De auteursrechtelijke bescherming waarop aanspraak wordt gemaakt, omvat alle vormen en zaken van auteursrechtelijk materiaal en
informatie die thans of in de toekomst van rechtswege is toegestaan. Dit omvat, zonder enige beperking, materiaal dat wordt gegenereerd
door de software en dat in de schermen wordt weergegeven, zoals stijlen, sjablonen, pictogrammen, uiterlijk en inhoud van schermen, enz.
Adobe® en het Adobe-logo, InDesign®, Illustrator®, PageMaker®, Photoshop®, Acrobat®, Distiller®, en het Acrobat-logo zijn
gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Adobe Systems Incorporated in de Verenigde Staten en/of andere landen.
The Creo wordmark, Creo logo, and the names of Creo products and services referred to this document are trademarks of Creo, Inc.
Macintosh, Power Macintosh en Mac zijn gedeponeerde handelsmerken van Apple Computer, Inc.
Microsoft® Windows NT® en Microsoft® Windows zijn handelsmerken van Microsoft Corporation.
PANTONE® is een gedeponeerd handelsmerk van Pantone, Inc.
Sun Microsystems en Solaris zijn handelsmerken, gedeponeerde handelsmerken of servicemerken van Sun Microsystems, Inc. in de VS en in
andere landen.
SWOP® is een gedeponeerd handelsmerk van SWOP, Inc.
Quark en QuarkXPress zijn handelsmerken van Quark, Inc. en alle toepasselijke aan haar gelieerde bedrijven, Reg. U.S. Pat. & Tm. Off. en in
vele andere landen.
Dit product bevat software die is ontwikkeld door de Apache Software Foundation (http://www.apache.org).
Dit product bevat software die is ontwikkeld door het JDOM-project (http://www.jdom.org).
Dit product bevat software die is ontwikkeld door het Jaxen-project (http://www.jaxen.org).
iGen3™ is een gedeponeerd handelsmerk van Xerox Corporation in de VS en/of andere landen.
Xerox®, FreeFlow® en SmartPress zijn handelsmerken van XEROX CORPORATION of XEROX CORPORATION heeft hiervoor een licentie.
In de systeemhandleiding wordt de informatie geboden die nodig
is voor het uitvoeren van systeembeheertaken voor het
configureren en onderhouden van de Xerox FreeFlow
Server voor afdruksystemen.
Info over deze handleiding
Deze handleiding is bestemd voor netwerk- en
systeembeheerders die verantwoordelijk zijn voor het installeren
en onderhouden van Xerox-printers met Xerox FreeFlow Print
Server-software. Systeembeheerders dienen goede kennis te
hebben van het Sun-werkstation en enige basiskennis te hebben
van Solaris en Unix-opdrachten. Dit omvat het gebruik van
teksteditors, zoals vi of textedit, en de deskundigheid om in de
Solaris-omgeving te werken. Om een klantensysteem te kunnen
installeren en configureren wordt van de systeembeheerder
verwacht dat deze beschikt over praktijkervaring met lokale
netwerken (LAN's), communicatieprotocollen en de toepasselijke
clientplatformen.
®
Print
Inhoud
Dit document bevat voornamelijk informatie over Xerox FreeFlow
Print Server die niet
handleidingen staat beschreven.
Hieronder ziet u de inhoud van deze handleiding:
in de online Help of andere beschikbare
•Systeembeheer (inclusief fontinformatie)
•Opdrachtverzending
•Afdrukken en wachtrijbeheer
•Afwerking
•Gateway- en netwerkconfiguratie
•Account- en tellerregistratie
•Backup en herstel
•Problemen oplossen
•Hints en tips
Systeemhandleidingvii
Inleiding
Conventies
In deze handleiding worden de volgende gebruiken toegepast:
•Punthaken - variabele informatie die op uw scherm wordt
•Vierkante haken - namen van opties die u selecteert, worden
•Opmerkingen zijn tips voor het uitvoeren van een taak of het
OPMERKING: Dit is een voorbeeld van een opmerking.
Klantenondersteuning
weergegeven, is omgeven door punthaken: bijvoorbeeld "Kan
<bestandsnaam> niet kopiëren)".
weergegeven tussen vierkante haken; bijvoorbeeld [OK] en
[Annuleren].
begrijpen van de tekst. Opmerkingen treft u aan in de onderstaande
indeling:
Bel voor klantenservice het directe TTY-nummer voor assistentie.
Nederland: 020-6563620 België: 02-7131453
Voor verdere hulp kunt u de volgende nummers bellen:
•Service en softwareondersteuning: 020 - 6563620 voor Nederland
en 02 - 7131453 voor België
•Xerox-documentatie en softwarediensten: 020 - 6563620 voor
Nederland en 02 - 7131453 voor België
viiiSysteemhandleiding
Fonts
Fonts kiezen
1Systeembeheer
Dit gedeelte bevat informatie over fonts en fontbronnen, en
waarschuwingen over bepaalde systeemvoorkeuren en de manier
waarop deze specifieke werkstromen beïnvloeden.
Hieronder wordt uitgelegd hoe u fonts voor een opdracht dient te
gebruiken en te kiezen. Tevens worden verschillende interne en
niet-interne fonts en hun beschikbaarheid behandeld.
Fonts
Hoewel documentbronbestanden bijna elk beeld op een
afgedrukte pagina kunnen specificeren, zijn beelden met letters,
cijfers, leestekens en symbolen zo gebruikelijk dat een speciaal
mechanisme voor het behandelen ervan vereist is, vergelijkbaar
met beweegbare lettertypen. Dit mechanisme is het font. De
®
Xerox FreeFlow
interne fonts: Type 1, Type 42 (TT: TrueType) en CID. Type 0, 1, 2,
3, 9, 10, 11, 14, 32 en 42 worden ook ondersteund.
Het belangrijkste punt om te onthouden is dat het font dat wordt
gebruikt om een document te maken tevens beschikbaar dient te
zijn voor de Xerox FreeFlow Print Server-controller.
OPMERKING: De Xerox FreeFlow Print Server ondersteunt het
euro-teken. De meeste font-series bevatten het euro-teken.
Op de Xerox FreeFlow Print Server-controller kan een font
bestaan in drie vormen:
Print Server-controller bevat de volgende
Interne fontsEen intern font is permanent opgeslagen op de Xerox FreeFlow
Print Server-controller en altijd beschikbaar.
Systeemhandleiding1-1
Systeembeheer
Fonts downloaden vanaf het netwerk
Soft fontsSoftfonts, of optionele fonts, zijn lettertypen die naar behoefte op
de Xerox FreeFlow Print Server-controller worden geladen.
Hiermee kan de controller van de printerserver naar behoefte
worden aangepast met speciale fonts, zoals voor logo's, of andere
speciale fontapplicaties.
Geladen fontEen geladen font is een font waarbij de vereisten voor dat font in
het actuele bronbestand zijn ingebouwd. Wanneer dit font niet
beschikbaar is op de Xerox FreeFlow Print Server-controller,
wordt de geladen informatie gebruikt voor het verwerken en
afdrukken van het document. Alhoewel het nuttig is, wordt
hierdoor ook het bestand veel groter.
Met het downloaden van commerciële fonts van het netwerk kunt
u fonts naar de Xerox FreeFlow Print Server-controller
downloaden vanaf zowel het Macintosh- als het pc-platform.
Ondersteunde applicatieprogramma's voor het laden van fonts zijn
voor het pc-platform: Adobe Type On Call; voor het Apple
Macintosh-platform: Adobe OCF, Marisawa en Font Works.
Het downloaden van fonts kan ook plaatsvinden op een wachtrij
die speciaal ontworpen is voor de AppleTalk-gateway. Deze fonts
maken meestal deel uit van een Japanse (dubbel-byte) of Chinese
fontset. Applicaties op de Fuji Xerox-markt maken gebruik van het
AppleTalk-tweewegprotocol om de printer te pollen en vervolgens
de zeer uitgebreide tekensets te laden die op deze markten nodig
zijn. Op de Amerikaanse markt worden fonts gewoonlijk
gedownload naar de harde schijf via Beheer. Het gebruik van
Engelse fonts gedownload uit specifieke applicaties (Adobe heeft
er enkele) vanaf de AppleTalk-gateway is ongewoon.
Interne fonts
De Xerox FreeFlow Print Server-controller wordt geleverd met een
breed scala aan fonts dat beschikbaar is wanneer een document
wordt gemaakt.
OPMERKING: Wanneer u niet zeker weet of een font beschikbaar
is, kunt u altijd contact opnemen met het management van uw
afdrukorganisatie om na te gaan welke fonts momenteel op de
Xerox FreeFlow Print Server-controller geladen zijn.
1-2Systeemhandleiding
Systeembeheer
Interne PostScript-fonts
De lettertypeseries van het PostScript Type 1 die in Tabel 1-1:
“PostScript-fonts” staan vermeld, zijn schaalbaar, wat inhoudt dat
alle puntgrootten ondersteund worden, zelfs tussenliggende
puntgrootten. Deze omvatten de lettertypen die onderdeel
uitmaken van de basisfontset van de LaserWriter IINTX, plus
aanvullende fonts van het Type 1 die door Xerox worden geleverd.
Er zijn mogelijk vele fonts die in uw applicatie beschikbaar zijn,
maar die niet intern op de Xerox FreeFlow Print Server-controller
aanwezig zijn. Er zijn twee opties voor het gebruik van niet-interne
fonts om een document te maken:
Geladen fonts
Wanneer u denkt een document te maken met fonts die op uw
werkstation beschikbaar zijn, maar niet op de Xerox FreeFlow
Print Server-controller, kan uw applicatie het font automatisch
laden bij het verzenden van de opdracht naar de printer. Fonts die
op deze wijze zijn geladen, worden als "tijdelijk" beschouwd en
worden van de Xerox FreeFlow Print Server-controller verwijderd
zodra de opdracht is afgedrukt.
OPMERKING: Voor meer informatie over het laden van fonts in
uw document de applicatiedocumentatie raadplegen.
Wanneer u in uw applicatie een font gebruikt dat dezelfde naam
heeft als een intern font, maar een verschillende versie is, dan
dient het samen met de opdracht te worden geladen. De Xerox
FreeFlow Print Server-controller gebruikt het geladen font in
plaats van het interne font.
OPMERKING: Een font markeren voor "permanent" laden in uw
applicatie wordt niet ondersteund.
Optionele fonts (softfonts)
Wanneer u elke keer dat u afdrukt fonts laadt, wordt het bestand
groter, wat resulteert in een langere verzendingstijd. Wanneer uw
afdrukopdrachten regelmatig een font vereisen dat niet-intern is,
kunt u verzoeken om het op de Xerox FreeFlow Print Servercontroller te laten installeren als een optioneel font. Aan de hand
van het fontbeleid van uw afdrukorganisatie kunt u achterhalen
welke informatie u nodig heeft om een speciaal font aan te vragen.
1-8Systeemhandleiding
Fontvervanging
PostScript-fonts
PCL-5e-fonts
Systeembeheer
Het is mogelijk dat een document een font vereist dat niet
beschikbaar is op de Xerox FreeFlow Print Server-controller en
niet samen met het bronbestand is geladen. Wanneer het
aangevraagde font niet beschikbaar is, vindt er fontvervanging
plaats.
Voor eventuele fontvereisten waaraan niet in de controller van de
printerserver kan worden voldaan, wordt een enkel standaardfont
gebruikt dat door de systeembeheerder in de Xerox FreeFlow
Print Server-software is ingesteld. Er wordt een bericht afgedrukt
ter bevestiging dat er een vervanging heeft plaatsgevonden.
Voor PCL-fonts treedt er een ander soort vervanging op. Wanneer
een aangevraagd PCL-font niet beschikbaar is, bepaalt de Xerox
FreeFlow Print Server-controller welk beschikbaar font het meest
overeenkomt met het aangevraagde font en voert de vervanging
uit. Voor een PCL-stroom waarbij geen enkel font in het bestand is
opgegeven wordt het standaardfont geprogrammeerd in het
gedeelte "PCL-font" voor de corresponderende wachtrij in
Wachtrijbeheer.
Systeemhandleiding1-9
Systeembeheer
Fontbronnen
Aanvullende informatie over fonts kunt u vinden in:
•Xerox FreeFlow
Language book
•Xerox FreeFlow
®
Print Server Using LCDS Print Description
®
Print Server Security Guide
•Xerox Document Services Platform MICR User Guide
Waarschuwingen voorkeursinstellingen systeem
Sommige voorkeursinstellingen van het systeem kunnen zodanig
worden gecombineerd dat bepaalde klantwerkstromen worden
verbeterd. Hieronder volgen een paar voorbeelden:
•Als u afdrukt op transparanten en
een voorblad) afdrukt, gebruikt de FreeFlow Print Server het
standaardpapier voor informatiepagina's (en niet het papier
voor de documentopdracht) om de informatiepagina's af te
drukken.
•Als Inroosteren op basis van bronnen is ingeschakeld
(Instelling >Voorkeursinstellingen systeem
>Opdrachtverwerking >Inroosteren op basis van bronnen),
wordt de opdracht vastgehouden totdat het
standaardpapier voor informatiepagina's in de printer is
geplaatst.
•Als Inroosteren op basis van bronnen is uitgeschakeld
verschijnt er een bericht waarin de gebruiker wordt
gevraagd het vereiste papier te plaatsen.
OPMERKING: Als u informatiepagina's (voorbladen, foutpagina's,
kenmerkenoverzicht) in een transparantenopdracht afdrukt, zorgt
u er dan voor dat het standaardpapier voor informatiepagina's in
de printer is geplaatst voordat u de opdracht uitvoert.
informatiepagina's (zoals
,
1-10Systeemhandleiding
2Opdrachtverzending
In dit gedeelte vindt u informatie over printerdrivers, verzending
via hot folders en van meerdere opdrachten, Externe Print Server
en webverzending.
De printerdrivers verkrijgen
Printerdrivers zijn beschikbaar op de cd met CentreWareprinterdrivers die bij het apparaat is geleverd. U kunt ze ook
downloaden vanaf de Xerox-website.
Cd met CentreWare-printerdrivers
De installatiebestanden voor de printerdrivers van het Xeroxsysteem zin beschikbaar op de cd met printerdrivers. Voor
updates en aanvullende informatie kunt u terecht op de Xeroxwebsite www.xerox.com
.
Printerdrivers op de Xerox-website
Printerdrivers voor het Xerox-systeem kunnen worden
gedownload vanaf de Xerox-website www.xerox.com
installatiebestanden voor alle Xerox-systeemmodellen zijn
beschikbaar op de website.
Printerdrivers downloaden:
1. Open een browser en ga naar de Xerox-website.
2. Selecteer [Support & Drivers] boven in het venster.
3. Voer in het zoekveld de gewenste productfamilie in.
•Er verschijnt een venster dat deze productfamilie
ondersteunt.
4. Zoek de gewenste printer en controller op en selecteer
[Drivers & Downloads].
Het scherm Drivers & Downloads voor deze printer verschijnt.
5. Selecteer uw besturingssysteem (bijvoorbeeld Windows XP of
Mac OS) in de lijst Operating System (Besturingssysteem).
. De
Systeemhandleiding2-1
Opdrachtverzending
6. Selecteer een taal in de lijst Language (Taal).
7. Selecteer de gewenste driverinformatie in de lijst Drivers.
Er wordt mogelijk een aanbevolen driver - aangegeven met
een vinkje - als eerste in de lijst getoond.
•Als er een aanbevolen driver wordt getoond, moet u deze
driver selecteren.
•Als er geen
aanbevolen driver met een vinkje wordt
aangegeven, selecteert u de driver die het beste past bij
uw afdrukvereisten.
8. Er wordt een van de volgende acties uitgevoerd:
•Het venster “Licentieovereenkomst eindgebruiker”
verschijnt, of
9. Selecteer de toets [Accept] of [Start] om de gewenste
printerdriver te downloaden.
U wordt gevraagd of u het bestand wilt opslaan of openen.
10. Selecteer [Opslaan]. Het dialoogvenster Opslaan als
verschijnt.
11. Selecteer een locatie voor het downloadbestand.
12. Selecteer [Opslaan]. Het WinZip-bestand wordt op de
aangegeven locatie opgeslagen.
13. Sluit de internetbrowser.
14. Open de bestandslocatie waar de printerdriver is opgeslagen.
Dubbelklik op het WinZip-bestand. Het venster WinZip
verschijnt.
15. Selecteer [Acties] [Alle selecteren] in het WinZip-venster.
16. Selecteer de toets [Uitpakken].
17. Selecteer een bestandslocatie waar u de uitgepakte
bestanden wilt opslaan en klik op de toets [Uitpakken].
De bestanden worden uitgepakt en op de aangegeven locatie
opgeslagen.
18. Klik op [Sluiten] om het venster WinZip te sluiten.
19. Ga verder bij “De printerdrivers installeren” op pagina 2-3 om
de printerdrivers te installeren.
2-2Systeemhandleiding
De printerdrivers installeren
Vanaf de cd met CentreWare-printerdrivers
Plaats de cd in het schijfstation. Installatie-instructies vindt u op de
cd. U kunt ook de CentreWare Handleiding printerdrivers
raadplegen.
Vanuit het gedownloade WinZip-bestand
Raadpleeg de instructies die in de CentreWare-handleiding voor
printerdrivers staan beschreven.
Opdrachtverzending
Verzending via Hot Folder
Hot folders bieden een snelle en handige methode om drukklare
opdrachten naar netwerkmappen te verzenden. Met deze functie
kunnen gebruikers bestanden slepen en in een willekeurige Xerox
FreeFlow Print Server-wachtrij neerzetten om automatisch te
worden afgedrukt.
De functie ondersteunt PDL-opdrachten (Page Description
Language, paginabeschrijvingstaal) met of zonder XPIF-kaarten
(Xerox Printing Instruction Format). De ondersteuning van XPIFkaarten met PDL-bestanden voegt flexibiliteit toe wanneer
gebruikers specifieke instellingen voor opdrachten willen
gebruiken, in plaats van de standaardinstellingen voor de wachtrij.
Voer de volgende stappen uit om Hot Folders in te schakelen:
1. Klik met de rechtermuisknop op een wachtrij.
2. Selecteer [Hot Folder].
3. Selecteer [Hot Folder inschakelen].
De FreeFlow Print Server maakt een hot folder aan voor de
wachtrij en maakt ook een map "Error" aan in de hot folder.
OPMERKING: Hot Folders kan alleen door systeembeheerders
worden in- of uitgeschakeld. Zie de on-line Help voor meer
informatie.
Systeemhandleiding2-3
Opdrachtverzending
Directory Hot Folders
Voorbeeld van werkstroom
Alle hot folders die via de gebruikersinterface van de FreeFlow
Print Server zijn gemaakt, worden in de directory /var/spool/
XRXnps/hotfolders opgeslagen.
Deze directory kan worden geconfigureerd met behulp van het
bestand /opt/XRXnps/configuration/printSvc.config.
1. De gebruiker schakelt “hot folder” voor de wachtrij in via de
gebruikersinterface van FreeFlow Print Server. De gebruiker
schakelt bijvoorbeeld een wachtrij met de naam
“skywalker_PRINT” in op het apparaat met de naam
“skywalker”.
2. De FreeFlow Print Server maakt een hot folder aan voor de
wachtrij en maakt een map "Error" aan in de hot folder.
3. De FreeFlow Print Server exporteert de hot folder vervolgens
naar het netwerk voor opdrachtverzendingen. In dit voorbeeld
ziet de gebruiker een map met de naam “skywalker_PRINT”
met opmerkingen als “skywalker_PRINT Hot Folder”.
4. De gebruiker zet vervolgens diverse opdrachten waaraan
geen XPIF-kaart is toegekend of opdrachten waaraan XPIF
vooraf is toegekend en die gereed zijn voor afdrukken, in de
hot folder neer.
De gebruiker wil een aparte XPIF-kaart gebruiken voor een
gegevensbestand en zet het gegevensbestand op een
specifieke locatie op de FreeFlow Print Server neer. De
gebruiker zet vervolgens de bijbehorende XPIF-kaart in de hot
folder neer.
De gebruiker zet bijvoorbeeld het bestand "achtpaginas.pdf" in
de map skywalker_PRINT om te worden afgedrukt.
5. De Hot Folder Observer controleert regelmatig (standaard om
de vijf seconden) of de hot folder een opdracht bevat.
Wanneer een opdracht wordt aangetroffen, wordt deze naar
de FreeFlow Print Server verzonden.
6. Als de opdracht is afgedrukt, wordt de opdracht door Hot
Folder Observer uit de hot folder verwijderd.
Als de opdracht niet is verzonden, wordt de opdracht door Hot
Folder Observer naar de map "Error" verplaatst.
2-4Systeemhandleiding
Ondersteuningsinformatie
•De waarde van de interval voor pollen is standaard ingesteld
op vijf seconden. Deze waarde kan worden gewijzigd in
[Systeem] [Voorkeursinstellingen systeem]
[Opdrachtverwerking > Hot Folder].
•De toepassing Hot Folder is niet van invloed op het
verzenden, verwerken of afdrukken van gewone opdrachten.
Waarschuwingen
•De toepassing Hot Folder is mogelijk niet beschikbaar op Mac
OS 9 omdat Mac OS 9 SAMBA niet ondersteunt.
•Er is geen toegangsverificatie mogelijk voor Hot Folders Alle
hot folders zijn voor iedereen
•De FreeFlow Print Server weet niet wie de daadwerkelijke
verzender van de opdracht is. De naam van de verzender die
in de gebruikersinterface verschijnt, is een algemene naam
(de naam is “HotFolderClient”).
Opdrachtverzending
zichtbaar.
Problemen met Hot Folder oplossen
De volgende logbestanden zijn van belang voor het oplossen van
problemen. Als de agent niet op de browser reageert, kan een van
de volgende acties worden uitgevoerd:
OPMERKING: U moet als root zijn aangemeld om de volgende
hulpprogramma's te kunnen gebruiken.
•# prstat
•Toont activiteit van de processor en actieve programma's.
Dit is vaak te zien, onafhankelijk van het feit of de
hf_observer nog steeds actief is. Het kan zijn dat een van
de processen veel verwerkingstijd in beslag neemt,
waardoor de hf_observer niet kan reageren en dus ook
geen opdrachten naar de printerserver kan verzenden.
•Onder normale omstandigheden zal de gebruiker kunnen
zien dat de hf_observer minder dan 1,0% van de CPU-tijd
in beslag neemt. De volgende regel toont een verbruik van
slechts 0,7% van de CPU-tijd.
JDF (Job Definition Format, Opdrachtdefinitieformaat) is een
specificatietaal voor opdrachtkaarten en werkstromen. JDF biedt
een manier om afdrukopdrachten te beschrijven.
De ondersteuning van JDF-opdrachtkaarten met PDFgegevensbestanden voegt flexibiliteit toe wanneer gebruikers
specifieke instellingen voor opdrachten willen gebruiken in plaats
van de standaardinstellingen voor de wachtrij.
Technisch overzicht
JDF-opdrachtkaarten worden verzonden via de toepassing Hot
Folders. Wanneer de JDF-gateway (JDFGW) een JDFopdrachtkaart van Hot Folder (HF) Observer heeft ontvangen,
gebruikt de JDF-gateway de JDF-toolkit om de kaart te verwerken
en om het bijbehorende gegevensbestand naar de FreeFlow Print
Server te verzenden om te worden afgedrukt.
Het JDF-proces
JDF-opdrachtkaarten ontvangen van Hot Folder
JDF-opdrachtkaarten verwerken
Telkens wanneer een opdracht naar de FreeFlow Print Server is
verzonden, wordt de JDF-opdrachtkaart door de JDF-gateway
bijgewerkt en afgeleverd in een specifieke map of een
standaardmap.
Wanneer een bestand in de Hot Folder wordt geplaatst,
controleert HF Observer of het bestand een JDF-opdrachtkaart is.
Als dit het geval is, verzendt HF Observer de kaart naar JDFGW.
De JDF-gateway ontleedt (parseert) de kaart en maakt een JDFknooppunt op basis van de kaart. Het JDF-knooppunt wordt
vervolgens door de JDF-toolkit omgezet in een CPD-knooppunt
(Combined Digital Printing - Gecombineerd digitaal afdrukken).
Nadat een CPF-knooppunt is gemaakt, worden de
opdrachtkenmerken geconverteerd naar de algemene CPSSweergave (Common Print Semantics Specification - Algemene
Specificaties Afdruksemantiek).
2-6Systeemhandleiding
Opdrachtverzending
Gegevensbestanden verzenden naar Xerox FreeFlow Print
Server
De JDF-gateway converteert de CPSS-weergave van
opdrachtkenmerken naar de Xerox FreeFlow Print Serverweergave en verzendt gegevensbestanden samen met deze
opdrachtkenmerken naar de printerserver om te worden
afgedrukt.
JDF-opdrachtkaarten bijwerken en afleveren
Na elke opdrachtverzending naar de Xerox FreeFlow Print Server
wordt de JDF-opdrachtkaart bijgewerkt door JDF Gateway en
afgeleverd in een specifieke map of de standaardmap, afhankelijk
van de opdrachtverzendstatus.
De bijgewerkte JDF-opdrachtkaart bevat een relatieve
opdrachtstatus en de benodigde verwerkingstijd.
De locatie van een specifieke map wordt in de JDF-opdrachtkaart
aangegeven onder “TargetRoute”. Een JDF-opdrachtkaart kan
bijvoorbeeld de volgende regel bevatten:
….
<NodeInfo TargetRoute=”/var/spool/XRXnps/JDF_Output”/>
…
Dit betekent dat de bijgewerkte JDF-opdrachtkaart na de
opdrachtverzending wordt verplaatst naar de directory "/var/spool/
XRXnps/JDF_Output/".
Als dergelijke informatie niet aanwezig is in een JDFopdrachtkaart, dan zullen de standaardmappen worden gebruikt
als bestemming voor de bijgewerkte JDF-opdrachtkaart.
De standaardmap voor fouten heet "error" en is een subdirectory
van de Hot Folder directory. De standaardmap voor verzonden
opdrachten heet "output" en is een subdirectory van de Hot Folder
directory. De namen en locaties van deze standaardmappen
kunnen worden geconfigureerd via het eigenschappenbestand
“/opt/XRXnps/XRXjdf/WEB-INF/classes/config/
JdfJmfGateway.properties”.
Systeemhandleiding2-7
Opdrachtverzending
Verwerken van JDF-opdrachtkaarten met een ongeldige
syntaxis/waarde
Als de JDF-opdrachtkaart niet-ondersteunde structurele
onderdelen bevat, zoals een JDF-procesknooppunt dat
ondergeschikt is aan een productknooppunt, of als de kaart een
ondersteund kenmerk bevat waarvan de waarde niet wordt
ondersteund of waarvan de syntaxis ongeldig is (d.w.z. waarvoor
JDFToolkit de foutmelding "Classification of Product Node failed"
weergeeft), kan de opdrachtkaart niet worden geconverteerd naar
een geldige afdrukopdracht. In dat geval plaatst JDFGW de
ongeldige JDF-opdrachtkaart in de map "Error" van de Hot Folder,
en verzendt een (ongeldige) lege gegevensopdracht om de
FreeFlow Printer Server-operator op de fout te attenderen.
Xerox FreeFlow Print Server geeft de volgende foutberichten
weer:
•Verwerkingsfout - Deze opdracht kan niet worden uitgevoerd
omdat het opdrachtgegevensbestand of de padnaam niet
bestaat of de padnaam ongeldig is.
De opdracht annuleren en het opdrachtgegevensbestand of
de padnaam controleren alvorens de opdracht opnieuw te
verzenden.
•Er is een systeemstoring opgetreden tijdens een poging deze
opdracht te verwerken.
De opdracht opnieuw verzenden.
Selecteer Storing wissen om de opdracht te kunnen uitvoeren
of
De opdracht annuleren en de verzender vragen deze opnieuw
te verzenden.
Voorbeeld van een JDF-werkstroom
1. De gebruiker schakelt "hot folder" in voor de wachtrij in de
FreeFlow Print Server.
2. De gebruikersinterface van Xerox FreeFlow Print Server
maakt een bijbehorende Hot Folder aan voor de wachtrij.
3. De Hot Folder Observer maakt een map met de naam "Error"
aan in de Hot Folder als een opdracht niet naar de FreeFlow
Print Server kan worden verzonden.
4. Xerox FreeFlow Print Server exporteert de Hot Folder naar het
netwerk voor opdrachtverzendingen.
5. De gebruiker plaatst een gegevensbestand in een specifieke
locatie op de Xerox FreeFlow Print Server. De verzender
plaatst de gekoppelde JDF-opdrachtkaart in de Hot Folder.
2-8Systeemhandleiding
6. Hot Folder Observer verzendt de JDF-opdrachtkaart naar de
7. De JDF-gateway verwerkt de kaart en verzendt de
Overwegingen JDF
•JDF-gateway biedt geen ondersteuning voor bestanden met
Opdrachtverzending
JDF-gateway.
opdrachtkenmerken samen met het gegevensbestand naar de
Xerox FreeFlow Print Server om te worden afgedrukt.
a. Wanneer het afdrukken van de opdracht is voltooid,
werkt JDF-gateway de JDF-opdrachtkaart bij.
b. Als de JDF-opdrachtkaart ongeldig is of JDFGW de
opdracht niet naar de FreeFlow Print Server kan
verzenden, schrijft JDFGW de bijgewerkte JDFopdrachtkaart naar de submap "Error".
verschillende invoer. Een JDF-opdrachtkaart die specificaties
bevat voor verschillende invoer (bv. vooromslag, achteromslag
en/of hoofdgedeelte document) moeten verwijzen naar één
bestand.
•Een JDF-kaart moet een kenmerk "paginabereik" bevatten in
de specificaties voor het invoerbestand.
•Als een JDF-kaart meerdere bestandsspecificaties bevat,
moet elke specificatie een doorlopend "paginabereik" hebben.
•De opdrachtverzendstatus in de bijgewerkte JDFopdrachtkaart heeft uitsluitend betrekking op de status van de
succesvolle verzending naar Xerox FreeFlow Print Server.
•Als een JDF-kaart kenmerken bevat met een ongeldige
syntaxis of ongeldige waarden, wordt de kaart naar de map
"Error" verplaatst.
Systeemhandleiding2-9
Opdrachtverzending
Problemen met JDF oplossen
De volgende logs zijn belangrijk om problemen op te lossen:
Als er geen respons is van de agent op de browser, kunt u een
van de volgende stappen of al deze stappen ondernemen.
1. Voer het volgende commando in op een terminal:
ps -ef | grep java
Als u de volgende regel ziet, is de JDF-gateway waarschijnlijk
actief.
Aangezien JDFGW één JVM deelt met Internet Services
Gateway, is er geen afzonderlijk proces voorbehouden aan
JDFGW.
Bekijk bovendien eens het JDFGW-logbestand
2. Logbestanden bevinden zich hier: /var/spool/XRXnps/log/
JdfJmfGateway.log.0
3. Na een herstart van de Xerox FreeFlow Print Server of van
JDFGW, geeft het JDFGW-logbestand het volgende weer:
2006.06.06 16:27:07 INFO
com.xerox.gateways.jdfjmf.common.JmfGatewayListener
init [thread-10] Gateway Running on http://[IP-adres van
server wordt weergeven]
Om aan te geven dat JDFGW actief is en gereed is om JDFopdrachtkaarten te verwerken.
4. Standaard is JDFGW zodanig geconfigureerd dat alle
berichten in het logbestand worden vermeld. Er zijn diverse
niveaus voor het registreren van informatie in het logbestand:
SEVERE (hoogste waarde)
WARNING
INFO
CONFIG
FINE
FINER
FINEST (laagste waarde)
Als u een ander niveau wilt instellen, moet u het
configuratiebestand /opt/XRXnps/configuration/printSvc.config
bewerken:
# Set the default logging level for the root logger
.level = <value>
Met als waarde SEVERE/WARNING/INFO/CONFIG/FINE/
FINER/FINEST
2-10Systeemhandleiding
Meerdere opdrachten verzenden
Er zijn drie menu-opties beschikbaar in de Xerox FreeFlow
Printservices-interface (Beheer Opnieuw afdrukken):
•Afdrukken geselecteerd
•Proefafdruk geselecteerd
•Nu afdrukken geselecteerd
Wanneer één van deze afdrukopties wordt gekozen, verschijnt
een dialoogvenster waarin de wachtrijopties worden
gepresenteerd. Zodra de gebruiker de wachtrij selecteert voor het
verzenden van de opdracht, geeft de Xerox FreeFlow Print Server
een venster weer waarin de voortgang en voltooiing van elke
verzonden opdracht wordt bijgehouden. De toets [OK] wordt
ingeschakeld wanneer de opdracht is voltooid.
Opdrachten kunnen tegelijkertijd worden verzonden op basis van
de opdrachtgrootte. Er geldt geen harde limiet ten aanzien van de
opdrachtverzending. Wanneer honderden opdrachten min of meer
tegelijkertijd worden verzonden, kunnen de prestaties echter
afnemen.
De gebruiker heeft altijd de mogelijkheid om de bewerking te
annuleren nadat deze is gestart. Hoewel daarbij geen opdracht
wordt verstoord die op dat moment wordt verwerkt, zullen er geen
opdrachten meer naar de printer worden verzonden.
Opdrachtverzending
Webverzending
Met de Internet Services Web Client wordt een browser gebruikt.
In de browservensters kunt u een documentbestand selecteren,
een opdrachtkaart instellen en de afdrukopdracht naar de printer
verzenden. Voor deze manier van opdrachtverzending heeft u
geen software nodig.
OPMERKING: Als u de Internet Services Web Client wilt
gebruiken, heeft u een afdrukklaar bestand nodig (een bestand
dat niet hoeft te worden gewijzigd), zoals een PostScript-bestand
(.ps), PDF of een PCL-bestand.
Systeemhandleiding2-11
Opdrachtverzending
Afdrukken via de Internet Services Web Client
Opdrachten verzenden via de Internet Services Web Client:
1. Voer in het veld URL van uw ISP het IP-adres van de printer in
en selecteer [Uitvoeren].
De interface van de webclient wordt weergegeven.
2. Selecteer de toets [Opdrachtverzending].
Het Xerox-venster Opdrachtverzending verschijnt.
OPMERKING: De meeste opties in dit venster zijn automatisch
ingesteld op de printerstandaardinstellingen. Als u selecties wilt
maken, moet u het selectievakje Printerstandaardinstelling onder
elke optie uitschakelen.
3. Voer in het veld Bestandsnaam het afdrukpad in van het
bestand dat u wilt afdrukken of selecteer [Bladeren...] om het
bestand op te zoeken.
4. Schakel het selectievakje Printerstandaardinstelling uit onder
Opdracht vasthouden. U kunt nu de optie Afdrukken of
Opslaan kiezen in het vervolgkeuzemenu [Afdrukopties:
<opdrachtbestemming>]
•Afdrukken: hiermee wordt het opdrachtbestand afgedrukt
maar niet opgeslagen. Dit is de standaardinstelling. Als u
deze optie selecteert, gaat u verder bij Stap 6.
•Opslaan: hiermee wordt het afdrukbestand, inclusief de
huidige opdrachtkaart, op de printerserver opgeslagen. De
opdracht wordt echter niet afgedrukt. Als u deze optie
selecteert, gaat u verder bij Stap 5.
OPMERKING: De manier waarop de afdrukopdracht wordt
opgeslagen is afhankelijk van de printer. Voor meer informatie
over de manier waarop elke printer de opdracht opslaat kunt u de
printerdocumentatie raadplegen.
5. Als u [Opslaan] heeft geselecteerd in Stap 4:
•Schakel het selectievakje [Printerstandaardinstelling]
onder Opslagindeling uit als u een opslagindeling voor de
opdracht wilt selecteren.
•Schakel het selectievakje [Printerstandaardinstelling]
onder Opdrachtopslagplaats uit als u een opslagplaats
voor de opdracht wilt selecteren.
•Schakel het selectievakje [Opdrachtnaam gebruiken]
onder Bestand opslaan als uit als u een nieuwe naam voor
de opdracht wilt invoeren.
2-12Systeemhandleiding
Opdrachtverzending
6. Schakel het selectievakje [Printerstandaardinstelling] onder
Opdracht vasthouden uit als u zelf wilt kiezen of de opdracht
op de printer moet worden vastgehouden of niet. Als u [Nee]
selecteert, wordt uw opdracht meteen afgedrukt. Als u [Ja]
selecteert, wordt uw opdracht op de printer vastgehouden
totdat deze voor afdrukken wordt vrijgegeven.
7. Schakel het selectievakje [Printerstandaardinstelling] onder
PDL-type uit als u een PDL-type (page description language,
paginabeschrijvingstaal) voor de opdracht wilt selecteren. Als
u een ASCII-optie selecteert, moet u het font, de fontgrootte
en fontrichting selecteren.
8. Stel in dit gedeelte van het venster Opdrachtverzending de
overige parameters voor de opdrachtkaart naar wens in. Dit
venster bestaat uit twee gedeelten:
•Het gedeelte Afdrukken - Basis: In dit gedeelte in het
bovenste deel van het scherm Opdrachtverzending kunt u
basisselecties voor uw opdrachttaak maken.
•Het gedeelte Afdrukken - Basis: In dit gedeelte in het
bovenste deel van het scherm Opdrachtverzending kunt u
basisselecties voor uw opdrachttaak maken.
•Het gedeelte Geavanceerde toepassingen: Dit gedeelte
bevat velden waar u instellingen voor Beeldaanpassing en
Opdrachtaantekeningen kunt selecteren.
OPMERKING: Voer geen opdrachtnaam, naam van verzender of
wachtrijnaam in van meer dan 140 tekens.
9. U kunt desgewenst opdrachtaantekeningen vastleggen in de
velden in het gedeelte [Opdrachtinformatie].
10. Selecteer eventueel een van de volgende opties boven in het
venster:
•Mijn standaardopdrachtkaart opslaan: Hiermee worden uw
huidige selecties als standaardopdrachtkaart opgeslagen
voor andere afdrukopdrachten.
•Mijn standaardopdrachtkaart herstellen: Hiermee worden
de huidige instellingen teruggezet op de instellingen van
de standaardopdrachtkaart (als u deze eerder heeft
gemaakt).
•Standaardopdrachtkaart in wachtrij herstellen: Hiermee
worden de huidige instellingen teruggezet op de
standaardopdrachtkaart in de wachtrij.
11. Selecteer de groene toets [Afdrukken] om het
documentbestand naar de printerwachtrij te verzenden.
OPMERKING: Selecteer de toets [Administratie] om de status van
een opdracht tijdens het afdrukken te controleren.
Systeemhandleiding2-13
Opdrachtverzending
Remote Print Server
Overzicht
Met de software van FreeFlow Print Server Remote Print Server
(ook wel Remote Workflow genaamd) kan de gebruiker vanaf een
externe pc of Sun-werkstation diverse FreeFlow Printer Serverwerkstations bekijken, activeren en de status ervan controleren.
De real time status van de printers wordt gecontroleerd.
Bovendien kan de gehele gebruikersinterface van de externe
printer worden getoond en vanaf de gebruikersinterface worden
beheerd. De gebruiker kan wisselen tussen de printers die worden
beheerd; er kan echter maar één gebruikersinterface tegelijkertijd
worden weergegeven.
U kunt met Remote Print Server ook opdrachtkaarten
programmeren en opdrachten beheren. U kunt zowel opdrachten
als andere taken verplaatsen, verzenden, voorrang geven en
verwijderen.
Toepassingen
Remote Print Server verschaft toegang tot bijna alle toepassingen
en functies van FreeFlow Print Server vanaf een externe locatie.
De toepassingen van Remote Print Server bestaan onder meer
uit:
•De mogelijkheid om vanaf één locatie aansluitingen te
beheren op printers die door FreeFlow Print Server worden
ondersteund.
•De mogelijkheid om het FreeFlow Print Server-werkstation
vanaf de client-pc te manipuleren. Dit omvat:
•Opdrachtbeheer
•Wachtrijbeheer
•Beheer Opnieuw afdrukken
•Afdrukbeheer
•Systeembeheer
•Kleurbeheer (alleen kleurenprinters)
2-14Systeemhandleiding
Opmerkingen en waarschuwingen
Sommige handelingen mogen niet worden uitgevoerd tijdens het
gebruik van Remote Print Server. Bovendien zijn er een paar
toepassingen die uitgeschakeld zijn wanneer Remote Print Server
in gebruik is.
Het lijst van niet-ondersteunde toepassingen en handelingen is
als volgt:
•Om een FreeFlow Print Server-controller te gebruiken, moet
het tabblad Externe toegang zijn ingeschakeld in [Instelling:
Voorkeursinstellingen] en de software van Remote Print
Server op een werkstation zijn geïnstalleerd. De installatieinstructies voor de software van Remote Print Server vindt u in
de cd-kit voor Remote Print Server.
•De testfunctie is mogelijk niet beschikbaar via Remote Print
Server. De items in het menu Test verschijnen niet in het menu
Instelling in het hoofdscherm van de gebruikersinterface. Als u
de testfunctie op de FreeFlow Print Server-controller start,
worden alle Remote Print Server-verbindingen automatisch
uitgeschakeld.
Opdrachtverzending
•U kunt de taalinstellingen niet wijzigen op het tabblad
[Voorkeursinstellingen systeem: Internationaal], dat via het
menu Instellingen toegankelijk is. De taalinstellingen
verschijnen niet in het venster.
•U heeft geen toegang tot het tabblad [Gebruikersvoorkeuren:
Schermfontgrootte].
•Selecteer in geen geval Alle verbindingen uitschakelen op het
tabblad [Voorkeursinstellingen systeem: Remote Print Server].
Als u deze optie selecteert, kunt u het systeem pas weer
gebruiken als u de instellingen voor de Externe
gebruikersinterface weer heeft teruggezet op Ingeschakeld.
•Menu's die u met de rechtermuisknop opent aan de rand van
het scherm kunnen van het scherm verdwijnen, waardoor
sommige selecties niet zichtbaar zijn. Als u het hoofdvenster
verkleint en verplaatst, zijn de menu's wel goed zichtbaar.
•De minimale aanbevolen videoresolutie is 1152 x 864.
•Aanvullende applicaties voor FreeFlow Print Server en
applicaties van derden die op de FreeFlow Print Servercontroller zijn geladen, zijn niet extern toegankelijk via de
software van Remote Print Server. Terminal-vensters van het
besturingssysteem Solaris zijn ook niet extern toegankelijk via
Remote Print Server.
Systeemhandleiding2-15
Opdrachtverzending
FreeFlow digitale werkstroomcollectie
De FreeFlow digitale werkstroomcollectie is een verzameling
software- en hardwareoplossingen ter verbetering van
afdrukwerkstromen. Met behulp van deze oplossingen kan de
gebruiker kosten besparen, de operationele efficiëntie verhogen,
extra inkomsten genereren en een grotere potentiële winst
creëren door de integratie van nieuwe technologie en
mogelijkheden in de huidige werkstroomomgeving.
De FreeFlow digitale werkstroomcollectie bestaat uit:
•FreeFlow Web Services: voorziet in een webwinkel waarmee
gebruikers vanaf vrijwel iedere locatie nieuwe opdrachten
kunnen verzenden en bestaande opdrachten opnieuw kunnen
bestellen in een beveiligde omgeving.
•FreeFlow Process Manager: hiermee worden herhalende
voordrukacties geautomatiseerd, waardoor hoge kwaliteit en
consistentie worden gewaarborgd en fouten worden beperkt.
•FreeFlow MakeReady: hiermee worden complexe,
arbeidsintensieve toestellingshandelingen eenvoudiger
gemaakt met behulp van solide, geavanceerde
hulpprogramma's in een WYSIWYG-omgeving.
•FreeFlow Print Manager: biedt geïntegreerd afdrukbeheer,
complete aanmaak van opdrachtkaarten en een centraal
toegangspunt tot alle printers die door Print Manager worden
ondersteund.
•FreeFlow Variable Information Suite: hiermee kan de
gebruiker variabele gegevens en beelden omzetten in
hoogwaardige documenten met variabele inhoud op de
opgegeven afdruksnelheid.
2-16Systeemhandleiding
Afdrukken
Opties voor de afdrukwerkstroom
3Afdrukken en
wachtrijbeheer
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de afdrukwerkstroom kan
worden ingesteld. Tevens wordt beschreven welke
afdrukhulpprogramma's beschikbaar zijn in de software van Xerox
FreeFlow Print Server en hoe de Print Server kan worden gebruikt
voor TIFF-bestanden en VIPP-afdrukken.
De twee opties die beschikbaar zijn voor de afdrukwerkstroom zijn
First In/First Out (FIFO) en Inroosteren op basis van bronnen
(Resource Based Scheduling; RBS).
FIFO (First In/First Out) kan worden ingesteld voor het beperkt
inplannen en uitvoeren van afdrukopdrachten of als de
standaardafdrukwerkstroom voor de locatie. In beide gevallen
biedt FIFO-afdrukken de mogelijkheid om opdrachten af te breken
en af te drukken in FIFO-volgorde zonder rekening te houden met
de beschikbare papiersoorten en andere variabelen. Typische
applicaties zijn onder andere applicaties voor het comprimeren
van gesorteerd werk, gepersonaliseerd afdrukken op basis van
variabele informatie, directmail en financiële gegevens.
Inroosteren op basis van bronnen is aanvankelijk de
standaardoptie, waarbij opdrachten waarvoor bronnen
beschikbaar zijn als eerste in de afdrukstroom worden geplaatst.
Opdrachten waarvoor extra bronnen nodig zijn, zoals papier,
krijgen de status Niet verwerkbaar tot de bronnen beschikbaar
zijn. De optie Inroosteren op basis van bronnen zorgt voor een
optimaal gebruik van de printer.
Systeemhandleiding3-1
Afdrukken en wachtrijbeheer
First In/First Out (FIFO)-afdrukken
Inroosteren op basis van bronnen
Een werkstroom is gebaseerd op het FIFO-principe wanneer
opdrachten worden afgedrukt in dezelfde volgorde als waarin ze
werden ontvangen. Voor FIFO-afdrukken dient de status van de
wachtrij voor Vrijgeven Ja te zijn.
Voer de volgende stappen uit om FIFO-afdrukken in te schakelen:
1. Selecteer [Instellingen] in het hoofdmenu.
2. Selecteer [Voorkeursinstellingen systeem].
3. Klik onder Planningsmode op FIFO.
OPMERKING: Zie de on-line Help voor gedetailleerde
procedures.
Inroosteren op basis van bronnen is de standaardinstelling van de
Xerox FreeFlow Print Server. Opdrachten worden afgedrukt zodra
de benodigde bronnen beschikbaar zijn.
Voer de volgende stappen uit om Inroosteren op basis van
bronnen in te schakelen:
1. Selecteer [Instellingen] in het hoofdmenu.
2. Selecteer [Voorkeursinstellingen systeem].
3. Klik onder Planningsmode op Inroosteren op basis van
bronnen.
OPMERKING: Zie de on-line Help voor gedetailleerde
procedures.
Verwerking in mode Parallel RIP
De operateur kan de mode Parallel RIP in- of uitschakelen. Als de
objectcache voor variabele informatie is ingeschakeld, dan is
Parallel RIP automatisch uitgeschakeld. Als Parallel RIP is
ingeschakeld, dan is de objectcache voor variabele informatie
uitgeschakeld.
De Xerox FreeFlow Print Server verwerkt de werkstroom als volgt:
1. Komt de eerste opdracht in aanmerking voor verwerking in de
mode Parallel RIP? Zo ja, dan verwerkt Xerox FreeFlow Print
Server de opdracht met alle beschikbare parallelle RIP's en
kunnen geen extra opdrachten worden verwerkt.
2. Zo niet, dan leidt Xerox FreeFlow Print Server de eerste
opdracht door een enkele RIP.
3. De Xerox FreeFlow Print Server bepaalt of de volgende
opdracht in aanmerking komt voor een parallelle RIP.
3-2Systeemhandleiding
Afdrukken en wachtrijbeheer
4. Zo ja, dan verwerkt de Xerox FreeFlow Print Server de
opdracht met alle resterende RIP's. Er kan pas een andere
opdracht worden verwerkt nadat één van de opdrachten is
voltooid.
5. Zo niet, dan leidt de Xerox FreeFlow Print Server de opdracht
door het volgende enkelvoudige RIP-pad. De printerserver
vervolgt de cyclus.
Hulpprogramma's voor ASCII- en PCL-afdrukken
ASCII-afdrukken binnen diverse omgevingen resulteert in een
uitvoer die niet altijd de gewenste opmaak heeft. Helaas is er geen
"standaard" methode voor het afdrukken van ASCII-bestanden.
ASCII is een tekenset en geen paginabeschrijvingstaal. ASCIIbestanden bevatten derhalve geen opmaakopdrachten.
Bovendien bestaat er geen feitelijke standaard voor ASCIIopmaak.
Desalniettemin dienen gebruikers vaak voor hun bestanden een
specifieke indeling aan te houden. Met het onderstaande
hulpprogramma kan deze indelingsflexibiliteit worden
ingeschakeld, samen met de functie in Wachtrijbeheer waarmee
het mogelijk is de standaard documentindeling te selecteren.
ASCII en de PS- of PCL-decomposers
De Xerox FreeFlow Print Server-software laat de tekst in ASCIIbestanden automatisch overlopen naar de volgende regel met
een vooringestelde set Postscript-code en stuurt de gegevens via
de PostScript-decomposer. Helaas voldoet deze vooringestelde
opmaak niet altijd aan de ASCII-afdrukbehoeften van de klant en
er zijn geen mogelijkheden om de opmaak in PostScript te
wijzigen.
Als alternatief kunnen ASCII-bestanden als PCL worden
geïdentificeerd en via de PCL-decomposer worden verstuurd. De
PCL-decomposer biedt enkele aanvullende mogelijkheden die
gebruikt kunnen worden om ASCII-bestanden naar wens te
wijzigen.
U kunt ASCII-bestanden dwingen gebruik te maken van de PCLdecomposer door de bestandsindeling te wijzigen in
Opdrachtbeheer. Dit kan ook worden gedaan door de standaard
documenteigenschap van de wachtrij te wijzigen van ASCII in
PCL.
Systeemhandleiding3-3
Afdrukken en wachtrijbeheer
Hulpprogramma setpclcontrol
Het hulpprogramma setpclcontrol biedt de volgende
gebruikersinstellingen:
•Stel de standaardwaarde in voor het regeleinde voor de PCLdecomposer. Door deze opties in te stellen kunnen zowel
eigen PCL-bestanden als ASCII-stromen gedwongen door de
PCL-decomposer geleid worden, zodat ze kunnen worden
geconditioneerd met diverse combinaties van regelterugloop
(carriage return; CR), regelinvoer (line feed; LF) en
papierinvoer (form feed; FF). Voor mainframe- en UNIXomgevingen is gewoonlijk enige mate van CR/LF/FFaanpassing noodzakelijk.
•Stel een keuzepapierformaat in voor toewijzing aan de PCLuitzonderingsopdracht <esc>&101A (wat staat voor afdrukken
op een keuzepapierformaat).
Printers van HP reageren over het algemeen op de opdracht
door een gebied van 29,7 x 45 cm (11,7 x 17,7 inch) af te
tasten en vervolgens het beeld gecentreerd af te drukken op
willekeurig afdrukmateriaal dat door de operateur is geplaatst.
Met het hulpprogramma setpclcontrol kunt u een enkel beelden papierformaat opgeven dat overeenkomt met deze
uitzonderingsopdrachtreeks.
OPMERKING: Dit hulpprogramma is nu opgenomen in de
interface van de Xerox FreeFlow Print Server. Selecteer het
tabblad PCL en kies de gewenste opties voor regelbeëindiging.
Hulpprogramma setlp/lprcopycount
Met het hulpprogramma setlpcopycount kan de Xerox FreeFlow
Print Server-klant de wijze aanpassen waarop de lp/lpr-gateway
omgaat met een aantal afdrukken van één. Vanaf DocuSP versie
1.41.06 wordt via de standaardinstelling een aantal afdrukken van
één genegeerd, dat voor de opdracht wordt ingesteld door het lp/
lpr-verzendprotocol. Hierdoor krijgt het interne aantal afdrukken
dat door PDL is ingesteld voorrang.
Met het volgende hulpprogramma kan een klant het
oorspronkelijke gedrag van de printerserver herstellen: een aantal
afdrukken van één suggereren wanneer er geen is opgegeven,
dan wel een aantal afdrukken van één toestaan als dit via de
opdrachtregel is opgegeven. Dit aantal afdrukken van één krijgt
voorrang op het aantal afdrukken dat door PDL is ingesteld.
Syntaxis van het hulpprogramma:
setlpcopycount -f option0 - Hiermee geeft u op dat LP een aantal
afdrukken van 1 instelt indien ontvangen. 1- Hiermee geeft u op
dat LP een aantal afdrukken van 1 negeert indien ontvangen
(standaardinstelling).Geen optie toont de huidige instelling.
3-4Systeemhandleiding
Afdrukken en wachtrijbeheer
Voorbeeld:
printserver_printer% su rootPassword:# cd /opt/XRXnps/bin/#./
setlpcopycount -f 0
LP/LPR-compatibiliteit met Xerox FreeFlow Print Server
Xerox FreeFlow Print Server-systemen kunnen nu ook worden
gebruikt door NPS-klanten, die zowel zwart/wit-documenten als
documenten met markeringskleuren kunnen afdrukken. De
printerserver ondersteunt nu de volgende opties.
NPS lp-o en lpr-c
De lp/lpr-opties worden ontvangen door de LPR-gateway en
toegewezen aan Xerox FreeFlow Print Server-kenmerken.
•C”(halftone=<defaultHalftone l course lmedium l fine l
extrafine>)”
5. Markeringskleur (markeringskleur voor afdrukken)
•C”(hc=<color>)” (actie bij foute markeringskleur)
•C”(hcm=<abort l ignore l operator>)” (schema
markeringstoewijzingskleur)
•C”(hrc=<pictorial l presentation l colorToHighlight l
automatic)” (markeringstoewijzingskleur)
•C”(mc= <color>)”
6. Opdracht vasthouden voor handmatig vrijgeven
•C”(hold)”
7. Selecteerbare resolutie
•C”(res=< l 300 l 600 l>)
8. Overig
•C”(pcl5c)”
3-6Systeemhandleiding
Afdrukken en wachtrijbeheer
Markeringskleurprogrammering in ASCII-opdrachtkaart
De beheerder kan opdrachtprogrammeringsparameters
verzenden die bepalen welk algoritme en welke toewijzing wordt
gebruikt voor het renderen van volledige kleur naar het afdrukken
van markeringskleuren. De gebruiker kan ook opgeven welke
actie moet worden ondernomen als er geen overeenkomst is.
Voor zwart/wit afdrukken in grijsschaal wordt zwart geselecteerd
als markeringskleur die wordt afgedrukt.
De printerserver ondersteunt de volgende records in de ASCIIopdrachtkaart:
•%XRXhighlightPrintingColor: {blue l red l green}
•%XRXmismatchedHighlightPrinting Color: {Abort l
SelectCurrent l Intervene}
•%XRXhighlightMappingAlgorithm: {Automatic l
ColorToHighlight l Pictorial l Presentation l Monochrome}
•%XRXhighlightMappingColor. {black l red l green l blue l cyan l
magenta l cardinal l royalBlue l ruby l violet l brown l yelllow,
loadedColor}
DSC-
instructie
%%
Beginning
Feature
Inroosteren op basis van bronnen voor NPS-kleur
Ter ondersteuning van het gebruik van DSC-instructies bij de optie
Inroosteren op basis van bronnen, scant de preprocessor de
DSC-instructies en wijst deze toe aan opdrachtkenmerken. De
Opdrachtkiezer beoordeelt de kenmerken om te bepalen welke
bronnen zijn vereist voor de opdracht.
De volgende tabel bevat een overzicht van de DSC-instructies die
worden ondersteund ten aanzien van de markeringskleur.
OPMERKING: NPS-opties kunnen worden gespecificeerd met
behulp van lp -o en lpr -C vanaf de opdrachtregel.
Ignore all except
black, blue,
green, and red.
Ignore none,
MapabortPrint to
CancelJob. Map
RequestOperator
Intervention to
HoldJOb
(Met dit hulpprogramma kunt u de twee poorten van de
Socketgateway configureren door de echo-opdrachten te
verwijderen (VPS) of de gegevens ongewijzigd (NONVPS) te
laten.
Indien u een klant bent met DT61xx of DT65/75/90 (niet-LCDS),
configureert u beide poorten als NONVPS. DP1xxxEPS- en DT
75/90-klanten die LCDS gebruiken dienen te beslissen of ze één
poort of beide poorten als VPS configureren. Indien een poort niet
wordt gebruikt, wordt aangeraden de poort in te stellen op
NONVPS.
Met de Socketgateway kunnen twee poorten in één keer worden
geconfigureerd. Ongeacht het poortnummer dat is toegewezen
aan het hulpprogramma voor de socketconfiguratie, is de
socketpoort die wordt geconfigureerd op de eerste poort altijd
Poort 1, en de tweede regel is altijd Poort 2. Beide poorten worden
ingesteld als VPS bij de installatie. Syntaxis van het
hulpprogramma:
setVPSoption -1<option> -2<option>
0 - specificeert Poort 1
1 - specificeert Poort 2
optie -VPS (standaardinstelling) of NONVPS
Dit is een voorbeeld van het hulpprogramma:
printserver_printer% su root
3-8Systeemhandleiding
Afdrukken en wachtrijbeheer
Toegangscode:
# cd /opt/XRXnps/bin
# ./setVPSoption -1VPS -2NONVPS
Hiermee wordt Poort 1 ingesteld als VPS en Poort 2 als NONVPS)
# ./setVPSoption -1VPS
Hiermee wordt Poort 1 ingesteld als VPS en blijft Poort 2
ongewijzigd.
y# ./setVPSoption -2NONVPS
Hiermee blijft Poort 1 ongewijzigd en wordt Poort 2 ingesteld als
NONVPS.
Start de Xerox FreeFlow Print Server-software opnieuw nadat
deze optie is ingesteld.
OPMERKING: Raadpleeg de Beveiligingshandleiding voor meer
informatie over Secure Socket Layer (SSL).
TIFF-bestanden
In dit gedeelte worden de TIFF-tags besproken die door de
printerserversoftware worden ondersteund, en de richtlijnen
waarmee TIFF-bestanden optimaal kunnen worden afgedrukt.
GetTIFF en GetForm
Met de operatoren GetTIFF en GetForm in de
printerserversoftware kan de beheerder allerhande externe
objecten op de pagina plaatsen die niet worden ondersteund door
de PostScript-taal. Deze operatoren ondersteunen TIFFbestanden, PostScript-segmenten, PostScript-bestanden, EPSbestanden en basis-JPEG (JFIF)-bestanden.
De operatoren GetTIFF en GetForm pakken de naam van het
bestand dat het externe object bevat en plaatsen met behulp van
het standaardcoördinatensysteem de hoek linksonder van het
object in de hoek linksonder van de pagina. Vervolgens kan de
beheerder het object manipuleren met de standaard PSprocedures.
De operatoren GetTIFF en GetForm zijn ingekapseld en niet van
invloed op statusparameters voor afbeeldingen, zoals kleur of
font. GetTIFF en GetForm voeren dezelfde reeks opdrachten uit
die een rol spelen bij Xerox Formulier-cachegebruik.
Systeemhandleiding3-9
Afdrukken en wachtrijbeheer
TIFF-richting
Als de opdracht meer dan 200 pagina's omvat en er een VIPPlicentie of demo-licentie van toepassing is, dan zal een
foutmelding verschijnen op een standaard VIPPS-foutpagina.
OPMERKING: De optie Cachegebruik inschakelen/Cachegebruik
uitschakelen (van Snelformulieren) op het tabblad PostScript/PDF
voor de wachtrij wordt niet onderdrukt door het gebruik van
GetTIFF of GetForm.
OPMERKING: Met de optie "Acceleratorcache inschakelen/
uitschakelen" in Voorkeursinstellingen activeert u het
cachegebruik voor traditionele PostScript-opdrachten; deze is niet
van toepassing op GetTIFF en GetForm.
Met de functie Opslaan van de printerserver worden TIFF-beelden
in verschillende richtingen opgeslagen op de DocuTech/DocuPrint
75/90 en de DocuTech 61XX. Dit wordt met opzet gedaan om de
productiviteit te optimaliseren en de verschillende
afwerkingsvereisten van de afdrukgedeelten die worden
aangestuurd door de printerserversoftware mogelijk te maken. De
volgende producten hebben deze opties:
DocuTech 61xx -- De DocuTech 61xx werkt de achterrand van de
pagina's af en plaatst het beeld op de juiste wijze.
DocuTech/DocuPrint 75/90 -- de DocuTech/DocuPrint 75/90 werkt
de invoerrand van de pagina's af en plaatst het beeld op de juiste
wijze.
Dit verschil kan ertoe leiden dat PostScript/VIPP-bestanden die
TIFF's van de decompositievoorziening aanroepen op het ene
platform, niet compatibel zijn met hun equivalenten op andere
platforms. De geïmporteerde TIFF's kunnen met een andere
richting worden afgedrukt dan het PostScript-beeld.
Voordat Xerox FreeFlow Print Server 3.1 beschikbaar was,
maakte de controller gebruik van een conversiehulpprogramma
(TIFF naar PostScript) voor het verwerken en afdrukken van TIFFbestanden. Er is nu een eigen TIFF-decomposer voor het
rechtstreeks verwerken van af te drukken TIFF-bestanden. Dit
verbetert de TIFF-afdrukprestaties voor bepaalde typen
bestanden. Er zijn nu ook decomposerniveau-aanpassingen op
wachtrijniveau beschikbaar voor de TIFF-decomposer.
OPMERKING: TIFF-bestanden die uit meer dan één pagina
bestaan, worden ondersteund. Afzonderlijke TIFF-bestanden met
meer dan 1 TIFF-beeld kunnen worden verwerkt en afgedrukt.
3-10Systeemhandleiding
Ondersteunde TIFF-tags
Hieronder volgt een lijst met TIFF-tags die door de
printerserversoftware worden ondersteund.
Compressie
–Standaard = 1
–De printerserver ondersteunt waarden van 1
(ongecomprimeerd), 2 (CCITT Modified Huffman RLE, 32773
(PackBits), 3 (CCITT Group 3) en 4 (CCITT Group 4).
T4-optie
–Standaard = 0
–Deze optie wordt gebruikt om één- of tweedimensionaal
coderen voor CCITT Group 3 te bepalen.
Fill Order
–Standaard = 1
–De printerserver ondersteunt waarden van 1 en 2.
Afdrukken en wachtrijbeheer
Beeldbreedte en -lengte
–Standaard = geen; waarden dienen te worden opgegeven
Richting
–Standaard = 1
–De printerserver ondersteunt waarden van 1, 3, 6 en 8.
Waarden van 2, 4, 5 en 7 worden behandeld alsof ze
respectievelijk 1, 3, 6 en 8 zijn.
Fotometrische interpretatie
–Standaard = geen; waarde dient te worden opgegeven.
–De printerserver ondersteunt uitsluitend de waarden 0 en 1.
Resolutie-eenheden
–Standaard = 2
–De printerserver ondersteunt waarden van 2 (inches) en 3
(centimeters).
Rijen per strook
–Standaard = geen
–De printerserver ondersteunt beelden met een enkele strook
en beelden met meerdere stroken.
OPMERKING: Binnen hetzelfde TIFF-bestand kunnen stroken en
tegels niet worden gemengd.
Strookbyte-tellingen en strookstaffels
–Standaard = geen; waarden dienen te worden opgegeven
wanneer de beeldgegevens in stroken zijn georganiseerd.
–De printerserver ondersteunt beelden met een enkele strook
en beelden met meerdere stroken.
Systeemhandleiding3-11
Afdrukken en wachtrijbeheer
Instellingen voor informatiepagina's
X- en Y-resolutie
–Standaard = geen
–Voor afdrukken dienen de waarden te worden opgegeven
Tegelbreedte, Tegellengte, Tegelstaffels, Tegelbyte-tellingen
–Standaard = geen
–Waarden dienen te worden opgegeven wanneer de
beeldgegevens in tegels zijn georganiseerd.
De printerserver stelt de gebruiker in staat om het afdrukken van
informatiepagina's (zoals voorbladen) per wachtrij of opdracht inof uit te schakelen. Hiermee kan men bepalen wanneer en hoe de
voorbladen en foutpagina's worden afgedrukt.
De standaardinstelling per wachtrij is 'ingeschakeld'. Het gedrag
van de voorbladen en foutpagina's is conform de Xerox FreeFlow
Print Server-voorrangsregels, dus rekening houdend met
onderdrukkingen, opdrachtniveaus, enzovoort.
Prestatie-overwegingen
Er kan een optimale prestatie bij het afdrukken van TIFFbestanden worden bereikt door het opvolgen van de
onderstaande richtlijnen:
•Gebruik CCITT Group 4-compressie voor snelheid.
•Gebruik een resolutie van 600 dpi zodat het proportioneel
aanpassen van het beeld niet meer nodig is.
•Gebruik een TIFF-richtingstagwaarde van 8 om het beeld niet
te hoeven draaien.
•Gebruik enkelstrook-beeldgegevens om extra bewerkingen
van beeldgegevens te elimineren.
•Gebruik een waarde van 1 voor Fill Order, zodat extra
bewerkingen van beeldgegevens niet meer nodig zijn.
3-12Systeemhandleiding
VIPP gebruiken
Afdrukken en wachtrijbeheer
Om een opdracht als een VIPP-opdracht te specificeren is een
startstring vereist. De vereiste startstring kan met de functionaliteit
van de Xerox FreeFlow Print Server automatisch worden
toegevoegd. Dit kan worden gedaan met behulp van de
Opdrachtregelclient, Wachtrijbeheer en Opdrachteigenschappen.
Voer de volgende instructies uit om de VIPP Start-functie toe te
passen:
1. Kopieer het VIPP-startbestand naar /var/spool/XRXnps/vipp
en start vervolgens de printerserver opnieuw. Het bestand
dient in deze directory aanwezig te zijn en het kan niet worden
gewijzigd. U kunt echter een symbolische koppeling naar
andere locaties instellen.
OPMERKING: De naam van het startbestand dient te eindigen
met de extensie .ini (geen hoofdletters).
2. Maak in Wachtrijbeheer een afdrukwachtrij met de naam VIPP.
Wijzig de standaarddocumentindeling van ASCII in PostScript.
Als dat niet gebeurt, worden alle VIPP-opdrachten uitgevoerd
als ASCII, tenzij het gegevensbestand begint met %!.
3. Selecteer het tabblad PDF/PostScript en selecteer [Start File]
([Bestand starten]). Ga naar het startbestand en selecteer dit
bestand.
Met de opdracht CACHE slaat u een formulier op in één VIPPopdracht, zodat alleen het eerste exemplaar een normale RIP is.
Na de eerste RIP wordt het formulier in de opdracht aangeroepen
en wordt het van de harde schijf opgehaald in een indeling die
door de printer zelf kan worden verwerkt. VIPP CACHE is alleen
beschikbaar voor kleurenproducten.
Systeemhandleiding3-13
Afdrukken en wachtrijbeheer
Opslagplaatsbeheer
Opties voor het opslaan van opdrachten
De printerserver biedt een aantal opties voor het opslaan van
opdrachten in de opslagbibliotheek. Opdrachten kunnen
uitsluitend worden opgeslagen in de lokale directory of op een
cd-rw. Opdrachten kunnen niet worden opgeslagen op een
netwerkstation.
Op basis van het type invoer gelden er nog een paar extra
beperkingen voor het opslaan van opdrachten.
Onder Systeemvoorkeuren staan drie opties die kunnen worden
gebruikt als standaardinstelling voor het opslaan. Kies de optie die
het best aansluit bij de algemene werkstroom:
•Naam van opdracht wijzigen. Wanneer deze optie wordt
gekozen, wordt automatisch een versienummer aan de
opdracht toegevoegd en wordt de opdracht opgeslagen in de
opslagplaats. De nieuwe opdracht heeft een versienummer in
an.nnn-indeling.
•Opdracht overschrijven. Wanneer deze optie wordt gekozen,
wordt de oude versie van de opdracht vervangen.
•Opdracht afbreken. Wanneer deze optie wordt gekozen, wordt
het opslaan afgebroken.
Als de nieuwe opdrachtnaam gelijk is aan die van een oudere
opdracht, gaat het systeem verder op grond van de keuze van de
gebruiker. De opdrachtindeling, PDF, TIFF of een andere
bestandsindeling, wordt niet meegenomen in naamvergelijkingen.
Indien het bestand dezelfde naam heeft, wordt het beschouwd als
een duplicaat. Een nieuwe naam volgt de TIFF-indeling bij het
aanmaken van het versienummer. Bijvoorbeeld:
Mijnopdracht.ps.frf
Mijnopdracht.ps.001.frf
Wanneer een opdracht wordt vervangen worden alle overblijfselen
van de vorige opdracht gewist. Wanneer een opdracht eenmaal is
vervangen, is het onmogelijk om die opdracht te herstellen.
In het systeemlogbestand wordt vermeld wanneer een opdracht is
vervangen en wanneer nieuwe versies zijn gemaakt.
3-14Systeemhandleiding
Afdrukken en wachtrijbeheer
De optie voor het overschrijven van een wordt ondersteund voor
de volgende bestandsindelingen:
Voor het afdrukken met een markeringskleur wordt de indeling
single-page TIFF met twee beelden per pagina (zwart en
markeringskleur) ondersteund.
Scannen naar digitale invoer op Nuvera 1xx
Alleen Nuvera 1xx-producten hebben de mogelijkheid om de
scaninterface te gebruiken en een bestand op te slaan. Met deze
functie kan de operateur een bestand scannen, naar een locatie
bladeren om de opdracht op te slaan en een naam opgeven voor
het opgeslagen bestand. Bij het opslaan heeft de operateur
slechts de keuze uit deze bestandsindelingen:
•PDF
•Single-page TIFF
•Multi-page TIFF
Gekopieerde invoer voor TIFF-bestanden die uit meerdere
pagina's bestaan
In de gebruikersinterface van het scangedeelte kan de operateur
selecteren of pagina's in TIFF-indeling moeten worden
opgeslagen, afgedrukt of beide. De afdrukopdracht wordt
opgeslagen of uitgevoerd al naar gelang de keuze van de
operateur.
Indien wordt gekozen voor opslaan, roept de opslagfaciliteit de
opslagbibliotheek op, zodat opdracht in TIFF-indeling kan worden
opgeslagen.
OPMERKING: Als het product dat wordt gebruikt een scanner
ondersteunt, wordt elk beeld van de opdracht opgeslagen zonder
de beeldmanipulatie die werd geprogrammeerd voor de
opdrachtverzending. De instructies worden echter opgeslagen in
de opgeslagen opdrachtkaart die zal worden gebruikt in de
opdrachtprogrammering wanneer opnieuw wordt afgedrukt.
Bij het opslaan heeft de operateur slechts de keuze uit deze
bestandsindelingen:
•PDF
•Multi-page TIFF
•Single-page TIFF
Vanuit het RIP-invoerpad heeft de operateur de keuze uit
Opslaan, Afdrukken en Afdrukken & opslaan. De invoerfaciliteiten
(CDF of Scanfaciliteit) roepen de gemeenschappelijke
buffermanager aan om opgeslagen en afdrukklare beelden te
genereren voor een kleuren- of zwart/wit-printer.
De afdrukklare beelden worden verstuurd naar de Phoenixbeeldschijf, terwijl de opgeslagen beelden worden verstuurd naar
de opslagfaciliteit om te worden gebruikt.
Voor opdrachten die zijn opgeslagen op een lokaal schijfstation
kan de beheerder bestanden met de volgende bestandsindelingen
kopiëren, verplaatsen of verwijderen zodra het
opdrachtkaartbestand is aangemaakt:
•FRF
•Multi-page TIFF
•PDF
De printerserver activeert de opslagfaciliteit, welke vervolgens de
opslagbibliotheek aanroept om het verzoek te verwerken.
OPMERKING: De functies kopiëren/verplaatsen/verwijderen
gelden enkel voor bestanden met een opdrachtkaart en een
geschikte bestandsindeling op het printerserversysteem. Deze
functies kunnen uitsluitend worden uitgevoerd op de lokale schijf
met de opdrachtkaart.
De gebruikersinterface activeert de benodigde scripts om de
gevraagde bewerking te voltooien.
3-16Systeemhandleiding
Afdrukken en wachtrijbeheer
Opdrachten naar cd kopiëren en opslaan
Voor opdrachten die worden opgeslagen op een cd-r/w, roept de
opslagfaciliteit de PM-bibliotheek op om de opdrachten te
kopiëren of op te slaan. Het verplaatsen van opdrachten wordt
echter niet ondersteund.
De gebruiker kan cd-rw opgeven als opslagbestemming in de
wachtrij- of opdrachteigenschappen. De gebruiker bladert
vervolgens naar de gewenste directory om het bestand op te
slaan. Om de prestaties te verbeteren worden de beelden van een
opdracht eerst op een tijdelijke locatie opgeslagen en vervolgens
naar de cd weggeschreven, zodra de laatste pagina is verwerkt.
Voor systemen met een scanner kan de gebruiker ook de cd
selecteren als opslaglocatie.
OPMERKING: Het is niet mogelijk om een bestand van de cd te
verwijderen; een gebruiker kan slechts alle sessies of de laatste
sessie verwijderen. Verwijderde sessies kunnen niet worden
hersteld om opnieuw te worden gebruikt.
OPMERKING: Voor het wegschrijven naar een cd moeten de
gegevens met een constante snelheid worden aangeleverd. Het
wordt derhalve aanbevolen om tijdens het wegschrijven van
gegevens naar een cd zo weinig mogelijk andere activiteiten uit te
voeren.
Aangepaste sjablonen opslaan
De operateur kan een aangepaste sjabloon maken en willekeurige
combinaties van opmaakinstellingen programmeren en opslaan
onder een unieke naam als een door de gebruiker gedefinieerd
sjabloon.
De sjabloon zal later worden vermeld in de keuzelijst Opmaakstijl.
Wanneer deze wordt geselecteerd, worden alle eerder
geprogrammeerde instellingen gebruikt. Deze kunnen indien
gewenst worden gewijzigd. De sjabloon kan ook altijd worden
verwijderd.
Systeemhandleiding3-17
Afdrukken en wachtrijbeheer
Opdrachtvoorbeelden bekijken en opdrachten bewerken
Miniatuurafbeeldingen bewerken
De printerserver is voorzien van verschillende bewerkingsfuncties
voor opgeslagen opdrachten.
Voor de DT100/120-productserie biedt de printerserver de
gebruiker de mogelijkheid om een voorbeeld van opgeslagen
opdrachten in PDF-, TIFF-, PS- of FRF-indeling te bekijken. Met
de functie Opdrachtvoorbeeld kan de gebruiker zowel een
miniatuurafbeelding (Thumbnail Resolution Image; TRI) als een
volledige weergave van het opgeslagen beeld (Display Resolution
Image; DRI) bekijken.
De functie Opdrachtvoorbeeld biedt een menu dat de gebruiker
toegang verschaft tot een aantal toepassingen:
•Het beeld op de pagina passen
•Het beeld roteren
•Het beeld schalen
•Het beeld op hoogte en breedte passend maken
•De pagina selecteren
•Naar de volgende pagina gaan
•Naar de vorige pagina gaan
•Naar het einde van de pagina gaan
•Naar de eerste pagina gaan
De functie Opdrachtvoorbeeld kan worden geactiveerd door met
de rechtermuisknop te klikken op de opdracht in Afdrukbeheer of
Opdrachtbeheer.
De PDF-editor gebruiken
Met de PDF-editor kan de gebruiker FRF-bestanden bewerken
voor kleurensystemen en zwart/wit-systemen. De PDF-editor is
een paginagrote editor waarmee de gebruiker pagina's kan
samenvoegen, mits deze dezelfde bestandsindeling hebben.
De PDF-editor biedt de gebruiker de volgende functies:
•Pagina invoegen
•Pagina verwijderen
•Functies voor Ongedaan maken voor opgeslagen opdracht
•Pagina's importeren voor andere opgeslagen opdrachten
3-18Systeemhandleiding
Afdruktips
Wachtrijbeheer
Afdrukken en wachtrijbeheer
Indien u de resolutie van een ingesloten bitmap-object verlaagt op
applicatieniveau, kunt u kleinere PDF-bestanden produceren.
Hierdoor kan uw opdracht sneller over het netwerk worden
verzonden, heeft deze minder spool-/schijfruimte op de
printerserver nodig en zal deze wellicht sneller worden verwerkt.
Het venster Wachtrijbeheer toont alle wachtrijen die beschikbaar
zijn op de printer. Iedere wachtrij is als het ware een virtuele
printer met unieke kenmerken die worden gedefinieerd wanneer
de wachtrij wordt gemaakt. In de lijst met wachtrijen staan de
naam, prioriteit, opdrachtacceptatie en status van alle wachtrijen
die op het systeem beschikbaar zijn.
Wachtrijbeheer omvat het aanmaken van wachtrijen die
opdrachten kunnen ontvangen, zodat de opdrachtenstroom door
het afdruksysteem heen beheerd kan worden. Met behulp van
wachtrijen kunt u opdrachten als volgt beheren:
•U bepaalt wanneer opdrachten vanaf het netwerk of de host
worden geaccepteerd.
•U bepaalt wanneer opdrachten worden vrijgegeven.
•U definieert standaardparameters (zoals 1- of 2-zijdig) voor
opdrachten.
•U kunt opdrachtparameters onderdrukken.
•U kunt papier vanuit een specifieke lade laten invoeren in
plaats van een bepaalde papiersoort op te geven (wordt
meestal gebruikt voor LCDS-opdrachten).
Open Wachtrijbeheer door de menu-optie [Wachtrij
Wachtrijbeheer…] te selecteren of het pictogram Wachtrijbeheer
op de snelkoppelingsbalk.
Raadpleeg de FreeFlow Print Server Help voor meer informatie
over wachtrijbeheer.
Transactionele gegevens afdrukken
FreeFlow Print Server verwerkt transactionele gegevens zoals
Xerox LCDS en IBM IPDS. In dit gedeelte wordt beknopt
aangegeven waar u op moet letten bij deze soorten
gegevensstromen. Ook vindt u hier referenties voor aanvullende
informatie.
Systeemhandleiding3-19
Afdrukken en wachtrijbeheer
IPDS (Intelligent Printer Data Stream)
Intelligent Printer Data Stream (IPDS) is een
printergegevensstroom die door IBM is gedefinieerd.
IPDS is een optionele toepassing van FreeFlow Print Server en
wordt ingeschakeld met één enkele licentie, IPDS Interpreter
License. Als uw systeem niet over de IPDS-licentie beschikt, zult u
de dialoogvensters van FreeFlow Print Server IPDS niet zien en
verschijnt het menu FreeFlow Print Server IPS Manager niet op
het systeem.
Intelligent Print Data Stream (IPDS) is informatie die in een
bepaalde volgorde door een IBM-hostcomputer wordt verstuurd,
aangestuurd door een host-afdrukapplicatie, zoals Print Service
Facility (PSF). Naast het leveren van afdrukinformatie voert de
IPDS-gegevensstroom ook printerstuurfuncties uit en deelt de
gegevensstroom informatie over de opdrachtstatus.
OPMERKING: PSF is een IBM-softwareproduct waarmee IPDSprinters worden beheerd en AFP-gegevens (Advanced Function
Presentation) naar de printers worden verzonden in de IPDS-taal
die door IPDS-printers wordt gebruikt.
FreeFlow Print Server IPDS ondersteunt de TCP/IP- en online
kanaalinterfaces.
Met FreeFlow Print Server IPDS kunt u:
•De standaard IBM IPDS-gegevensstroom afdrukken.
•Een correct beeld maken van alle door IPDS vereiste
afdrukbronnen en fonts.
•Afdruksystemen en invoer-/afleveringsapparaten voor
FreeFlow Print Server ondersteunen.
•Alle ondersteunde IPDS-opdrachten vanaf het IBM-kanaal en
AFP-software herkennen en verwerken.
OPMERKING: AFP (Advanced Function Presentation) is een
verzameling programma's waarmee documenten kunnen worden
ingedeeld en afgedrukt door de exacte plaatsing van bronnen op
een printerpagina te definiëren.
3-20Systeemhandleiding
Licentie IPDS-interpreter
FreeFlow Print Server-ondersteuning voor IPDS wordt
ingeschakeld met een optionele licentie voor IPDS. Als deze
licentie actief is, zijn de volgende toepassingen beschikbaar op de
controller:
•IPDS-interpreter
•Een IPS-menuselectie in de gebruikersinterface van het
systeem. Hiermee kan IPDS worden geactiveerd.
•Een grafische gebruikersinterface van IPDS om instellingen
toe te passen.
•Een TCP/IP-socket voor de verbinding met het hostsysteem
waarop de IPDS-afdrukopdrachten worden bewaard.
•Een kanaal-bus-and-tag of een kanaalkaart.
IPS Manager
Met de selectie IPS Manager in de gebruikersinterface van
FreeFlow Print Server System kan een operateur beheerfuncties
gebruiken voor het configureren van PDS-opties die gewoonlijk
niet beschikbaar zijn op de controller. De belangrijkste IPSonderdelen zijn:
Afdrukken en wachtrijbeheer
•Vervolgkeuzemenu Bestand - hiermee kan een operateur een
bestaande opdrachtinstelling selecteren en gebruiken, een
nieuwe opdrachtinstelling maken en opslaan en een
opdrachtinstelling verwijderen.
•Vervolgkeuzemenu Systeem - hiermee kan een operateur
online of offline gaan, een opdracht stopzetten of hervatten,
systeemconfiguraties uitvoeren, interne fonts beheren en een
IPDS-testresultaat vastleggen of afspelen.
•Tabblad Opdrachtinstellingen - hiermee kan een operateur de
volgende opties instellen voor een specifieke opdracht of een
groep opdrachten: Bronresolutie, GOCA-beeldresolutie,
Einde-setcriterium, Uitvoerwachtrij, Kopiëren & snijden,
Uitgebreide fontondersteuning en Doorlopende formulieren
emuleren.
•Tabblad Lade-/opvangbak-toewijzingen - hiermee kan een
operateur de fysieke laden van FreeFlow Print Server
toewijzen aan virtuele IPDS-laden. De inhoud van de virtuele
IPDS-laden wordt aan de host doorgegeven. De operateur kan
papierkenmerken bekijken en wijzigen, zodat deze voldoen
aan de eisen van de IPDS-afdrukopdrachten.
Systeemhandleiding3-21
Afdrukken en wachtrijbeheer
IPDS met AFP
•Operateuropdrachten - van toepassing op zowel het tabblad
Opdrachtinstellingen als het tabblad Lade-/opvangbaktoewijzingen. Met deze opdrachten kan een operateur online
of offline gaan, de ontvangst van IPDS-gegevens van de host
stopzetten of hervatten en een inkomende IPDS-opdracht
annuleren.
IBM’s AFP (Advanced Function Presentation) is een verzameling
programma's waarmee documenten onafhankelijk van de
printerhardware kunnen worden ingedeeld en beheerd. Met AFP
kunnen gebruikers documenten indelen, de aflevering bepalen,
documenten afdrukken of online bekijken, en documenten op
meerdere besturingssystemen opslaan. AFP is in diverse
besturingssystemen geïmplementeerd met behulp van PSFsoftware (Print Service Facility). Deze software genereert de
apparaat-afhankelijke IPDS. Sommige IBM-systemen zoals AIX
maken gebruik van InfoPrint Manager in plaats van PSF voor
deze omzetting. FreeFlow Print Server ondersteunt IPDS die door
PSF- of InfoPrint Manager-software zijn verzonden.
Om IPDS-opdrachten te kunnen afdrukken, moet het hostsysteem
de afdrukopdrachtgegevens omzetten in IPDS-rastergegevens en
beheergegevens overeenkomstig de IBM-publicatie S544-3417
Intelligent Printer Data Stream Reference. In het geval van
hostbesturingssystemen die AFP ondersteunen, zoals Z/OS
(MVS) en OS/400, ontleedt de host de AFP-opdrachten in
toepasselijke IPDS-opdrachten en -gegevens. Sommige
hostsystemen van andere fabrikanten dan IBM verzenden IPDSgegevens rechtstreeks, zonder AFP als tussenindeling te
gebruiken.
IPDS-printers worden centraal beheerd vanaf het hostsysteem.
Bronnen, zoals fonts, zijn meestal intern op de host aanwezig en
worden waar nodig op de printer gebruikt. Ze worden niet
permanent op de printer opgeslagen.
3-22Systeemhandleiding
LCDS (Line Conditioned Data Stream)
LCDS-opdrachten (Line Conditioned Data Stream) worden
geaccepteerd als ze afkomstig zijn van een op een kanaal
aangesloten mainframe, op het netwerk aangesloten werkstations
en een tapeclient.
Het afdrukken van een LCDS-opdracht
Voordat LCDS-gegevens naar een de printer kunnen worden
verzonden, moet de printeroperateur eerst de volgende taken
uitvoeren:
•Alle bronnen op de printer laden. Dergelijke bronnen omvatten
fonts, beelden, formulieren en afdrukinstructies.
Voor elke LCDS-opdracht zijn bronnen vereist, zoals fonts,
beelden, formulieren, logo's en een JSL. Deze bronnen
moeten op het werkstation zijn geladen voordat de opdracht
kan worden uitgevoerd. U kunt een lijst met LCDS-bronnen op
het systeem bekijken en afdrukken.
Afdrukken en wachtrijbeheer
•De laden instellen
•De wachtrij activeren
•Het papier plaatsen zodat de opdracht juist wordt afgedrukt
Wanneer de printerinstellingen voldoen aan de eisen van een
opdracht, kan de hostoperateur de opdrachtgegevens gaan
verzenden. Als de opdracht is afgedrukt, moet de printeroperateur
procedures uitvoeren om de gegevensoverdracht te beëindigen.
Dit kan automatisch worden gedaan met een timer of via een
opdracht in de gegevensstroom.
OPMERKING: Soms zijn LCDS-opdrachten zo groot dat de harde
schijf van het systeem (te) vol raakt. Met de toepassing Opdracht/
segment kan de capaciteit van de interne schijf door het systeem
worden beheerd. Selecteer [Instellingen: Voorkeursinstellingen
systeem] en selecteer het tabblad Opdrachtbeleid om
partitieselecties te maken.
Systeemhandleiding3-23
Afdrukken en wachtrijbeheer
LCDS-bronnen bekijken
1. Selecteer de menu-optie [Administratie > LCDS-bronnen…].
Het venster LCDS-bronnen verschijnt.
2. Zoek de locatie van de bronnen op en selecteer een bron uit
de vervolgkeuzelijst Bron:
•Systeem
•Unix-bestandssysteem
•Cd-rom
3. Selecteer de toets [Typen...] om de systeembrontypen te
bekijken. Selecteer een van de volgende opties:
•Door gebruiker gespecificeerd
•Bibliotheek
4. Klik met de rechtermuisknop op een willekeurige bron en
selecteer de menu-optie [Eigenschappen] om de
eigenschappen van die bron te bekijken.
LCDS-voorbeeldbronnen afdrukken
LCDS-bronnen afdrukken:
1. Klik met de rechtermuisknop op een bron en selecteer de
menu-optie [Voorbeeldbron]. In het venster Voorbeeldbronnen
kunt u aangeven hoe u de voorbeeldbron wilt afdrukken.
2. Selecteer bijvoorbeeld:
•Een wachtrij
•Beeldafdruk
•Schalen
•Documentopties
•Aantal
De LCDS-bronnenlijst afdrukken
De LCDS-bronnenlijst afdrukken:
1. Klik met de rechtermuisknop in het veld LCDS-bronnen en
selecteer [Lijst afdrukken] om een lijst met LCDS-bronnen op
het systeem af te drukken.
2. Geef aan hoe u de lijst wilt afdrukken. Selecteer bijvoorbeeld:
•Een wachtrij
•Type opdracht
•Aantal
3. Selecteer de opdrachttoets [Afdrukken].
3-24Systeemhandleiding
LCDS-wachtrij-informatie
Als u wachtrijen voor LCDS-opdrachten wilt instellen, houdt u dan
rekening met het volgende:
•De eigenschap Opslagbestemming wordt niet gebruikt voor
LCDS-opdrachten.
•Als u een wachtrij voor LCDS-opdrachten instelt, moet u
definiëren of de opdracht in spooling-mode of in streamingmode wordt afgedrukt:
•Selecteer Streaming als u opdrachten wilt afdrukken terwijl
ze naar de printer worden gestuurd. Dit is zinvol voor grote
opdrachten. Blokken gegevens worden afgedrukt zodra ze
zijn ontvangen. De printer wacht niet totdat de hele
opdracht is ontvangen, waardoor er minder kans is dat de
schijf vol raakt.
In het algemeen dient u voor online-afdrukken en grote
opdrachten een wachtrij te gebruiken die is ingesteld op
streaming-mode.
Afdrukken en wachtrijbeheer
Wanneer een opdracht in streaming-mode naar de printer
is verzonden, moet END worden geselecteerd in de Online
Manager voordat de opdracht kan worden verwerkt.
•Selecteer Spooling alleen als u opdrachten wilt afdrukken
nadat de gehele gegevensstroom op de printer is
aangekomen. Dit houdt in dat u de opdracht Leegmaken
moet invoeren om iedere opdracht te voltooien.
•Gebruik het tabblad LCDS om de initiële JDL, JDE en andere
eigenschappen van de LCDS-opdracht in te stellen.
OPMERKING: Sommige LCDS-opdrachten zijn erg groot,
waardoor het uren of zelfs dagen kan duren voordat ze zijn
voltooid. Als u een andere opdracht wilt afdrukken voordat een
grote LCDS-opdracht is voltooid, kunt u de functie Opdracht
tijdelijk stopzetten/onderbreken gebruiken. Hiermee wordt de
huidige opdracht tijdelijk stopgezet, zodat u de andere opdracht
kunt afdrukken. U kunt daarna de onderbroken opdracht weer
hervatten.
Systeemhandleiding3-25
Afdrukken en wachtrijbeheer
LCDS-wachtrij-opties
Voordat u een opdracht start, dient u de initiële JDL (Job
Descriptor Library) en JDE (Job Descriptor Entry) aan te geven
die moeten worden gebruikt voor de opdracht en voor alle
overzichten binnen de opdracht die op dat moment wordt
afgedrukt. De JDL en JDE bepalen het uiterlijk van de uitgevoerde
opdracht. Deze opdrachtopties kunnen worden geselecteerd in
Wachtrijbeheer.
LCDS-wachtrij-opties selecteren:
1. Open Wachtrijbeheer door de menu-optie [Wachtrij>
Wachtrijbeheer…] te selecteren of het pictogram
Wachtrijbeheer op de snelkoppelingsbalk.
2. Klik met de rechtermuisknop op een wachtrij en selecteer de
menu-optie [Eigenschappen...].
3. Selecteer het tabblad [Wachtrij-eigenschappen: PDLinstellingen]
4. Selecteer de functietoegangstoets [LCDS].
Referentiebronnen voor IPDS en LCDS
Voor meer informatie over IPDS en LCDS zijn de volgende
bronnen beschikbaar:
•Xerox FreeFlow Print Server IBM IPDS User Guide
•Xerox FreeFlow Print Server Using LCDS Print Description
Language
•Print Description Language for Xerox FreeFlow Print Server
Users (neem contact op met de analist voor informatie over
deze handleiding)
U kunt ook contact opnemen met de Xerox-systeemanalist voor
meer informatie over IPDS en LCDS.
3-26Systeemhandleiding
Subset-afwerking
4Afwerking
Het volgende hoofdstuk bevat informatie over de wijze waarop
subset-afwerking en gemengd stapelen op een afdrukopdracht
kan worden toegepast.
De afwerkingsinformatie hieronder is niet van toepassing op
systemen met continu-invoer (CF, continuous feed). Voor
dergelijke systemen wordt de afwerkingsconfiguratie gedefinieerd
op de CF (STAMPA)-controller. CF-opmaakbestanden worden
gebruikt om documenten voor afdrukken op te maken in
combinatie met specifieke CF-afwerkingsconfiguraties.
Subset-afwerking is de mogelijkheid om verschillende typen
afwerking (of geen afwerking) binnen dezelfde opdracht te
gebruiken. De mogelijkheid om subsets onafhankelijk te kunnen
afwerken is een essentieel kenmerk van veel variabele
gegevenstoepassingen.
Met dit product is binnen een afzonderlijke PostScript-opdracht
meer dan één type afwerking mogelijk. De ondersteunde
afwerkingsopties en de afleveringslocaties die kunnen worden
gebruikt zijn afhankelijk van het printertype. De afwerkingsopties
en afleveringslocaties zijn als volgt:
•Hecht portret
•Hecht landschap
•Dubbele hecht
•Hecht portret rechts
•Hecht landschap rechts
•Dubbele hecht rechts
•Inbinden
•Rechts inbinden
OPMERKING: Bij de DT 61xx-printers is KKE-invoer alleen
mogelijk in papierlade 3, 4 en 5. De korte kanten van het
afdrukmateriaal lopen uiteen van circa 254 mm tot 300 mm
(10 tot 14 inch).
Systeemhandleiding4-1
Afwerking
Opdrachten maken om subset-afwerking te gebruiken
Het is belangrijk dat opdrachten die dienen te worden uitgevoerd
met behulp van subset-afwerking voorzien zijn van het volgende:
•PostScript-code (met behulp van de operator "setpagedevice")
•Variable Data Intelligent PostScript PrintWare (VIPP) versie
2.0 of hoger.
OPMERKING: Subset-afwerking kan ook worden uitgevoerd op
het FreeFlow-werkstation door de toepassing Document Scan and
Make Ready (Document scannen en gereed maken).
Subset-staffelen (jog op paginaniveau)
De printer beschikt over de mogelijkheid om op een paginaniveau
te staffelen. Met deze ondersteuning kan VIPP worden gebruikt
voor applicaties van het staffeltype. Daardoor is het mogelijk om
opdrachten als een groter bestand te versturen met
staffelopdrachten op paginaniveau.
De term "Jog" wordt gebruikt om staffelgedrag te starten.
•setpagedevice jog 0 (de staffelopdracht is "OFF" (UIT))
•setpagedevice jog 3 (de staffelopdracht is "ON (AAN)")
Een opdracht met een aantal afdrukken groter dan één met een
"jog 3" dient staffels te forceren tussen elke set. Een opdracht met
een aantal afdrukken van 1 kan "jog 0" of "jog 3" per pagina
bevatten. Het systeem wisselt het staffelen tussen elke opdracht
jog 3 en jog 0.
De volgende informatie dient in acht te worden genomen wanneer
de opdracht "Jog" wordt gebruikt:
•De eerste opdracht jog op een pagina wordt erkend en alle
andere genegeerd.
•Twee of meer gevallen van jog 3 zonder corresponderende jog
0 worden genegeerd.
•De staffelinstelling "ON" of "OFF" van Afdrukbeheer hoort niet
van invloed te zijn op de werking van de jog-opdrachten op
PDL-niveau. Als de staffeling van Afdrukbeheer is ingesteld op
"OFF" en een opdracht heeft een jog 3, dan dienen de sets
onderling te worden gestaffeld.
•Bij de DT/DP 75/90 zijn subset-staffels in de bovenste
opvangbak toegestaan. De 61xx is mechanisch gezien echter
niet in staat tot een jog naar de bovenste opvangbak.
4-2Systeemhandleiding
Opdracht staffelen/scheiding/subsetafwerking bij PCL
Het gebruik van de PCL-scheidingsopdracht <ESC>&l1T in
combinatie met standaardinstellingen voor Xerox FreeFlow
Server-wachtrij biedt de mogelijkheid tot subset-afwerking voor
PCL-opdrachten. De PCL-scheidingsopdracht definieert de
staffelsegmenten van een opdracht. PCL ondersteunt doorgaans
geen afwerking. Het gebruik van de PCL-scheidingsopdracht biedt
echter de mogelijkheid staffelsegmenten van een opdracht af te
werken op basis van de standaardinstelling voor afwerking die is
gekozen voor de wachtrij. Wanneer bijvoorbeeld de
standaardinstelling voor de wachtrij portrethecht is, worden alle
segmenten van een opdracht waarbij de PCL-scheidingsopdracht
is gebruikt gehecht.
De plaatsingsrichtlijnen zijn als volgt:
•Huidige paginastaffeling: Wanneer de huidige pagina dient te
worden gestaffeld ten opzichte van de vorige pagina, dient de
PCL-scheidingsopdracht op de huidige pagina te worden
geplaatst voordat eventuele beeldgegevens worden geplaatst.
De opdracht dient te worden geplaatst in het gedeelte
opdracht-/paginabesturing of daarvoor.
Afwerking
®
Print
PCL-staffelen
•Volgende pagina staffelen: Wanneer de volgende pagina in
het document dient te worden gestaffeld ten opzichte van de
huidige pagina, dient de PCL-scheidingsopdracht aan het
einde van de huidige pagina na eventuele beeldgegevens te
worden geplaatst.
De optie Staffelen is te vinden door Afdrukbeheer te openen, het
tabblad Stapelen te selecteren en vervolgens [Staffelen].
Om staffelen te kiezen voor opdrachten in sets of stapels het
keuzevakje Inschakelen selecteren. De toetsen bevinden zich
onder de vakken staffelen in sets respectievelijk staffelen in
stapels.
Systeemhandleiding4-3
Afwerking
PCL-scheidingsopdracht gebruiken
De volgende informatie dient in acht te worden genomen wanneer
de PCL-scheidingsopdracht wordt gebruikt:
•De staffeloptie in Afdrukbeheer in de Xerox FreeFlow Print
Server-software dient te zijn ingesteld op ON. Wanneer de
staffeloptie is ingesteld op OFF en er wordt een opdracht met
het PCL-scheidingsopdracht ontvangen, dan worden sets niet
gestaffeld bij het uitvoeren van de opdracht.
•Meervoudig gebruik van de PCL-scheidingsopdracht binnen
één opdracht wordt erkend.
•Meervoudig gebruik van de PCL-scheidingsopdracht op één
pagina wordt genegeerd.
•Alle afwerkingsbeperkingen bij de printer zijn van toepassing
op een subsetsegment.
Opdracht PCL-papierbron
Gebruik de opdracht PCL-papierbron <esc & 1 # H> om een PCLafdrukopdracht zo te programmeren dat daarvoor specifiek papier
wordt gebruikt. De PCL-decomposer op de Xerox FreeFlow Print
Server-controller leest de papierbronopdracht en wijst met behulp
van de optie PCL-papierbron in Eigenschappen wachtrij de
opdracht toe aan het juiste papier. De nummercode komt overeen
met de volgende PCL-papierbron geprogrammeerd in
Eigenschappen wachtrij.
Voor het programmeren van de PCL-papierbron de volgende
richtlijnen aanhouden:
Met de selecties in Ladebevestiging wordt het volgende
aangepast:
•of er een bevestigingspopup-venster op het scherm
verschijnt nadat een lade is geopend en gesloten
•welke kenmerken aan die lade zijn toegewezen
•of de actie automatisch wordt uitgevoerd of de gebruiker
actie moet ondernemen om de programmeringswijziging te
bevestigen
Voer de volgende stappen uit om ladeprogrammeringsopties in te
schakelen:
1. Selecteer [Instelling] in het hoofdmenu.
2. Selecteer [Voorkeursinstellingen systeem].
3. Selecteer het tabblad [Papier en laden].
De instellingen gelden voor het hele systeem en worden direct
toegepast. De Xerox FreeFlow Print Server-software hoeft niet
opnieuw te worden gestart.
Systeemhandleiding4-5
Afwerking
Ladebevestigingsopties:
•Geen - Er verschijnt geen ladebevestigingsscherm. Het
systeem gaat er vanuit dat de lade is bijgevuld, maar als
de ladekenmerken veranderen, treedt er een storing in de
lade op. Als u deze storing wilt oplossen, past u de
programmering op de lade aan. Daarnaast moet de optie
"Er is nieuw papier geplaatst" worden geselecteerd.
•Wanneer lade-instellingen veranderen - Elke keer dat er
een papierkenmerk verandert, verschijnt er een
ladebevestigingspopup-venster.
•Na iedere ladecyclus - Elke keer dat er een lade wordt
geopend of gesloten, of als de printer een nieuw
papierkenmerk meldt, dan verschijnt er een
ladebevestigingspopup-venster.
•Gewijzigde instellingen automatisch accepteren - In
deze modus wordt de ladeprogrammering op de Xerox
FreeFlow Print Server automatisch aangepast op wat er
door de printer is gemeld. Deze optie is niet beschikbaar
op Nuvera C/P.
Toewijzing lade
OPMERKING: Ladebevestigingsopties kunnen alleen door
systeembeheerders worden ingesteld.
OPMERKING: Ladebevestiging is niet beschikbaar op iGen3 met
Xerox FreeFlow Print Server.
Met Xerox FreeFlow Print Server kan de operateur
ladetoewijzingen opslaan en selecteren voor regelmatig
terugkerende opdrachten of voor opdrachten die dezelfde
toewijzing vereisen.
De operateur selecteert in de grafische gebruikersinterface van de
printer [Toewijzing opslaan]. In het dialoogvenster [Instellingen
opslaan] kan de gebruiker een toewijzing selecteren of maken
door een naam toe te kennen en een beschrijving in te voeren in
het invoergebied Opmerkingen. De operateur kan ook
toewijzingen verwijderen.
De operateur kan de opgeslagen toewijzing toepassen op andere
afdrukopdrachten door het dialoogvenster [Instellingen opslaan] te
openen en de gewenste instelling te selecteren en ten slotte [OK]
te selecteren. Met deze handeling worden alle laden opnieuw
geprogrammeerd en worden de eerder opgeslagen waarden
hersteld.
4-6Systeemhandleiding
Laden toewijzen aan media
Op de Xerox FreeFlow Print Server-printer worden de
mediabronnen voor iedere wachtrij ingesteld op de
printerinterface. De gebruiker kan laden toewijzen aan media in de
XPIF-opdrachtkaart en vervolgens de toewijzing gebruiken met de
ingebouwde PCL-papierbronopdrachten in de gegevensstroom.
Wanneer de afdrukopdracht eenmaal is verzonden, kan de
gebruiker de mediabronnen niet meer wijzigen. De toewijzing
mediabron aan lade voor de XPIF-opdrachtkaart kan echter voor
alle laden op de wachtrij worden onderdrukt.
Er zijn twee manieren waarop een operateur de toewijzing PCLlade aan media kan opgeven:
1. XPIF-opdrachtkaart. Deze kaart moet vooraf aan de opdracht
zijn toegevoegd.
2. IPP-kenmerken. De informatie in de XPIF-kaart en de IPPkenmerken worden een onderdeel van de opdrachtkenmerken
die naar het systeem worden verzonden.
Afwerking
Stapelvolgorde
Gemengd stapelen
De gebruiker kan de stapelvolgorde van afgeleverde set bepalen
met de combinatie van Afleveringsvolgorde (1-N of N-1) en
Aflevering (beeldzijde omhoog/omlaag).
Deze opties kunnen worden ingesteld op het niveau Wachtrijeigenschappen of op het niveau Opdrachteigenschappen als
onderdeel van de uitvoeroptie Opdrachtkaart.
Met gemengd opstapelen is het mogelijk alle voltooide opdrachten
met een verschillende afwerking te verzamelen in de
afdrukkenopvangbak totdat deze vol is of totdat de operateur deze
leegt.
De afwerkingstypes die kunnen worden gemengd, omvatten
hechten, binden en geen afwerking. De gemengde stapel kan
tevens voorbladen bevatten. De afdrukkenopvangbak biedt plaats
aan 12 tot 18 subsets met verschillende afwerkingstypes en dient
bij een hoger aantal te worden geleegd.
Gemengd stapelen wordt tijdens de installatie ingeschakeld, maar
kan naar wens worden uitgeschakeld. Wanneer u de toepassing
op een later tijdstip ingeschakeld wilt hebben, dient een Xeroxtechnicus u daarbij te assisteren.
Systeemhandleiding4-7
Afwerking
Aanvullende afwerkingsinformatie
De Xerox FreeFlow Print Server kan afdrukmateriaal met 3 gaten
niet dubbel nieten. Indien dubbel nieten is geselecteerd bij gebruik
van voorgeboord papier, vindt er een onjuiste registratie plaats.
Selecteer enkelvoudig nieten voor de opdracht of druk af op nietvoorgeboord afdrukmateriaal en perforeer zelf het afdrukmateriaal
nadat afwerking met dubbel nieten is voltooid.
4-8Systeemhandleiding
5Gateway- en
netwerkconfiguratie
Gateway- en netwerkconfiguratie is een set toepassingen
waarmee beheerders Xerox FreeFlow Print Server met behulp
van een gemeenschappelijke gebruikersinterface kan integreren
en laten samenwerken met een verscheidenheid aan protocollen
en gateways. De Xerox FreeFlow Print Server-gateway- en
netwerkconfiguratie biedt systeembeheerders ook de mogelijkheid
om alle netwerkconfiguratie-instellingen te selecteren zonder te
hoeven werken in het UNIX-besturingssysteem.
Beheerders kunnen diverse netwerkopties configureren via de
Xerox FreeFlow Print Server. Zo kunnen onder andere de IPinstellingen, netwerksnelheid en naamdienst gemakkelijk en snel
worden aangepast.
In dit gedeelte van de handleiding wordt beschreven hoe u de
Xerox FreeFlow Print Server-interface gebruikt voor de volgende
gateways:
•Simple Network Management Protocol (SNMP)
•AppleTalk
•Novell NetWare
•LPD
Tevens wordt informatie verschaft over de Xerox FreeFlow Print
Server-ondersteuning voor de volgende netwerkconfiguratieinstellingen:
•Hostnaam
•Opties internetprotocol
•IP-adres
•IPv4
•IPv6
•(IPv4) Naamdiensten
•WINS
•DNS
•NIS/NIS+
•Dynamic DNS Updates (DDNS)
•Opslagconfiguratie - SMB
•Opslagconfiguratie - FTP/SFTP
•Dynamische (DHCP) en statische configuratie
•Ethernet-snelheid
•Netwerkstandaardinstellingen herstellen
Systeemhandleiding5-1
Gateway- en netwerkconfiguratie
Gateways
Configuratie van de SNMP-gateway
Via SNMP kan de status van netwerkapparaten worden
weergegeven. Door gebruik te maken van het tabblad SNMP in
Xerox FreeFlow Print Server Gateways kan de beheerder
verschillende functies en instellingen voor SNMP kiezen.
OPMERKING: Voor SNMP is een standaardlicentie vereist. De
systeembeheerder dient SNMP te activeren in Licentiebeheer.
Xerox beveelt de volgende SNMP-softwarebeheerprogramma's
van derden aan:
•IBM Network Printer Manager (XP)
•TNG Unicenter (XP)
•HP OpenView (UNIX, XP)
•Xerox CentreWare (UNIX, XP)
OPMERKING: Het SNMP-beheerprogramma (bijvoorbeeld HP
OpenView) kan verschillende informatieverzoeken verzenden
naar de Xerox FreeFlow Print Server. De gevraagde informatie
maakt mogelijk geen deel uit van de datasets die door de
printerserver worden ondersteund. In dat geval zal de SNMPclient of het SNMP-beheerprogramma aangeven dat er geen
waarde beschikbaar is (of een soortgelijke melding geven).
OPMERKING: U kunt meer dan één SNMP-beheerprogramma
tegelijkertijd uitvoeren.
Extra toepassingen die worden ondersteund door SNMP
SNMP-ondersteuning voor de volgende toepassingen is productafhankelijk:
•Mogelijkheid tot het instellen van kenmerken met de opdracht
'SET'.
•Mogelijkheid om tekst en maateenheden aan te passen.
•Mogelijkheid om meerdere MIB's te ondersteunen voor
afwerken en afdrukken.
•Mogelijkheid om automatisch tellers af te lezen.
In de volgende tabel wordt vermeld welke Xerox-producten deze
extra SNMP-toepassingen ondersteunen:
De volgende kenmerken kunnen worden gewijzigd via 'SET':
•prtGeneralServicePerson
•prtAuxillarySheetStartupPage
•prtGeneralPrinterName
•hrFSLastFullBackupDate
•hrFSLastPartialBackupDate
•sysContact
•sysLocalization
Raadpleeg Apparaatprofielen voor meer informatie over
kenmerken, MIB's en aanpassing.
Systeemhandleiding5-3
Gateway- en netwerkconfiguratie
Ondersteuning voor MIB's in SNMP
Xerox FreeFlow Print Server SNMP MIB-bestanden maken
gebruik van versie 4.0 van de Xerox Common Management
Interface (XCMI). De volgende lijst geeft een overzicht van de
MIB-bestanden die worden meegeleverd bij deze versie van de
printerserversoftware:
000817) - rfc2790 is een latere versie van rfc1514. Specifiek
hrDeviceTable en hrPrinter Table: hrSystem, hrStorage,
hrDeviceTable, hrPrinterTable, hrDiskStorageTable,
hrPartitionTable
•rfc2790t - HOST-RESOURCES-TYPES (XCMI rev 000815) zie punt 2.
•rfc1759 - Printer-MIB (XCMI rev 000818) - behalve fin tables
•06gentc -
•07gen -
•10 hosttc - XEROX-HOST-RESOURCES-EXT- TC - zie punt 2
•11hostx - XEROX-HOST-RESOURCES-EXT-MIB - zie punt 2
•15prtrxtc - XEROX-PRINTER-EXT- TC
•16prtx - XEROX-PRINTER-EXT-MIB
•rfc1215 - SNMP traps versie 1
Ook worden de volgende MIB-bestanden ondersteund:
•RFC 1213 MIB-bestand
–De groep System
–De groep Interface
–De groep ip
–De groep icmp
–De groep tcp
–De groep udp
–De groep snmp
XEROX-GENERAL-TC
XEROX-GENERAL-MIB
•Host Resource MIB-bestand
–De groep System
–De groep Storage
–De groep Device
•Printer MIB-bestand
–De groep General Printer
–De groep Input
5-4Systeemhandleiding
–De groep Extended Input
–De groep Input Media
–De groep Output
–De groep Extended Output
–De groep Output Features
–De groep Marker
–De groep Marker Supplies
–De groep Marker Colorant
–De groep Media Path
–De groep Interpreters
–De groep Channels
–De groep Console
–De groep Alerts
•MIB voor afwerken
–Groep Finisher Device
Gateway- en netwerkconfiguratie
–Groep Finisher Supply
–Groep Finisher Supply, Media Input
–Groep Finisher Device Attribute
•PWG Job Monitor MIB
–De groep General
–De groep Job ID
–De groep Job
–De groep Attribute
•XCMI-hostuitbreidingen
–Groep Device Information
–Groep Device Detail
•XCMI Service Monitoring MIB, Service Group voor afdrukken,
kopiëren en scannen
•Xerox General MIB-bestand (maakt uitsluitend gebruik van de
06 gentc- en 07gen-bestanden)
•De groep xcmGen Base
OPMERKING: De andere bestanden in Xerox General MIB
worden niet ondersteund.
Systeemhandleiding5-5
Gateway- en netwerkconfiguratie
Ondersteuning voor AMR (automatische telleraflezing)
Aanpassing van tekst en maateenheden
Automatische telleraflezing (Automatic Meter Reading; AMR) is
een functie die van pas komt bij het verwerken van de account- en
tellerregistratie. De toepassing kan worden ondersteund met
behulp van:
•xcmHrDevDetailIndex
•xcmHrDevDetailValue Integer
•xcmHrDevDetailValueString
Met Xerox FreeFlow Print Server kunnen SNMP-tekst en
maateenheden onafhankelijk van de locatie van het apparaat
worden geselecteerd als onderdeel van de lokale
gebruikersinterface.
Hoewel de standaardinstelling zo is dat de locatie en maateenheid
voor SNMP overeenkomen met die van de lokale
gebruikersinterface, kan de beheerder dankzij de nieuwe
toepassing nu ook een andere locatie of maateenheid selecteren
voor de SNMP-gateway.
Externe SNMP-clients kunnen de aanpassing regelen van
tekstobjecten met de syntaxis
LocalizedDescriptionStringTC door het volgende MIB-object in te
stellen:
prtGeneralCurrentLocalization
Toegang wordt veranderd van alleen-lezen in lezen/schrijven.
Externe SNMP-clients kunnen echter niet de maateenheden van
numerieke MIB-objecten regelen. De aanpassing van deze
objecten kan alleen worden ingesteld via de lokale
gebruikersinterface.
5-6Systeemhandleiding
Variabelen voor SNMP-configuratie
Van de vele parameters die beschikbaar zijn voor SNMPconfiguratie, worden alleen de parameters die van algemeen
belang zijn voor Xerox-klanten in de onderstaande tabel getoond:
Gateway- en netwerkconfiguratie
Tabel 5-2
ParameternaamBeschrijving
CommandLine
(opdrachtregel)
Schakel de onderstaande markeringen
in/uit:
Configuratievariabelen
Waardeb
ereik
-l: logging to SNMP_DEBUG_LOG
(rapporteren in SNMP_DEBUG_LOG)
-w: logging to window (rapporteren in
venster)
PrinteroperateurDe naam van de printeroperateurString
(0...127)
PrinterbeheerderDe naam van de printerbeheerderString
(0...127)
Locatie printerbeheerderDe locatie van het kantoor van de
printerbeheerder
Telefoonnr.
printerbeheerder
Het telefoonnummer om contact op te
nemen met de printerbeheerder
String
(0...127)
String
(0...127)
PrinterlocatieDe locatie van de printerString
(0...127)
Standaar
dwaarde
<leeg>
<leeg>
<leeg>
<leeg>
<leeg>
Koppeling lokale gebruikersinterface en MIB
De volgende tabel geeft een overzicht van de koppeling tussen de
lokale gebruikersinterface en MIB:
Tabel 5-3 Koppeling lokale gebruikerinterface en MIB
SNMP kan berichten over de printer en de opdrachten op het
systeem rondzenden. Via de printerberichten kan worden gemeld
dat de printer inactief is, bezig is met afdrukken of geen papier
meer heeft. Met opdrachtberichten wordt gemeld dat opdrachten
zich in de wachtrij bevinden, worden verwerkt of zijn voltooid.
Overige informatie die gerelateerd is aan opdrachten kan de naam
van de eigenaar van de opdracht betreffen, de omvang van de
opdracht, de identificatiecode van de opdracht enz.
De informatie die bij een SNMP-beheerprogramma wordt
weergegeven, geeft niet altijd de exacte status van een opdracht
of een printer op de Xerox FreeFlow Print Server-controller weer.
De beheerprogramma's die het laden van Management
Information Bases (MIB's) niet ondersteunen, geven alleen de
printer- en opdrachtinformatie weer die ze ondersteunen.
OPMERKING: “Doorsturen” is geen opdrachtstatus die door de
controller wordt rondgezonden. Informatie over het doorsturen van
opdrachten wordt derhalve niet door de SNMPopdrachtbeheerprogramma's weergegeven.
Configuratie van de AppleTalk-gateway
In Gateways kan de beheerder op het tabblad AppleTalk het
protocol in- of uitschakelen. De beheerder kan het fasetype en de
tijdzone opgeven op het tabblad AppleTalk.
Raadpleeg altijd de online help in de grafische gebruikersinterface
voor meer informatie.
Configuratie van de NetWare-gateway
In Gateways kan de beheerder op het tabblad NetWare het
NetWare-netwerk automatisch of handmatig configureren. Als de
mode Automatisch is geselecteerd, worden het Ethernetframetype en het Novell netwerknummer automatisch
geconfigureerd.
Als de mode Handmatig is geselecteerd, kunnen het Ethernetframetype en het Novell netwerknummer handmatig worden
ingevoerd in de interface.
Raadpleeg altijd de online help in de grafische gebruikersinterface
voor meer informatie.
5-8Systeemhandleiding
Opties Wachtrijserver
In Gateways kan de beheerder op het tabblad Wachtrijserver
NetWare in- of uitschakelen en een naam voor de voorkeursserver
opgeven. Met dit veld kan de beheerder gemakkelijk rechtstreeks
verwijzen naar een replica of NDS -servernaam.
OPMERKING: Het wordt aanbevolen om dit in te stellen na de
eerste verbindingspoging, aangezien de naam van de
voorkeursserver onder normale omstandigheden automatisch
beschikbaar zou moeten zijn.
Raadpleeg altijd de online help in de grafische gebruikersinterface
voor meer informatie.
Configuratie van de LPD-gateway
In Gateways kan de beheerder op het tabblad LPD (Line Printer
Daemon) het LPD-protocol in- of uitschakelen, de
standaardwachtrij instellen en de LPD-poort opgeven. De
standaardpoort is 515, de meest gebruikte poort.
Gateway- en netwerkconfiguratie
OPMERKING: Houd rekening met het volgende bij het gebruik
van een standaardwachtrij:
•Als LPD-standaardwachtrij is ingeschakeld
wachtrij opgegeven voor de verzonden opdracht,
geen
gaat de opdracht naar de standaardwachtrij.
•Als LPD-standaardwachtrij echter is uitgeschakeld
er is geen wachtrij opgegeven voor de verzonden
opdracht, wordt de opdracht afgewezen.
Raadpleeg altijd de online help in de grafische gebruikersinterface
voor meer informatie.
en er is
en
Systeemhandleiding5-9
Gateway- en netwerkconfiguratie
Netwerkconfiguratie-instellingen
In het onderdeel Systeembeheer in de gebruikersinterface
bevinden zich de opties voor de netwerkconfiguratie.
Raadpleeg altijd de online help in de grafische gebruikersinterface
voor meer informatie.
Hostnaam
De beheerder kan in Netwerkconfiguratie de hostnaam-ID
wijzigen.
Opties internetprotocol
De beheerder kan in Netwerkconfiguratie de
internetprotocolinstelling wijzigen door één van de volgende
keuzeopties te selecteren:
•IPv4 Enabled (IPv4 ingeschakeld)
•IPv6 Enabled (IPv6 ingeschakeld)
•Dual Protocol; IPv4 Preferred - Twee protocollen; voorkeur
voor IPv4 (fabrieksinstelling)
•Dual Protocol; IPv6 Preferred - Twee protocollen; voorkeur
voor IPv6
•Network Disabled - Netwerk uitgeschakeld
OPMERKING: Als IPv4 is ingeschakeld, zijn alle tabbladen
beschikbaar behalve het tabblad IPv6. Als IPv6 is ingeschakeld,
zijn alle tabbladen beschikbaar behalve het tabblad IPv4. Als de
optie "Netwerk uitgeschakeld" is geselecteerd, wordt het systeem
zonder netwerkopties geconfigureerd. Alle tabbladen voor
netwerkconfiguratie zijn onbeschikbaar. FFPS kan geen gegevens
via een netwerkverbinding verzenden of ontvangen.
5-10Systeemhandleiding
IP-configuratie
Gateway- en netwerkconfiguratie
In Netwerkconfiguratie kan de beheerder op de tabbladen IPv4en IPv6-adres de volgende instellingen aanpassen of wijzigen:
•IPv4
•IP-configuratiemethode
•Statisch - de gebruiker kan de IP-informatie opgeven
•Automatisch - het IP-adres wordt automatisch
gegenereerd
•IP-adres
•Standaardgateway
•Subnetmasker of -voorvoegsel
•IPv6
•IP-configuratiemethode
•Statisch - de gebruiker kan de IP-informatie opgeven
Naamdiensten
•Automatisch - het IP-adres wordt automatisch
gegenereerd
•IP-adres
•Standaardgateways
OPMERKING: Deze informatie wordt door de systeembeheerder
verstrekt.
OPMERKING: Er wordt een bericht weergegeven wanneer het
systeem opnieuw moet worden gestart.
De volgende IPv4-naamdiensten worden ondersteund door de
Xerox FreeFlow Print Server-software.
OPMERKING: IPv6 wordt niet door de naamdiensten
ondersteund.
Systeemhandleiding5-11
Gateway- en netwerkconfiguratie
Windows Internet Name Service (WINS)
Domain Name Service (DNS)
Met deze netwerkconfiguratie-optie kan de beheerder de WINSdienst in- of uitschakelen. Als de optie Primaire WINS-server
wordt leeggelaten, maakt samba gebruik van het systeemcache of
rondzenden om een NetBIOS-naam te vinden. Samba kan ook
host of lmhosts gebruiken als het in smb.conf is geconfigureerd,
afhankelijk van de volgorde van de diensten die in dit bestand zijn
geconfigureerd.
De DNS-dienst houdt de koppeling van hostnamen aan IPv4adressen bij. DNS is tevens een directorydienst die willekeurige
objecten opslaat die niet noodzakelijkerwijs verband houden met
informatie over de omzetting van een naam naar een IPv4-adres.
In Network Configuration (Netwerkconfiguratie) kan de beheerder
op het tabblad DNS DNS in- of uitschakelen. Als DNS is
ingeschakeld, moet de gebruiker de “domeinnaam” en de “DNSserverlijst” in de daartoe bestemde vensters invoeren. De
“domeinzoeklijst” is optioneel.
Dynamic Domain Name Service (DDNS)
Het DNS-protocol is ook uitgebreid met de mogelijkheid van
dynamisch bijwerken van DNS-informatie. Deze uitbreiding wordt
Dynamic Domain Name Service (DDNS) genoemd. Om deze
dienst te kunnen gebruiken, moet de beheerder deze inschakelen
op het tabblad DNS.
OPMERKING: Raadpleeg voor specifieke procedures de on-line
Help.
5-12Systeemhandleiding
Gateway- en netwerkconfiguratie
Network Information Services (NIS/NIS+)
NIS en NIS+ zijn netwerkopzoekdiensten die informatie
verschaffen die bekend moet zijn binnen het gehele netwerk en bij
alle apparaten in het netwerk.
De beheerder kan zowel de NIS- als de NIS+-dienst in- of
uitschakelen. Als één dienst is ingeschakeld of beide diensten zijn
ingeschakeld, moet de beheerder de gevraagde informatie
invullen in de tekstvelden of "NIS+ server zoeken" kiezen om de
betreffende informatie op te vragen.
OPMERKING: De NIS/NIS+-server accepteert standaard de
rondgezonden verzoeken in het subnet. Er is geen specifieke
configuratie op de server vereist. Selecteer "NIS/NIS+ server
zoeken", NIS/NIS+ client(docusp-systeem) om een
rondzendbericht te verzenden en zodoende de NIS/NIS+
server(s) die in hetzelfde subnet zijn geconfigureerd, op te
zoeken. Als een dergelijke server worden gevonden, zal deze
server antwoorden en zal DocuSP de juiste informatie
configureren.
In Netwerkconfiguratie kan de beheerder op het tabblad "Opties"
ADS, SMNP/FTP en Verbindingen configureren.
Active Directory Service (ADS)
De Xerox FreeFlow Print Server-interface voorziet in een wizard
waarmee de beheerder ADS-domeinen kan toevoegen en Xerox
FreeFlow Print Server kan worden geïntegreerd in ADSnetwerken onder Windows.
Configuratie van netwerkopslag via SMB/FTP
OPMERKING: SMB is standaard uitgeschakeld in Solaris 10
Update 4 - AR 86008. In tegenstelling tot eerdere revisies van het
besturingssysteem Solaris 10, is de SMB-dienst standaard
uitgeschakeld in update 4. Hierdoor zijn alle toepassingen die
afhankelijk zijn van SMB, niet beschikbaar. Schakel SMB in via de
opdrachtregel “svcadm” enable samba wins”
In Netwerkconfiguratie, Opties kan de beheerder op het tabblad
SMB/FTP de opslagfunctie in- of uitschakelen. Voor het opslaan
wordt gebruik gemaakt van één van de volgende drie
technologievarianten:
1. SMB, het protocol achter WINS.
2. FTP, File Transfer Protocol.
3. SFTP, Secure File Transfer Protocol met versleuteling.
Systeemhandleiding5-13
Gateway- en netwerkconfiguratie
Netwerkopslag via SMB of FTP/SFTP
De systeembeheerder kan de aanmeldingsgegevens voor de
SMB- of FTP/SFTP-server programmeren die nodig zijn om
toegang te krijgen tot netwerkbestanden. Als deze gegevens niet
zijn geprogrammeerd door de systeembeheerder, doet u het
volgende:
1. Voer indien nodig uw gebruikersnaam en toegangscode in.
2. Typ de domeinnaam of selecteer [Browse] (Bladeren) om de
domeinnaam te zoeken en selecteer vervolgens [OK].
3. Typ de servernaam of selecteer [Browse] (Bladeren) om de
servernaam te zoeken en selecteer vervolgens [OK].
4. Typ indien nodig het sharepad of selecteer [Browse]
(Bladeren) om het sharepad te zoeken en selecteer
vervolgens [OK].
5. Selecteer na het invoeren van alle vereiste gegevens [OK] om
het dialoogvenster Opslaglocatie af te sluiten.
•Het dialoogvenster Netwerkcontrole wordt geopend als het
langer dan twee seconden duurt om de
netwerkverbindingsgegevens te controleren.
•Klik op [OK] als de controle is gelukt. Volg de
weergegeven instructies of neem contact op met de
systeembeheerder als de controle niet is gelukt.
SMB/FTP instellen
Als u opdrachten wilt opslaan op een SMB/FTP-locatie, moet deze
optie zijn ingeschakeld op het systeem.
1. Meld u aan als systeembeheerder.
2. Selecteer [Network Configuration...] (Netwerkconfiguratie) in
het menu Setup (Instellingen).
3. Selecteer het tabblad SMB/FTP.
4. Selecteer een van de volgende opties:
•Enable SMB Filing (SMB-opslag inschakelen)
•Enable FTP Filing (FTP-opslag inschakelen)
•Enable SFTP Filing (SFTP-opslag inschakelen)
•Enter a NetBIOS name (Een NetBIOS-naam invoeren)
5. Selecteer [OK].
5-14Systeemhandleiding
Gateway- en netwerkconfiguratie
LP/LPR-compatibiliteit met Xerox FreeFlow Print Server
Xerox FreeFlow Print Server-systemen kunnen nu ook worden
gebruikt door NPS-klanten, die zowel zwart/wit-documenten als
documenten met markeringskleuren kunnen afdrukken. De
printerserver ondersteunt nu de volgende opties.
NPS lp-o en lpr-c
Er is ondersteuning voor de NPS-opties lp-o en lpr-c; de lp/lpropties worden ontvangen door de LPR-gateway en gekoppeld aan
Xerox FreeFlow Print Server-kenmerken.
•C”(halftone=<defaultHalftone l course l medium l fine l
extrafine>)”
Systeemhandleiding5-15
Gateway- en netwerkconfiguratie
5. Markeringskleur (markeringskleur voor afdrukken)
•C”(hc=<color>)” (actie bij foute markeringskleur)
•C”(hcm=<abort l ignore l operator>)” (schema
markeringstoewijzingskleur)
•C”(hrc=<pictorial l presentation l colorToHighlight l
automatic)” (markeringstoewijzingskleur)
•C”(mc=<color>)”
6. Opdracht vasthouden voor handmatig vrijgeven
•C”(hold)”
7. Selecteerbare resolutie
•C”(res=< l 300 l 600 l>)
8. Overig
•C”(pcl5c)”
OPMERKING: Zie Afdrukken in deze handleiding voor nadere
informatie over markeringskleuropties.
5-16Systeemhandleiding
Gateway- en netwerkconfiguratie
Snelheid van de Ethernet-verbinding
In Netwerkconfiguratie, Opties kan de beheerder op het tabblad
Verbindingen de Ethernet-snelheid selecteren. De
standaardinstelling is "automatisch", zodat de software/
netwerkkaart automatisch de hoogst mogelijke snelheid detecteert
en gebruikt voor de gegevensoverdracht. De interface biedt echter
ook 10 mb/sec, 100 mb/sec en 1000 mb/sec als opties aan, welke
kunnen worden gekozen voor de betreffende situatie.
Het kan bijvoorbeeld nodig zijn om een specifieke snelheid in te
stellen als een switch op een bepaalde snelheid is ingesteld en
niet over een 'auto-negotiation'-functie beschikt. In deze
omstandigheden dient de Xerox FreeFlow Print Server-controller
mogelijk te worden ingesteld op dezelfde snelheid als de switch.
Fabrieksinstellingen voor het netwerk herstellen
Overige bronnen
Na het toevoegen van verschillende interface-opties en
gebruikersinstellingen kan de beheerder het wenselijk vinden om
de fabrieksinstellingen te herstellen. In Netwerkconfiguratie
bevindt zich de toets [Standaardinstellingen herstellen], waarmee
de beheerder voor alle instellingen of voor enkele specifieke
protocollen de standaardinstellingen kan herstellen.
De FreeFlow Print Server Security Guide is een goede bron
voor gedetailleerde informatie over gateways en
netwerkconfiguratie.
Systeemhandleiding5-17
Gateway- en netwerkconfiguratie
5-18Systeemhandleiding
6Account- en tellerregistratie
Accountregistratie
Automatisch accountlog exporteren
In het volgende gedeelte krijgt u uitleg over de verschillende
accountregistratieversies die beschikbaar zijn voor systemen die
uitgerust zijn met functies voor account- en tellerregistratie. Hier
vindt u tevens een lijst met tellerregistraties voor elke regio en een
uitleg over elke teller.
Met de toepassing Accountregistratie in de Xerox FreeFlow® Print
Server-software krijgt de beheerder een aantal overzichten
waarmee hij klanten nauwkeurige rekeningen kan voorleggen.
De functie Accountregistratie exporteert automatisch de
accountgegevens wanneer de database een capaciteit van 80%
bereikt. Zo wordt voorkomen dat gegevens worden overschreven
wanneer er onvoldoende ruimte voor het logbestand is. De export
wordt automatisch uitgevoerd en het bestand wordt automatisch
opgeslagen in een daartoe aangewezen directory.
De standaarddirectory waar het accountlog is opgeslagen is:
/export/home/xrusr/accountingexportfiles.
OPMERKING: Het accountlog wordt leeggemaakt en de oudste
vermelding wordt als eerste verwijderd.
Systeemhandleiding6-1
Account- en tellerregistratie
Geëxporteerde waarden van Accountregistratie
Met de toepassing Accountregistratie worden alle verwerkte en
uitgevoerde opdrachten geregistreerd, zodat het gebruik van de
Xerox-printers kan worden doorberekend aan de gebruikers.
Er zijn verschillende versies van het accountlog die worden
ondersteund door de Xerox FreeFlow Print Server voor
exporteren. In de volgende lijst wordt elke versie beschreven.
Raadpleeg de on-line Help voor meer informatie.
•Versie 2: Dit is de meest gebruikelijke versie die wordt
ondersteund voor het Xerox FreeFlow Print Serverafdruksysteem. Indien deze versie wordt geselecteerd voor
export, bevat deze geen nieuwe accountingvermeldingen.
•Versie 3: Met deze versie exporteert u alle vermeldingen die
nieuw en oud zijn, met de waarden nul en niet nul. Daarnaast
worden vermeldingen geëxporteerd die niet kunnen worden
weergegeven in de gebruikersinterface. Deze vermeldingen
zijn: Lengte inactieve periode kanaal, Eerste JDL, Eerste JDE,
Aantal gelezen DJDE-records en Afgedrukte regels.
•Versie 3.1: Deze versie is vergelijkbaar met versie 3 en bevat
dezelfde geëxporteerde waarden als versie 3, dat wil zeggen
alle vermeldingen die nieuw en oud zijn en de waarden die nul
zijn en niet nul zijn. Versie 3.1 bevat echter de volgende
velden:
–Status Onderbroken: Opties zijn Onderbreken en
Onderbroken.
–Oorsprong opdracht: Geeft de gateway aan waarmee de
opdracht is verzonden.
–Onderbreking RIP-verwerking: Geeft weer hoe lang de
opdracht opgeschort was in de status Wordt verwerkt in
RIP wanneer de opdracht onderbroken was door een
opdracht "Nu afdrukken".
•Versie 4.0: Deze versie is vergelijkbaar met versie 3.1 en
bevat dezelfde waarden als versie 3.1. Deze bevat echter
tevens de geëxporteerde waarde voor Overlapping. Het
weergegeven getal is het totaal aantal pagina's dat binnen een
opdracht overlapt.
•Versie 5.x: Deze versie exporteert alle items, waaronder die
voor kleurkenmerken.
•Versie 6.x: Deze versie bevat account-ID, gebruikers-ID en
extra opdrachtgegevens om te kunnen bepalen wie bepaalde
opdrachten heeft uitgevoerd en aan welke account gebruikers
zijn toegewezen.
•Versie 8.x: Deze versie bevat LCDS-informatie over onder
andere Laatste JDL en Laatste JDE.
6-2Systeemhandleiding
Account- en tellerregistratie
Velden van het accountregistratiebestand
Met de volgende informatie komt u meer te weten over
accountregistratievelden die u ziet wanneer u account- en
tellerinformatie bekijkt.
Opdracht-IDDoor het systeem toegewezen ID-nummer. Wanneer een
opdracht wordt verzonden om te worden uitgevoerd of
opgeslagen, krijgt deze een opdracht-ID waarmee het systeem de
opdracht kan volgen. De nummers van de Job-ID's worden in
oplopende volgorde gegenereerd, maar deze nummers kunnen
opnieuw worden ingesteld.
Container-IDDoor het systeem toegewezen ID-nummer. De Container-ID heeft
altijd hetzelfde nummer als de opdracht-ID.
Overzicht-IDOverzicht-ID voor de opdracht.
HostopdrachtnummerEen door de host verstrekt opdrachtnummer, verkregen uit de
gegevensstroom.
RecordstatusDit veld heeft een van de volgende waarden:
•Voltooid.
•De weergegeven aantallen kunnen lager zijn dan de
werkelijke.
•Dit wordt doorgaans veroorzaakt door het verlies van
markeergegevens in de accountingstructuur. Bijvoorbeeld
Aantal gedrukte exemplaren, Totaalaantal gedrukte
kleurenpagina's etc.
•Beschrijvende gegevens zijn verloren gegaan. De
weergegeven aantallen zijn correct.
Dit wordt doorgaans veroorzaakt door het verlies van
opdrachtspecifieke gegevens in de accountingstructuur die later
zijn hersteld. Bijvoorbeeld Opdrachtnummer, Opdrachtstatus etc.
Beschrijvende gegevens zijn verloren gegaan. De weergegeven
aantallen kunnen lager zijn dan de werkelijke.
Dit wordt doorgaans veroorzaakt door het verlies van
opdrachtspecifieke gegevens in de accountingstructuur die niet
konden worden hersteld. Bijvoorbeeld Opdrachtnummer,
Opdrachtstatus etc.
DocumentnaamDe naam van het document of de set die dient te worden
gemaakt.
Datum documentDe datum van het document of van de set die dient te worden
gemaakt.
Systeemhandleiding6-3
Account- en tellerregistratie
Naam afzenderOpgegeven bij of door de client die verzending heeft uitgevoerd.
OntvangerOpgegeven bij of door de client die verzending heeft uitgevoerd.
AccountOpgegeven bij of door de client die verzending heeft uitgevoerd.
BestemmingDit veld heeft een van de volgende waarden:
OpdrachtstatusDit veld heeft een van de volgende waarden:
•Afdrukken
•Opslaan
•Voltooid
•Voltooid met waarschuwingen
•Voltooid met fouten
•Ongedefinieerd
•Storing
•Geannuleerd door gebruiker
•Geannuleerd door operateur
•Afgebroken
•Afgewezen
•Vastgehouden door gebruiker
•Vastgehouden door operateur
•Opslaan voltooid
•Opslaan voltooid met waarschuwingen
•Opslaan voltooid met fouten
Status 'Onderbreken'Dit veld heeft de volgende waarden:
•Geen onderbreking
•Onderbroken
•Onderbreken
•Onderbreking onderbroken
Naam printserverDit is de naam van het Sun-platform waarop de
printerserversoftware wordt uitgevoerd; het is ook de naam van de
externe host voor de printerservercontroller (bijv. adldp6135/
6180).
Virtuele printerLogische naam voor de printerwachtrij die bij het starten is
toegewezen. (bijv. dp6135/6180).
Apparaattype
6-4Systeemhandleiding
Account- en tellerregistratie
PrintertypeIn dit veld staat altijd het type printer.
OpdrachtbronBron van de opdracht die wordt verzonden.
Inactieve periode kanaal
(milliseconden)
Verzenddatum van opdrachtDe datum en tijd waarop de opdracht werd verzonden, in
Hiermee geeft u op hoe lang het kanaal inactief was (in
milliseconden).
standaard UNIX-tijdnotatie, d.w.z. in seconden na middernacht
GMT, op 1 januari 1970. (835709136 is bijvoorbeeld 25 juni 1996,
om 09.25.36)
Grootte invoerbestand (bytes)Grootte van het bestand in bytes. (bijv. 1751).
Opdrachtindeling
PDL-indeling
De bron-PDL (Page Descriptor Language) van deze opdracht. Dit
veld heeft een van de volgende waarden:
•Ascii
•Binair
•HPPCL
•Interpress
•LCDS
•PostScript
•PostScript2
•PostScript Query
•TIFF
•PDF
•IPDS
•HTML
•DocuJob
•Internal
•Native
Start verwerkingstijdDatum en tijd waarop RIP (Raster Input Processing) begon.
Einde verwerkingstijdDatum en tijd waarop RIP werd voltooid.
Verlopen verwerkingstijd
(seconden)
Het verschil tussen de RIP-stoptijd en de RIP-starttijd, in
seconden.
Systeemhandleiding6-5
Account- en tellerregistratie
Account-ID
Gebruikers-ID
Extra opdrachtgegevens
Onderbreking RIP-verwerking
(seconden)
Eerste JDLPad naar JDL voor verzending LCDS-document.
Eerste JDEJDE-selectie. Dit wordt gebruikt in combinatie met Eerste JDL in
Totale tijd dat RIP is onderbroken voor de opdracht, in seconden.
de verzending van LCDS-documenten.
Gelezen recordsHet aantal records dat is gelezen in een recordgegevensstroom.
Aantal gelezen DJDE-recordsHet aantal DJDE-records dat is herkend.
Verwerkte gegevensblokkenHet aantal blokken dat is gelezen bij de verwerking van de huidige
opdracht.
Overgeslagen
gegevensblokken
Aantal in RIP verwerkte
pagina's
Het aantal blokken dat is overgeslagen bij de verwerking van de
huidige opdracht.
Het aantal verwerkte pagina's.
Totaal aantal pagina's met
trapping (overlapping)
Totaal aantal voor anti-
aliasing verwerkte pagina's
BegindatumDatum en tijd waarop afdrukopdracht begon.
Datum voltooiingDatum en tijd waarop afdrukopdracht werd voltooid.
Af te drukken pagina'sDit kan een bereik zijn (bijv. 5 - 8 of Alle). Indien niet
Aantal pagina's met trapping (overlapping)
Totaalaantal verwerkte pagina's met anti-aliasing
gespecificeerd, verschijnt dit veld (kenmerk = waardenpaar) niet in
het geëxporteerde bestand.
Mode SetsGeeft aan of de aflevering in sets moet plaatsvinden (Ja/Nee).
6-6Systeemhandleiding
Account- en tellerregistratie
Gevraagd aantal afdrukkenHet aantal exemplaren dat de gebruiker wil afdrukken. Indien de
opdracht wordt verzonden met het verzoek om 10 exemplaren af
te drukken en wordt aangehouden wanneer 5 afdrukken zijn
gemaakt, staat Gevraagd aantal afdrukken op 10 en Gemaakte
afdrukken op 5.
Gemaakte afdrukkenHet aantal exemplaren dat daadwerkelijk is afgedrukt
Totaalaantal afgedrukte vellen
met breedte groter dan 9 inch
Totaal aantal afgedrukte
pagina's breder dan 345 mm
Totaal aantal afgedrukte vellenHet totale aantal vellen dat is afgedrukt voor de opdracht, inclusief
Totaal aantal bedrukte vellen breder dan 9 inch.
Totaal aantal bedrukte vellen breder dan 345 mm.
eventuele voorbladen en/of foutpagina's.
Totaal aantal afgedrukte
paginazijden
Pagina's naar vakTotaal pagina's afgeleverd in vak voor opdracht.
Pagina's naar opvangbakTotaal pagina's afgeleverd in opvangbak voor opdracht.
Gemaakte 1-zijdige afdrukkenHet aantal 1-zijdig afgedrukte vellen.
Overgeslagen pitches
Tweezijdige vellen (aan beide zijden bedrukt) tellen als twee
afdrukken; enkelvoudige vellen tellen als één afdruk.
Gemaakte 2-zijdige afdrukken
Afgedrukte regelsAantal regels afgedrukt voor een opdracht.
Pagina's gespatieerdAantal pagina's gespatieerd voor een opdracht.
Totaal aantal afgedrukte zwart/
wit-pagina's
Totaal aantal afgedrukte
kleurenpagina's
Overgeslagen blokkenHet aantal blokken dat is overgeslagen bij de verwerking van de
Het aantal 2-zijdig afgedrukte vellen.
Totaal aantal voor een opdracht afgedrukte zwart/wit-pagina's.
Totaal aantal voor een opdracht afgedrukte kleurenpagina's.
huidige opdracht.
Afwerking toegepast XBevat de naam van de afwerkeenheid (nummer X=1...10).
Systeemhandleiding6-7
Account- en tellerregistratie
Medium X, aantal afgedruktEen telling van het aantal vellen van medium (nummer X=1,2,...)
(bijv. 25).
Medium X, SoortHet type medium (nummer X=1,2,...). Dit veld heeft een van de
volgende waarden:
•Gewoon
•Transparant
•Volledig tabblad
•Voorgesneden tabblad
•Voorgesorteerd papier
•Door gebruiker gedefinieerd
Medium X, setgrootte
Geeft het aantal onderdelen aan dat wordt ondersteund door het
formulier dat bij dit medium hoort (nummer X=1...10).
Medium X, FormaatHet paginaformaat voor het medium (nummer X=1...10). In het
veld staat het formaat van het papier (bijv. 8,5 x 11,0 inch,
8,5 x 14,0 inch, ...)
Medium X, KleurKleur van het papier (nummer X=1,2,...). Dit veld heeft een van de
volgende waarden:
•Wit
•Helder
•Roze
•Rood
•Geel
•Blauw
•Groen
•Bruingeel
•Goudrood
•Door gebruiker gedefinieerd
Medium X, naamTekstnaam van medium (nummer X=1...10).
Medium X, OndoorzichtigheidOndoorzichtigheid van medium (nummer X=1...10).
Medium X, gatentellingAantal gaten in medium (voorgeboord) (nummer X=1...10).
Medium X, vezelrichtingVezelrichting van medium (nummer X=1...10).
Medium X, afwerkingAfwerking van medium (nummer X=1...10).
Medium X, GewichtDensiteit van het medium (nummer X=1,2,...). nn.n g/m².
(bijv. 75,0 g/m²).
6-8Systeemhandleiding
Venster Opdrachtaantekeningen
In het venster Opdrachtaantekeningen worden zowel
accountgegevens als gebruikersgegevens weergegeven. De
volgende account- en gebruikersvelden zijn toegevoegd en
worden weergegeven, geëxporteerd en afgedrukt als onderdeel
van het accountlog.
•Accountinformatie
•Account-ID.
•Gebruikers-ID.
•Aanvullende accountinformatie: In dit veld kunt u maximaal
255 tekens gebruiken.
OPMERKING: Deze kenmerken worden ondersteund door IPP,
Reprint, LP, LPR en XPIF.
Facturering
Account- en tellerregistratie
De Xerox FreeFlow Print Server houdt een teller bij voor een
aantal activiteiten die in rekening worden gebracht voor systemen
die zijn uitgerust met functies voor tellerregistratie. Met een teller
wordt het aantal te factureren gebeurtenissen gemeten. Een
factureerbare gebeurtenis is een transactie die op uw printer is
uitgevoerd en waarvoor Xerox kosten in rekening brengt.
Systeembeheerders en operateurs kunnen het telleroverzicht
bekijken en afdrukken.
Specifieke klantinformatie wordt bewaard bij het opnieuw
opstarten van het systeem. De volgende informatie wordt
bewaard:
•Wachtrijnaam voor afdrukken van telleroverzicht
•Klant-ID (klantnaam)
•Apparaat-ID (serienummer printer)
In het venster Tellerregistratie wordt de volgende informatie
weergegeven:
•De datum en het tijdstip waarop de tellers werden afgelezen
•Tellerbeschrijvingen
•Waarde-informatie voor de tellers
Klanten drukken het telleroverzicht af en sturen het op naar Xerox.
Xerox genereert vervolgens een factuur gebaseerd op het gebruik
van de printer door de klant. Dit kan automatisch worden gedaan
met behulp van de toepassing Externe diensten.
OPMERKING: De namen van tellers en wat deze tellers precies
meten kan per regio verschillen. Raadpleeg het gedeelte
Kostentellers in deze handleiding.
Systeemhandleiding6-9
Account- en tellerregistratie
Telleroverzicht bekijken en afdrukken
Activiteiten die in rekening worden gebracht
Ga als volgt te werk om het telleroverzicht te bekijken:
3. Selecteer een wachtrij in de keuzelijst Wachtrij
4. Voer de klant-ID en apparaat-ID in
5. Selecteer [Sluiten] wanneer u klaar bent
OPMERKING: Voor CF-systemen worden tellers bijgehouden via
het afdrukgedeelte. Voor meer informatie contact opnemen met
een Xerox-technicus.
Door Xerox in rekening te brengen activiteiten en objecten zijn
onder andere:
•Afvalvellen die naar een uitlegtafel worden verzonden als
onderdeel van het proces voor het oplossen van een probleem
in het systeem.
•Afvalvellen die handmatig uit een uitlegtafel worden gehaald.
•Elke afdruk of afgedrukte zijde van een vel.
•Beheerpagina's, zoals voorbladen of foutpagina's.
•Interne overzichten zoals factureringsoverzichten of
accountoverzichten.
•Alle voltooide sets en stapels.
•Proefafdrukken.
•Gedeeltelijke sets die worden gegenereerd door een
programmeringsconflict, een fout in de PDL, of wanneer een
opdracht wordt geannuleerd door de operateur terwijl deze
wordt uitgevoerd.
Beheerpagina's en proefafdrukken worden in rekening gebracht
als 1-zijdig bedrukte vellen.
6-10Systeemhandleiding
Account- en tellerregistratie
Tot de activiteiten die Xerox in rekening brengt behoren niet:
•Lege pagina's die door het systeem worden ingevoegd;
bijvoorbeeld de laatste pagina van een opdracht met een
oneven aantal tweezijdig bedrukte pagina's.
•Gedeeltelijke sets die zijn gegenereerd toen het systeem bij
een fout tijdens het afdrukken de gebruiker dwong de opdracht
te annuleren of op te slaan.
•Tussenschietvellen.
•Blanco vellen.
•Lege pagina's die worden gebruikt als onderdeel van de
opdracht.
•Fuserreinigingsvellen.
•Afvalvellen die handmatig uit de invoerladen en het
afdrukgedeelte worden gehaald.
•Vellen die door het systeem zijn verwijderd vanwege fouten of
voor afdrukkwaliteitverbetering.
Kostentellers
In het venster Xerox-factureringsteller wordt de tijd en de datum
bijgehouden van de laatste aflezing van de teller en de volgende
opties voor Telleroverzicht afdrukken worden bewaard tussen
twee opeenvolgende nieuwe starts:
•Wachtrijnaam voor afdrukken van telleroverzicht
•Klant-ID (klantnaam)
•Apparaat-ID (serienummer).
De afdrukgegevens zijn al geladen en hoeven slechts een keer in
het systeem te worden ingevoerd. De medewerker van Xerox vult
de overige velden in en drukt het telleroverzicht af. Hiermee
worden de waarden opgeslagen. Maar als de waarden op de een
of andere manier fout zijn, kunnen ze worden bewerkt.
OPMERKING: Tabellen 6-1, 6-2 en 6-3 tonen alle tellers voor alle
printers en voor alle
marktregio's.
Systeemhandleiding6-11
Account- en tellerregistratie
Tabel 6-1 Kostentellers voor de 61XX/41XX DocuTech/DocuPrint-serie
Regio61XX - tellerlabel41XX - tellerlabel
1Teller A
Teller B
2Teller 1
Teller 2
Teller 3
Aantal met succes afgedrukte paginazijden
Aantal afgedrukte paginazijden in IOT-testmode
Aantal vellen naar foutieve-afdrukkenbak
Aantal met succes afgedrukte paginazijden in pitchmode 3
Aantal met succes afgedrukte paginazijden in pitchmode 4
Aantal met succes afgedrukte paginazijden in pitchmode 5
Aantal met succes afgedrukte paginazijden in pitchmode 5
Aantal met succes afgedrukte paginazijden in pitchmode 6
Aantal met succes afgedrukte paginazijden in pitchmode 7 & 8
Aantal succesvol gemaakte 2-zijdige afdrukken
Percentage 2-zijdige pagina's
Aantal met succes afgedrukte paginazijden
Aantal afgedrukte paginazijden in IOT-testmode
Aantal vellen naar foutieve-afdrukkenbak
Aantal met succes afgedrukte paginazijden in pitchmode 3
Aantal met succes afgedrukte paginazijden in pitchmode 4
Aantal met succes afgedrukte paginazijden in pitchmode 5
Aantal met succes afgedrukte paginazijden in pitchmode 5
Aantal met succes afgedrukte paginazijden in pitchmode 6
Aantal met succes afgedrukte paginazijden in pitchmode 7 & 8
Aantal succesvol gemaakte 2-zijdige afdrukken
Percentage 2-zijdige pagina's
5Teller AAantal met succes afgedrukte paginazijden
Aantal afgedrukte paginazijden in IOT-testmode
Aantal vellen naar foutieve-afdrukkenbak
Aantal met succes afgedrukte paginazijden in pitchmode 3
Aantal met succes afgedrukte paginazijden in pitchmode 4
Aantal met succes afgedrukte paginazijden in pitchmode 5
Aantal met succes afgedrukte paginazijden in pitchmode 5
Aantal met succes afgedrukte paginazijden in pitchmode 6
Aantal met succes afgedrukte paginazijden in pitchmode 7 & 8
Aantal succesvol gemaakte 2-zijdige afdrukken
Percentage 2-zijdige pagina's
6-12Systeemhandleiding
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.