XEROX 180 User Manual [nl]

Xerox Production Print Services
Afdrukken met Xerox Production Print Services
708P87270 Versie 3.7 maart 2003
Samengesteld door: Xerox Corporation Global Knowledge and Language Services 800 Phillips Road Bldg. 845-17S Webster, NY 14580 USA
Vertaald door: The Document Company Xerox GKLS European Operations Bessemer Road Welwyn Garden City Hertfordshire AL7 1HE Verenigd Koninkrijk
© 2003 Copyright Xerox Corporation. Alle rechten voorbehouden.
De auteursrechtelijke bescherming waarop aanspraak wordt gemaakt, bevat alle vormen en zaken van auteursrechtelijk beschermd materiaal dat en informatie die thans of in de toekomst van rechtswege is toegestaan. Dit omvat, zonder enige beperking, materiaal dat wordt gegenereerd door de software en dat in het scherm wordt weergegeven, zoals pictogrammen, uiterlijk en inhoud van de schermen, enzovoort.
Gedrukt in de VS, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk.
XEROX®, XEROX Europe en XEROX Canada Limited, The Document Company®, de gestileerde X® en alle namen en identificatienummers die worden gebruikt in verband met Xerox-producten die worden vermeld in deze publicatie zijn handelsmerken van XEROX CORPORATION. Alle niet-Xerox merk- en productnamen zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van de desbetreffende ondernemingen.
Dit product omvat software die is ontwikkeld door de Apache Software Foundation (http://www.apache.org/). SWOP® is een gedeponeerd handelsmerk van SWOP, Inc.
Hoewel de informatie in deze handleiding correct is op het moment van publicatie, behoudt Xerox zich het recht voor de informatie op ieder willekeurig tijdstip te wijzigen zonder voorafgaande kennisgeving. Dit document wordt periodiek gewijzigd. Wijzigingen en informatie over technische aanpassingen worden in volgende edities opgenomen.
Inhoudsopgave
1. Inleiding 1-1
Alvorens deze handleiding te gebruiken 1-1
Info over XPPS 1-1
XDS 1-2
XDS Plus 1-2
Aangepaste Xerox-drivers 1-2
Drivers en PPD's van andere fabrikanten 1-3
Webinterface 1-3
Command Line-client 1-3
Over deze handleiding 1-3
Inhoud 1-3
Conventies 1-5
Aanvullende documentatie 1-6
Xerox Welcome Centre 1-6
2. XDS gebruiken 2-1
Vereisten 2-1
XDS starten vanuit Windows 2-2
XDS starten vanuit Macintosh OS X 2-2
Overzicht van het afdrukproces 2-2
Windows-afdrukproces 2-3
Macintosh-afdrukproces 2-3
Slepen en neerzetten gebruiken om één of meer opdrachten af te drukken 2-5
Printertype en printerwachtrij selecteren 2-6
Bestand selecteren voor afdrukken 2-6
Printerlijst aanpassen 2-7
Printer toevoegen 2-8
Standaardprinter definiëren 2-9
Printerwachtrij wijzigen 2-9
Afdrukken met Xerox Production Print Services i
Inhoudsopgave
Printer verwijderen 2-10
Printerinformatie weergeven 2-10
Printeraansluitingen controleren 2-11
3. De XDS Plus-software gebruiken 3-1
Vereisten 3-1
Toegang tot de XDS Plus-software 3-2
Toegang tot XDS Plus in Windows 3-2
Toegang tot XDS Plus in Solaris 3-3
Toegang tot XDS Plus vanaf het Internet 3-3
XDS Plus-afdrukproces 3-4
Printer- en wachtrij-instellingen 3-6
Printer en wachtrij selecteren 3-6
Onderdelen van het venster Printer wijzigen 3-6
Printer- en wachtrij-eigenschappen bekijken 3-8
Printer en wachtrij selecteren 3-9
4. Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface 4-1
Overzicht van het afdrukproces in de webinterface 4-1
Afdrukopdracht instellen 4-2
Opdrachtkaarten 4-3
Opdrachtkaartparameters instellen voor de huidige opdracht 4-4
Standaard opdrachtkaart voor de wachtrij selecteren 4-6
Standaard opdrachtkaart selecteren 4-7
Standaard opdrachtkaart wijzigen 4-7
De optie [Printerstandaardinstelling] selecteren 4-8
Aantal exemplaren instellen 4-9
Paginabereik voor het afdrukken instellen 4-9
Standaard papier voor de opdracht instellen 4-10
Papiervarianten instellen 4-11
Het venster Papier openen 4-11
Onderdelen van het venster Papier 4-11
Papier voor de opdracht selecteren 4-13
Papiervariant definiëren 4-14
ii Afdrukken met Xerox Production Print Services
Inhoudsopgave
Type opdracht instellen 4-15
Afwerkingsoptie instellen 4-16
Sets/stapels instellen 4-17
Tussenschietvellen instellen 4-17
Geavanceerde toepassingen instellen 4-17
Opties instellen in het kader Beeldaanpassing 4-18
Beeldverschuiving instellen 4-18
Rotatie specificeren 4-20
OPI selecteren 4-20
OPI-voorscan selecteren 4-21
Halftonen specificeren 4-21
Toonreproductiekrommen (TRC’s) instellen 4-21
Anti-aliasing instellen 4-22
Kleurtoepassingen instellen 4-22
Kleuraanpassingen 4-23
Kleurbalans 4-24
Extra kleurenparameters instellen 4-24
Bronkleurprofielen instellen 4-25
Parameters van de afdrukkleuren instellen 4-25
Opdrachtgegevens invoeren 4-27
Gebruikersvoorkeuren instellen 4-29
Documenten afdrukken 4-30
Printerwachtrij selecteren 4-30
Een bestand selecteren om af te drukken 4-30
Opdracht verzenden voor afdrukken 4-31
Status en berichten van de opdracht, printer en wachtrij bekijken 4-31
Berichten bekijken 4-33
Eigenschappen bekijken 4-33
Afdrukken met Xerox Production Print Services
iii
Inhoudsopgave
5. Xerox PPD’s en plug-ins 5-1
PPD’s en plug-ins op een Macintosh 5-1
Richtlijnen voor het selecteren van afdrukvereisten 5-1
Afdrukopties selecteren 5-2
De Xerox-plug-in gebruiken 5-2
Slepen en neerzetten gebruiken om één of meer opdrachten af te drukken 5-3
PPD’s en plug-ins in Windows 5-4
Document maken 5-4
Afdrukopties 5-4
6. Command Line Client gebruiken 6-1
Toegang tot de XDS Command Line-software 6-1
Toegang tot XDS Command Line vanuit Windows 6-1
Toegang tot XDS Command Line vanuit Solaris en Max OS X 6-2
Werkmodes van XDS Command Line 6-2
De opdrachtmode Print gebruiken 6-2
Parameters van de opdrachtmode Print 6-3
Toegang tot XDS Command Line Help: -help en -\? 6-3
XDS Command Line afsluiten: -exit 6-3
Een lijst van printers weergeven: -ListP 6-3
Lijst van de printerstatus: -ListP <opties> 6-3
Een bestand selecteren om af te drukken: -f <bestand> 6-4
De opdrachtkaart instellen: -jt <opdracht> 6-4
Het aantal exemplaren instellen: -copies <aantal> 6-5
Het type opdracht instellen 6-5
De afwerkingsoptie instellen 6-5
Gebruikersnaam instellen 6-6
Opdrachtstatus weergeven: -ListJob 6-6
De printer instellen: -p <printer> 6-7
Wachtrijstatus: -ListQ <opties> 6-8
RegFileLoc instellen 6-9
Afdrukken in de opdrachtmode Print 6-9
iv Afdrukken met Xerox Production Print Services
Inhoudsopgave
Beknopte referentiehandleiding voor opdrachten 6-11
7. De Xerox aangepaste PCL-printerdrivers 7-1
Mogelijkheden 7-1
Documenten afdrukken 7-2
Toepassingen en opties oproepen 7-2
Afdrukken starten 7-3
8. De aangepaste Xerox PostScript-printerdrivers 8-1
Mogelijkheden 8-2
Documenten afdrukken 8-2
Toepassingen en opties oproepen 8-3
Afdrukken starten 8-4
9. Opdrachtkaartopties 9-1
Afdrukopdracht instellen 9-1
Venster Printerbeperkingen 9-2
Printerstandaardinstelling 9-2
Opdrachtkaartopties instellen voor XDS 9-3
Venster Instellingen openen 9-4
Toegang tot opdrachtkaarttoepassingen voor XDS Plus 9-4
Opdrachtkaart maken 9-5
Opdrachtkaart instellen 9-6
Aantal exemplaren instellen 9-7
Het paginabereik specificeren 9-7
Het type opdracht selecteren 9-7
De opdrachtbestemming (afdrukken of opslaan) specificeren 9-8
Opdrachtinstellingsparameters 9-9
Opdrachtaantekeningen invoeren 9-14
Papier voor de opdracht specificeren 9-15
Papiereigenschappen specificeren 9-19
Omslagen specificeren 9-21
Speciale pagina’s instellen 9-24
Afdrukken met Xerox Production Print Services
v
Inhoudsopgave
Fullcolour-parameters specificeren 9-27
Markeringskleurparameters instellen 9-32
Invoegingen instellen 9-34
Begin hoofdstuk specificeren 9-37
Documenten afdrukken 9-38
Printerwachtrij selecteren 9-38
Afdrukbestand selecteren 9-39
Opgeslagen opdrachten opnieuw uitvoeren 9-40
Opnieuw afdrukken zonder opdrachtkaartparameters te wijzigen 9-40
Opnieuw afdrukken met andere opdrachtkaartparameters 9-41
Opdrachtstatus controleren 9-43
XDS-afdrukopties instellen 9-43
Bestand met printeropties instellen 9-45
Inhoud van het bestand 9-45
Bronnen voor het bestand met printeropties voor Windows 9-45
Bestand met printeropties genereren in XDS Plus 9-46
XDS-software afsluiten 9-46
De XDS Plus-software afsluiten 9-47
vi Afdrukken met Xerox Production Print Services

1. Inleiding

Met behulp van een netwerk-werkstation en de software Xerox Production Print Services kunnen documenten die zijn gemaakt met een opmaakprogramma worden afgedrukt met een ondersteunde Xerox-printer.

Alvorens deze handleiding te gebruiken

Deze handleiding is bedoeld voor gebruikers van de volgende werkstations:
Pc's met Windows 95, 98, Millennium, NT 4.0, 2000 of XP
Sun-werkstations met Solaris 2.6 of hoger
Macintosh OS

Info over XPPS

Wanneer u de XPPS-software wilt gebruiken om documenten af te drukken, dient het werkstation via een door Xerox ondersteund netwerk toegang te hebben tot de Xerox-printer.
U dient bekend te zijn met de applicatie die u gaat gebruiken, het gebruik van de muis en het omgaan met de dialoogvensters en vensters.
De Xerox Production Print Services (XPPS)-software bevat een verscheidenheid aan applicaties waarmee gebruikers opdrachten kunnen verzenden om te worden uitgevoerd op aangesloten en ondersteunde Xerox-printers.
Afdrukken met Xerox Production Print Services 1-1
Inleiding
XDS
E

XDS Plus

De Xerox-software voor documentverzending (XDS) is een op zichzelf staande applicatie die wordt gebruikt voor het invoeren van opdrachtkaartgegevens voor een PDL-bestand en het verzenden van de opdracht naar een beschikbare printer waarop DocuSP-software versie 3.1 of hoger wordt uitgevoerd. Met behulp van deze software kunnen gebruikers van door Xerox ondersteunde netwerken profiteren van de vele afdrukopties die de ondersteunde Xerox-afdruksystemen te bieden hebben.
OPMERKING: Documenten dienen te zijn opgeslagen in een bestand in het formaat .ps, .pcl, .pdf, tiff, of ASCII-tekst.
De Xerox-software voor documentverzending Plus (XDS Plus) is een op zichzelf staande applicatie die wordt gebruikt voor het invoeren van opdrachtkaartgegevens voor een PDL-bestand en het verzenden van de opdracht naar een beschikbare printer waarop DocuSP-software versie 3.1 of hoger wordt uitgevoerd. Met behulp van deze software kunnen gebruikers van door Xerox ondersteunde netwerken profiteren van de vele afdrukopties die de ondersteunde Xerox-afdruksystemen te bieden hebben. XDS Plus ondersteunt dezelfde set toepassingen als XDS met bovendien de printerstatus, Xerox­opdrachtkaartconverter en Xerox Document Submission Command Line.

Aangepaste Xerox-drivers

De aangepaste Xerox-printerdrivers zijn drivers met door Xerox toegevoegde gebruikersopties. Met deze opties krijgt u toegang tot de toepassingen van de ondersteunde Xerox-printers.
1-2 Afdrukken met Xerox Production Print Services

Drivers en PPD's van andere fabrikanten

U kunt met een printerdriver van een andere fabrikant en een Xerox PPD-bestand een document maken en dit naar de Xerox­printer zenden om te worden afgedrukt. Drivers en PPD's van andere fabrikanten kunnen worden geladen en gebruikt naast aangepaste Xerox-drivers. Afhankelijk van de geïnstalleerde driver zullen er verschillende opdrachtkaartopties beschikbaar zijn.
Drivers van andere fabrikanten bieden op het werkstation geen toegang tot alle ondersteunde printertoepassingen.

Webinterface

In de webinterface gebruikt u een browser om toegang te krijgen tot de vensters waarin u een documentbestand kunt selecteren, een opdrachtkaart kunt opstellen en een afdrukopdracht naar de printer kunt sturen; en dit alles vanaf het Internet.
Inleiding

Command Line-client

Indien u de opdracht print, listjob, listq of listp gebruikt voor uw opdrachtenstroom, is het raadzaam de nieuwe XDS Command Line-client te gebruiken die bij de XDS Plus-software wordt geleverd.

Over deze handleiding

Eerst goed de inhoud en de conventies doornemen, voordat u overgaat tot het uitvoeren van de procedures in deze handleiding.

Inhoud

In deze handleiding komt het volgende aan de orde:
Hoofdstuk 1, “Inleiding” vormt een inleiding op deze handleiding.
Afdrukken met Xerox Production Print Services 1-3
Inleiding
Hoofdstuk 2, “XDS Gebruiken”, bevat de informatie die u nodig heeft om toegang tot, en inzicht in het uitvoeren van, het afdrukproces met XDS te krijgen. Printer- en wachtrij­instellingen worden ook in dit hoofdstuk behandeld.
Hoofdstuk 3, “De XDS Plus-software gebruiken”, bevat de informatie die u nodig heeft om toegang te krijgen tot en gebruik te maken van de XDS Plus-software voor het verzenden van bestanden om te worden afgedrukt.
Hoofdstuk 4, “Een opdracht afdrukken met de DocuSP- webinterface”, bevat informatie voor het gebruik van de online versie van XPPS. Dit omvat het instellen van een opdrachtkaart, alsmede de stappen die nodig zijn om het uitvoeren van een opdracht te realiseren.
Hoofdstuk 5, “Xerox-PPD's en PlugIn”, bevat richtlijnen voor het selecteren van afdrukvereisten en het gebruik van Xerox-PPD's en -PlugIns voor zowel Macintosh- als Windows-applicaties.
Hoofdstuk 6, “Command Line-client gebruiken”, betreft de Xerox Document Submission Command Line-software waarmee u vanaf een pc of Sun-werkstation afdrukopdrachten kunt instellen en verzenden door opdrachten in te voeren in een DOS- of UNIX-venster. In dit hoofdstuk worden de procedure en de syntaxis beschreven voor het invoeren van de afdruk- en opdrachtinstellingsopdrachten.
Hoofdstuk 7, “De aangepaste Xerox-PCL-printerdrivers”, bevat informatie over het afdrukken van documenten met de aangepaste Xerox-PCL-printerdrivers.
Hoofdstuk 8, “De aangepaste Xerox-PostScript- printerdrivers”, bevat informatie over en procedures voor het afdrukken van documenten met de aangepaste Xerox­PostScript-printerdrivers.
Hoofdstuk 9, “Opdrachtkaartinstellingen”, bevat de procedures voor het afdrukken van een documentbestand met de Xerox Document Submission- en Xerox Document Submission Plus-software.
1-4 Afdrukken met Xerox Production Print Services

Conventies

Inleiding
In deze handleiding worden de volgende conventies aangehouden:
Punthaakjes: Variabele informatie die in het venster wordt weergegeven of die kan worden ingevoerd als onderdeel van een opdrachtregel staat tussen punthaakjes. Bijvoorbeeld “Kan <bestand> niet kopiëren;” “set –p <printer>.”
Rechte haakjes: Rechte haakjes worden gebruikt voor het volgende:
Namen van menuopties die u selecteert, bijvoorbeeld
[Printerstandaardinstelling]
Namen van toetsen die u selecteert, bijvoorbeeld [OK] en
[Annuleren]
Namen van tekstvakken, keuzelijsten en velden,
bijvoorbeeld “het tekstvak [Van],” “de keuzelijst [Directory’s],” “het veld [Kleurbron]”
Vet: Vetgedrukte tekst wordt gebruikt voor het volgende:
Directorypaden, bijvoorbeeld “Bladeren naar de directory
Win_nt40/Xeroxdrv.”
Tekst die u invoert, bijvoorbeeld “paars of XDS invoeren.”
De aandacht vestigen op tekst die extra belangrijk is,
bijvoorbeeld “[Stop] selecteren in het venster van de gebruikersinterface. Niet op de rode stoptoets klikken op de controller.
Inleidende woorden of woordgroepen aan het begin van
een onderdeel in een lijst, bijvoorbeeld:
[Opdracht vasthouden]: Het document wordt vastgehouden op de printer...
[Opdracht annuleren]: Het document wordt niet afgedrukt...
Opmerking: Opmerkingen bevatten aanvullende informatie die u kan helpen bij het uitvoeren van een handeling of het begrijpen van de tekst. Opmerkingen worden cursief weergegeven in afzonderlijke alinea’s. Voorbeeld:
OPMERKING: U kunt een opdracht alleen verzenden indien
E
Afdrukken met Xerox Production Print Services 1-5
de printer met uw werkstation is verbonden.
Inleiding

Aanvullende documentatie

Meer informatie over de Xerox-printer en de printerserver of controller die deel uitmaakt van het afdruksysteem, is te vinden in de documentatie bij de betreffende systeemonderdelen.

Xerox Welcome Centre

Voor servicebezoeken kunt u contact opnemen met het Xerox Welcome Centre.
1-6 Afdrukken met Xerox Production Print Services
E

2. XDS gebruiken

Dit hoofdstuk bevat de procedures voor het starten van de XDS­software op een Xerox-afdruksysteem vanaf een computer met Windows 95, Windows 98, Windows NT 4.0, Windows 2000, Windows Millennium, XP, een Sun-werkstation met Solaris 2.6 of
2.8, of vanaf een Macintosh met OS X. In de vensters van de
XDS-software kunt u een documentbestand selecteren, de opdrachtkaart instellen en de afdrukopdracht naar de printer zenden.
Wanneer u de XDS-software uitvoert, dient u in het XDS-venster een printer en document te selecteren, voordat u de opdrachtkaart programmeert.
OPMERKING: Wanneer u het PDL-bestand heeft gemaakt door via een van de Xerox-printerdrivers naar bestand of naar schijf af te drukken, de afdrukopdracht niet naar de printer zenden via de XDS-software. De gegevens in de opdrachtkaart bij het PDL­bestand kunnen namelijk in conflict zijn met de opdrachtkaartgegevens die zijn geprogrammeerd in XDS. Een andere verzendmethode gebruiken om het document af te drukken.

Vereisten

Voordat u de XDS-software kunt gebruiken, dient aan de volgende vereisten te zijn voldaan:
U dient ervoor te zorgen dat de Microsoft Windows-, Sun Solaris- of Macintosh-software op het werkstation is geïnstalleerd. Indien de software als gemeenschappelijke software op de netwerkserver is geïnstalleerd, contact opnemen met de systeembeheerder.
U dient met de hulpprogramma’s in Windows, Solaris of Macintosh OS X te kunnen omgaan om een verbinding met de netwerkstations tot stand te kunnen brengen of de verbinding met de stations waarmee u momenteel bent verbonden, te kunnen verbreken.
Afdrukken met Xerox Production Print Services 2-1
XDS gebruiken
U dient ervoor te zorgen dat de XDS Plus-software is geïnstalleerd op het werkstation. De “Installatiehandleiding” raadplegen voor de procedures.
U dient te weten hoe u een document opslaat als PDL­bestand door dit document naar bestand af te drukken, anders dient u een geldig TIFF-, PDF- of ASCII-bestand te maken.

XDS starten vanuit Windows

De volgende stappen uitvoeren om de XDS-software weer te geven vanuit Windows:
1. Aanmelden bij uw netwerk.
A
2. Op het werkstation het menu Start, [Programma’s], [Xerox­applicaties] en vervolgens [XDS] selecteren. Het venster van XDS wordt geopend.

XDS starten vanuit Macintosh OS X

Wanneer u de XDS-client-software uitvoert, dient u in het XDS­venster een printer en document te selecteren, voordat u de opdrachtkaart programmeert.
Dubbelklikken op het pictogram [XDS] om de Xerox-client­software voor opdrachtverzending uit te voeren.

Overzicht van het afdrukproces

Hieronder worden de stappen beschreven die dienen te worden uitgevoerd om een document via een geselecteerde printer af te drukken. Voor meer informatie over het uitvoeren van de procedure die wordt gespecificeerd bij elke stap, het gedeelte “Een document afdrukken” verderop in deze handleiding raadplegen.
2-2 Afdrukken met Xerox Production Print Services

Windows-afdrukproces

1. Het XDS-venster openen.
A
Het gedeelte “XDS-software gebruiken” raadplegen, in het voorgaande gedeelte.
2. Een printerwachtrij selecteren.
Het gedeelte “Printerwachtrij selecteren” verderop in dit hoofdstuk raadplegen.
3. Een bestand selecteren dat u wilt afdrukken.
Het gedeelte “Een bestand selecteren om af te drukken” verderop in dit hoofdstuk raadplegen.
4. De afdrukopdracht en de opdrachtkaart instellen.
De volgende instellingsprocedures zijn toegankelijk vanuit het venster Instellingen:
Type opdracht en afwerkopties specificeren.
XDS gebruiken
Aantekeningen opnemen die informatie bevatten over de
opdracht.
Papier definiëren dat voor het afdrukken wordt gebruikt.
Eventuele speciale toepassingen instellen, zoals
omslagen, blanco invoegingen of speciale pagina’s.
Het gedeelte “Een afdrukopdracht instellen” verderop in dit hoofdstuk raadplegen.
5. Het documentbestand naar de printerwachtrij verzenden.
Het gedeelte “Een afdrukopdracht verzenden” verderop in dit hoofdstuk raadplegen.
OPMERKING: Wanneer u tijdens het uitvoeren van de
E

Macintosh-afdrukproces

procedures de toets <Return> of <Enter> indrukt, voert de XDS­software in ieder scherm de functie van de standaardtoets uit. Met <Tab> kunt u in elk venster de tekstvakken selecteren.
Hieronder worden de stappen beschreven die dienen te worden uitgevoerd om een document via een geselecteerde printer af te drukken. Voor meer informatie over het uitvoeren van de procedure die wordt gespecificeerd bij elke stap, de uitleg van de procedure verderop in dit hoofdstuk raadplegen.
Afdrukken met Xerox Production Print Services 2-3
XDS gebruiken
A
E
1. Een printer instellen en het printerpictogram selecteren op het bureaublad.
2. De XDS-software starten.
OPMERKING: Het volgende gedeelte van dit hoofdstuk bevat meer informatie over het gebruik van de XDS-software.
3. In het XDS-venster een printertype selecteren in het menu Printertype.
4. [Standaardprinter gebruiken] selecteren in het menu Printerwachtrij. Als u Xerox-opdrachtkaarten wilt maken zonder af te drukken, selecteert u [Geen].
5. Het bestand selecteren dat u wilt afdrukken.
6. [Afdrukken...] selecteren om de afdrukopdracht in te stellen.
7. In het opdrachtkaart-dialoogvenster dat wordt geopend de beschikbare parameters specificeren. Afhankelijk van de printer kunnen de volgende parametervelden worden weergegeven:
E
[Aantal]
Paginabereik ([Van] en [tot])
[Opdrachttype]
[Bestemming]
8. De opdrachtaantekeningen invoeren.
9. De papiersoorten definiëren die u voor de afdrukopdracht wilt gebruiken.
10.Eventuele speciale toepassingen voor de opdracht selecteren, zoals omslagen, blanco invoegingen voor speciale pagina’s.
11. [OK] selecteren om het documentbestand naar de printer te zenden.
OPMERKING: Wanneer tijdens het uitvoeren van de procedures de toets <RETURN> of <ENTER> wordt ingedrukt, wordt in alle dialoogvensters van de XDS-software de taak uitgevoerd die wordt gestart met de toets [Standaard].
Wanneer de toetscombinatie <Command (Apple) -punt> of <ESC> wordt ingedrukt, wordt, indien van toepassing, [Annuleren] uitgevoerd.
2-4 Afdrukken met Xerox Production Print Services
E
A
XDS gebruiken
Slepen en neerzetten gebruiken om één of meer opdrachten af te drukken
Er kan meer dan een opdracht worden geselecteerd en op het XDS-pictogram worden neergezet om deze uit te voeren.
Voordat u het opdrachtpictogram sleept en neerzet, markeert u het aangewezen printerpictogram op het Bureaublad.
OPMERKING: Dit zou de standaardprinter moeten zijn.
Nadat de opdrachten zijn neergezet:
1. Het dialoogvenster waarin het type printer kan worden geselecteerd, wordt weergegeven. Het type printer waarop de opdrachten zullen worden uitgevoerd, selecteren.
2. Het dialoogvenster Opdrachtkaart wordt weergegeven voor de eerste opdracht die is neergezet. De opdrachtkaart voor de opdracht programmeren en [OK] selecteren.
Indien er meer dan één opdracht tegelijk is neergezet, zal de eerste opdracht naar de printer worden verzonden en het dialoogvenster Opdrachtkaart worden weergegeven voor de volgende opdracht. De programmering van de opdrachtkaart die is geselecteerd voor de eerste opdracht, zal worden vastgehouden voor de volgende opdracht.
Opgeslagen opdrachtkaarten kunnen worden geopend voor elke opdracht die volgens de in dit hoofdstuk beschreven methode van slepen en neerzetten is verzonden. Wanneer een opgeslagen opdrachtkaart wordt gebruikt voor een opdracht, wordt de programmering van de opgeslagen kaart vastgehouden voor de volgende opdracht.
Een opdracht kan worden geannuleerd, voor deze vanaf XDS is uitgevoerd. Het dialoogvenster Opdrachtkaart wordt voor elke volgende opdracht geopend.
3. XDS wordt automatisch gesloten wanneer alle opdrachten die op XDS zijn neergezet zijn verzonden of geannuleerd.
Afdrukken met Xerox Production Print Services 2-5
XDS gebruiken
A
Printertype en printerwachtrij selecteren
Het menu Printertype bevat een overzicht van de beschikbare typen printers waarmee het document kan worden afgedrukt.
In het pop-upmenu Printerwachtrij wordt bepaald of de opdracht en opdrachtkaart dienen te worden verzonden naar de printerwachtrij [Standaardprinter gebruiken] of dat de opdrachtkaart wordt gemaakt en opgeslagen voor gebruik op een later tijdstip ([Geen]).
1. In het pop-upmenu Printertype de gewenste printer selecteren.
2. De gewenste wachtrij selecteren in het menu Printerwachtrij.
Als u de opdrachtkaart wilt maken en opslaan om de
opdracht later uit te voeren, selecteert u [Geen].
Als u wilt afdrukken op een printer die zich op het
bureaublad bevindt, selecteert u het betreffende printerpictogram en selecteert u [Standaardprinter gebruiken].
A
Indien de gewenste printer niet in het pop-upmenu Printertype wordt weergegeven, selecteert u [Productconfiguratie] in het menu Opties op de menubalk van het werkstation. In het dialoogvenster voor productconfiguratie selecteert u de categorieën producten die u wilt gebruiken om documenten af te drukken vanaf het werkstation. De volgende selecties gebruiken:
[DocuTech servers] voor DocuTech 135
[DocuPrint] en/of [DocuSP] voor DocuTech 61xx, DocuTech/ DocuPrint 65/90, en DocuPrint 2000 Serie EPS-printers
[DocuPrint] voor DocuPrint NPS-printers
[DocuColor] voor DocuColor 20xx, 6060, iGen3
Bestand selecteren voor afdrukken
Voor het selecteren van een bestand dat u wilt verzenden om af te drukken, de volgende stappen volgen:
1. Op een van de volgende manieren te werk gaan in het dialoogvenster voor documentverzending:
[Bestand selecteren] selecteren.
[Bestand selecteren] selecteren in het menu Bestand.
Op <Command-F> drukken om de optie [Bestand
selecteren] te kiezen.
2-6 Afdrukken met Xerox Production Print Services
E
XDS gebruiken
Er wordt een dialoogvenster met directory’s weergegeven. Wanneer u [Alleen tekstbestanden tonen] selecteert, wordt de directory gefilterd en worden alleen tekstbestanden weergegeven.
2. Het bestand selecteren dat u wilt afdrukken. Het bestand dient een van de door de printer ondersteunde indelingen te hebben: PostScript, PDF, PCL, ASCII of TIFF.
OPMERKING: Ervoor zorgen dat bestandsnamen zo kort mogelijk zijn. Lange bestandsnamen worden niet weergegeven en een door het systeem gegenereerde naam wordt aan het bestand gekoppeld.
3. [Selecteren] selecteren of dubbelklikken op de bestandsnaam of het pictogram om het bestand te openen. De naam van het bestand dat u heeft geselecteerd, wordt weergegeven in het dialoogvenster voor documentverzending.
4. [Afdrukken] selecteren in het dialoogvenster voor documentverzending. Het dialoogvenster Opdrachtkaart wordt weergegeven.

Printerlijst aanpassen

U kunt een aangepaste printerlijst instellen die bestaat uit de wachtrijen die u het meest gebruikt. De wachtrijen in de lijst dienen wachtrijen te zijn die voor u op de printer beschikbaar zijn.
Aan elke wachtrij in de lijst kan een unieke naam worden toegewezen. Deze naam kan de locatie van de bijbehorende printer aangeven of kan, indien de printshop wachtrijen met een speciaal doel heeft opgezet, het doel van de wachtrij beschrijven.
U kunt de wachtrij op de volgende manieren aanpassen:
De naam van de printerwachtrij wijzigen.
Een wachtrij uit de lijst verwijderen.
De naam van een wachtrij toewijzen aan een andere
Een standaardwachtrij instellen die automatisch wordt
printerwachtrij.
geselecteerd wanneer u de XDS-software start.
Afdrukken met Xerox Production Print Services 2-7
XDS gebruiken
E

Printer toevoegen

OPMERKING: De printers geen andere naam geven. Indien u een printer een andere naam wilt geven, kan dit alleen onmiddellijk nadat de printer is geïnstalleerd worden gedaan.
Tijdens de installatie worden automatisch verscheidene niet­aangesloten wachtrijen aan de lijst van printerwachtrijen toegevoegd. Deze wachtrijen worden gebruikt wanneer u niet op een printer bent aangesloten.
“Opdrachtkaart voorbereiden en opslaan” verderop in dit hoofdstuk raadplegen voor informatie over het gebruik van deze wachtrijen.
Printers die u vaak gebruikt, kunnen worden opgenomen in een aangepaste printerlijst. De volgende procedure uitvoeren om een printerlijst te starten of toevoegingen erin op te nemen:
A
E
1. [Aansluitingen] selecteren in het XDS-venster. Het venster Printeraansluitingen wordt weergegeven.
2. In het venster Printeraansluitingen [Nieuwe toevoegen...] selecteren. Het venster Nieuwe printer toevoegen wordt weergegeven.
3. In het venster Nieuwe printer toevoegen het juiste netwerktype voor de omgeving selecteren.
[Geen aansluiting] selecteren wanneer deze printeraansluiting alleen wordt gebruikt voor het maken of wijzigen van opdrachtkaarten. Deze printeraansluiting kan niet worden gebruikt om afdrukopdrachten uit te voeren.
4. De aanwijzingen in de wizard voor het toevoegen van een printer blijven opvolgen om een printer aan de lijst van printeraansluitingen toe te voegen.
OPMERKING: Welk dialoogvenster voor netwerkverbinding wordt weergegeven, hangt af van het geselecteerde netwerktype. De netwerkdocumentatie raadplegen voor meer informatie.
OPMERKING: Wanneer een bericht verschijnt waarin staat dat
E
2-8 Afdrukken met Xerox Production Print Services
de geselecteerde wachtrij geen Xerox-printerwachtrij is, neemt u contact op met de systeembeheerder.

Standaardprinter definiëren

Nadat u een aangepaste lijst van printerwachtrijen heeft gemaakt, kunt u een standaardprinterwachtrij specificeren. De standaardwachtrij wordt automatisch geselecteerd wanneer de XDS-software wordt gestart.
1. In het XDS-venster [Aansluitingen] selecteren. Het venster
A

Printerwachtrij wijzigen

Printeraansluitingen wordt weergegeven.
2. In de keuzelijst Printers de naam van de printerwachtrij selecteren.
3. [Standaard] selecteren. De naam van de standaardprinterwachtrij blijft geselecteerd wanneer de XDS­software wordt gestart.
4. [OK] selecteren om terug te keren naar het XDS-venster.
XDS gebruiken
A
In de XDS-software kunt u de naam van een printerwachtrij in de keuzelijst Printers wijzigen of de naam aan een andere printerwachtrij toewijzen.
1. In het XDS-venster [Aansluitingen] selecteren. Het venster Printeraansluitingen wordt weergegeven.
2. In de keuzelijst Printers de printerwachtrij selecteren die u wilt wijzigen en vervolgens [Wijzigen...] selecteren.
3. De stappen blijven uitvoeren die in de wizard voor het wijzigen van de printer worden aangegeven.
4. De informatie in het venster Printer wijzigen – Bekijken controleren.
Wanneer de weergegeven informatie juist is, [Beëindigen]
selecteren om de wijziging te voltooien en terug te keren naar het venster Printeraansluitingen.
Indien de informatie niet juist is, doorgaan met [Vorige] te
selecteren totdat u het scherm heeft bereikt dat u wilt corrigeren. Nadat u de correcties heeft doorgevoerd, de voorafgaande stappen herhalen tot u weer bij deze stap aankomt.
5. Nadat alle printerwijzigingen zijn voltooid, [OK] selecteren om terug te keren naar het XDS-venster.
Afdrukken met Xerox Production Print Services 2-9
XDS gebruiken

Printer verwijderen

A

Printerinformatie weergeven

1. In het XDS-venster [Aansluitingen] selecteren. Het venster Printeraansluitingen wordt weergegeven.
2. In de keuzelijst [Printers] de printerwachtrij selecteren die u wilt verwijderen.
3. [Verwijderen] selecteren. Het venster Deze optie bevestigen wordt weergegeven.
4. [Ja] selecteren om de naam van de printer te verwijderen.
Indien u uw keuze wilt annuleren en terug wilt keren naar het venster Printeraansluitingen, selecteert u [Nee].
U kunt de volgende informatie weergeven over alle printers in de keuzelijst Aangesloten printers in het venster Printeraansluitingen.
A
Model printer
Type server
Type aansluiting
Server
Virtuele printer
Voor het weergeven van de printerinformatie de volgende stappen volgen:
1. [Aansluitingen] selecteren in het XDS-venster. Het venster Printeraansluitingen wordt weergegeven.
2. In de keuzelijst [Printers] de naam van de printer selecteren. De printerinformatie wordt weergegeven in de gedeelten onder de keuzelijst [Printers].
3. Wanneer u de printerinformatie heeft bekeken, selecteert u [OK] of [Sluiten] om het venster te sluiten.
2-10 Afdrukken met Xerox Production Print Services

Printeraansluitingen controleren

Wanneer de XDS-software wordt gestart, worden alle aangesloten printers gecontroleerd om ervoor te zorgen dat de netwerkverbinding ingeschakeld en actief is.
Een netwerkpictogram vóór de naam van de printer geeft aan dat de netwerkaansluiting van die printer actief is.
Wanneer voor de printernaam een cirkel met een streepje erdoor wordt weergegeven, is de netwerkverbinding met de betreffende printer niet actief of kan de verbinding niet tot stand worden gebracht.
Wanneer voor de printernaam geen pictogram wordt weergegeven, is de printer niet aangesloten, maar wel geselecteerd voor de aangepaste printerlijst.
De printeraansluitingen kunnen op elk gewenst moment worden gecontroleerd.
XDS gebruiken
A
E
1. In het XDS-venster [Aansluitingen] selecteren. Het venster Printeraansluitingen wordt weergegeven.
2. Wanneer u een bepaalde printer wilt controleren, eerst de naam ervan en vervolgens [Printer controleren] selecteren. Terwijl de verbinding met de geselecteerde printer wordt gecontroleerd, wordt een venster weergegeven waarin de status van het controleproces wordt aangegeven.
Wanneer u alle printers wilt controleren, [Alle controleren] selecteren. Terwijl alle printerverbindingen worden gecontroleerd, wordt een venster geopend waarin het percentage van de controle wordt weergegeven dat is voltooid.
OPMERKING: Wanneer wordt aangegeven dat een netwerkprobleem is opgetreden, dit melden aan de systeembeheerder.
Afdrukken met Xerox Production Print Services 2-11
XDS gebruiken
2-12 Afdrukken met Xerox Production Print Services

Vereisten

3. De XDS Plus-software gebruiken

Dit hoofdstuk bevat de procedures voor het starten van de XDS Plus-software op een Xerox-afdruksysteem vanaf een computer met Windows 95, Windows 98, Windows NT 4.0, Windows 2000, Windows Millennium, XP, een Sun-werkstation met Solaris 2.6 of
2.8, of vanaf een Macintosh met OS X. In de vensters van de XDS Plus-software kunt u een documentbestand selecteren, de opdrachtkaart instellen en de afdrukopdracht naar de printer zenden.
Voordat u de XDS Plus-software kunt gebruiken, dient aan de volgende vereisten te zijn voldaan:
U dient ervoor te zorgen dat de Microsoft Windows-, Sun Solaris- of Macintosh-software op het werkstation is geïnstalleerd. Indien de software als gemeenschappelijke software op de netwerkserver is geïnstalleerd, contact opnemen met de systeembeheerder. De XDS Plus-software functioneert alleen naar behoren wanneer deze op het werkstation is geïnstalleerd.
U dient met de hulpprogramma’s in Windows, Solaris of Macintosh OS X te kunnen omgaan om een verbinding met de netwerkstations tot stand te kunnen brengen of de verbinding met de stations waarmee u momenteel bent verbonden, te kunnen verbreken.
U dient ervoor te zorgen dat de XDS Plus-software is geïnstalleerd op het werkstation. De “Installatiehandleiding” raadplegen voor de procedures.
U dient te weten hoe u een document opslaat als PDL­bestand door dit document naar bestand af te drukken, anders dient u een geldig TIFF-, PDF- of ASCII-bestand te maken.
Afdrukken met Xerox Production Print Services 3-1
De XDS Plus-software gebruiken

Toegang tot de XDS Plus-software

Het XDS Plus-venster geeft toegang tot alle opdrachtinstellings-, afdruk- en opdrachtbeheertaken die u kunt uitvoeren vanaf uw Windows-, Solaris- of Macintosh-client. U kunt toegang krijgen tot de XDS Plus-software vanuit bestanden op het werkstation of via het Internet wanneer u gebruikmaakt van het XDS Plus­onderdeel voor opdrachtverzending.
Voor de procedure voor het afdrukken van een document met XDS Plus het gedeelte “Document afdrukken” raadplegen, verderop in dit hoofdstuk.
OPMERKING: Het XDS Plus-onderdeel werkt niet in Internet
E
E
Explorer 5.0 voor Solaris. Indien u het XDS Plus-onderdeel in Solaris wilt uitvoeren, dient u Netscape 6.2.1 voor Solaris te gebruiken.
OPMERKING: Netscape wordt niet ondersteund in Windows­applicaties

Toegang tot XDS Plus in Windows

De volgende stappen uitvoeren om XDS Plus in Windows te openen:
1. Aanmelden bij uw netwerk.
A
2. Op het werkstation het menu Start openen en achtereenvolgens de volgende opties selecteren in de onderstaande.
a. [Programma's]
b. [Xerox-applicaties]
c. [XDS Plus Tool Suite <versie>]
d. [XDS Plus]
e. [XDS Plus]
3-2 Afdrukken met Xerox Production Print Services

Toegang tot XDS Plus in Solaris

De volgende stappen uitvoeren om XDS Plus in Solaris te openen:
1. Aanmelden bij uw netwerk.
A
2. In File Manager dubbelklikken op het applicatiepictogram [XDS Plus] dat zich in de volgende directory bevindt:
/<basisdirectory>/Xerox_Applications/ XDS_Plus_Tool_Suite_<versie>/XDS_Plus/XDS_Plus
3. In het venster Action: Run dat wordt geopend [OK] selecteren. Het venster Run wordt geopend.
4. Wachten tot het XDS Plus-venster wordt geopend. Dit kan enkele seconden duren.

Toegang tot XDS Plus vanaf het Internet

De XDS Plus-software gebruiken
E
U kunt het XDS Plus-venster openen op het Windows- of Solaris-werkstation door gebruik te maken van het XDS Plus­onderdeel voor opdrachtverzending vanaf het Internet. Het onderdeel opent het XDS Plus-venster en geeft dit weer in de Internet-browser. In dit XDS Plus-venster voert u dezelfde functies uit die ook beschikbaar zijn wanneer u deze opent vanaf het werkstation.
U hoeft XDS Plus niet te installeren op het werkstation om dit te kunnen openen via het Internet.
OPMERKING: Wanneer u zeker wilt weten dat u de laatste versie van de XDS Plus-software gebruikt, dient u de proxyserver te omzeilen (indien er een proxyserver wordt gebruikt) wanneer u XDS Plus start vanaf het Internet. Voor meer informatie contact opnemen met de systeembeheerder.
Indien de XDS Plus-software is bijgewerkt, dient u de cache van de browser te wissen om er zeker van te zijn dat de recentste versie van de XDS Plus-software is gedownload op het werkstation. Voor meer informatie contact opnemen met de systeembeheerder.
De volgende stappen uitvoeren om XDS Plus te starten vanaf het Internet:
1. De Internet-browser openen (Netscape of Internet Explorer
A
Afdrukken met Xerox Production Print Services 3-3
versie 4 of hoger).
De XDS Plus-software gebruiken
2. In het adresveld http:// invoeren, gevolgd door het hostadres
3. Op de webpagina van de printer [Job Submission Applet]
4. Wanneer dit de eerste keer is dat u XDS Plus start vanaf het
5. Er verschijnt een berichtvenster, waarin u wordt gevraagd te
van de printer.
Voorbeeld:
http://12.240.36.123
De webpagina van de printer wordt geopend.
selecteren.
Internet, wordt er een venster geopend waarin u wordt gevraagd of u de Java 2 Runtime Environment wilt downloaden. [Ja] selecteren.
wachten terwijl XDS Plus een voor het Java-onderdeel geschikte browser laadt. Wachten totdat het XDS Plus­venster wordt geopend.
In het XDS Plus-venster kunt u alle beschikbare opdrachtinstellings- en -verzendingsfuncties uitvoeren.

XDS Plus-afdrukproces

1. Het XDS Plus-venster openen.
A
Het gedeelte “XDS Plus-software gebruiken” raadplegen, in het voorgaande gedeelte.
2. Een printerwachtrij selecteren.
“Printer en wachtrij selecteren” verderop in dit hoofdstuk raadplegen.
3. De volgende stappen uitvoeren in het venster Bestanden:
a. Met de toets Laden een document selecteren voor
b. Een opdrachtkaartbestand selecteren indien u geen
c. De bestemming van de opdracht selecteren (afdrukken,
afdrukken.
“Een bestand selecteren om af te drukken” raadplegen.
nieuwe opdrachtkaart wilt maken voor deze opdracht.
opslaan of afdrukken en opslaan).
“Afdrukken of opslaan selecteren” raadplegen.
3-4 Afdrukken met Xerox Production Print Services
De XDS Plus-software gebruiken
4. Desgewenst de afdrukopdracht- en opdrachtkaartparameters instellen.
De volgende tabbladen selecteren om toegang te krijgen tot de verschillende opdrachtparameters en deze in te stellen:
Opdrachtinstelling
Aflevering
Beeldaanpassing
•Kleur
Speciale pagina's
Het gedeelte “Afdrukopdracht instellen” raadplegen.
5. Desgewenst opdrachtaantekeningen vastleggen door deze in te voeren in het tabblad Opdrachtaantekeningen.
6. Het documentbestand naar de printerwachtrij verzenden.
“Afdrukopdrachten verzenden” raadplegen.
E
OPMERKING: Tijdens het uitvoeren van de instellingsprocedures kunt u de cursor met de toets <Tab> verplaatsen naar de volgende toets of het volgende tekstvak binnen het venster. Door de toets <Shift> ingedrukt te houden terwijl u de toets <Tab> indrukt, kunt u de cursor naar het vorige onderdeel binnen het venster laten springen.
Tijdens het uitvoeren van de opdracht kunt u de status van de opdracht bekijken door op de toets [Beheer] te klikken en de informatie te bekijken. “Status van de opdracht, printer en wachtrij bekijken” raadplegen, verderop in dit hoofdstuk.
Afdrukken met Xerox Production Print Services 3-5
De XDS Plus-software gebruiken

Printer- en wachtrij-instellingen

OPMERKING: Het printerlocatiebestand dient te worden
E
E
ingesteld op het werkstation voordat u de printer en de wachtrij instelt. Indien het printerlocatiebestand tijdens het installeren niet op het werkstation is geplaatst, de opties Voorkeursinstellingen selecteren in het menu Opties en het printerlocatiebestand toevoegen.
OPMERKING: De Installatiehandleiding raadplegen voor de procedure voor het maken van een printerlocatiebestand.
Printers en wachtrijen voor afdrukken met XDS Plus worden automatisch ingesteld wanneer XDS Plus wordt ingesteld en uitgevoerd. XDS Plus herkent alle afdruksystemen met DocuSP­controllers die werken met DocuSP 3.X en zijn aangesloten op het werkstation. U registreert de netwerkadressen van deze printers in een bestand met de naam “printer.disc,” nadat u XDS Plus op het werkstation heeft geïnstalleerd.
Wanneer u [Printer wijzigen...] selecteert in het XDS Plus­venster, worden de namen van de printers die vermeld staan in het printerlocatiebestand weergegeven in het gedeelte [Printers] van het venster Printer wijzigen en op het tabblad Print Monitor.

Printer en wachtrij selecteren

In het venster Printer wijzigen kunt u een printer en een wachtrij selecteren voor de opdracht die u wilt uitvoeren, en kunt u de printer- en wachtrij-eigenschappen bekijken.

Onderdelen van het venster Printer wijzigen

Onderdelen
Printers en
Wachtrijen
Het venster Printer wijzigen bevat twee gedeelten:
[Printers]: In het gedeelte [Printers] staan de printers die het systeem heeft aangetroffen in het printerlocatiebestand toen XDS Plus werd gestart. Hier staan ook een Niet-aangesloten printer en een wachtrij voor ondersteunde printers. “Printer­en wachtrij-instellingen” eerder in dit hoofdstuk raadplegen voor meer informatie over dit bestand.
3-6 Afdrukken met Xerox Production Print Services
De XDS Plus-software gebruiken
De kolommen in de tabel Printers geven de volgende eigenschappen weer:
Naam: De naam die aan de printer is gegeven toen deze
werd geïnstalleerd op uw locatie
Soort: Het soort of het merk printer, zoals de Xerox
DocuColor 2060
Opdrachten: Het aantal opdrachten dat naar de printer is
verzonden, gebaseerd op het type weergavefilter dat recentelijk in het venster Print Monitor is geselecteerd. Indien bijvoorbeeld [Opdrachten verwerken] is geselecteerd, wordt met het aantal opdrachten alleen het aantal opdrachten aangegeven dat momenteel wordt verwerkt.
[Wachtrijen]: In het gedeelte [Wachtrijen] staan de wachtrijen die zijn ingesteld op de printercontroller voor uw geselecteerde printer. De kolommen in de tabel Wachtrijen geven de volgende eigenschappen weer:
E
Naam: De naam die is opgegeven voor de wachtrij op de
printercontroller
Printer: De naam van de printer die bij de wachtrij hoort
Opdrachten accepteren: Geeft aan of de wachtrij op dat
moment opdrachten accepteert of niet
Opdrachten vrijgeven: Geeft aan of de wachtrij op dat
moment is ingesteld om opdrachten vrij te geven of niet
Status: Wat de printer op dat moment doet, zoals
“Afdrukken”, “Gestopt”, enz.
OPMERKING: U kunt geen printers of wachtrijen toevoegen aan deze lijsten in het venster Printer wijzigen.
De titel van elk gedeelte wordt voorafgegaan door een getal dat aangeeft hoeveel items er in de lijst staan die daar wordt weergegeven. Indien u echter een item selecteert in een van de tabellen, verandert het getal om het aantal voor dat item weer te geven. Indien u bijvoorbeeld een wachtrij selecteert in de lijst Wachtrijen, verandert het getal in het aantal printers met die wachtrij.
Afdrukken met Xerox Production Print Services 3-7
De XDS Plus-software gebruiken
De grootte van de
deelvensters
wijzigen
Toetsen Het venster Printer wijzigen bevat de volgende toetsen:
De deelvensters [Printers] en [Wachtrijen] zijn van elkaar gescheiden door een splitsingsbalk. U kunt deze balk omhoog of omlaag schuiven om de afmetingen van het ene deelvenster te vergroten of verkleinen waarbij het formaat van het andere venster in de tegenovergestelde richting verandert.
U kunt ook elk van beide deelvensters vergroten zodat het de volledige werkruimte vult van het venster Printer wijzigen door de kleine driehoekige toetsen bij de rand van de splitsingsbalk te selecteren.
[Alle printers tonen]: Hiermee geeft u in het deelvenster Printers alle printers weer die zijn opgegeven in het printerlocatiebestand (printer.disc) en die momenteel beschikbaar zijn.
[Alle wachtrijen]: Hiermee geeft u in het deelvenster [Wachtrijen] alle wachtrijen weer die zijn gemaakt op de controller voor alle printers die zijn opgegeven in het printerlocatiebestand en die momenteel beschikbaar zijn.
[Afdrukpad instellen]: Hiermee bevestigt u de wachtrijselecties en sluit u het venster Printer wijzigen. Deze toets is grijs en niet beschikbaar, tenzij er een wachtrij is geselecteerd.
[Bijwerken]: Hiermee werkt u de lijsten Printers en Wachtrijen bij en geeft u deze opnieuw weer.

Printer- en wachtrij-eigenschappen bekijken

U kunt informatie over printers en wachtrijen op de volgende manieren bekijken:
De naam van de printer of wachtrij selecteren in het venster Printer wijzigen.
Wanneer u een printernaam selecteert, worden in het
deelvenster [Wachtrijen] van het venster Printer wijzigen uitsluitend de wachtrijen weergegeven die zijn ingeschakeld voor die printer.
Wanneer u een wachtrijnaam selecteert, wordt in het
deelvenster [Printers] van het venster Printer wijzigen uitsluitend de printer weergegeven die die wachtrij bevat.
3-8 Afdrukken met Xerox Production Print Services
A
De XDS Plus-software gebruiken
U kunt meerdere printer- of wachtrijnamen selecteren door de toets <Control> of <Shift> ingedrukt te houden terwijl u de items selecteert. Wanneer u meer dan een printer of wachtrij selecteert, worden in het andere venster de wachtrijen of printers weergegeven voor alle items die u heeft geselecteerd.
Het venster Eigenschappen openen voor de betreffende wachtrij of printer door de volgende stappen uit te voeren:
1. [Printer wijzigen] selecteren in het XDS Plus-venster. Het venster Printer wijzigen wordt geopend.
2. In het deelvenster [Printers] of [Wachtrijen] in het venster Printer wijzigen dubbelklikken op de naam van de printer of wachtrij. Of met de rechtermuisknop klikken op een printer of wachtrij en [Eigenschappen] selecteren. Het alleen-lezen venster met Eigenschappen wordt geopend voor de geselecteerde wachtrij of printer.
3. Wanneer u de informatie heeft bekeken, selecteert u [Sluiten] om het venster Eigenschappen te sluiten.
OPMERKING: U kunt ook informatie over afzonderlijke
E

Printer en wachtrij selecteren

A
printers en wachtrijen weergeven vanuit de lijsten Printers en Wachtrijen in het venster Print Monitor, dat wordt geopend door [Beheer] te selecteren in het XDS Plus-venster.
De volgende stappen uitvoeren om een printer en een wachtrij voor de opdracht te selecteren:
1. In het XDS Plus-venster [Printer wijzigen] selecteren om het venster Printer wijzigen te openen.
2. Indien de gewenste wachtrij niet wordt weergegeven in het deelvenster [Wachtrijen], [Alle wachtrijen] selecteren.
3. In het deelvenster [Wachtrijen] de naam van de wachtrij selecteren waarnaar u de opdracht wilt verzenden.
Het deelvenster Printers geeft de naam weer van de printer die hoort bij de wachtrij die u heeft geselecteerd.
4. [Afdrukpad instellen] selecteren om de keuze te bevestigen en het venster Printer wijzigen te sluiten.
OPMERKING: Dit kan ook worden uitgevoerd met behulp van
E
Afdrukken met Xerox Production Print Services 3-9
het menu Printer en het selecteren van [Andere wachtrij].
De XDS Plus-software gebruiken
3-10 Afdrukken met Xerox Production Print Services
E

4. Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface

Dit hoofdstuk bevat de procedures voor het afdrukken met de DocuSP-webinterface op uw werkstation en het verzenden van een documentbestand via het web voor het afdrukken ervan op een Xerox-afdruksysteem. In de webinterface gebruikt u een browser om toegang te krijgen tot de vensters waarin u een documentbestand kunt selecteren, een opdrachtkaart kunt opstellen en een afdrukopdracht naar de printer kunt sturen.
OPMERKING: Welke toepassingen in de vensters en de keuzelijsten worden weergegeven, hangt af van de beschikbare geselecteerde opdrachtkaartinstellingen en de printer waarmee u werkt.

Overzicht van het afdrukproces in de webinterface

Het proces van het afdrukken van een document op de printer waarmee u via de webinterface bent verbonden, wordt hieronder beschreven. Achter elke stap wordt het gedeelte van dit hoofdstuk genoemd waarin een gedetailleerde beschrijving te vinden is van de betreffende procedure.
1. Het venster van de webinterface openen.
A
2. Een printerwachtrij selecteren. Het gedeelte “Printerwachtrij selecteren” raadplegen.
3. Een document selecteren voor afdrukken. Het gedeelte “Bestand selecteren voor afdrukken” raadplegen.
4. Desgewenst het standaard opdrachtkaartbestand specificeren indien u geen nieuwe opdrachtkaart wilt maken voor deze opdracht. Het gedeelte “Standaard opdrachtkaart selecteren ” raadplegen.
5. De aard van de opdracht selecteren (afdrukken, opslaan of afdrukken en opslaan). Wanneer u een opslagfunctie kiest, dient u een opslaglocatie en bestandsindeling te selecteren. Het gedeelte “Afdrukken of opslaan selecteren” raadplegen.
Afdrukken met Xerox Production Print Services 4-1
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
6. Het type van de paginabeschrijvingstaal (PDL) selecteren voor de afdrukopdracht. Wanneer u een [ASCII]-optie selecteert, een font, lettergrootte en tekstrichting selecteren. “Type PDL selecteren” raadplegen. Het selectievakje [Printerstandaardinstelling] selecteren wanneer u de instelling wilt gebruiken die is ingevoerd op de printercontroller.
7. De resterende benodigde opdrachtkaartparameters in dit gedeelte van het venster Opdrachtverzending instellen. Het gedeelte “Afdrukopdracht instellen” raadplegen.
8. De benodigde opdrachtparameters instellen in het gedeelte [Beeldaanpassing] in het venster Opdrachtverzending. Het gedeelte “Geavanceerde toepassingen instellen” raadplegen.
9. Desgewenst opdrachtaantekeningen vastleggen door deze in te voeren in de velden in het groepsvak [Opdrachtaantekeningen]. Het gedeelte “Opdrachtgegevens invoeren” raadplegen.
10.Het documentbestand naar de printerwachtrij verzenden. “Opdrachten verzenden voor afdrukken” raadplegen.
OPMERKING: Tijdens het uitvoeren van de
E
instellingsprocedures kunt u de cursor met de toets <Tab> verplaatsen naar de volgende toets of het volgende tekstvak binnen het venster. Door de toets <Shift> ingedrukt te houden terwijl u de toets <Tab> indrukt, kunt u de cursor naar het vorige onderdeel binnen het venster laten springen.
Tijdens het uitvoeren van de opdracht kunt u de status van de opdracht bekijken door op de toets [Beheer] te klikken. Het gedeelte “Status en berichten van de opdracht, printer en wachtrij bekijken” raadplegen, verderop in dit hoofdstuk.

Afdrukopdracht instellen

In het venster Opdrachtverzending in de webinterface kunt u de afdrukopdracht instellen door het maken of selecteren van een opdrachtkaart. Dit venster bestaat uit twee gedeelten:
Afdrukinstellingen: In dit vaste gedeelte aan de bovenkant van het venster Opdrachtverzending worden de geselecteerde printerwachtrij, het geselecteerde afdrukbestand en de toets [Afdrukken] vermeld.
4-2 Afdrukken met Xerox Production Print Services
E
E
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Opdrachtparameters: Dit gedeelte met schuifbalk bevat velden waarin u opdrachtparameters kunt instellen, zoals het aantal exemplaren, het PDL-type en beeldverschuiving. Ook bevat dit gedeelte een kader Opdrachtaantekeningen waarin u informatie kunt vastleggen als een opdrachtnaam, de namen van de afzender en de ontvanger en een accountnummer.
OPMERKING: Geen opdrachtnamen, namen van verzenders of wachtrijnamen invoeren die in totaal uit meer dan 140 tekens bestaan.
OPMERKING: Bij het gebruik van de DocuSP-webinterface voor het verzenden van opdrachten, de opdracht- en wachtrijstatus en overzichten, dienen de namen van de wachtrij, de afzender en de opdracht te zijn opgebouwd uit geldige URL-tekens.
Geldige URL-tekens zijn:
“a-z” “A-Z” “0-9” “-” “_” “.” “!” “~” “*” “‘” “(“ “)”
In de volgende gedeelten worden de parameters en afdrukinstructies besproken die u in het venster Opdrachtverzending kunt instellen.

Opdrachtkaarten

Een opdrachtkaart is een verzameling afdrukopties die door het systeem wordt gebruikt voor een gegeven opdracht. In het venster Opdrachtverzending kunt u een groot aantal parameters instellen voor de afdrukopdracht die u wilt uitvoeren. De informatie op de opdrachtkaart wordt met de opdracht meegestuurd naar de printer en voorziet de printer van instructies voor de manier waarop de opdracht dient te worden uitgevoerd.
Bij het verzenden van een opdracht kunt u de bijbehorende parameters op één van de volgende manieren instellen:
Alle gewenste parameters instellen die beschikbaar zijn in het venster Opdrachtverzending. Deze instellingen gelden alleen voor de huidige opdracht en worden niet bewaard als opdrachtkaartbestand.
De standaard opdrachtkaart selecteren die op uw werkstation aanwezig is. U kunt deze opdrachtkaart desgewenst in het venster Opdrachtverzending aanpassen en opslaan.
Afdrukken met Xerox Production Print Services 4-3
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
De standaard opdrachtkaart selecteren voor de printerwachtrij die is ingesteld op de printercontroller.
Opdrachtkaartparameters instellen voor de huidige opdracht
U kunt een nieuwe opdrachtkaart maken voor een opdracht op het moment dat u de opdracht verzendt voor afdrukken, door de gewenste opties te selecteren of in te voeren in de velden van het venster Opdrachtverzending. U kunt deze opdrachtkaart niet opslaan en later opnieuw gebruiken, tenzij u deze opslaat als uw standaard opdrachtkaart en daarbij de huidige standaard opdrachtkaart overschrijft. Zie “Standaard opdrachtkaart aanpassen” verderop in dit hoofdstuk voor de werkwijze.
De volgende stappen uitvoeren voor het maken van een opdrachtkaart voor de huidige opdracht:
1. Een printerwachtrij selecteren.
A
2. Alle gewenste instellingen invoeren in de velden van het venster Opdrachtverzending. In de hierop volgende gedeelten vindt u uitleg over deze velden. Met de schuifbalk aan de rechterkant van het venster kunt u door het venster schuiven om alle beschikbare velden te zien.
A
3. Nadat u de gewenste parameters voor de opdracht allemaal heeft ingesteld, kunt u de volgende stappen uitvoeren (één van beide of allebei):
Op [Afdrukken] klikken om de opdracht te verzenden.
De instellingen opslaan als uw standaard opdrachtkaart.
Het gedeelte “Standaard opdrachtkaart wijzigen” raadplegen verderop in dit hoofdstuk.
Afdrukken of opslaan selecteren
In het veld [Afdrukopties] kunt u instellen of het huidige opdrachtsbestand dient te worden afgedrukt, opgeslagen, of afgedrukt en opgeslagen. Ook kunt u de bestandsindeling selecteren waarin de opdracht dient te worden opgeslagen. (Deze instellingen worden soms aangeduid als de “bestemming” van het afdrukbestand.)
1. Eén van de volgende opties selecteren in het menu Afdrukopties:
[Afdrukken]: Hiermee drukt u het opdrachtbestand af
zonder dit op te slaan. Dit is de standaardinstelling.
4-4 Afdrukken met Xerox Production Print Services
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
[Opslaan]: Opslaan van het afdrukbestand op de
printerserver, inclusief de huidige opdrachtkaart, zonder de opdracht uit te voeren. De afdrukopdracht kan door verschillende printers op verschillende wijzen worden opgeslagen. (Het hoofdstuk “Opdrachtkaarttoepassingen per printer” in Handleiding voor opdrachtkaarttoepassingen raadplegen voor meer informatie over hoe de opdracht door de printer wordt opgeslagen.
[Afdrukken en opslaan]: Hiermee drukt u het
opdrachtbestand af en slaat u het bestand op, inclusief de huidige opdrachtkaart. (Deze optie wordt niet op alle printers ondersteund.)
2. Indien u [Opslaan] of [Afdrukken en opslaan] heeft geselecteerd, selecteert u in de keuzelijst [Opdrachtopslagplaats] de standaard opdrachtopslagplaats. Bijvoorbeeld:
E
file:///job_repository
3. Indien u heeft gekozen voor [Opslaan] of [Afdrukken en opslaan], in het tekstvak [Bestand opslaan in] de gewenste subdirectory binnen de locatie voor het bewaren van opdrachten invoeren.
4. In het tekstvak [Bestandsnaam] een naam voor de opgeslagen opdracht invoeren. Indien u de naam van de opdracht wilt gebruiken als bestandsnaam voor de opgeslagen opdracht, kunt u het selectievakje [Opdrachtnaam gebruiken], te vinden onder het tekstvak [Bestandsnaam], aankruisen.
5. Indien u heeft gekozen voor [Opslaan] of [Afdrukken en opslaan] in het menu [Indeling opgeslagen opdracht], de bestandsindeling selecteren waarin de opdracht dient te worden opgeslagen. De volgende indelingen zijn beschikbaar: Snel opnieuw afdrukken en Snel opnieuw afdrukken en DRI.
OPMERKING: U kunt opgeslagen opdrachten niet vanuit de webinterface opnieuw uitvoeren. Voor het opnieuw uitvoeren dient u XDS of XDS Plus te gebruiken. U kunt opgeslagen opdrachten echter wel selecteren en uitvoeren als reguliere afdrukopdrachten indien u toegang heeft tot de opgeslagen opdracht.
Afdrukken met Xerox Production Print Services 4-5
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Het type van de paginabeschrijvingstaal selecteren
In het veld [PDL-type], te vinden in het gedeelte met schuifbalk onder het venster Opdrachtverzending, wordt het type paginabeschrijvingstaal (PDL) vermeld waarin het geselecteerde documentbestand is opgeslagen. U kunt een ander type PDL instellen voor de opdracht door de volgende stappen te volgen:
1. In het menu PDL-type de gewenste paginabeschrijvingstaal
A
voor het document selecteren. Welke opties beschikbaar zijn, is afhankelijk van de geselecteerde printer. Het hoofdstuk “Opdrachtkaarttoepassingen per printer” in Handleiding voor opdrachtkaarttoepassingen raadplegen voor informatie over de opties die door de verschillende printers worden ondersteund.
Het selectievakje [Printerstandaardinstelling] aankruisen indien u de PDL wilt gebruiken die is ingesteld op de printercontroller.
2. De volgende velden zijn beschikbaar naast het veld PDL indien u één van de gewone tekstopties selecteert en de selectie van Printerstandaardinstelling ongedaan is gemaakt onder dezelfde velden :
A
[Richting]: De richting van het font selecteren in het
menu.
[Fontnaam]: Het font selecteren in het menu.
[Fontgrootte]: Een getal invoeren voor de lettergrootte,
of op de pijltjes klikken tot de gewenste grootte wordt weergegeven.
Standaard opdrachtkaart voor de wachtrij selecteren
Wanneer u de parameters wilt gebruiken van de standaard opdrachtkaart zoals deze zijn ingesteld op de controller van de wachtrij die u heeft geselecteerd, de volgende stappen uitvoeren:
1. De wachtrij en het af te drukken bestand selecteren.
2. [Standaardopdrachtkaart wachtrij herstellen] selecteren. De volgende melding verschijnt:
Weet u zeker dat u de huidige instellingen wilt herstellen in uw standaardopdrachtkaart van de wachtrij?
3. [OK] selecteren. De instellingen die zijn geconfigureerd voor de geselecteerde wachtrij verschijnen in de velden van het venster Opdrachtverzending.
4-6 Afdrukken met Xerox Production Print Services
A
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Standaard opdrachtkaart selecteren
Nadat eenmaal een standaard opdrachtkaart is opgeslagen, worden de opdrachtparameters hiervan in eerste instantie weergegeven op het moment dat u het venster Opdrachtverzending opent.
Bij het overschakelen naar een nieuwe printerwachtrij verandert de opdrachtkaart die op dat moment wordt weergegeven niet.
Wanneer u voor een afdrukopdracht de standaard opdrachtkaart wilt gebruiken die op uw werkstation is opgeslagen, dient u de volgende stappen uit te voeren:
1. De wachtrij en het af te drukken bestand selecteren.
2. [Mijn standaardopdrachtkaart herstellen] selecteren. De volgende melding verschijnt:
Weet u zeker dat u de huidige instellingen wilt herstellen in uw standaardopdrachtkaart?
E
A
3. [OK] selecteren. De instellingen die zijn geconfigureerd voor de standaard opdrachtkaart verschijnen in de velden van het venster Opdrachtverzending.
Standaard opdrachtkaart wijzigen
U kunt de standaard opdrachtkaart die is opgeslagen op uw werkstation wijzigen en de aangepaste opdrachtkaart vervolgens opslaan.
OPMERKING: U kunt de standaard opdrachtkaart niet gebruiken om extra opdrachtkaarten te maken. U kunt op een werkstation slechts één opdrachtkaart gebruiken. Elk werkstation kan een eigen standaard opdrachtkaart hebben.
Voor het wijzigen van de parameters van de standaard opdrachtkaart de volgende stappen uitvoeren:
1. Ervoor zorgen dat in het venster Opdrachtverzending de instellingen van de standaard opdrachtkaart worden weergegeven door op [Mijn standaardopdrachtkaart herstellen] te klikken en vervolgens in het venster met de bevestigingsmelding op [OK] te klikken.
2. In de parametervelden de opties die u wilt wijzigen selecteren of invoeren.
Afdrukken met Xerox Production Print Services 4-7
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
3. [Mijn standaardopdrachtkaart opslaan] selecteren. Er verschijnt een bevestigingsvenster met de volgende vraag:
Weet u zeker dat u de huidige instellingen wilt opslaan als uw standaardopdrachtkaart?

De optie [Printerstandaardinstelling] selecteren

In het venster Opdrachtverzending vindt u bij veel van de velden van de opdrachtkaart een selectievakje [Printerstandaardinstelling]. Deze optie kan worden gebruikt voor het uitvoeren van de opdracht volgens de standaardinstellingen van de wachtrij, de voorrangsinstellingen voor de wachtrij, of de opties die zijn ingesteld met de PostScript-opdracht setpagedevice.
Wanneer de optie [Printerstandaardinstelling] is geselecteerd, worden bij het uitvoeren van de afdrukopdracht de instellingen gebruikt die zijn geconfigureerd in één van de categorieën uit het onderstaande overzicht. De categorieën zijn vermeld in volgorde van prioriteit.
In de bovenstaande afbeelding wordt aangegeven dat parameters die zijn opgegeven als wachtrijnegeringen op de controller van het afdruksysteem als eerste worden gebruikt als standaardinstellingen. Als er geen wachtrijnegeringen zijn opgegeven, worden parameters op eventuele speciale pagina’s gebruikt, enzovoort.
4-8 Afdrukken met Xerox Production Print Services
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
OPMERKING: Indien de optie [Printerstandaardinstelling] is
E

Aantal exemplaren instellen

A
geselecteerd, dient u deze optie uit te schakelen om één van de andere opties voor het betreffende veld te kunnen selecteren.
Het gedeelte “Printerwachtrij selecteren” verderop in dit hoofdstuk raadplegen voor informatie over het selecteren van een printerwachtrij.
De volgende stappen uitvoeren om het aantal af te drukken exemplaren van uw document in te stellen:
1. Door het venster Opdrachtverzending schuiven totdat het veld [Aantal] zichtbaar is.
2. In het tekstvak [Aantal] het aantal exemplaren invoeren of op één van de pijltjes klikken tot het gewenste aantal exemplaren wordt weergegeven.

Paginabereik voor het afdrukken instellen

De volgende stappen uitvoeren om een paginabereik voor afdrukken in te stellen:
1. Door het venster Opdrachtverzending schuiven totdat het
A
E
veld [Aantal] zichtbaar is.
2. Eén van de volgende handelingen uitvoeren:
Het keuzerondje [Alle] selecteren indien u alle pagina’s
van het document wilt afdrukken.
Het keuzerondje [Bereik] selecteren indien u een
paginabereik voor afdrukken wilt instellen. Het standaard paginabereik is 1 - 99999.
In het veld [Van] het nummer invoeren van de eerste pagina die dient te worden afgedrukt; in het veld [t/m] het nummer van de laatste pagina invoeren. De selectie van het keuzerondje [Alle] dient ongedaan te zijn gemaakt voor u waarden in deze velden kunt invoeren.
OPMERKING: De waarde in het veld [Van] dient kleiner dan of gelijk te zijn aan de waarde in het veld [t/m].
Afdrukken met Xerox Production Print Services 4-9
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface

Standaard papier voor de opdracht instellen

Het standaard papier is het papier waarop het grootste deel van de opdracht wordt afgedrukt. De volgende stappen uitvoeren voor het instellen van het papier dat wordt gebruikt voor alle pagina’s in de opdracht waarvoor niet is geprogrammeerd dat één van de andere beschikbare papiervarianten dient te worden gebruikt.
Het menu Hoofdpapier bevat alle papiervarianten die in het venster Papier zijn ingesteld als favorieten.
De volgende stappen uitvoeren om het standaard papier voor de opdracht te selecteren:
1. In het menu Hoofdpapier het papier selecteren waarop u de
A
E
opdracht wilt laten afdrukken. De eigenschappen van het geselecteerde papier verschijnen in de lijst onder het menu.
OPMERKING: Tenzij het werkelijk uw bedoeling is een klein beeld op een groot vel papier of een groot beeld op een klein vel papier af te drukken, ervoor zorgen dat het papierformaat in de toepassing overeenkomt met het papierformaat op de opdrachtkaart.
2. Wanneer het gewenste papier niet in het menu wordt vermeld, klikken op de toets [Papier...] naast het menu Hoofdpapier om een lijst te openen met alle papiervarianten die op uw printer kunnen worden gebruikt.
U kunt ook een papiervariant definiëren door [Nieuw] te selecteren in het venster Hoofdpapier.
3. Het gewenste papier aan het menu Hoofdpapier toevoegen door het vakje [Favorieten] naast de naam van het papier in het venster Papier aan te kruisen.
Wanneer het gewenste papier niet in het venster Papier wordt vermeld, kunt u het toevoegen als zelf gedefinieerd gebruikerspapier.
Het gedeelte “Papiervarianten instellen” in het volgende gedeelte raadplegen voor de werkwijze voor het toevoegen van zelf gedefinieerd gebruikerspapier.
4-10 Afdrukken met Xerox Production Print Services

Papiervarianten instellen

In het venster Papier kunt u het papier selecteren dat voor de opdracht dient te worden gebruikt, of zelf gedefinieerd gebruikerspapier toevoegen als nieuw papier. Voor elke opdracht kunt u een papiervariant selecteren.
Het venster Papier openen
In het venster Opdrachtverzending op [Papier...] klikken om het venster Papier te openen waarin u het papier voor de opdracht kunt selecteren.
Het venster Papier wordt in het venster Opdrachtverzending weergegeven onder het vaste afdrukgedeelte.
Onderdelen van het venster Papier
In dit gedeelte worden de onderdelen van het venster Papier beschreven.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Gedeelten
Het venster Papier bevat de volgende hoofdgedeelten met informatie over de papiervarianten:
[Papier gebruikt in opdracht]: In dit gedeelte worden de naam en eigenschappen vermeld van het printer- of zelf gedefinieerd gebruikerspapier dat is geselecteerd voor de huidige opdracht.
[Papier]: In dit gedeelte worden de printerpapiervarianten vermeld die zijn geassocieerd met de printer. De eigenschappen van deze printerpapiervarianten zijn ingevoerd in het venster van de gebruikersinterface van de printercontroller.
[Gebruikerspapier]: In dit gedeelte worden de naam en eigenschappen vermeld van een door de gebruiker gedefinieerd papier. U kunt per werkstation slechts één zelf gedefinieerd gebruikerspapier definiëren.
Eigenschappen van papiervarianten
Elk gedeelte bevat de volgende eigenschappen voor alle papiervarianten die erin worden vermeld:
Naam: De naam van het papier.
Afdrukken met Xerox Production Print Services 4-11
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Formaat: Afmetingen van het papier in millimeters of inches, afhankelijk van de instellingen in het venster Voorkeuren. (Het gedeelte “Gebruikersvoorkeuren instellen” verderop in dit hoofdstuk raadplegen voor informatie over het instellen van de maateenheid.)
Kleur: De kleur van het papier.
Type : Het type papier (standaard, transparant, enzovoort.)
Voorgeboord: Geeft aan of het papier voorgeboord is en gaten bevat.
Gewicht: Het gewicht van het papier in gram per vierkante meter (g/m2).
Zijde 1: Coating of oppervlak op zijde 1 van het papier (mat, glanzend, satijn, enzovoort).
Beide: Coating of oppervlak op zijde 2 van het papier.
Toetsen voor selecteren van papier
E
In het kader [Papier] worden de volgende toetsen weergegeven voor het vermelde zelf gedefinieerde gebruikerspapier en de verschillende printerpapiervarianten.
Selectievakje [Favorieten]: Door dit selectievakje te selecteren kunt u aangeven dat het betreffende papier veel wordt gebruikt. De naam van het papier wordt dan toegevoegd aan het menu Hoofdpapier in het venster Opdrachtverzending. (Het gedeelte “Standaard papier voor de opdracht instellen” eerder in dit hoofdstuk raadplegen.)
Keuzerondje [Geselecteerd papier]: Het papier voor de opdracht selecteren. Wanneer u deze optie selecteert, verschijnt de naam van het papier in het kader [Papier gebruikt in opdracht]. De naam van het papier verschijnt eveneens in het veld Hoofdpapier in het venster Opdrachtverzending.
OPMERKING: Tenzij u ook het selectievakje [Favorieten] voor het betreffende papier aankruist, verdwijnt de papiervariant weer uit het menu Hoofdpapier zodra een andere papiervariant wordt geselecteerd of het venster Opdrachtverzending wordt gesloten.
Overige toetsen
De volgende toetsen worden weergegeven aan de onderkant van het venster Papier:
4-12 Afdrukken met Xerox Production Print Services
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
[Gebruikerspapier]: Het venster Gebruikerspapier weergeven, met velden waarin u de eigenschappen kunt instellen van zelf gedefinieerd gebruikerspapier. Het gedeelte “Gebruikerspapier toevoegen” verderop in dit hoofdstuk raadplegen voor de werkwijze.
[Toepassen]: De wijzigingen die u in het venster Papier heeft aangebracht doorvoeren zonder het venster te sluiten.
[OK]: De aangebrachte wijzigingen doorvoeren en het venster Papier sluiten.
[Annuleren]: Het venster Papier sluiten zonder eventueel aangebrachte wijzigingen door te voeren.
Papier voor de opdracht selecteren
U kunt een papiervariant selecteren voor de huidige opdracht. De webinterface biedt geen ondersteuning voor bijzondere pagina’s waarvoor twee of meer papiervarianten nodig zijn. De volgende procedure gebruiken wanneer het papier dat u voor de opdracht wilt gebruiken niet wordt vermeld in het menu Hoofdpapier in het venster Opdrachtinstelling.
A
1. In het XDS-venster [Papier...] selecteren. Het venster Papier wordt geopend.
2. In het venster Papier het keuzerondje selecteren links naast de naam van het gewenste papier. U kunt één van de printerpapiervarianten selecteren in het kader [Papier] of het huidige zelf gedefinieerde gebruikerspapier.
Indien u het gewenste papier niet in het venster Papier ziet staan, kunt u het als zelf gedefinieerd gebruikerspapier toevoegen. Het gedeelte “Papier definiëren” verderop in dit hoofdstuk raadplegen voor de werkwijze voor het definiëren van nieuw gebruikerspapier.
3. Wanneer u nieuwe opdrachtparameters heeft ingevoerd en wilt dat de papiervariant ook na het voltooien van de opdracht nog in het menu Hoofdpapier vermeld wordt, het selectievakje [Favorieten] naast de naam van de papiervariant in het venster Papier aankruisen.
4. Op [OK] klikken om de keuze te bevestigen en het venster Papier te sluiten. De naam van de papiervariant die u heeft geselecteerd wordt nu vermeld in het veld Hoofdpapier in het venster Opdrachtverzending.
Afdrukken met Xerox Production Print Services 4-13
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Papiervariant definiëren
U kunt een papiervariant definiëren voor gebruik als eigen papier en dit papier gebruiken bij nieuwe opdrachten. Wanneer u zelf gedefinieerd gebruikerspapier toevoegt, wordt het huidige zelf gedefinieerde gebruikerspapier overschreven. U kunt niet tegelijkertijd over meer dan één type zelf gedefinieerd gebruikerspapier beschikken.
De volgende stappen uitvoeren voor het definiëren van gebruikerspapier:
1. In het XDS-venster [Papier...] selecteren.
A
2. In het venster Papier klikken op [Gebruikerspapier...]. Het venster Gebruikerspapier wordt geopend.
3. In het venster Gebruikerspapier naar wens instellingen invoeren of het selectievakje [Printerstandaardinstelling] aankruisen om de instellingen te gebruiken die zijn ingevoerd op de printercontroller. De volgende parameters zijn beschikbaar:
[Naam]: Een printerpapier selecteren uit de lijst met
namen in het menu Naam of [Keuze] selecteren en een naam van maximaal 255 tekens invoeren in het tekstvak.
[Kleur]: De kleur van het papier selecteren in het menu of
[Keuze] selecteren en een keuzekleur invoeren in het tekstvak.
[Formaat]: Eén van de standaard papierformaten of
[Keuze] kiezen in het menu.
Wanneer u [Keuze] selecteert, worden de tekstvakken [Breedte] en [Hoogte] ingeschakeld, en kunt u zelf een breedte en hoogte (lengte) voor het papier invoeren.
Standaardformaat: Het standaard materiaalformaat bij dit veld wordt bepaald door de maateenheid die is ingesteld in het venster Voorkeurinstellingen. (Het gedeelte “Gebruikersvoorkeuren instellen” raadplegen, verderop in dit hoofdstuk.)
Metrische systemen: 213 mm bij 279 mm (A4)
Systemen waarbij inches worden gebruikt: 8 1/2/2 bij
11 inch (US Letter)
[Gewicht]: Een standaardgewicht selecteren in het menu
of [Keuze] selecteren en het gewicht in gram per vierkante meter invoeren in het tekstvak.
4-14 Afdrukken met Xerox Production Print Services
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Voor corresponderende gewichten in Engelse eenheden de brochure Helpful Facts about Paper raadplegen die bij uw printersysteem wordt geleverd.
[Type]: Een type papier selecteren in het menu. Welke
typen papier beschikbaar zijn, varieert per printer. Indien u een keuzetype wilt invoeren, [Keuze] selecteren in het menu. Een keuzetype invoeren in het tekstvak. Indien Keuze of Voorgesneden tabbladen wordt geselecteerd, kan mogelijk een sorteringstelling worden gespecificeerd. Deze telling wordt gedefinieerd op basis van het aantal vellen in een set voordat een nieuwe set begint.
Voorgeboord: Het selectievakje [Voorgeboord]
aankruisen om aan te geven dat het gebruikte materiaaltype voorgeboord is en gaten bevat.
Gecoate zijden: Het aantal zijden met coating selecteren
in het menu. De optie [Ongecoat] selecteren indien het papier geen speciale coating heeft.
Type coating: Een coating selecteren in het menu, voor
één of beide oppervlakken van het papier. U kunt kiezen uit: Glanzend, Hoogglans, Halfglanzend, Halfmat en Mat.
Afwerking zonder coating: Printerstandaardinstelling,
Glad, Normaal of Ruw.
Vezelrichting: Printerstandaardinstelling, Kort of Lang
OPMERKING: Ook wanneer de afdrukopdracht 1-zijdig is,
E

Type opdracht instellen

kunt u verschillende coatings instellen voor zijde 1 en zijde 2.
4. Wanneer u klaar bent met het instellen van de eigenschappen, op [OK] klikken in de rechter benedenhoek van het venster Gebruikerspapier om de wijzigingen door te voeren en het venster Gebruikerspapier te sluiten. De nieuwe papiervariant wordt nu weergegeven in het kader [Gebruikerspapier] in het venster Papier.
De volgende stappen uitvoeren om het aantal zijden van het papier in te stellen waarop de opdracht wordt uitgevoerd:
1. Door het venster Opdrachtverzending schuiven totdat het
A
Afdrukken met Xerox Production Print Services 4-15
veld [Type opdracht] zichtbaar is.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
2. In het menu Type opdracht selecteren op hoeveel zijden u wilt laten afdrukken. De volgende opties kunnen beschikbaar zijn, afhankelijk van de mogelijkheden van de printer:
[1-zijdig]: Het document afdrukken op één zijde van elk
vel (simplex).
[2-zijdig]: Het document afdrukken op beide zijden van
elk vel (duplex).
Bij documenten in de richting landschap wordt het document bij deze instelling in kalenderindeling afgedrukt. Beide zijden van de pagina worden bedrukt, maar de positie van het beeld wordt op iedere tweede pagina omgedraaid (van boven naar beneden). Dit wordt ook wel “kop/staart afdrukken” genoemd.
[Kop/staart]: Het document afdrukken op beide zijden
van elk vel (duplex).
Met deze optie kunt u documenten in de richting portret in kop-staart indeling afdrukken.

Afwerkingsoptie instellen

In het veld [Afwerking] kunt u kiezen hoe de opdracht dient te worden afgewerkt. Welke afwerkingsopties beschikbaar zijn, is afhankelijk van de geselecteerde printer. Het hoofdstuk “Opdrachtkaarttoepassingen per printer” in Handleiding voor opdrachtkaarttoepassingen raadplegen voor meer informatie over de afwerkingsopties die op elke printer worden ondersteund.
Het pictogram links naast het menu Afwerking wordt aangepast in overeenstemming met uw selectie.
OPMERKING: Wanneer aangepaste afwerking voor DocuTech
E
61xx en DocuPrint EPS-printers wordt ondersteund, is het mogelijk wijzigingen aan te brengen in een menu, zodat u zelf een afwerking kunt invoeren.
4-16 Afdrukken met Xerox Production Print Services
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface

Sets/stapels instellen

Wanneer [Sets] is geselecteerd, worden de pagina’s van elk exemplaar van het document in numerieke volgorde afgedrukt. Wanneer deze optie niet is geselecteerd, drukt het systeem eerst alle exemplaren van de eerste pagina af, gevolgd door alle exemplaren van de tweede pagina, enzovoort.
1. Wanneer u de pagina’s als sets wilt afdrukken, het
A

Tussenschietvellen instellen

selectievakje [Sets] aankruisen. Het pictogram links naast het selectievakje wordt aangepast in overeenstemming met uw selectie.
Wanneer [Tussenschietvellen] is geselecteerd, worden blanco vellen toegevoegd tussen sets van documenten. Het standaard papier voor het tussenschietvel is het standaard papier dat voor de opdracht is geselecteerd, met als verschil dat de kleur van het tussenschietvel blauw is. Indien het standaard papier dat voor de opdracht is geprogrammeerd blauw is, wordt wit papier gebruikt voor de tussenschietvellen.
OPMERKING: Tussenschietvellen kunnen alleen worden
E
A
geselecteerd voor afdrukopdrachten in sets en afdrukopdrachten zonder afwerking.
1. Voor het gebruik van tussenschietvellen, het selectievakje [Tussenschietvellen] selecteren. Het pictogram links naast het selectievakje wordt aangepast in overeenstemming met uw selectie.

Geavanceerde toepassingen instellen

Wanneer u door het venster Opdrachtverzending omhoog schuift, komt u een kader tegen met de naam “Geavanceerde toepassingen”. In dit kader kunt u beeldaanpassingsparameters instellen, zoals parameters voor kleuroptimalisatie, en u kunt informatie met betrekking tot de opdracht invoeren. In de volgende gedeelten worden de procedures beschreven voor het instellen van de parameters in het kader [Geavanceerde toepassingen] in het venster Opdrachtverzending.
Afdrukken met Xerox Production Print Services 4-17
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface

Opties instellen in het kader Beeldaanpassing

In het kader [Beeldaanpassing] in het venster Opdrachtverzending zijn de volgende parameters beschikbaar. Het selectievakje [Printerstandaardinstelling] aankruisen bij de velden waarvoor u wilt dat de instellingen worden gebruikt die op de printercontroller zijn ingevoerd.
Beeldverschuiving instellen
Met Beeldverschuiving is het mogelijk het afgedrukte beeld horizontaal of verticaal te verschuiven ten opzichte van één of beide zijden van het vel. Beeldverschuiving is vooral handig bij opdrachten met binden en voorgeboord papier.
OPMERKING: Wanneer een beeldverschuivingsoptie is
E
ingesteld op 0 (nul), wordt het beeld niet in die richting verschoven.
U kunt het beeld op één van de volgende manieren verschuiven, voor zijde 1, zijde 2 of beide zijden, afhankelijk van de mogelijkheden van de printer en van de instellingen die u heeft verricht in het veld [Type opdracht].
x (horizontale) beeldverschuiving: Verschuift het beeld over een afstand van het gegeven aantal millimeters of inches ten opzichte van de linkerrand van de pagina. Bij een positieve waarde schuift het beeld naar rechts, terwijl het beeld bij een negatieve waarde naar links schuift.
y (verticale) beeldverschuiving: Verschuift het beeld over een afstand van het gegeven aantal millimeters of inches ten opzichte van de bovenrand van de pagina. Bij een positieve waarde schuift het beeld omhoog, terwijl het beeld bij een negatieve waarde omlaag schuift.
Beeldverschuiving voor kop/staart afdrukken: Voor kop/ staart-, 1-zijdige- en 2-zijdige beeldverschuivingen de volgende richtlijnen aanhouden:
Voor zijde 1 geldt dat het beeld met een positieve x-
waarde naar rechts en met een positieve y-waarde omhoog schuift.
Voor zijde 2 geldt dat het beeld met een positieve x-
waarde naar links en met een positieve y-waarde omlaag schuift.
4-18 Afdrukken met Xerox Production Print Services
E
A E
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
OPMERKING: Een beeldverschuiving die is ingesteld via de optie Beeldverschuiving kan de iverschuiving voor inbinden die door de toepassing is ingesteld in het documentbestand beïnvloeden.
Voor het verschuiven van het beeld op de afgedrukte pagina de volgende stappen volgen:
1. In het menu Beeldverschuiving één van de volgende beeldverschuivingsopties selecteren.
OPMERKING: Deze opties zijn mogelijk alleen beschikbaar indien de parameter Type opdracht op het tabblad Opdrachtinstelling is ingesteld op één van de 2-zijdige opties, en de printer onafhankelijke verschuiving van het beeld op de tweede zijde ondersteunt.
[Onafhankelijk]: Onafhankelijke verticale of horizontale
verschuiving van de beelden op zijde 1 en zijde 2.
[Spiegel X]: Een uitsluitend horizontale verschuiving
waarmee de beelden aan beide zijden in tegenovergestelde richtingen worden verplaatst. De verticale beeldverschuiving is voor beide zijden onafhankelijk.
[Spiegel Y]: Een verticale verschuiving waarmee de
beelden aan beide zijden in tegenovergestelde richtingen worden verplaatst. De horizontale beeldverschuiving is voor beide zijden onafhankelijk.
[Spiegel X en Y]: Een horizontale en verticale
beeldverschuiving waarbij de beelden op beide zijden in tegenovergestelde richting worden verschoven. [Spiegel beide] wordt vooral gebruikt bij 2-zijdige opdrachten.
[Spiegel X, Tandem Y]: Een horizontale verschuiving
waarmee de beelden aan beide zijden in tegenovergestelde richtingen worden verplaatst en een verticale verschuiving waarmee beide beelden in dezelfde richting worden verplaatst.
[Spiegel Y, Tandem X]: Een verticale verschuiving
waarmee de beelden aan beide zijden in tegenovergestelde richtingen worden verplaatst en een horizontale verschuiving waarmee beide beelden voor beide zijden in dezelfde richting worden verplaatst.
Afdrukken met Xerox Production Print Services 4-19
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
[Tandem X]: Een horizontale verschuiving waarmee de
beelden aan beide zijden in dezelfde richting worden verplaatst. De verticale beeldverschuiving is voor beide zijden onafhankelijk.
[Tandem Y]: Een verticale verschuiving waarmee de
beelden aan beide zijden in dezelfde richting worden verplaatst. De horizontale beeldverschuiving is voor beide zijden onafhankelijk. Deze optie komt vooral van pas bij kop-staart-afdrukken.
[Tandem X en Y]: Een horizontale en verticale
beeldverschuiving waarbij de beelden op beide zijden in dezelfde richting worden verschoven.
2. De verschuivingsafstand in de richting x (horizontaal) en y (verticaal) instellen voor zijde 1 en zijde 2 (indien noodzakelijk). U kunt de afstand invoeren in de tekstvakken of op de pijltoetsen klikken tot de gewenste verschuivingsafstand wordt weergegeven.
E
OPMERKING: De verschuivingsafstand die u invoert kan worden opgegeven in millimeters of inches. In de titel van het menu Beeldverschuiving wordt tussen haakjes vermeld welke eenheid is geselecteerd in het venster Voorkeurinstellingen. Het gedeelte “Gebruikersvoorkeuren instellen” raadplegen, verderop in dit hoofdstuk, voor de werkwijze voor het instellen van de gewenste maateenheid.
Rotatie specificeren
In het veld Roteren kunt u een rotatie selecteren. Welke keuzemogelijkheden beschikbaar zijn, hangt af van de aangesloten printer, maar dit kunnen 0, 90, 180 en 270 graden zijn.
OPI selecteren
OPI (Open Prepress Interface) is een uitbreiding van de paginabeschrijvingstaal PostScript, waarmee u pagina’s kunt ontwerpen met beelden met lage resolutie en deze beelden vervolgens tijdens het afdrukken vervangen door beelden met een hoge resolutie. Door in paginaopmaakapplicaties (bijvoorbeeld Adobe PageMaker of QuarkXPress) beelden met een lage resolutie te gebruiken, kunt u de omvang van de paginaopmaakbestanden verkleinen en de verwerkingstijd van het bestand bekorten. Kiezen uit [Hoge resolutie-beelden vervangen] en [Printerstandaardinstelling].
4-20 Afdrukken met Xerox Production Print Services
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
OPI-voorscan selecteren
Bij deze programmeringstoepassing op opdrachtniveau kunt u kiezen uit de hieronder beschreven drie opties. De toepassing geldt alleen voor opdrachten die verzonden zijn naar non­streaming wachtrijen. De toepassing wordt alleen ondersteund bij PostScript-opdrachten. De beschikbare opties zijn:
Geen: De controller zal noch beeldbestanden met hoge resolutie zoeken, noch deze ophalen naar de invoerspoolschijf voordat de bestanden worden opgemaakt.
Scannen: De controller zal proberen beeldbestanden met hoge resolutie te vinden en bekende paden vast te leggen voordat de bestanden worden opgemaakt.
Scannen en verzamelen: De controller scant en probeert tevens beeldbestanden met hoge resolutie te vinden, om deze vervolgens op te halen en naar de invoerspoolschijf te brengen voordat de bestanden worden opgemaakt.
Printerstandaardinstelling: De standaardinstelling voor het systeem.
Halftonen specificeren
Deze toepassing biedt de mogelijkheid om het halftoonraster te specificeren waarmee de opdracht moet worden weergegeven. Een halftoonoptie selecteren die het meeste overeenkomt met de gewenste frequentie.
Toonreproductiekrommen (TRC’s) instellen
In het menu Toonreproductiekrommen kunt u een reeks van vier intensiteitsoverdrachtfuncties selecteren, voor cyaan, magenta, geel en zwart, om de intensiteit van de afdrukkleuren aan te passen. Het menu bevat een lijst van de overdrachtsfuncties die op de controller zijn gedefinieerd.
Afdrukken met Xerox Production Print Services 4-21
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Anti-aliasing instellen
Met behulp van het veld [Anti-aliasing] kunt u eventuele aliasing­problemen verhelpen die zich in een beeld voordoen Aliasing is het onnauwkeurig weergeven van de dikte en positie van een lijn, waardoor een trapjeseffect langs schuine randen ontstaat. Indien anti-aliasing wordt ingeschakeld, gebruikt het systeem tussenliggende niveaus van beeldintensiteit om de nauwkeurigheid van lijntekeningen te verbeteren en het gerafelde effect te verkleinen.
Voor het inschakelen van anti-aliasing, het selectievakje [Anti­aliasing] aankruisen.

Kleurtoepassingen instellen

Met het vak [Kleurtoepassingen] kunt u de kleurkenmerken instellen voor een optimale afdrukkwaliteit bij fullcolour afdrukken. Met deze opties kunt u allerlei wijzigingen aanbrengen in de manier waarop gekleurde gebieden worden afgedrukt.
U kunt de volgende instellingen verrichten in het veld Kleur optimaliseren:
[Afdrukken als grijstinten]: Dit is een selectievakje waarmee u kunt instellen of de opdracht in kleur of monochroom (grijswaarden) dient te worden afgedrukt.
[Overlappen]: Hiermee compenseert u voor misregistratie die plaatsvindt op de printer. Wanneer kleurvlakken niet exact ten opzichte van elkaar worden geregistreerd (geplaatst) kunnen langs de randen van objecten witte gaten en gebieden met verschoven tinten ontstaan. Wanneer het selectievakje [Overlappen] is aangekruist, worden registratieproblemen gemaskeerd, waardoor een betere kleurenafdruk wordt verkregen. De juiste breedte voor overlappen selecteren.
Wanneer u Overlappen selecteert, verschijnt het dialoogvenster Instelling Overlappen. Het aantal invoeren voor pixels voor snel scannen en pixels voor langzaam scannen, of de printerstandaardinstelling selecteren. Er wordt een diagram weergegeven als hulpmiddel bij het selecteren.
4-22 Afdrukken met Xerox Production Print Services
[Zwart overdrukken]: Hiermee voorkomt u dat de achtergrond van een zwart object verwijderd wordt wanneer deze op kleur wordt afgedrukt. Wanneer de registratie niet helemaal correct is, kan het verwijderen van de achtergrond ertoe leiden dat een witte rand zichtbaar wordt langs de randen van zwarte objecten die rechtstreeks op gekleurde gebieden worden afgedrukt. Wanneer u het selectievakje [Zwarte overdruk] aankruist, wordt deze witte ruimte voorkomen.

Kleuraanpassingen

Het gedeelte [Kleuraanpassingen] bevat de volgende instellingen. In elk gedeelte kunt u een waarde selecteren uit het menu of zelf een waarde invoeren in het tekstvak.
[Lichtheid]: Hiermee bepaalt u hoe licht of donker de afgedrukte uitvoer dient te worden.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
E
Bij een waarde van -100 is de afdruk zwart.
Bij een waarde van 100 ziet de afdruk er wit uit.
Bij een waarde van 0 (nul) blijft de afdruk ongewijzigd.
OPMERKING: Het resultaat van deze instellingen voor de afdruk kan worden beïnvloed door de inhoud van het oorspronkelijke beeld.
[Contrast]: Hiermee versterkt of vermindert u de verschillen tussen lichte en donkere gebieden in de uitvoer. Hogere contrastwaarden versterken het contrast tussen licht en donker; lagere waarden verminderen het contrast.
Een contrastwaarde van -100 resulteert in een uitvoer die
eruitziet als een effen, halfgrijs vlak.
Bij een contrastwaarde van 100 gebruiken de
afdrukkleuren ofwel fullcolour ofwel geen kleur voor cyaan, geel, magenta en zwart, afhankelijk van de inhoud van het oorspronkelijke beeld.
Voorbeeld: Indien een pastelkleur onder een drempelwaarde komt, kan deze worden afgedrukt als geen kleur indien als contrastwaarde 100 is gespecificeerd.
Afdrukken met Xerox Production Print Services 4-23
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
[Verzadiging]: Hiermee stelt u de hoeveelheid kleur in die bij het afdrukken van de inhoud wordt gebruikt.
Bij een waarde van -100 bestaat de afdruk uit grijstinten.
Bij een waarde van 100 bestaat de afdruk geheel uit
heldere kleuren.
Bij een waarde van 0 (nul) blijft de afdruk ongewijzigd.
OPMERKING: Het resultaat van deze instellingen voor de
E

Kleurbalans

afdruk kan worden beïnvloed door de inhoud van het oorspronkelijke beeld.
In dit gedeelte kunt u een balanswaarde kiezen die zal worden toegepast op alle invoerkleuren. U kunt de volgende kleurbereiken aanpassen:
Cyaan – Rood: Met -100 specificeert u de maximale cyaancorrectie die door het systeem wordt ondersteund en met 100 de maximale roodcorrectie.
Magenta – Groen: Met -100 specificeert u de maximale magentacorrectie die door het systeem wordt ondersteund en met 100 de maximale groencorrectie.
Geel – Blauw: Met -100 specificeert u de maximale geelcorrectie die door het systeem wordt ondersteund en met 100 de maximale blauwcorrectie.

Extra kleurenparameters instellen

In het venster Instellingen kleur-extra kunt u instellingen verrichten die de kleurkwaliteit binnen het document verbeteren, en bronkleurprofielen en uitvoerkleurparameters instellen. Voor het verrichten van de extra kleurinstellingen de volgende stappen uitvoeren:
1. In het XDS-venster [Kleur-extra] selecteren in het vak
A
[Kleurtoepassingen].
2. Alle gewenste wijzigingen en instellingen aanbrengen in de velden die worden beschreven in de volgende gedeelten.
4-24 Afdrukken met Xerox Production Print Services
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
3. Na het verrichten van alle extra kleurinstellingen naar de bovenkant van het venster Instellingen kleur-extra gaan en één van de volgende handelingen uitvoeren:
Wanneer u de nieuwe instellingen wilt bevestigen zonder
het venster Instellingen kleur-extra te sluiten, op [Toepassen] klikken.
Op [OK] klikken om de instellingen te bevestigen en het
venster Instellingen kleur-extra te sluiten.
Op [Annuleren] klikken om het venster te sluiten zonder
de wijzigingen te laten doorvoeren.
In de volgende gedeelten worden de parameters beschreven die beschikbaar zijn in het venster Instellingen kleur-extra.

Bronkleurprofielen instellen

In het kader [Bronkleur] in het venster Instellingen kleur-extra kunt u de juiste bron voor de kleuren beschrijven door in de volgende velden een afbeeldingenprofiel, grafisch profiel en tekstprofiel te selecteren voor de kleurvlakken in het document:
[RGB-kleursysteem] (rood/groen/blauw)
[CMYK-kleursysteem] (cyaan/magenta/geel/zwart)
[Grijstinten-kleursysteem] (monochroom)
In de menu’s Beeldprofiel, Profiel tekst en grafische afbeeldingen in het kader van het gewenste kleursysteem één van de bronprofielen selecteren die op de controller van de printer zijn geladen. Indien u het standaardprofiel wilt gebruiken dat is ingesteld op de printercontroller, het selectievakje [Printerstandaard] selecteren.

Parameters van de afdrukkleuren instellen

Het gedeelte [Afdrukkleurenprofiel] in het venster Instellingen kleur-extra bevat velden waarin u instellingen op een geavanceerd niveau kunt verrichten voor het aanpassen van de kleuren op de afdruk. In elk van de volgende velden kunt u een optie selecteren uit een menu of het selectievakje [Printerstandaardinstelling] selecteren, om de profielen te gebruiken die zijn ingesteld op de printercontroller.
Afdrukken met Xerox Production Print Services 4-25
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
[Bestemmingsprofiel]: Hiermee kunt u een ICC (International Color Consortium)-kleurprofiel specificeren voor de voorkant, achterkant of beide zijden van de afgedrukte pagina. Dit profiel wordt gebruikt door de decomposer wanneer deze kleurgegevens converteert naar het juiste kleursysteem voor de printer.
Het menu bevat een lijst met de bestemmingsprofielen die op de controller zijn gedefinieerd. U kunt een profiel selecteren voor de voorzijde van de pagina en voor de achterzijde.
[Rendering]: Hiermee kunt u het gewenste rendering-effect selecteren voor alle PDL-objecten. Met een bedoelde rendering selecteert u een vooraf gedefinieerde methode voor het instellen van kleuren tijdens rendering (tijdens het afdrukproces) om te voldoen aan een bepaalde gebruikersvereiste. Met deze optie kunt u een bedoelde rendering specificeren (een vooraf bepaalde methode voor het aanpassen van kleuren tijdens het afdrukproces) voor grafische afbeeldingen, beeldobjecten en tekstobjecten.
Afbeeldingen, Tekst, en Grafische afbeeldingen: In deze menu’s kunt u een rendering kiezen voor afbeeldingen, tekst en grafische objecten.
Elk van de drie menu’s bevat de volgende opties:
[Verzadiging]: Hiermee past u de kleuren aan tijdens het
afdrukken voor het handhaven van de mate van kleurverzadiging om een optimale weergave te realiseren van zakelijke grafische objecten, zoals diagrammen en grafieken.
[Op waarneming gebaseerd]: Hiermee past u de
afdrukkleuren aan om gebruik te kunnen maken van het volledige kleurenbereik dat de printer ondersteunt, terwijl u toch de kleurrelaties behoudt. Deze weergave optimaliseert fotografische beelden, resulterend in een zo realistisch mogelijke weergave.
[Relatieve colorimetrie]: Hiermee past u de
afdrukkleuren aan zodat rekening wordt gehouden met de verlichting bij het bekijken en met de witheid van het papier. Dit weergaveplan is ook geoptimaliseerd voor logo’s en volvlakken, maar het maakt gebruik van aanvullende informatie over de kleurschakering en de verzadiging uit het bronprofiel voor het selecteren van de best passende kleur uit het kleurengamma van de printer.
4-26 Afdrukken met Xerox Production Print Services
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
[Absolute colorimetrie]: Hiermee past u de
afdrukkleuren aan zodat alleen rekening wordt gehouden met de verlichting bij het bekijken (niet met de witheid van het papier). In dit gedeelte kunt u de afdrukkleuren per printer exact met elkaar laten overeenkomen, en de weergave van kleurvlakken en logo’s optimaliseren.
[Puur]: Hetzelfde als Verzadiging, maar hiermee verzacht
u halftoonpatronen om gekleurde tekst en lijntekeningen te optimaliseren.
[Gemengde beelden]: Aanpassen van de afdrukkleuren
voor het optimaliseren van het afdrukresultaat van diverse typen grafische objecten.
[Automatisch]: Hiermee laat u de printer de beste keuze
voor rendering kiezen. (Met de selectie van [Automatisch] worden alle andere weergaveplanopties uitgeschakeld.)
[Kleuremulatie indrukken]: Instellen van de drukstandaard waarvan de kleurweergave tijdens het afdrukken van de opdracht dient te worden geëmuleerd. Met deze optie kunt u de kleureninhoud van een opdracht laten weergeven op een manier die zo nauwkeurig mogelijk overeenkomt met een drukstandaard, zoals CMYK SWOP.

Opdrachtgegevens invoeren

Het gedeelte [Opdrachtaantekeningen] is het laatste gedeelte in het venster Opdrachtverzending. In dit gedeelte kunt u gegevens invoeren met betrekking tot de afdrukopdracht, zoals de naam van de opdracht, de namen van de afzender en de geadresseerde van de opdracht, een account voor het factureren van de opdracht, enzovoort. Deze gegevens zijn toegankelijk voor de operateur van de printer en worden afgedrukt op het voorblad van de opdracht.
Bij elke van de optionele onderdelen in dit venster kunt u het selectievakje [Printerstandaardinstelling] aankruisen om de standaardwaarden te gebruiken die zijn ingesteld op de printer.
U kunt gegevens invoeren in de volgende velden:
[Opdrachtnaam]: De naam invoeren van het document dat u wilt afdrukken (maximaal 140 tekens).
[Account]: De naam invoeren van de account waarop de huidige opdracht moet worden geboekt.
Afdrukken met Xerox Production Print Services 4-27
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Wanneer u het veld [Account] wilt gebruiken, dient u hier minimaal drie tekens in te voeren. Er geldt een strikte beperking voor de tekens die in dit veld mogen worden gebruikt. Alleen de volgende soorten tekens zijn toegestaan:
Hoofdletters A - Z
Cijfers 0 - 9
De volgende leestekens:
Pondteken of hekje (#)
•Plusteken (+)
Koppelteken (-)
Schuine streep (/)
Sterretje (*)
•Punt (.)
•Spatie
E
OPMERKING: Het eerste teken in het accountveld mag geen spatie zijn.
[Naam verzender]: De naam van de gebruiker die de opdracht verzendt. In eerste instantie bevat dit veld de naam van de eigenaar van het bureaublad op het werkstation vanwaar de opdracht wordt verzonden. U kunt desgewenst een andere naam invoeren van maximaal 140 tekens.
[Naam ontvanger]: Hier kunt u desgewenst de naam invoeren van de persoon of groep waarvoor de afdruk bestemd is. In eerste instantie bevat dit veld de naam van de eigenaar van het bureaublad op het werkstation vanwaar de opdracht wordt verzonden.
[Informatiebericht]: In dit veld kunt u een bericht invoeren dat wordt afgedrukt op het infoblad van de opdracht. Het bericht kan bestaan uit maximaal 255 tekens.
[Speciale instructies]: In dit veld kunt u een opdrachtinstructie invoeren die bij het begin van de opdracht naar de operateur wordt doorgestuurd. Het bericht kan bestaan uit maximaal 255 tekens.
4-28 Afdrukken met Xerox Production Print Services
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface

Gebruikersvoorkeuren instellen

In het venster Voorkeuren kunt u opties instellen voor de manier waarop u met de onderdelen van het venster Opdrachtverzending in de webinterface werkt.
Voor het instellen van de gebruikersvoorkeuren voor de webinterface de volgende stappen volgen:
1. Klikken op het pictogram [Voorkeuren], dat te vinden is in de
A
rechter bovenhoek van zowel de homepage van de printer in de webinterface als het venster Opdrachtverzending.
2. Naar behoefte gegevens invoeren, selecties maken en wijzigingen aanbrengen in de opties van het venster Voorkeuren. De volgende opties zijn beschikbaar, afhankelijk van de geselecteerde printer:
[Taal]: In het menu de taal selecteren waarin de
gebruikersvensters van de webinterface dienen te worden weergegeven.
[Richting]: De optie [Links naar rechts] of [Rechts naar
links] selecteren, in overeenstemming met de richting waarin de tekst in het venster zal worden gelezen.
[Tekenset]: In het menu het font selecteren dat in de
gebruikersschermen van de webinterface dient te worden gebruikt.
[Eenheden]: De maateenheid selecteren waarin
afmetingen in de onderdelen van het venster Opdrachtverzending in de webinterface dienen te worden uitgedrukt. Op het keuzerondje klikken naast [Inches] of [Centimeters].
[Documentnaam als opdrachtnaam gebruiken]:
Hiermee wordt automatisch de naam van het documentbestand gebruikt als de naam van de opdracht in het venster Opdrachtaantekeningen.
Het selectievakje [Account eisen bij het verzenden van een opdracht] aankruisen wanneer een account is vereist bij het verzenden van een opdracht.
Toets [Fabrieksinstellingen herstellen]: De
standaardwaarden herstellen die in de fabriek op de printer zijn ingesteld.
Afdrukken met Xerox Production Print Services 4-29
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
3. Op [OK] klikken om de wijzigingen op te slaan en het venster Voorkeurinstellingen te sluiten.
Op [Annuleren] klikken indien u het venster Voorkeurinstellingen wilt sluiten zonder de wijzigingen te bewaren.

Documenten afdrukken

Nadat u de parameters voor de opdrachtkaart voor de afdrukopdracht heeft ingesteld, de volgende procedures volgen voor het uitvoeren van de opdracht:

Printerwachtrij selecteren

Het menu Wachtrij, te vinden in het vaste afdrukgedeelte van het venster Opdrachtverzending, bevat een lijst van de wachtrijen die voor de printer zijn ingesteld.
1. In het menu Wachtrij de naam van de wachtrij selecteren
A

Een bestand selecteren om af te drukken

A
waarnaar u de opdracht wilt verzenden.
2. Indien u de geselecteerde wachtrij wilt aanwijzen als de standaardwachtrij die is geselecteerd en wordt weergegeven in het veld [Wachtrij] op het moment dat het venster Opdrachtverzending wordt geopend, het selectievakje [Mijn standaardwachtrij] aankruisen.
Voor het selecteren van een bestand voor afdrukken, de volgende stappen volgen:
1. In het vaste afdrukgedeelte van het venster Opdrachtverzending op de toets [Bladeren] klikken, aan de rechterkant van het veld [Bestandsnaam].
2. In het venster Bestand kiezen het bestand opzoeken dat u wilt afdrukken, en dit vervolgens selecteren.
3. [Openen] selecteren. Het venster Bestand kiezen wordt gesloten en de naam van het document, inclusief het directorypad, wordt vermeld in het veld [Bestandsnaam].
4-30 Afdrukken met Xerox Production Print Services
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface

Opdracht verzenden voor afdrukken

Nadat u alle instellingen en bestemmingsparameters voor de opdracht heeft ingevoerd, bent u klaar om de opdracht voor afdrukken of opslaan naar de printer te verzenden.
1. In het vaste afdrukgedeelte van het venster
A

Status en berichten van de opdracht, printer en wachtrij bekijken

Opdrachtverzending op de toets [Afdrukken] klikken.
2. Indien er een conflict bestaat tussen de gekozen parameters, wordt een waarschuwingsdialoogvenster weergegeven.
3. Terwijl de opdracht naar de printer wordt verzonden, zie u het opdrachtverzendingsbericht.
4. Indien de opdracht met succes kan worden verzonden, verschijnt het bericht “De opdracht is met succes verzonden” in het statusgedeelte.
A
In het venster Status en berichten voor wachtrijen en opdrachten kunt u de status en berichten bekijken die betrekking hebben op een opdracht die is verzonden naar een printer, of op een printerwachtrij of printer. In het venster Status en berichten voor wachtrijen en opdrachten zijn de volgende gedeelten voor weergave beschikbaar:
Wachtrijen: Overzicht van alle wachtrijen die zijn ingesteld voor de printer waarop uw werkstation is aangesloten.
Opdrachten in wachtrij: <wachtrijnaam>: Overzicht van de opdrachten die zich bevinden in de wachtrij die voor weergave is geselecteerd.
U kunt door beide gedeelten schuiven om aanvullende opdrachtnamen en wachtrijnamen te zien.
Voor het weergeven van statusgegevens voor de opdracht en wachtrij, de volgende stappen volgen:
1. In het venster Opdrachtverzending van de webinterface klikken op [Beheer]. Het venster Status en berichten voor wachtrijen en opdrachten verschijnt.
Afdrukken met Xerox Production Print Services 4-31
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
2. Een of meer van de weergaveopties selecteren. De volgende opties zijn beschikbaar:
Selectievakjes [Opdrachten tonen] en [Wachtrijen
tonen]: Deze selectievakjes aankruisen voor het weergeven van een opdrachtenlijst, wachtrijenlijst, of beide.
Menu Filter: In dit menu kunt u een deelverzameling van
de verzonden opdrachten selecteren (filteren) voor weergave in het gedeelte Opdrachten in wachtrij. U kunt de volgende typen opdrachten laten weergeven:
[Alle opdrachten]: Alle verzonden opdrachten,
inclusief de opdrachten die zijn voltooid, geannuleerd, wachtend, enzovoort
[Alle voltooide opdrachten]: Opdrachten waarvan
het afdrukken is voltooid
[Alle niet-voltooide opdrachten]: Alle opdrachten,
behalve de opdrachten die zijn voltooid
[In wachtrij]: Opdrachten die geheel of gedeeltelijk
zijn ontvangen, en die door het systeem voor afdrukken zijn geprogrammeerd
[Vastgehouden]: Opdrachten die door de operateur
van de printer worden vastgehouden
[Bezig met verwerken]: Opdrachten die op het
huidige moment worden uitgevoerd
[Gestopt]: Opdrachten waarvan het afdrukken is
onderbroken
[Geannuleerd]: Opdrachten die uit de printerwachtrij
zijn verwijderd en die niet zullen worden afgedrukt
[Afgebroken]: Opdrachten waarvan het afdrukken is
onderbroken, en die vervolgens zijn verwijderd zonder dat het afdrukken ervan is voltooid
Toets [Bijwerken]: Door op deze toets te klikken kunt u
de lijst en status van de opdrachten en wachtrijen laten vernieuwen.
4-32 Afdrukken met Xerox Production Print Services
A
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Berichten bekijken
U kunt de berichten bekijken van elke opdracht, wachtrij of printer die wordt vermeld in het venster Status en berichten voor wachtrijen en opdrachten. Aan de hand van de berichten kunt u de huidige conditie van de printerwachtrij of de printer controleren, evenals van de opdrachten die naar de printer zijn verzonden. Voor het bekijken van de berichten de volgende stappen volgen:
1. De koppeling [Bekijken] selecteren onder de kolom [Gedetailleerde berichten bekijken] voor de opdracht, wachtrij of printer die wordt vermeld in het gedeelte Wachtrijen of Opdrachten in wachtrij.
2. Wanneer u klaar bent met het bekijken van de berichten, het venster Wachtrijberichten of Opdrachtberichten sluiten.
Eigenschappen bekijken
A
U kunt de eigenschappen bekijken van elke opdracht, wachtrij of printer die wordt vermeld in het venster Status en berichten voor wachtrijen en opdrachten door de volgende stappen te volgen:
1. De koppeling [Bekijken] selecteren onder de kolom [Eigenschappen bekijken] voor de opdracht, wachtrij of printer die wordt vermeld in het gedeelte Wachtrijen of Opdrachten in wachtrij.
De informatie over opdrachteigenschappen wordt weergegeven.
2. Wanneer u klaar bent met het bekijken van de eigenschappen, het venster Eigenschappen wachtrij of Opdrachteigenschappen sluiten.
Afdrukken met Xerox Production Print Services 4-33
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
4-34 Afdrukken met Xerox Production Print Services

5. Xerox PPD’s en plug-ins

Indien de Xerox-plug-in is geladen, gebruikt de Adobe PS­printerdriver deze plug-in in plaats van de Xerox PPD’s. Elke instelling op de opdrachtkaart zal de instellingen van de PPD onderdrukken.

PPD’s en plug-ins op een Macintosh

In dit gedeelte wordt beschreven hoe u met een Adobe PS­printerdriver met Xerox PPD’s en Xerox-opdrachtkaart-plug-in een document maakt en dit naar de Xerox-printer zendt om te worden afgedrukt, wanneer u een Macintosh-systeem gebruikt.

Richtlijnen voor het selecteren van afdrukvereisten

Van te voren plannen hoe het document eruit dient te zien. De fysieke pagina- en documentkenmerken instellen door in de toepassing de betreffende opties in de dialoogvensters voor de opmaak, de pagina-instelling, enzovoort, te selecteren.
Hierbij dient rekening te worden gehouden met de volgende informatie.
Afhankelijk van het gebruikerstype dienen de volgende zaken in overweging te worden genomen, voordat de afdrukopties worden geselecteerd:
Indien rechtstreeks vanuit een toepassing naar de printer wordt afgedrukt, of een bestand naar een ander werkstation wordt gezonden om te worden afgedrukt met een ander programma voor opdrachtverzending dan dat van Xerox, de afdrukvereisten in de toepassing en in de dialoogvensters van de printer selecteren.
Afdrukken met Xerox Production Print Services 5-1
Xerox PPD’s en plug-ins
Bij aanlevering aan een servicebureau worden de afdrukvereisten die zijn geselecteerd in de dialoogvensters van XDS genegeerd. U dient de vereisten op het servicebureau in te voeren op een gedrukte versie van het opdrachtaanvraagformulier.
A
E
Afdrukopties selecteren
Indien u de volgende procedure wilt gebruiken om de afdrukopties te selecteren, dient de Adobe PS-printerdriver te zijn geïnstalleerd en ingesteld.
1. [Bestand: Afdrukken] selecteren om het afdrukvenster voor de Xerox-printer weer te geven.
2. De afdrukopties selecteren en [Afdrukken] selecteren. Indien de Xerox-plug-in niet is geladen, is er geen opdrachtkaart beschikbaar.
(De documentatie bij de Adobe-driver raadplegen voor meer informatie over het programmeren van de printerfuncties.)
De Xerox-plug-in gebruiken
Indien de Xerox-plug-in voor de geselecteerde printer is geïnstalleerd, dient u [Bestand: Afdrukken] te selecteren om het afdrukvenster voor de Xerox-printer weer te geven.
OPMERKING: Waar de opdrachtkaarttoepassingen die van de Adobe PS-driver overlappen, worden alleen die van de Xerox­opdrachtkaart weergegeven.
5-2 Afdrukken met Xerox Production Print Services
E A
Xerox PPD’s en plug-ins
Het hoofdstuk “Opdrachtkaarttoepassingen per printer” in Handleiding voor opdrachtkaarttoepassingen voor meer informatie over de opdrachtkaarttoepassingen die op de geselecteerde printer worden ondersteund.
Slepen en neerzetten gebruiken om één of meer opdrachten af te drukken
U kunt als volgt één of meer opdrachten selecteren met slepen­en-neerzetten:
OPMERKING: Dit werkt niet op een Mac OS X, omdat die geen bureaubladprinters heeft.
1. Het pictogram selecteren van de opdracht die u wilt uitvoeren.
2. Het pictogram van het opdrachtbestand slepen en neerzetten op het pictogram van een bureaubladprinter om af te drukken.
E
Wanneer een opdracht boven een printerpictogram wordt gesleept, controleert de software of de opdracht een geldige indeling heeft.
Indien de indeling geldig is, wordt het pictogram donker
en kunt u de opdracht neerzetten.
Indien de opdracht geen geldige indeling heeft, zal het
systeem proberen om de applicatie te vinden die de opdracht heeft gemaakt.
Indien de applicatie wordt gevonden, wordt de applicatie gestart en wordt u gevraagd om het document door middel van het dialoogvenster Afdrukken af te drukken. Indien de applicatie niet kan worden gevonden, zal er een bericht worden weergegeven en het afdrukken worden geannuleerd.
OPMERKING: Indien de opdracht is afgedrukt met een Xerox­printerdriver waarmee de opdrachtkaart is geprogrammeerd toen de PostScript werd aangemaakt, zal het printersymbool de opdracht niet als geldige PostScript herkennen en het afdrukken zal mislukken.
De methode Slepen en neerzetten voor printersymbolen kan het beste worden gebruikt voor opdrachten die zijn gemaakt met de Adobe PS-driver zonder de Xerox-plug-in.
Afdrukken met Xerox Production Print Services 5-3
Xerox PPD’s en plug-ins

PPD’s en plug-ins in Windows

In dit gedeelte wordt beschreven hoe u met een printerdriver van een andere fabrikant en een Xerox PPD-bestand voor Windows een document maakt, en dit naar de Xerox-printer zendt om te worden afgedrukt.
Aangezien de namen van menu’s, dialoogvensters, toetsen, opdrachten, toepassingen en opties van toepassing tot toepassing kunnen verschillen, worden in dit gedeelte de meest gebruikelijke namen aangehouden. De documentatie bij de betreffende Windows-toepassing raadplegen voor de juiste opties.
OPMERKING: Het downloaden en vervangen van lettertypen
E
van hetzelfde bestand kan bij PostScript- en PDF-bestanden op verschillende manieren gebeuren. Bovendien kunnen de lettertypen per Windows-versie verschillen vertonen.

Document maken

Plannen hoe het document eruit dient te zien. De fysieke pagina­en documentkenmerken instellen door in de toepassing de betreffende opties in de dialoogvensters voor de opmaak, de pagina-instelling, enzovoort, te selecteren.
In het dialoogvenster Opmaak of Pagina-instelling van de Windows-toepassing worden alle papierformaten weergegeven die voor de geselecteerde Xerox-printer beschikbaar zijn.
OPMERKING: De printerdrivers van een andere fabrikant met
E

Afdrukopties

Xerox PPD-bestanden bieden geen volledige ondersteuning van alle toepassingen die op de ondersteunde Xerox-printers beschikbaar zijn.
Bij het volgende wordt ervan uitgegaan dat de printerdriver van een andere fabrikant en het betreffende Xerox-PPD-bestand zijn geïnstalleerd en geconfigureerd. Verder wordt aangenomen dat de Xerox-printer is geselecteerd als de standaardprinter en is aangesloten op de juiste poort.
5-4 Afdrukken met Xerox Production Print Services
Xerox PPD’s en plug-ins
Wanneer het document wordt aangeleverd aan een servicebureau of via een programma voor opdrachtverzending wordt aangeleverd, de poort [Bestand] gebruiken. Wanneer het document rechtstreeks vanuit een toepassing naar de printer wordt verzonden, de lokale poort gebruiken die op dat moment op de juiste netwerkwachtrij is aangesloten.
[Afdrukken] selecteren in het menu Bestand om het afdrukvenster voor de Xerox-printer weer te geven. In de volgende tabel worden de verschillende afdrukselecties per driver en platform weergegeven. Deze tabel raadplegen bij het maken van de selecties voor de opdracht.
Tabel 5-1. Beschikbare selecties per printerdriver in het
dialoogvenster Afdrukinstellingen
Originele Adobe- of Selecties in het dialoogvenster Afdrukinstellingen
Afdrukken naar bestand
Aantal Ingesteld aantal in
Afdrukken in sets Geselecteerd laten. Geselecteerd laten.
Microsoft PS-driver
voor Windows 95 met
Xerox PPD-bestanden
Afdrukken naar
bestand selecteren.
dialoogvenster
Eigenschappen
vervangt deze
instelling.
Microsoft PS-driver voor Windows NT 4.0 en Windows 2000 met Xerox PPD­bestanden
Afdrukken naar bestand selecteren.
Het gewenste aantal afdrukken invoeren.
Tabel 5-2. Beschikbare selecties per printerdriver in
dialoogvenster Eigenschappen
Originele Adobe- of
Microsoft PS-driver voor Dialoogvenster Eigenschappen
Richting Landschap
Windows 95 met Xerox
PPD-bestanden
Portret
Microsoft PS-driver voor Windows NT 4.0 met Xerox PPD-bestanden
Landschap
Portret
Geroteerd (landschap)
Schalen 25 t/m 400% 1 t/m 1000%
Afdrukindeling/ PostScript­indeling
Sets Selecteren om afdrukken
Afdrukken met Xerox Production Print Services 5-5
PostScript (optimaliseren
voor snelheid) voor de
beste resultaten
bijeen te brengen in sets.
Geroteerd (landschap)
Niet beschikbaar
Selecteren om afdrukken bijeen te brengen in sets.
Xerox PPD’s en plug-ins
Tabel 5-2. Beschikbare selecties per printerdriver in
dialoogvenster Eigenschappen (Vervolg)
Originele Adobe- of
Dialoogvenster Eigenschappen
Microsoft PS-driver voor
Windows 95 met Xerox
PPD-bestanden
Microsoft PS-driver voor Windows NT 4.0 met Xerox PPD-bestanden
2-zijdig/Type opdracht
Papierformaat Papierformaat instellen via
Aantal Het gewenste aantal
Papierkleur Alle beschikbare kleuren
Papiersoort Alle beschikbare typen
•Geen
Omslaan via lange kant
Omslaan via korte kant
pagina-instelling; wellicht worden niet alle papierformaten door de geselecteerde printer ondersteund.
afdrukken selecteren.
ondersteund door printer.
ondersteund door printer.
•Geen
Korte kant
Lange kant
Wellicht worden niet alle papierformaten door de geselecteerde printer ondersteund.
Gelijk aan instelling voor [Aantal] in dialoogvenster Afdrukken
Alle beschikbare kleuren ondersteund door printer.
Printerinstelling gebruiken.
Alle beschikbare typen ondersteund door printer.
Printerinstelling gebruiken.
Voorgeboord Niet beschikbaar Niet beschikbaar
Papiergewicht Niet beschikbaar Niet beschikbaar
Afwerking Alle beschikbare
afwerkingsopties ondersteund door printer, behalve [Keuze].
Opmaak 1-op-1, 2-op-1, 4-op-1 Niet beschikbaar
Resolutie Instellen op 600 dpi Instellen op 600 dpi
Halftonen Voor de beste resultaten
de printerinstellingen gebruiken
Speciaal Negatief
Spiegelbeeld
Alle beschikbare afwerkingsopties ondersteund door printer, behalve [Keuze].
Voor de beste resultaten de printerinstellingen gebruiken
PostScript-opties ­standaardinstellingen handhaven
Bij 2-zijdig kop-staart afdrukken worden beide zijden van de pagina bedrukt, maar wordt de positie van het beeld iedere tweede pagina omgedraaid (ondersteboven afgedrukt), zoals bij een kalender.
5-6 Afdrukken met Xerox Production Print Services

6. Command Line Client gebruiken

De Xerox Document Submission Command Line-software biedt u de mogelijkheid om vanaf een pc of Sun-werkstation afdrukopdrachten in te stellen en te verzenden door opdrachten in te voeren in een DOS- of UNIX-venster. In dit hoofdstuk worden de procedure en de syntaxis beschreven voor het invoeren van de afdruk- en opdrachtinstellingsopdrachten.
Indien u meer van het venster wilt bekijken of de schuifbalken wilt inschakelen, klikt u met de rechtermuisknop op de titelbalk voor het opdrachtpromptvenster en selecteert u vervolgens [Eigenschappen...]. De grootte van het venster wijzigen in Breedte=100 en Hoogte-100. [OK] selecteren. Eigenschappen alleen toepassen op het huidige venster en [OK] selecteren. Er dienen rechts van het venster schuifbalken te verschijnen.

Toegang tot de XDS Command Line-software

De XDS Command Line-software wordt geïnstalleerd als onderdeel van het installatieproces van XDS Plus. De Installatiehandleiding raadplegen voor informatie over het installeren van XDS Plus en alle onderdelen daarvan.

Toegang tot XDS Command Line vanuit Windows

De volgende stappen uitvoeren om XDS Command Line te openen vanuit Windows:
1. Aanmelden bij uw netwerk.
A
2. Op het werkstation een opdrachtregelprompt openen (zoals DOS) en naar de installatiedirectory gaan.
Het DOS-venster van XDS Command Line wordt geopend, met daarin de prompt XDSCL>. U gebruikt nu XDS Command Line in de meervoudige opdrachtmode en kunt opdrachtinstellings- en afdrukopdrachten invoeren op de opdrachtregel achter deze prompt.
Afdrukken met Xerox Production Print Services 6-1
Command Line Client gebruiken

Toegang tot XDS Command Line vanuit Solaris en Max OS X

De volgende stappen uitvoeren om XDS Command Line te starten vanuit Solaris:
A
1. Aanmelden bij uw netwerk.
2. De hoofdapplicatie met de naam Print gebruiken. Print ­<argument> typen. Aanvullende informatie over het gebruik van deze applicatie staat in het volgende gedeelte.
3. Wachten tot de prompt XDSCL> verschijnt in het venster. Dit kan enkele seconden duren.
Achter de prompt XDSCL> gebruikt u nu XDS Command Line in de meervoudige opdrachtmode en kunt opdrachtinstellings- en afdrukopdrachten invoeren op de opdrachtregel achter deze prompt.

Werkmodes van XDS Command Line

U kunt opdrachten invoeren in de volgende mode:
Afdrukopdrachtmode: In deze mode voert u alle specificaties voor het instellen en afdrukken van een opdracht in als één opdracht met meerdere parameters.
U kunt opdrachten en parameters typen achter de prompt XDSCL in het Java DOS-venster of het UNIX Run-venster. De opdrachtsyntaxis verschilt voor beide modes.
E
OPMERKING: Bij UNIX-opdrachten wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters. Ervoor zorgen dat u elke opdracht precies zo invoert als deze in dit hoofdstuk wordt weergegeven.

De opdrachtmode Print gebruiken

Wanneer u werkt in de enkelvoudige opdrachtmode, levert u instructies aan XDS Command Line door één opdracht in te voeren. Alle afdruk- en opdrachtinstellingsspecificaties die u kunt invoeren zijn parameters van die ene opdracht. Om toegang te krijgen typt u het volgende:
Print -<argument.
6-2 Afdrukken met Xerox Production Print Services

Parameters van de opdrachtmode Print

U kunt de volgende functies uitvoeren in de opdrachtmode Print.
Toegang tot XDS Command Line Help: -help en -\?
Hiermee geeft u een lijst weer van parameters en argumenten die beschikbaar zijn in de enkelvoudige opdrachtmode, alsmede de functie ervan.
Syntaxis –help
-\?
XDS Command Line afsluiten: -exit
Hiermee sluit u XDS Command Line af.
Command Line Client gebruiken
Syntaxis –exit
Een lijst van printers weergeven: -ListP
Hiermee geeft u de directorypaden en namen van de beschikbare printers weer. De printernaam, printerstatus, afleveringsstatus en het printertype voor elke beschikbare printer worden weergegeven.
Syntaxis –ListP
Lijst van de printerstatus: -ListP <opties>
Wanneer u -Listp gebruikt samen met opties geeft u printerstatusinformatie weer
Syntaxis -ListP <opties>
Argument -v of -V
Hiermee geeft u de printernaam, printerstatus, afleveringsstatus, printertype, netwerkadres van de printer, afleveringstype, afleveringsformaat en het serverprogramma voor elke printer weer.
Afdrukken met Xerox Production Print Services 6-3
Command Line Client gebruiken
Argument -p of -P
Hiermee geeft u uitsluitend voor de opgegeven printer printerstatusinformatie weer.
Argument -server <naam DocuSP-controller>
Hiermee geeft u voor de opgegeven DocuSP (controller) server de printerstatusinformatie weer.
Een bestand selecteren om af te drukken: -f <bestand>
Hiermee selecteert u het documentbestand dat u wilt afdrukken. Deze parameter is vereist voor afdrukken.
Syntaxis –f <bestand>
Argument <bestand>
Hiermee geeft u het directorypad en de naam op van het documentbestand dat u wilt afdrukken.
De opdrachtkaart instellen: -jt <opdracht>
Hiermee geeft u de opdrachtkaart op die gebruikt dient te worden bij de huidige opdracht. Deze parameter is vereist voor afdrukken.
Syntaxis –jt <opdracht>
Argument <opdracht>
Hiermee geeft u het directorypad en de naam op van de opgeslagen opdrachtkaart die u wilt gebruiken bij het uitvoeren van de opdracht.
6-4 Afdrukken met Xerox Production Print Services
Het aantal exemplaren instellen: -copies <aantal>
Hiermee geeft u op hoeveel exemplaren van het document dienen te worden afgedrukt.
Syntaxis –copies <aantal>
Argument <aantal>
Een cijfer dat het aantal exemplaren aangeeft dat dient te worden afgedrukt
Het type opdracht instellen
Hiermee geeft u aan welk type opdracht dit is: 1-zijdig, 2-zijdig of kop-staart.
Syntaxis -sides <zijden>
Command Line Client gebruiken
Argument <zijden>
Een van de volgende opties invoeren:
•1-side
•2-side
head-to-toe
De afwerkingsoptie instellen
Hiermee geeft u de afwerking voor de opdracht op.
Syntaxis -finishing <optie>
Argument <optie>
Een van de volgende opties invoeren:
no-finish
staple-top-left
staple-bottom-left
staple-top-right
staple-dual-left
staple-dual-right
Afdrukken met Xerox Production Print Services 6-5
Command Line Client gebruiken
•bind-left
bind-right
booklet-maker
Gebruikersnaam instellen
Hiermee geeft u de gebruikersnaam van de verzender op.
Syntaxis -user <verzender>
Argument <verzender>
De gebruikersnaam van de verzender invoeren als argument.
Opdrachtstatus weergeven: -ListJob
Hiermee geeft u de statusinformatie weer van opdrachten die naar de DocuSP-controller zijn verzonden. Wanneer er geen opties worden gespecificeerd, worden de laatste 40 opdrachten weergegeven. De weergegeven informatie omvat de naam van de verzender, de opdrachtnaam, de job-ID en de status.
Syntaxis -ListJob
Argument -v of -V
Hiermee wordt de informatie in uitgebreide vorm weergegeven. Alle opdrachtinformatie wordt weergegeven voor maximaal 40 opdrachten. Het aantal weergegeven records kan worden opgegeven met de optie -n. De optie -e gebruiken om de gehele database weer te geven.
Argument -l of -L
Hiermee geeft u de naam van de verzender, opdrachtnaam, aantal exemplaren, voorrang, bestandsgrootte, verzenddatum en -tijd, opdracht-ID, opdrachtstatus, formaat, datum en tijd, alsmede de doorstuurdatum en -tijd weer voor de betreffende opdracht.
6-6 Afdrukken met Xerox Production Print Services
Argument -s of -S <status>
Hiermee geeft u de status weer voor de afdrukopdrachten in de database. Bij de statuswaarden voor deze optie wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters; deze dienen bovendien in hun geheel te worden ingevoerd. De statuswaarden worden hieronder vetgedrukt weergegeven:
queued De opdracht staat in de wachtrij om te worden afgedrukt.
processing De opdracht wordt op dat moment afgedrukt.
completed De opdracht is voltooid. Een van de volgende berichten wordt weergegeven: Complete, CancelledByOperator, CancelledByUser, CompleteWithWarning, CompleteWithErrors, Rejected, of Aborted.
Argument -i of -I <identificatienummer>
Command Line Client gebruiken
Hiermee geeft u de status weer van de opdracht voor het aangegeven identificatienummer.
Argument -server <naam DocuSP-controller>
Hiermee geeft u de status weer van de opdrachten die zich op dat moment op de betreffende controller bevinden. Indien u niet de optie “-server” gebruikt, wordt de query verzonden naar de DocuSP-controllers die vermeld staan in het printerlocatiebestand (printer.disc) van XDS Plus.
Argument -p of -P <naam printerwachtrij>
Hiermee geeft u de opdrachten weer die zijn verzonden naar de opgegeven wachtrij.
De printer instellen: -p <printer>
Hiermee geeft u de printer op die voor afdrukopdrachten dient te worden gebruikt en stelt u deze in. Deze parameter is vereist voor afdrukken.
Syntaxis –p <printer>
Argument <printer>
Afdrukken met Xerox Production Print Services 6-7
Command Line Client gebruiken
Hiermee geeft u het directorypad en de naam van de printer op waarnaar u opdrachten wilt verzenden. Dit pad en deze naam dienen precies zo te worden ingevoerd als deze vermeld staan in de printerlijst die wordt gegenereerd met de opdracht –Listp. “Een lijst van printers weergeven” eerder in dit hoofdstuk raadplegen.
Wachtrijstatus: -ListQ <opties>
Hiermee geeft u een lijst weer van beschikbare wachtrijen, alsmede de status van elke wachtrij.
Syntaxis -Listq <opties>
Argument -l of -L
Hiermee geeft u de naam van de wachtrij, identificatienummer, status, voorrang, printernaam, printertype, netwerkadres en eventuele opmerkingen voor de betreffende wachtrij weer.
Argument -v of -V
Hiermee geeft u de naam van de wachtrij, identificatienummer, status, voorrang, resolutie, begindatum en -tijd, aanmaakdatum en -tijd, aantal opdrachten in de wachtrij, wachtrijkenmerken, printernaam, printertype, netwerkadres en eventuele opmerkingen weer.
Argument -server <naam DocuSP-controller>
Hiermee vraagt u informatie op voor de betreffende DocuSP­controller. Indien u niet de optie “-server” gebruikt, wordt een query verzonden naar de DocuSP-controllers die vermeld staan in het printerlocatiebestand (printer.disc) van XDS Plus.
Argument -p of -P
Hiermee vraagt u uitsluitend voor de opgegeven wachtrij informatie op.
6-8 Afdrukken met Xerox Production Print Services

RegFileLoc instellen

De Installatiehandleiding raadplegen voor informatie over het maken en instellen van het printerlocatiebestand. De volgende syntaxis gebruiken om de locatie van het printerregistratiebestand in te stellen.
Syntaxis RegFileLoc -<locatie>
Argument <locatie>
Hiermee geeft u de locatie aan van het printerregistratiebestand in URL-notatie.
Argument RegFileLoc -get
Hiermee geeft u de locatie van het printerregistratiebestand weer.
Command Line Client gebruiken
Argument RegFileLoc -help
Hiermee geeft u Help-informatie over het gebruik weer.

Afdrukken in de opdrachtmode Print

De volgende stappen uitvoeren om een afdrukopdracht in de enkelvoudige opdrachtmode te verzenden:
A
1. Wanneer u een opdracht wilt instellen en uitvoeren in de enkelvoudige opdrachtmode, dient u een batchbestand te bewerken en uit te voeren dat u kunt vinden in de map waarin XDS Plus is geïnstalleerd. Een van de volgende opties gebruiken:
Voor Windows gebruikt u jxdsclc_sc_win32.bat
Voor Solaris gebruikt u jxdsclc_sc_unix
De volgende parameters zijn vereist voor afdrukken:
–p gevolgd door een spatie, vervolgens de naam van de
printer waarnaar u een opdracht verzendt (zoals weergegeven in de lijst met printers)
–f gevolgd door een spatie, vervolgens de naam van het
documentbestand dat u wilt afdrukken
–jt gevolgd door de naam van de opgeslagen
opdrachtkaart die u wilt gebruiken voor de opdracht.
Afdrukken met Xerox Production Print Services 6-9
Command Line Client gebruiken
2. De opdracht wordt verzonden wanneer u het batchbestand
De basissyntaxis voor een afdrukopdracht is als volgt:
–p <printernaam> –f <bestandsnaam> –jt <opdrachtkaart>
uitvoert.
De enkelvoudige opdrachtmode wordt vaak gebruikt voor batchbewerkingen. Hiertoe de opdrachtregel kopiëren en plakken en de parameters wijzigen.
E
OPMERKING: Geen andere delen van het batchbestand wijzigen.
U dient één opdrachtregel te hebben voor elke afzonderlijke opdracht die u wilt uitvoeren. In het volgende voorbeeld wordt een bestand weergegeven met twee afdrukopdrachten, elk naar een andere printer.
com.xerox.jxds.frontends.clc.application.JXDS -p/
rebar.ess.c.xerox.com/default -f ./golden.ps -jt ./ticket.xpf
com.xerox.jxds.frontends.clc.application.JXDS -p/
rebar.ess.c.xerox.com/rebar -f ./golden.ps -jt ./ticket.xpf
“Parameters van de opdrachtmode Print” raadplegen voor meer informatie over de opdrachtstructuur.
“Parameters van de opdrachtmode Print” eerder in dit hoofdstuk raadplegen voor een lijst van beschikbare parameters voor de opdracht Print.
6-10 Afdrukken met Xerox Production Print Services
Command Line Client gebruiken

Beknopte referentiehandleiding voor opdrachten

In de volgende tabellen staan alle opdrachten en parameters voor elke mode van de applicatie XDS Command Line.
Tabel 6-1. Opdrachten en parameters van de opdrachtmode Print
Parameter Functie Argumenten Definitie argument
–p Printer instellen <printer> Naam van de printer
–f Bestand instellen om af te
drukken
–jt Opdrachtkaart instellen <opdracht> Naam van het opdrachtkaartbestand
–copies Gewenste aantal afdrukken
instellen
-sides Type opdracht (te bedrukken zijden instellen)
-finishing Afwerking voor de opdracht instellen
-user Geeft de gebruikersnaam van de verzender aan
–exit XDS Command Line
afsluiten
–help Een lijst van beschikbare
opdrachten weergeven
–Listp Een lijst van printers
weergeven
<bestand> Naam van het af te drukken
documentbestand
<#> Aantal afdrukken (getal)
<zijden> 1-side, 2-side, head-to-toe
<optie> no-finish, staple-top-left, staple-bottom-left,
staple-top-right, staple-dual-left, staple­dual-right, bind-left, bind-right, booklet­maker
<verzender> De gebruikersnaam van de verzender
invoeren
-v of -V Geeft de printernaam, -status, -type, netwerkadres, afleveringstype, afleveringsformaat en serverprogramma weer
-p of -P Geeft de printerstatus van de opgegeven printer weer
-server <naam
DocuSP­controller>
-Listjob Statusinformatie weergeven voor opdrachten die naar de controller zijn verzonden
Afdrukken met Xerox Production Print Services 6-11
-v of -V Alle informatie van alle records (maximaal
-l of -L Geeft de naam van de verzender,
Geeft de status van de opgegeven controller weer.
40)
opdrachtnaam, aantal exemplaren, voorrang, bestandsgrootte, verzenddatum en -tijd, opdracht-ID, opdrachtstatus, formaat, datum en tijd, alsmede de doorstuurdatum en -tijd weer.
Command Line Client gebruiken
Tabel 6-1. Opdrachten en parameters van de opdrachtmode Print
Parameter Functie Argumenten Definitie argument
-listq Een lijst weergeven van beschikbare wachtrijen met hun status.
-
RegFileLoc
Locatie printerregistratiebestand
-s of -S <status>
-i of -I Geeft de opdracht-ID weer
-server <naam DocuSP­controller>
-p of -P <naam printerwachtrij>
-l of -L Geeft de naam van de wachtrij, ID, status,
-server <naam DocuSP­controller>
-p of -P <naam printerwachtrij>
-set <locatie> De locatie van het printerregistratiebestand
Geeft de opdrachtstatus weer voor het opgegeven opdrachttype. Informatie hierboven raadplegen voor een complete lijst.
Geeft de status weer van opdrachten die zich momenteel op de opgegeven DocuSP-controller bevinden.
Geeft opdrachten weer die naar de betreffende wachtrij zijn verzonden.
voorrang, resolutie, begindatum en -tijd, aanmaakdatum en -tijd, aantal opdrachten in de wachtrij, kenmerken, printernaam en ­type, en het netwerkadres weer.
Geeft de wachtrijen weer die beschikbaar zijn voor de betreffende controller.
Geeft informatie weer voor de opgegeven wachtrij.
in URL-notatie
-get Geeft de locatie van het printerregistratiebestand weer.
-help Geeft Help-informatie weer voor het gebruik van de syntaxis
6-12 Afdrukken met Xerox Production Print Services

Mogelijkheden

7. De Xerox aangepaste PCL­printerdrivers
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de Xerox PCL­printerdrivers het beste kunt gebruiken wanneer u een Windows­of Solaris-systeem gebruikt.
De Xerox PCL-printerdrivers zijn PCL-drivers met door Xerox toegevoegde gebruikersopties. Met deze opties krijgt u toegang tot de toepassingen van de ondersteunde Xerox-printers.
Wanneer de driver niet is geïnstalleerd of wanneer u een extra printerdriver wilt installeren, het hoofdstuk Installatiehandleiding raadplegen voor de installatieprocedure.
De PCL-printerdriver biedt de volgende mogelijkheden.
Volledige beschikking over alle afdruk- en afwerkopties van
de ondersteunde printers voor gebruikers die rechtstreeks vanuit een Windows-toepassing afdrukken.
Volledige beschikking over alle afdruk- en afwerkopties voor
gebruikers die documenten en PCL PDL-bestanden maken.
Zestig grijstinten voor het afdrukken van afbeeldingen en een
betere beeldkwaliteit.
In veel gevallen snellere verwerking dan bij de PCL mini-
driver, met name wanneer het document grafische afbeeldingen bevat.
Een reële resolutie van 600 dpi.
Xerox-printerdrivers kunnen vanuit Windows 2000 of
Windows XP worden gedeeld met andere Windows 2000- of Windows XP-clients. Het delen met andere besturingssystemen wordt niet ondersteund.
Afdrukken met Xerox Production Print Services 7-1
De Xerox aangepaste PCL-printerdrivers

Documenten afdrukken

In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de opties en toepassingen van de Xerox PCL-printerdrivers selecteert vanuit Windows- of Solaris-toepassingen.
De procedure voor het oproepen van het hoofdvenster van de PCL-driver kan van Windows-toepassing tot Windows­toepassing verschillen. In deze paragraaf wordt de meest gebruikelijke procedure aangehouden.
OPMERKING: Slechts van één Xerox-printerdriver tegelijk de
E

Toepassingen en opties oproepen

gebruikersinterface openen vanuit Standaardwaarden document in Windows NT 4.0 of Voorkeursinstellingen voor afdrukken in Windows 2000.
A
E
1. In het menu [Bestand] van de Windows-applicatie [Afdrukken] of [Afdrukinstellingen] selecteren.
2. In het venster Afdrukken of Afdrukinstellingen de gewenste opties opgeven.
[Aantal exemplaren]: De instelling voor het aantal
afdrukken in het XDS-venster heeft voorrang op de instellingen voor de optie in dit venster.
[Sorteren]: Deze optie selecteren indien deze beschikbaar
is.
OPMERKING: Het aantal afdrukken niet instellen in de dialoogvensters [Afdrukken] of [Afdrukinstellingen] van de applicatie. In plaats daarvan het aantal afdrukken instellen in het XDS-venster. Wanneer u het aantal exemplaren instelt in het venster Afdrukken of Printerinstelling, kan dit bij het afdrukken van de opdracht onverwachte resultaten opleveren.
3. [Printer] of [Instellingen] selecteren.
4. De gewenste printer selecteren.
5. [Opties] of [Eigenschappen] selecteren. Het venster Opdrachtkaartinstellingen verschijnt.
7-2 Afdrukken met Xerox Production Print Services
E
E
De Xerox aangepaste PCL-printerdrivers
OPMERKING: Voor Windows NT en Windows 2000 heeft het selecteren van [Opties] of [Eigenschappen] tot gevolg dat de eigenschappen van de printer worden weergegeven. Voor het openen van de eigenschappen voor andere besturingssystemen, het tabblad [Xerox-instellingen] selecteren om het venster Opdrachtkaartinstellingen te openen.
OPMERKING: Indien u een opdracht verzendt met een gedefinieerd paginabereik en de applicatie het afdrukken van een paginabereik ondersteunt, dient u het paginabereik in de applicatie in te stellen in plaats van in de Xerox­opdrachtkaart. Het instellen van het paginabereik in de applicatie levert een kleiner PDL-bestand op.
Voor meer informatie over opties en selectiemogelijkheden van opdrachtkaarten de opdrachtkaartopties eerder in dit document raadplegen.

Afdrukken starten

Nadat alle opties en toepassingen voor de afdrukopdracht zijn geselecteerd, de tabvensters sluiten en het afdrukken starten via het afdrukvenster van de Windows-toepassing.
1. [OK] selecteren om het instellingsvenster te sluiten.
A
2. [OK] selecteren om het venster [Afdrukinstellingen] te sluiten.
OPMERKING: Wanneer u in Windows 2000 met behulp van de
E
Xerox-PCL-drivers afdrukt vanuit WordPad, Internet Explorer 5.0 of Outlook Express, dienen de opties Aantal afdrukken en Sets/ stapels te worden ingesteld op het tabblad Algemeen.
3. [OK] selecteren in het venster [Afdrukopties] om het afdrukken te starten.
Afdrukken met Xerox Production Print Services 7-3
De Xerox aangepaste PCL-printerdrivers
7-4 Afdrukken met Xerox Production Print Services
E
8. De aangepaste Xerox PostScript­printerdrivers
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de aangepaste Xerox­PostScript-printerdrivers het beste kunt gebruiken wanneer u een Windows-, Macintosh- of Solaris-systeem gebruikt.
De aangepaste Xerox PostScript-printerdrivers omvatten door Xerox toegevoegde gebruikersopties. Met deze opties krijgt u toegang tot de toepassingen van de ondersteunde Xerox­printers.
Wanneer de driver niet is geïnstalleerd of wanneer u een extra printerdriver wilt installeren, de Installatiehandleiding raadplegen voor de installatieprocedure.
OPMERKING: Het downloaden en vervangen van lettertypen van hetzelfde bestand kan bij PostScript- en PDF-bestanden op verschillende manieren gebeuren. Daarnaast is het mogelijk dat u fontverschillen tegenkomt tussen versies van Windows.
Indien u een probleem heeft met het installeren van de PostScript-drivers in Windows NT, dienen de volgende bestanden handmatig te worden verwijderd voordat u de drivers opnieuw probeert te installeren:
•XCOMCODE.DLL
XUMPDRVR.DLL
XPSCCKM.DLL
XPSCCUI.DLL
Deze bestanden kunt u vinden in de directory met printerdrivers in Windows NT: c:\WINNT\SYSTEM32\SPOOL\DRIVERS\W32X86\2
Afdrukken met Xerox Production Print Services 8-1
De aangepaste Xerox PostScript-printerdrivers

Mogelijkheden

De aangepaste Xerox PostScript-printerdrivers bieden de volgende toepassingen:
De mogelijkheid om rechtstreeks vanuit een applicatie af te
drukken met de toepassingen van de Adobe-printerdriver en de ondersteunde printers
Toegang tot de items op de printeropdrachtkaart vanuit
applicaties
In veel gevallen snellere verwerking dan bij de Microsoft
PostScript-printerdriver, met name wanneer het document grafische afbeeldingen bevat.
Verbeterd, efficiënt, genereren van PostScript-bestanden
vergeleken met de Microsoft PostScript-printerdriver, en over het algemeen kleinere PostScript-bestanden
Ondersteuning voor PostScript niveau 1, 2 en 3. (Het
hoofdstuk “Opdrachtkaarttoepassingen per printer” raadplegen om te achterhalen welke niveau PostScript door de printer wordt ondersteund.)
Afdrukken van rand tot rand
Volledige beschikking over alle afdruk- en afwerkopties voor
gebruikers die documenten als PostScript-bestanden verzenden.

Documenten afdrukken

In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de opties en toepassingen van de aangepaste Xerox PostScript-printerdrivers selecteert vanuit applicaties.
De procedure voor het toegang krijgen tot de vensters van de gebruikersinterface van de PostScript-driver kan van Windows­applicatie tot Windows-applicatie verschillen. In dit gedeelte wordt de meest gebruikelijke procedure aangehouden.
8-2 Afdrukken met Xerox Production Print Services
A
E
De aangepaste Xerox PostScript-printerdrivers
Toepassingen en opties oproepen
1. In het menu [Bestand] van de Windows-applicatie [Afdrukken] of [Afdrukinstellingen] selecteren. Het venster [Afdrukinstellingen] wordt geopend.
2. Desgewenst de volgende parameters specificeren:
[Aantal]: De instelling voor het aantal afdrukken in het
XDS-venster heeft voorrang op de instellingen voor de optie in dit venster.
[Sorteren]: Deze optie selecteren indien deze
beschikbaar is.
OPMERKING: Het aantal afdrukken niet instellen in de dialoogvensters [Afdrukken] of [Afdrukinstellingen] van de applicatie. In plaats daarvan het aantal afdrukken instellen in het XDS-venster. Wanneer u het aantal exemplaren instelt in het venster [Afdrukken] of [Printerinstelling], kan dit bij het afdrukken van de opdracht onverwachte resultaten opleveren.
E
E
3. [Printer] of [Instellingen] selecteren.
4. De gewenste printer selecteren.
5. [Opties] of [Eigenschappen] selecteren. Het venster Opdrachtkaartinstellingen verschijnt.
OPMERKING: Voor Windows NT en Windows 2000 heeft het selecteren van [Opties] of [Eigenschappen] tot gevolg dat de eigenschappen van de printer worden weergegeven. Voor het openen van de eigenschappen voor andere besturingssystemen, het tabblad [Xerox-instellingen] selecteren om het venster Opdrachtkaartinstellingen te openen.
OPMERKING: Indien u een opdracht verzendt met een gedefinieerd paginabereik en de applicatie het afdrukken van een paginabereik ondersteunt, dient u het paginabereik in de applicatie in te stellen in plaats van in de Xerox­opdrachtkaart. Het instellen van het paginabereik in de applicatie levert een kleiner PDL-bestand op.
Voor meer informatie over opties en selectiemogelijkheden van opdrachtkaarten de opdrachtkaartopties verderop in dit document raadplegen.
Afdrukken met Xerox Production Print Services 8-3
De aangepaste Xerox PostScript-printerdrivers
Afdrukken starten
Nadat alle opties en toepassingen voor de afdrukopdracht zijn geselecteerd, de vensters met instellingen van de opdrachtkaart sluiten en het afdrukken starten via het afdrukvenster van de Windows-toepassing.
1. [OK] selecteren om het instellingsvenster te sluiten.
A
2. [OK] selecteren om het venster [Afdrukinstellingen] te sluiten.
3. [OK] of [Afdrukken] selecteren in het venster [Afdrukopties] om het afdrukken te starten.
8-4 Afdrukken met Xerox Production Print Services

9. Opdrachtkaartopties

Dit hoofdstuk bevat de procedures voor het het afdrukken van een document met de XDS- en XDS Plus-software op een Xerox-afdruksysteem vanaf een computer met Windows 95, Windows 98, Windows NT 4.0, Windows 2000, Windows Millennium, XP, of een Sun-werkstation met Solaris 2.6 of 2.8. Vanaf een Macintosh OS 8.6, 9.x of OS in de Classic-mode bij het gebruik van XDS. Wanneer XDS Plus wordt gebruikt, dient een Macintosh met OS X Native-mode worden gebruikt. In de vensters van de XDS- of XDS Plus-software, de aangepaste Xerox-drivers en DocuSP-webclient kunt u een documentbestand selecteren, de opdrachtkaart instellen en de afdrukopdracht naar de printer zenden.

Afdrukopdracht instellen

Wanneer u een afdrukopdracht instelt, specificeert u parameters waarmee het uiterlijk en de bestemming van de afdruk worden gedefinieerd.
In het venster Instellingen kunt u de parameters instellen voor de afdrukopdracht die u wilt uitvoeren. In het venster Instellingen heeft u toegang tot de specificatietaken van opdrachtinstellingen via de pictogramknoppen op de werkbalk, de menu’s op de menubalk en de velden van de opdrachtkaart die de rest van het veld uitmaken.
Afdrukken met Xerox Production Print Services 9-1
Opdrachtkaartopties

Venster Printerbeperkingen

E

Printerstandaardinstelling

Indien de huidige opdrachtkaart parameters bevat die niet beschikbaar zijn op de geselecteerde printer, verschijnt het venster Printerbeperkingen. In dit venster kunt u standaardinstellingen toewijzen aan de aangegeven gebieden, of de bewerking annuleren. [Standaardinstellingen toekennen] selecteren om wijzigingen aan te brengen in de huidige opdrachtkaart of [Bewerking annuleren] selecteren om de bewerking te annuleren. Indien u de bewerking annuleert, keert u terug naar het startvenster van XDS en kunt u een andere printer of een nieuwe opdrachtkaart selecteren.
OPMERKING: Printerbeperkingen is niet beschikbaar op Macintosh-systemen.
De selectie [Printerstandaardinstelling] verschijnt in veel van de velden van de opdrachtkaart. Met deze optie kan de opdracht worden uitgevoerd via de standaardwachtrij, via negeren van de wachtrij of volgens de optie die is ingesteld met setpagedevice van PostScript.
Wanneer de optie [Printerstandaardinstelling] is geselecteerd, worden bij het uitvoeren van de afdrukopdracht de instellingen gebruikt die zijn geconfigureerd in één van de categorieën uit het onderstaande overzicht. De categorieën zijn vermeld in volgorde van prioriteit.
9-2 Afdrukken met Xerox Production Print Services
Opdrachtkaartopties
In de bovenstaande afbeelding wordt aangegeven dat parameters die zijn opgegeven als wachtrijnegeringen op de controller van het afdruksysteem als eerste worden gebruikt als standaardinstellingen. Als er geen wachtrijnegeringen zijn opgegeven, worden parameters op eventuele speciale pagina’s gebruikt, enzovoort.

Opdrachtkaartopties instellen voor XDS

In een opdrachtkaart specificeert u een verzameling afdrukopties die door het systeem wordt gebruikt voor een gegeven opdracht. Telkens wanneer u een opdracht uitvoert, dient u voor de opdracht een opdrachtkaart te specificeren of te maken. De informatie op deze opdrachtkaart wordt met de opdracht meegestuurd naar de printer en voorziet de printer van instructies voor de manier waarop de opdracht dient te worden uitgevoerd.
U kunt parameters voor de opdrachtkaart selecteren of invoeren in de velden in het venster Instellingen. U kunt deze set specificaties toepassen op de huidige afdrukopdracht of u kunt deze opslaan als opdrachtkaart en het bestand later weer oproepen om het te gebruiken bij andere opdrachten.
Afdrukken met Xerox Production Print Services 9-3
Opdrachtkaartopties
E
E
OPMERKING: Welke toepassingen in de opdrachtkaartvelden en keuzelijsten van het venster Instellingen worden weergegeven, hangt af van de toepassingen die beschikbaar zijn van de geselecteerde opdrachtkaartinstellingen en de printer waarmee wordt gewerkt. De handleiding over opdrachtkaarttoepassingen raadplegen om te achterhalen welke toepassingen door de geselecteerde printer worden ondersteund.
Venster Instellingen openen
[Instellingen...] selecteren in het XDS-venster om het venster Instellingen te openen om opdrachtkaartparameters te specificeren.
OPMERKING: Het venster Printerinstellingen is niet beschikbaar op Macintosh-systemen.

Toegang tot opdrachtkaarttoepassingen voor XDS Plus

U kunt een groot aantal parameters instellen voor de afdrukopdracht die u wilt uitvoeren. In het XDS Plus-venster krijgt u met het pictogram [Opdrachtinstellingen] toegang tot tabvensters waarin u specificaties kunt opgeven voor de opdracht die u wilt uitvoeren. Deze set parameterspecificaties voor een opdracht wordt een “opdrachtkaart” genoemd.
In een opdrachtkaart specificeert u de verzameling afdrukopties die door het systeem wordt gebruikt voor een gegeven opdracht. Telkens wanneer u een opdracht uitvoert, dient u voor de opdracht een opdrachtkaart te specificeren of te maken. De informatie op deze opdrachtkaart wordt met de opdracht meegestuurd naar de printer en voorziet de printer van instructies voor de manier waarop de opdracht dient te worden uitgevoerd.
U kunt deze set specificaties toepassen op de huidige afdrukopdracht of u kunt deze opslaan als opdrachtkaartbestand (.xpf) en het bestand later weer oproepen om het te gebruiken bij andere opdrachten.
9-4 Afdrukken met Xerox Production Print Services
Loading...