De auteursrechtelijke bescherming waarop aanspraak wordt gemaakt, bevat alle
vormen en zaken van auteursrechtelijk beschermd materiaal dat en informatie die
thans of in de toekomst van rechtswege is toegestaan. Dit omvat, zonder enige
beperking, materiaal dat wordt gegenereerd door de software en dat in het
scherm wordt weergegeven, zoals pictogrammen, uiterlijk en inhoud van de
schermen, enzovoort.
Gedrukt in de VS, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk.
XEROX®, XEROX Europe en XEROX Canada Limited, The Document
Company®, de gestileerde X® en alle namen en identificatienummers die worden
gebruikt in verband met Xerox-producten die worden vermeld in deze publicatie
zijn handelsmerken van XEROX CORPORATION. Alle niet-Xerox merk- en
productnamen zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van de
desbetreffende ondernemingen. Handelsmerken van andere bedrijven worden
hierbij ook erkend.
Dit product omvat software die is ontwikkeld door de Apache Software Foundation
(http://www.apache.org/). SWOP® is een gedeponeerd handelsmerk van SWOP, Inc.
Hoewel de informatie in deze handleiding correct is op het moment van publicatie,
behoudt Xerox zich het recht voor de informatie op ieder willekeurig tijdstip te
wijzigen zonder voorafgaande kennisgeving. Dit document wordt periodiek
gewijzigd. Wijzigingen en informatie over technische aanpassingen worden in
volgende edities opgenomen.
1 Inleiding
Alvorens deze handleiding te gebruiken..........................................................................1-1
Info over XPPS ................................................................................................................1-1
De XDS Plus-software afsluiten........................................................................9-48
Afdrukken met Xerox Production Print Servicesv
viAfdrukken met Xerox Production Print Services
1 Inleiding
Met behulp van een netwerk-werkstation en de software
Xerox Production Print Services kunnen documenten die zijn
gemaakt met een opmaakprogramma worden afgedrukt met
een ondersteunde Xerox-printer.
Alvorens deze handleiding te gebruiken
Deze handleiding is bedoeld voor gebruikers van de
volgende werkstations:
•PC's met Windows 95, 98, Millennium, NT 4.0, 2000 of XP
Info over XPPS
•Sun-werkstations met Solaris 2.6 of hoger
•Macintosh OS
Wanneer u de XPPS-software wilt gebruiken om documenten
af te drukken, dient het werkstation via een door Xerox
ondersteund netwerk toegang te hebben tot de Xerox-printer.
U dient bekend te zijn met de applicatie die u gaat gebruiken,
het gebruik van de muis en het omgaan met de
dialoogvensters en vensters.
De Xerox Production Print Services (XPPS)-software bevat
een verscheidenheid aan applicaties waarmee gebruikers
opdrachten kunnen verzenden om te worden uitgevoerd op
aangesloten en ondersteunde Xerox-printers.
Afdrukken met Xerox Production Print Services1-1
Inleiding
XDS
XDS Plus
De Xerox-software voor documentverzending (XDS) is een
op zichzelf staande applicatie die wordt gebruikt voor het
invoeren van opdrachtkaartgegevens voor een PDL-bestand
en het verzenden van de opdracht naar een beschikbare
printer waarop DocuSP-software versie 3.1 of hoger wordt
uitgevoerd. Met behulp van deze software kunnen gebruikers
van door Xerox ondersteunde netwerken profiteren van de
vele afdrukopties die de ondersteunde Xeroxafdruksystemen te bieden hebben.
OPMERKING: Documenten dienen te zijn opgeslagen in een
bestand in de indeling .ps, .pcl, .pdf, tiff, of als ASCII-tekst.
De Xerox-software voor documentverzending Plus (XDS
Plus) is een op zichzelf staande applicatie die wordt gebruikt
voor het invoeren van opdrachtkaartgegevens voor een PDLbestand en het verzenden van de opdracht naar een
beschikbare printer waarop DocuSP-software versie 3.1 of
hoger wordt uitgevoerd. Met behulp van deze software
kunnen gebruikers van door Xerox ondersteunde netwerken
profiteren van de vele afdrukopties die de ondersteunde
Xerox-afdruksystemen te bieden hebben. XDS Plus
ondersteunt dezelfde set toepassingen als XDS met
bovendien de printerstatus, Xerox-opdrachtkaartconverter en
Xerox Document Submission Command Line.
Aangepaste Xerox-drivers
De aangepaste Xerox-printerdrivers zijn drivers met door
Xerox toegevoegde gebruikersopties. Met deze opties krijgt u
toegang tot de toepassingen van de ondersteunde Xeroxprinters.
Drivers en PPD's van andere fabrikanten
U kunt met een printerdriver van een andere fabrikant en een
Xerox PPD-bestand een document maken en dit via een
Xerox-printer afdrukken. Drivers en PPD's van andere
fabrikanten kunnen worden geladen en gebruikt naast
aangepaste Xerox-drivers. Welke opdrachtkaartopties
beschikbaar zijn, is afhankelijk van de geïnstalleerde driver.
1-2Afdrukken met Xerox Production Print Services
Drivers van andere fabrikanten bieden op het werkstation
geen toegang tot alle ondersteunde printertoepassingen.
Webinterface
In de webinterface gebruikt u een browser om toegang te
krijgen tot de vensters waarin u een documentbestand kunt
selecteren, een opdrachtkaart kunt opstellen en een
afdrukopdracht naar de printer kunt sturen; en dit alles vanaf
het Internet.
Command Line-client
Indien u de opdracht print, listjob, listq of listp gebruikt voor
uw opdrachtenstroom, is het raadzaam de nieuwe XDS
Command Line-client te gebruiken die bij de XDS Plussoftware wordt geleverd.
Inleiding
Over deze handleiding
Neem eerst goed de inhoud en de conventies door voordat u
overgaat tot het uitvoeren van de procedures in deze
handleiding.
Inhoud
In deze handleiding komt het volgende aan de orde:
•Hoofdstuk 1, “Inleiding” vormt een inleiding op deze
•Hoofdstuk 2, “XDS gebruiken”, bevat de informatie die
•Hoofdstuk 3, “XDS Plus-software gebruiken”, bevat de
handleiding.
u nodig heeft om toegang tot, en inzicht in het uitvoeren
van het afdrukproces met XDS te krijgen. Printer- en
wachtrij-instellingen worden ook in dit hoofdstuk
behandeld.
informatie die u nodig heeft om toegang te krijgen tot en
gebruik te maken van de XDS Plus-software voor het
verzenden van af te drukken bestanden.
Afdrukken met Xerox Production Print Services1-3
Inleiding
•Hoofdstuk 4, “Opdracht uitvoeren met de DocuSP-webinterface”, bevat informatie voor het gebruik van de
online versie van XPPS. Dit omvat het instellen van een
opdrachtkaart, alsmede de stappen die nodig zijn om de
uitvoering van een opdracht te voltooien.
•Hoofdstuk 5, “Xerox-PPD's en PlugIn”, bevat richtlijnen
voor het selecteren van afdrukvereisten en het gebruik
van Xerox-PPD's en -PlugIns voor zowel Macintosh- als
Windows-applicaties.
•Hoofdstuk 6, “Command Line-client gebruiken”,
betreft de Xerox Document Submission Command Linesoftware waarmee u vanaf een pc of Sun-werkstation
afdrukopdrachten kunt instellen en verzenden door
opdrachten in te voeren in een DOS- of UNIX-venster. In
dit hoofdstuk worden de procedure en de syntaxis
beschreven voor het invoeren van de afdruk- en
opdrachtinstellingsopdrachten.
•Hoofdstuk 7, “Xerox aangepaste PCL-printerdrivers”,
bevat informatie over het afdrukken van documenten met
de aangepaste Xerox-PCL-printerdrivers.
•Hoofdstuk 8, “Aangepaste Xerox-PostScript-printerdrivers”, bevat informatie over en procedures
voor het afdrukken van documenten met de aangepaste
Xerox-PostScript-printerdrivers.
•Hoofdstuk 9, “Opdrachtkaartopties”, bevat de
procedures voor het afdrukken van een documentbestand
met de Xerox Document Submission- en Xerox Document
Submission Plus-software.
1-4Afdrukken met Xerox Production Print Services
Conventies
Inleiding
In deze handleiding worden de volgende conventies
aangehouden:
•Punthaakjes: Variabele informatie die in het venster wordt
weergegeven of die kan worden ingevoerd als onderdeel
van een opdrachtregel staat tussen punthaakjes.
Bijvoorbeeld “Kan <bestand> niet kopiëren;” “set –p
<printer>.”
•Rechte haken: Rechte haken worden gebruikt voor het
volgende:
–Namen van menuopties die u selecteert, bijvoorbeeld
[Printerstandaardinstelling]
–Namen van toetsen die u selecteert, bijvoorbeeld [OK]
en [Annuleren]
–Namen van tekstvakken, keuzelijsten en velden,
bijvoorbeeld “het tekstvak [Van],” “de keuzelijst
[Directory’s],” “het veld [Kleurenbron]”
•Vet: Vetgedrukte tekst wordt gebruikt voor het volgende:
–Directorypaden, bijvoorbeeld “Bladeren naar de
directory Win_nt40/Xeroxdrv.”
–Tekst die u invoert, bijvoorbeeld "paars of XDS
invoeren."
–De aandacht vestigen op tekst die bijzonder belangrijk
is, bijvoorbeeld "[Stop] selecteren in het venster van
de gebruikersinterface. Niet op de rode stoptoets klikken op de controller.”
–Inleidende woorden of woordgroepen aan het begin
van een onderdeel in een lijst, bijvoorbeeld:
[Opdracht vasthouden]: Het document wordt
vastgehouden op de printer...
[Opdracht annuleren]: Het document wordt niet
afgedrukt...
•Opmerking: Opmerkingen bevatten aanvullende
informatie die u kan helpen bij het uitvoeren van een
handeling of het begrijpen van de tekst. Opmerkingen
worden cursief weergegeven in afzonderlijke alinea’s.
Voorbeeld:
OPMERKING: U kunt een opdracht alleen verzenden
Afdrukken met Xerox Production Print Services1-5
indien de printer met uw werkstation is verbonden.
Inleiding
Aanvullende documentatie
Meer informatie over de Xerox-printer en de printerserver of
controller die deel uitmaakt van het afdruksysteem, is te
vinden in de documentatie bij de betreffende
systeemonderdelen.
Klantondersteuning
Voor servicebezoeken kunt u contact opnemen met het
Xerox Welcome Centre.
Nederland: 020 6563620
België: 02 7131 453
1-6Afdrukken met Xerox Production Print Services
2 XDS gebruiken
Dit hoofdstuk bevat de procedures voor het starten van de
XDS-software op een Xerox-afdruksysteem vanaf een
computer met Windows 95, Windows 98, Windows NT 4.0,
Windows 2000, Windows Millennium, XP, een Sunwerkstation met Solaris 2.6 of 2.8, of vanaf een Macintosh
met OS X. In de vensters van de XDS-software kunt u een
documentbestand selecteren, de opdrachtkaart instellen en
de afdrukopdracht naar de printer zenden.
Wanneer u de XDS-software uitvoert, dient u in het XDSvenster een printer en document te selecteren, voordat u de
opdrachtkaart programmeert.
OPMERKING: Wanneer u het PDL-bestand heeft gemaakt
door via één van de Xerox-printerdrivers naar bestand of
naar schijf af te drukken, de afdrukopdracht niet via de XDSsoftware naar de printer verzenden. De gegevens in de
opdrachtkaart bij het PDL-bestand kunnen namelijk in conflict
zijn met de opdrachtkaartgegevens die zijn geprogrammeerd
in XDS. Gebruik een andere verzendmethode om het
document af te drukken.
Vereisten
Voordat u de XDS-software kunt gebruiken, dient aan de
volgende vereisten te zijn voldaan:
•U dient ervoor te zorgen dat de Microsoft Windows-, Sun
Solaris- of Macintosh-software op het werkstation is
geïnstalleerd. Neem contact op met de
systeembeheerder indien de software als
gemeenschappelijke software op de netwerkserver is
geïnstalleerd.
•U dient met de hulpprogramma’s in Windows, Solaris of
Macintosh OS X te kunnen omgaan om een verbinding
met de netwerkstations tot stand te kunnen brengen of de
verbinding met de stations waarmee u momenteel bent
verbonden, te kunnen verbreken.
Afdrukken met Xerox Production Print Services2-1
XDS gebruiken
•De XDS Plus-software dient op het werkstation te zijn
geïnstalleerd. Raadpleeg de “Installatiehandleiding” voor
de procedures.
•U dient te weten hoe u een document opslaat als PDLbestand door dit document naar bestand af te drukken;
anders dient u te weten hoe u een geldig TIFF-, PDF- of
ASCII-bestand maakt.
XDS starten vanuit Windows
De volgende stappen uitvoeren om de XDS-software weer te
geven vanuit Windows:
1. Aanmelden bij uw netwerk.
2. Op het werkstation het menu Start, [Programma's],
[Xerox-applicaties] en vervolgens [XDS] selecteren. Het
venster van XDS wordt geopend.
XDS starten vanuit Macintosh OS X
Wanneer u de Xerox Document Submission-client-software
uitvoert, dient u in het XDS-venster een printer en document
te selecteren, voordat u de opdrachtkaart programmeert.
Dubbelklikken op het pictogram [XDS] om de Xerox
Document Submission-client-software voor
opdrachtverzending uit te voeren.
Overzicht van het afdrukproces
Hieronder worden de stappen beschreven die dienen te
worden uitgevoerd om een document via een geselecteerde
printer af te drukken. Voor meer informatie over het uitvoeren
van de procedure die wordt gespecificeerd bij elke stap, het
gedeelte “Een document afdrukken” verderop in deze
handleiding raadplegen.
2-2Afdrukken met Xerox Production Print Services
Windows-afdrukproces
1. Het XDS-venster openen.
Het gedeelte “XDS-software gebruiken” raadplegen, in
het voorgaande gedeelte.
2. Een printerwachtrij selecteren.
Het gedeelte “Printerwachtrij selecteren” verderop in dit
hoofdstuk raadplegen.
3. Een bestand selecteren dat u wilt afdrukken.
Het gedeelte “Een bestand selecteren om af te drukken”
verderop in dit hoofdstuk raadplegen.
4. De afdrukopdracht en de opdrachtkaart instellen.
De volgende instellingsprocedures zijn toegankelijk vanuit
het venster Instellingen:
•Type opdracht en afwerkopties specificeren.
XDS gebruiken
•Aantekeningen opnemen die informatie bevatten over
de opdracht.
•Papier definiëren dat voor het afdrukken wordt
gebruikt.
•Eventuele speciale toepassingen instellen, zoals
omslagen, blanco invoegingen of speciale pagina's.
Het gedeelte “Een afdrukopdracht instellen” verderop in
dit hoofdstuk raadplegen.
5. Het documentbestand naar de printerwachtrij verzenden.
OPMERKING: Wanneer u tijdens het uitvoeren van de
procedures de toets <Return> of <Enter> indrukt, voert de
XDS-software in ieder scherm de functie van de
standaardtoets uit. Met <Tab> kunt u in elk venster de
tekstvakken selecteren.
Macintosh-afdrukproces
Hieronder worden de stappen beschreven die dienen te
worden uitgevoerd om een document via een geselecteerde
printer af te drukken. Voor meer informatie over het uitvoeren
van de procedure die wordt gespecificeerd bij elke stap, de
uitleg van de procedure verderop in dit hoofdstuk raadplegen.
1. Een printer instellen en het printerpictogram selecteren op
Afdrukken met Xerox Production Print Services2-3
het bureaublad.
2. De XDS-software starten.
XDS gebruiken
OPMERKING: Het volgende gedeelte van dit hoofdstuk
bevat meer informatie over het gebruik van de XDSsoftware.
3. In het venster Documentverzending een printertype
selecteren in het menu Printertype.
4. [Standaardprinter gebruiken] selecteren in het menu
Printerwachtrij. Als u Xerox-opdrachtkaarten wilt maken
zonder af te drukken, selecteert u [Geen].
5. Het bestand selecteren dat u wilt afdrukken.
6. [Afdrukken...] selecteren om de afdrukopdracht in te
stellen.
7. In het opdrachtkaart-dialoogvenster dat wordt geopend de
beschikbare parameters specificeren. Afhankelijk van de
printer kunnen de volgende parametervelden worden
weergegeven:
•[Aantal]
•Paginabereik ([Van] en [tot])
•[Opdrachttype]
•[Bestemming]
8. De opdrachtaantekeningen invoeren.
9. De papiersoorten definiëren die u voor de afdrukopdracht
wilt gebruiken.
10.Eventuele speciale toepassingen voor de opdracht
selecteren, zoals omslagen, blanco invoegingen of
speciale pagina’s.
11. [OK] selecteren om het documentbestand naar de printer
te zenden.
OPMERKING: Wanneer tijdens het uitvoeren van de
procedures de toets <RETURN> of <ENTER> wordt
ingedrukt, wordt in alle dialoogvensters van de XDS-software
de taak uitgevoerd die wordt gestart met de toets
[Standaard].
2-4Afdrukken met Xerox Production Print Services
XDS gebruiken
Slepen en neerzetten gebruiken om één of meer opdrachten af te
drukken
Er kan meer dan een opdracht worden geselecteerd en op
het XDS-pictogram worden neergezet om deze uit te voeren.
Voordat u het opdrachtpictogram sleept en neerzet, markeert
u het aangewezen printerpictogram op het Bureaublad.
OPMERKING: Dit dient de standaardprinter te zijn.
Nadat de opdrachten zijn neergezet:
1. Het dialoogvenster waarin het type printer kan worden
geselecteerd, wordt weergegeven. Het type printer
waarop de opdrachten zullen worden uitgevoerd,
selecteren.
2. Het dialoogvenster Opdrachtkaart wordt weergegeven
voor de eerste opdracht die is neergezet. De
opdrachtkaart voor de opdracht programmeren en [OK]
selecteren.
Indien er meer dan één opdracht tegelijk is neergezet, zal
de eerste opdracht naar de printer worden verzonden en
het dialoogvenster Opdrachtkaart worden weergegeven
voor de volgende opdracht. De programmering van de
opdrachtkaart die is geselecteerd voor de eerste
opdracht, zal worden vastgehouden voor de volgende
opdracht.
Opgeslagen opdrachtkaarten kunnen worden geopend
voor elke opdracht die volgens de in dit hoofdstuk
beschreven methode van slepen en neerzetten is
verzonden. Wanneer een opgeslagen opdrachtkaart
wordt gebruikt voor een opdracht, wordt de
programmering van de opgeslagen kaart vastgehouden
voor de volgende opdracht.
Een opdracht kan worden geannuleerd, voor deze vanaf
XDS is uitgevoerd. Het dialoogvenster Opdrachtkaart
wordt voor elke volgende opdracht geopend.
3. XDS wordt automatisch gesloten wanneer alle
opdrachten die op XDS zijn neergezet, zijn verzonden of
geannuleerd.
Afdrukken met Xerox Production Print Services2-5
XDS gebruiken
Printertype en printerwachtrij selecteren
Het menu Printertype bevat een overzicht van de
beschikbare typen printers waarmee het document kan
worden afgedrukt.
In het pop-upmenu Printerwachtrij wordt bepaald of de
opdracht en opdrachtkaart dienen te worden verzonden naar
de printerwachtrij [Standaardprinter gebruiken] of dat de
opdrachtkaart wordt gemaakt en opgeslagen voor gebruik op
een later tijdstip ([Geen]).
1. In het pop-upmenu Printertype de gewenste printer
selecteren.
2. De gewenste wachtrij selecteren in het menu
Printerwachtrij.
•Als u de opdrachtkaart wilt maken en opslaan om de
opdracht later uit te voeren, selecteert u [Geen].
•Als u wilt afdrukken op een printer die zich op het
bureaublad bevindt, selecteert u het betreffende
printerpictogram en selecteert u [Standaardprinter
gebruiken].
Indien de gewenste printer niet in het pop-upmenu
Printertype wordt weergegeven, selecteert u
[Productconfiguratie] in het menu Opties op de menubalk van
het werkstation. In het dialoogvenster voor
productconfiguratie selecteert u de categorieën producten die
u wilt gebruiken om documenten af te drukken vanaf het
werkstation. De volgende selecties gebruiken:
•[DocuTech servers] voor DocuTech 135
•[DocuPrint] en/of [DocuSP] voor DocuTech 61xx,
DocuTech/DocuPrint 65/90, en DocuPrint 2000 Serie
EPS-printers
•[DocuPrint] voor DocuPrint NPS-printers
•[DocuColor] voor DocuColor 20xx, 6060, iGen3
Bestand selecteren voor afdrukken
De volgende stappen uitvoeren om een af te drukken
bestand te verzenden:
1. Op een van de volgende manieren te werk gaan in het
dialoogvenster voor documentverzending:
•[Bestand selecteren] selecteren.
•[Bestand selecteren] selecteren in het menu Bestand.
•Op <Command-F> drukken om de optie [Bestand
selecteren] te kiezen.
2-6Afdrukken met Xerox Production Print Services
XDS gebruiken
Er wordt een dialoogvenster met directory’s
weergegeven. Wanneer u [Alleen tekstbestanden tonen]
selecteert, wordt de directory gefilterd en worden alleen
tekstbestanden weergegeven.
2. Het bestand selecteren dat u wilt afdrukken. Het bestand
dient een van de door de printer ondersteunde formaten
te hebben: PostScript, PDF, PCL, ASCII of TIFF, al naar
gelang deze worden ondersteund door de printer.
OPMERKING: De bestandsnamen dienen zo kort mogelijk te
zijn. Lange bestandsnamen worden niet weergegeven en
een door het systeem gegenereerde naam wordt aan het
bestand gekoppeld.
3. [Selecteren] selecteren of dubbelklikken op de
bestandsnaam of het pictogram om het bestand te
openen. De naam van het bestand dat u heeft
geselecteerd, wordt weergegeven in het dialoogvenster
voor documentverzending.
Printerlijst aanpassen
4. [Afdrukken] selecteren in het dialoogvenster
Documentverzending. Het dialoogvenster Opdrachtkaart
wordt weergegeven.
U kunt een aangepaste printerlijst instellen die bestaat uit de
wachtrijen die u het meest gebruikt. De wachtrijen in de lijst
dienen wachtrijen te zijn die voor u op de printer beschikbaar
zijn.
Aan elke wachtrij in de lijst kan een unieke naam worden
toegewezen. Deze naam kan de locatie van de bijbehorende
printer aangeven of kan, indien de printshop wachtrijen met
een speciaal doel heeft opgezet, het doel van de wachtrij
beschrijven.
U kunt de wachtrij op de volgende manieren aanpassen:
•De naam van de printerwachtrij wijzigen.
•Een wachtrij uit de lijst verwijderen.
•De naam van een wachtrij toewijzen aan een andere
printerwachtrij.
•Een standaardwachtrij instellen die automatisch wordt
geselecteerd wanneer u de XDS-software start.
OPMERKING: De printers geen andere naam geven. Indien
Afdrukken met Xerox Production Print Services2-7
u een printer een andere naam wilt geven, is dit alleen
mogelijk onmiddellijk nadat de printer is geïnstalleerd.
XDS gebruiken
Printer toevoegen
Tijdens de installatie worden automatisch verscheidene nietaangesloten wachtrijen aan de lijst van printerwachtrijen
toegevoegd. Deze wachtrijen worden gebruikt wanneer u niet
op een printer bent aangesloten.
Zie de Job Ticket Features Guide.
Printers die u vaak gebruikt, kunnen worden opgenomen in
een aangepaste printerlijst. De volgende procedure uitvoeren
om een printerlijst te starten of toevoegingen erin op te
nemen:
1. [Aansluitingen] selecteren in het XDS-venster. Het
venster Printeraansluitingen wordt weergegeven.
2. In het venster Printeraansluitingen [Nieuwe toevoegen...]
selecteren. Het venster Nieuwe printer toevoegen wordt
weergegeven.
3. In het venster Nieuwe printer toevoegen het juiste
netwerktype voor de omgeving selecteren.
[Geen aansluiting] selecteren wanneer deze
printeraansluiting alleen wordt gebruikt voor het maken of
wijzigen van opdrachtkaarten. Deze printeraansluiting kan
niet worden gebruikt om afdrukopdrachten uit te voeren.
4. De aanwijzingen in de wizard voor het toevoegen van een
printer blijven opvolgen om een printer aan de lijst van
printeraansluitingen toe te voegen.
OPMERKING: Welk dialoogvenster voor netwerkverbinding
wordt weergegeven, hangt af van het geselecteerde
netwerktype. De netwerkdocumentatie raadplegen voor meer
informatie.
OPMERKING: Wanneer een bericht verschijnt waarin staat
dat de geselecteerde wachtrij geen Xerox-printerwachtrij is,
neemt u contact op met de systeembeheerder.
2-8Afdrukken met Xerox Production Print Services
Standaardprinter definiëren
Nadat u een aangepaste lijst van printerwachtrijen heeft
gemaakt, kunt u een standaardprinterwachtrij specificeren.
De standaardwachtrij wordt automatisch geselecteerd
wanneer de XDS-software wordt gestart.
1. In het XDS-venster [Aansluitingen] selecteren. Het
venster Printeraansluitingen wordt weergegeven.
2. In de keuzelijst Printers de naam van de printerwachtrij
selecteren.
3. [Standaard] selecteren. De naam van de
standaardprinterwachtrij blijft geselecteerd wanneer de
XDS-software wordt gestart.
4. [OK] selecteren om terug te keren naar het XDS-venster.
Printerwachtrij wijzigen
XDS gebruiken
In de XDS-software kunt u de naam van een printerwachtrij in
de keuzelijst Printers wijzigen of de naam aan een andere
printerwachtrij toewijzen.
1. In het XDS-venster [Aansluitingen] selecteren. Het
venster Printeraansluitingen wordt weergegeven.
2. In de keuzelijst Printers de printerwachtrij selecteren die u
wilt wijzigen en vervolgens [Wijzigen...] selecteren.
3. De stappen blijven uitvoeren die in de wizard voor het
wijzigen van de printer worden aangegeven.
4. De informatie in het venster Printer wijzigen – Bekijken
controleren.
•Wanneer de weergegeven informatie juist is,
[Beëindigen] selecteren om de wijziging te voltooien
en terug te keren naar het venster
Printeraansluitingen.
•Indien de informatie niet juist is, [Vorige] blijven
selecteren tot u het scherm heeft bereikt dat u wilt
corrigeren. Nadat u de correcties heeft doorgevoerd,
de voorafgaande stappen herhalen tot u weer bij deze
stap aankomt.
5. Nadat alle printerwijzigingen zijn voltooid, [OK] selecteren
om terug te keren naar het XDS-venster.
Afdrukken met Xerox Production Print Services2-9
XDS gebruiken
Printer verwijderen
Printerinformatie weergeven
1. In het XDS-venster [Aansluitingen] selecteren. Het
venster Printeraansluitingen wordt weergegeven.
2. In de keuzelijst [Printers] de printerwachtrij selecteren die
u wilt verwijderen.
3. Selecteer [Verwijderen]. Het venster Deze optie
bevestigen wordt weergegeven.
4. [Ja] selecteren om de naam van de printer te verwijderen.
Indien u uw keuze wilt annuleren en terug wilt keren naar
het venster Printeraansluitingen, selecteert u [Nee].
U kunt de volgende informatie weergeven over alle printers in
de keuzelijst Aangesloten printers in het venster
Printeraansluitingen.
•Model printer
•Type server
•Type aansluiting
•Server
•Virtuele printer
Voor het weergeven van de printerinformatie de volgende
stappen volgen:
1. [Aansluitingen] selecteren in het XDS-venster. Het
venster Printeraansluitingen wordt weergegeven.
2. In de keuzelijst [Printers] de naam van de printer
selecteren. De printerinformatie wordt weergegeven in de
gedeelten onder de keuzelijst [Printers].
3. Wanneer u de printerinformatie heeft bekeken, selecteert
u [OK] of [Sluiten] om het venster te sluiten.
2-10Afdrukken met Xerox Production Print Services
Printeraansluitingen controleren
Wanneer de XDS-software wordt gestart, worden alle
aangesloten printers gecontroleerd om na te gaan of de
netwerkverbinding ingeschakeld en actief is.
•Een netwerkpictogram vóór de naam van de printer geeft
aan dat de netwerkaansluiting van die printer actief is.
•Wanneer voor de printernaam een cirkel met een streepje
erdoor wordt weergegeven, is de netwerkverbinding met
de betreffende printer niet actief of kan de verbinding niet
tot stand worden gebracht.
•Wanneer voor de printernaam geen pictogram wordt
weergegeven, is de printer niet aangesloten, maar wel
geselecteerd voor de aangepaste printerlijst.
De printeraansluitingen kunnen op elk gewenst moment
worden gecontroleerd.
1. In het XDS-venster [Aansluitingen] selecteren. Het
venster Printeraansluitingen wordt weergegeven.
XDS gebruiken
2. Wanneer u een bepaalde printer wilt controleren, eerst de
naam ervan en vervolgens [Printer controleren]
selecteren. Terwijl de verbinding met de geselecteerde
printer wordt gecontroleerd, wordt een venster
weergegeven waarin de status van het controleproces
wordt aangegeven.
Wanneer u alle printers wilt controleren, [Alle controleren]
selecteren. Terwijl alle printerverbindingen worden
gecontroleerd, wordt een venster geopend waarin het
percentage van de controle dat is voltooid, wordt
weergegeven.
OPMERKING: Wanneer wordt aangegeven dat er een
netwerkprobleem is opgetreden, dit melden aan de
systeembeheerder.
Afdrukken met Xerox Production Print Services2-11
XDS gebruiken
2-12Afdrukken met Xerox Production Print Services
3 De XDS Plus-software
gebruiken
Dit hoofdstuk bevat de procedures voor het starten van de
XDS Plus-software op een Xerox-afdruksysteem vanaf een
computer met Windows 95, Windows 98, Windows NT 4.0,
Windows 2000, Windows Millennium, XP, een Sunwerkstation met Solaris 2.6 of 2.8, of vanaf een Macintosh
met OS X. In de vensters van de XDS Plus-software kunt u
een documentbestand selecteren, de opdrachtkaart instellen
en de afdrukopdracht naar de printer zenden.
Vereisten
Voordat u de XDS Plus-software kunt gebruiken, dient aan de
volgende vereisten te zijn voldaan:
•U dient ervoor te zorgen dat de Microsoft Windows-, Sun
Solaris- of Macintosh-software op het werkstation is
geïnstalleerd. Neem contact op met de
systeembeheerder indien de software als
gemeenschappelijke software op de netwerkserver is
geïnstalleerd. De XDS Plus-software functioneert alleen
naar behoren wanneer deze op het werkstation is
geïnstalleerd.
•U dient met de hulpprogramma’s in Windows, Solaris of
Macintosh OS X te kunnen omgaan om een verbinding
met de netwerkstations tot stand te kunnen brengen of de
verbinding met de stations waarmee u momenteel bent
verbonden, te kunnen verbreken.
•De XDS Plus-software dient op het werkstation te zijn
geïnstalleerd. Raadpleeg de “Installatiehandleiding” voor
de procedures.
•U dient te weten hoe u een document opslaat als PDLbestand door dit document naar bestand af te drukken;
anders dient u te weten hoe u een geldig TIFF-, PDF- of
ASCII-bestand maakt.
Afdrukken met Xerox Production Print Services3-1
De XDS Plus-software gebruiken
Toegang tot de XDS Plus-software
Het XDS Plus-venster geeft toegang tot alle
opdrachtinstellings-, afdruk- en opdrachtbeheertaken die u
kunt uitvoeren vanaf uw Windows-, Solaris- of Macintoshclient. U kunt toegang krijgen tot de XDS Plus-software
vanuit bestanden op het werkstation of via het Internet
wanneer u gebruikmaakt van het XDS Plus-onderdeel voor
opdrachtverzending.
Voor de procedure voor het afdrukken van een document met
XDS Plus het gedeelte “Document afdrukken” raadplegen,
verderop in dit hoofdstuk.
OPMERKING: Het XDS Plus-onderdeel werkt niet in Internet
Explorer 5.0 voor Solaris. Indien u het XDS Plus-onderdeel in
Solaris wilt uitvoeren, dient u Netscape 6.2.1 voor Solaris te
gebruiken.
OPMERKING: Netscape wordt niet ondersteund in Windowsapplicaties
Toegang tot XDS Plus in Windows
De volgende stappen uitvoeren om XDS Plus in Windows te
openen:
1. Aanmelden bij uw netwerk.
2. Op het werkstation het menu Start openen en
achtereenvolgens de volgende opties selecteren in de
onderstaande.
a. [Programma's]
b. [Xerox-applicaties]
c. [XDS Plus Tool Suite <versie>]
d. [XDS Plus]
e. [XDS Plus]
3-2Afdrukken met Xerox Production Print Services
Toegang tot XDS Plus in Solaris
De volgende stappen uitvoeren om XDS Plus in Solaris te
openen:
1. Aanmelden bij uw netwerk.
2. In File Manager dubbelklikken op het applicatiepictogram
[XDS Plus] dat zich in de volgende directory bevindt:
3. In het venster Actie: Uitvoeren dat wordt geopend [OK]
selecteren. Het venster Uitvoeren wordt geopend.
4. Wachten tot het XDS Plus-venster wordt geopend. Dit kan
enkele seconden duren.
Toegang tot XDS Plus vanaf het Internet
U kunt het XDS Plus-venster openen op het Windows- of
Solaris-werkstation door gebruik te maken van het XDS Plusonderdeel voor opdrachtverzending vanaf het Internet. Het
onderdeel opent het XDS Plus-venster en geeft dit weer in de
Internet-browser. In dit XDS Plus-venster voert u dezelfde
functies uit die ook beschikbaar zijn wanneer u deze opent
vanaf het werkstation.
De XDS Plus-software gebruiken
U hoeft XDS Plus niet te installeren op het werkstation om dit
te kunnen openen via het Internet.
OPMERKING: Wanneer u zeker wilt weten dat u de laatste
versie van de XDS Plus-software gebruikt, dient u de
proxyserver te omzeilen (indien er een proxyserver wordt
gebruikt) wanneer u XDS Plus start vanaf het Internet. Voor
meer informatie contact opnemen met de systeembeheerder.
Indien de XDS Plus-software is bijgewerkt, dient u de cache
van de browser te wissen om er zeker van te zijn dat de
recentste versie van de XDS Plus-software is gedownload op
het werkstation. Voor meer informatie contact opnemen met
de systeembeheerder.
De volgende stappen uitvoeren om XDS Plus te starten vanaf
het Internet:
1. De Internet-browser openen (Netscape of Internet
Explorer versie 4 of hoger).
2. In het adresveld http:// invoeren, gevolgd door het
hostadres van de printer.
Voorbeeld:
http://12.240.36.123
De webpagina van de printer wordt geopend.
Afdrukken met Xerox Production Print Services3-3
De XDS Plus-software gebruiken
3. Op de webpagina van de printer [Job Submission Applet]
4. Wanneer dit de eerste keer is dat u XDS Plus start vanaf
5. Er verschijnt een berichtvenster, waarin u wordt gevraagd
XDS Plus-afdrukproces
1. Het XDS Plus-venster openen.
selecteren.
het Internet, wordt er een venster geopend waarin u wordt
gevraagd of u de Java 2 Runtime Environment wilt
downloaden. Selecteer [Ja].
te wachten terwijl XDS Plus een voor het Java-onderdeel
geschikte browser laadt. Wachten totdat het XDS Plusvenster wordt geopend.
In het XDS Plus-venster kunt u alle beschikbare
opdrachtinstellings- en -verzendingsfuncties uitvoeren.
Het gedeelte “XDS Plus-software gebruiken” raadplegen,
in het voorgaande gedeelte.
2. Een printerwachtrij selecteren.
“Printer en wachtrij selecteren” verderop in dit hoofdstuk
raadplegen.
3. De volgende stappen uitvoeren in het tabblad Bestanden:
a. Een document selecteren voor afdrukken.
“Bestand selecteren om af te drukken” raadplegen.
b. Een opdrachtkaartbestand selecteren indien u geen
nieuwe opdrachtkaart wilt maken voor deze opdracht.
c. De bestemming van de opdracht selecteren
(afdrukken, opslaan of afdrukken en opslaan).
“Afdrukken of opslaan selecteren” raadplegen.
4. Desgewenst de afdrukopdracht- en
opdrachtkaartparameters instellen.
De volgende tabbladen selecteren om toegang te krijgen
tot de verschillende opdrachtparameters en deze in te
stellen:
•Opdrachtinstelling
•Aflevering
•Beeldaanpassing
•Kleur
•Speciale pagina's
Het gedeelte “Afdrukopdracht instellen” raadplegen.
3-4Afdrukken met Xerox Production Print Services
5. Desgewenst opdrachtaantekeningen vastleggen door
deze in te voeren in het tabblad Opdrachtaantekeningen.
6. Het documentbestand naar de printerwachtrij verzenden.
OPMERKING: Tijdens het uitvoeren van de
instellingsprocedures kunt u de cursor met de toets <Tab>
verplaatsen naar de volgende toets of het volgende tekstvak
binnen het venster. Door de toets <Shift> ingedrukt te
houden terwijl u de toets <Tab> indrukt, kunt u de cursor naar
het vorige onderdeel binnen het venster laten springen.
Tijdens het uitvoeren van de opdracht kunt u de status van de
opdracht bekijken door op de toets [Beheer] te klikken en de
informatie te bekijken. “Status van de opdracht, printer en
wachtrij bekijken” raadplegen, verderop in dit hoofdstuk.
Printer- en wachtrij-instellingen
De XDS Plus-software gebruiken
OPMERKING: Het printerlocatiebestand dient te worden
ingesteld op het werkstation voordat u de printer en de
wachtrij instelt. Indien het printerlocatiebestand tijdens het
installeren niet op het werkstation is geplaatst, de opties
Voorkeursinstellingen selecteren in het menu Opties en het
printerlocatiebestand toevoegen.
Printers en wachtrijen voor afdrukken met XDS Plus worden
automatisch ingesteld wanneer XDS Plus wordt ingesteld en
uitgevoerd. XDS Plus herkent alle afdruksystemen met
DocuSP-controllers die werken met DocuSP 3.X en zijn
aangesloten op het werkstation. U registreert de
netwerkadressen van deze printers in een bestand met de
naam “printer.disc,” nadat u XDS Plus op het werkstation
heeft geïnstalleerd.
Wanneer u [Printer wijzigen...] selecteert in het XDS Plusvenster, worden de namen van de printers die vermeld staan
in het printerlocatiebestand weergegeven in het gedeelte
[Printers] van het venster Printer wijzigen en op het tabblad
Print Monitor.
Afdrukken met Xerox Production Print Services3-5
De XDS Plus-software gebruiken
Printer en wachtrij selecteren
In het venster Printer wijzigen kunt u een printer en een
wachtrij selecteren voor de opdracht die u wilt uitvoeren, en
kunt u de printer- en wachtrij-eigenschappen bekijken.
Onderdelen in het venster Printer wijzigen
Onderdelen Printers en
Wachtrijen
Het venster Printer wijzigen bestaat uit twee deelvensters:
•[Printers]: In het gedeelte [Printers] staan de printers die
het systeem heeft aangetroffen in het
printerlocatiebestand toen XDS Plus werd gestart. Hier
staan ook een Niet-aangesloten printer en een wachtrij
voor ondersteunde printers. “Printer- en wachtrijinstellingen” eerder in dit hoofdstuk raadplegen voor meer
informatie over dit bestand.
De kolommen in de tabel Printers geven de volgende
eigenschappen weer:
–Naam: De naam die aan de printer is gegeven toen
deze werd geïnstalleerd op uw locatie
–Soort: Het soort of het merk printer, zoals de Xerox
DocuColor 2060
–Opdrachten: Het aantal opdrachten dat naar de
printer is verzonden, gebaseerd op het type
weergavefilter dat recentelijk in het venster Print
Monitor is geselecteerd. Indien bijvoorbeeld
[Opdrachten verwerken] werd geselecteerd, wordt met
het aantal opdrachten alleen het aantal opdrachten
aangegeven dat momenteel wordt verwerkt.
•[Wachtrijen]: In het gedeelte [Wachtrijen] staan de
wachtrijen die zijn ingesteld op de printercontroller voor
uw geselecteerde printer. De kolommen in de tabel
Wachtrijen geven de volgende eigenschappen weer:
–Naam: De naam die is opgegeven voor de wachtrij op
de printercontroller
–Printer: De naam van de printer die bij de wachtrij
hoort
–Opdrachten accepteren: Geeft aan of de wachtrij op
dat moment opdrachten accepteert of niet
3-6Afdrukken met Xerox Production Print Services
De XDS Plus-software gebruiken
–Opdrachten vrijgeven: Geeft aan of de wachtrij op
dat moment is ingesteld om opdrachten vrij te geven
of niet
–Status: Wat de printer op dat moment doet, zoals
“Afdrukken”, “Gestopt”, enz.
OPMERKING: U kunt geen printers of wachtrijen toevoegen
aan deze lijsten in het venster Printer wijzigen.
De titel van elk gedeelte wordt voorafgegaan door een getal
dat aangeeft hoeveel items er in de lijst staan die daar wordt
weergegeven. Indien u echter een item selecteert in een van
de tabellen, verandert het getal om het aantal voor dat item
weer te geven. Indien u bijvoorbeeld een wachtrij selecteert
in de lijst Wachtrijen, verandert het getal in het aantal
opdrachten in die wachtrij.
De grootte van de
deelvensters wijzigen
ToetsenHet venster Printer wijzigen bevat de volgende toetsen:
De deelvensters [Printers] en [Wachtrijen] zijn van elkaar
gescheiden door een splitsingsbalk. U kunt deze balk
omhoog of omlaag schuiven om de afmetingen van het ene
deelvenster te vergroten of verkleinen waarbij het formaat
van het andere venster in de tegenovergestelde richting
verandert.
Ook kunt u elk van beide deelvensters vergroten zodat het de
volledige werkruimte vult van het venster Printer wijzigen
door de kleine driehoekige toetsen bij de rand van de
splitsingsbalk te selecteren.
•[Alle printers tonen]: Hiermee geeft u in het deelvenster
Printers alle printers weer die zijn opgegeven in het
printerlocatiebestand (printer.disc) en die momenteel
beschikbaar zijn.
•[Alle wachtrijen]: Hiermee geeft u in het deelvenster
[Wachtrijen] alle wachtrijen weer die zijn gemaakt op de
controller voor alle printers die zijn opgegeven in het
printerlocatiebestand en die momenteel beschikbaar zijn.
•[Afdrukpad instellen]: Hiermee bevestigt u de
wachtrijselecties en sluit u het venster Printer wijzigen.
Tenzij er een wachtrij is geselecteerd, is deze toets grijs
en niet beschikbaar.
•[Bijwerken]: Hiermee werkt u de lijsten Printers en
Wachtrijen bij en geeft u deze opnieuw weer.
Afdrukken met Xerox Production Print Services3-7
De XDS Plus-software gebruiken
Printer- en wachtrij-eigenschappen bekijken
U kunt informatie over printers en wachtrijen op de volgende
manieren bekijken:
•De naam van de printer of wachtrij selecteren in het
venster Printer wijzigen.
–Wanneer u een printernaam selecteert, worden in het
deelvenster [Wachtrijen] van het venster Printer
wijzigen uitsluitend de wachtrijen weergegeven die zijn
ingeschakeld voor die printer.
–Wanneer u een wachtrijnaam selecteert, wordt in het
deelvenster [Printers] van het venster Printer wijzigen
uitsluitend de printer weergegeven die die wachtrij
bevat.
U kunt meerdere printer- of wachtrijnamen selecteren
door de toets <Control> of <Shift> ingedrukt te houden
terwijl u de items selecteert. Wanneer u meer dan een
printer of wachtrij selecteert, worden in het andere venster
de wachtrijen of printers weergegeven voor alle items die
u heeft geselecteerd.
•Het venster Eigenschappen openen voor de betreffende
wachtrij of printer door de volgende stappen uit te voeren:
1. [Printer wijzigen] selecteren in het XDS Plus-venster.
Het venster Printer wijzigen wordt geopend.
2. In het deelvenster [Printers] of [Wachtrijen] in het
venster Printer wijzigen dubbelklikken op de naam van
de printer of wachtrij. Of rechtsklikken op een printer of
wachtrij en [Eigenschappen] selecteren. Het alleenlezen venster met Eigenschappen wordt geopend voor
de geselecteerde wachtrij of printer.
3. Wanneer u de informatie heeft bekeken, selecteert u
[Sluiten] om het venster Eigenschappen te sluiten.
OPMERKING: U kunt ook informatie over afzonderlijke
printers en wachtrijen weergeven vanuit de lijsten Printers
en Wachtrijen in het venster Print Monitor, dat wordt
geopend door [Beheer] te selecteren in het venster XDS
Plus.
3-8Afdrukken met Xerox Production Print Services
Printer en wachtrij selecteren
De volgende stappen uitvoeren om een printer en een
wachtrij voor de opdracht te selecteren:
1. In het venster XDS Plus [Printer wijzigen] selecteren om
het venster Printer wijzigen te openen.
2. Indien de gewenste wachtrij niet wordt weergegeven in
het deelvenster [Wachtrijen], [Alle wachtrijen] selecteren.
3. In het deelvenster [Wachtrijen] de naam van de wachtrij
selecteren waarnaar u de opdracht wilt verzenden.
In het deelvenster Printers wordt de naam weergegeven
van de printer die hoort bij de wachtrij die u heeft
geselecteerd.
4. [Afdrukpad instellen] selecteren om de keuze te
bevestigen en het venster Printer wijzigen te sluiten.
OPMERKING: Dit kan ook worden uitgevoerd met behulp
van het menu Printer en het selecteren van [Andere wachtrij].
De XDS Plus-software gebruiken
Printer- en wachtrij-instellingen
OPMERKING: Het printerlocatiebestand dient te worden
ingesteld op het werkstation voordat u de printer en de
wachtrij instelt. Indien het printerlocatiebestand tijdens het
installeren niet op het werkstation is geplaatst, de opties
Voorkeursinstellingen selecteren in het menu Opties en het
printerlocatiebestand toevoegen.
OPMERKING: Raadpleeg de Installatiehandleiding voor de
procedure van het maken van een printerlocatiebestand.
Printers en wachtrijen voor afdrukken met XDS Plus worden
automatisch ingesteld wanneer XDS Plus wordt ingesteld en
uitgevoerd. XDS Plus herkent alle afdruksystemen met
DocuSP-controllers die werken met DocuSP 3.X en zijn
aangesloten op het werkstation. U registreert de
netwerkadressen van deze printers in een bestand met de
naam “printer.disc,” nadat u XDS Plus op het werkstation
heeft geïnstalleerd.
Wanneer u [Printer wijzigen...] selecteert in het XDS Plusvenster, worden de namen van de printers die vermeld staan
in het printerlocatiebestand weergegeven in het gedeelte
[Printers] van het venster Printer wijzigen en op het tabblad
Print Monitor.
Afdrukken met Xerox Production Print Services3-9
De XDS Plus-software gebruiken
Printer en wachtrij selecteren
In het venster Printer wijzigen kunt u een printer en een
wachtrij selecteren voor de opdracht die u wilt uitvoeren, en
kunt u de printer- en wachtrij-eigenschappen bekijken.
Onderdelen in het venster Printer wijzigen
Onderdelen Printers en
Wachtrijen
Het venster Printer wijzigen bestaat uit twee deelvensters:
•[Printers]: In het gedeelte [Printers] staan de printers die
het systeem heeft aangetroffen in het
printerlocatiebestand toen XDS Plus werd gestart. Hier
staan ook een Niet-aangesloten printer en een wachtrij
voor ondersteunde printers. “Printer- en wachtrijinstellingen” eerder in dit hoofdstuk raadplegen voor meer
informatie over dit bestand.
De kolommen in de tabel Printers geven de volgende
eigenschappen weer:
–Naam: De naam die aan de printer is gegeven toen
deze werd geïnstalleerd op uw locatie
–Soort: Het soort of het merk printer, zoals de Xerox
DocuColor 2060
–Opdrachten: Het aantal opdrachten dat naar de
printer is verzonden, gebaseerd op het type
weergavefilter dat recentelijk in het venster Print
Monitor is geselecteerd. Indien bijvoorbeeld
[Opdrachten verwerken] werd geselecteerd, wordt met
het aantal opdrachten alleen het aantal opdrachten
aangegeven dat momenteel wordt verwerkt.
•[Wachtrijen]: In het gedeelte [Wachtrijen] staan de
wachtrijen die zijn ingesteld op de printercontroller voor
uw geselecteerde printer. De kolommen in de tabel
Wachtrijen geven de volgende eigenschappen weer:
–Naam: De naam die is opgegeven voor de wachtrij op
de printercontroller
–Printer: De naam van de printer die bij de wachtrij
hoort
–Opdrachten accepteren: Geeft aan of de wachtrij op
dat moment opdrachten accepteert of niet
–Opdrachten vrijgeven: Geeft aan of de wachtrij op
dat moment is ingesteld om opdrachten vrij te geven
of niet
–Status: Wat de printer op dat moment doet, zoals
“Afdrukken”, “Gestopt”, enz.
3-10Afdrukken met Xerox Production Print Services
De XDS Plus-software gebruiken
OPMERKING: U kunt geen printers of wachtrijen toevoegen
aan deze lijsten in het venster Printer wijzigen.
De titel van elk gedeelte wordt voorafgegaan door een getal
dat aangeeft hoeveel items er in de lijst staan die daar wordt
weergegeven. Indien u echter een item selecteert in een van
de tabellen, verandert het getal om het aantal voor dat item
weer te geven. Indien u bijvoorbeeld een wachtrij selecteert
in de lijst Wachtrijen, verandert het getal in het aantal
opdrachten in die wachtrij.
De grootte van de
deelvensters wijzigen
ToetsenHet venster Printer wijzigen bevat de volgende toetsen:
De deelvensters [Printers] en [Wachtrijen] zijn van elkaar
gescheiden door een splitsingsbalk. U kunt deze balk
omhoog of omlaag schuiven om de afmetingen van het ene
deelvenster te vergroten of verkleinen waarbij het formaat
van het andere venster in de tegenovergestelde richting
verandert.
Ook kunt u elk van beide deelvensters vergroten zodat het de
volledige werkruimte vult van het venster Printer wijzigen
door de kleine driehoekige toetsen bij de rand van de
splitsingsbalk te selecteren.
•[Alle printers tonen]: Hiermee geeft u in het deelvenster
Printers alle printers weer die zijn opgegeven in het
printerlocatiebestand (printer.disc) en die momenteel
beschikbaar zijn.
•[Alle wachtrijen]: Hiermee geeft u in het deelvenster
[Wachtrijen] alle wachtrijen weer die zijn gemaakt op de
controller voor alle printers die zijn opgegeven in het
printerlocatiebestand en die momenteel beschikbaar zijn.
•[Afdrukpad instellen]: Hiermee bevestigt u de
wachtrijselecties en sluit u het venster Printer wijzigen.
Tenzij er een wachtrij is geselecteerd, is deze toets grijs
en niet beschikbaar.
•[Bijwerken]: Hiermee werkt u de lijsten Printers en
Wachtrijen bij en geeft u deze opnieuw weer.
Afdrukken met Xerox Production Print Services3-11
De XDS Plus-software gebruiken
Printer- en wachtrij-eigenschappen bekijken
U kunt informatie over printers en wachtrijen op de volgende
manieren bekijken:
•De naam van de printer of wachtrij selecteren in het
venster Printer wijzigen.
–Wanneer u een printernaam selecteert, worden in het
deelvenster [Wachtrijen] van het venster Printer
wijzigen uitsluitend de wachtrijen weergegeven die zijn
ingeschakeld voor die printer.
–Wanneer u een wachtrijnaam selecteert, wordt in het
deelvenster [Printers] van het venster Printer wijzigen
uitsluitend de printer weergegeven die die wachtrij
bevat.
U kunt meerdere printer- of wachtrijnamen selecteren
door de toets <Control> of <Shift> ingedrukt te houden
terwijl u de items selecteert. Wanneer u meer dan een
printer of wachtrij selecteert, worden in het andere venster
de wachtrijen of printers weergegeven voor alle items die
u heeft geselecteerd.
•Het venster Eigenschappen openen voor de betreffende
wachtrij of printer door de volgende stappen uit te voeren:
1. [Printer wijzigen] selecteren in het XDS Plus-venster.
Het venster Printer wijzigen wordt geopend.
2. In het deelvenster [Printers] of [Wachtrijen] in het
venster Printer wijzigen dubbelklikken op de naam van
de printer of wachtrij. Of rechtsklikken op een printer of
wachtrij en [Eigenschappen] selecteren. Het alleenlezen venster met Eigenschappen wordt geopend voor
de geselecteerde wachtrij of printer.
3. Wanneer u de informatie heeft bekeken, selecteert u
[Sluiten] om het venster Eigenschappen te sluiten.
OPMERKING:
printers en wachtrijen weergeven vanuit de lijsten Printers en
Wachtrijen in het venster Print Monitor, dat wordt geopend
door [Beheer] te selecteren in het venster XDS Plus.
U kunt ook informatie over afzonderlijke
3-12Afdrukken met Xerox Production Print Services
Printer en wachtrij selecteren
De volgende stappen uitvoeren om een printer en een
wachtrij voor de opdracht te selecteren:
1. In het venster XDS Plus [Printer wijzigen] selecteren om
het venster Printer wijzigen te openen.
2. Indien de gewenste wachtrij niet wordt weergegeven in
het deelvenster [Wachtrijen], [Alle wachtrijen] selecteren.
3. In het deelvenster [Wachtrijen] de naam van de wachtrij
selecteren waarnaar u de opdracht wilt verzenden.
In het deelvenster Printers wordt de naam weergegeven
van de printer die hoort bij de wachtrij die u heeft
geselecteerd.
4. [Afdrukpad instellen] selecteren om de keuze te
bevestigen en het venster Printer wijzigen te sluiten.
OPMERKING: Dit kan ook worden uitgevoerd met behulp
van het menu Printer en het selecteren van [Andere wachtrij].
De XDS Plus-software gebruiken
Afdrukken met Xerox Production Print Services3-13
De XDS Plus-software gebruiken
3-14Afdrukken met Xerox Production Print Services
4 Opdracht uitvoeren met
behulp van de DocuSPwebinterface
Dit hoofdstuk bevat de procedures voor het afdrukken met de
DocuSP-webinterface op uw werkstation en het verzenden
van een documentbestand via het web voor het afdrukken
ervan op een Xerox-afdruksysteem. In de webinterface
gebruikt u een browser om toegang te krijgen tot de vensters
waarin u een documentbestand kunt selecteren, een
opdrachtkaart kunt opstellen en een afdrukopdracht naar de
printer kunt sturen.
OPMERKING: Welke toepassingen in de vensters en de
keuzelijsten worden weergegeven, hangt af van de
beschikbare geselecteerde opdrachtkaartinstellingen en de
printer waarmee u werkt.
Overzicht van het afdrukproces in de webinterface
Hieronder wordt beschreven hoe u een document afdrukt via
de printer waarop u via de webinterface bent aangesloten.
Na elke stap wordt de paragraaf van dit hoofdstuk
aangegeven, waarin een gedetailleerde beschrijving te
vinden is van de betreffende procedure.
1. Het venster van de webinterface openen.
2. Een printerwachtrij selecteren. Het gedeelte
“Printerwachtrij selecteren” raadplegen.
3. Een document selecteren voor afdrukken. Het gedeelte
“Bestand selecteren voor afdrukken” raadplegen.
4. Desgewenst het standaard opdrachtkaartbestand
aangeven indien u geen nieuwe opdrachtkaart wilt maken
voor deze opdracht. Het gedeelte “Standaard
opdrachtkaart selecteren” raadplegen.
Afdrukken met Xerox Production Print Services4-1
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
5. De aard van de opdracht selecteren (afdrukken, opslaan
of afdrukken en opslaan). Wanneer u een opslagfunctie
kiest, dient u een opslaglocatie en bestandsindeling te
selecteren. Raadpleeg het gedeelte “Aard van de
opdracht aangeven”.
6. Het type van de paginabeschrijvingstaal (PDL) selecteren
voor de afdrukopdracht. Wanneer u een [ASCII]-optie
selecteert, een font, lettergrootte en tekstrichting
selecteren. “Type PDL selecteren” raadplegen. Het
selectievakje [Printerstandaardinstelling] selecteren
wanneer u de instelling wilt gebruiken die is ingevoerd op
de printercontroller.
7. De resterende benodigde opdrachtkaartparameters in dit
gedeelte van het venster Opdrachtverzending instellen.
Het gedeelte “Afdrukopdracht instellen” raadplegen.
8. De benodigde opdrachtparameters instellen in het
gedeelte [Beeldaanpassing] in het venster
Opdrachtverzending. Het gedeelte “Geavanceerde
toepassingen instellen” raadplegen.
9. Desgewenst opdrachtaantekeningen vastleggen door
deze in te voeren in de velden in het groepsvak
[Opdrachtaantekeningen]. Het gedeelte
“Opdrachtgegevens invoeren” raadplegen.
10.Het documentbestand naar de printerwachtrij verzenden.
OPMERKING: Tijdens het uitvoeren van de
instellingsprocedures kunt u de cursor met de toets <Tab>
verplaatsen naar de volgende toets of het volgende tekstvak
binnen het venster. Door de toets <Shift> ingedrukt te
houden terwijl u de toets <Tab> indrukt, kunt u de cursor naar
het vorige onderdeel binnen het venster laten springen.
Tijdens het uitvoeren van de opdracht kunt u de status van de
opdracht bekijken door op de toets [Beheer] te klikken. Het
gedeelte “Status en berichten van de opdracht, printer en
wachtrij bekijken” raadplegen, verderop in dit hoofdstuk.
4-2Afdrukken met Xerox Production Print Services
Afdrukopdracht instellen
In het venster Opdrachtverzending in de webinterface kunt u
de afdrukopdracht instellen door het maken of selecteren van
een opdrachtkaart. Dit venster bestaat uit twee deelvensters:
•Afdrukinstellingen: In dit vaste gedeelte aan de
bovenkant van het venster Opdrachtverzending worden
de geselecteerde printerwachtrij, het geselecteerde
afdrukbestand en de toets [Afdrukken] vermeld.
•Opdrachtparameters: Dit gedeelte met schuifbalk bevat
velden waarin u opdrachtparameters kunt instellen, zoals
het aantal exemplaren, het PDL-type en
beeldverschuiving. Ook bevat dit gedeelte een kader
Opdrachtaantekeningen waarin u informatie kunt
vastleggen als een opdrachtnaam, de namen van de
afzender en de ontvanger en een accountnummer.
OPMERKING: Geen opdrachtnamen, namen van
verzenders of wachtrijnamen invoeren die in totaal uit meer
dan 140 tekens bestaan.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Opdrachtkaarten
OPMERKING: Bij het gebruik van de DocuSP-webinterface
voor het verzenden van opdrachten, de opdracht- en
wachtrijstatus en overzichten, dienen de namen van de
wachtrij, de afzender en de opdracht te zijn opgebouwd uit
geldige URL-tekens.
In de volgende paragrafen worden de parameters en
afdrukinstructies besproken die u in het venster
Opdrachtverzending kunt instellen.
Een opdrachtkaart is een verzameling afdrukopties die door
het systeem wordt gebruikt voor een opdracht. In het venster
Opdrachtverzending kunt u een groot aantal parameters
instellen voor de afdrukopdracht die u wilt uitvoeren. De
informatie op de opdrachtkaart wordt met de opdracht
meegestuurd naar de printer en voorziet de printer van
instructies voor de manier waarop de opdracht dient te
worden uitgevoerd.
Afdrukken met Xerox Production Print Services4-3
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Bij het verzenden van een opdracht kunt u de bijbehorende
parameters op één van de volgende manieren instellen:
•Alle gewenste parameters instellen die beschikbaar zijn in
het venster Opdrachtverzending. Deze instellingen
gelden alleen voor de huidige opdracht en worden niet
bewaard als opdrachtkaartbestand.
•De standaardopdrachtkaart op uw werkstation selecteren.
U kunt deze opdrachtkaart desgewenst in het venster
Opdrachtverzending aanpassen en opslaan.
•De standaardopdrachtkaart selecteren voor de
printerwachtrij die is ingesteld op de printercontroller.
Opdrachtkaartparameters instellen voor de huidige opdracht
U kunt een opdrachtkaart maken voor een opdracht op het
moment dat u de opdracht verzendt voor afdrukken. U doet
dit door de gewenste opties te selecteren of in te voeren in de
velden van het venster Opdrachtverzending. U kunt deze
opdrachtkaart niet opslaan en later opnieuw gebruiken, tenzij
u deze opslaat als uw standaardopdrachtkaart en daarbij de
huidige standaardopdrachtkaart overschrijft. Zie “Standaard
opdrachtkaart aanpassen” verderop in dit hoofdstuk voor de
werkwijze.
De volgende stappen uitvoeren voor het maken van een
opdrachtkaart voor de huidige opdracht:
1. Een printerwachtrij selecteren.
2. Alle gewenste instellingen invoeren in de velden van het
venster Opdrachtverzending. In de hierop volgende
gedeelten vindt u uitleg over deze velden. Met de
schuifbalk aan de rechterkant van het venster kunt u door
het venster schuiven om alle beschikbare velden te zien.
3. Nadat u de gewenste parameters voor de opdracht
allemaal heeft ingesteld, kunt u één stap of beide van de
onderstaande stappen uitvoeren:
•Op [Afdrukken] klikken om de opdracht te verzenden.
•De instellingen opslaan als uw standaard
opdrachtkaart. Het gedeelte “Standaard opdrachtkaart
wijzigen” raadplegen verderop in dit hoofdstuk.
4-4Afdrukken met Xerox Production Print Services
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Afdrukken of opslaan selecteren
In het veld [Afdrukopties] kunt u instellen of het huidige
opdrachtsbestand dient te worden afgedrukt, opgeslagen, of
afgedrukt en opgeslagen. Ook kunt u de bestandsindeling
selecteren waarin de opdracht dient te worden opgeslagen.
(Deze instellingen worden soms aangeduid als de
“bestemming” van het afdrukbestand.)
1. Eén van de volgende opties selecteren in het menu
Afdrukopties:
•Afdrukken: Hiermee drukt u het opdrachtbestand af
zonder dit op te slaan. Dit is de standaardinstelling.
•Opslaan: Opslaan van het afdrukbestand op de
printerserver, inclusief de huidige opdrachtkaart,
zonder de opdracht uit te voeren. De afdrukopdracht
wordt door verschillende printers op verschillende
wijzen opgeslagen. (Het hoofdstuk
“Opdrachtkaarttoepassingen per printer” in
Handleiding voor opdrachtkaarttoepassingen
raadplegen voor meer informatie over hoe de opdracht
door de printer wordt opgeslagen.
•Afdrukken en opslaan: Hiermee drukt u het
opdrachtbestand af en slaat u het bestand op, inclusief
de huidige opdrachtkaart. (Deze optie wordt niet op
alle printers ondersteund.)
2. Indien u [Opslaan] of [Afdrukken en opslaan] heeft
geselecteerd, selecteert u in de keuzelijst
[Opdrachtopslagplaats] de standaard
opdrachtopslagplaats. Bijvoorbeeld:
file:///job_repository
3. Indien u heeft gekozen voor [Opslaan] of [Afdrukken en
opslaan], in het tekstvak [Bestand opslaan in] de
gewenste subdirectory binnen de locatie voor het
bewaren van opdrachten invoeren.
4. In het tekstvak [Bestandsnaam] een naam voor de
opgeslagen opdracht invoeren. Indien u de naam van de
opdracht wilt gebruiken als bestandsnaam voor de
opgeslagen opdracht, kunt u het selectievakje
[Opdrachtnaam gebruiken], te vinden onder het tekstvak
[Bestandsnaam], aankruisen.
Afdrukken met Xerox Production Print Services4-5
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
5. Indien u heeft gekozen voor [Opslaan] of [Afdrukken en
opslaan] in het menu [Indeling opgeslagen opdracht], de
bestandsindeling selecteren waarin de opdracht dient te
worden opgeslagen. De volgende indelingen zijn
beschikbaar: Snel opnieuw afdrukken en Snel opnieuw
afdrukken en DRI.
OPMERKING: U kunt opgeslagen opdrachten niet vanuit
de webinterface opnieuw uitvoeren. Voor het opnieuw
uitvoeren van de opdrachten dient u XDS of XDS Plus te
gebruiken. U kunt opgeslagen opdrachten echter wel
selecteren en uitvoeren als reguliere afdrukopdrachten
indien u toegang heeft tot de opgeslagen opdracht.
Het type van de paginabeschrijvingstaal selecteren
In het veld [PDL-type], te vinden in het gedeelte met
schuifbalk onder het venster Opdrachtverzending, wordt het
type paginabeschrijvingstaal (PDL) vermeld waarin het
geselecteerde documentbestand is opgeslagen. U kunt een
ander type PDL instellen voor de opdracht door de volgende
stappen te volgen:
1. In het menu PDL-type de gewenste
paginabeschrijvingstaal voor het document selecteren.
Welke opties beschikbaar zijn, is afhankelijk van de
geselecteerde printer. Het hoofdstuk
“Opdrachtkaarttoepassingen per printer” in Handleiding
voor opdrachtkaarttoepassingen raadplegen voor
informatie over de opties die door de verschillende
printers worden ondersteund.
Het selectievakje [Printerstandaardinstelling] aankruisen
indien u de PDL wilt gebruiken die is ingesteld op de
printercontroller.
2. De volgende velden zijn ingeschakeld in het veld PDLtype wanneer u één van de gewone tekstopties
selecteert:
•Richting: De richting van het font selecteren in het
menu.
•Fontnaam: Het font selecteren in het menu.
•Fontgrootte: Een getal invoeren voor de fontgrootte,
of op de pijltjes klikken tot de gewenste grootte wordt
weergegeven.
4-6Afdrukken met Xerox Production Print Services
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Standaardopdrachtkaart voor de wachtrij selecteren
Wanneer u de parameters wilt gebruiken van de
standaardopdrachtkaart zoals deze zijn ingesteld op de
controller van de wachtrij die u heeft geselecteerd, de
volgende stappen uitvoeren:
1. De wachtrij en het af te drukken bestand selecteren.
2. [Standaardopdrachtkaart wachtrij herstellen] selecteren.
Het volgende bericht verschijnt:
Weet u zeker dat u de huidige instellingen wilt
herstellen in de standaardopdrachtkaart van de
wachtrij?
3. [OK] selecteren. De instellingen die zijn geconfigureerd
voor de geselecteerde wachtrij verschijnen in de velden
van het venster Opdrachtverzending.
Standaardopdrachtkaart selecteren
De standaardopdrachtkaart, wanneer er eenmaal een is
opgeslagen, is de set opdrachtparameters die worden
weergegeven wanneer u het venster Opdrachtverzending
voor het eerst opent.
Bij het overschakelen naar een nieuwe printerwachtrij
verandert de opdrachtkaart die op dat moment wordt
weergegeven niet.
Wanneer u voor een afdrukopdracht de
standaardopdrachtkaart wilt gebruiken die op uw werkstation
is opgeslagen, dient u de volgende stappen uit te voeren:
1. De wachtrij en het af te drukken bestand selecteren.
2. [Mijn standaardopdrachtkaart herstellen] selecteren. Het
volgende bericht verschijnt:
Weet u zeker dat u de huidige instellingen wilt
herstellen in uw standaardopdrachtkaart?
3. [OK] selecteren. De instellingen die in de
standaardopdrachtkaart zijn aangegeven, verschijnen in
de velden van het venster Opdrachtverzending.
Afdrukken met Xerox Production Print Services4-7
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Standaardopdrachtkaart wijzigen
U kunt de standaardopdrachtkaart die is opgeslagen op uw
werkstation wijzigen en de aangepaste opdrachtkaart
vervolgens opslaan.
OPMERKING: U kunt de standaardopdrachtkaart niet
gebruiken om extra opdrachtkaarten te maken. U heeft
toegang tot slechts een opdrachtkaart voor uw werkstation.
Elk werkstation kan een eigen standaardopdrachtkaart
hebben.
Onderstaande stappen uitvoeren om parameters op de
standaardopdrachtkaart te wijzigen:
1. In het venster Opdrachtverzending de opties van uw
standaardopdrachtkaart weergeven door op [Mijn
standaardopdrachtkaart herstellen] te klikken en
vervolgens in het venster met het bevestigingsbericht op
[OK] te klikken.
2. In de parametervelden de opties die u wilt wijzigen,
selecteren of invoeren.
3. [Mijn standaardopdrachtkaart opslaan] selecteren. Er
verschijnt een bevestigingsvenster met de volgende
vraag:
Weet u zeker dat u de huidige instellingen wilt
opslaan als uw standaardopdrachtkaart?
De optie Printerstandaardinstelling selecteren
In het venster Opdrachtverzending vindt u bij veel van de
velden van de opdrachtkaart een selectievakje
[Printerstandaardinstelling]. Met deze optie kan de opdracht
worden uitgevoerd via de standaardwachtrij, via negeren van
de wachtrij of volgens de optie die is ingesteld met de
opdracht setpagedevice van PostScript.
Wanneer de optie [Printerstandaardinstelling] is
geselecteerd, worden bij het uitvoeren van de afdrukopdracht
de instellingen gebruikt die zijn geconfigureerd in één van de
categorieën uit het onderstaande overzicht. De categorieën
zijn vermeld in volgorde van prioriteit.
4-8Afdrukken met Xerox Production Print Services
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
In de bovenstaande afbeelding wordt aangegeven dat
parameters die zijn opgegeven als wachtrijnegeringen op de
controller van het afdruksysteem als eerste worden gebruikt
als standaardinstellingen. Als er geen wachtrijnegeringen zijn
opgegeven, worden parameters op eventuele speciale
pagina’s gebruikt, enzovoort.
OPMERKING: Indien de optie [Printerstandaardinstelling] is
geselecteerd, dient u deze optie uit te schakelen om één van
de andere opties voor het betreffende veld te kunnen
selecteren.
Het gedeelte “Printerwachtrij selecteren” verderop in dit
hoofdstuk raadplegen voor informatie over het selecteren van
een printerwachtrij.
Aantal exemplaren instellen
De volgende stappen uitvoeren om het aantal af te drukken
exemplaren van uw document in te stellen:
1. Door het venster Opdrachtverzending schuiven totdat het
veld [Aantal] zichtbaar is.
2. In het tekstvak [Aantal] het aantal exemplaren invoeren of
op één van de pijltjes klikken tot het gewenste aantal
exemplaren wordt weergegeven.
Afdrukken met Xerox Production Print Services4-9
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Paginabereik voor het afdrukken instellen
De volgende stappen uitvoeren om een paginabereik voor
afdrukken in te stellen:
1. Door het venster Opdrachtverzending schuiven totdat het
veld [Aantal] zichtbaar is.
2. Een van de volgende handelingen verrichten:
•Het keuzerondje [Alle] selecteren indien u alle
pagina's van het document wilt afdrukken.
•Het keuzerondje [Bereik] selecteren indien u een
paginabereik voor afdrukken wilt instellen. Het
standaardpaginabereik is 1 - 99999.
In het veld [Van] het nummer invoeren van de eerste
pagina die dient te worden afgedrukt; in het veld [t/m]
het nummer van de laatste pagina invoeren. De
selectie van het keuzerondje [Alle] dient ongedaan te
zijn gemaakt voor u waarden in deze velden kunt
invoeren.
OPMERKING:
Standaardpapier voor de opdracht instellen
Het standaardpapier is het papier waarop het grootste deel
van de opdracht wordt afgedrukt. De volgende stappen
uitvoeren voor het instellen van het papier dat wordt gebruikt
voor alle pagina’s in de opdracht waarvoor geen ander
beschikbaar papier is geprogrammeerd.
Het menu Hoofdpapier bevat alle papiervarianten die in het
venster Papier zijn ingesteld als favorieten.
De volgende stappen uitvoeren om het standaardpapier voor
de opdracht te selecteren:
1. In het keuzemenu Hoofdpapier het papier selecteren
dan of gelijk te zijn aan de waarde in het veld [t/m].
waarop u de opdracht wilt uitvoeren. De eigenschappen
van het geselecteerde papier verschijnen in het vak onder
het menu.
De waarde in het veld [Van] dient kleiner
OPMERKING: Tenzij het werkelijk uw bedoeling is een
klein beeld op een groot vel papier of een groot beeld op
4-10Afdrukken met Xerox Production Print Services
een klein vel papier af te drukken, ervoor zorgen dat het
papierformaat in de toepassing overeenkomt met het
papierformaat op de opdrachtkaart.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
2. Wanneer het gewenste papier niet in het menu wordt
vermeld, klikken op de toets [Papier...] naast het menu
Hoofdpapier om een lijst te openen met alle
papiervarianten die op uw printer kunnen worden
gebruikt.
U kunt ook een papiervariant definiëren door [Nieuw] te
selecteren in het venster Hoofdpapier.
3. Het gewenste papier aan het menu Hoofdpapier
toevoegen door het vakje [Favorieten] naast de naam van
het papier in het venster Papier aan te kruisen.
Wanneer het gewenste papier niet in het venster Papier
wordt vermeld, kunt u het toevoegen als zelf gedefinieerd
gebruikerspapier.
Het gedeelte “Papiervarianten instellen” in het volgende
gedeelte raadplegen voor de werkwijze voor het
toevoegen van zelf gedefinieerd gebruikerspapier.
Papiervarianten instellen
In het venster Papier kunt u het papier selecteren dat voor de
opdracht dient te worden gebruikt, of zelf gedefinieerd
gebruikerspapier toevoegen als nieuw papier. Voor elke
opdracht kunt u een papiervariant selecteren.
Het venster Papier openen
In het venster Opdrachtverzending op [Papier...] klikken om
het venster Papier te openen waarin u het papier voor de
opdracht kunt selecteren.
Het venster Papier wordt in het venster Opdrachtverzending
weergegeven onder het vaste afdrukgedeelte.
Onderdelen van het venster Papier
In dit gedeelte worden de onderdelen van het venster Papier
beschreven.
Deelvensters
Het venster Papier bevat de volgende hoofdgedeelten met
informatie over de papiervarianten:
•Papier gebruikt in opdracht: In dit gedeelte worden de
naam en eigenschappen vermeld van het printer- of zelf
gedefinieerd gebruikerspapier dat is geselecteerd voor de
huidige opdracht.
Afdrukken met Xerox Production Print Services4-11
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
•Papier: In dit gedeelte worden de printerpapiervarianten
vermeld die zijn geassocieerd met de printer. De
eigenschappen van deze printerpapiervarianten zijn
ingevoerd in het venster van de gebruikersinterface van
de printercontroller.
•Gebruikerspapier: In dit gedeelte worden de naam en
eigenschappen vermeld van een door de gebruiker
gedefinieerd papier. U kunt per werkstation slechts één
zelf gedefinieerd gebruikerspapier definiëren.
Eigenschappen van papiervarianten
Elk gedeelte bevat de volgende eigenschappen voor alle
papiervarianten die erin worden vermeld:
•Naam: De naam van het papier.
•Formaat: Afmetingen van het papier in millimeters of
inches, afhankelijk van de instellingen in het venster
Voorkeuren. (Het gedeelte “Gebruikersvoorkeuren
instellen” verderop in dit hoofdstuk raadplegen voor
informatie over het instellen van de maateenheid.)
•Kleur: De kleur van het papier.
•Soort: Het soort papier (standaard, transparant,
enzovoort.)
•Voorgeboord: Geeft aan of het papier voorgeboord is en
gaten bevat.
•Gewicht: Het gewicht van het papier in gram per
vierkante meter (g/m2).
•Zijde 1: Coating of oppervlak op zijde 1 van het papier
(mat, glanzend, satijn, enzovoort).
•Beide: Coating of oppervlak op zijde 1 en 2 van het
papier.
Papierselectietoetsen
In het kader [Papier] worden de volgende toetsen
weergegeven voor het vermelde zelf gedefinieerde
gebruikerspapier en de verschillende printerpapiervarianten.
•Selectievakje Favorieten: Door dit selectievakje aan te
kruisen kunt u aangeven dat het betreffende papier veel
wordt gebruikt. De naam van het papier wordt dan
toegevoegd aan het menu Hoofdpapier in het venster
Opdrachtverzending. (Het gedeelte “Standaardpapier
voor de opdracht instellen” eerder in dit hoofdstuk
raadplegen.)
4-12Afdrukken met Xerox Production Print Services
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
•Keuzerondje Geselecteerd papier: Het papier voor de
opdracht selecteren. Wanneer u deze optie selecteert,
verschijnt de naam van het papier in het kader [Papier
gebruikt in opdracht]. De naam van het papier verschijnt
eveneens in het veld Hoofdpapier in het venster
Opdrachtverzending.
OPMERKING: Tenzij u ook het selectievakje [Favorieten]
voor het betreffende papier aankruist, verdwijnt de
papiervariant weer uit het menu Hoofdpapier zodra een
andere papiervariant wordt geselecteerd of het venster
Opdrachtverzending wordt gesloten.
Overige toetsen
De volgende toetsen worden weergegeven aan de onderkant
van het venster Papier:
•Gebruikerspapier: Het venster Gebruikerspapier
weergeven, met velden waarin u de eigenschappen kunt
instellen van zelf gedefinieerd gebruikerspapier.
•Toepassen: De wijzigingen die u in het venster Papier
heeft aangebracht doorvoeren zonder het venster te
sluiten.
•OK: De aangebrachte wijzigingen doorvoeren en het
venster Papier sluiten.
•Annuleren: Het venster Papier sluiten zonder eventueel
aangebrachte wijzigingen door te voeren.
Papier voor de opdracht selecteren
U kunt een papiervariant selecteren voor de huidige
opdracht. De webinterface biedt geen ondersteuning voor
bijzondere pagina's waarvoor twee of meer papiervarianten
nodig zijn. De volgende procedure gebruiken wanneer het
papier dat u voor de opdracht wilt gebruiken niet wordt
vermeld in het menu Hoofdpapier in het venster
Opdrachtinstelling.
1. In het XDS-venster [Papier...] selecteren. Het venster
Papier wordt geopend.
2. In het venster Papier het keuzerondje selecteren links
naast de naam van het gewenste papier. U kunt één van
de printerpapiervarianten selecteren in het kader [Papier]
of het huidige zelf gedefinieerde gebruikerspapier.
Afdrukken met Xerox Production Print Services4-13
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Indien u het gewenste papier niet in het venster Papier
ziet staan, kunt u het als zelf gedefinieerd
gebruikerspapier toevoegen. Het gedeelte “Papier
definiëren” verderop in dit hoofdstuk raadplegen voor de
werkwijze voor het definiëren van nieuw gebruikerspapier.
3. Wanneer u nieuwe opdrachtparameters heeft ingevoerd
en wilt dat de papiervariant ook na het voltooien van de
opdracht nog in het menu Hoofdpapier vermeld wordt, het
selectievakje [Favorieten] naast de naam van de
papiervariant in het venster Papier aankruisen.
4. Op [OK] klikken om de keuze te bevestigen en het venster
Papier te sluiten. De naam van de geselecteerde
papiervariant wordt nu vermeld in het veld Hoofdpapier in
het venster Opdrachtverzending.
Papiervariant definiëren
U kunt een papiervariant definiëren voor gebruik als eigen
papier en dit papier gebruiken bij nieuwe opdrachten.
Wanneer u zelf gedefinieerd gebruikerspapier toevoegt,
wordt het huidige zelf gedefinieerde gebruikerspapier
overschreven. U kunt niet over meer dan één type zelf
gedefinieerd gebruikerspapier tegelijk beschikken.
De volgende stappen uitvoeren voor het definiëren van
gebruikerspapier:
1. In het XDS-venster [Papier...] selecteren.
2. In het venster Papier klikken op [Gebruikerspapier...]. Het
dialoogvenster Gebruikerspapier wordt geopend.
3. In het venster Gebruikerspapier naar wens instellingen
invoeren of het selectievakje [Printerstandaardinstelling]
aankruisen om de instellingen te gebruiken die zijn
ingevoerd op de printercontroller. De volgende
parameters zijn beschikbaar:
•Naam: Een printerpapiernaam selecteren uit de lijst
met namen in het menu Naam of [Keuze] selecteren
en een naam van maximaal 255 tekens invoeren in
het tekstvak.
•Kleur: De kleur van het papier selecteren in het menu
of [Keuze] selecteren en een keuzekleur invoeren in
het tekstvak.
•Formaat: Eén van de standaard papierformaten of
[Keuze] kiezen in het menu.
4-14Afdrukken met Xerox Production Print Services
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Wanneer u [Keuze] selecteert, worden de tekstvakken
[Breedte] en [Hoogte] ingeschakeld, en kunt u zelf een
breedte en hoogte (lengte) voor het papier invoeren.
Standaardformaat: Het standaard materiaalformaat
bij dit veld wordt bepaald door de maateenheid die is
ingesteld in het venster Voorkeurinstellingen. (Het
gedeelte “Gebruikersvoorkeuren instellen”
raadplegen, verderop in dit hoofdstuk.)
–Metrisch systeem: 213 mm bij 279 mm (A4)
–Systemen waarbij inches worden gebruikt: 8 1/2 bij
11 inch (US Letter)
•Gewicht: Een standaardgewicht selecteren in het
menu of [Keuze] selecteren en het gewicht in gram per
vierkante meter invoeren in het tekstvak.
Voor corresponderende gewichten in Engelse
eenheden de brochure Helpful Facts about Paper
raadplegen die bij uw printersysteem wordt geleverd.
•Soort: Een papiersoort selecteren in het menu. Welke
typen papier beschikbaar zijn, varieert per printer.
Indien u een keuzetype wilt invoeren, [Keuze]
selecteren in het menu. Een keuzetype invoeren in het
tekstvak. Indien Keuze of Voorgesneden tabbladen
wordt geselecteerd, kan mogelijk een aantal per set
worden opgegeven. Deze telling wordt gedefinieerd op
basis van het aantal vellen in een set voordat een
nieuwe set begint.
•Voorgeboord: Het selectievakje [Voorgeboord]
aankruisen om aan te geven dat het gebruikte
materiaaltype voorgeboord is en gaten bevat.
•Gecoate zijden: Het aantal zijden met coating
selecteren in het menu. De optie [Ongecoat]
selecteren indien het papier geen speciale coating
heeft.
•Type coating: Een coating selecteren in het menu,
voor één zijde of beide zijden van het papier. U kunt
kiezen uit: Glanzend, Hoogglans, Halfglanzend,
Halfmat en Mat.
•Afwerking zonder coating:
Printerstandaardinstelling, Glad, Normaal of Ruw.
•Vezelrichting: Printerstandaardinstelling, Kort of Lang
OPMERKING: Ook wanneer de afdrukopdracht 1-zijdig
Afdrukken met Xerox Production Print Services4-15
is, kunt u verschillende coatings instellen voor zijde 1 en
zijde 2.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
4. Wanneer u klaar bent met het instellen van de
eigenschappen, op [OK] klikken in de rechter
benedenhoek van het venster Gebruikerspapier om de
wijzigingen door te voeren en het venster
Gebruikerspapier te sluiten. De nieuwe papiervariant
wordt nu weergegeven in het kader [Gebruikerspapier] in
het venster Papier.
Type opdracht instellen
De volgende stappen uitvoeren om het aantal zijden van het
papier in te stellen waarop de opdracht wordt uitgevoerd:
1. Door het venster Opdrachtverzending schuiven totdat het
veld [Type opdracht] zichtbaar is.
2. In het menu Type opdracht selecteren op hoeveel zijden u
wilt afdrukken. De volgende opties kunnen beschikbaar
zijn, afhankelijk van de mogelijkheden van de printer:
•1-zijdig: Het document afdrukken op één zijde van elk
vel (simplex).
•2-zijdig: Het document afdrukken op beide zijden van
elk vel (duplex).
Bij documenten in de richting landschap wordt het
document bij deze instelling in kalenderindeling
afgedrukt. Beide zijden van de pagina worden bedrukt,
maar de positie van het beeld wordt op iedere tweede
pagina omgedraaid (van boven naar beneden). Dit
wordt ook wel “kop/staart afdrukken” genoemd.
•Kop/staart: Het document afdrukken op beide zijden
van elk vel (duplex).
Met deze optie kunt u documenten in de richting
portret in de indeling kop-staart afdrukken.
Afwerkingsoptie instellen
In het veld [Afwerking] kunt u kiezen hoe de opdracht dient te
worden afgewerkt. Welke afwerkingsopties beschikbaar zijn,
is afhankelijk van de geselecteerde printer. Het hoofdstuk
“Opdrachtkaarttoepassingen per printer” in Handleiding voor
opdrachtkaarttoepassingen raadplegen voor meer informatie
over de afwerkingsopties die op elke printer worden
ondersteund.
Het pictogram links naast het menu Afwerking wordt
aangepast in overeenstemming met uw selectie.
4-16Afdrukken met Xerox Production Print Services
OPMERKING: Wanneer aangepaste afwerking voor
Sets/stapels instellen
DocuTech 61xx en DocuPrint EPS-printers wordt
ondersteund, is het mogelijk wijzigingen aan te brengen in
een menu, zodat u zelf een afwerking kunt invoeren.
Wanneer [Sets] is geselecteerd, worden de pagina's van elk
exemplaar van het document in numerieke volgorde
afgedrukt. Wanneer deze optie niet is geselecteerd, drukt het
systeem eerst alle exemplaren van de eerste pagina af,
gevolgd door alle exemplaren van de tweede pagina,
enzovoort.
1. Wanneer u de pagina's als sets wilt afdrukken, het
selectievakje [Sets] aankruisen. Het pictogram links naast
het selectievakje wordt aangepast in overeenstemming
met uw selectie.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Tussenschietvellen instellen
Wanneer [Tussenschietvellen] is geselecteerd, worden
blanco vellen toegevoegd tussen sets van documenten. Het
standaard papier voor het tussenschietvel is het standaard
papier dat voor de opdracht is geselecteerd, met als verschil
dat de kleur van het tussenschietvel blauw is. Indien het
standaardpapier dat voor de opdracht is geprogrammeerd
blauw is, wordt wit papier gebruikt voor de
tussenschietvellen.
OPMERKING: Tussenschietvellen kunnen alleen worden
geselecteerd voor afdrukopdrachten in sets en
afdrukopdrachten zonder afwerking.
1. Voor het gebruik van tussenschietvellen, het selectievakje
[Tussenschietvellen] selecteren. Het pictogram links
naast het selectievakje wordt aangepast in
overeenstemming met uw selectie.
Afdrukken met Xerox Production Print Services4-17
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Geavanceerde toepassingen instellen
Wanneer u door het venster Opdrachtverzending omhoog
schuift, komt u een kader tegen met de naam “Geavanceerde
toepassingen”. In dit kader kunt u
beeldaanpassingsparameters instellen, zoals parameters
voor kleuroptimalisatie, en u kunt informatie met betrekking
tot de opdracht invoeren. In de volgende gedeelten worden
de procedures beschreven voor het instellen van de
parameters in het kader [Geavanceerde toepassingen] in het
venster Opdrachtverzending.
Opties instellen in het kader Beeldaanpassing
In het kader [Beeldaanpassing] in het venster
Opdrachtverzending zijn de volgende parameters
beschikbaar. Het selectievakje [Printerstandaardinstelling]
aankruisen bij de velden waarvoor u wilt dat de instellingen
worden gebruikt die op de printercontroller zijn ingevoerd.
Beeldverschuiving instellen
Met Beeldverschuiving is het mogelijk het afgedrukte beeld
horizontaal of verticaal te verschuiven ten opzichte van één
of beide zijden van het vel. Beeldverschuiving is vooral
handig bij inbindopdrachten en opdrachten met voorgeboord
papier.
OPMERKING: Wanneer een beeldverschuivingsoptie is
ingesteld op 0 (nul), wordt het beeld niet in die richting
verschoven.
U kunt het beeld op één van de volgende manieren
verschuiven, voor zijde 1, zijde 2 of beide zijden, afhankelijk
van de mogelijkheden van de printer en van de instellingen
die u heeft verricht in het veld [Type opdracht].
•x (horizontale) beeldverschuiving: Verschuift het beeld
over een afstand van het gegeven aantal millimeters of
inches ten opzichte van de linkerrand van de pagina. Bij
een positieve waarde schuift het beeld naar rechts, terwijl
het beeld bij een negatieve waarde naar links schuift.
•y (verticale) beeldverschuiving: Verschuift het beeld
over een afstand van het gegeven aantal millimeters of
inches ten opzichte van de bovenrand van de pagina. Bij
een positieve waarde schuift het beeld omhoog, terwijl het
beeld bij een negatieve waarde omlaag schuift.
4-18Afdrukken met Xerox Production Print Services
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
•Beeldverschuiving voor kop/staart afdrukken: Voor
kop/staart-, 1-zijdige- en 2-zijdige beeldverschuivingen de
volgende richtlijnen aanhouden:
–Voor zijde 1 geldt dat het beeld met een positieve
x-waarde naar rechts en met een positieve y-waarde
naar boven verschuift.
–Voor zijde 2 geldt dat het beeld met een positieve
x-waarde naar links en met een positieve y-waarde
naar beneden verschuift.
OPMERKING: Een beeldverschuiving die is ingesteld via de
optie Beeldverschuiving kan de verschuiving voor inbinden
die door de toepassing is ingesteld in het documentbestand
beïnvloeden.
Voor het verschuiven van het beeld op de afgedrukte pagina
de volgende stappen volgen:
1. In het menu Beeldverschuiving één van de volgende
beeldverschuivingsopties selecteren.
OPMERKING: Deze opties zijn mogelijk alleen
beschikbaar indien de parameter Type opdracht op het
tabblad Opdrachtinstelling is ingesteld op één van de 2zijdige opties, en de printer onafhankelijke verschuiving
van het beeld op de tweede zijde ondersteunt.
•Onafhankelijk: Onafhankelijke verticale of horizontale
verschuiving van de beelden op zijde 1 en zijde 2.
•Spiegel X: Een uitsluitend horizontale verschuiving
waarmee de beelden aan beide zijden in
tegenovergestelde richtingen worden verplaatst. De
verticale beeldverschuiving is voor beide zijden
onafhankelijk.
•Spiegel Y: Een verticale verschuiving waarmee de
beelden aan beide zijden in tegenovergestelde
richtingen worden verplaatst. De horizontale
beeldverschuiving is voor beide zijden onafhankelijk.
•Spiegel X en Y: Een horizontale en verticale
beeldverschuiving waarbij de beelden op beide zijden
in tegenovergestelde richting worden verschoven.
[Spiegel beide] wordt vooral gebruikt bij 2-zijdige
opdrachten.
•Spiegel X, Y gelijk: Een horizontale verschuiving
waarmee de beelden aan beide zijden in
tegenovergestelde richtingen worden verplaatst en
een verticale verschuiving waarmee beide beelden in
dezelfde richting worden verplaatst.
Afdrukken met Xerox Production Print Services4-19
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
•Spiegel Y, X gelijk: Een verticale verschuiving
waarmee de beelden aan beide zijden in
tegenovergestelde richtingen worden verplaatst en
een horizontale verschuiving waarmee beide beelden
voor beide zijden in dezelfde richting worden
verplaatst.
•X gelijk: Een horizontale verschuiving waarmee de
beelden aan beide zijden in dezelfde richting worden
verplaatst. De verticale beeldverschuiving is voor
beide zijden onafhankelijk.
•Y gelijk: Een verticale verschuiving waarmee de
beelden aan beide zijden in dezelfde richting worden
verplaatst. De horizontale beeldverschuiving is voor
beide zijden onafhankelijk. De optie Gelijk komt vooral
van pas bij kop-staart-opdrachten.
•X en Y gelijk: Een horizontale en verticale
beeldverschuiving waarbij de beelden op beide zijden
in dezelfde richting worden verschoven.
2. De verschuivingsafstand in de richting x (horizontaal) en y
OPMERKING: De verschuivingsafstand die u invoert, kan
Rotatie specificeren
worden opgegeven in millimeters of inches. In de titel van het
menu Beeldverschuiving wordt tussen haakjes vermeld
welke eenheid is geselecteerd in het venster
Voorkeurinstellingen. Het gedeelte “Gebruikersvoorkeuren
instellen” raadplegen, verderop in dit hoofdstuk, voor de
werkwijze voor het instellen van de gewenste maateenheid.
In het veld Roteren kunt u een rotatie selecteren. Welke
keuzemogelijkheden beschikbaar zijn, hangt af van de
aangesloten printer, maar dit kunnen 0, 90, 180 en 270
graden zijn.
(verticaal) instellen voor zijde 1 en zijde 2 (indien
noodzakelijk). U kunt de afstand invoeren in de
tekstvakken of op de pijltoetsen klikken tot de gewenste
verschuivingsafstand wordt weergegeven.
4-20Afdrukken met Xerox Production Print Services
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
OPI selecteren
OPI (Open Prepress Interface) is een uitbreiding van de
paginabeschrijvingstaal PostScript, waarmee u pagina’s kunt
ontwerpen met beelden met lage resolutie en deze beelden
vervolgens tijdens het afdrukken vervangen door beelden
met een hoge resolutie. Door in paginaopmaakapplicaties
(bijvoorbeeld Adobe PageMaker of QuarkXPress) beelden
met een lage resolutie te gebruiken, kunt u de omvang van
de paginaopmaakbestanden verkleinen en de verwerkingstijd
van het bestand bekorten. Kiezen uit [Hoge resolutie-beelden
vervangen] en [Printerstandaardinstelling].
OPI-voorscan selecteren
Bij deze programmeringstoepassing op opdrachtniveau kunt
u kiezen uit de hieronder beschreven drie opties. De
toepassing geldt alleen voor opdrachten die verzonden zijn
naar non-streaming wachtrijen. De toepassing wordt alleen
ondersteund bij PostScript-opdrachten. De volgende opties
zijn beschikbaar:
•Geen: De controller zal noch beeldbestanden met hoge
resolutie zoeken, noch deze ophalen naar de
invoerspoolschijf voordat de bestanden worden
opgemaakt.
•Scannen: De controller zal proberen beeldbestanden met
hoge resolutie te vinden en bekende paden vast te leggen
voordat de bestanden worden opgemaakt.
•Scannen en verzamelen: De controller scant en probeert
tevens beeldbestanden met hoge resolutie te vinden, om
deze vervolgens op te halen en naar de invoerspoolschijf
te brengen voordat de bestanden worden opgemaakt.
•Printerstandaardinstelling: De standaardinstelling voor
het systeem.
Halftonen specificeren
Deze toepassing biedt de mogelijkheid om het halftoonraster
te specificeren waarmee de opdracht moet worden
weergegeven. Een halftoonoptie selecteren die het meeste
overeenkomt met de gewenste frequentie.
Afdrukken met Xerox Production Print Services4-21
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Toonreproductiekrommen (TRC's) instellen
In het menu Toonreproductiecurven kunt u een reeks van vier
intensiteitsoverdrachtfuncties selecteren, voor cyaan,
magenta, geel en zwart, om de intensiteit van de
afdrukkleuren aan te passen. Het menu bevat een lijst van de
overdrachtsfuncties die op de controller zijn gedefinieerd.
Anti-aliasing instellen
Met de optie [Anti-aliasing] kunt u problemen met de aliasing
verminderen die zich kunnen voordoen in een beeld. Aliasing
is de onnauwkeurige weergave van lijnbreedte en positie
zodat randen er hoekig uitzien. Indien anti-aliasing wordt
ingeschakeld, gebruikt het systeem tussenliggende niveaus
van beeldintensiteit om de nauwkeurigheid van lijntekeningen
te verbeteren en het gerafelde effect te verkleinen.
Voor het inschakelen van anti-aliasing, het selectievakje
[Anti-aliasing] aankruisen.
Kleurtoepassingen instellen
Met het vak [Kleurtoepassingen] kunt u de kleurkenmerken
instellen voor een optimale afdrukkwaliteit bij fullcolour
afdrukken. Met deze opties kunt u allerlei wijzigingen
aanbrengen in de manier waarop gekleurde gebieden
worden afgedrukt.
U kunt de volgende instellingen verrichten in het veld Kleur
optimaliseren:
•Afdrukken als grijstinten: Dit is een selectievakje
waarmee u kunt instellen of de opdracht in kleur of
monochroom (grijswaarden) dient te worden afgedrukt.
•Trapping (overlapping): Hiermee compenseert u voor
verkeerde registratie die plaatsvindt op de printer.
Wanneer kleurvlakken niet exact ten opzichte van elkaar
worden geregistreerd (geplaatst), kunnen langs de
randen van objecten witte gaten en gebieden met
verschoven tinten ontstaan. Wanneer het selectievakje
[Overlappen] is aangekruist, worden registratieproblemen
gemaskeerd, waardoor een betere kleurenafdruk wordt
verkregen. De juiste breedte voor overlappen selecteren.
4-22Afdrukken met Xerox Production Print Services
•Zwart overdrukken: Hiermee voorkomt u dat de
Kleuraanpassingen
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Wanneer u Overlappen selecteert, verschijnt het
dialoogvenster Instelling Overlappen. Het aantal invoeren
voor pixels voor snel scannen en pixels voor langzaam
scannen, of de printerstandaardinstelling selecteren. Er
wordt een diagram weergegeven als hulpmiddel bij het
selecteren.
achtergrond van een zwart object verwijderd wordt
wanneer deze op kleur wordt afgedrukt. Wanneer de
registratie niet helemaal correct is, kan het verwijderen
van de achtergrond ertoe leiden dat een witte rand
zichtbaar wordt langs de randen van zwarte objecten die
rechtstreeks op gekleurde gebieden worden afgedrukt.
Wanneer u het selectievakje [Zwarte overdruk] aankruist,
wordt deze witte ruimte voorkomen.
Het gedeelte [Kleuraanpassingen] bevat de volgende
instellingen. In elk gedeelte kunt u een waarde selecteren uit
het menu of zelf een waarde invoeren in het tekstvak.
•Helderheid: Hiermee bepaalt u hoe licht of donker de
afdruk dient te worden.
–Bij een waarde van -100 is de afdruk zwart.
–Bij een waarde van 100 ziet de afdruk er wit uit.
–Bij een waarde van 0 (nul) blijft de afdruk ongewijzigd.
OPMERKING: Het resultaat van deze instellingen voor de
afdruk kan worden beïnvloed door de inhoud van het
oorspronkelijke beeld.
•Contrast: Hiermee versterkt of vermindert u de
verschillen tussen lichte en donkere gebieden in de
uitvoer. Bij hogere contrastwaarden verhoogt u het
contrast tussen licht en donker; bij lagere waarden
verlaagt u dit.
–Een contrastwaarde van -100 resulteert in een uitvoer
die eruitziet als een effen, halfgrijs vlak.
–Bij een contrastwaarde van 100 gebruiken de
afdrukkleuren ofwel fullcolour ofwel geen kleur voor
cyaan, geel, magenta en zwart, afhankelijk van de
inhoud van het oorspronkelijke beeld.
Afdrukken met Xerox Production Print Services4-23
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Voorbeeld: Indien een pastelkleur onder een
drempelwaarde komt, kan deze worden afgedrukt als
geen kleur indien als contrastwaarde 100 is
gespecificeerd.
•Verzadiging: Hiermee stelt u de hoeveelheid kleur in die
bij het afdrukken van de inhoud wordt gebruikt.
–Bij een waarde van -100 bestaat de afdruk uit
grijstinten.
–Bij een waarde van 100 bestaat de afdruk geheel uit
heldere kleuren.
–Bij een waarde van 0 (nul) blijft de afdruk ongewijzigd.
OPMERKING: Het resultaat van deze instellingen voor de
afdruk kan worden beïnvloed door de inhoud van het
oorspronkelijke beeld.
Kleurzweem
In dit gedeelte kunt u een balanswaarde kiezen die zal
worden toegepast op alle invoerkleuren. U kunt de volgende
kleurbereiken aanpassen:
•Cyaan – Rood: Met -100 specificeert u de maximale
cyaanzweem die door het systeem wordt ondersteund en
met 100 de maximale roodzweem.
•Magenta – Groen: Met -100 specificeert u de maximale
magentazweem die door het systeem wordt ondersteund
en met 100 de maximale groenzweem.
•Geel – Blauw: Met -100 specificeert u de maximale
geelzweem die door het systeem wordt ondersteund en
met 100 de maximale blauwzweem.
4-24Afdrukken met Xerox Production Print Services
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Extra kleurenparameters instellen
In het venster Instellingen kleur-extra kunt u instellingen
verrichten die de kleurkwaliteit binnen het document
verbeteren, en bronkleurprofielen en uitvoerkleurparameters
instellen. Voor het verrichten van de extra kleurinstellingen de
volgende stappen uitvoeren:
1. In het XDS-venster [Kleur-extra] selecteren in het vak
[Kleurtoepassingen].
2. Alle gewenste wijzigingen en instellingen aanbrengen in
de velden die worden beschreven in de volgende
gedeelten.
3. Na het verrichten van alle extra kleurinstellingen naar de
bovenkant van het venster Instellingen kleur-extra gaan
en één van de volgende handelingen uitvoeren:
•Wanneer u de nieuwe instellingen wilt bevestigen
zonder het venster Instellingen kleur-extra te sluiten,
op [Toepassen] klikken.
•Op [OK] klikken om de instellingen te bevestigen en
het venster Instellingen kleur-extra te sluiten.
•Op [Annuleren] klikken om het venster te sluiten
zonder de wijzigingen te laten doorvoeren.
In de volgende gedeelten worden de parameters beschreven
die beschikbaar zijn in het venster Instellingen kleur-extra.
Bronkleurprofielen instellen
In het kader [Bronkleur] in het venster Instellingen kleur-extra
kunt u de juiste bron voor de kleuren beschrijven door in de
volgende velden een afbeeldingenprofiel, grafisch profiel en
tekstprofiel te selecteren voor de kleurvlakken in het
document:
•[RGB-kleursysteem] (rood/groen/blauw)
•[CMYK-kleursysteem] (cyaan/magenta/geel/zwart)
•[Grijstinten-kleursysteem] (monochroom)
In de menu's Beeldprofiel, Profiel tekst en grafische
afbeeldingen in het kader van het gewenste kleursysteem
één van de bronprofielen selecteren die op de controller van
de printer zijn geladen. Indien u het standaardprofiel wilt
gebruiken dat is ingesteld op de printercontroller, het
selectievakje [Printerstandaard] selecteren.
Afdrukken met Xerox Production Print Services4-25
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Parameters van de afdrukkleuren instellen
Het gedeelte [Afdrukkleurenprofiel] in het venster Instellingen
kleur-extra bevat velden waarin u instellingen op een
geavanceerd niveau kunt verrichten voor het aanpassen van
de kleuren op de afdruk. In elk van de volgende velden kunt u
een optie selecteren uit een menu of het selectievakje
[Printerstandaardinstelling] selecteren, om de profielen te
gebruiken die zijn ingesteld op de printercontroller.
•Bestemmingsprofiel: Hiermee kunt u een ICC
(International Color Consortium)-kleurprofiel opgeven
voor de voorzijde, achterzijde of beide zijden van de
afgedrukte pagina. Dit profiel wordt gebruikt door de
decomposer wanneer deze kleurgegevens converteert
naar het juiste kleursysteem voor de printer.
Het menu bevat een lijst met de bestemmingsprofielen die
op de controller zijn gedefinieerd. U kunt een profiel
selecteren voor de voorzijde van de pagina en voor de
achterzijde.
•Rendering: Hiermee kunt u het gewenste renderingeffect selecteren voor alle PDL-objecten. Met een
bedoelde rendering selecteert u een vooraf gedefinieerde
methode voor het instellen van kleuren tijdens rendering
(tijdens het afdrukproces) om te voldoen aan een
bepaalde gebruikersvereiste. Met deze optie kunt u een
bedoelde rendering specificeren (een vooraf bepaalde
methode voor het aanpassen van kleuren tijdens het
afdrukproces) voor grafische afbeeldingen, beeldobjecten
en tekstobjecten.
Menu's Beelden, Tekst, en Grafische afbeeldingen: In
deze menu's kunt u een rendering kiezen voor beelden,
tekst en grafische afbeeldingen.
Elk van de drie menu’s bevat de volgende opties:
–Verzadiging: Hiermee past u de kleuren aan tijdens
het afdrukken voor het handhaven van de mate van
kleurverzadiging om een optimale weergave te
realiseren van zakelijke grafische objecten, zoals
diagrammen en grafieken.
–Op waarneming gebaseerd: Hiermee past u de
afdrukkleuren aan om gebruik te kunnen maken van
het volledige kleurenbereik dat de printer ondersteunt,
terwijl u toch de kleurrelaties behoudt. Deze weergave
optimaliseert fotografische beelden, resulterend in een
zo realistisch mogelijke weergave.
4-26Afdrukken met Xerox Production Print Services
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
–Relatief colorimetrisch: Hiermee past u de
afdrukkleuren zo aan dat rekening wordt gehouden
met de verlichting bij het bekijken en met de witheid
van het papier. Dit weergaveplan (beoogde weergave)
is ook geoptimaliseerd voor logo’s en volvlakken,
maar het maakt gebruik van aanvullende informatie
over de kleurschakering en de verzadiging uit het
bronprofiel voor het selecteren van de best passende
kleur uit het kleurengamma van de printer.
–Absoluut colorimetrisch: Hiermee past u de
afdrukkleuren zo aan dat alleen rekening wordt
gehouden met de verlichting bij het bekijken (niet met
de witheid van het papier). In dit gedeelte kunt u de
afdrukkleuren per printer exact met elkaar laten
overeenkomen, en de weergave van kleurvlakken en
logo’s optimaliseren.
–Puur: Hetzelfde als Verzadiging, maar hiermee
verzacht u halftoonpatronen om gekleurde tekst en
lijntekeningen te optimaliseren.
–Gemengde beelden: Aanpassen van de
afdrukkleuren voor het optimaliseren van het
afdrukresultaat van diverse typen grafische objecten.
–Automatisch: Hiermee laat u de printer de beste
keuze voor rendering kiezen. (Met de selectie van
[Automatisch] worden alle andere weergaveplanopties
uitgeschakeld.)
•Kleuremulatie pers: Instellen van de persstandaard
waarvan de kleurweergave tijdens het uitvoeren van de
opdracht dient te worden geëmuleerd. Met deze optie
kunt u de kleureninhoud van een opdracht laten
weergeven op een manier die zo nauwkeurig mogelijk
overeenkomt met een persstandaard, zoals CMYK
SWOP.
Afdrukken met Xerox Production Print Services4-27
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Opdrachtgegevens invoeren
Het gedeelte [Opdrachtaantekeningen] is het laatste gedeelte
in het venster Opdrachtverzending. In dit gedeelte kunt u
gegevens invoeren met betrekking tot de afdrukopdracht,
zoals de naam van de opdracht, de namen van de afzender
en de geadresseerde van de opdracht, een account voor het
factureren van de opdracht, enzovoort. Deze gegevens zijn
toegankelijk voor de operateur van de printer en worden
afgedrukt op het voorblad van de opdracht.
Bij elke van de optionele onderdelen in dit venster kunt u het
selectievakje [Printerstandaardinstelling] aankruisen om de
standaardwaarden te gebruiken die zijn ingesteld op de
printer.
U kunt gegevens invoeren in de volgende velden:
•Opdrachtnaam: De naam invoeren van het document
dat u wilt afdrukken (maximaal 140 tekens).
•Account: De naam invoeren van de account waarop de
huidige opdracht moet worden geboekt.
Wanneer u het veld [Account] wilt gebruiken, dient u hier
minimaal drie tekens in te voeren. Er geldt een strikte
beperking voor de tekens die in dit veld mogen worden
gebruikt. Alleen de volgende tekens zijn toegestaan:
–Hoofdletters A - Z
–Cijfers 0 - 9
–De volgende leestekens:
•Pondteken of hekje (#)
•Plusteken (+)
•Koppelteken (-)
•Schuine streep (/)
•Sterretje (*)
•Punt (.)
•Spatie
OPMERKING: Het eerste teken in het accountveld
4-28Afdrukken met Xerox Production Print Services
mag geen spatie zijn.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
•Naam verzender: De naam van de gebruiker die de
opdracht verzendt. In eerste instantie bevat dit veld de
naam van de eigenaar van het bureaublad op het
werkstation vanwaar de opdracht wordt verzonden.
U kunt desgewenst een andere naam invoeren van
maximaal 140 tekens.
•Naam ontvanger: Hier kunt u desgewenst de naam
invoeren van de persoon of groep die de afdruk ontvangt.
In eerste instantie bevat dit veld de naam van de eigenaar
van het bureaublad op het werkstation vanwaar de
opdracht wordt verzonden.
•Voorbladbericht: In dit veld kunt u een bericht invoeren
dat wordt afgedrukt op het voorblad van de opdracht. Het
bericht kan uit maximaal 255 tekens bestaan.
•Speciale instructies: In dit veld kunt u een
opdrachtinstructie invoeren die bij het begin van de
opdracht naar de operateur wordt doorgestuurd. Het
bericht kan uit maximaal 255 tekens bestaan.
Gebruikersvoorkeuren instellen
In het venster Voorkeuren kunt u opties instellen voor de
manier waarop u met de onderdelen van het venster
Opdrachtverzending in de webinterface werkt.
Voor het instellen van de gebruikersvoorkeuren voor de
webinterface de volgende stappen volgen:
1. Klikken op het pictogram [Voorkeuren], dat te vinden is in
de rechter bovenhoek van zowel de homepage van de
printer in de webinterface als het venster
Opdrachtverzending.
2. Naar behoefte gegevens invoeren, selecties maken en
wijzigingen aanbrengen in de opties van het venster
Voorkeuren. De volgende opties zijn beschikbaar,
afhankelijk van de geselecteerde printer:
•Taa l: In het menu de taal selecteren waarin de
gebruikersvensters van de webinterface dienen te
worden weergegeven.
•Richting: De optie [Links naar rechts] of [Rechts naar
links] selecteren, in overeenstemming met de richting
waarin de tekst in het venster zal worden gelezen.
•Tek enset: In het menu het font selecteren dat in tekst
op alle gebruikersschermen van de webinterface dient
te worden gebruikt.
Afdrukken met Xerox Production Print Services4-29
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
•Eenheden: De maateenheid selecteren waarin
afmetingen in de onderdelen van het venster
Opdrachtverzending in de webinterface dienen te
worden uitgedrukt. Op het keuzerondje klikken naast
[Inches] of [Centimeters].
•Documentnaam als opdrachtnaam gebruiken:
Hiermee wordt automatisch de naam van het
documentbestand gebruikt als de naam van de
opdracht in het venster Opdrachtaantekeningen.
Het selectievakje [Account eisen bij het verzenden van
een opdracht] aankruisen wanneer een account is
vereist bij het verzenden van een opdracht.
3. Toets Fabrieksinstellingen herstellen: De
standaardwaarden herstellen die in de fabriek op de
printer zijn ingesteld.
4. Op [OK] klikken om de wijzigingen op te slaan en het
venster Voorkeurinstellingen te sluiten.
Op [Annuleren] klikken indien u het venster
Voorkeurinstellingen wilt sluiten zonder de wijzigingen op
te slaan.
Document afdrukken via het Web
Nadat u de parameters voor de opdrachtkaart voor de
afdrukopdracht heeft ingesteld, de volgende procedures
volgen voor het uitvoeren van de opdracht:
Wachtrij selecteren met behulp van het Web
Het menu Wachtrij, te vinden in het vaste afdrukgedeelte van
het venster Opdrachtverzending, bevat een lijst van de
wachtrijen die voor de printer zijn ingesteld.
1. In het menu Wachtrij de naam van de wachtrij selecteren
waarnaar u de opdracht wilt verzenden.
2. Indien u de geselecteerde wachtrij wilt aanwijzen als de
standaardwachtrij die is geselecteerd en wordt
weergegeven in het veld [Wachtrij] op het moment dat het
venster Opdrachtverzending wordt geopend, het
selectievakje [Mijn standaardwachtrij] aankruisen.
4-30Afdrukken met Xerox Production Print Services
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Bestand selecteren om af te drukken
Voor het selecteren van een bestand voor afdrukken, de
volgende stappen volgen:
1. In het vaste afdrukgedeelte van het venster
Opdrachtverzending op de toets [Bladeren] klikken, aan
de rechterkant van het veld [Bestandsnaam].
2. In het venster Bestand kiezen het bestand opzoeken dat
u wilt afdrukken, en dit vervolgens selecteren.
3. [Openen] selecteren. Het venster Bestand kiezen wordt
gesloten en de naam van het document, inclusief het
directorypad, wordt vermeld in het veld [Bestandsnaam].
Opdracht verzenden voor afdrukken
Nadat u alle instellingen en bestemmingsparameters voor de
opdracht heeft ingevoerd, bent u klaar om de opdracht voor
afdrukken of opslaan naar de printer te verzenden.
1. In het vaste afdrukgedeelte van het venster
Opdrachtverzending op de toets [Afdrukken] klikken.
2. Indien er een conflict bestaat tussen de gekozen
parameters, wordt een waarschuwingsdialoogvenster
weergegeven.
3. Terwijl de opdracht naar de printer wordt verzonden, ziet u
het opdrachtverzendingsbericht.
4. Indien de opdracht met succes kan worden verzonden,
verschijnt het bericht “De opdracht is met succes
verzonden” in het statusgedeelte.
Status en berichten van de opdracht, printer en wachtrij bekijken
In het venster Status en berichten voor wachtrijen en
opdrachten kunt u de status en berichten bekijken die
betrekking hebben op een opdracht die is verzonden naar
een printer, of op een printerwachtrij of printer. In het venster
Status en berichten voor wachtrijen en opdrachten zijn de
volgende gedeelten voor weergave beschikbaar:
•Wachtrijen: Overzicht van alle wachtrijen die zijn
ingesteld voor de printer waarop uw werkstation is
aangesloten.
Afdrukken met Xerox Production Print Services4-31
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
•Opdrachten in wachtrij: <Naam wachtrij>: Overzicht
van de opdrachten die zich bevinden in de wachtrij die
voor weergave is geselecteerd.
U kunt door beide gedeelten schuiven om aanvullende
opdrachtnamen en wachtrijnamen te zien.
Voor het weergeven van statusgegevens voor de opdracht en
wachtrij, de volgende stappen volgen:
1. In het venster Opdrachtverzending van de webinterface
klikken op [Beheer]. Het venster Status en berichten voor
wachtrijen en opdrachten verschijnt.
2. Een of meer van de weergaveopties selecteren. De
volgende opties zijn beschikbaar:
•Selectievakjes Opdrachten tonen en Wachtrijen
tonen: Deze selectievakjes aankruisen voor het
weergeven van een opdrachtenlijst, wachtrijenlijst, of
beide.
•Menu Filter: In dit menu kunt u een deelverzameling
van de verzonden opdrachten selecteren (filteren)
voor weergave in het gedeelte Opdrachten in wachtrij.
U kunt de volgende typen opdrachten laten
weergeven:
–Alle opdrachten: Alle verzonden opdrachten,
inclusief de opdrachten die zijn voltooid,
geannuleerd, wachtend, enzovoort
–Alle voltooide opdrachten: Opdrachten waarvan
het afdrukken is voltooid
–Alle niet-voltooide opdrachten: Alle opdrachten,
behalve de opdrachten die zijn voltooid
–In wachtrij: Opdrachten die geheel of gedeeltelijk
zijn ontvangen, en die door het systeem voor
afdrukken zijn geprogrammeerd
–Vastgehouden: Opdrachten die door de operateur
van de printer worden vastgehouden
–Bezig met verwerken: Opdrachten die op het
huidige moment worden uitgevoerd
–Gestopt: Opdrachten waarvan het afdrukken is
onderbroken
–Geannuleerd: Opdrachten die uit de
printerwachtrij zijn verwijderd en die niet zullen
worden afgedrukt
4-32Afdrukken met Xerox Production Print Services
Berichten bekijken
U kunt de berichten bekijken van elke opdracht, wachtrij of
printer die wordt vermeld in het venster Status en berichten
voor wachtrijen en opdrachten. Aan de hand van de
berichten kunt u de huidige toestand van de printerwachtrij of
de printer controleren, evenals van de opdrachten die naar
de printer zijn verzonden. Voor het bekijken van de berichten
de volgende stappen volgen:
1. De koppeling [Bekijken] selecteren onder de kolom
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
–Afgebroken: Opdrachten waarvan het afdrukken
is onderbroken, en die vervolgens zijn verwijderd
zonder dat het afdrukken ervan is voltooid
•Toets Bijwerken: Door op deze toets te klikken kunt
u de lijst en status van de opdrachten en wachtrijen
laten vernieuwen.
[Gedetailleerde berichten bekijken] voor de opdracht,
wachtrij of printer die wordt vermeld in het gedeelte
Wachtrijen of Opdrachten in wachtrij.
2. Wanneer u klaar bent met het bekijken van de
eigenschappen, het venster Eigenschappen sluiten.
Eigenschappen bekijken
U kunt de eigenschappen bekijken van elke opdracht,
wachtrij of printer die wordt vermeld in het venster Status en
berichten over wachtrijen en opdrachten door de volgende
stappen te volgen:
1. De koppeling [Bekijken] selecteren onder de kolom
[Eigenschappen bekijken] voor de opdracht, wachtrij of
printer die wordt vermeld in het gedeelte Wachtrijen of
Opdrachten in wachtrij.
De informatie over opdrachteigenschappen wordt
weergegeven.
2. Wanneer u klaar bent met het bekijken van de
eigenschappen, het venster Eigenschappen wachtrij of
Opdrachteigenschappen sluiten.
Afdrukken met Xerox Production Print Services4-33
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
4-34Afdrukken met Xerox Production Print Services
5 Xerox PPD's en plug-ins
Indien de Xerox-plug-in is geladen, gebruikt de Adobe PSprinterdriver deze plug-in in plaats van de Xerox PPD’s. Elke
instelling op de opdrachtkaart zal de instellingen van de PPD
onderdrukken.
PPD’s en plug-ins op een Macintosh
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u met een Adobe PSprinterdriver met Xerox PPD's en Xerox-opdrachtkaart-plugin een document maakt en dit naar de Xerox-printer zendt om
te worden afgedrukt, wanneer u een Macintosh-systeem
gebruikt.
Richtlijnen voor het selecteren van afdrukvereisten
Plannen hoe het document eruit dient te zien. De fysieke
pagina- en documentkenmerken instellen door in de
toepassing de betreffende opties in de dialoogvensters voor
de opmaak, de pagina-instelling, enzovoort, te selecteren.
Hierbij dient rekening te worden gehouden met de volgende
informatie.
Afhankelijk van het gebruikerstype dienen de volgende zaken
in overweging te worden genomen, voordat de afdrukopties
worden geselecteerd:
•Indien rechtstreeks vanuit een toepassing naar de printer
wordt afgedrukt, of een bestand naar een ander
werkstation wordt gezonden om te worden afgedrukt met
een ander programma voor opdrachtverzending dan dat
van Xerox, de afdrukvereisten in de toepassing en in de
dialoogvensters van de printer selecteren.
Afdrukken met Xerox Production Print Services5-1
Xerox PPD's en plug-ins
•Bij aanlevering aan een servicebureau worden de
afdrukvereisten die zijn geselecteerd in de
dialoogvensters van XDS genegeerd. U dient de
vereisten op het servicebureau in te voeren op een
gedrukte versie van het opdrachtaanvraagformulier.
Afdrukopties selecteren
Indien u de volgende procedure wilt gebruiken om de
afdrukopties te selecteren, dient de Adobe PS-printerdriver te
zijn geïnstalleerd en ingesteld.
1. [Bestand: Afdrukken] selecteren om het afdrukvenster
De Xerox-plug-in gebruiken
voor de Xerox-printer weer te geven.
2. De afdrukopties selecteren en [Afdrukken] selecteren.
Indien de Xerox-plug-in niet is geladen, is er geen
opdrachtkaart beschikbaar.
(De documentatie bij de Adobe-driver raadplegen voor meer
informatie over het programmeren van de printerfuncties.)
Indien de Xerox-plug-in voor de geselecteerde printer is
geïnstalleerd, dient u [Bestand: Afdrukken] te selecteren om
het afdrukvenster voor de Xerox-printer weer te geven.
OPMERKING: Waar de opdrachtkaarttoepassingen die van
de Adobe PS-driver overlappen, worden alleen die van de
Xerox-opdrachtkaart weergegeven.
Raadpleeg de Job Ticket Features Guide voor meer
informatie over de specifieke opdrachtkaarttoepassingen
voor de geselecteerde printer.
5-2Afdrukken met Xerox Production Print Services
Xerox PPD's en plug-ins
Slepen en neerzetten gebruiken om één of meer opdrachten af te
drukken
U kunt als volgt één of meer opdrachten selecteren met
slepen-en-neerzetten:
OPMERKING: Dit werkt niet op een Mac OS X, omdat die
geen bureaubladprinters heeft.
1. Het pictogram selecteren van de opdracht die u wilt
uitvoeren.
2. Het pictogram van het opdrachtbestand slepen en
neerzetten op het pictogram van een bureaubladprinter
om af te drukken.
Wanneer een opdracht boven een printerpictogram wordt
gesleept, controleert de software of de opdracht een
geldige indeling heeft.
•Indien de indeling geldig is, wordt het pictogram
donker en kunt u de opdracht neerzetten.
•Indien de opdracht geen geldige indeling heeft, zal het
systeem proberen om de applicatie te vinden die de
opdracht heeft gemaakt.
Indien de applicatie wordt gevonden, wordt de
applicatie gestart en wordt u gevraagd om het
document door middel van het dialoogvenster
Afdrukken af te drukken. Indien de applicatie niet kan
worden gevonden, zal er een bericht worden
weergegeven en het afdrukken worden geannuleerd.
OPMERKING: Indien de opdracht is afgedrukt met een
Xerox-printerdriver waarmee de opdrachtkaart is
geprogrammeerd toen de PostScript werd aangemaakt, zal
het printersymbool de opdracht niet als geldige PostScript
herkennen en het afdrukken zal mislukken.
De methode Slepen en neerzetten voor printersymbolen kan
het beste worden gebruikt voor opdrachten die zijn gemaakt
met de Adobe PS-driver zonder de Xerox-plug-in.
Afdrukken met Xerox Production Print Services5-3
Xerox PPD's en plug-ins
PPD’s en plug-ins in Windows
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u met een printerdriver
van een andere fabrikant en een Xerox PPD-bestand voor
Windows een document maakt, en dit naar de Xerox-printer
zendt om te worden afgedrukt.
Aangezien de namen van menu's, dialoogvensters, toetsen,
opdrachten, toepassingen en opties van toepassing tot
toepassing kunnen verschillen, worden in dit gedeelte de
meest gebruikelijke namen aangehouden. De documentatie
bij de betreffende Windows-toepassing raadplegen voor de
juiste opties.
OPMERKING: Het downloaden en vervangen van
lettertypen van hetzelfde bestand kan bij PostScript- en PDFbestanden op verschillende manieren gebeuren. Bovendien
kunnen de lettertypen per Windows-versie verschillen
vertonen.
Document maken
Plannen hoe het document eruit dient te zien. De fysieke
pagina- en documentkenmerken instellen door in de
toepassing de betreffende opties in de dialoogvensters voor
de opmaak, de pagina-instelling, enzovoort, te selecteren.
In het dialoogvenster Opmaak of Pagina-instelling van de
Windows-toepassing worden alle papierformaten
weergegeven die voor de geselecteerde Xerox-printer
beschikbaar zijn.
OPMERKING: De printerdrivers van een andere fabrikant
met Xerox PPD-bestanden bieden geen volledige
ondersteuning van alle toepassingen die op de ondersteunde
Xerox-printers beschikbaar zijn.
Afdrukopties
Bij het volgende wordt ervan uitgegaan dat de printerdriver
van een andere fabrikant en het betreffende Xerox-PPDbestand zijn geïnstalleerd en geconfigureerd. Verder wordt
aangenomen dat de Xerox-printer is geselecteerd als de
standaardprinter en is aangesloten op de juiste poort.
5-4Afdrukken met Xerox Production Print Services
Xerox PPD's en plug-ins
Wanneer het document wordt aangeleverd aan een
servicebureau of via een programma voor
opdrachtverzending wordt aangeleverd, de poort [Bestand]
gebruiken. Wanneer het document rechtstreeks vanuit een
toepassing naar de printer wordt verzonden, de lokale poort
gebruiken die op dat moment op de juiste netwerkwachtrij is
aangesloten.
[Afdrukken] selecteren in het menu Bestand om het
afdrukvenster voor de Xerox-printer weer te geven. In de
volgende tabel worden de verschillende afdrukselecties per
driver en platform weergegeven. Deze tabel raadplegen bij
het maken van de selecties voor de opdracht.
Tabel 5-1. Beschikbare selecties per printerdriver in het
dialoogvenster Afdrukinstellingen
Originele Adobe- of
Selecties in het
dialoogvenster
Afdrukinstellingen
Afdrukken naar
bestand
Aantal afdrukkenIngesteld aantal in
Afdrukken in setsGeselecteerd laten.Geselecteerd laten.
Microsoft PS-driver
voor Windows 95 met
Xerox PPD-bestanden
Afdrukken naar
bestand selecteren.
dialoogvenster
Eigenschappen
vervangt deze
instelling.
Microsoft PS-driver voor
Windows NT 4.0 en Windows
2000 met Xerox PPDbestanden
Afdrukken naar bestand
selecteren.
Het gewenste aantal
afdrukken invoeren.
Tabel 5-2. Beschikbare selecties per printerdriver in
dialoogvenster Eigenschappen
Originele Adobe- of
Microsoft PS-driver voor
Dialoogvenster
Eigenschappen
Richting•Landschap
Windows 95 met Xerox
PPD-bestanden
•Portret
Microsoft PS-driver voor
Windows NT 4.0 met
Xerox PPD-bestanden
•Landschap
•Portret
•Geroteerd (landschap)
Schalen25 t/m 400%1 t/m 1000%
Afdrukindeling/
PostScriptindeling
SetsSelecteren om afdrukken
Afdrukken met Xerox Production Print Services5-5
PostScript (optimaliseren
voor snelheid) voor de
beste resultaten
bijeen te brengen in sets.
•Geroteerd (landschap)
Niet beschikbaar
Selecteren om afdrukken
bijeen te brengen in sets.
Xerox PPD's en plug-ins
Tabel 5-2. Beschikbare selecties per printerdriver in
dialoogvenster Eigenschappen
Originele Adobe- of
Dialoogvenster
Eigenschappen
Microsoft PS-driver voor
Windows 95 met Xerox
PPD-bestanden
Microsoft PS-driver voor
Windows NT 4.0 met
Xerox PPD-bestanden
2-zijdig/Type
opdracht
PapierformaatPapierformaat instellen via
Aantal afdrukkenHet gewenste aantal
PapierkleurAlle beschikbare kleuren
PapiersoortAlle beschikbare typen
•Geen
•Omslaan via lange
kant
•Omslaan via korte
kant
pagina-instelling; wellicht
worden niet alle
papierformaten door de
geselecteerde printer
ondersteund.
afdrukken selecteren.
ondersteund door printer.
ondersteund door printer.
•Geen
•Korte kant
•Lange kant
Wellicht worden niet alle
papierformaten door de
geselecteerde printer
ondersteund.
Gelijk aan instelling voor
[Aantal] in dialoogvenster
Afdrukken
Alle beschikbare kleuren
ondersteund door printer.
Printerinstelling gebruiken.
Alle beschikbare typen
ondersteund door printer.
Printerinstelling gebruiken.
VoorgeboordNiet beschikbaarNiet beschikbaar
PapiergewichtNiet beschikbaarNiet beschikbaar
AfwerkingAlle beschikbare
afwerkingsopties
ondersteund door printer,
behalve [Keuze].
Opmaak1-op-1, 2-op-1, 4-op-1Niet beschikbaar
ResolutieInstellen op 600 dpiInstellen op 600 dpi
HalftoonVoor de beste resultaten
de printerinstellingen
gebruiken
SpeciaalNegatief
Spiegelbeeld
Alle beschikbare
afwerkingsopties
ondersteund door printer,
behalve [Keuze].
Voor de beste resultaten
de printerinstellingen
gebruiken
Bij 2-zijdig kop-staart afdrukken worden beide zijden van de
pagina bedrukt, maar wordt de positie van het beeld iedere
tweede pagina omgedraaid (ondersteboven afgedrukt), zoals
bij een kalender.
5-6Afdrukken met Xerox Production Print Services
6 Command Line Client
gebruiken
De Xerox Document Submission Command Line-software
biedt u de mogelijkheid om vanaf een pc of Sun-werkstation
afdrukopdrachten in te stellen en te verzenden door
opdrachten in te voeren in een DOS- of UNIX-venster. In dit
hoofdstuk worden de procedure en de syntaxis beschreven
voor het invoeren van de afdruk- en
opdrachtinstellingsopdrachten.
Indien u meer van het venster wilt bekijken of de schuifbalken
wilt inschakelen, klikt u met de rechtermuisknop op de
titelbalk voor het opdrachtpromptvenster en selecteert u
vervolgens [Eigenschappen...]. De grootte van het venster
wijzigen in Breedte=100 en Hoogte-100. [OK] selecteren.
Eigenschappen alleen toepassen op het huidige venster en
[OK] selecteren. Er dienen rechts van het venster
schuifbalken te verschijnen.
Toegang tot de XDS Command Line-software
De XDS Command Line-software wordt geïnstalleerd als
onderdeel van het installatieproces van XDS Plus. De
Installatiehandleiding raadplegen voor informatie over het
installeren van XDS Plus en alle onderdelen daarvan.
Toegang tot XDS Command Line vanuit Windows
De volgende stappen uitvoeren om XDS Command Line te
openen vanuit Windows:
1. Aanmelden bij uw netwerk.
2. Op het werkstation een opdrachtregelprompt openen
(zoals DOS) en naar de installatiedirectory gaan.
Afdrukken met Xerox Production Print Services6-1
Command Line Client gebruiken
Toegang tot XDS Command Line vanuit Solaris en Mac OS X
Het DOS-venster van XDS Command Line wordt geopend,
met daarin de prompt XDSCL>. U gebruikt nu XDS
Command Line in de meervoudige opdrachtmode en kunt
opdrachtinstellings- en afdrukopdrachten invoeren op de
opdrachtregel achter deze prompt.
De volgende stappen uitvoeren om XDS Command Line te
starten vanuit Solaris:
1. Aanmelden bij uw netwerk.
2. De hoofdapplicatie met de naam Print gebruiken. Print <argument> typen. Aanvullende informatie over het
gebruik van deze applicatie staat in het volgende
gedeelte.
3. Wachten tot de prompt XDSCL> verschijnt in het venster.
Dit kan enkele seconden duren.
Achter de prompt XDSCL> gebruikt u nu XDS Command
Line in de meervoudige opdrachtmode en u kunt
opdrachtinstellings- en afdrukopdrachten invoeren op de
opdrachtregel achter deze prompt.
Werkmodes van XDS Command Line
U kunt opdrachten invoeren in de volgende mode:
•Afdrukopdrachtmode: In deze mode voert u alle
specificaties voor het instellen en uitvoeren van een
opdracht in als één opdracht met twee of meer
parameters.
U kunt opdrachten en parameters typen achter de prompt
XDSCL in het Java DOS-venster of het UNIX Run-venster.
De opdrachtsyntaxis verschilt voor beide modes.
OPMERKING: Bij UNIX-opdrachten wordt onderscheid
gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters. Iedere
opdracht dient precies zo te worden ingevoerd zoals deze in
dit hoofdstuk wordt weergegeven.
6-2Afdrukken met Xerox Production Print Services
De opdrachtmode Print gebruiken
Wanneer u werkt in de enkelvoudige opdrachtmode, levert u
instructies aan XDS Command Line door één opdracht in te
voeren. Alle afdruk- en opdrachtinstellingsspecificaties die u
kunt invoeren zijn parameters van die ene opdracht. Om
toegang te krijgen typt u het volgende:
Print -<argument>.
Parameters van de opdrachtmode Print
U kunt de volgende functies uitvoeren in de opdrachtmode
Print.
Toegang tot XDS Command Line Help: -help en -\?
Hiermee geeft u een lijst weer van parameters en
argumenten die beschikbaar zijn in de enkelvoudige
opdrachtmode, alsmede de functie ervan.
Command Line Client gebruiken
Syntaxis–help
-\?
XDS Command Line afsluiten: -exit
Hiermee sluit u XDS Command Line af.
Syntaxis–exit
Een lijst van printers weergeven: -ListP
Hiermee geeft u de directorypaden en namen van de
beschikbare printers weer. De printernaam, printerstatus,
afleveringsstatus en het printertype voor elke beschikbare
printer worden weergegeven.
Syntaxis–ListP
Afdrukken met Xerox Production Print Services6-3
Command Line Client gebruiken
Lijst van de printerstatus: -ListP <opties>
Syntaxis-ListP <opties>
Argument-v of -V
Argument-p of -P
Wanneer u -Listp gebruikt samen met opties geeft u
printerstatusinformatie weer
Hiermee geeft u de printernaam, printerstatus,
afleveringsstatus, printertype, netwerkadres van de printer,
afleveringstype, afleveringsformaat en het serverprogramma
voor elke printer weer.
Hiermee geeft u uitsluitend voor de opgegeven printer
printerstatusinformatie weer.
Argument-server <naam DocuSP-controller>
Hiermee geeft u voor de opgegeven DocuSP (controller)
server de printerstatusinformatie weer.
Een bestand selecteren om af te drukken: -f <bestand>
Hiermee selecteert u het documentbestand dat u wilt
afdrukken. Deze parameter is vereist voor afdrukken.
Syntaxis–f <bestand>
Argument<bestand>
Hiermee geeft u het directorypad en de naam op van het
documentbestand dat u wilt afdrukken.
De opdrachtkaart instellen: -jt <opdracht>
Hiermee geeft u de opdrachtkaart op die gebruikt dient te
worden bij de huidige opdracht. Deze parameter is vereist
voor afdrukken.
Syntaxis–jt <opdracht>
Argument<opdracht>
Hiermee geeft u het directorypad en de naam op van de
opgeslagen opdrachtkaart die u wilt gebruiken bij het
uitvoeren van de opdracht.
6-4Afdrukken met Xerox Production Print Services
Het aantal exemplaren instellen: -copies <#>
Hiermee geeft u op hoeveel exemplaren van het document
dienen te worden afgedrukt.
Syntaxis–copies <#>
Argument<#>
Een cijfer dat het aantal exemplaren aangeeft dat dient te
worden afgedrukt
Het type opdracht instellen
Hiermee geeft u aan welk type opdracht dit is: 1-zijdig, 2zijdig of kop-staart.
Syntaxis-sides <zijden>
Command Line Client gebruiken
Argument<zijden>
Een van de volgende opties invoeren:
•1-side
•2-side
•head-to-toe
De afwerkingsoptie instellen
Hiermee geeft u de afwerking voor de opdracht op.
Syntaxis-finishing <opties>
Argument<optie>
Een van de volgende opties invoeren:
•no-finish
•staple-top-left
•staple-bottom-left
•staple-top-right
•staple-dual-left
•staple-dual-right
•bind-left
•bind-right
•booklet-maker
Afdrukken met Xerox Production Print Services6-5
Command Line Client gebruiken
Gebruikersnaam instellen
Syntaxis-user <verzender>
Argument<verzender>
Opdrachtstatus weergeven: -ListJob
Hiermee geeft u de gebruikersnaam van de verzender op.
De gebruikersnaam van de verzender invoeren als argument.
Hiermee geeft u de statusinformatie weer van opdrachten die
naar de DocuSP-controller zijn verzonden. Wanneer er geen
opties worden gespecificeerd, worden de laatste 40
opdrachten weergegeven. De weergegeven informatie omvat
de naam van de verzender, de opdrachtnaam, de job-ID en
de status.
Syntaxis-ListJob
Argument-v of -V
Hiermee wordt de informatie in uitgebreide vorm
weergegeven. Alle opdrachtinformatie wordt weergegeven
voor maximaal 40 opdrachten. Het aantal weergegeven
records kan worden opgegeven met de optie -n. De optie -e
gebruiken om de gehele database weer te geven.
Argument-l of -L
Hiermee geeft u de naam van de verzender, opdrachtnaam,
aantal exemplaren, voorrang, bestandsgrootte,
verzenddatum en -tijd, opdracht-ID, opdrachtstatus, formaat,
datum en tijd, alsmede de doorstuurdatum en -tijd weer voor
de betreffende opdracht.
Argument-s of -S <status>
Hiermee geeft u de status weer voor de afdrukopdrachten in
de database. Bij de statuswaarden voor deze optie wordt
onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters;
de waarden dienen bovendien in hun geheel te worden
ingevoerd. De statuswaarden worden hieronder vetgedrukt
weergegeven:
•queued De opdracht staat in de wachtrij om te worden
uitgevoerd.
6-6Afdrukken met Xerox Production Print Services
Command Line Client gebruiken
•processing De opdracht die op dat moment wordt
uitgevoerd.
•completed De opdracht is voltooid. Een van de volgende
berichten wordt weergegeven: Complete (voltooid),
CancelledByOperator (geannuleerd door operateur),
CancelledByUser (geannuleerd door gebruiker),
CompleteWithWarning (voltooid met waarschuwing),
CompleteWithErrors (voltooid met fouten), Rejected
(verworpen) of Aborted (afgebroken).
Argument-i of -I <identificatienummer>
Hiermee geeft u de status weer van de opdracht voor het
aangegeven identificatienummer.
Argument-server <naam DocuSP-controller>
Hiermee geeft u de status weer van de opdrachten die zich
op dat moment op de betreffende controller bevinden. Indien
u niet de optie “-server” gebruikt, wordt de query verzonden
naar de DocuSP-controllers die vermeld staan in het
printerlocatiebestand (printer.disc) van XDS Plus.
Argument-p of -P <naam printerwachtrij>
Hiermee geeft u de opdrachten weer die zijn verzonden naar
de opgegeven wachtrij.
De printer instellen: -p <printer>
Hiermee geeft u de printer op die voor afdrukopdrachten
dient te worden gebruikt en stelt u deze in. Deze parameter is
vereist voor afdrukken.
Syntaxis–p <printer>
Argument<printer>
Hiermee geeft u het directorypad en de naam van de printer
op waarnaar u opdrachten wilt verzenden. Dit pad en deze
naam dienen precies zo te worden ingevoerd als deze
vermeld staan in de printerlijst die wordt gegenereerd met de
opdracht –Listp. “Een lijst van printers weergeven” eerder in
dit hoofdstuk raadplegen.
Afdrukken met Xerox Production Print Services6-7
Command Line Client gebruiken
Wachtrijstatus: -ListQ <opties>
Syntaxis-Listq <opties>
Argument-l of -L
Argument-v of -V
Hiermee geeft u een lijst weer van beschikbare wachtrijen,
alsmede de status van elke wachtrij.
Hiermee geeft u de naam van de wachtrij,
identificatienummer, status, voorrang, printernaam,
printertype, netwerkadres en eventuele opmerkingen voor de
betreffende wachtrij weer.
Hiermee geeft u de naam van de wachtrij,
identificatienummer, status, voorrang, resolutie, begindatum
en -tijd, aanmaakdatum en -tijd, aantal opdrachten in de
wachtrij, wachtrijkenmerken, printernaam, printertype,
netwerkadres en eventuele opmerkingen weer.
Argument-server <naam DocuSP-controller>
Hiermee vraagt u informatie op voor de betreffende DocuSPcontroller. Indien u niet de optie “-server” gebruikt, wordt een
query verzonden naar de DocuSP-controllers die vermeld
staan in het printerlocatiebestand (printer.disc) van XDS Plus.
Argument-p of -P
Hiermee vraagt u uitsluitend voor de opgegeven wachtrij
informatie op.
RegFileLoc instellen
De Installatiehandleiding raadplegen voor informatie over het
maken en instellen van het printerlocatiebestand. De
volgende syntaxis gebruiken om de locatie van het
printerregistratiebestand in te stellen.
SyntaxisRegFileLoc -<locatie>
Argument<locatie>
Hiermee geeft u de locatie aan van het
printerregistratiebestand in URL-notatie.
6-8Afdrukken met Xerox Production Print Services
ArgumentRegFileLoc -get
Hiermee geeft u de locatie van het printerregistratiebestand
weer.
ArgumentRegFileLoc -help
Hiermee geeft u Help-informatie over het gebruik weer.
Afdrukken in de opdrachtmode Print
De volgende stappen uitvoeren om een afdrukopdracht in de
enkelvoudige opdrachtmode te verzenden:
1. Wanneer u een opdracht wilt instellen en uitvoeren in de
enkelvoudige opdrachtmode, dient u een batchbestand te
bewerken en uit te voeren dat u kunt vinden in de map
waarin XDS Plus is geïnstalleerd. Een van de volgende
opties gebruiken:
Command Line Client gebruiken
•Voor Windows gebruikt u jxdsclc_sc_win32.bat
•Voor Solaris gebruikt u jxdsclc_sc_unix
De volgende parameters zijn vereist voor afdrukken:
•–p gevolgd door een spatie, vervolgens de naam van
de printer waarnaar u een opdracht verzendt (zoals
weergegeven in de lijst met printers)
•–f gevolgd door een spatie, vervolgens de naam van
het documentbestand dat u wilt afdrukken
•–jt gevolgd door de naam van de opgeslagen
opdrachtkaart die u wilt gebruiken voor de opdracht.
De basissyntaxis voor een afdrukopdracht is als volgt:
2. De opdracht wordt verzonden wanneer u het
batchbestand uitvoert.
De enkelvoudige opdrachtmode wordt vaak gebruikt voor
batchbewerkingen. Hiertoe de opdrachtregel kopiëren en
plakken en de parameters wijzigen.
OPMERKING: Geen andere delen van het batchbestand
Afdrukken met Xerox Production Print Services6-9
wijzigen.
U dient één opdrachtregel te hebben voor elke
afzonderlijke opdracht die u wilt uitvoeren. In het volgende
voorbeeld wordt een bestand weergegeven met twee
afdrukopdrachten, elk naar een andere printer.
-v of -VGeeft de printernaam, -status, type, netwerkadres,
afleveringstype,
afleveringsformaat en
serverprogramma weer
-p of -PGeeft de printerstatus van de
opgegeven printer weer
Command Line Client gebruiken
Tabel 6-1. Opdrachten en parameters van de opdrachtmode Print
ParameterFunctieArgumentenDefinitie argument
-ListjobStatusinformatie weergeven
voor opdrachten die naar de
controller zijn verzonden
-server
<naam
DocuSPcontroller>
-v of -VAlle informatie van alle records
-l of -LGeeft de naam van de
-s of -S
<status>
-i of -IGeeft de opdracht-ID weer
Geeft de status van de
opgegeven controller weer.
(maximaal 40)
verzender, opdrachtnaam,
aantal exemplaren, voorrang,
bestandsgrootte,
verzenddatum en -tijd,
opdracht-ID, opdrachtstatus,
formaat, datum en tijd,
alsmede de doorstuurdatum en
-tijd weer.
Geeft de opdrachtstatus weer
voor het opgegeven
opdrachttype. Informatie
hierboven raadplegen voor een
complete lijst.
-listqEen lijst weergeven van
beschikbare wachtrijen met
hun status.
-RegFileLocLocatie
printerregistratiebestand
-server
<naam
DocuSPcontroller>
-p of -P <naam
printerwachtri>
-l of -LGeeft de naam van de wachtrij,
-server
<naam
DocuSPcontroller>
-p of -P <naam
printerwachtri>
-set <locatie>De locatie van het
Geeft de status weer van
opdrachten die zich
momenteel op de opgegeven
DocuSP-controller bevinden.
Geeft opdrachten weer die
naar de betreffende wachtrij
zijn verzonden.
ID, status, voorrang, resolutie,
begindatum en -tijd,
aanmaakdatum en -tijd, aantal
opdrachten in de wachtrij,
kenmerken, printernaam en type, en het netwerkadres
weer.
Geeft de wachtrijen weer die
beschikbaar zijn voor de
betreffende controller.
Geeft informatie weer voor de
opgegeven wachtrij.
printerregistratiebestand in
URL-notatie
-getGeeft de locatie van het
printerregistratiebestand weer.
Afdrukken met Xerox Production Print Services6-11
Command Line Client gebruiken
Tabel 6-1. Opdrachten en parameters van de opdrachtmode Print
ParameterFunctieArgumentenDefinitie argument
-helpGeeft Help-informatie weer
voor het gebruik van de
syntaxis
6-12Afdrukken met Xerox Production Print Services
7 Xerox aangepaste PCL-
printerdrivers
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de Xerox PCLprinterdrivers het beste kunt gebruiken wanneer u een
Windows- of Solaris-systeem gebruikt.
De Xerox PCL-printerdrivers zijn PCL-drivers met door Xerox
toegevoegde gebruikersopties. Met deze opties krijgt u
toegang tot de toepassingen van de ondersteunde Xeroxprinters.
Wanneer de driver niet is geïnstalleerd of wanneer u een
extra printerdriver wilt installeren, het hoofdstuk
Installatiehandleiding raadplegen voor de
installatieprocedure.
Toepassingen
De PCL-printerdriver biedt de volgende mogelijkheden.
•Volledige beschikking over alle afdruk- en afwerkopties
van de ondersteunde printers voor gebruikers die
rechtstreeks vanuit een Windows-toepassing afdrukken.
•Volledige beschikking over alle afdruk- en afwerkopties
voor gebruikers die documenten en PCL PDL-bestanden
maken.
•Zestig grijstinten voor het afdrukken van afbeeldingen en
een betere beeldkwaliteit.
•In veel gevallen snellere verwerking dan bij de PCL minidriver, met name wanneer het document grafische
afbeeldingen bevat.
•Een reële resolutie van 600 dpi.
•Xerox-printerdrivers kunnen vanuit Windows 2000 of
Windows XP worden gedeeld met andere Windows 2000of Windows XP-clients. Het delen met andere
besturingssystemen wordt niet ondersteund.
Afdrukken met Xerox Production Print Services7-1
Xerox aangepaste PCL-printerdrivers
Document afdrukken met behulp van PCL-drivers
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de opties en
toepassingen van de Xerox PCL-printerdrivers selecteert
vanuit Windows- of Solaris-toepassingen.
De procedure voor het oproepen van het hoofdvenster van
de PCL-driver kan van Windows-toepassing tot Windowstoepassing verschillen. In dit gedeelte wordt de meest
gebruikelijke procedure aangehouden.
OPMERKING: Slechts van één Xerox-printerdriver tegelijk
Toepassingen en opties oproepen
de gebruikersinterface openen vanuit Standaardwaarden
document in Windows NT 4.0 of Voorkeursinstellingen voor
afdrukken in Windows 2000.
1. In het menu [Bestand] van de Windows-applicatie
[Afdrukken] of [Afdrukinstellingen] selecteren.
2. In het venster Afdrukken of Afdrukinstellingen de
gewenste opties opgeven.
•Aantal: De instelling voor het aantal afdrukken in het
XDS-venster heeft voorrang op de instellingen voor de
optie in dit venster.
•
Sets:
Deze optie selecteren indien deze beschikbaar is.
OPMERKING: Het aantal afdrukken niet instellen in de
dialoogvensters [Afdrukken] of [Afdrukinstellingen] van de
applicatie. In plaats daarvan het aantal afdrukken instellen
in het XDS-venster. Wanneer u het aantal exemplaren
instelt in het venster Afdrukken of Printerinstelling, kan dit
bij het afdrukken van de opdracht onverwachte resultaten
opleveren.
3. [Printer] of [Instellingen] selecteren.
4. De gewenste printer selecteren.
5. [Opties] of [Eigenschappen] selecteren. Het venster
Opdrachtkaartinstellingen verschijnt.
OPMERKING: Voor Windows NT en Windows 2000 heeft
het selecteren van [Opties] of [Eigenschappen] tot gevolg
dat de eigenschappen van de printer worden
weergegeven. Voor het openen van de eigenschappen
voor andere besturingssystemen, het tabblad [Xeroxinstellingen] selecteren om het venster
Opdrachtkaartinstellingen te openen.
7-2Afdrukken met Xerox Production Print Services
Voor meer informatie over opties en selectiemogelijkheden
van opdrachtkaarten de opdrachtkaartopties eerder in dit
document raadplegen.
Afdrukken starten
Nadat alle opties en toepassingen voor de afdrukopdracht
zijn geselecteerd, de tabvensters sluiten en het afdrukken
starten via het afdrukvenster van de Windows-toepassing.
1. [OK] selecteren om het instellingsvenster te sluiten.
2. [OK] selecteren om het venster [Afdrukinstellingen] te
Xerox aangepaste PCL-printerdrivers
OPMERKING: Indien u een opdracht verzendt met een
gedefinieerd paginabereik en de applicatie het afdrukken
van een paginabereik ondersteunt, dient u het
paginabereik in de applicatie in te stellen in plaats van in
de Xerox-opdrachtkaart. Het instellen van het
paginabereik in de applicatie levert een kleiner PDLbestand op.
sluiten.
OPMERKING: Wanneer u in Windows 2000 met behulp van
de Xerox-PCL-drivers afdrukt vanuit WordPad, Internet
Explorer 5.0 of Outlook Express, dienen de opties Aantal
afdrukken en Sets/stapels te worden ingesteld op het tabblad
Algemeen.
3. [OK] selecteren in het venster [Afdrukopties] om het
afdrukken te starten.
Afdrukken met Xerox Production Print Services7-3
Xerox aangepaste PCL-printerdrivers
7-4Afdrukken met Xerox Production Print Services
8 Aangepaste Xerox
PostScript-printerdrivers
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de aangepaste XeroxPostScript-printerdrivers het beste kunt gebruiken wanneer u
een Windows-, Macintosh- of Solaris-systeem gebruikt.
De aangepaste Xerox PostScript-printerdrivers omvatten
door Xerox toegevoegde gebruikersopties. Met deze opties
krijgt u toegang tot de toepassingen van de ondersteunde
Xerox-printers.
Wanneer de driver niet is geïnstalleerd of wanneer u een
extra printerdriver wilt installeren, de Installatiehandleiding
raadplegen voor de installatieprocedure.
OPMERKING: Het downloaden en vervangen van
lettertypen van hetzelfde bestand kan bij PostScript- en PDFbestanden op verschillende manieren gebeuren. Daarnaast
is het mogelijk dat u fontverschillen tegenkomt tussen versies
van Windows.
Indien u een probleem heeft met het installeren van de
PostScript-drivers in Windows NT, dienen de volgende
bestanden handmatig te worden verwijderd voordat u de
drivers opnieuw probeert te installeren:
•XCOMCODE.DLL
•XUMPDRVR.DLL
•XPSCCKM.DLL
•XPSCCUI.DLL
Deze bestanden kunt u vinden in de directory met
printerdrivers in Windows NT:
c:\WINNT\SYSTEM32\SPOOL\DRIVERS\W32X86\2
Afdrukken met Xerox Production Print Services8-1
Aangepaste Xerox PostScript-printerdrivers
Toepassingen
De aangepaste Xerox PostScript-printerdrivers bieden de
volgende toepassingen:
•De mogelijkheid om rechtstreeks vanuit een applicatie af
te drukken met de toepassingen van de Adobeprinterdriver en de ondersteunde printers
•Toegang tot de items op de printeropdrachtkaart vanuit
applicaties
•In veel gevallen snellere verwerking dan bij de Microsoft
PostScript-printerdriver, met name wanneer het document
grafische afbeeldingen bevat.
•Verbeterd, efficiënt, genereren van PostScript-bestanden
vergeleken met de Microsoft PostScript-printerdriver, en
over het algemeen kleinere PostScript-bestanden
•Ondersteuning voor PostScript niveau 1, 2 en 3.
(Raadpleeg de tabellen in het hoofdstuk
“Opdrachtkaarttoepassingen per printer,” om te
achterhalen welk niveau PostScript door de printer wordt
ondersteund.)
•Afdrukken van rand tot rand
•Volledige beschikking over alle afdruk- en afwerkopties
voor gebruikers die documenten als PostScriptbestanden verzenden.
Documenten afdrukken
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de opties en
toepassingen van de aangepaste Xerox PostScriptprinterdrivers selecteert vanuit applicaties.
De procedure voor het toegang krijgen tot de vensters van de
gebruikersinterface van de PostScript-driver kan van
Windows-applicatie tot Windows-applicatie verschillen. In dit
gedeelte wordt de meest gebruikelijke procedure
aangehouden.
8-2Afdrukken met Xerox Production Print Services
Toepassingen en opties oproepen
1. In het menu [Bestand] van de Windows-applicatie
[Afdrukken] of [Afdrukinstellingen] selecteren. Het venster
[Afdrukinstellingen] wordt geopend.
2. Desgewenst de volgende parameters specificeren:
•Aantal: De instelling voor het aantal afdrukken in het
XDS-venster heeft voorrang op de instellingen voor de
optie in dit venster.
•
Sets:
Deze optie selecteren indien deze beschikbaar is.
OPMERKING: Het aantal afdrukken niet instellen in de
dialoogvensters [Afdrukken] of [Afdrukinstellingen] van de
applicatie. In plaats daarvan het aantal afdrukken instellen
in het XDS-venster. Wanneer u het aantal exemplaren
instelt in het venster [Afdrukken] of [Printerinstelling], kan
dit bij het afdrukken van de opdracht onverwachte
resultaten opleveren.
Aangepaste Xerox PostScript-printerdrivers
3. [Printer] of [Instellingen] selecteren.
4. De gewenste printer selecteren.
5. [Opties] of [Eigenschappen] selecteren. Het venster
Opdrachtkaartinstellingen verschijnt.
OPMERKING: Voor Windows NT en Windows 2000 heeft
het selecteren van [Opties] of [Eigenschappen] tot gevolg
dat de eigenschappen van de printer worden
weergegeven. Voor het openen van de eigenschappen
voor andere besturingssystemen, het tabblad [Xeroxinstellingen] selecteren om het venster
Opdrachtkaartinstellingen te openen.
OPMERKING: Indien u een opdracht verzendt met een
gedefinieerd paginabereik en de applicatie het afdrukken
van een paginabereik ondersteunt, dient u het
paginabereik in de applicatie in te stellen in plaats van in
de Xerox-opdrachtkaart. Het instellen van het
paginabereik in de applicatie levert een kleiner PDLbestand op.
Voor meer informatie over opties en selectiemogelijkheden
van opdrachtkaarten de opdrachtkaartopties verderop in dit
document raadplegen.
Afdrukken met Xerox Production Print Services8-3
Aangepaste Xerox PostScript-printerdrivers
Afdrukken starten
Nadat alle opties en toepassingen voor de afdrukopdracht
zijn geselecteerd, de vensters met instellingen van de
opdrachtkaart sluiten en het afdrukken starten via het
afdrukvenster van de Windows-toepassing.
1. [OK] selecteren om het instellingsvenster te sluiten.
2. [OK] selecteren om het venster [Afdrukinstellingen] te
sluiten.
3. [OK] of [Afdrukken] selecteren in het venster
[Afdrukopties] om het afdrukken te starten.
8-4Afdrukken met Xerox Production Print Services
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.