Yamaha 15F, 9.9F User Manual [nl]

GEBRUIKERSHANDLEIDING
9.9F 15F
63V-28199-76-D0
Lees deze gebruikershandleiding zorgvuldig door vooraleer uw buitenboord-
motor in gebruik te nemen.

Belangrijke handleidingsinformatie

Aan de eigenaar
Dank u voor uw keuze van een Yamaha-bui­tenboordmotor. Deze Gebruikershandleiding bevat informatie die vereist is voor een be­hoorlijk gebruik, onderhoud en verzorging. Een grondig begrip van deze instructies zal u helpen maximaal plezier uit uw nieuwe Yamaha te halen. Als u nog vragen hebt over de werking of het onderhoud van uw buiten­boordmotor, gelieve dan een Yamaha-dealer te raadplegen. In deze Gebruikershandleiding wordt bijzon­der belangrijke informatie op de volgende ma­nieren onderscheiden.
Het Veiligheidsalarmsymbool betekent AANDACHT! LET GOED OP! UW VEILIG­HEID STAAT OP HET SPEL!
DWM00780
WAARSCHUWING
Als men zich niet houdt aan de waarschu­wingsinstructies kan dat leiden tot ernsti­ge verwonding of de dood van de bestuurder, een omstaander of de per­soon die de buitenboordmotor inspecteert of herstelt.
OPGELET:
Een waarschuwing toont de speciale voor­zorgmaatregelen die moeten worden ge­nomen om beschadiging van de buitenboordmotor te voorkomen.
Yamaha streeft voortdurend vorderingen in productontwerp en -kwaliteit na. Hoewel deze handleiding de meest recente beschikbare productinformatie op het moment van het drukken bevat, kunnen er toch kleine verschil­len zijn tussen uw machine en deze handlei­ding. Mocht u nog vragen hebben over deze handleiding, gelieven dan uw Yamaha-dealer te raadplegen.
NOTA:
De 9.9FMH, 15FMH en de standaard acces­soires worden gebruikt als basis voor de uit­leg en afbeeldingen in deze handleiding. Bijgevolg kunnen bepaalde elementen even­tueel niet van toepassing zijn op elk model.
DMU25120
9.9F, 15F
GEBRUIKERSHANDLEIDING
©2004 door Yamaha Motor Co., Ltd.
1e Uitgave, februari 2004
Alle rechten voorbehouden.
Elke herdruk of onbevoegd gebruik
zonder schriftelijke toestemming van
Yamaha Motor Co., Ltd.
is uitdrukkelijk verboden.
Gedrukt in Japan
NOTA:
Een NOTA verstrekt belangrijke informatie om procedures gemakkelijker of duidelijker te maken.

Inhoud

Algemene informatie..................... 1
Plaats voor
identificatienummers ................ 1
Buitenboordmotorserienummer...... 1
EG label ...................................... 1
Veiligheidsinformatie ................... 1
Belangrijke labels ........................ 2
Waarschuwingslabels..................... 2
Tankinstructies ............................ 3
Benzine .......................................... 3
Motorolie......................................... 3
Propellerselectie.......................... 3
Neutraal startbeveiliging.............. 4
Basiscomponenten .......................5
Hoofdcomponenten ..................... 5
Brandstoftank ................................. 5
Brandstofleidingkoppelstuk ............ 6
Brandstofmeter............................... 6
Brandstoftankdop ........................... 6
Ontluchtingsschroef........................ 6
Stuurhendel.................................... 6
Schakelhendel................................ 6
Gashendel...................................... 6
Brandstofverbruiksindicator............ 7
Gashandel frictie afstelling ............. 7
Motorstopsnoerschakelaar............. 7
Motorstopknop................................ 8
Chokeknop ..................................... 8
Hendel voor manuele start ............. 8
Stuurfrictieafstelinrichting ............... 9
Trimstang (kantelpen) .................... 9
Kantelvergrendelmechanisme........ 9
Kantelsteunstang............................ 9
Motorkapvergrendelingshendel(s)
(draaitype)................................. 10
2-pen verbindingsstekker ............. 10
Werking ........................................ 11
Installatie ................................... 11
De buitenboordmotor monteren ... 11 Vastklemmen van de
buitenboordmotor...................... 12
Inlopen van de motor ................ 13
Diagram voor het benzine-en-
oliemengsel (50:1) .................... 13
Procedure voor modellen op
tweetaktbrandstof...................... 13
Controles voor gebruik.............. 14
Brandstof ...................................... 14
Olie ............................................... 14
Bedieningselementen................... 14
Motor ............................................ 14
Brandstof en motorolie
bijvullen .................................. 14
Het vullen van de draagbare
brandstoftank ............................ 14
Benzine- en olievermenging
(100:1)....................................... 15
De motor gebruiken .................. 16
Brandstof toevoeren
(draagbare tank) ....................... 16
De motor starten........................... 17
De motor laten warmdraaien..... 18
Modellen met een chokestarter .... 18
Schakelen ................................. 19
Vooruit (modellen met stuurhendel
en afstandsbediening)............... 19
Achteruit
(modellen met handbediend of hydraulisch
kantelmechanisme)................... 19
Motor uitzetten .......................... 20
Procedure..................................... 20
De buitenboordmotor
trimmen .................................. 21
Afstelling van de trimhoek bij
modellen met een handbediend
kantelmechanisme.................... 21
Boottrim instellen.......................... 22
Omhoog en omlaag kantelen .... 23
Procedure voor het naar boven
kantelen (modellen met
handbediend kantelsysteem).... 23
Procedure voor het naar beneden
kantelen (modellen met
handbediend kantelsysteem).... 24
Inhoud
Varen in ondiep water ............... 24
Varen in ondiep water
(modellen met een handbediend
kantelmechanisme)................... 25
Varen in andere
omstandigheden..................... 26
Onderhoud ................................... 27
Technische gegevens ............... 27
Vervoer en opslag van de
buitenboordmotor ................... 27
Met knevelbouten gemonteerde
modellen ................................... 28
Opberging van de
buitenboordmotor...................... 28
Procedure..................................... 29
Smering (met uitzondering van de
modellen met olie-inspuiting) .... 30
Reiniging van de
buitenboordmotor...................... 30
Controle van het geverfde
oppervlak van de motor ............ 30
Periodiek onderhoud ................. 30
Vervangingsonderdelen ............... 31
Onderhoudsschema..................... 31
Smering........................................ 32
Reiniging en afstelling van de
bougie ....................................... 32
Controle van het
brandstofsysteem...................... 33
Controle van de brandstoffilter ..... 34
Brandstoffilter reinigen ................. 34
Controle van de
vrijloopsnelheid ......................... 35
Controle van de bedrading en
aansluitstukken ......................... 35
Uitlaatlekkage............................... 36
Waterlekkage ............................... 36
De propeller controleren............... 36
Verwijdering van de propeller....... 37
Installeren van de propeller.......... 37
Vervanging van tandwielolie......... 38
De brandstoftank reinigen ............ 39
Controle en vervanging van
anoden ...................................... 39
Controle van de motorkap ............ 40
De onderkant van de boot van
een coating voorzien................. 40
Herstellen van defecten.............. 41
Problemen verhelpen ................ 41
Tijdelijke handeling in een
noodgeval .............................. 44
Beschadiging door botsing ........... 44
De starter werkt niet ..................... 45
Noodstart...................................... 45
Behandeling van een
ondergedompelde motor........ 46
Procedure..................................... 46

Algemene informatie

Plaats voor
identificatienummers
Buitenboordmotorserienummer
Het Buitenboordmotorserienummer is inges­tanst op het label dat aan bakboordzijde van de klembeugel of het bovengedeelte van de zwenkbeugel is bevestigd. Noteer uw buitenboordmotorserienummer in de voorziene ruimtes als hulp bij het bestellen van wisselstukken bij uw Yamaha-dealer of als referentie in geval uw buitenboordmotor wordt gestolen.
1. EG-labellocatie
ZMU01696
DMU25370
1. Buitenboordmotorserienummerlocatie
EG label
Motoren voorzien van dit label voldoen aan bepaalde gedeelten van de richtlijn van het Europese Parlement in verband met machi­neparken. Zie het label en de EG Verklaring van Overeenstemming voor verdere details.
1
Veiligheidsinformatie
Vooraleer de buitenboordmotor te monte-
ren of in gebruik te nemen, moet u deze vol­ledige handleiding doorlezen. Door deze te lezen krijgt u een goed inzicht in de motor en zijn werking.
Vooraleer de boot in gebruik te nemen,
moet u alle meegeleverde eigenaars- of ge­bruikerhandleidingen en alle labels. Zorg dat u elk punt begrijpt vooraleer de boot in gebruik te nemen.
Oefen niet te veel aandrijfkracht op de boot
uit met deze buitenboordmotor. Te veel aandrijfkracht kan u de controle over de boot doen verliezen. Het nominale vermo­gen van de buitenboordmotor moet gelijk zijn aan of lager dan de nominaal-vermo­genscapaciteit van de boot. Als de nomi-
Algemene informatie
naal-vermogencapaciteit van de boot onbekend is, raadpleeg dan de dealer of bootfabrikant.
Voer geen aanpassingen aan de buiten-
boordmotor uit. Aanpassingen kunnen de motor ongeschikt of onveilig voor gebruik maken.
Gebruik de boot nooit na het drinken van al-
cohol of innemen van drugs. Ongeveer 50% van alle bootongelukken hebben te maken met intoxicatie.
Zorg dat u een goedgekeurde zwemvest
aan boord hebt voor elke passagier. Het is een goed idee een zwemvest te dragen tel­kens u met de boot vaart. Ten minste de kinderen en niet-zwemmers aan boord moeten steeds een zwemvest dragen en ie­dereen moet zwemvesten dragen in poten­tieel gevaarlijke vaaromstandigheden.
Benzine is uiterst ontvlambaar en de benzi-
nedampen zijn ontvlambaar en explosief. Hanteer en bewaar benzine op zorgvuldige wijze. Gan na of er geen gasdampen of brandstoflekken zijn vooraleer de motor te starten.
Dit product stoot uitlaatgassen uit die kool-
stofmonoxide bevatten, dat een kleurloos en geurloos geas is dat hersenschade of de dood van veroorzaken bij inademing. Symptomen zijn onder andere misselijk­heid, duizeligheid en slaperigheid. Houd stuurcabine en verblijfscabines goed ge­ventileerd. Vermijd het blokkeren van uit­laatopeningen.
Controleer de goede werking van gashen-
del, schakelhendel en besturing vooraleer de motor te starten.
Maak het motorstopschakelaarsnoer op
een veilige plaats vast aan uw kleding, uw arm of been tijdens het varen. Als u onge-
wild weggaat van de stuurhendel, zal het snoer worden losgetrokken van de schake­laar en de motor doen uitvallen.
Zorg dat u de scheepvaartwetten en -regle-
menten kent op de plaats waar u wilt varen
- en leef deze na.
Zorg dat u op de hoogte bent van het weer-
bericht. Controleer de weersverwachtingen vooraleer te gaan varen. Vermijd het varen in gevaarlijke weersomstandigheden.
Vertel aan iemand waar u naartoe gaat: laat
een vaarplan achter bij een betrouwbare persoon. Vergeet het vaarplan niet opnieuw te annuleren als u terugkeert.
Gebruik uw gezond verstand bij het varen.
Ken uw mogelijkheden en zorg dat u weet hoe uw boot reageert in de verschillende vaaromstandigheden waarmee u gecon­fronteerd kunt worden. Blijf binnen uw limie­ten en deze van uw boot. Vaar steeds met veilige snelheden en blijf opletten voor eventuele hindernissen en ander verkeer.
Kijk steeds goed uit voor zwemmers terwijl
de motor draait.
Blijf uit de buurt van zwemzones.
Als een zwemmer in het water ligt in uw
buurt, zet de schakelhendel dan in neutraal en zet de motor uit.
DMU25380
Belangrijke labels
DMU25395
Waarschuwingslabels
2
Algemene informatie
Label
DWM01260
WAARSCHUWING
Zorg dat de schakelinrichting in neutraal
staat alvorens de motor te starten (be­halve bij 2 pk).
Verwijder of raak geen elektrische on-
derdelen aan bij het starten of als de mo­tor draait.
Hou handen, haar en kleren uit de buurt
van het vliegwiel en andere draaiende onderdelen als de motor draait.
Label
DWM01300
WAARSCHUWING
De motor is uitgerust met een neutraal-
startinrichting.
De motor start niet als de schakelinrich-
ting niet in de neutrale stand staat.
Tankinstructies
DWM00010
WAARSCHUWING
BENZINE EN BENZINEDAMPEN ZIJN ERG ONTVLAMBAAR EN ONTPLOFBAAR!
Rook niet als u brandstof bijvult en blijf
uit de buurt van vonken, vlammen en an­dere bronnen van ontbranding.
Zet de motor af alvorens brandstof te
tanken.
Tank op een goed verluchte plaats. Vul
draagbare brandstoftanks niet in de boot.
Mors geen benzine. Verwijder gemorste
benzine onmiddellijk met droge doeken.
Doe de brandstoftank niet te vol.
Draai de vuldop goed vast na het tanken.
3
Raadpleeg onmiddellijk een arts als u
benzine hebt ingeslikt, heel veel benzi­nedamp hebt in geademd of benzine in de ogen hebt gekregen.
Mocht er benzine op uw huid terecht ko-
men, verwijder die dan onmiddellijk met zeep en water. Kleed u om als er benzine op uw kleren is terecht gekomen.
Raak met de tuit de vulopening of de
trechter aan om elektrostatische vonken te voorkomen.
DCM00010
OPGELET:
Gebruik alleen nieuwe zuivere benzine die bewaard werd in zuivere containers en die niet gecontamineerd is door water of vreemde stoffen.
DMU25580
Benzine
Aanbevolen benzinetype:
Gewone loodvrije benzine met een minimum octaangetal van 90 (Research Octane Number).
Als de motor begint te kloppen of pingelen, gebruik dan een ander merk benzine of lood­vrije superbenzine.
DMU25650
Motorolie
Aanbevolen motorolie:
YAMALUBE 2-takt buitenboordmotorolie
Als de aanbevolen motorolie niet beschikbaar is, mag een andere 2-takt motorolie met een door de NMMA gewaarmerkte TC-W3-graad worden gebruikt.
DMU25741
Propellerselectie
De prestaties van uw buitenboordmotor wor­den sterk beïnvloed door uw propellerkeuze, aangezien een verkeerde keuze een nadelige
Algemene informatie
invloed kan hebben op de prestaties en de motor ook ernstige schade kan toebrengen. Het motortoerental is afhankelijk van het pro­pellerformaat en van de bootbelasting. Als het motortoerental te hoog of te laag is voor goe­de motorprestaties, zal dit een nadelige in­vloed hebben op de motor. Yamaha-buitenboordmotoren zijn uitgerust met propellers die werden gekozen om goede prestaties te leveren bij verschillende toepas­singen, maar er kunnen toepassingen zijn waarbij een propeller met een andere spoed geschikter zou zijn. Bij een grotere gebruiks­belasting is een propeller met kleinere spoed beter geschikt, vermits deze het mogelijk maakt het juiste motortoerental in stand te houden. Anderzijds is een propeller met gro­tere spoed beter geschikt voor een kleinere belasting. Yamaha-dealers hebben een gamma propel­lers in voorraad en kunnen u advies geven over de best geschikte propeller voor uw toe­passing en deze ook voor u monteren.
de bedrijfsomstandigheden zoals lichte boot­belastingen daarna het motortoerental tot bo­ven het aanbevolen maximum bereik laten stijgen, zet dan de gashendel minder ver open om de motor binnen het gepaste be­drijfsbereik te houden.
Voor instructies over het demonteren en in­stalleren van de propeller, zie pagina 36.
DMU25760
Neutraal startbeveiliging
Yamaha-buitenboordmotoren voorzien van het afgebeelde label of door Yamaha goedge­keurde afstandsbedieningseenheden zijn uit­gerust met neutrale startbeveiliging(en). Deze voorziening zorgt ervoor dat de motor alleen in neutraal kan worden gestart. Zet de keuze­hendel steeds in neutraal vooraleer de motor te starten.
1
x
-
123
ZMU04606
1. Propellerdiameter in inches
2. Propellerspoed in inches
3. Type van propeller (propellermerk)
NOTA:
Selecteer een propeller die de motor in staat zal stellen het midden- of bovengedeelte van het bedrijfsbereik bij volledig open gashendel met maximale bootbelasting te bereiken. Als
ZMU01713
1. Label voor neutrale startbeveiliging
4

Basiscomponenten

Hoofdcomponenten
NOTA:
* Kan eventueel lichtjes verschillen van de afbeelding; kan ook niet als standaard uitrusting op alle modellen voorzien zijn.
1. Motorkap
2. Motorkapvergrendelingshendel
3. Koelwatercontrolestraal
4. Kantelvergrendelhendel
5. Handgreep repeteerstarter
6. Schakelinrichtinghendel
7. Motorstopknop/Motorstopstrengschakelaar
8. Gashendelgreep
9. Gashendelfrictieafstelling
10.Knevelbout
11.2-pen verbindingsstekker
12.Chokeknop
13.Touwbevestiging
14.Klembeugel
15.Trimstang
5
16.Anti-cavitatieplaat
17.Koelwaterinlaat
18.Propeller*
19.Brandstoftank
DMU25802
Brandstoftank
Als uw model uitgerust is met een draagbare brandstoftank, heeft die de volgende functie.
DWM00020
WAARSCHUWING
De brandstoftank die bij de motor wordt bijgeleverd, is het brandstofreservoir van de motor en mag niet worden gebruikt als een container om brandstof in op te slaan.
Commerciële gebruikers moeten voldoen aan de van toepassing zijnde licentie- of goedkeuringsvoorschriften.
1. Brandstofleiding koppelstuk
2. Brandstofmeter
3. Brandstoftankkap
4. Ontluchtingsschroef
Brandstofleidingkoppelstuk
Dat koppelstuk wordt gebruik om de brand­stofleiding te verbinden.
Brandstofmeter
Deze meter is gesitueerd op de tankdop of op de basis van het brandstofleidingkoppelstuk. Deze geeft de resterende hoeveelheid brand­stof in de tank bij benadering aan.
Brandstoftankdop
Die dop sluit de brandstoftank af. Als hij ver­wijderd is, kan de tank worden gevuld met brandstof. Om de dop te verwijderen moet hij tegen de wijzers van de klok in worden ge­draaid.
Ontluchtingsschroef
Die schroef bevindt zich op de brandstof­tankdop. Om ze los te draaien moet ze tegen de wijzers van de klok in worden gedraaid.
Stuurhendel
Om van richting te veranderen beweegt u de stuurhendel naar links of naar rechts.
Basiscomponenten
DMU25922
Schakelhendel
Als u de schakelhendel naar u toe trekt, zet u de motor in de voorwaartse versnelling zodat dat boot vooruit vaart. Als u de schakelhendel van u af duwt , zet u de motor in de achteruit­versnelling zodat de boot achteruit vaart.
1. Vooruit “”
2. Neutraal “”
3. Achteruit “”
DMU25941
Gashendel
De gashendel bevindt zich op de stuurhendel. Als u de hendel tegen de klok in draait, ver­hoogt de snelheid en als u hem met de klok mee draait verlaagt de snelheid.
6
Basiscomponenten
Brandstofverbruiksindicator
De brandstofverbruikscurve op de brandstof­verbruiksindicator toont de hoeveelheid brandstof die in de verschillende gashendel­standen wordt verbruikt. Kies de stand die de beste prestaties en het laagste verbruik biedt voor de gewenste werking.
1. Brandstofverbruikindicator
Gashandel frictie afstelling
Een frictie-inrichting zorgt voor regelbare be­wegingsweerstand van de gasgreep of de af­standsbedieningshendel, en kan worden ingesteld volgens de voorkeur van de schip­per. Om de weerstand te verhogen draait u de fric­tieregelaar rechtsom. Om de weerstand te verlagen draait u de frictieregelaar linksom.
DWM00030
WAARSCHUWING
Draai de wrijvingsafstelschroef niet te vast. Als er te veel weerstand is, kan het moeilijk zijn om de gashendel of de greep te bewegen, wat een ongeluk kan veroor­zaken.
Als constante snelheid vereist is, draai de fric­tieregelaar dan strakker aan om de gewenste gashendelinstelling te bewaren.
DMU25990
Motorstopsnoerschakelaar
De vergrendelplaat moet bevestigd zijn aan de motorstapschakelaar om de motor te laten draaien. Het snoer moet op een veilige plaats bevestigd zijn aan de kledij van de schipper, zijn arm of been. Als de schipper overboord valt of weggaat van de stuurhendel, zal het snoer de vergrendelplaat uittrekken, waar­door de ontsteking naar de motor wordt on­derbroken. Dit voorkomt dat de boot wegvaart door de aandrijfkracht.
DWM00120
WAARSCHUWING
Maak de motorstopschakelaarstreng op
een veilige plaats aan uw kleren, een arm of een been vast als u de motor ge­bruikt.
7
Maak de streng niet vast aan kleren die
kunnen worden losgetrokken. Zorg dat de streng nergens kan blijven achterha­ken, want dan werkt ze niet.
Zorg ervoor dat u tijdens het normale
gebruik niet per ongeluk aan de streng trekt. Als de motor niet meer draait, heeft men bijna geen controle meer over de besturing. Bovendien zal de boot dan bruusk vertragen, waardoor de perso­nen en de voorwerpen aan boord naar voren kunnen worden geworpen.
NOTA:
De motor kan niet worden gestart met de ver­grendelplaat verwijderd.
Basiscomponenten
DMU26030
Chokeknop
Om de motor te voorzien van het rijke brand­stofmengsel dat vereist is om te starten, dient u die knop uit te trekken. Zoals te zien is in de volgende afbeelding heeft de chokeknop 4 standen.
1. Streng
2. Vergrendelingsplaat
Motorstopknop
Om het ontstekingscircuit te openen en de motor uit te zetten, dient u op die knop te druk­ken.
1. Gebruiken om een warme motor te starten
2. Gebruiken om een koude motor warm te draaien of een warme motor te herstarten
3. Gebruiken om een koude motor warm te draaien of een warme motor te herstarten
4. Gebruiken om een koude motor te starten
DMU26070
Hendel voor manuele start
Om de motor te starten trekt u eerst de handel uit tot u weerstand voelt. Trek hem dan snel verder uit om de motor aan te zwengelen.
8
Basiscomponenten
Stuurfrictieafstelinrichting
Een frictie-inrichting geeft een instelbare weerstand aan het stuurmechanisme en kan worden afgesteld naargelang van de voor­keur van de bestuurder. Op de zwenkbeugel bevindt er zich een instelschroef of -bout.
DMU26261
Trimstang (kantelpen)
De stand van de trimstang bepaalt de mini­mumhoek van de buitenboordmotor ten op­zichte van de spiegel.
DMU30440
Kantelvergrendelmechanisme
Het kantelvergrendelmechanisme wordt ge­bruikt om te voorkomen dat de buitenboord­motor uit het water omhoog komt als hij in achteruit staat.
Om de weerstand te doen toenemen dient u de schroef met de wijzer van de klok mee te draaien. Om de weerstand te doen afnemen dient u de schroef tegen de wijzers van de klok in te draaien.
DWM00040
WAARSCHUWING
Draai de wrijvingsafstelschroef niet te vast. Als er te veel weerstand is, kan het moeilijk zijn om te sturen, wat een ongeluk kan veroorzaken.
9
1. Kantelvergrendelhendel
Om de buitenboordmotor omhoog te kante­len, zet u de kantelvergrendelhendel in de “” (omhoog)-stand. Om de buitenboordmo­tor omlaag te kantelen, zet u de kantelver­grendelhendel in de “” (omlaag)-stand.
DMU26330
Kantelsteunstang
De kantelsteunstang houdt de buitenboord­motor in de naar boven gekantelde stand.
Basiscomponenten
Motorkapvergrendelingshendel(s) (draaitype)
Om de motorkap te verwijderen dient u de vergrendelingshendel(s) te draaien en de kap op te heffen. Bij het installeren van de motor­kap dient u ervoor te zorgen dat ze goed op de rubberen dichting wordt aangebracht. Ver­grendel de motorkap dan opnieuw door de hendel(s) weer in de vergrendelde stand te zetten.
1. Motorkapvergrendelingshendel(s)
2-pen verbindingsstekker
Via die stekker wordt er wisselstroom van 12 V-40/60/80W toegevoerd. Als u een 2-pen­verbindingsstekker gebruikt, let dan op de vol­gende punten:
Gebruik een echte Yamaha-stekker.
Gebruik alleen verlichtingsuitrusting.
Verbindt de verlichtingsuitrusting recht-
streeks met de 2-pinverbindingsstekker.
De capaciteit van de verlichtingsuitrusting
moet groter zijn dan 12 V-40/60/80W an­ders zou de lamp kunnen verbranden.
Als de stekker niet in gebruik is, zet de kap
er dan op.
DCM01000
OPGELET:
Verbind de 2-penverbindingsstekker niet rechtstreeks met de accupolen. Dat zou het elektrische systeem beschadigen.
10

Werking

Installatie
OPGELET:
Een verkeerde motorhoogte of zaken die een gelijkmatige waterstroom belemme­ren (de vorm of de staat van de boot, of ac­cessoires als spiegelladders of dieptesensoren) kunnen zorgen voor stui­vend water als de boot aan het varen is. Als de motor voortdurend omgeven wordt door stuivend water als hij draait, kan dat tot ernstige motorschade leiden.
NOTA:
Controleer tijdens het testen in het water het drijfvermogen van de boot in rusttoestand met maximale lading. Controleer of het statische waterpeil op de uitlaatbehuizing voldoende laag is om te voorkomen dat water in de krachtbron terechtkomt, als het waterpeil stijgt door golven als de buitenboordmotor niet draait.
De buitenboordmotor monteren
DWM00820
WAARSCHUWING
Een boot te krachtig aandrijven kan ern-
stige instabiliteit veroorzaken. Installeer geen buitenboordmotor die meer paar­denkracht heeft dan de maximumwaar­de op de capaciteitsplaat van de boot. Als de boot geen capaciteitsplaat heeft, raadpleeg dan de fabrikant van de boot.
De informatie die in deze sectie wordt
verstrekt is alleen als referentie bedoeld. Het is niet mogelijk om voor elke denk­bare boot-motorcombinatie volledige in­structies te geven. Een juiste montage hangt voor een deel van ervaring en de specifieke boot-motorcombinatie af.
DWM00830
WAARSCHUWING
Een verkeerde montage van de buiten­boordmotor kan tot gevaarlijke omstan­digheden leiden, zoals slecht vaargedrag, verlies van controle of brandgevaar. Neem de volgende punten in acht:
Bij modellen voor permanente montage
dient uw dealer of een andere persoon die voldoende ervaring heeft met optui­gen de motor te monteren. Als u zelf de motor monteert, dient u daarvoor een opleiding te hebben gekregen van ie­mand die voldoende ervaring heeft op dat gebied.
Bij draagbare modellen dient uw dealer
of een andere persoon die voldoende er­varing heeft in het monteren van buiten­boordmotoren, u te tonen hoe u uw motor moet monteren.
Monteer de buitenboordmotor op de kiellijn van de boot, en zorg dat de boot zelf goed in evenwicht ligt. Anders zal de boot moeilijk handelbaar zijn. Voor boten zonder kiel of asymmetrisch gebouwde boten kunt u best uw dealer raadplegen.
1
1. Middellijn (kiellijn)
ZMU01760
11
Werking
Monteerhoogte
Om zo optimaal mogelijk met uw boot te kun­nen varen moet de waterweerstand (de dreg) van de boot en de buitenboordmotor zo klein mogelijk worden gemaakt. De monteerhoogte van de buitenboordmotor heeft veel invloed op de waterweerstand. Als de monteerhoogte te hoog is, kan er cavitatie optreden, wat de voortstuwing doet afnemen. En als de schroefpunten door de lucht snijden, neemt de motorsnelheid abnormaal toe en raakt de motor oververhit. Als de monteerhoogte te laag is, neemt de waterweerstand toe waar­door de doeltreffendheid van de motor af­neemt. Monteer de buitenboordmotor zo dat de anticavitatieplaat zich tussen bodem van de boot en 25 mm (1 in.) daaronder bevindt.
DMU26970
Vastklemmen van de buitenboordmotor
1. Breng de buitenboordmotor zo centraal mogelijk op de spiegel aan. Draai de spiegelklemschroeven gelijkmatig vast. Controleer tijdens het varen af en toe of de klemschroeven nog vast zitten, want zij kunnen loskomen door het trillen van de motor.
DWM00640
WAARSCHUWING
Losse klemschroeven kunnen ervoor zor­gen dat de buitenboordmotor van de spie­gel valt of dat hij beweegt. Dat kan verlies van controle en ernstige verwondingen veroorzaken. Zorg ervoor dat de spiegel­schroeven stevig aangedraaid zijn. Con­troleer tijdens het varen af en toe of dat dat nog steeds het geval is.
0–25mm (0–1in.)
ZMU02011
NOTA:
De optimale monteerhoogte van de buiten-
boordmotor is afhankelijk van de boot-mo­torcombinatie en het gewenste gebruik. Tests op verschillende hoogten kunnen de optimale monteerhoogte helpen bepalen. Raadpleeg uw Yamaha-dealer of de maker van uw boot voor meer informatie over het bepalen van de juiste monteerhoogte.
Voor instructies betreffende het instellen
van de trimhoek van de buitenboordmotor, zie pagina 21.
ZMU02012
2. Als uw motor uitgerust is met een veilig­heidskabelbevestiging, dient er een vei­ligheidskabel of -ketting te worden gebruikt. Maak één uiteinde vast aan de veiligheidskabelbevestiging en het ande­re aan een stevig bevestigingspunt in de boot. Doet u dat niet dan bent u de motor kwijt als hij per ongeluk van de spiegel valt.
12
Loading...
+ 37 hidden pages