werkingsomstandig­heden (ofwel trim naar boven of trim naar beneden) kan ervoor zorgen dat de boot instabiel wordt en dat hij moeilijk bestuur­baar is. Dat doet de kans op een ongeluk
53
Werking
toenemen. Als de boot onstabiel aanvoelt of als hij moeilijk te besturen is, vertraag dan en/of regel de trimhoek bij.
De trimhoek van de buitenboordmotor helpt bij het bepalen van de positie van de boeg van de boot in het water. Een correcte trim­hoek verbetert de motorprestaties, drukt het brandstofverbruik en reduceert de belasting op de motor. De correcte trimhoek hangt af van de combinatie van boot, motor en pro­peller. De correcte trimhoek wordt ook be­paald door variabelen als de lading in de boot, de omstandigheden op zee en de vaar­snelheid.
1. Trimbedieningshoek
DMU27889
Instellen van de trimhoek (trim- en kantelbekrachtiging)
DWM00754
problemen. Een foute trimhoek kan er­voor zorgen dat u de controle over de boot verliest.
Als de motor is uitgerust met een trim­en kantelbekrachtigingsschakelaar op de onderbak, mag u de schakelaar uit­sluitend gebruiken wanneer de boot he­lemaal stil ligt en de motor is uitgescha­keld. Stel de trimhoek niet in met deze schakelaar terwijl de boot beweegt.
Stel de buitenboordmotortrimhoek in door middel van de trim- en kantelbekrachtigings­schakelaar.
UP
1
DN
ZMU04193
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
1
DN
UP
Vergewis u ervan dat er zich niemand in de buurt van de buitenboordmotor be­vindt alvorens de trimhoek in te stellen. Er kunnen lichaamsdelen worden ver­pletterd tussen de motor en de klem­beugel wanneer de motor wordt getrimd of gekanteld.
Wees voorzichtig als u voor het eerst een trimstand uitprobeert. Voer de snel­heid geleidelijk op en kijk uit voor teke­nen van instabiliteit of voor besturings-
ZMU04601
1. Trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
Om de boeg opwaarts te bewegen (“trim­out”), drukt u op de schakelaar “
” (omh­oog). Om de boeg neerwaarts te bewegen (“trim­in”), drukt u op de schakelaar “
” (omlaag).
54
Werking
Voer testvaarten uit met verschillende trim­hoeken om na te gaan welke trimhoek het best geschikt is voor uw boot en voor de om­standigheden waaronder u hem gebruikt.
DMU27913
Boottrim instellen
Wanneer de boot over het water scheert, zal een boeg-omhoog-stand resulteren in min­der luchtweerstand, een grotere stabiliteit en een beter rendement. Dat is gewoonlijk het geval wanneer de kiellijn van de boot onge­veer 3 tot 5 graden opwaarts loopt. Met de boeg omhoog kan de boot een sterkere nei­ging vertonen om naar links of rechts af te wijken. Compenseer dat terwijl u stuurt. Met de boeg van de boot omlaag, verloopt het optrekken van staande start naar scheren gemakkelijker.
Boeg omlaag
Te veel binnenwaartse trim doet de boot door het water “ploegen”, waardoor het brandstof­verbruik stijgt en de snelheid moeilijk kan worden opgevoerd. Varen met te veel bin­nenwaartse trim tegen hogere snelheden maakt de boot instabiel. De weerstand aan de boeg wordt sterk verhoogd, waardoor het gevaar voor “boegsturen” toeneemt en de boot moeilijk en gevaarlijk te besturen wordt.
Boeg omhoog
Te veel buitenwaartse trim brengt de boeg van de boot te hoog in het water. De presta­ties nemen af en het brandstofverbruik stijgt omdat de romp van de boot tegen het water duwt en omdat er meer luchtweerstand is. Te veel buitenwaartse trim kan de propeller ook doen ventileren, waardoor de prestaties nog verder worden verlaagd en de boot kan be­ginnen te “springen” in het water, waardoor schipper en passagiers overboord kunnen worden geworpen.
55
NOTA:
Afhankelijk van het boottype heeft de trim­hoek van de buitenboordmotor mogelijk wei­nig invloed op de trim van de boot tijdens het varen.
DMU27948
Omhoog en omlaag kantelen
Als de motor enige tijd wordt stopgezet of wanneer de boot is afgemeerd in ondiepe wateren, moet de buitenboordmotor omhoog worden gekanteld om de propeller en het huis van het staartstuk tegen schade door
Werking
aanvaringen met obstakels te beschermen en zoutcorrosie te beperken.
DWM01544
Zorg ervoor dat tijdens het omhoog en omlaag kantelen, alle mensen uit de na­bijheid van de buitenboordmotor zijn. Tij­dens het trimmen of kantelen kunnen er lichaamsdelen tussen de buitenboordmo­tor en de klembeugel bekneld raken.
DCM00993
Alvorens de buitenboordmotor te kan­telen dient u de procedure onder “Uit­schakelen van de motor” in dit hoofd­stuk te volgen. Kantel de buitenboord­motor nooit terwijl hij draait. Dit kan re­sulteren in ernstige schade door over­verhitting.
Om te voorkomen dat de koelwaterman­tels bevriezen als de omgevingstempe­ratuur lager is dan 5°C (41°F), dient u de buitenboordmotor 30 seconden of lan­ger na het stilleggen omhoog te kante­len.
DMU42683
Procedure voor het naar boven kan­telen
1. Zet de afstandsbedieningshendel in neutraal.
N
2. Druk op de trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaar “
” (omhoog) tot de buitenboordmotor volledig omhoog ge­kanteld is.
UP
ZMU04194
UP
ZMU07398
ZMU07396
3. Trek de kantelsteunhendel naar u toe om de motor te ondersteunen.
WAARSCHUWING! Na het kantelen van de buitenboordmotor dient u hem te ondersteunen met de kantelsteunk­nop of de kantelsteunhendel. Anders kan de buitenboordmotor plots weer naar beneden vallen als de olie in de
56
Werking
trim- en kantelbekrachtigingseenheid of in de kantelbekrachtigingseenheid aan druk verliest.
[DWM00263]
OPGELET: Gebruik de kantelsteun­hendel of de kantelsteunknop niet om de boot de slepen. De buitenboord­motor zou los kunnen trillen uit de kantelsteun en vallen. Als de motor niet kan worden gesleept in zijn nor­male bedrijfsstand, dient u een bijko­mend ondersteuningssysteem te ge­bruiken om hem vast te zetten in de kantelstand. Voor meer gedetailleer­de informatie, zie pagina 60.
[DCM01642]
tegen aangroeiing en corrosie, die het trim- en kantelbekrachtigingsmecha­nisme zouden kunnen beschadigen.
[DCM00253]
F200C, FL200C, F225B, FL225B
ZMU07399
F225C
ZMU07397
4. zodra de buitenboordmotor wordt onder­steund met de kantelsteunhendel, drukt u op de trim- en kantelbekrachtigings­schakelaar “
” (omlaag) om de trim-
stangen in te trekken. OPGELET: Zorg
ervoor dat de trimstangen volledig in­getrokken zijn bij het aanmeren. Op die manier zijn de stangen beschermd
57
DMU42702
Procedure voor het naar beneden kantelen
1. Druk op de trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaar “ buitenboordmotor wordt ondersteund door de kantelstang en de kantelsteun­hendel vrijkomt.
2. Ontgrendel de kantelsteunhendel.
” (omhoog) tot de
F200C, FL200C, F225B, FL225B
F225C
Werking
DN
ZMU04603
ZMU07546
ZMU06018
3. Druk op de trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaar “
” (omlaag) om de buitenboordmotor in de gewenste stand te laten zakken.
DN
ZMU04196
DMU28063
Ondiep water
DMU32872
Modellen met trim- en kantelbekrach­tiging
De buitenboordmotor kan gedeeltelijk op­waarts worden gekanteld om in ondiep water te varen.
DCM01491
Als het motortoerental plots wordt op­gevoerd wanneer de buitenboordmotor gedeeltelijk omhooggekanteld is, kan de trim- en kantelbekrachtigingseen­heid beschadigd raken.
Kantel de buitenboordmotor nooit zo hoog dat de koelwaterinlaat in het staartstuk boven het wateroppervlak komt wanneer u in ondiep water gaat varen. Anders kan de motor ernstig be­schadigd raken door oververhitting.
58
Werking
DMU32923
Procedure voor modellen met trim- en kantelbekrachtiging
1. Zet de afstandsbedieningshendel in neutraal.
N
ZMU04588
2. Kantel de buitenboordmotor lichtjes omhoog naar de gewenste stand met behulp van de trim- en kantelbekrachti­gingsschakelaar. WAARSCHUWING!
Het gebruiken van de trim- en kantel­bekrachtigingsschakelaar op de on­derbak terwijl de boot zich voortbe­weegt of terwijl de motor draait, ver­hoogt het risico van overboord vallen en kan de bestuurder afleiden, waar­door het risico van een botsing met een andere boot of tegen een hinder­nis wordt vergroot.
[DWM01851]
en kantelt u de buitenboordmotor voor­zichtig omlaag.
DMU35392
Varen in andere omstandighe-
den
Varen in zeewater
Na het varen in zeewater moet u de koelwa­terdoorgangen uitspoelen met zoet water om te voorkomen dat deze verstopt raken. Spoel ook de buitenkant van de buitenboordmotor met zuiver water.
Varen in modderig, troebel of zuurrijk wa­ter
In bepaalde gebieden kan het water zuurrijk zijn of veel bezinksel bevatten, zoals modde­rig of troebel water. Na het varen in dergelijk water dient u de koelwatermantels te spoelen met zuiver water om corrosie te voorkomen. Spoel ook de buitenkant van de buitenboord­motor met zuiver water.
3. Om de buitenboordmotor weer in de nor­male vaarstand te zetten, drukt u op de trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar
59

Onderhoud

DMU31845
Vervoeren en opbergen van de
buitenboordmotor
DWM02641
WEES VOORZICHTIG bij het transpor­teren van een brandstoftank, hetzij in een boot hetzij in een wagen.
Vul de brandstofcontainer NOOIT tot zijn maximale capaciteit. Benzine zet sterk uit wanneer hij warm wordt waar­door er zich druk kan ontwikkelen in de container. Dat kan lekkage en brand veroorzaken.
Lekkende brandstof zorgt voor brand­gevaar. Draai de brandstofkraan zorg­vuldig dicht alvorens de buitenboord­motor te transporteren of op te bergen.
Begeef u nooit onder de buitenboord­motor wanneer hij gekanteld is. Als de buitenboordmotor per ongeluk valt, kunt u ernstig gewond raken.
Gebruik de kantelsteunhendel of de kantelsteunknop niet om de boot de sle­pen. De buitenboordmotor zou los kun­nen trillen uit de kantelsteun en vallen. Als de buitenboordmotor niet kan wor­den gesleept in zijn normale bedrijfs­stand, dient u een bijkomend onder­steuningssysteem te gebruiken om hem vast te zetten in de kantelstand.
DCM02441
Alvorens u de buitenboordmotor voor langere tijd opbergt, moet u de brandstof uit de brandstoftank verwijderen. Bedor­ven brandstof kan de brandstofleiding verstoppen waardoor de motor moeilijk start of niet goed werkt.
Lekkende brandstof zorgt voor brandgevaar. Draai de brandstofkraan dicht alvorens de
boot de slepen om lekkende brandstof te voorkomen. De buitenboordmotor moet worden getrans­porteerd en opgeborgen in de normale be­drijfsstand. Als er in die stand te weinig spe­ling is tussen het wegdek en de motor, dient u de buitenboordmotor te slepen in de ge­kantelde stand met gebruikmaking van een motorondersteuningssysteem zoals een spiegelbeschermingsstang. Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor meer informatie. Wanneer de buitenboordmotor voor langere tijd wordt gekanteld voor het aanmeren of slepen van de boot, dient u de brandstof­kraan dicht te draaien.
DMU30042
Opberging van de buitenboordmotor
Als u uw Yamaha-buitenboordmotor voor langere periodes opbergt (2 maanden of lan­ger), moeten verschillende belangrijke pro­cedures worden uitgevoerd om overmatige schade te voorkomen. Het is aan te raden uw buitenboordmotor door een erkende Yamaha-dealer te laten onderhouden voor­aleer deze op te bergen. U als eigenaar kunt de volgende procedures echter zelf uitvoeren met minimaal gereedschap.
DCM01351
Op problemen te voorkomen die kun­nen worden veroorzaakt door olie die vanuit het carter de cilinder binnen­komt, moet u de buitenboordmotor in de getoonde stand houden voor trans­port en opberging. Bewaar of vervoer de buitenboordmotor niet op zijn zijkant (niet rechtop).
Plaats de buitenboordmotor niet op zijn zijkant vooraleer het koelwater volledig is weggestroomd, anders kan water in de cilinder binnendringen via de uitlaat­poort en motorproblemen veroorzaken.
60
Onderhoud
Bewaar de buitenboordmotor op een droge, goed geventileerde plaats, niet in direct zonlicht.
Laat de resterende benzine uit de dam­pafscheider wegvloeien. Benzine die gedurende lange tijd in de dampaf­scheider blijft zitten, wordt afgebroken en kan schade aan de brandstofleiding veroorzaken.
ZMU04261
DMU28306
Procedure
DMU31376
Spoelen met een doorspoelaansluiting (F200C, FL200C, F225B, FL225B)
DWM00323
ler om te beletten dat de propeller kan draaien.
NOTA:
Deze procedure wordt uitgevoerd nadat de motorkap en de propeller werden verwijderd.
1. Koppel de brandstofleiding los van de motor.
2. Installeer de doorspoelaansluiting op de koelwaterinlaat. OPGELET: Laat de
motor niet draaien zonder hem te voorzien van koelwater. Anders wordt de waterpomp van de motor bescha­digd of loopt de motor schade op door oververhitting. Alvorens de motor te starten, dient u te controleren of de koelwatermantels met water worden gevoed. Laat de buitenboordmotor niet met een hoog toerental draaien als hij aan de doorspoelaansluiting ligt, want dan kan hij oververhit raken.
[DCM02001]
U kan ernstig gewond raken wanneer de motor per ongeluk start terwijl u zich in de buurt van de propeller bevindt.
Verwijder de ontstekingsspoelen van de bougies alvorens de propeller te controleren, te verwijderen of te instal­leren. Zet bovendien de schakelinrich­ting in neutraal, zet de hoofdschakelaar op “
” (off), verwijder de sleutel en verwijder de clip van de motorstop­schakelaar. Schakel de accuschakelaar uit als uw boot daarmee uitgerust is.
Houd de propeller niet met uw hand vast wanneer u de propellermoer los- of vastdraait. Plaats een houten blok tus­sen de anti-cavitatieplaat en de propel-
61
1. Doorspoelaansluiting (oorkap)
3. Het doorspoelen van het koelwatersys­teem is van cruciaal belang om te voor­komen dat het koelwatersysteem ver­stopt raakt met zout, zand of vuil. Bo­vendien moet de motor worden beneveld met een conserveringsmiddel ter voor­koming van motorschade ten gevolge van roest. Voer het doorspoelen en be­nevelen op hetzelfde tijdstip uit.
Onderhoud
WAARSCHUWING! Bij het starten of terwijl de motor draait mag u geen elektrische onderdelen aanraken of verwijderen. Houd handen, haar en kleren uit de buurt van het vliegwiel en andere draaiende onderdelen ter­wijl de motor draait.
[DWM00092]
NOTA:
Wanneer u de doorspoelaansluiting ge­bruikt, dient u de gepaste waterdruk te handhaven zodat er een constante waters­traal uit de koelwatercontroleopening komt.
De doorspoelaansluiting is te verkrijgen bij uw Yamaha-dealer.
Als het oververhittingwaarschuwingssys­teem wordt geactiveerd, dient u de motor uit te schakelen en uw Yamaha-dealer te raadplegen.
4. Laat de motor enkele minuten draaien met een hoog vrijlooptoerental in neu­traal. WAARSCHUWING! Bevestig de
motorstopschakelaarkoord tijdens het gebruik van de motor op een vei­lige plaats aan uw kleding, of aan uw arm of been. Maak de koord niet vast aan kleren die kunnen worden losge­trokken. Zorg ervoor dat de koord ner­gens achter verstrikt raakt, waardoor ze haar functie verliest. OPGELET: Zet de hoofdschakelaar nooit op “
” (start) terwijl de motor draait. Laat de startmotor nooit langer dan 5 seconden draaien. Als de startmotor langer dan 5 seconden blijft draaien, zal de accu vlug leeg zijn, waardoor het onmogelijk wordt om de motor te starten. Bovendien kan de starter worden beschadigd. Als de motor na 5 seconden aanzwen­gelen niet start, zet de hoofdschake-
[DWM01473]
laar dan op “
” (aan), wacht 10 se-
conden en zwengel de motor opnieuw
[DCM00193]
aan.
5. Net voor u de motor uitzet, moet u snel “conserveringsolie” afwisselend in de in­laatgeluiddemper sproeien of in de con­serveringsopening van het geluiddem­perdeksel, indien voorzien. Indien cor­rect uitgevoerd, zal de motor sterk be­ginnen roken en bijna stilvallen.
NOTA:
Als er geen “conserveringsolie” voorhanden is, schakelt u de motor uit. Verwijder de bou­gie(s). Giet een theelepel schone motorolie in elke cilinder. Zwengel de motor meerdere keren aan met de repeteerstarter. Monteer de bougie(s) opnieuw.
6. Verwijder de doorspoelaansluiting.
DMU41321
Aftappen van de benzine uit de dampaf­scheider
Benzine in de dampafscheider moet worden afgetapt alvorens de buitenboordmotor op te bergen. Laat de benzine uit de dampafschei­der verwijderen door een Yamaha-dealer.
DMU28403
Smering
1. Installeer de bougies en draai ze aan tot het voorgeschreven aandraaimoment. Voor informatie over bougie-installatie, zie pagina 71.
2. Ververs de tandwielolie. Voor instruc­ties, zie pagina 80. Controleer de olie op de aanwezigheid van water die op een lekke dichting zou wijzen. Het ver­vangen van een dichting moet door een bevoegde Yamaha-dealer worden uitge­voerd alvorens het gebruik te hervatten.
3. Smeer alle smeerpunten. Voor meer in­formatie, zie pagina 69.
62
Onderhoud
NOTA:
Wanneer u de motor voor lange tijd gaat op­bergen, is het raadzaam hem te benevelen met olie. Neem contact op met uw Yamaha­dealer voor informatie over het benevelen met olie en andere procedures voor uw motor.
DMU42551
Spoelen van het motorblok
Voor een grondige spoeling dient u de pro­cedure onmiddellijk na het afzetten van de motor uit te voeren.
DCM01531
Voer deze procedure niet uit terwijl de motor draait. De waterpomp zou erdoor beschadigd kunnen raken, wat zou kun­nen leiden tot ernstige schade door over­verhitting.
1. Zet de motor af en schroef het tuinslang­koppelstuk van de fitting op de onderbak.
1. Fitting
2. Tuinslangkoppelstuk
3. Tuinslangadapter
2. Schroef de tuinslangadapter op een tuin­slang die is aangesloten op een leiding­waterkraan, en sluit het andere uiteinde van de tuinslang vervolgens aan op het tuinslangkoppelstuk.
3. Laat de motor uitgeschakeld, draai de waterkraan open en laat het water gedu­rende ongeveer 15 minuten door de koelmantels stromen. Draai de kraan dicht en koppel de tuinslang los van het tuinslangkoppelstuk.
4. Herinstalleer het tuinslangaansluitstuk op het hulpstuk op de onderbak. Draai het koppelstuk stevig aan. OPGELET:
Laat bij normaal gebruik het tuin­slangkoppelstuk niet los op de onder­bakfitting liggen en laat de tuinslag niet los hangen. Het water zal uit de aansluiting lopen in plaats van de motor te koelen, wat voor ernstige oververhitting kan zorgen. Zorg er­voor dat het koppelstuk stevig wordt aangedraaid op de fitting na het door­spoelen van de motor.
[DCM00542]
NOTA:
Als u de motor spoelt terwijl de boot zich in het water bevindt, is het beter de buiten­boordmotor zo te kantelen dat hij volledig uit het water is getild.
F200C, FL200C, F225B, FL225B: Voor in­structies betreffende het spoelen van het koelsysteem, zie pagina 60.
DMU44341
Reiniging van de buitenboordmotor
Bij het reinigen van de buitenboordmotor moet de motorkap worden geïnstalleerd.
1. Was de buitenkant van de buitenboord­motor met zuiver water. OPGELET:
63
Spuit geen water in de luchtinlaat.
[DCM01841]
1
ZMU07861
1. Luchtinlaat
2. Tap het koelwater volledig af uit de bui­tenboordmotor. Maak het lichaam gron­dig schoon.
DMU28462
Controleren van geverfd oppervlak van de buitenboordmotor
Controleer de buitenboordmotor op krassen, inkepingen of afbladderende verf. Gebieden met beschadigde verf gaan waarschijnlijk sneller roesten. Reinig en verf deze gebie­den, indien noodzakelijk. Retoucheerverf is verkrijgbaar bij uw Yamaha-dealer.
DMU2847D
Periodiek onderhoud
DWM01872
Deze procedures vereisen technische vakkennis, gereedschap en benodigdhe­den. Als u niet over de vereiste vakkennis, werktuigen of benodigdheden beschikt om een onderhoudsprocedure uit te voe­ren, laat het werk dan uitvoeren door een Yamaha-dealer of een andere gekwalifi­ceerde technicus. De procedures omvatten het uit elkaar ne­men van de motor en het blootleggen van gevaarlijke onderdelen. Om het risico van verwonding door bewegende, hete of elektrische onderdelen te verkleinen:
Onderhoud
Schakel de motor uit en houd de sleu­tel(s) en de motorstopschakelaarkoord bij u terwijl u onderhoud uitvoert, tenzij anders aangegeven.
De trim- en kantelbekrachtigingsscha­kelaars werken ook wanneer de con­tactsleutel op uit staat. Houd mensen uit de buurt van de schakelaars tijdens werkzaamheden rondom de motor. Wanneer de motor is gekanteld, begeef u dan niet in de zone onder de motor of tussen de motor en de klembeugel. Ver­gewis u ervan dat er zich niemand in deze zone bevindt alvorens het trim- en kantelbekrachtigingsmechanisme te la­ten werken.
Laat de motor afkoelen alvorens hete onderdelen of vloeistoffen aan te raken.
Steek de motor altijd volledig terug in elkaar alvorens hem te laten werken.
DMU28512
Vervangingsonderdelen
Als er reserveonderdelen moeten worden geïnstalleerd, gebruik dan uitsluitend origi­nele Yamaha-onderdelen of onderdelen van een zelfde ontwerp en kwaliteit. Een onder­deel van minderwaardige kwaliteit zou het kunnen begeven en het daaruit voortvloeien­de verlies van controle kan de operator en de passagiers in gevaar brengen. Originele Yamaha-onderdelen kunt u verkrijgen via uw Yamaha-dealer.
DMU34152
Zware gebruiksomstandigheden
Er is sprake van zware gebruiksomstandig­heden wanneer één of meer van de volgende toepassingen op regelmatige basis voorko­men:
Gedurende uren constant varen met of net onder het maximale motortoerental (omw/min)
64
Onderhoud
Gedurende uren constant varen met een laag motortoerental (omw/min)
Gebruik zonder voldoende tijd om de motor te laten warmlopen en afkoelen
Frequente krachtige acceleraties en ver­tragingen
Vaak schakelen
Vaak starten en uitschakelen van de motor(en)
Een gebruik waarbij vaak wordt afgewis-
seld tussen zware en lichte ladingen Buitenboordmotoren die onder één of meer van de bovengenoemde omstandigheden worden gebruikt, vereisen frequenter onder­houd. Yamaha raadt u aan dit onderhoud tweemaal zo vaak uit te voeren als aangege­ven in het onderhoudsschema. Bijvoorbeeld, als een bepaalde onderhoudsingreep om de 50 uren moet gebeuren, dient u hem om de 25 uren uit te voeren. Op die manier voor­komt u een snellere slijtage van motoronder­delen.
65
Onderhoud
DMU34448
Onderhoudsschema 1 NOTA:
Raadpleeg de secties in dit hoofdstuk voor de uitleg bij elke handeling die specifiek is voor
de eigenaar.
De onderhoudscycli in deze tabellen gaan uit van een gebruik van 100 uren per jaar en
een regelmatige spoeling van het koelcircuit. De onderhoudsfrequentie moet worden aan-
gepast wanneer u de motor onder ongunstige omstandigheden moet gebruiken, zoals
langdurig stapvoets varen.
Demontage of herstellingen kunnen vereist zijn afhankelijk van het resultaat van de on-
derhoudscontroles.
Slijtage- of verbruiksonderdelen en smeermiddelen verliezen hun doeltreffendheid na ver-
loop van tijd en bij een normaal gebruik, ongeacht de garantieperiode.
Telkens nadat de motor in zout-, modderig of troebel water werd gebruikt, moet hij met
zuiver water worden afgespoeld. Het symbool “ Het symbool “
Anode(n) (externe)
Anode(n) (cilinderkop, thermostaatkap)
Anoden (uitlaatdeksel, koelwatermanteldek­sel, gelijkrichterregel­aardeksel)
Accu (elektrolytpeil, pool)
Accu (elektrolytpeil, pool)
Koelwaterlek
Motorkapvergrendel­hendel
Motorstartconditie/la­waai
Motorvrijlooptoerental/ lawaai
Motorolie Vervanging
Motoroliefilter (patroon) Vervanging
Brandstoffilter (kan worden gedemonteerd)
” geeft de controles aan die u zelf mag uitvoeren. ” geeft het werk aan dat moet worden uitgevoerd door uw Yamaha-dealer.
Eerste Om de
Item Handelingen
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie of vervanging indien nodig
Vervanging
Inspecteren
Vullen, opladen of ver­vangen indien nodig
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspecteren
Inspecteren
Inspecteren
Inspectie of vervanging indien nodig
20 uur (3
maand)
100 uur (1
jaar)
300 uur (3
jaar)
500 uur (5
jaar)
66
Onderhoud
Item Handelingen
Brandstofleiding (hoge druk)
Brandstofleiding (hoge druk)
Brandstofleiding (lage druk)
Brandstofleiding (lage druk)
Brandstofpomp
Brandstof/motorolielek Inspecteren
Tandwielolie Vervanging
Smeerpunten Smeren
Klembeugelbout (door buis)
Impeller/waterpomp­huis
Impeller/waterpomp­huis
Olieregelklepfilter Vervanging
Trim- en kantelbe­krachtigingseenheid
Propeller/propeller­moer/splitpen
Drukregelklep
Schakelverbinding/ schakelkabel
Bougie(s)
Ontstekingsspoelen/ ontstekingsspoeldra­den
Water uit de koelwater­controleopening
Gasklepverbinding/ gaskabel/gasklepop­neemtiming
Thermostaat
Distributieriem
Klepspeling Inspectie en afstelling
Koelwaterinlaat Inspecteren
Inspecteren
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspecteren
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie en smering
Inspectie of vervanging indien nodig
Vervanging
Inspecteren
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie, afstelling of vervanging indien no­dig
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspecteren
Inspectie, afstelling of vervanging indien no­dig
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie of vervanging indien nodig
Eerste Om de
20 uur (3
maand)
100 uur (1
jaar)
300 uur (3
jaar)
500 uur (5
jaar)
67
Onderhoud
Item Handelingen
Hoofdschakelaar/stop­schakelaar/chokescha­kelaar
Kabelboomaansluitin­gen/draadkoppelaan­sluitingen
(Yamaha) meter/maat Inspecteren
DMU34452
Inspectie of vervanging indien nodig
Inspectie of vervanging indien nodig
Onderhoudsschema 2
Item Handelingen
Uitlaatgasgeleider/uit­laatspruitstuk
Distributieriem Vervanging
Inspectie of vervanging indien nodig
Eerste Om de
20 uur (3
maand)
100 uur (1
jaar)
1000 uren
300 uur (3
jaar)
Om de
500 uur (5
jaar)
68
Onderhoud
DMU28944
Smeren
Yamaha smeervet A (waterbestendig vet) Yamaha smeervet D (roestbestendig vet; voor de propelleras)
F200CET, FL200CET, F225BET, FL225BET
69
F225CET
Onderhoud
70
Onderhoud
DMU3077A
Reiniging en afstelling van de bougie
De bougie vormt een belangrijk onderdeel van de motor en kan gemakkelijk worden ge­controleerd. De staat van de bougie kan iets over de staat van de motor aanduiden. Indien bijvoorbeeld het porselein om de middelste elektrode erg wit is, kan dit wijzen op een lek in de luchtinlaat of een probleem met de car­burateur van die cilinder. Probeer bij proble­men niet zelf een diagnose te stellen. Breng in plaats daarvan de buitenboordmotor naar een Yamaha-dealer. U zou regelmatig de bougie moeten verwijderen en onderzoeken, omdat hitte en afzettingen de bougie lang­zaam laten verslijten en eroderen.
1. Verwijder de bouten om de kap van de
ECM (Electronic control module, elektro­nische besturingsmodule) af te nemen.
1. Bouten
2. Ontstekingsspoel
3. Verwijder de bougie. Als de elektrode­erosie te uitgesproken wordt, of als er zich te veel koolstof of andere stoffen hebben afgezet op de elektroden van de bougie, dient u hem te vervangen door een bougie van hetzelfde type.
WAARSCHUWING! Zorg dat u de iso­lator niet beschadigt als u een bougie verwijdert of installeert. Bij een be­schadigde isolator kunnen er externe vonken ontstaan, die brand en explo­sies kunnen veroorzaken.
[DWM00562]
1. Bouten
2. ECM (Electronic Control Module) deksel
2. Verwijder de bouten waar de ontste­kingsspoel mee bevestigd is en verwij­der de ontstekingsspoel. Gebruik niet om het even welk gereedschap om de ontstekingsspoel te verwijderen, anders kan het ontstekingsspoelkoppelstuk be­schadigd raken.
71
Standaardbougie:
LFR6A-11
4. Zorg ervoor dat u het gespecificeerde bougietype gebruikt, anders is het mo­gelijk dat de motor niet correct werkt. Al­vorens de bougie aan te brengen dient u de elektrodenafstand met een voeler­maat te meten. Vervang hem wanneer de elektrodenafstand afwijkt van de spe­cificaties.
1. Elektrodeafstand bougie
2. Bougienummer
3. Identificatiemerkteken bougie (NGK)
Elektrodenafstand:
1.0–1.1 mm (0.039–0.043 in)
5. Verwijder eventueel vuil van de schroef­draad van de bougie en schroef hem vervolgens in met het correcte aandraai­moment.
Aandraaimoment van de bougies:
25 Nm (2.55 kgf-m, 18.4 ft-lb)
NOTA:
Als u niet over een momentsleutel beschikt wanneer u de bougie opnieuw monteert, draai hem dan eerst met de hand helemaal aan en draai hem vervolgens nog 1/12 slag verder vast met een gewone sleutel. Bij het installeren van een nieuwe bougie, draait u de bougie eerst met de hand helemaal aan om hem vervolgens nog 1/2 tot 2/3 slag ver­der aan te draaien met een gewone sleutel.
6. Installeer de ontstekingsspoel en draai de bouten vast.
Boutaandraaimoment:
7 Nm (0.71 kgf-m, 5.2 ft-lb)
7. Breng de kap van de ECM (Electronic control module, elektronische bestu-
Onderhoud
ringsmodule) aan en draai de bouten vast.
Boutaandraaimoment:
8 Nm (0.82 kgf-m, 5.9 ft-lb)
DMU29045
Vrijlooptoerental onderzoeken
DWM00452
Verwijder of raak geen elektrische on­derdelen aan bij het starten of als de motor draait.
Hou handen, haar en kleren uit de buurt van het vliegwiel en andere draaiende onderdelen als de motor draait.
DCM00491
Die procedure moet worden uitgevoerd terwijl de buitenboordmotor in het water steekt. Er kan gebruik worden gemaakt van een doorspoelaansluiting of een test­tank.
Gebruik een diagnosetoerenteller voor deze procedure, als de boot niet met een toeren­teller voor de buitenboordmotor is uitgerust. Afhankelijk van of het testen wordt uitge­voerd met de doorspoelaansluiting (oorkap), in een testtank of met de buitenboordmotor in het water, kunnen de resultaten variëren.
1. Start de motor en laat hem in z’n vrij vol­ledig warmdraaien tot hij gelijkmatig loopt.
2. Controleer zodra de motor is opge­warmd of de vrijloopsnelheid volgens specificaties is ingesteld. Voor het vrij­looptoerental, zie pagina 10. Raadpleeg een Yamaha-dealer of een andere ge­kwalificeerde mechanicus wanneer u moeilijkheden ondervindt bij het contro-
72
Onderhoud
leren van het vrijlooptoerental of het vrij­looptoerental deze bijstelling vereist.
DMU37487
Motorolie verversen
DWM00761
Tap de motorolie niet af onmiddellijk nadat motor is afgezet. De olie is heet en er moet voorzichtig mee omgespron­gen worden om brandwonden te voor­komen.
Zorg ervoor dat de buitenboordmotor stevig aan de spiegel of een stabiel sta­tief is vastgemaakt.
DCM01711
Ververs de motorolie na de eerste 20 be­drijfsuren of na 3 maanden, en daarna om de 100 bedrijfsuren of om het jaar. Anders zal de motor snel verslijten.
Om te voorkomen dat er olie in het milieu te­rechtkomt en schade berokkent, bevelen wij ten stelligste aan gebruik te maken van een olieverversingssysteem om de motorolie te verversen. Als u niet over een olieverver­singssysteem beschikt, dient u de motorolie af te tappen door de aftapschroep te verwij­deren. Wanneer u niet vertrouwd bent met de procedure voor het verversen van de motor­olie, dient u uw Yamaha-dealer te raadple­gen. De motorolie verversen met behulp van een olieverversingssysteem (aanbevolen)
1. Zet de buitenboordmotor rechtop (niet
gekanteld). OPGELET: Wanneer de
buitenboordmotor niet waterpas staat, is het op de oliepeilstok aange­geven oliepeil mogelijk niet accuraat.
[DCM01862]
ZMU07953
2. Start de motor. Laat hem gedurende 5-10 minuten warmdraaien met het vrij­looptoerental.
3. Schakel de motor uit en laat hem 5-10 minuten staan.
4. Verwijder de motorkap.
5. Verwijder de olievuldop. Trek de peilstok uit de motor en gebruik de olieververser om de olie volledig te verwijderen.
1. Olievuldop
73
Onderhoud
10. Controleer het oliepeil opnieuw met de peilstok om er zeker van te zijn dat het niveau tussen de bovenste en onderste markering ligt. Raadpleeg uw Yamaha­dealer als het oliepeil buiten de gespeci­ficeerde limieten valt.
1. Olieververser
6. Giet de correcte hoeveelheid olie in de vulopening. Breng de vuldop en de peil­stok opnieuw aan. OPGELET: Te veel
olie in de motor kan lekkage of scha­de veroorzaken. Als het oliepeil zich boven het bovenste peilstreepje be­vindt, tap de olie dan af tot het gewen­ste peil is bereikt.
[DCM01851]
Aanbevolen motorolie:
YAMALUBE 4 of 4-takt buitenboordmotorolie
Motoroliehoeveelheid (zonder oliefiltervervanging):
4.5 L (4.76 US qt, 3.96 Imp.qt)
Motoroliehoeveelheid (met oliefiltervervanging):
4.7 L (4.97 US qt, 4.14 Imp.qt)
7. Laat de buitenboordmotor 5-10 minuten staan.
8. Verwijder oliepeilstok en veeg hem schoon.
9. Plaats de peilstok en verwijder hem weer. Zorg ervoor dat u de peilstok vol­ledig in de vulopening schroeft, anders zal de oliepeilmeting niet correct zijn.
1
3
2
ZMU07057
1. Oliepeilstok
2. Onderste peilmarkering
3. Bovenste peilmarkering
11. Start de motor en ga na of het waarschu­wingslampje voor een te lage oliedruk uit blijft. Controleer ook of er geen olielek­ken te bespeuren zijn. OPGELET: Als
het waarschuwingslampje voor lage oliedruk aangaat of als er olielekken zijn, dient u de motor uit te schakelen en op zoek te gaan naar de oorzaak. Wanneer u de motor blijft gebruiken zonder eerst het probleem te verhel­pen, kan hij ernstig beschadigd ra­ken. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als u het probleem niet kunt lokalise­ren en oplossen.
12. Installeer de motorkap.
13. Ruim gebruikte olie op volgens de plaat­selijk geldende voorschriften.
NOTA:
Voor verdere informatie over het opruimen van gebruikte olie, raadpleeg uw Yamaha­dealer.
[DCM01623]
74
Onderhoud
Ververs de olie vaker wanneer u de motor onder ongunstige omstandigheden ge­bruikt, zoals langdurig stapvoets varen.
De motorolie verversen door de olie af te tap­pen
1. Zet de buitenboordmotor rechtop (niet
gekanteld). OPGELET: Wanneer de
buitenboordmotor niet waterpas staat, is het op de oliepeilstok aange­geven oliepeil mogelijk niet accuraat.
[DCM01862]
ZMU07953
2. Start de motor. Laat hem gedurende 5-10 minuten warmdraaien met het vrij­looptoerental.
3. Schakel de motor uit en laat hem 5-10 minuten staan.
4. Verwijder de motorkap en de olievuldop.
F200C, FL200C, F225B, FL225B
1. Bout
2. Beschermkap
F225C
1
1
2
1. Olievuldop
5. Verwijder de bouten om de bescherm­kap aan stuurboordzijde te verwijderen.
75
ZMU05973
1. Bout
2. Beschermkap
6. Houd een geschikte opvangbak klaar die meer olie kan bevatten dan de totale hoeveelheid motorolie in de motor. Ver­wijder de aftapschroef en pakking en houd tegelijkertijd de opvangbak onder het aftapgat. Laat de olie helemaal uit de
Onderhoud
motor lopen. Veeg eventueel gemorste olie onmiddellijk op.
2
1
ZMU02145
1. Aftapschroef
2. Pakking
NOTA:
Wanneer de olie niet vlot wegloopt, dient u de kantelhoek te wijzigen of de buitenboord­motor naar bak- en stuurboord te draaien om de olie af te tappen.
7. Breng een nieuwe pakking aan op de af­tapschroef. Breng een dunne laag olie aan op de pakking en installeer de af­tapschroef.
Aandraaimoment van de aftapschroef:
27 Nm (2.75 kgf-m, 19.9 ft-lb)
NOTA:
Als er geen momentsleutel beschikbaar is wanneer u de aftapschroef installeert, draai de schroef dan met de vingers vast tot de pakking in contact komt met het oppervlak van het aftapgat. Draai hem vervolgens 1/4 tot 1/2 slag verder aan. Draai de aftapschroef daarna zo vlug mogelijk aan tot het correcte aandraaimoment met behulp van een mo­mentsleutel.
8. Giet de correcte hoeveelheid olie in de vulopening. Breng de vuldop en de peil­stok opnieuw aan. OPGELET: Te veel
olie in de motor kan lekkage of scha­de veroorzaken. Als het oliepeil zich
boven het bovenste peilstreepje be­vindt, tap de olie dan af tot het gewen­ste peil is bereikt.
Aanbevolen motorolie:
YAMALUBE 4 of 4-takt buitenboordmotorolie
Motoroliehoeveelheid (zonder oliefiltervervanging):
4.5 L (4.76 US qt, 3.96 Imp.qt)
Motoroliehoeveelheid (met oliefiltervervanging):
4.7 L (4.97 US qt, 4.14 Imp.qt)
9. Laat de buitenboordmotor 5-10 minuten staan.
10. Verwijder de oliepeilstok en veeg hem schoon.
11. Plaats de peilstok en verwijder hem weer. Zorg ervoor dat u de peilstok vol­ledig in de vulopening schroeft, anders zal de oliepeilmeting niet correct zijn.
12. Controleer het oliepeil opnieuw met de peilstok om er zeker van te zijn dat het niveau tussen de bovenste en onderste markering ligt. Raadpleeg uw Yamaha­dealer als het oliepeil buiten de gespeci­ficeerde limieten valt.
1
[DCM01851]
3
2
ZMU07057
1. Oliepeilstok
2. Onderste peilmarkering
3. Bovenste peilmarkering
76
Onderhoud
13. Start de motor en ga na of het waarschu­wingslampje voor een te lage oliedruk uit blijft. Controleer ook of er geen olielek­ken te bespeuren zijn. OPGELET: Als
het waarschuwingslampje voor lage oliedruk aangaat of als er olielekken zijn, dient u de motor uit te schakelen en op zoek te gaan naar de oorzaak. Wanneer u de motor blijft gebruiken zonder eerst het probleem te verhel­pen, kan hij ernstig beschadigd ra­ken. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als u het probleem niet kunt lokalise­ren en oplossen.
14. Doe LOCTITE 572 op de schroefdraad van de bouten en breng vervolgens de beschermkap aan.
NOTA:
LOCTITE 572 wordt gebruikt als een pak­king.
15. Installeer de motorkap.
16. Ruim gebruikte olie op volgens de plaat­selijk geldende voorschriften.
NOTA:
Voor verdere informatie over het opruimen van gebruikte olie, raadpleeg uw Yamaha­dealer.
Ververs de olie vaker wanneer u de motor onder ongunstige omstandigheden ge­bruikt, zoals langdurig stapvoets varen.
DMU29115
Inspecteer bedrading en aansluit­stukken
Inspecteer dat elk aansluitstuk stevig is aangesloten.
Inspecteer dat elke massakabel stevig vastzit.
[DCM01623]
DMU32113
Propeller controleren
DWM01882
U kan ernstig gewond raken wanneer de motor per ongeluk start terwijl u zich in de buurt van de propeller bevindt. Alvorens de propeller te inspecteren, te demonte­ren of te installeren, dient u de schakelin­richting in neutraal te zetten, de hoofd­schakelaar op “ sleutel te verwijderen en de clip van de motorstopschakelaar te verwijderen. Schakel de accuschakelaar uit als uw boot daarmee uitgerust is.
Houd de propeller niet met uw hand vast wanneer u de propellermoer los- of vast­draait. Plaats een houten blok tussen de anti­cavitatieplaat en de propeller om te beletten dat de propeller kan draaien.
” (uit) te zetten, de
77
Controlepunten
Controleer elk propellerblad op erosie door cavitatie of ventilatie, of op andere schade.
Controleer de propelleras op schade.
Controleer de spiebanen op slijtage of schade.
Controleer of er geen visdraad rond de pro­pelleras is gedraaid.
Onderhoud
F200C, FL200C, F225B, FL225B
6
5
1. Splitpen
2. Propellermoer
3. Ring
4. Afstandstuk
5. Propeller
6. Drukring
F225C
7
6
5
4
3
2
ZMU07269
4
3
1
2
Controleer de propellerasoliekeerring op schade.
DMU42632
Verwijderen van de propeller
1. Plooi de splitpen met behulp van een buigtang recht en trek ze uit de opening.
2. Verwijder de propellermoer, de ring en de afstandhouder. WAARSCHUWING!
Houd de propeller niet met uw hand vast wanneer u de propellermoer los-
[DWM01891]
draait.
1
ZMU07547
1. Splitpen
2. Propellermoer
3. Ring
4. Afstandstuk
5. Propeller
6. Afstandstuk
7. Drukring
3. Verwijder de schroef, de afstandhouder (indien aanwezig) en de drukring.
DMU42643
Installeren van de propeller
DWM00771
Bij tegengesteld draaiende modellen moet u een propeller gebruiken die ge-
78
Onderhoud
maakt is om tegen de klok in te draaien. Die propellers zijn te herkennen aan de letter “L” na de maataanduiding op de propeller. Anders zou de boot zich in de omgekeerde richting bewegen.
DCM00502
Zorg ervoor dat u een nieuwe splitpen ge­bruikt en plooi de uiteinden ervan goed om. Anders kan de propeller loskomen tij­dens het varen en verloren raken.
1. Breng Yamaha-vet of roestbestendig vet op de propelleras aan.
2. Installeer de drukring, de afstandhouder (indien vereist) en de schroef op de schroefas. OPGELET: Zorg ervoor dat
u de drukring vóór de propeller instal­leert. Anders kunnen de onderbak en de propellernaaf beschadigd raken.
[DCM01882]
3. Installeer de afstandhouder, de ring en de propellermoer. Draai de propeller­moer aan met het gespecificeerde aan­draaimoment.
F200C, FL200C, F225B, FL225B
2. Propellermoer
3. Ring
4. Afstandstuk
5. Propeller
6. Drukring
F225C
1. Splitpen
2. Propellermoer
3. Ring
4. Afstandstuk
5. Propeller
6. Afstandstuk
7. Drukring
7
6
5
4
3
2
1
ZMU07548
1. Splitpen
79
6
5
4
3
2
1
ZMU07549
Propellermoeraandraaimoment:
54 Nm (5.51 kgf-m, 39.8 ft-lb)
NOTA:
Zorg ervoor dat de uitsteeksels op de af­standhouder zich tegenover de uitsparingen van de propeller bevinden.
4. Breng de propellermoersleuf tegenover de propellerasopening. Steek een nieu­we splitpen in de opening en plooi de uit­einden ervan om. OPGELET: Gebruik
de splitpen niet opnieuw. Anders kan de propeller loskomen tijdens het draaien.
[DCM01892]
1
ZMU06956
1. Splitpen
NOTA:
Als de propellermoersleuf niet uitgelijnd is met de propellerasopening na het aandraai­en van de propellermoer met het gespecifi­ceerde aandraaimoment, draai de moer dan verder aan tot ze uitgelijnd is met de opening.
DMU42573
Verversen van tandwielolie
F200C, FL200C, F225B, FL225B
DWM00801
Zorg ervoor dat de buitenboordmotor stevig aan de spiegel of een stabiel sta­tief is vastgemaakt. U kan ernstig ge­wond raken als de buitenboordmotor op u valt.
Kom nooit onder het staartstuk als het gekanteld is, zelfs niet als de kantel­steunhendel of -knop vergrendeld is. Als de buitenboordmotor per ongeluk valt, kan dat ernstige verwondingen veroorzaken.
1. Kantel de buitenboordmotor zo dat de tandwielolieaftapplug zich zo laag mo­gelijk bevindt.
2. Plaats een geschikte opvangbak onder de tandwielkast.
3. Verwijder de tandwielolieaftapplug en ­pakking. OPGELET: Als er zich een te
grote hoeveelheid metaaldeeltjes op
Onderhoud
de magnetische tandwielolieaftap­plug bevindt, kan dat op een staart­stukprobleem wijzen. Raadpleeg uw Yamaha-dealer.
1. Tandwielolieaftapschroef
2. Oliepeilplug
3. Pakking
NOTA:
Als de motor is uitgerust met een magne­tische tandwielolieaftapplug, dient u alle metalen deeltjes van de plug te verwijde­ren alvorens ze in te draaien.
Gebruik altijd nieuwe pakkingen. Gebruik de verwijderde pakkingen nooit opnieuw.
4. Verwijder de oliepeilplug en -pakking zo­dat de olie helemaal kan weglopen.
OPGELET: Controleer de gebruikte tandwielolie nadat die is afgetapt. Als de tandwielolie melkachtig is, water bevat of een groot aantal metalen deeltjes bevat, is de tandwielkast mo­gelijk beschadigd. Laat de buiten­boordmotor door een Yamaya-dealer nazien en repareren.
[DCM01901]
[DCM00714]
80
Onderhoud
NOTA:
Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor de ver­wijdering van gebruikte olie.
5. Zet de buitenboordmotor in verticale stand. Spuit de tandwielolie in de ope­ning van de tandwielolieaftapplug met behulp van een flexibel vulhulpmiddel of een drukvulhulpmiddel.
Aanbevolen tandwielolie:
Tandwielkastolie
Aanbevolen tandwieloliekwaliteit:
SAE 90 API GL-4
Tandwieloliehoeveelheid:
F200CET 1.150 L (1.216 US qt,
1.012 Imp.qt) F225BET 1.150 L (1.216 US qt,
1.012 Imp.qt) FL200CET 1.000 L (1.057 US qt,
0.880 Imp.qt) FL225BET 1.000 L (1.057 US qt,
0.880 Imp.qt)
6. Plaats een nieuwe pakking op de olie­peilplug. Plaats de oliepeilplug als de olie uit het gat voor de oliepeilplug begint te lopen en draai de plug stevig aan.
Aandraaimoment:
9 Nm (0.92 kgf-m, 6.6 ft-lb)
7. Plaats een nieuwe pakking op de olieaf­tapschroef. Plaats de olieaftapschoef en draai hem stevig aan.
Aandraaimoment:
9 Nm (0.92 kgf-m, 6.6 ft-lb)
F225C
DWM00801
Zorg ervoor dat de buitenboordmotor stevig aan de spiegel of een stabiel sta­tief is vastgemaakt. U kan ernstig ge­wond raken als de buitenboordmotor op u valt.
Kom nooit onder het staartstuk als het gekanteld is, zelfs niet als de kantel­steunhendel of -knop vergrendeld is. Als de buitenboordmotor per ongeluk valt, kan dat ernstige verwondingen veroorzaken.
1. Kantel de buitenboordmotor zo dat de tandwielolieaftapplug zich zo laag mo­gelijk bevindt.
2. Plaats een geschikte opvangbak onder de tandwielkast.
3. Verwijder de koelwaterinlaatdeksels op beide zijden van de tandwielkast. Zorg ervoor dat u de bout en de moer niet ver­liest.
4. Verwijder de tandwielolieaftapplug en ­pakking. De schroef is magnetisch, dus een kleine hoeveelheid metaaldeeltjes op het uiteinde van de schroef is nor­maal. Veeg die er gewoon af.
OPGELET: Als er zich een te grote hoeveelheid metaaldeeltjes op de magnetische tandwielolieaftapplug bevindt, kan dat op een staartstuk­probleem wijzen. Raadpleeg uw Yamaha-dealer.
[DCM01901]
81
Onderhoud
behulp van een flexibel vulhulpmiddel of een drukvulhulpmiddel.
Aanbevolen tandwielolie:
2
1
3
4
2
5
Tandwielkastolie
Aanbevolen tandwieloliekwaliteit:
SAE 90 API GL-4
Tandwieloliehoeveelheid:
F225CET 0.920 L (0.972 US qt,
0.810 Imp.qt)
3
1. Oliepeilplug
2. Pakking
3. Koelwaterinlaatkap
4. Bout
5. Tandwielolieaftapschroef
6. Moer
5. Verwijder de oliepeilplug en -pakking zo­dat de olie helemaal kan weglopen.
OPGELET: Controleer de gebruikte tandwielolie nadat die is afgetapt. Als de tandwielolie melkachtig is, water bevat of een groot aantal metalen deeltjes bevat, is de tandwielkast mo­gelijk beschadigd. Laat de buiten­boordmotor door een Yamaya-dealer nazien en repareren.
6
ZMU05487
[DCM00714]
NOTA:
Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor de ver­wijdering van gebruikte olie.
6. Zet de buitenboordmotor in verticale stand. Spuit de tandwielolie in de ope­ning van de tandwielolieaftapplug met
7. Plaats een nieuwe pakking op de olie­peilplug. Plaats de oliepeilplug als de olie uit het gat voor de oliepeilplug begint te lopen en draai de plug stevig aan.
Aandraaimoment:
9 Nm (0.92 kgf-m, 6.6 ft-lb)
8. Plaats een nieuwe pakking op de olieaf­tapschroef. Plaats de olieaftapschoef en draai hem stevig aan.
Aandraaimoment:
9 Nm (0.92 kgf-m, 6.6 ft-lb)
9. Installeer de koelwaterinlaatdeksels op beide zijden van de tandwielkast met be-
82
Onderhoud
hulp van de eerder verwijderde bout en moer.
Aandraaimoment:
2.0 Nm (0.20 kgf-m, 1.5 ft-lb)
DMU29317
Inspecteren en vervangen van elek­trode(n)
Yamaha-buitenboordmotoren worden be­schermd tegen roest met behulp van oplos­elektroden. Controleer regelmatig de externe elektroden. Verwijder de aanslag van de op­pervlakken van de elektroden. Raadpleeg een Yamaha-dealer voor het vervangen van externe elektroden.
DCM00721
Anoden mogen niet geschilderd worden, want dan werken ze niet meer.
NOTA:
Controleer massaleidingen die verbonden zijn met externe elektroden op modellen die ermee zijn uitgerust. Raadpleeg een Yamaha-dealer voor de controle en de ver­vanging van interne elektroden die verbon­den zijn met het motorblok.
DMU29324
Controleren van de accu (voor mo­dellen met elektrische starter)
DWM01903
83
Electrolyt aanwezig in de accu is giftig en bijtend en accu’s genereren explosief wa­terstofgas. Tijdens het werken in de na­bijheid van de accu:
Draag oogbeschermingsmiddelen en rubberen handschoenen.
Rook niet of plaats geen andere ontste­kingsbronnen nabij de accu.
De procedure voor het controleren van de accu varieert naar gelang van de accu. Deze
Onderhoud
procedure bevat typische controles die van toepassing zijn op veel verschillende accu’s, maar u moet altijd de instructies van de ac­cufabrikant naleven.
DCM01921
Een slecht onderhouden accu raakt snel defect.
1. Controleer het elektrolytpeil.
2. Controleer de lading van de accu. Als uw boot is uitgerust met een digitale snel­heidsmeter helpen de voltmeter en de waarschuwingsfuncties voor een te lage accuspanning u bij het controleren van de acculading. Raadpleeg uw Yamaha­dealer als de accu moet worden opgela­den.
3. Controleer de accu-aansluitingen. Ze moeten zuiver zijn, stevig vastzitten en bedekt zijn met een isolatiekap.
WAARSCHUWING! Slechte verbin­dingen kunnen kortsluiting of von­kontlading produceren en een explo­sie veroorzaken.
DMU35606
[DWM01913]
Aansluiten van de accu
DWM00573
Monteer de accuhouder op een droge, goed geventileerde, trillingsvrije plek in
de boot. Plaats een volledig opgeladen accu in de houder.
DCM01125
Verwissel de batterijkabels niet. Anders zouden de elektrische onderdelen kun­nen worden beschadigd.
1. Zorg ervoor dat de hoofdschakelaar (bij de modellen waarop dat van toepassing is) op “
” (uit) staat, alvorens aan de
accu te werken.
2. Verbind de rode accukabel eerst met de POSITIEVE (+) pool. Verbind vervol­gens de zwarte accukabel met de NE­GATIEVE (-) pool.
1
3
1. Rode kabel
2. Zwarte kabel
3. Accu
3. De elektrische contacten van de accu en de kabels moeten zuiver en juist aange­koppeld zijn, anders kan de accu de motor niet starten.
Een hulpaccu aansluiten (optie) Wanneer u een hulpaccu aansluit, dient u uw Yamaha-dealer te raadplegen over de cor­recte bedrading. Het wordt aanbevolen de zekering te installeren op de uitschakelaar­kabel zoals getoond in de illustratie. Voor de sterkte van de zekering dient u de plaatselij­ke voorschriften na te leven. Bijvoorbeeld,
2
ZMU01811
84
Onderhoud
voor de Verenigde Staten moeten de ABYC­regels (E-11) worden nageleefd.
Eén motor
3
2 1
4
6 5
7
1. Uitschakelaarkabel met stroomkringbeveili­ging
2. Rode kabel
3. Zwarte kabel
4. Zekering
5. Accu voor accessoires
6. Startaccu
7. Negatieve verbindingskabel
ZMU05939
Twee motoren
1
2
5
4
3
34
6
7 8 7
9
ZMU05941
1. Stuurboordmotor
2. Bakboordmotor
3. Rode kabel
4. Zwarte kabel
5. Uitschakelaarkabels met stroomkringbeveili­ging
6. Zekering
7. Startaccu
8. Accu voor accessoires
9. Negatieve verbindingskabel
DMU29372
Loskoppelen van de accu
1. Schakel de accuschakelaar (indien aan­wezig) en de hoofdschakelaar uit.
OPGELET: Als ze er op worden gela­ten, kan de elektrische installatie be­schadigd raken.
2. Koppel de negatieve kabel(s) los van de negatieve (-) pool. OPGELET: Koppel
altijd eerst alle negatieve (-) kabels los om een kortsluiting en schade aan de
[DCM01931]
85
elektrische installatie te voorkomen.
[DCM01941]
3. Koppel de positieve kabel(s) los en ver­wijder de accu uit de boot.
4. Reinig, onderhoud en bewaar de accu in overeenstemming met de instructies van de fabrikant.
Onderhoud
86

Herstellen van defecten

DMU29428
Problemen verhelpen
Een probleem in de brandstof-, compressie­of ontstekingssystemen kan ervoor zorgen dat de motor slecht start, dat er minder aan­drijfkracht is of dat er zich andere problemen voordoen. Dit hoofdstuk beschrijft basisin­specties en mogelijke oplossingen, en het heeft betrekking op alle Yamaha-buiten­boordmotoren. Daarom zijn bepaalde items niet van toepassing op uw model. Als uw buitenboordmotor moet worden her­steld, breng hem dan naar uw Yamaha-dea­ler. Raadpleeg uw Yamaha-dealer als het waar­schuwingslampje voor motorpech knippert.
De starter werkt niet.
V. Is de acculading te zwak of te laag? A. Controleer de staat van de accu. Gebruik een accu met de aanbevolen capaciteit.
V. Zijn de accuaansluitingen los of verroest? A. Maak de accukabels vast en reinig de ac­cupolen.
V. Is de zekering voor het relais van de elek­trische starter of de elektrische kring doorge­slagen? A. Zoek naar de oorzaak van de elektrische overbelasting en neem die weg. Vervang de zekering door een nieuwe met de juiste stroomsterkte.
V. Zijn de starteronderdelen defect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Staat de schakelhendel in versnelling? A. Schakel naar neutraal.
V. Is de brandstoftank leeg? A. Vul de tank met zuivere, verse brandstof.
V. Is de brandstof verontreinigd of bedorven? A. Vul de tank met zuivere, verse brandstof.
V. Is het brandstoffilter verstopt? A. Reinig of vervang het filter.
V. Is de startprocedure incorrect? A. Zie pagina 49.
V. Is de brandstofpomp defect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Zijn de bougies vuil of van het verkeerde type? A. Controleer de bougie(s). Reinig of vervang ze (hem) door (een) bougie(s) van het aan­bevolen type.
V. Werd(en) de bougiedop(pen) verkeerd aangebracht? A. Controleer de bougiedoppen en breng ze eventueel op de juiste manier aan.
V. Is de ontstekingsbedrading beschadigd of slecht aangesloten? A. Controleer de bedrading op slijtage en breuken. Draai alle losse aansluitingen weer vast. Vervang versleten of gebroken draden.
V. Zijn de ontstekingsonderdelen defect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de motorstopschakelaarkoord niet be­vestigd? A. Bevestig de koord.
De motor start niet (de starter werkt).
87
Herstellen van defecten
V. Zijn de inwendige motoronderdelen be­schadigd? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
De motor draait onregelmatig in vrijloop of slaat af.
V. Zijn de bougies vuil of van het verkeerde type? A. Controleer de bougie(s). Reinig of vervang ze (hem) door (een) bougie(s) van het aan­bevolen type.
V. Is het brandstofsysteem geblokkeerd? A. Zoek naar dichtgeknepen en geknikte brandstofleidingen of andere versperringen in het brandstofsysteem.
V. Is de brandstof verontreinigd of bedorven? A. Vul de tank met zuivere, verse brandstof.
V. Is het brandstoffilter verstopt? A. Reinig of vervang het filter.
V. Zijn er defecte ontstekingsonderdelen? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Werd het waarschuwingssysteem geacti­veerd? A. Zoek en elimineer de oorzaak van de waarschuwing.
V. Is de elektrodenafstand onjuist? A. Controleer de afstand en pas hem aan overeenkomstig de specificaties.
V. Is de ontstekingsbedrading beschadigd of slecht aangesloten? A. Controleer de bedrading op slijtage en breuken. Draai alle losse aansluitingen weer vast. Vervang versleten of gebroken draden.
V. Wordt er soms verkeerde motorolie ge­bruikt? A. Controleer de olie en vervang hem even­tueel door de juiste olie.
V. Is de thermostaat defect of verstopt? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Zijn carburateurafstellingen niet correct? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de brandstofpomp beschadigd? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de ontluchtingsschroef op de brandstof­tank gesloten? A. Open de ontluchtingsschroef.
V. Is de chokeknop uitgetrokken? A. Druk de knop helemaal in.
V. Is motorhoek te groot? A. Zet de motor weer in de normale wer­kingsstand.
V. Is de carburator verstopt? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de verbinding met het brandstofleiding­koppelstuk verkeerd gemaakt? A. Verbind op de juiste manier.
88
Herstellen van defecten
V. Is de gasklep verkeerd afgesteld? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de accukabel losgekoppeld? A. Sluit hem stevig aan.
De waarschuwingszoemer weerklinkt of het verklikkerlampje brandt.
V. Is het koelsysteem verstopt? A. Ga na of de waterinlaat niet verstopt is.
V. Is het motoroliepeil te laag? A. Vul de olietank met de gespecificeerde motorolie.
V. Is het warmtebereik van de bougie incor­rect? A. Controleer de bougie en vervang hem eventueel door een bougie van het aanbe­volen type.
V. Wordt er soms verkeerde motorolie ge­bruikt? A. Controleer de olie en vervang hem even­tueel door de juiste olie.
V. Is de lading van de boot goed verdeeld? A. Verdeel de lading zo dat de boot horizon­taal in het water ligt.
V. Is de waterpomp of de thermostaat de­fect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is er overtollig water in het brandstoffilter­huis? A. Ledig het filterhuis.
Verlies van motorvermogen.
V. Is de propeller beschadigd? A. Laat de propeller herstellen of vervangen.
V. Is de propellerspoed of -diameter niet juist? A. Installeer de juiste propeller om de buiten­boordmotor met zijn aanbevolen toerental (omw/min) te laten draaien.
V. Is de trimhoek niet correct? A. Pas de trimhoek zo aan dat de motor het meest efficiënt werkt.
V. Is de motorolie verontreinigd of slecht ge­worden? A. Vervang de olie door verse olie van het gespecificeerde type.
V. Is de oliefilter verstopt? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de oliepomp defect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
89
V. Werd de motor op een verkeerde hoogte op de spiegel gemonteerd? A. Pas de hoogte van de motor op de spiegel aan.
V. Werd het waarschuwingssysteem geacti­veerd? A. Zoek en elimineer de oorzaak van de waarschuwing.
V. Is de onderkant van de boot vervuild met aangroeiing? A. Reinig de onderkant van de boot.
Herstellen van defecten
V. Zijn de bougies vuil of van het verkeerde type? A. Controleer de bougie(s). Reinig of vervang ze (hem) door (een) bougie(s) van het aan­bevolen type.
V. Zit er wier of ander vreemd materiaal ver­strengeld rond de tandwielbehuizing? A. Verwijder het vreemd materiaal en reinig het staartstuk.
V. Is het brandstofsysteem geblokkeerd? A. Zoek naar dichtgeknepen en geknikte brandstofleidingen of andere versperringen in het brandstofsysteem.
V. Is het brandstoffilter verstopt? A. Reinig of vervang het filter.
V. Is de brandstof verontreinigd of bedorven? A. Vul de tank met zuivere, verse brandstof.
V. Is de elektrodenafstand onjuist? A. Controleer de afstand en pas hem aan overeenkomstig de specificaties.
V. Wordt er soms verkeerde motorolie ge­bruikt? A. Controleer de olie en vervang hem even­tueel door de juiste olie.
V. Is de thermostaat defect of verstopt? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de ontluchtingsschroef gesloten? A. Open de ontluchtingsschroef.
V. Is de brandstofpomp beschadigd? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Is de verbinding met het brandstofleiding­koppelstuk verkeerd gemaakt? A. Verbind op de juiste manier.
V. Is het warmtebereik van de bougie incor­rect? A. Controleer de bougie en vervang hem eventueel door een bougie van het aanbe­volen type.
V. Is de ontstekingsbedrading beschadigd of slecht aangesloten? A. Controleer de bedrading op slijtage en breuken. Draai alle losse aansluitingen weer vast. Vervang versleten of gebroken draden.
V. Zijn er elektrische onderdelen defect? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Wordt er wel gebruik gemaakt van de juis­te brandstof? A. Vervang de brandstof door het opgegeven type.
V. Is de aandrijfriem van de hogedrukbrand­stofpomp stuk? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Reageert de motor niet op de juiste manier op de stand van de schakelhendel? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
De motor trilt buitensporig.
V. Is de propeller beschadigd? A. Laat de propeller herstellen of vervangen.
90
Herstellen van defecten
V. Is de propelleras beschadigd? A. Laat hem herstellen door een Yamaha­dealer.
V. Zit er wier of ander vreemd materiaal ver­strengeld rond de propeller? A. Verwijder en reinig de propeller.
V. Is de motormontagebout los? A. Draai de bout vast.
V. Is de fuseepen los of beschadigd? A. Zet ze vast of laat het probleem verhelpen door een Yamaha-dealer.
DMU29434
Tijdelijke handeling in een
noodgeval
DMU29442
Impact schade
DWM00871
De buitenboordmotor kan ernstig worden beschadigd door een botsing tijdens het varen of het slepen. Een beschadiging kan ervoor zorgen dat het niet veilig is om de buitenboordmotor te gebruiken.
Volg de onderstaande procedure wanneer de buitenboordmotor een voorwerp in het water raakt.
2. Controleer het besturingssysteem en al­le componenten op schade. Controleer ook de boot op schade.
3. Of er nu wel of geen schade is ontdekt, keer langzaam en voorzichtig terug naar de dichtstbijzijnde haven.
4. Laat een Yamaha-dealer de buiten­boordmotor controleren, voordat deze opnieuw wordt bediend.
DMU29454
Slechts één motor laten draaien (tweemotorige boten)
Wanneer u in een noodgeval slechts één motor gebruikt, dient u de ongebruikte motor omhoog te kantelen en de andere met een laag toerental te laten draaien.
DCM00371
Als de boot wordt gebruikt met een niet­draaiende motor in het water, kan er door de golfslag water in de uitlaatpijp terecht komen, wat motorpech veroorzaakt.
1. Zet de motor onmiddellijk af.
91
NOTA:
Wanneer u met lage snelheid manoeuvreert, bijvoorbeeld in de buurt van een ligplaats, is het raadzaam om indien mogelijk beide mo­toren te laten draaien, met één motor in neu­traal.
DMU29475
Vervangen van de zekering
Wanneer er een zekering is doorgesmolten, verwijdert u het elektriciteitsdeksel, opent u de zekeringhouder en verwijdert u de zeke­ring met een zekeringtrekker (als die voor­handen is). Vervang ze door een reserveze­kering met de juiste stroomsterkte.
DWM00632
Het installeren van een verkeerde zeke­ring of een stukje draad kan een overma­tige stroomvloei mogelijk maken. Dat kan het elektrisch systeem beschadigen en brand veroorzaken.
Raadpleeg uw Yamaha-dealer wanneer de nieuwe zekering onmiddellijk doorsmelt.
Herstellen van defecten
1. Zekering van de elektrische gasklep / elektro­nische besturingsmodule (10 A)
2. Ontstekingsspoel / Brandstofverstuiver / Vari­abele nokkenas timing / ECM (Electronic Con­trol Module) zekering (30 A)
3. Zekering van de hoofdschakelaar / trim- en kantelbekrachtigingsschakelaar (20 A)
4. Startrelaiszekering (30 A)
5. Brandstofpompzekering (10 A)
6. Brandstofpompzekering (15 A)
7. Motorhoofdzekering (60 A)
8. Isolatieschakelaarzekering (60 A)
DMU29526
De trim- en kantelbekrachtiging werkt niet
Als de motor niet kan worden omhoog of om­laag gekanteld met de trim- en kantelbe­krachtiging omwille van een lege accu of een storing in de trim- en kantelbekrachtigings­eenheid, kunt u de motor ook manueel kan­telen.
1. Draai de manuele klepschroef los door ze naar links te draaien tot ze stopt.
1. Elektrisch deksel
2. Zekeringtrekker
3. Reservezekering (10 A, 15 A, 20 A, 30 A, 60 A)
92
Herstellen van defecten
F200C, FL200C, F225B, FL225B
1
ZMU07386
1. Schroef van de handbediende klep
F225C
1
ZMU03464
1. Schroef van de handbediende klep
2. Zet de motor in de gewenste stand en draai vervolgens de manuele klep­schroef vast door ze naar rechts te draai­en.
DMU37572
Waarschuwingslampje van wateraf­scheider knippert tijdens varen
DWM01501
Bij de procedure kan er brandstof wor­den gemorst. Vang die brandstof op in een doek. Veeg eventueel gemorste brandstof onmiddellijk op.
De brandstoffilter moet zorgvuldig op­nieuw in elkaar worden gestoken, met de O-ring, de filterkroes en de slangen. Een foute montage of herinstallatie kan leiden tot brandstoflekken, die kunnen leiden tot brand- of ontploffingsgevaar.
Als het waarschuwingslampje voor de water­afscheider op de 6Y8 multifunctionele toe­renteller knippert, dient u de volgende pro­cedure uit te voeren.
1
1
ZMU05442
1. Waterafscheiderwaarschuwingslampje
1. Zet de motor af.
2. Verwijder de motorkap.
3. Verwijder de houder.
Benzine is uiterst brandbaar en benzine­dampen zijn brandbaar en explosief.
Voer de procedure niet uit op een hete of draaiende motor. Laat de motor eerst afkoelen.
Er zit brandstof in de brandstoffilter. Blijf ver uit de buurt van vonken, bran­dende sigaretten, open vlammen of an­dere ontstekingsbronnen.
93
Loading...