De auteursrechtelijke bescherming waarop aanspraak wordt gemaakt, bevat alle
vormen en zaken van auteursrechtelijk beschermd materiaal dat en informatie die
thans of in de toekomst van rechtswege is toegestaan. Dit omvat, zonder enige
beperking, materiaal dat wordt gegenereerd door de software en dat in het scherm
wordt weergegeven, zoals pictogrammen, uiterlijk en inhoud van de schermen,
enzovoort.
Gedrukt in de VS, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk.
XEROX®, XEROX Europe en XEROX Canada Limited, The Document Company®,
de gestileerde X® en alle namen en identificatienummers die worden gebruikt in
verband met Xerox-producten die worden vermeld in deze publicatie zijn
handelsmerken van XEROX CORPORATION. Alle niet-Xerox merk- en
productnamen zijn handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken van de
desbetreffende ondernemingen.
Dit product omvat software die is ontwikkeld door de Apache Software Foundation
(http://www.apache.org/). SWOP® is een gedeponeerd handelsmerk van SWOP, Inc.
Hoewel de informatie in deze handleiding correct is op het moment van publicatie,
behoudt Xerox zich het recht voor de informatie op ieder willekeurig tijdstip te wijzigen
zonder voorafgaande kennisgeving. Dit document wordt periodiek gewijzigd.
Wijzigingen en informatie over technische aanpassingen worden in volgende edities
opgenomen.
Inhoudsopgave
1.Inleiding1-1
Alvorens deze handleiding te gebruiken1-1
Info over XPPS1-1
XDS1-2
XDS Plus1-2
Aangepaste Xerox-drivers1-2
Drivers en PPD's van andere fabrikanten1-3
Webinterface1-3
Command Line-client1-3
Over deze handleiding1-3
Inhoud1-3
Conventies1-5
Aanvullende documentatie1-6
Xerox Welcome Centre1-6
2.XDS gebruiken2-1
Vereisten2-1
XDS starten vanuit Windows2-2
XDS starten vanuit Macintosh OS X2-2
Overzicht van het afdrukproces2-2
Windows-afdrukproces2-3
Macintosh-afdrukproces2-3
Slepen en neerzetten gebruiken om één of meer opdrachten
af te drukken2-5
Printertype en printerwachtrij selecteren2-6
Bestand selecteren voor afdrukken2-6
Printerlijst aanpassen2-7
Printer toevoegen2-8
Standaardprinter definiëren2-9
Printerwachtrij wijzigen2-9
Afdrukken met Xerox Production Print Servicesi
Inhoudsopgave
Printer verwijderen2-10
Printerinformatie weergeven2-10
Printeraansluitingen controleren2-11
3.De XDS Plus-software gebruiken 3-1
Vereisten3-1
Toegang tot de XDS Plus-software3-2
Toegang tot XDS Plus in Windows3-2
Toegang tot XDS Plus in Solaris3-3
Toegang tot XDS Plus vanaf het Internet3-3
XDS Plus-afdrukproces3-4
Printer- en wachtrij-instellingen3-6
Printer en wachtrij selecteren3-6
Onderdelen van het venster Printer wijzigen3-6
Printer- en wachtrij-eigenschappen bekijken3-8
Printer en wachtrij selecteren3-9
4.Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface4-1
Overzicht van het afdrukproces in de webinterface4-1
Afdrukopdracht instellen4-2
Opdrachtkaarten4-3
Opdrachtkaartparameters instellen voor de huidige opdracht4-4
Standaard opdrachtkaart voor de wachtrij selecteren4-6
Standaard opdrachtkaart selecteren4-7
Standaard opdrachtkaart wijzigen4-7
De optie [Printerstandaardinstelling] selecteren4-8
Aantal exemplaren instellen4-9
Paginabereik voor het afdrukken instellen4-9
Standaard papier voor de opdracht instellen4-10
Papiervarianten instellen4-11
Het venster Papier openen4-11
Onderdelen van het venster Papier4-11
Papier voor de opdracht selecteren4-13
Papiervariant definiëren4-14
iiAfdrukken met Xerox Production Print Services
Inhoudsopgave
Type opdracht instellen4-15
Afwerkingsoptie instellen 4-16
Sets/stapels instellen4-17
Tussenschietvellen instellen4-17
Geavanceerde toepassingen instellen4-17
Opties instellen in het kader Beeldaanpassing4-18
Beeldverschuiving instellen4-18
Rotatie specificeren4-20
OPI selecteren4-20
OPI-voorscan selecteren4-21
Halftonen specificeren4-21
Toonreproductiekrommen (TRC’s) instellen4-21
Anti-aliasing instellen4-22
Kleurtoepassingen instellen4-22
Kleuraanpassingen4-23
Kleurbalans4-24
Extra kleurenparameters instellen4-24
Bronkleurprofielen instellen4-25
Parameters van de afdrukkleuren instellen4-25
Opdrachtgegevens invoeren4-27
Gebruikersvoorkeuren instellen4-29
Documenten afdrukken4-30
Printerwachtrij selecteren4-30
Een bestand selecteren om af te drukken4-30
Opdracht verzenden voor afdrukken4-31
Status en berichten van de opdracht, printer en wachtrij bekijken4-31
Berichten bekijken4-33
Eigenschappen bekijken4-33
Afdrukken met Xerox Production Print Services
iii
Inhoudsopgave
5.Xerox PPD’s en plug-ins5-1
PPD’s en plug-ins op een Macintosh5-1
Richtlijnen voor het selecteren van afdrukvereisten5-1
Afdrukopties selecteren5-2
De Xerox-plug-in gebruiken5-2
Slepen en neerzetten gebruiken om één of meer opdrachten
af te drukken5-3
PPD’s en plug-ins in Windows5-4
Document maken5-4
Afdrukopties5-4
6.Command Line Client gebruiken6-1
Toegang tot de XDS Command Line-software6-1
Toegang tot XDS Command Line vanuit Windows6-1
Toegang tot XDS Command Line vanuit Solaris en Max OS X6-2
Werkmodes van XDS Command Line6-2
De opdrachtmode Print gebruiken6-2
Parameters van de opdrachtmode Print6-3
Toegang tot XDS Command Line Help: -help en -\?6-3
XDS Command Line afsluiten: -exit6-3
Een lijst van printers weergeven: -ListP6-3
Lijst van de printerstatus: -ListP <opties>6-3
Een bestand selecteren om af te drukken: -f <bestand>6-4
De opdrachtkaart instellen: -jt <opdracht>6-4
Het aantal exemplaren instellen: -copies <aantal>6-5
Het type opdracht instellen6-5
De afwerkingsoptie instellen6-5
Gebruikersnaam instellen6-6
Opdrachtstatus weergeven: -ListJob6-6
De printer instellen: -p <printer>6-7
Wachtrijstatus: -ListQ <opties>6-8
RegFileLoc instellen6-9
Afdrukken in de opdrachtmode Print6-9
ivAfdrukken met Xerox Production Print Services
Inhoudsopgave
Beknopte referentiehandleiding voor opdrachten6-11
Toegang tot opdrachtkaarttoepassingen voor XDS Plus9-4
Opdrachtkaart maken9-5
Opdrachtkaart instellen9-6
Aantal exemplaren instellen9-7
Het paginabereik specificeren9-7
Het type opdracht selecteren9-7
De opdrachtbestemming (afdrukken of opslaan) specificeren9-8
Opdrachtinstellingsparameters9-9
Opdrachtaantekeningen invoeren9-14
Papier voor de opdracht specificeren9-15
Papiereigenschappen specificeren9-19
Omslagen specificeren9-21
Speciale pagina’s instellen9-24
Afdrukken met Xerox Production Print Services
v
Inhoudsopgave
Fullcolour-parameters specificeren9-27
Markeringskleurparameters instellen9-32
Invoegingen instellen9-34
Begin hoofdstuk specificeren9-37
Documenten afdrukken9-38
Printerwachtrij selecteren9-38
Afdrukbestand selecteren9-39
Opgeslagen opdrachten opnieuw uitvoeren9-40
Opnieuw afdrukken zonder opdrachtkaartparameters
te wijzigen9-40
Opnieuw afdrukken met andere opdrachtkaartparameters9-41
Opdrachtstatus controleren9-43
XDS-afdrukopties instellen9-43
Bestand met printeropties instellen 9-45
Inhoud van het bestand9-45
Bronnen voor het bestand met printeropties voor Windows9-45
Bestand met printeropties genereren in XDS Plus9-46
XDS-software afsluiten9-46
De XDS Plus-software afsluiten9-47
viAfdrukken met Xerox Production Print Services
1.Inleiding
Met behulp van een netwerk-werkstation en de software Xerox
Production Print Services kunnen documenten die zijn gemaakt
met een opmaakprogramma worden afgedrukt met een
ondersteunde Xerox-printer.
Alvorens deze handleiding te gebruiken
Deze handleiding is bedoeld voor gebruikers van de volgende
werkstations:
•Pc's met Windows 95, 98, Millennium, NT 4.0, 2000 of XP
•Sun-werkstations met Solaris 2.6 of hoger
•Macintosh OS
Info over XPPS
Wanneer u de XPPS-software wilt gebruiken om documenten af
te drukken, dient het werkstation via een door Xerox
ondersteund netwerk toegang te hebben tot de Xerox-printer.
U dient bekend te zijn met de applicatie die u gaat gebruiken, het
gebruik van de muis en het omgaan met de dialoogvensters en
vensters.
De Xerox Production Print Services (XPPS)-software bevat een
verscheidenheid aan applicaties waarmee gebruikers
opdrachten kunnen verzenden om te worden uitgevoerd op
aangesloten en ondersteunde Xerox-printers.
Afdrukken met Xerox Production Print Services1-1
Inleiding
XDS
E
XDS Plus
De Xerox-software voor documentverzending (XDS) is een op
zichzelf staande applicatie die wordt gebruikt voor het invoeren
van opdrachtkaartgegevens voor een PDL-bestand en het
verzenden van de opdracht naar een beschikbare printer waarop
DocuSP-software versie 3.1 of hoger wordt uitgevoerd. Met
behulp van deze software kunnen gebruikers van door Xerox
ondersteunde netwerken profiteren van de vele afdrukopties die
de ondersteunde Xerox-afdruksystemen te bieden hebben.
OPMERKING: Documenten dienen te zijn opgeslagen in een
bestand in het formaat .ps, .pcl, .pdf, tiff, of ASCII-tekst.
De Xerox-software voor documentverzending Plus (XDS Plus) is
een op zichzelf staande applicatie die wordt gebruikt voor het
invoeren van opdrachtkaartgegevens voor een PDL-bestand en
het verzenden van de opdracht naar een beschikbare printer
waarop DocuSP-software versie 3.1 of hoger wordt uitgevoerd.
Met behulp van deze software kunnen gebruikers van door
Xerox ondersteunde netwerken profiteren van de vele
afdrukopties die de ondersteunde Xerox-afdruksystemen te
bieden hebben. XDS Plus ondersteunt dezelfde set
toepassingen als XDS met bovendien de printerstatus, Xeroxopdrachtkaartconverter en Xerox Document Submission
Command Line.
Aangepaste Xerox-drivers
De aangepaste Xerox-printerdrivers zijn drivers met door Xerox
toegevoegde gebruikersopties. Met deze opties krijgt u toegang
tot de toepassingen van de ondersteunde Xerox-printers.
1-2Afdrukken met Xerox Production Print Services
Drivers en PPD's van andere fabrikanten
U kunt met een printerdriver van een andere fabrikant en een
Xerox PPD-bestand een document maken en dit naar de Xeroxprinter zenden om te worden afgedrukt. Drivers en PPD's van
andere fabrikanten kunnen worden geladen en gebruikt naast
aangepaste Xerox-drivers. Afhankelijk van de geïnstalleerde
driver zullen er verschillende opdrachtkaartopties beschikbaar
zijn.
Drivers van andere fabrikanten bieden op het werkstation geen
toegang tot alle ondersteunde printertoepassingen.
Webinterface
In de webinterface gebruikt u een browser om toegang te krijgen
tot de vensters waarin u een documentbestand kunt selecteren,
een opdrachtkaart kunt opstellen en een afdrukopdracht naar de
printer kunt sturen; en dit alles vanaf het Internet.
Inleiding
Command Line-client
Indien u de opdracht print, listjob, listq of listp gebruikt voor uw
opdrachtenstroom, is het raadzaam de nieuwe XDS Command
Line-client te gebruiken die bij de XDS Plus-software wordt
geleverd.
Over deze handleiding
Eerst goed de inhoud en de conventies doornemen, voordat u
overgaat tot het uitvoeren van de procedures in deze
handleiding.
Inhoud
In deze handleiding komt het volgende aan de orde:
•Hoofdstuk 1, “Inleiding” vormt een inleiding op deze
handleiding.
Afdrukken met Xerox Production Print Services1-3
Inleiding
•Hoofdstuk 2, “XDS Gebruiken”, bevat de informatie die u
nodig heeft om toegang tot, en inzicht in het uitvoeren van,
het afdrukproces met XDS te krijgen. Printer- en wachtrijinstellingen worden ook in dit hoofdstuk behandeld.
•Hoofdstuk 3, “De XDS Plus-software gebruiken”, bevat
de informatie die u nodig heeft om toegang te krijgen tot en
gebruik te maken van de XDS Plus-software voor het
verzenden van bestanden om te worden afgedrukt.
•Hoofdstuk 4, “Een opdracht afdrukken met de DocuSP-webinterface”, bevat informatie voor het gebruik van de
online versie van XPPS. Dit omvat het instellen van een
opdrachtkaart, alsmede de stappen die nodig zijn om het
uitvoeren van een opdracht te realiseren.
•Hoofdstuk 5, “Xerox-PPD's en PlugIn”, bevat richtlijnen
voor het selecteren van afdrukvereisten en het gebruik van
Xerox-PPD's en -PlugIns voor zowel Macintosh- als
Windows-applicaties.
•Hoofdstuk 6, “Command Line-client gebruiken”, betreft
de Xerox Document Submission Command Line-software
waarmee u vanaf een pc of Sun-werkstation
afdrukopdrachten kunt instellen en verzenden door
opdrachten in te voeren in een DOS- of UNIX-venster. In dit
hoofdstuk worden de procedure en de syntaxis beschreven
voor het invoeren van de afdruk- en
opdrachtinstellingsopdrachten.
•Hoofdstuk 7, “De aangepaste Xerox-PCL-printerdrivers”,
bevat informatie over het afdrukken van documenten met de
aangepaste Xerox-PCL-printerdrivers.
•Hoofdstuk 8, “De aangepaste Xerox-PostScript-printerdrivers”, bevat informatie over en procedures voor
het afdrukken van documenten met de aangepaste XeroxPostScript-printerdrivers.
•Hoofdstuk 9, “Opdrachtkaartinstellingen”, bevat de
procedures voor het afdrukken van een documentbestand
met de Xerox Document Submission- en Xerox Document
Submission Plus-software.
1-4Afdrukken met Xerox Production Print Services
Conventies
Inleiding
In deze handleiding worden de volgende conventies
aangehouden:
•Punthaakjes: Variabele informatie die in het venster wordt
weergegeven of die kan worden ingevoerd als onderdeel van
een opdrachtregel staat tussen punthaakjes. Bijvoorbeeld
“Kan <bestand> niet kopiëren;” “set –p <printer>.”
•Rechte haakjes: Rechte haakjes worden gebruikt voor het
volgende:
–Namen van menuopties die u selecteert, bijvoorbeeld
[Printerstandaardinstelling]
–Namen van toetsen die u selecteert, bijvoorbeeld [OK] en
[Annuleren]
–Namen van tekstvakken, keuzelijsten en velden,
bijvoorbeeld “het tekstvak [Van],” “de keuzelijst
[Directory’s],” “het veld [Kleurbron]”
•Vet: Vetgedrukte tekst wordt gebruikt voor het volgende:
–Directorypaden, bijvoorbeeld “Bladeren naar de directory
Win_nt40/Xeroxdrv.”
–Tekst die u invoert, bijvoorbeeld “paars of XDS invoeren.”
–De aandacht vestigen op tekst die extra belangrijk is,
bijvoorbeeld “[Stop] selecteren in het venster van de
gebruikersinterface. Niet op de rode stoptoets klikken op de controller.”
–Inleidende woorden of woordgroepen aan het begin van
een onderdeel in een lijst, bijvoorbeeld:
[Opdracht vasthouden]: Het document wordt
vastgehouden op de printer...
[Opdracht annuleren]: Het document wordt niet
afgedrukt...
•Opmerking: Opmerkingen bevatten aanvullende informatie
die u kan helpen bij het uitvoeren van een handeling of het
begrijpen van de tekst. Opmerkingen worden cursief
weergegeven in afzonderlijke alinea’s. Voorbeeld:
OPMERKING: U kunt een opdracht alleen verzenden indien
E
Afdrukken met Xerox Production Print Services1-5
de printer met uw werkstation is verbonden.
Inleiding
Aanvullende documentatie
Meer informatie over de Xerox-printer en de printerserver of
controller die deel uitmaakt van het afdruksysteem, is te vinden
in de documentatie bij de betreffende systeemonderdelen.
Xerox Welcome Centre
Voor servicebezoeken kunt u contact opnemen met het Xerox
Welcome Centre.
1-6Afdrukken met Xerox Production Print Services
E
2.XDS gebruiken
Dit hoofdstuk bevat de procedures voor het starten van de XDSsoftware op een Xerox-afdruksysteem vanaf een computer met
Windows 95, Windows 98, Windows NT 4.0, Windows 2000,
Windows Millennium, XP, een Sun-werkstation met Solaris 2.6 of
2.8, of vanaf een Macintosh met OS X. In de vensters van de
XDS-software kunt u een documentbestand selecteren, de
opdrachtkaart instellen en de afdrukopdracht naar de printer
zenden.
Wanneer u de XDS-software uitvoert, dient u in het XDS-venster
een printer en document te selecteren, voordat u de
opdrachtkaart programmeert.
OPMERKING: Wanneer u het PDL-bestand heeft gemaakt door
via een van de Xerox-printerdrivers naar bestand of naar schijf af
te drukken, de afdrukopdracht niet naar de printer zenden via de
XDS-software. De gegevens in de opdrachtkaart bij het PDLbestand kunnen namelijk in conflict zijn met de
opdrachtkaartgegevens die zijn geprogrammeerd in XDS. Een
andere verzendmethode gebruiken om het document af te
drukken.
Vereisten
Voordat u de XDS-software kunt gebruiken, dient aan de
volgende vereisten te zijn voldaan:
•U dient ervoor te zorgen dat de Microsoft Windows-, Sun
Solaris- of Macintosh-software op het werkstation is
geïnstalleerd. Indien de software als gemeenschappelijke
software op de netwerkserver is geïnstalleerd, contact
opnemen met de systeembeheerder.
•U dient met de hulpprogramma’s in Windows, Solaris of
Macintosh OS X te kunnen omgaan om een verbinding met
de netwerkstations tot stand te kunnen brengen of de
verbinding met de stations waarmee u momenteel bent
verbonden, te kunnen verbreken.
Afdrukken met Xerox Production Print Services2-1
XDS gebruiken
•U dient ervoor te zorgen dat de XDS Plus-software is
geïnstalleerd op het werkstation. De “Installatiehandleiding”
raadplegen voor de procedures.
•U dient te weten hoe u een document opslaat als PDLbestand door dit document naar bestand af te drukken,
anders dient u een geldig TIFF-, PDF- of ASCII-bestand te
maken.
XDS starten vanuit Windows
De volgende stappen uitvoeren om de XDS-software weer te
geven vanuit Windows:
1. Aanmelden bij uw netwerk.
A
2. Op het werkstation het menu Start, [Programma’s], [Xeroxapplicaties] en vervolgens [XDS] selecteren. Het venster van
XDS wordt geopend.
XDS starten vanuit Macintosh OS X
Wanneer u de XDS-client-software uitvoert, dient u in het XDSvenster een printer en document te selecteren, voordat u de
opdrachtkaart programmeert.
Dubbelklikken op het pictogram [XDS] om de Xerox-clientsoftware voor opdrachtverzending uit te voeren.
Overzicht van het afdrukproces
Hieronder worden de stappen beschreven die dienen te worden
uitgevoerd om een document via een geselecteerde printer af te
drukken. Voor meer informatie over het uitvoeren van de
procedure die wordt gespecificeerd bij elke stap, het gedeelte
“Een document afdrukken” verderop in deze handleiding
raadplegen.
2-2Afdrukken met Xerox Production Print Services
Windows-afdrukproces
1. Het XDS-venster openen.
A
Het gedeelte “XDS-software gebruiken” raadplegen, in het
voorgaande gedeelte.
2. Een printerwachtrij selecteren.
Het gedeelte “Printerwachtrij selecteren” verderop in dit
hoofdstuk raadplegen.
3. Een bestand selecteren dat u wilt afdrukken.
Het gedeelte “Een bestand selecteren om af te drukken”
verderop in dit hoofdstuk raadplegen.
4. De afdrukopdracht en de opdrachtkaart instellen.
De volgende instellingsprocedures zijn toegankelijk vanuit
het venster Instellingen:
•Type opdracht en afwerkopties specificeren.
XDS gebruiken
•Aantekeningen opnemen die informatie bevatten over de
opdracht.
•Papier definiëren dat voor het afdrukken wordt gebruikt.
•Eventuele speciale toepassingen instellen, zoals
omslagen, blanco invoegingen of speciale pagina’s.
Het gedeelte “Een afdrukopdracht instellen” verderop in dit
hoofdstuk raadplegen.
5. Het documentbestand naar de printerwachtrij verzenden.
Het gedeelte “Een afdrukopdracht verzenden” verderop in dit
hoofdstuk raadplegen.
OPMERKING: Wanneer u tijdens het uitvoeren van de
E
Macintosh-afdrukproces
procedures de toets <Return> of <Enter> indrukt, voert de XDSsoftware in ieder scherm de functie van de standaardtoets uit.
Met <Tab> kunt u in elk venster de tekstvakken selecteren.
Hieronder worden de stappen beschreven die dienen te worden
uitgevoerd om een document via een geselecteerde printer af te
drukken. Voor meer informatie over het uitvoeren van de
procedure die wordt gespecificeerd bij elke stap, de uitleg van de
procedure verderop in dit hoofdstuk raadplegen.
Afdrukken met Xerox Production Print Services2-3
XDS gebruiken
A
E
1. Een printer instellen en het printerpictogram selecteren op
het bureaublad.
2. De XDS-software starten.
OPMERKING: Het volgende gedeelte van dit hoofdstuk
bevat meer informatie over het gebruik van de XDS-software.
3. In het XDS-venster een printertype selecteren in het menu
Printertype.
4. [Standaardprinter gebruiken] selecteren in het menu
Printerwachtrij. Als u Xerox-opdrachtkaarten wilt maken
zonder af te drukken, selecteert u [Geen].
5. Het bestand selecteren dat u wilt afdrukken.
6. [Afdrukken...] selecteren om de afdrukopdracht in te stellen.
7. In het opdrachtkaart-dialoogvenster dat wordt geopend de
beschikbare parameters specificeren. Afhankelijk van de
printer kunnen de volgende parametervelden worden
weergegeven:
E
•[Aantal]
•Paginabereik ([Van] en [tot])
•[Opdrachttype]
•[Bestemming]
8. De opdrachtaantekeningen invoeren.
9. De papiersoorten definiëren die u voor de afdrukopdracht wilt
gebruiken.
10.Eventuele speciale toepassingen voor de opdracht
selecteren, zoals omslagen, blanco invoegingen voor
speciale pagina’s.
11. [OK] selecteren om het documentbestand naar de printer te
zenden.
OPMERKING: Wanneer tijdens het uitvoeren van de procedures
de toets <RETURN> of <ENTER> wordt ingedrukt, wordt in alle
dialoogvensters van de XDS-software de taak uitgevoerd die
wordt gestart met de toets [Standaard].
Wanneer de toetscombinatie <Command (Apple) -punt> of
<ESC> wordt ingedrukt, wordt, indien van toepassing,
[Annuleren] uitgevoerd.
2-4Afdrukken met Xerox Production Print Services
E
A
XDS gebruiken
Slepen en neerzetten gebruiken om één of meer opdrachten
af te drukken
Er kan meer dan een opdracht worden geselecteerd en op het
XDS-pictogram worden neergezet om deze uit te voeren.
Voordat u het opdrachtpictogram sleept en neerzet, markeert u
het aangewezen printerpictogram op het Bureaublad.
OPMERKING: Dit zou de standaardprinter moeten zijn.
Nadat de opdrachten zijn neergezet:
1. Het dialoogvenster waarin het type printer kan worden
geselecteerd, wordt weergegeven. Het type printer waarop
de opdrachten zullen worden uitgevoerd, selecteren.
2. Het dialoogvenster Opdrachtkaart wordt weergegeven voor
de eerste opdracht die is neergezet. De opdrachtkaart voor
de opdracht programmeren en [OK] selecteren.
Indien er meer dan één opdracht tegelijk is neergezet, zal de
eerste opdracht naar de printer worden verzonden en het
dialoogvenster Opdrachtkaart worden weergegeven voor de
volgende opdracht. De programmering van de opdrachtkaart
die is geselecteerd voor de eerste opdracht, zal worden
vastgehouden voor de volgende opdracht.
Opgeslagen opdrachtkaarten kunnen worden geopend voor
elke opdracht die volgens de in dit hoofdstuk beschreven
methode van slepen en neerzetten is verzonden. Wanneer
een opgeslagen opdrachtkaart wordt gebruikt voor een
opdracht, wordt de programmering van de opgeslagen kaart
vastgehouden voor de volgende opdracht.
Een opdracht kan worden geannuleerd, voor deze vanaf XDS
is uitgevoerd. Het dialoogvenster Opdrachtkaart wordt voor
elke volgende opdracht geopend.
3. XDS wordt automatisch gesloten wanneer alle opdrachten
die op XDS zijn neergezet zijn verzonden of geannuleerd.
Afdrukken met Xerox Production Print Services2-5
XDS gebruiken
A
Printertype en printerwachtrij selecteren
Het menu Printertype bevat een overzicht van de beschikbare
typen printers waarmee het document kan worden afgedrukt.
In het pop-upmenu Printerwachtrij wordt bepaald of de opdracht
en opdrachtkaart dienen te worden verzonden naar de
printerwachtrij [Standaardprinter gebruiken] of dat de
opdrachtkaart wordt gemaakt en opgeslagen voor gebruik op
een later tijdstip ([Geen]).
1. In het pop-upmenu Printertype de gewenste printer
selecteren.
2. De gewenste wachtrij selecteren in het menu Printerwachtrij.
•Als u de opdrachtkaart wilt maken en opslaan om de
opdracht later uit te voeren, selecteert u [Geen].
•Als u wilt afdrukken op een printer die zich op het
bureaublad bevindt, selecteert u het betreffende
printerpictogram en selecteert u [Standaardprinter
gebruiken].
A
Indien de gewenste printer niet in het pop-upmenu Printertype
wordt weergegeven, selecteert u [Productconfiguratie] in het
menu Opties op de menubalk van het werkstation. In het
dialoogvenster voor productconfiguratie selecteert u de
categorieën producten die u wilt gebruiken om documenten af te
drukken vanaf het werkstation. De volgende selecties gebruiken:
•[DocuTech servers] voor DocuTech 135
•[DocuPrint] en/of [DocuSP] voor DocuTech 61xx, DocuTech/
DocuPrint 65/90, en DocuPrint 2000 Serie EPS-printers
•[DocuPrint] voor DocuPrint NPS-printers
•[DocuColor] voor DocuColor 20xx, 6060, iGen3
Bestand selecteren voor afdrukken
Voor het selecteren van een bestand dat u wilt verzenden om af
te drukken, de volgende stappen volgen:
1. Op een van de volgende manieren te werk gaan in het
dialoogvenster voor documentverzending:
•[Bestand selecteren] selecteren.
•[Bestand selecteren] selecteren in het menu Bestand.
•Op <Command-F> drukken om de optie [Bestand
selecteren] te kiezen.
2-6Afdrukken met Xerox Production Print Services
E
XDS gebruiken
Er wordt een dialoogvenster met directory’s weergegeven.
Wanneer u [Alleen tekstbestanden tonen] selecteert, wordt
de directory gefilterd en worden alleen tekstbestanden
weergegeven.
2. Het bestand selecteren dat u wilt afdrukken. Het bestand
dient een van de door de printer ondersteunde indelingen te
hebben: PostScript, PDF, PCL, ASCII of TIFF.
OPMERKING: Ervoor zorgen dat bestandsnamen zo kort
mogelijk zijn. Lange bestandsnamen worden niet weergegeven
en een door het systeem gegenereerde naam wordt aan het
bestand gekoppeld.
3. [Selecteren] selecteren of dubbelklikken op de
bestandsnaam of het pictogram om het bestand te openen.
De naam van het bestand dat u heeft geselecteerd, wordt
weergegeven in het dialoogvenster voor
documentverzending.
4. [Afdrukken] selecteren in het dialoogvenster voor
documentverzending. Het dialoogvenster Opdrachtkaart
wordt weergegeven.
Printerlijst aanpassen
U kunt een aangepaste printerlijst instellen die bestaat uit de
wachtrijen die u het meest gebruikt. De wachtrijen in de lijst
dienen wachtrijen te zijn die voor u op de printer beschikbaar
zijn.
Aan elke wachtrij in de lijst kan een unieke naam worden
toegewezen. Deze naam kan de locatie van de bijbehorende
printer aangeven of kan, indien de printshop wachtrijen met een
speciaal doel heeft opgezet, het doel van de wachtrij
beschrijven.
U kunt de wachtrij op de volgende manieren aanpassen:
•De naam van de printerwachtrij wijzigen.
•Een wachtrij uit de lijst verwijderen.
•De naam van een wachtrij toewijzen aan een andere
•Een standaardwachtrij instellen die automatisch wordt
printerwachtrij.
geselecteerd wanneer u de XDS-software start.
Afdrukken met Xerox Production Print Services2-7
XDS gebruiken
E
Printer toevoegen
OPMERKING: De printers geen andere naam geven. Indien u
een printer een andere naam wilt geven, kan dit alleen
onmiddellijk nadat de printer is geïnstalleerd worden gedaan.
Tijdens de installatie worden automatisch verscheidene nietaangesloten wachtrijen aan de lijst van printerwachtrijen
toegevoegd. Deze wachtrijen worden gebruikt wanneer u niet op
een printer bent aangesloten.
“Opdrachtkaart voorbereiden en opslaan” verderop in dit
hoofdstuk raadplegen voor informatie over het gebruik van deze
wachtrijen.
Printers die u vaak gebruikt, kunnen worden opgenomen in een
aangepaste printerlijst. De volgende procedure uitvoeren om
een printerlijst te starten of toevoegingen erin op te nemen:
A
E
1. [Aansluitingen] selecteren in het XDS-venster. Het venster
Printeraansluitingen wordt weergegeven.
2. In het venster Printeraansluitingen [Nieuwe toevoegen...]
selecteren. Het venster Nieuwe printer toevoegen wordt
weergegeven.
3. In het venster Nieuwe printer toevoegen het juiste
netwerktype voor de omgeving selecteren.
[Geen aansluiting] selecteren wanneer deze
printeraansluiting alleen wordt gebruikt voor het maken of
wijzigen van opdrachtkaarten. Deze printeraansluiting kan
niet worden gebruikt om afdrukopdrachten uit te voeren.
4. De aanwijzingen in de wizard voor het toevoegen van een
printer blijven opvolgen om een printer aan de lijst van
printeraansluitingen toe te voegen.
OPMERKING: Welk dialoogvenster voor netwerkverbinding
wordt weergegeven, hangt af van het geselecteerde
netwerktype. De netwerkdocumentatie raadplegen voor meer
informatie.
OPMERKING: Wanneer een bericht verschijnt waarin staat dat
E
2-8Afdrukken met Xerox Production Print Services
de geselecteerde wachtrij geen Xerox-printerwachtrij is, neemt u
contact op met de systeembeheerder.
Standaardprinter definiëren
Nadat u een aangepaste lijst van printerwachtrijen heeft
gemaakt, kunt u een standaardprinterwachtrij specificeren. De
standaardwachtrij wordt automatisch geselecteerd wanneer de
XDS-software wordt gestart.
1. In het XDS-venster [Aansluitingen] selecteren. Het venster
A
Printerwachtrij wijzigen
Printeraansluitingen wordt weergegeven.
2. In de keuzelijst Printers de naam van de printerwachtrij
selecteren.
3. [Standaard] selecteren. De naam van de
standaardprinterwachtrij blijft geselecteerd wanneer de XDSsoftware wordt gestart.
4. [OK] selecteren om terug te keren naar het XDS-venster.
XDS gebruiken
A
In de XDS-software kunt u de naam van een printerwachtrij in de
keuzelijst Printers wijzigen of de naam aan een andere
printerwachtrij toewijzen.
1. In het XDS-venster [Aansluitingen] selecteren. Het venster
Printeraansluitingen wordt weergegeven.
2. In de keuzelijst Printers de printerwachtrij selecteren die u
wilt wijzigen en vervolgens [Wijzigen...] selecteren.
3. De stappen blijven uitvoeren die in de wizard voor het
wijzigen van de printer worden aangegeven.
4. De informatie in het venster Printer wijzigen – Bekijken
controleren.
•Wanneer de weergegeven informatie juist is, [Beëindigen]
selecteren om de wijziging te voltooien en terug te keren
naar het venster Printeraansluitingen.
•Indien de informatie niet juist is, doorgaan met [Vorige] te
selecteren totdat u het scherm heeft bereikt dat u wilt
corrigeren. Nadat u de correcties heeft doorgevoerd, de
voorafgaande stappen herhalen tot u weer bij deze stap
aankomt.
5. Nadat alle printerwijzigingen zijn voltooid, [OK] selecteren om
terug te keren naar het XDS-venster.
Afdrukken met Xerox Production Print Services2-9
XDS gebruiken
Printer verwijderen
A
Printerinformatie weergeven
1. In het XDS-venster [Aansluitingen] selecteren. Het venster
Printeraansluitingen wordt weergegeven.
2. In de keuzelijst [Printers] de printerwachtrij selecteren die u
wilt verwijderen.
3. [Verwijderen] selecteren. Het venster Deze optie bevestigen
wordt weergegeven.
4. [Ja] selecteren om de naam van de printer te verwijderen.
Indien u uw keuze wilt annuleren en terug wilt keren naar het
venster Printeraansluitingen, selecteert u [Nee].
U kunt de volgende informatie weergeven over alle printers in de
keuzelijst Aangesloten printers in het venster
Printeraansluitingen.
A
•Model printer
•Type server
•Type aansluiting
•Server
•Virtuele printer
Voor het weergeven van de printerinformatie de volgende
stappen volgen:
1. [Aansluitingen] selecteren in het XDS-venster. Het venster
Printeraansluitingen wordt weergegeven.
2. In de keuzelijst [Printers] de naam van de printer selecteren.
De printerinformatie wordt weergegeven in de gedeelten
onder de keuzelijst [Printers].
3. Wanneer u de printerinformatie heeft bekeken, selecteert u
[OK] of [Sluiten] om het venster te sluiten.
2-10Afdrukken met Xerox Production Print Services
Printeraansluitingen controleren
Wanneer de XDS-software wordt gestart, worden alle
aangesloten printers gecontroleerd om ervoor te zorgen dat de
netwerkverbinding ingeschakeld en actief is.
•Een netwerkpictogram vóór de naam van de printer geeft aan
dat de netwerkaansluiting van die printer actief is.
•Wanneer voor de printernaam een cirkel met een streepje
erdoor wordt weergegeven, is de netwerkverbinding met de
betreffende printer niet actief of kan de verbinding niet tot
stand worden gebracht.
•Wanneer voor de printernaam geen pictogram wordt
weergegeven, is de printer niet aangesloten, maar wel
geselecteerd voor de aangepaste printerlijst.
De printeraansluitingen kunnen op elk gewenst moment worden
gecontroleerd.
XDS gebruiken
A
E
1. In het XDS-venster [Aansluitingen] selecteren. Het venster
Printeraansluitingen wordt weergegeven.
2. Wanneer u een bepaalde printer wilt controleren, eerst de
naam ervan en vervolgens [Printer controleren] selecteren.
Terwijl de verbinding met de geselecteerde printer wordt
gecontroleerd, wordt een venster weergegeven waarin de
status van het controleproces wordt aangegeven.
Wanneer u alle printers wilt controleren, [Alle controleren]
selecteren. Terwijl alle printerverbindingen worden
gecontroleerd, wordt een venster geopend waarin het
percentage van de controle wordt weergegeven dat is
voltooid.
OPMERKING: Wanneer wordt aangegeven dat een
netwerkprobleem is opgetreden, dit melden aan de
systeembeheerder.
Afdrukken met Xerox Production Print Services2-11
XDS gebruiken
2-12Afdrukken met Xerox Production Print Services
Vereisten
3.De XDS Plus-software gebruiken
Dit hoofdstuk bevat de procedures voor het starten van de XDS
Plus-software op een Xerox-afdruksysteem vanaf een computer
met Windows 95, Windows 98, Windows NT 4.0, Windows 2000,
Windows Millennium, XP, een Sun-werkstation met Solaris 2.6 of
2.8, of vanaf een Macintosh met OS X. In de vensters van de
XDS Plus-software kunt u een documentbestand selecteren, de
opdrachtkaart instellen en de afdrukopdracht naar de printer
zenden.
Voordat u de XDS Plus-software kunt gebruiken, dient aan de
volgende vereisten te zijn voldaan:
•U dient ervoor te zorgen dat de Microsoft Windows-, Sun
Solaris- of Macintosh-software op het werkstation is
geïnstalleerd. Indien de software als gemeenschappelijke
software op de netwerkserver is geïnstalleerd, contact
opnemen met de systeembeheerder. De XDS Plus-software
functioneert alleen naar behoren wanneer deze op het
werkstation is geïnstalleerd.
•U dient met de hulpprogramma’s in Windows, Solaris of
Macintosh OS X te kunnen omgaan om een verbinding met
de netwerkstations tot stand te kunnen brengen of de
verbinding met de stations waarmee u momenteel bent
verbonden, te kunnen verbreken.
•U dient ervoor te zorgen dat de XDS Plus-software is
geïnstalleerd op het werkstation. De “Installatiehandleiding”
raadplegen voor de procedures.
•U dient te weten hoe u een document opslaat als PDLbestand door dit document naar bestand af te drukken,
anders dient u een geldig TIFF-, PDF- of ASCII-bestand te
maken.
Afdrukken met Xerox Production Print Services3-1
De XDS Plus-software gebruiken
Toegang tot de XDS Plus-software
Het XDS Plus-venster geeft toegang tot alle opdrachtinstellings-,
afdruk- en opdrachtbeheertaken die u kunt uitvoeren vanaf uw
Windows-, Solaris- of Macintosh-client. U kunt toegang krijgen
tot de XDS Plus-software vanuit bestanden op het werkstation of
via het Internet wanneer u gebruikmaakt van het XDS Plusonderdeel voor opdrachtverzending.
Voor de procedure voor het afdrukken van een document met
XDS Plus het gedeelte “Document afdrukken” raadplegen,
verderop in dit hoofdstuk.
OPMERKING: Het XDS Plus-onderdeel werkt niet in Internet
E
E
Explorer 5.0 voor Solaris. Indien u het XDS Plus-onderdeel in
Solaris wilt uitvoeren, dient u Netscape 6.2.1 voor Solaris te
gebruiken.
OPMERKING: Netscape wordt niet ondersteund in Windowsapplicaties
Toegang tot XDS Plus in Windows
De volgende stappen uitvoeren om XDS Plus in Windows te
openen:
1. Aanmelden bij uw netwerk.
A
2. Op het werkstation het menu Start openen en
achtereenvolgens de volgende opties selecteren in de
onderstaande.
a. [Programma's]
b. [Xerox-applicaties]
c. [XDS Plus Tool Suite <versie>]
d. [XDS Plus]
e. [XDS Plus]
3-2Afdrukken met Xerox Production Print Services
Toegang tot XDS Plus in Solaris
De volgende stappen uitvoeren om XDS Plus in Solaris te
openen:
1. Aanmelden bij uw netwerk.
A
2. In File Manager dubbelklikken op het applicatiepictogram
[XDS Plus] dat zich in de volgende directory bevindt:
3. In het venster Action: Run dat wordt geopend [OK]
selecteren. Het venster Run wordt geopend.
4. Wachten tot het XDS Plus-venster wordt geopend. Dit kan
enkele seconden duren.
Toegang tot XDS Plus vanaf het Internet
De XDS Plus-software gebruiken
E
U kunt het XDS Plus-venster openen op het Windows- of
Solaris-werkstation door gebruik te maken van het XDS Plusonderdeel voor opdrachtverzending vanaf het Internet. Het
onderdeel opent het XDS Plus-venster en geeft dit weer in de
Internet-browser. In dit XDS Plus-venster voert u dezelfde
functies uit die ook beschikbaar zijn wanneer u deze opent vanaf
het werkstation.
U hoeft XDS Plus niet te installeren op het werkstation om dit te
kunnen openen via het Internet.
OPMERKING: Wanneer u zeker wilt weten dat u de laatste
versie van de XDS Plus-software gebruikt, dient u de
proxyserver te omzeilen (indien er een proxyserver wordt
gebruikt) wanneer u XDS Plus start vanaf het Internet. Voor
meer informatie contact opnemen met de systeembeheerder.
Indien de XDS Plus-software is bijgewerkt, dient u de cache van
de browser te wissen om er zeker van te zijn dat de recentste
versie van de XDS Plus-software is gedownload op het
werkstation. Voor meer informatie contact opnemen met de
systeembeheerder.
De volgende stappen uitvoeren om XDS Plus te starten vanaf
het Internet:
1. De Internet-browser openen (Netscape of Internet Explorer
A
Afdrukken met Xerox Production Print Services3-3
versie 4 of hoger).
De XDS Plus-software gebruiken
2. In het adresveld http:// invoeren, gevolgd door het hostadres
3. Op de webpagina van de printer [Job Submission Applet]
4. Wanneer dit de eerste keer is dat u XDS Plus start vanaf het
5. Er verschijnt een berichtvenster, waarin u wordt gevraagd te
van de printer.
Voorbeeld:
http://12.240.36.123
De webpagina van de printer wordt geopend.
selecteren.
Internet, wordt er een venster geopend waarin u wordt
gevraagd of u de Java 2 Runtime Environment wilt
downloaden. [Ja] selecteren.
wachten terwijl XDS Plus een voor het Java-onderdeel
geschikte browser laadt. Wachten totdat het XDS Plusvenster wordt geopend.
In het XDS Plus-venster kunt u alle beschikbare
opdrachtinstellings- en -verzendingsfuncties uitvoeren.
XDS Plus-afdrukproces
1. Het XDS Plus-venster openen.
A
Het gedeelte “XDS Plus-software gebruiken” raadplegen, in
het voorgaande gedeelte.
2. Een printerwachtrij selecteren.
“Printer en wachtrij selecteren” verderop in dit hoofdstuk
raadplegen.
3. De volgende stappen uitvoeren in het venster Bestanden:
a. Met de toets Laden een document selecteren voor
b. Een opdrachtkaartbestand selecteren indien u geen
c. De bestemming van de opdracht selecteren (afdrukken,
afdrukken.
“Een bestand selecteren om af te drukken” raadplegen.
nieuwe opdrachtkaart wilt maken voor deze opdracht.
opslaan of afdrukken en opslaan).
“Afdrukken of opslaan selecteren” raadplegen.
3-4Afdrukken met Xerox Production Print Services
De XDS Plus-software gebruiken
4. Desgewenst de afdrukopdracht- en opdrachtkaartparameters
instellen.
De volgende tabbladen selecteren om toegang te krijgen tot
de verschillende opdrachtparameters en deze in te stellen:
•Opdrachtinstelling
•Aflevering
•Beeldaanpassing
•Kleur
•Speciale pagina's
Het gedeelte “Afdrukopdracht instellen” raadplegen.
5. Desgewenst opdrachtaantekeningen vastleggen door deze in
te voeren in het tabblad Opdrachtaantekeningen.
6. Het documentbestand naar de printerwachtrij verzenden.
“Afdrukopdrachten verzenden” raadplegen.
E
OPMERKING: Tijdens het uitvoeren van de
instellingsprocedures kunt u de cursor met de toets <Tab>
verplaatsen naar de volgende toets of het volgende tekstvak
binnen het venster. Door de toets <Shift> ingedrukt te houden
terwijl u de toets <Tab> indrukt, kunt u de cursor naar het vorige
onderdeel binnen het venster laten springen.
Tijdens het uitvoeren van de opdracht kunt u de status van de
opdracht bekijken door op de toets [Beheer] te klikken en de
informatie te bekijken. “Status van de opdracht, printer en
wachtrij bekijken” raadplegen, verderop in dit hoofdstuk.
Afdrukken met Xerox Production Print Services3-5
De XDS Plus-software gebruiken
Printer- en wachtrij-instellingen
OPMERKING: Het printerlocatiebestand dient te worden
E
E
ingesteld op het werkstation voordat u de printer en de wachtrij
instelt. Indien het printerlocatiebestand tijdens het installeren niet
op het werkstation is geplaatst, de opties Voorkeursinstellingen
selecteren in het menu Opties en het printerlocatiebestand
toevoegen.
OPMERKING: De Installatiehandleiding raadplegen voor de
procedure voor het maken van een printerlocatiebestand.
Printers en wachtrijen voor afdrukken met XDS Plus worden
automatisch ingesteld wanneer XDS Plus wordt ingesteld en
uitgevoerd. XDS Plus herkent alle afdruksystemen met DocuSPcontrollers die werken met DocuSP 3.X en zijn aangesloten op
het werkstation. U registreert de netwerkadressen van deze
printers in een bestand met de naam “printer.disc,” nadat u XDS
Plus op het werkstation heeft geïnstalleerd.
Wanneer u [Printer wijzigen...] selecteert in het XDS Plusvenster, worden de namen van de printers die vermeld staan in
het printerlocatiebestand weergegeven in het gedeelte [Printers]
van het venster Printer wijzigen en op het tabblad Print Monitor.
Printer en wachtrij selecteren
In het venster Printer wijzigen kunt u een printer en een wachtrij
selecteren voor de opdracht die u wilt uitvoeren, en kunt u de
printer- en wachtrij-eigenschappen bekijken.
Onderdelen van het venster Printer wijzigen
Onderdelen
Printers en
Wachtrijen
Het venster Printer wijzigen bevat twee gedeelten:
•[Printers]: In het gedeelte [Printers] staan de printers die het
systeem heeft aangetroffen in het printerlocatiebestand toen
XDS Plus werd gestart. Hier staan ook een Niet-aangesloten
printer en een wachtrij voor ondersteunde printers. “Printeren wachtrij-instellingen” eerder in dit hoofdstuk raadplegen
voor meer informatie over dit bestand.
3-6Afdrukken met Xerox Production Print Services
De XDS Plus-software gebruiken
De kolommen in de tabel Printers geven de volgende
eigenschappen weer:
–Naam: De naam die aan de printer is gegeven toen deze
werd geïnstalleerd op uw locatie
–Soort: Het soort of het merk printer, zoals de Xerox
DocuColor 2060
–Opdrachten: Het aantal opdrachten dat naar de printer is
verzonden, gebaseerd op het type weergavefilter dat
recentelijk in het venster Print Monitor is geselecteerd.
Indien bijvoorbeeld [Opdrachten verwerken] is
geselecteerd, wordt met het aantal opdrachten alleen het
aantal opdrachten aangegeven dat momenteel wordt
verwerkt.
•[Wachtrijen]: In het gedeelte [Wachtrijen] staan de
wachtrijen die zijn ingesteld op de printercontroller voor uw
geselecteerde printer. De kolommen in de tabel Wachtrijen
geven de volgende eigenschappen weer:
E
–Naam: De naam die is opgegeven voor de wachtrij op de
printercontroller
–Printer: De naam van de printer die bij de wachtrij hoort
–Opdrachten accepteren: Geeft aan of de wachtrij op dat
moment opdrachten accepteert of niet
–Opdrachten vrijgeven: Geeft aan of de wachtrij op dat
moment is ingesteld om opdrachten vrij te geven of niet
–Status: Wat de printer op dat moment doet, zoals
“Afdrukken”, “Gestopt”, enz.
OPMERKING: U kunt geen printers of wachtrijen toevoegen aan
deze lijsten in het venster Printer wijzigen.
De titel van elk gedeelte wordt voorafgegaan door een getal dat
aangeeft hoeveel items er in de lijst staan die daar wordt
weergegeven. Indien u echter een item selecteert in een van de
tabellen, verandert het getal om het aantal voor dat item weer te
geven. Indien u bijvoorbeeld een wachtrij selecteert in de lijst
Wachtrijen, verandert het getal in het aantal printers met die
wachtrij.
Afdrukken met Xerox Production Print Services3-7
De XDS Plus-software gebruiken
De grootte van de
deelvensters
wijzigen
ToetsenHet venster Printer wijzigen bevat de volgende toetsen:
De deelvensters [Printers] en [Wachtrijen] zijn van elkaar
gescheiden door een splitsingsbalk. U kunt deze balk omhoog of
omlaag schuiven om de afmetingen van het ene deelvenster te
vergroten of verkleinen waarbij het formaat van het andere
venster in de tegenovergestelde richting verandert.
U kunt ook elk van beide deelvensters vergroten zodat het de
volledige werkruimte vult van het venster Printer wijzigen door
de kleine driehoekige toetsen bij de rand van de splitsingsbalk te
selecteren.
•[Alle printers tonen]: Hiermee geeft u in het deelvenster
Printers alle printers weer die zijn opgegeven in het
printerlocatiebestand (printer.disc) en die momenteel
beschikbaar zijn.
•[Alle wachtrijen]: Hiermee geeft u in het deelvenster
[Wachtrijen] alle wachtrijen weer die zijn gemaakt op de
controller voor alle printers die zijn opgegeven in het
printerlocatiebestand en die momenteel beschikbaar zijn.
•[Afdrukpad instellen]: Hiermee bevestigt u de
wachtrijselecties en sluit u het venster Printer wijzigen. Deze
toets is grijs en niet beschikbaar, tenzij er een wachtrij is
geselecteerd.
•[Bijwerken]: Hiermee werkt u de lijsten Printers en
Wachtrijen bij en geeft u deze opnieuw weer.
Printer- en wachtrij-eigenschappen bekijken
U kunt informatie over printers en wachtrijen op de volgende
manieren bekijken:
•De naam van de printer of wachtrij selecteren in het venster
Printer wijzigen.
–Wanneer u een printernaam selecteert, worden in het
deelvenster [Wachtrijen] van het venster Printer wijzigen
uitsluitend de wachtrijen weergegeven die zijn
ingeschakeld voor die printer.
–Wanneer u een wachtrijnaam selecteert, wordt in het
deelvenster [Printers] van het venster Printer wijzigen
uitsluitend de printer weergegeven die die wachtrij bevat.
3-8Afdrukken met Xerox Production Print Services
A
De XDS Plus-software gebruiken
U kunt meerdere printer- of wachtrijnamen selecteren door
de toets <Control> of <Shift> ingedrukt te houden terwijl u de
items selecteert. Wanneer u meer dan een printer of wachtrij
selecteert, worden in het andere venster de wachtrijen of
printers weergegeven voor alle items die u heeft
geselecteerd.
•Het venster Eigenschappen openen voor de betreffende
wachtrij of printer door de volgende stappen uit te voeren:
1. [Printer wijzigen] selecteren in het XDS Plus-venster. Het
venster Printer wijzigen wordt geopend.
2. In het deelvenster [Printers] of [Wachtrijen] in het venster
Printer wijzigen dubbelklikken op de naam van de printer
of wachtrij. Of met de rechtermuisknop klikken op een
printer of wachtrij en [Eigenschappen] selecteren. Het
alleen-lezen venster met Eigenschappen wordt geopend
voor de geselecteerde wachtrij of printer.
3. Wanneer u de informatie heeft bekeken, selecteert u
[Sluiten] om het venster Eigenschappen te sluiten.
OPMERKING: U kunt ook informatie over afzonderlijke
E
Printer en wachtrij selecteren
A
printers en wachtrijen weergeven vanuit de lijsten Printers en
Wachtrijen in het venster Print Monitor, dat wordt geopend
door [Beheer] te selecteren in het XDS Plus-venster.
De volgende stappen uitvoeren om een printer en een wachtrij
voor de opdracht te selecteren:
1. In het XDS Plus-venster [Printer wijzigen] selecteren om het
venster Printer wijzigen te openen.
2. Indien de gewenste wachtrij niet wordt weergegeven in het
deelvenster [Wachtrijen], [Alle wachtrijen] selecteren.
3. In het deelvenster [Wachtrijen] de naam van de wachtrij
selecteren waarnaar u de opdracht wilt verzenden.
Het deelvenster Printers geeft de naam weer van de printer
die hoort bij de wachtrij die u heeft geselecteerd.
4. [Afdrukpad instellen] selecteren om de keuze te bevestigen
en het venster Printer wijzigen te sluiten.
OPMERKING: Dit kan ook worden uitgevoerd met behulp van
E
Afdrukken met Xerox Production Print Services3-9
het menu Printer en het selecteren van [Andere wachtrij].
De XDS Plus-software gebruiken
3-10Afdrukken met Xerox Production Print Services
E
4.Opdracht uitvoeren met behulp van
de DocuSP-webinterface
Dit hoofdstuk bevat de procedures voor het afdrukken met de
DocuSP-webinterface op uw werkstation en het verzenden van
een documentbestand via het web voor het afdrukken ervan op
een Xerox-afdruksysteem. In de webinterface gebruikt u een
browser om toegang te krijgen tot de vensters waarin u een
documentbestand kunt selecteren, een opdrachtkaart kunt
opstellen en een afdrukopdracht naar de printer kunt sturen.
OPMERKING: Welke toepassingen in de vensters en de
keuzelijsten worden weergegeven, hangt af van de beschikbare
geselecteerde opdrachtkaartinstellingen en de printer waarmee
u werkt.
Overzicht van het afdrukproces in de webinterface
Het proces van het afdrukken van een document op de printer
waarmee u via de webinterface bent verbonden, wordt hieronder
beschreven. Achter elke stap wordt het gedeelte van dit
hoofdstuk genoemd waarin een gedetailleerde beschrijving te
vinden is van de betreffende procedure.
1. Het venster van de webinterface openen.
A
2. Een printerwachtrij selecteren. Het gedeelte “Printerwachtrij
selecteren” raadplegen.
3. Een document selecteren voor afdrukken. Het gedeelte
“Bestand selecteren voor afdrukken” raadplegen.
4. Desgewenst het standaard opdrachtkaartbestand
specificeren indien u geen nieuwe opdrachtkaart wilt maken
voor deze opdracht. Het gedeelte “Standaard opdrachtkaart
selecteren ” raadplegen.
5. De aard van de opdracht selecteren (afdrukken, opslaan of
afdrukken en opslaan). Wanneer u een opslagfunctie kiest,
dient u een opslaglocatie en bestandsindeling te selecteren.
Het gedeelte “Afdrukken of opslaan selecteren” raadplegen.
Afdrukken met Xerox Production Print Services4-1
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
6. Het type van de paginabeschrijvingstaal (PDL) selecteren
voor de afdrukopdracht. Wanneer u een [ASCII]-optie
selecteert, een font, lettergrootte en tekstrichting selecteren.
“Type PDL selecteren” raadplegen. Het selectievakje
[Printerstandaardinstelling] selecteren wanneer u de
instelling wilt gebruiken die is ingevoerd op de
printercontroller.
7. De resterende benodigde opdrachtkaartparameters in dit
gedeelte van het venster Opdrachtverzending instellen. Het
gedeelte “Afdrukopdracht instellen” raadplegen.
8. De benodigde opdrachtparameters instellen in het gedeelte
[Beeldaanpassing] in het venster Opdrachtverzending. Het
gedeelte “Geavanceerde toepassingen instellen” raadplegen.
9. Desgewenst opdrachtaantekeningen vastleggen door deze in
te voeren in de velden in het groepsvak
[Opdrachtaantekeningen]. Het gedeelte “Opdrachtgegevens
invoeren” raadplegen.
10.Het documentbestand naar de printerwachtrij verzenden.
“Opdrachten verzenden voor afdrukken” raadplegen.
OPMERKING: Tijdens het uitvoeren van de
E
instellingsprocedures kunt u de cursor met de toets <Tab>
verplaatsen naar de volgende toets of het volgende tekstvak
binnen het venster. Door de toets <Shift> ingedrukt te houden
terwijl u de toets <Tab> indrukt, kunt u de cursor naar het vorige
onderdeel binnen het venster laten springen.
Tijdens het uitvoeren van de opdracht kunt u de status van de
opdracht bekijken door op de toets [Beheer] te klikken. Het
gedeelte “Status en berichten van de opdracht, printer en
wachtrij bekijken” raadplegen, verderop in dit hoofdstuk.
Afdrukopdracht instellen
In het venster Opdrachtverzending in de webinterface kunt u de
afdrukopdracht instellen door het maken of selecteren van een
opdrachtkaart. Dit venster bestaat uit twee gedeelten:
•Afdrukinstellingen: In dit vaste gedeelte aan de bovenkant
van het venster Opdrachtverzending worden de
geselecteerde printerwachtrij, het geselecteerde
afdrukbestand en de toets [Afdrukken] vermeld.
4-2Afdrukken met Xerox Production Print Services
E
E
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
•Opdrachtparameters: Dit gedeelte met schuifbalk bevat
velden waarin u opdrachtparameters kunt instellen, zoals het
aantal exemplaren, het PDL-type en beeldverschuiving. Ook
bevat dit gedeelte een kader Opdrachtaantekeningen waarin
u informatie kunt vastleggen als een opdrachtnaam, de
namen van de afzender en de ontvanger en een
accountnummer.
OPMERKING: Geen opdrachtnamen, namen van verzenders of
wachtrijnamen invoeren die in totaal uit meer dan 140 tekens
bestaan.
OPMERKING: Bij het gebruik van de DocuSP-webinterface voor
het verzenden van opdrachten, de opdracht- en wachtrijstatus
en overzichten, dienen de namen van de wachtrij, de afzender
en de opdracht te zijn opgebouwd uit geldige URL-tekens.
In de volgende gedeelten worden de parameters en
afdrukinstructies besproken die u in het venster
Opdrachtverzending kunt instellen.
Opdrachtkaarten
Een opdrachtkaart is een verzameling afdrukopties die door het
systeem wordt gebruikt voor een gegeven opdracht. In het
venster Opdrachtverzending kunt u een groot aantal parameters
instellen voor de afdrukopdracht die u wilt uitvoeren. De
informatie op de opdrachtkaart wordt met de opdracht
meegestuurd naar de printer en voorziet de printer van
instructies voor de manier waarop de opdracht dient te worden
uitgevoerd.
Bij het verzenden van een opdracht kunt u de bijbehorende
parameters op één van de volgende manieren instellen:
•Alle gewenste parameters instellen die beschikbaar zijn in
het venster Opdrachtverzending. Deze instellingen gelden
alleen voor de huidige opdracht en worden niet bewaard als
opdrachtkaartbestand.
•De standaard opdrachtkaart selecteren die op uw werkstation
aanwezig is. U kunt deze opdrachtkaart desgewenst in het
venster Opdrachtverzending aanpassen en opslaan.
Afdrukken met Xerox Production Print Services4-3
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
•De standaard opdrachtkaart selecteren voor de
printerwachtrij die is ingesteld op de printercontroller.
Opdrachtkaartparameters instellen voor de huidige
opdracht
U kunt een nieuwe opdrachtkaart maken voor een opdracht op
het moment dat u de opdracht verzendt voor afdrukken, door de
gewenste opties te selecteren of in te voeren in de velden van
het venster Opdrachtverzending. U kunt deze opdrachtkaart niet
opslaan en later opnieuw gebruiken, tenzij u deze opslaat als uw
standaard opdrachtkaart en daarbij de huidige standaard
opdrachtkaart overschrijft. Zie “Standaard opdrachtkaart
aanpassen” verderop in dit hoofdstuk voor de werkwijze.
De volgende stappen uitvoeren voor het maken van een
opdrachtkaart voor de huidige opdracht:
1. Een printerwachtrij selecteren.
A
2. Alle gewenste instellingen invoeren in de velden van het
venster Opdrachtverzending. In de hierop volgende
gedeelten vindt u uitleg over deze velden. Met de schuifbalk
aan de rechterkant van het venster kunt u door het venster
schuiven om alle beschikbare velden te zien.
A
3. Nadat u de gewenste parameters voor de opdracht allemaal
heeft ingesteld, kunt u de volgende stappen uitvoeren (één
van beide of allebei):
•Op [Afdrukken] klikken om de opdracht te verzenden.
•De instellingen opslaan als uw standaard opdrachtkaart.
Het gedeelte “Standaard opdrachtkaart wijzigen”
raadplegen verderop in dit hoofdstuk.
Afdrukken of opslaan selecteren
In het veld [Afdrukopties] kunt u instellen of het huidige
opdrachtsbestand dient te worden afgedrukt, opgeslagen, of
afgedrukt en opgeslagen. Ook kunt u de bestandsindeling
selecteren waarin de opdracht dient te worden opgeslagen.
(Deze instellingen worden soms aangeduid als de “bestemming”
van het afdrukbestand.)
1. Eén van de volgende opties selecteren in het menu
Afdrukopties:
•[Afdrukken]: Hiermee drukt u het opdrachtbestand af
zonder dit op te slaan. Dit is de standaardinstelling.
4-4Afdrukken met Xerox Production Print Services
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
•[Opslaan]: Opslaan van het afdrukbestand op de
printerserver, inclusief de huidige opdrachtkaart, zonder
de opdracht uit te voeren. De afdrukopdracht kan door
verschillende printers op verschillende wijzen worden
opgeslagen. (Het hoofdstuk “Opdrachtkaarttoepassingen
per printer” in Handleiding voor
opdrachtkaarttoepassingen raadplegen voor meer
informatie over hoe de opdracht door de printer wordt
opgeslagen.
•[Afdrukken en opslaan]: Hiermee drukt u het
opdrachtbestand af en slaat u het bestand op, inclusief de
huidige opdrachtkaart. (Deze optie wordt niet op alle
printers ondersteund.)
2. Indien u [Opslaan] of [Afdrukken en opslaan] heeft
geselecteerd, selecteert u in de keuzelijst
[Opdrachtopslagplaats] de standaard opdrachtopslagplaats.
Bijvoorbeeld:
E
file:///job_repository
3. Indien u heeft gekozen voor [Opslaan] of [Afdrukken en
opslaan], in het tekstvak [Bestand opslaan in] de gewenste
subdirectory binnen de locatie voor het bewaren van
opdrachten invoeren.
4. In het tekstvak [Bestandsnaam] een naam voor de
opgeslagen opdracht invoeren. Indien u de naam van de
opdracht wilt gebruiken als bestandsnaam voor de
opgeslagen opdracht, kunt u het selectievakje
[Opdrachtnaam gebruiken], te vinden onder het tekstvak
[Bestandsnaam], aankruisen.
5. Indien u heeft gekozen voor [Opslaan] of [Afdrukken en
opslaan] in het menu [Indeling opgeslagen opdracht], de
bestandsindeling selecteren waarin de opdracht dient te
worden opgeslagen. De volgende indelingen zijn
beschikbaar: Snel opnieuw afdrukken en Snel opnieuw
afdrukken en DRI.
OPMERKING: U kunt opgeslagen opdrachten niet vanuit de
webinterface opnieuw uitvoeren. Voor het opnieuw uitvoeren
dient u XDS of XDS Plus te gebruiken. U kunt opgeslagen
opdrachten echter wel selecteren en uitvoeren als reguliere
afdrukopdrachten indien u toegang heeft tot de opgeslagen
opdracht.
Afdrukken met Xerox Production Print Services4-5
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Het type van de paginabeschrijvingstaal selecteren
In het veld [PDL-type], te vinden in het gedeelte met schuifbalk
onder het venster Opdrachtverzending, wordt het type
paginabeschrijvingstaal (PDL) vermeld waarin het geselecteerde
documentbestand is opgeslagen. U kunt een ander type PDL
instellen voor de opdracht door de volgende stappen te volgen:
1. In het menu PDL-type de gewenste paginabeschrijvingstaal
A
voor het document selecteren. Welke opties beschikbaar zijn,
is afhankelijk van de geselecteerde printer. Het hoofdstuk
“Opdrachtkaarttoepassingen per printer” in Handleiding voor
opdrachtkaarttoepassingen raadplegen voor informatie over
de opties die door de verschillende printers worden
ondersteund.
Het selectievakje [Printerstandaardinstelling] aankruisen
indien u de PDL wilt gebruiken die is ingesteld op de
printercontroller.
2. De volgende velden zijn beschikbaar naast het veld PDL
indien u één van de gewone tekstopties selecteert en de
selectie van Printerstandaardinstelling ongedaan is gemaakt
onder dezelfde velden :
A
•[Richting]: De richting van het font selecteren in het
menu.
•[Fontnaam]: Het font selecteren in het menu.
•[Fontgrootte]: Een getal invoeren voor de lettergrootte,
of op de pijltjes klikken tot de gewenste grootte wordt
weergegeven.
Standaard opdrachtkaart voor de wachtrij selecteren
Wanneer u de parameters wilt gebruiken van de standaard
opdrachtkaart zoals deze zijn ingesteld op de controller van de
wachtrij die u heeft geselecteerd, de volgende stappen
uitvoeren:
1. De wachtrij en het af te drukken bestand selecteren.
2. [Standaardopdrachtkaart wachtrij herstellen] selecteren. De
volgende melding verschijnt:
Weet u zeker dat u de huidige instellingen wilt herstellen
in uw standaardopdrachtkaart van de wachtrij?
3. [OK] selecteren. De instellingen die zijn geconfigureerd voor
de geselecteerde wachtrij verschijnen in de velden van het
venster Opdrachtverzending.
4-6Afdrukken met Xerox Production Print Services
A
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Standaard opdrachtkaart selecteren
Nadat eenmaal een standaard opdrachtkaart is opgeslagen,
worden de opdrachtparameters hiervan in eerste instantie
weergegeven op het moment dat u het venster
Opdrachtverzending opent.
Bij het overschakelen naar een nieuwe printerwachtrij verandert
de opdrachtkaart die op dat moment wordt weergegeven niet.
Wanneer u voor een afdrukopdracht de standaard opdrachtkaart
wilt gebruiken die op uw werkstation is opgeslagen, dient u de
volgende stappen uit te voeren:
1. De wachtrij en het af te drukken bestand selecteren.
2. [Mijn standaardopdrachtkaart herstellen] selecteren. De
volgende melding verschijnt:
Weet u zeker dat u de huidige instellingen wilt herstellen
in uw standaardopdrachtkaart?
E
A
3. [OK] selecteren. De instellingen die zijn geconfigureerd voor
de standaard opdrachtkaart verschijnen in de velden van het
venster Opdrachtverzending.
Standaard opdrachtkaart wijzigen
U kunt de standaard opdrachtkaart die is opgeslagen op uw
werkstation wijzigen en de aangepaste opdrachtkaart vervolgens
opslaan.
OPMERKING: U kunt de standaard opdrachtkaart niet gebruiken
om extra opdrachtkaarten te maken. U kunt op een werkstation
slechts één opdrachtkaart gebruiken. Elk werkstation kan een
eigen standaard opdrachtkaart hebben.
Voor het wijzigen van de parameters van de standaard
opdrachtkaart de volgende stappen uitvoeren:
1. Ervoor zorgen dat in het venster Opdrachtverzending de
instellingen van de standaard opdrachtkaart worden
weergegeven door op [Mijn standaardopdrachtkaart
herstellen] te klikken en vervolgens in het venster met de
bevestigingsmelding op [OK] te klikken.
2. In de parametervelden de opties die u wilt wijzigen selecteren
of invoeren.
Afdrukken met Xerox Production Print Services4-7
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
3. [Mijn standaardopdrachtkaart opslaan] selecteren. Er
verschijnt een bevestigingsvenster met de volgende vraag:
Weet u zeker dat u de huidige instellingen wilt opslaan
als uw standaardopdrachtkaart?
De optie [Printerstandaardinstelling] selecteren
In het venster Opdrachtverzending vindt u bij veel van de velden
van de opdrachtkaart een selectievakje
[Printerstandaardinstelling]. Deze optie kan worden gebruikt voor
het uitvoeren van de opdracht volgens de standaardinstellingen
van de wachtrij, de voorrangsinstellingen voor de wachtrij, of de
opties die zijn ingesteld met de PostScript-opdracht
setpagedevice.
Wanneer de optie [Printerstandaardinstelling] is geselecteerd,
worden bij het uitvoeren van de afdrukopdracht de instellingen
gebruikt die zijn geconfigureerd in één van de categorieën uit het
onderstaande overzicht. De categorieën zijn vermeld in volgorde
van prioriteit.
In de bovenstaande afbeelding wordt aangegeven dat
parameters die zijn opgegeven als wachtrijnegeringen op de
controller van het afdruksysteem als eerste worden gebruikt als
standaardinstellingen. Als er geen wachtrijnegeringen zijn
opgegeven, worden parameters op eventuele speciale pagina’s
gebruikt, enzovoort.
4-8Afdrukken met Xerox Production Print Services
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
OPMERKING: Indien de optie [Printerstandaardinstelling] is
E
Aantal exemplaren instellen
A
geselecteerd, dient u deze optie uit te schakelen om één van de
andere opties voor het betreffende veld te kunnen selecteren.
Het gedeelte “Printerwachtrij selecteren” verderop in dit
hoofdstuk raadplegen voor informatie over het selecteren van
een printerwachtrij.
De volgende stappen uitvoeren om het aantal af te drukken
exemplaren van uw document in te stellen:
1. Door het venster Opdrachtverzending schuiven totdat het
veld [Aantal] zichtbaar is.
2. In het tekstvak [Aantal] het aantal exemplaren invoeren of op
één van de pijltjes klikken tot het gewenste aantal
exemplaren wordt weergegeven.
Paginabereik voor het afdrukken instellen
De volgende stappen uitvoeren om een paginabereik voor
afdrukken in te stellen:
1. Door het venster Opdrachtverzending schuiven totdat het
A
E
veld [Aantal] zichtbaar is.
2. Eén van de volgende handelingen uitvoeren:
•Het keuzerondje [Alle] selecteren indien u alle pagina’s
van het document wilt afdrukken.
•Het keuzerondje [Bereik] selecteren indien u een
paginabereik voor afdrukken wilt instellen. Het standaard
paginabereik is 1 - 99999.
In het veld [Van] het nummer invoeren van de eerste
pagina die dient te worden afgedrukt; in het veld [t/m] het
nummer van de laatste pagina invoeren. De selectie van
het keuzerondje [Alle] dient ongedaan te zijn gemaakt
voor u waarden in deze velden kunt invoeren.
OPMERKING: De waarde in het veld [Van] dient kleiner
dan of gelijk te zijn aan de waarde in het veld [t/m].
Afdrukken met Xerox Production Print Services4-9
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Standaard papier voor de opdracht instellen
Het standaard papier is het papier waarop het grootste deel van
de opdracht wordt afgedrukt. De volgende stappen uitvoeren
voor het instellen van het papier dat wordt gebruikt voor alle
pagina’s in de opdracht waarvoor niet is geprogrammeerd dat
één van de andere beschikbare papiervarianten dient te worden
gebruikt.
Het menu Hoofdpapier bevat alle papiervarianten die in het
venster Papier zijn ingesteld als favorieten.
De volgende stappen uitvoeren om het standaard papier voor de
opdracht te selecteren:
1. In het menu Hoofdpapier het papier selecteren waarop u de
A
E
opdracht wilt laten afdrukken. De eigenschappen van het
geselecteerde papier verschijnen in de lijst onder het menu.
OPMERKING: Tenzij het werkelijk uw bedoeling is een klein
beeld op een groot vel papier of een groot beeld op een klein
vel papier af te drukken, ervoor zorgen dat het papierformaat
in de toepassing overeenkomt met het papierformaat op de
opdrachtkaart.
2. Wanneer het gewenste papier niet in het menu wordt
vermeld, klikken op de toets [Papier...] naast het menu
Hoofdpapier om een lijst te openen met alle papiervarianten
die op uw printer kunnen worden gebruikt.
U kunt ook een papiervariant definiëren door [Nieuw] te
selecteren in het venster Hoofdpapier.
3. Het gewenste papier aan het menu Hoofdpapier toevoegen
door het vakje [Favorieten] naast de naam van het papier in
het venster Papier aan te kruisen.
Wanneer het gewenste papier niet in het venster Papier
wordt vermeld, kunt u het toevoegen als zelf gedefinieerd
gebruikerspapier.
Het gedeelte “Papiervarianten instellen” in het volgende
gedeelte raadplegen voor de werkwijze voor het toevoegen
van zelf gedefinieerd gebruikerspapier.
4-10Afdrukken met Xerox Production Print Services
Papiervarianten instellen
In het venster Papier kunt u het papier selecteren dat voor de
opdracht dient te worden gebruikt, of zelf gedefinieerd
gebruikerspapier toevoegen als nieuw papier. Voor elke opdracht
kunt u een papiervariant selecteren.
Het venster Papier openen
In het venster Opdrachtverzending op [Papier...] klikken om het
venster Papier te openen waarin u het papier voor de opdracht
kunt selecteren.
Het venster Papier wordt in het venster Opdrachtverzending
weergegeven onder het vaste afdrukgedeelte.
Onderdelen van het venster Papier
In dit gedeelte worden de onderdelen van het venster Papier
beschreven.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Gedeelten
Het venster Papier bevat de volgende hoofdgedeelten met
informatie over de papiervarianten:
•[Papier gebruikt in opdracht]: In dit gedeelte worden de
naam en eigenschappen vermeld van het printer- of zelf
gedefinieerd gebruikerspapier dat is geselecteerd voor de
huidige opdracht.
•[Papier]: In dit gedeelte worden de printerpapiervarianten
vermeld die zijn geassocieerd met de printer. De
eigenschappen van deze printerpapiervarianten zijn
ingevoerd in het venster van de gebruikersinterface van de
printercontroller.
•[Gebruikerspapier]: In dit gedeelte worden de naam en
eigenschappen vermeld van een door de gebruiker
gedefinieerd papier. U kunt per werkstation slechts één zelf
gedefinieerd gebruikerspapier definiëren.
Eigenschappen van papiervarianten
Elk gedeelte bevat de volgende eigenschappen voor alle
papiervarianten die erin worden vermeld:
•Naam: De naam van het papier.
Afdrukken met Xerox Production Print Services4-11
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
•Formaat: Afmetingen van het papier in millimeters of inches,
afhankelijk van de instellingen in het venster Voorkeuren.
(Het gedeelte “Gebruikersvoorkeuren instellen” verderop in
dit hoofdstuk raadplegen voor informatie over het instellen
van de maateenheid.)
•Kleur: De kleur van het papier.
•Type : Het type papier (standaard, transparant, enzovoort.)
•Voorgeboord: Geeft aan of het papier voorgeboord is en
gaten bevat.
•Gewicht: Het gewicht van het papier in gram per vierkante
meter (g/m2).
•Zijde 1: Coating of oppervlak op zijde 1 van het papier (mat,
glanzend, satijn, enzovoort).
•Beide: Coating of oppervlak op zijde 2 van het papier.
Toetsen voor selecteren van papier
E
In het kader [Papier] worden de volgende toetsen weergegeven
voor het vermelde zelf gedefinieerde gebruikerspapier en de
verschillende printerpapiervarianten.
•Selectievakje [Favorieten]: Door dit selectievakje te
selecteren kunt u aangeven dat het betreffende papier veel
wordt gebruikt. De naam van het papier wordt dan
toegevoegd aan het menu Hoofdpapier in het venster
Opdrachtverzending. (Het gedeelte “Standaard papier voor
de opdracht instellen” eerder in dit hoofdstuk raadplegen.)
•Keuzerondje [Geselecteerd papier]: Het papier voor de
opdracht selecteren. Wanneer u deze optie selecteert,
verschijnt de naam van het papier in het kader [Papier
gebruikt in opdracht]. De naam van het papier verschijnt
eveneens in het veld Hoofdpapier in het venster
Opdrachtverzending.
OPMERKING: Tenzij u ook het selectievakje [Favorieten]
voor het betreffende papier aankruist, verdwijnt de
papiervariant weer uit het menu Hoofdpapier zodra een
andere papiervariant wordt geselecteerd of het venster
Opdrachtverzending wordt gesloten.
Overige toetsen
De volgende toetsen worden weergegeven aan de onderkant
van het venster Papier:
4-12Afdrukken met Xerox Production Print Services
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
•[Gebruikerspapier]: Het venster Gebruikerspapier
weergeven, met velden waarin u de eigenschappen kunt
instellen van zelf gedefinieerd gebruikerspapier. Het gedeelte
“Gebruikerspapier toevoegen” verderop in dit hoofdstuk
raadplegen voor de werkwijze.
•[Toepassen]: De wijzigingen die u in het venster Papier heeft
aangebracht doorvoeren zonder het venster te sluiten.
•[OK]: De aangebrachte wijzigingen doorvoeren en het
venster Papier sluiten.
•[Annuleren]: Het venster Papier sluiten zonder eventueel
aangebrachte wijzigingen door te voeren.
Papier voor de opdracht selecteren
U kunt een papiervariant selecteren voor de huidige opdracht.
De webinterface biedt geen ondersteuning voor bijzondere
pagina’s waarvoor twee of meer papiervarianten nodig zijn. De
volgende procedure gebruiken wanneer het papier dat u voor de
opdracht wilt gebruiken niet wordt vermeld in het menu
Hoofdpapier in het venster Opdrachtinstelling.
A
1. In het XDS-venster [Papier...] selecteren. Het venster Papier
wordt geopend.
2. In het venster Papier het keuzerondje selecteren links naast
de naam van het gewenste papier. U kunt één van de
printerpapiervarianten selecteren in het kader [Papier] of het
huidige zelf gedefinieerde gebruikerspapier.
Indien u het gewenste papier niet in het venster Papier ziet
staan, kunt u het als zelf gedefinieerd gebruikerspapier
toevoegen. Het gedeelte “Papier definiëren” verderop in dit
hoofdstuk raadplegen voor de werkwijze voor het definiëren
van nieuw gebruikerspapier.
3. Wanneer u nieuwe opdrachtparameters heeft ingevoerd en
wilt dat de papiervariant ook na het voltooien van de opdracht
nog in het menu Hoofdpapier vermeld wordt, het
selectievakje [Favorieten] naast de naam van de
papiervariant in het venster Papier aankruisen.
4. Op [OK] klikken om de keuze te bevestigen en het venster
Papier te sluiten. De naam van de papiervariant die u heeft
geselecteerd wordt nu vermeld in het veld Hoofdpapier in het
venster Opdrachtverzending.
Afdrukken met Xerox Production Print Services4-13
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Papiervariant definiëren
U kunt een papiervariant definiëren voor gebruik als eigen papier
en dit papier gebruiken bij nieuwe opdrachten. Wanneer u zelf
gedefinieerd gebruikerspapier toevoegt, wordt het huidige zelf
gedefinieerde gebruikerspapier overschreven. U kunt niet
tegelijkertijd over meer dan één type zelf gedefinieerd
gebruikerspapier beschikken.
De volgende stappen uitvoeren voor het definiëren van
gebruikerspapier:
1. In het XDS-venster [Papier...] selecteren.
A
2. In het venster Papier klikken op [Gebruikerspapier...]. Het
venster Gebruikerspapier wordt geopend.
3. In het venster Gebruikerspapier naar wens instellingen
invoeren of het selectievakje [Printerstandaardinstelling]
aankruisen om de instellingen te gebruiken die zijn ingevoerd
op de printercontroller. De volgende parameters zijn
beschikbaar:
•[Naam]: Een printerpapier selecteren uit de lijst met
namen in het menu Naam of [Keuze] selecteren en een
naam van maximaal 255 tekens invoeren in het tekstvak.
•[Kleur]: De kleur van het papier selecteren in het menu of
[Keuze] selecteren en een keuzekleur invoeren in het
tekstvak.
•[Formaat]: Eén van de standaard papierformaten of
[Keuze] kiezen in het menu.
Wanneer u [Keuze] selecteert, worden de tekstvakken
[Breedte] en [Hoogte] ingeschakeld, en kunt u zelf een
breedte en hoogte (lengte) voor het papier invoeren.
Standaardformaat: Het standaard materiaalformaat bij
dit veld wordt bepaald door de maateenheid die is
ingesteld in het venster Voorkeurinstellingen. (Het
gedeelte “Gebruikersvoorkeuren instellen” raadplegen,
verderop in dit hoofdstuk.)
–Metrische systemen: 213 mm bij 279 mm (A4)
–Systemen waarbij inches worden gebruikt: 8 1/2/2 bij
11 inch (US Letter)
•[Gewicht]: Een standaardgewicht selecteren in het menu
of [Keuze] selecteren en het gewicht in gram per
vierkante meter invoeren in het tekstvak.
4-14Afdrukken met Xerox Production Print Services
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Voor corresponderende gewichten in Engelse eenheden
de brochure Helpful Facts about Paper raadplegen die bij
uw printersysteem wordt geleverd.
•[Type]: Een type papier selecteren in het menu. Welke
typen papier beschikbaar zijn, varieert per printer. Indien u
een keuzetype wilt invoeren, [Keuze] selecteren in het
menu. Een keuzetype invoeren in het tekstvak. Indien
Keuze of Voorgesneden tabbladen wordt geselecteerd,
kan mogelijk een sorteringstelling worden gespecificeerd.
Deze telling wordt gedefinieerd op basis van het aantal
vellen in een set voordat een nieuwe set begint.
•Voorgeboord: Het selectievakje [Voorgeboord]
aankruisen om aan te geven dat het gebruikte
materiaaltype voorgeboord is en gaten bevat.
•Gecoate zijden: Het aantal zijden met coating selecteren
in het menu. De optie [Ongecoat] selecteren indien het
papier geen speciale coating heeft.
•Type coating: Een coating selecteren in het menu, voor
één of beide oppervlakken van het papier. U kunt kiezen
uit: Glanzend, Hoogglans, Halfglanzend, Halfmat en Mat.
•Afwerking zonder coating: Printerstandaardinstelling,
Glad, Normaal of Ruw.
•Vezelrichting: Printerstandaardinstelling, Kort of Lang
OPMERKING: Ook wanneer de afdrukopdracht 1-zijdig is,
E
Type opdracht instellen
kunt u verschillende coatings instellen voor zijde 1 en zijde 2.
4. Wanneer u klaar bent met het instellen van de
eigenschappen, op [OK] klikken in de rechter benedenhoek
van het venster Gebruikerspapier om de wijzigingen door te
voeren en het venster Gebruikerspapier te sluiten. De nieuwe
papiervariant wordt nu weergegeven in het kader
[Gebruikerspapier] in het venster Papier.
De volgende stappen uitvoeren om het aantal zijden van het
papier in te stellen waarop de opdracht wordt uitgevoerd:
1. Door het venster Opdrachtverzending schuiven totdat het
A
Afdrukken met Xerox Production Print Services4-15
veld [Type opdracht] zichtbaar is.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
2. In het menu Type opdracht selecteren op hoeveel zijden u
wilt laten afdrukken. De volgende opties kunnen beschikbaar
zijn, afhankelijk van de mogelijkheden van de printer:
•[1-zijdig]: Het document afdrukken op één zijde van elk
vel (simplex).
•[2-zijdig]: Het document afdrukken op beide zijden van
elk vel (duplex).
Bij documenten in de richting landschap wordt het
document bij deze instelling in kalenderindeling afgedrukt.
Beide zijden van de pagina worden bedrukt, maar de
positie van het beeld wordt op iedere tweede pagina
omgedraaid (van boven naar beneden). Dit wordt ook wel
“kop/staart afdrukken” genoemd.
•[Kop/staart]: Het document afdrukken op beide zijden
van elk vel (duplex).
Met deze optie kunt u documenten in de richting portret
in kop-staart indeling afdrukken.
Afwerkingsoptie instellen
In het veld [Afwerking] kunt u kiezen hoe de opdracht dient te
worden afgewerkt. Welke afwerkingsopties beschikbaar zijn, is
afhankelijk van de geselecteerde printer. Het hoofdstuk
“Opdrachtkaarttoepassingen per printer” in Handleiding voor
opdrachtkaarttoepassingen raadplegen voor meer informatie
over de afwerkingsopties die op elke printer worden
ondersteund.
Het pictogram links naast het menu Afwerking wordt aangepast
in overeenstemming met uw selectie.
OPMERKING: Wanneer aangepaste afwerking voor DocuTech
E
61xx en DocuPrint EPS-printers wordt ondersteund, is het
mogelijk wijzigingen aan te brengen in een menu, zodat u zelf
een afwerking kunt invoeren.
4-16Afdrukken met Xerox Production Print Services
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Sets/stapels instellen
Wanneer [Sets] is geselecteerd, worden de pagina’s van elk
exemplaar van het document in numerieke volgorde afgedrukt.
Wanneer deze optie niet is geselecteerd, drukt het systeem eerst
alle exemplaren van de eerste pagina af, gevolgd door alle
exemplaren van de tweede pagina, enzovoort.
1. Wanneer u de pagina’s als sets wilt afdrukken, het
A
Tussenschietvellen instellen
selectievakje [Sets] aankruisen. Het pictogram links naast het
selectievakje wordt aangepast in overeenstemming met uw
selectie.
Wanneer [Tussenschietvellen] is geselecteerd, worden blanco
vellen toegevoegd tussen sets van documenten. Het standaard
papier voor het tussenschietvel is het standaard papier dat voor
de opdracht is geselecteerd, met als verschil dat de kleur van het
tussenschietvel blauw is. Indien het standaard papier dat voor de
opdracht is geprogrammeerd blauw is, wordt wit papier gebruikt
voor de tussenschietvellen.
OPMERKING: Tussenschietvellen kunnen alleen worden
E
A
geselecteerd voor afdrukopdrachten in sets en afdrukopdrachten
zonder afwerking.
1. Voor het gebruik van tussenschietvellen, het selectievakje
[Tussenschietvellen] selecteren. Het pictogram links naast
het selectievakje wordt aangepast in overeenstemming met
uw selectie.
Geavanceerde toepassingen instellen
Wanneer u door het venster Opdrachtverzending omhoog
schuift, komt u een kader tegen met de naam “Geavanceerde
toepassingen”. In dit kader kunt u beeldaanpassingsparameters
instellen, zoals parameters voor kleuroptimalisatie, en u kunt
informatie met betrekking tot de opdracht invoeren. In de
volgende gedeelten worden de procedures beschreven voor het
instellen van de parameters in het kader [Geavanceerde
toepassingen] in het venster Opdrachtverzending.
Afdrukken met Xerox Production Print Services4-17
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Opties instellen in het kader Beeldaanpassing
In het kader [Beeldaanpassing] in het venster
Opdrachtverzending zijn de volgende parameters beschikbaar.
Het selectievakje [Printerstandaardinstelling] aankruisen bij de
velden waarvoor u wilt dat de instellingen worden gebruikt die op
de printercontroller zijn ingevoerd.
Beeldverschuiving instellen
Met Beeldverschuiving is het mogelijk het afgedrukte beeld
horizontaal of verticaal te verschuiven ten opzichte van één of
beide zijden van het vel. Beeldverschuiving is vooral handig bij
opdrachten met binden en voorgeboord papier.
OPMERKING: Wanneer een beeldverschuivingsoptie is
E
ingesteld op 0 (nul), wordt het beeld niet in die richting
verschoven.
U kunt het beeld op één van de volgende manieren verschuiven,
voor zijde 1, zijde 2 of beide zijden, afhankelijk van de
mogelijkheden van de printer en van de instellingen die u heeft
verricht in het veld [Type opdracht].
•x (horizontale) beeldverschuiving: Verschuift het beeld
over een afstand van het gegeven aantal millimeters of
inches ten opzichte van de linkerrand van de pagina. Bij een
positieve waarde schuift het beeld naar rechts, terwijl het
beeld bij een negatieve waarde naar links schuift.
•y (verticale) beeldverschuiving: Verschuift het beeld over
een afstand van het gegeven aantal millimeters of inches ten
opzichte van de bovenrand van de pagina. Bij een positieve
waarde schuift het beeld omhoog, terwijl het beeld bij een
negatieve waarde omlaag schuift.
•Beeldverschuiving voor kop/staart afdrukken: Voor kop/
staart-, 1-zijdige- en 2-zijdige beeldverschuivingen de
volgende richtlijnen aanhouden:
–Voor zijde 1 geldt dat het beeld met een positieve x-
waarde naar rechts en met een positieve y-waarde omhoog schuift.
–Voor zijde 2 geldt dat het beeld met een positieve x-
waarde naar links en met een positieve y-waarde omlaag schuift.
4-18Afdrukken met Xerox Production Print Services
E
A
E
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
OPMERKING: Een beeldverschuiving die is ingesteld via de
optie Beeldverschuiving kan de iverschuiving voor inbinden die
door de toepassing is ingesteld in het documentbestand
beïnvloeden.
Voor het verschuiven van het beeld op de afgedrukte pagina de
volgende stappen volgen:
1. In het menu Beeldverschuiving één van de volgende
beeldverschuivingsopties selecteren.
OPMERKING: Deze opties zijn mogelijk alleen beschikbaar
indien de parameter Type opdracht op het tabblad
Opdrachtinstelling is ingesteld op één van de 2-zijdige opties,
en de printer onafhankelijke verschuiving van het beeld op de
tweede zijde ondersteunt.
•[Onafhankelijk]: Onafhankelijke verticale of horizontale
verschuiving van de beelden op zijde 1 en zijde 2.
•[Spiegel X]: Een uitsluitend horizontale verschuiving
waarmee de beelden aan beide zijden in
tegenovergestelde richtingen worden verplaatst. De
verticale beeldverschuiving is voor beide zijden
onafhankelijk.
•[Spiegel Y]: Een verticale verschuiving waarmee de
beelden aan beide zijden in tegenovergestelde richtingen
worden verplaatst. De horizontale beeldverschuiving is
voor beide zijden onafhankelijk.
•[Spiegel X en Y]: Een horizontale en verticale
beeldverschuiving waarbij de beelden op beide zijden in
tegenovergestelde richting worden verschoven. [Spiegel
beide] wordt vooral gebruikt bij 2-zijdige opdrachten.
•[Spiegel X, Tandem Y]: Een horizontale verschuiving
waarmee de beelden aan beide zijden in
tegenovergestelde richtingen worden verplaatst en een
verticale verschuiving waarmee beide beelden in dezelfde
richting worden verplaatst.
•[Spiegel Y, Tandem X]: Een verticale verschuiving
waarmee de beelden aan beide zijden in
tegenovergestelde richtingen worden verplaatst en een
horizontale verschuiving waarmee beide beelden voor
beide zijden in dezelfde richting worden verplaatst.
Afdrukken met Xerox Production Print Services4-19
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
•[Tandem X]: Een horizontale verschuiving waarmee de
beelden aan beide zijden in dezelfde richting worden
verplaatst. De verticale beeldverschuiving is voor beide
zijden onafhankelijk.
•[Tandem Y]: Een verticale verschuiving waarmee de
beelden aan beide zijden in dezelfde richting worden
verplaatst. De horizontale beeldverschuiving is voor beide
zijden onafhankelijk. Deze optie komt vooral van pas bij
kop-staart-afdrukken.
•[Tandem X en Y]: Een horizontale en verticale
beeldverschuiving waarbij de beelden op beide zijden in
dezelfde richting worden verschoven.
2. De verschuivingsafstand in de richting x (horizontaal) en y
(verticaal) instellen voor zijde 1 en zijde 2 (indien
noodzakelijk). U kunt de afstand invoeren in de tekstvakken
of op de pijltoetsen klikken tot de gewenste
verschuivingsafstand wordt weergegeven.
E
OPMERKING: De verschuivingsafstand die u invoert kan
worden opgegeven in millimeters of inches. In de titel van het
menu Beeldverschuiving wordt tussen haakjes vermeld welke
eenheid is geselecteerd in het venster Voorkeurinstellingen. Het
gedeelte “Gebruikersvoorkeuren instellen” raadplegen, verderop
in dit hoofdstuk, voor de werkwijze voor het instellen van de
gewenste maateenheid.
Rotatie specificeren
In het veld Roteren kunt u een rotatie selecteren. Welke
keuzemogelijkheden beschikbaar zijn, hangt af van de
aangesloten printer, maar dit kunnen 0, 90, 180 en 270 graden
zijn.
OPI selecteren
OPI (Open Prepress Interface) is een uitbreiding van de
paginabeschrijvingstaal PostScript, waarmee u pagina’s kunt
ontwerpen met beelden met lage resolutie en deze beelden
vervolgens tijdens het afdrukken vervangen door beelden met
een hoge resolutie. Door in paginaopmaakapplicaties
(bijvoorbeeld Adobe PageMaker of QuarkXPress) beelden met
een lage resolutie te gebruiken, kunt u de omvang van de
paginaopmaakbestanden verkleinen en de verwerkingstijd van
het bestand bekorten. Kiezen uit [Hoge resolutie-beelden
vervangen] en [Printerstandaardinstelling].
4-20Afdrukken met Xerox Production Print Services
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
OPI-voorscan selecteren
Bij deze programmeringstoepassing op opdrachtniveau kunt u
kiezen uit de hieronder beschreven drie opties. De toepassing
geldt alleen voor opdrachten die verzonden zijn naar nonstreaming wachtrijen. De toepassing wordt alleen ondersteund
bij PostScript-opdrachten. De beschikbare opties zijn:
•Geen: De controller zal noch beeldbestanden met hoge
resolutie zoeken, noch deze ophalen naar de
invoerspoolschijf voordat de bestanden worden opgemaakt.
•Scannen: De controller zal proberen beeldbestanden met
hoge resolutie te vinden en bekende paden vast te leggen
voordat de bestanden worden opgemaakt.
•Scannen en verzamelen: De controller scant en probeert
tevens beeldbestanden met hoge resolutie te vinden, om
deze vervolgens op te halen en naar de invoerspoolschijf te
brengen voordat de bestanden worden opgemaakt.
•Printerstandaardinstelling: De standaardinstelling voor het
systeem.
Halftonen specificeren
Deze toepassing biedt de mogelijkheid om het halftoonraster te
specificeren waarmee de opdracht moet worden weergegeven.
Een halftoonoptie selecteren die het meeste overeenkomt met
de gewenste frequentie.
Toonreproductiekrommen (TRC’s) instellen
In het menu Toonreproductiekrommen kunt u een reeks van vier
intensiteitsoverdrachtfuncties selecteren, voor cyaan, magenta,
geel en zwart, om de intensiteit van de afdrukkleuren aan te
passen. Het menu bevat een lijst van de overdrachtsfuncties die
op de controller zijn gedefinieerd.
Afdrukken met Xerox Production Print Services4-21
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Anti-aliasing instellen
Met behulp van het veld [Anti-aliasing] kunt u eventuele aliasingproblemen verhelpen die zich in een beeld voordoen Aliasing is
het onnauwkeurig weergeven van de dikte en positie van een
lijn, waardoor een trapjeseffect langs schuine randen ontstaat.
Indien anti-aliasing wordt ingeschakeld, gebruikt het systeem
tussenliggende niveaus van beeldintensiteit om de
nauwkeurigheid van lijntekeningen te verbeteren en het
gerafelde effect te verkleinen.
Voor het inschakelen van anti-aliasing, het selectievakje [Antialiasing] aankruisen.
Kleurtoepassingen instellen
Met het vak [Kleurtoepassingen] kunt u de kleurkenmerken
instellen voor een optimale afdrukkwaliteit bij fullcolour
afdrukken. Met deze opties kunt u allerlei wijzigingen
aanbrengen in de manier waarop gekleurde gebieden worden
afgedrukt.
U kunt de volgende instellingen verrichten in het veld Kleur
optimaliseren:
•[Afdrukken als grijstinten]: Dit is een selectievakje
waarmee u kunt instellen of de opdracht in kleur of
monochroom (grijswaarden) dient te worden afgedrukt.
•[Overlappen]: Hiermee compenseert u voor misregistratie
die plaatsvindt op de printer. Wanneer kleurvlakken niet exact
ten opzichte van elkaar worden geregistreerd (geplaatst)
kunnen langs de randen van objecten witte gaten en
gebieden met verschoven tinten ontstaan. Wanneer het
selectievakje [Overlappen] is aangekruist, worden
registratieproblemen gemaskeerd, waardoor een betere
kleurenafdruk wordt verkregen. De juiste breedte voor
overlappen selecteren.
Wanneer u Overlappen selecteert, verschijnt het
dialoogvenster Instelling Overlappen. Het aantal invoeren
voor pixels voor snel scannen en pixels voor langzaam
scannen, of de printerstandaardinstelling selecteren. Er wordt
een diagram weergegeven als hulpmiddel bij het selecteren.
4-22Afdrukken met Xerox Production Print Services
•[Zwart overdrukken]: Hiermee voorkomt u dat de
achtergrond van een zwart object verwijderd wordt wanneer
deze op kleur wordt afgedrukt. Wanneer de registratie niet
helemaal correct is, kan het verwijderen van de achtergrond
ertoe leiden dat een witte rand zichtbaar wordt langs de
randen van zwarte objecten die rechtstreeks op gekleurde
gebieden worden afgedrukt. Wanneer u het selectievakje
[Zwarte overdruk] aankruist, wordt deze witte ruimte
voorkomen.
Kleuraanpassingen
Het gedeelte [Kleuraanpassingen] bevat de volgende
instellingen. In elk gedeelte kunt u een waarde selecteren uit het
menu of zelf een waarde invoeren in het tekstvak.
•[Lichtheid]: Hiermee bepaalt u hoe licht of donker de
afgedrukte uitvoer dient te worden.
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
E
–Bij een waarde van -100 is de afdruk zwart.
–Bij een waarde van 100 ziet de afdruk er wit uit.
–Bij een waarde van 0 (nul) blijft de afdruk ongewijzigd.
OPMERKING: Het resultaat van deze instellingen voor de
afdruk kan worden beïnvloed door de inhoud van het
oorspronkelijke beeld.
•[Contrast]: Hiermee versterkt of vermindert u de verschillen
tussen lichte en donkere gebieden in de uitvoer. Hogere
contrastwaarden versterken het contrast tussen licht en
donker; lagere waarden verminderen het contrast.
–Een contrastwaarde van -100 resulteert in een uitvoer die
eruitziet als een effen, halfgrijs vlak.
–Bij een contrastwaarde van 100 gebruiken de
afdrukkleuren ofwel fullcolour ofwel geen kleur voor
cyaan, geel, magenta en zwart, afhankelijk van de inhoud
van het oorspronkelijke beeld.
Voorbeeld: Indien een pastelkleur onder een
drempelwaarde komt, kan deze worden afgedrukt als
geen kleur indien als contrastwaarde 100 is
gespecificeerd.
Afdrukken met Xerox Production Print Services4-23
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
•[Verzadiging]: Hiermee stelt u de hoeveelheid kleur in die bij
het afdrukken van de inhoud wordt gebruikt.
–Bij een waarde van -100 bestaat de afdruk uit grijstinten.
–Bij een waarde van 100 bestaat de afdruk geheel uit
heldere kleuren.
–Bij een waarde van 0 (nul) blijft de afdruk ongewijzigd.
OPMERKING: Het resultaat van deze instellingen voor de
E
Kleurbalans
afdruk kan worden beïnvloed door de inhoud van het
oorspronkelijke beeld.
In dit gedeelte kunt u een balanswaarde kiezen die zal worden
toegepast op alle invoerkleuren. U kunt de volgende
kleurbereiken aanpassen:
•Cyaan – Rood: Met -100 specificeert u de maximale
cyaancorrectie die door het systeem wordt ondersteund en
met 100 de maximale roodcorrectie.
•Magenta – Groen: Met -100 specificeert u de maximale
magentacorrectie die door het systeem wordt ondersteund en
met 100 de maximale groencorrectie.
•Geel – Blauw: Met -100 specificeert u de maximale
geelcorrectie die door het systeem wordt ondersteund en met
100 de maximale blauwcorrectie.
Extra kleurenparameters instellen
In het venster Instellingen kleur-extra kunt u instellingen
verrichten die de kleurkwaliteit binnen het document verbeteren,
en bronkleurprofielen en uitvoerkleurparameters instellen. Voor
het verrichten van de extra kleurinstellingen de volgende
stappen uitvoeren:
1. In het XDS-venster [Kleur-extra] selecteren in het vak
A
[Kleurtoepassingen].
2. Alle gewenste wijzigingen en instellingen aanbrengen in de
velden die worden beschreven in de volgende gedeelten.
4-24Afdrukken met Xerox Production Print Services
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
3. Na het verrichten van alle extra kleurinstellingen naar de
bovenkant van het venster Instellingen kleur-extra gaan en
één van de volgende handelingen uitvoeren:
•Wanneer u de nieuwe instellingen wilt bevestigen zonder
het venster Instellingen kleur-extra te sluiten, op
[Toepassen] klikken.
•Op [OK] klikken om de instellingen te bevestigen en het
venster Instellingen kleur-extra te sluiten.
•Op [Annuleren] klikken om het venster te sluiten zonder
de wijzigingen te laten doorvoeren.
In de volgende gedeelten worden de parameters beschreven die
beschikbaar zijn in het venster Instellingen kleur-extra.
Bronkleurprofielen instellen
In het kader [Bronkleur] in het venster Instellingen kleur-extra
kunt u de juiste bron voor de kleuren beschrijven door in de
volgende velden een afbeeldingenprofiel, grafisch profiel en
tekstprofiel te selecteren voor de kleurvlakken in het document:
•[RGB-kleursysteem] (rood/groen/blauw)
•[CMYK-kleursysteem] (cyaan/magenta/geel/zwart)
•[Grijstinten-kleursysteem] (monochroom)
In de menu’s Beeldprofiel, Profiel tekst en grafische
afbeeldingen in het kader van het gewenste kleursysteem één
van de bronprofielen selecteren die op de controller van de
printer zijn geladen. Indien u het standaardprofiel wilt gebruiken
dat is ingesteld op de printercontroller, het selectievakje
[Printerstandaard] selecteren.
Parameters van de afdrukkleuren instellen
Het gedeelte [Afdrukkleurenprofiel] in het venster Instellingen
kleur-extra bevat velden waarin u instellingen op een
geavanceerd niveau kunt verrichten voor het aanpassen van de
kleuren op de afdruk. In elk van de volgende velden kunt u een
optie selecteren uit een menu of het selectievakje
[Printerstandaardinstelling] selecteren, om de profielen te
gebruiken die zijn ingesteld op de printercontroller.
Afdrukken met Xerox Production Print Services4-25
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
•[Bestemmingsprofiel]: Hiermee kunt u een ICC
(International Color Consortium)-kleurprofiel specificeren
voor de voorkant, achterkant of beide zijden van de
afgedrukte pagina. Dit profiel wordt gebruikt door de
decomposer wanneer deze kleurgegevens converteert naar
het juiste kleursysteem voor de printer.
Het menu bevat een lijst met de bestemmingsprofielen die op
de controller zijn gedefinieerd. U kunt een profiel selecteren
voor de voorzijde van de pagina en voor de achterzijde.
•[Rendering]: Hiermee kunt u het gewenste rendering-effect
selecteren voor alle PDL-objecten. Met een bedoelde
rendering selecteert u een vooraf gedefinieerde methode
voor het instellen van kleuren tijdens rendering (tijdens het
afdrukproces) om te voldoen aan een bepaalde
gebruikersvereiste. Met deze optie kunt u een bedoelde
rendering specificeren (een vooraf bepaalde methode voor
het aanpassen van kleuren tijdens het afdrukproces) voor
grafische afbeeldingen, beeldobjecten en tekstobjecten.
Afbeeldingen, Tekst, en Grafische afbeeldingen: In deze
menu’s kunt u een rendering kiezen voor afbeeldingen, tekst
en grafische objecten.
Elk van de drie menu’s bevat de volgende opties:
–[Verzadiging]: Hiermee past u de kleuren aan tijdens het
afdrukken voor het handhaven van de mate van
kleurverzadiging om een optimale weergave te realiseren
van zakelijke grafische objecten, zoals diagrammen en
grafieken.
–[Op waarneming gebaseerd]: Hiermee past u de
afdrukkleuren aan om gebruik te kunnen maken van het
volledige kleurenbereik dat de printer ondersteunt, terwijl
u toch de kleurrelaties behoudt. Deze weergave
optimaliseert fotografische beelden, resulterend in een zo
realistisch mogelijke weergave.
–[Relatieve colorimetrie]: Hiermee past u de
afdrukkleuren aan zodat rekening wordt gehouden met de
verlichting bij het bekijken en met de witheid van het
papier. Dit weergaveplan is ook geoptimaliseerd voor
logo’s en volvlakken, maar het maakt gebruik van
aanvullende informatie over de kleurschakering en de
verzadiging uit het bronprofiel voor het selecteren van de
best passende kleur uit het kleurengamma van de printer.
4-26Afdrukken met Xerox Production Print Services
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
–[Absolute colorimetrie]: Hiermee past u de
afdrukkleuren aan zodat alleen rekening wordt gehouden
met de verlichting bij het bekijken (niet met de witheid van
het papier). In dit gedeelte kunt u de afdrukkleuren per
printer exact met elkaar laten overeenkomen, en de
weergave van kleurvlakken en logo’s optimaliseren.
–[Puur]: Hetzelfde als Verzadiging, maar hiermee verzacht
u halftoonpatronen om gekleurde tekst en lijntekeningen
te optimaliseren.
–[Gemengde beelden]: Aanpassen van de afdrukkleuren
voor het optimaliseren van het afdrukresultaat van diverse
typen grafische objecten.
–[Automatisch]: Hiermee laat u de printer de beste keuze
voor rendering kiezen. (Met de selectie van [Automatisch]
worden alle andere weergaveplanopties uitgeschakeld.)
•[Kleuremulatie indrukken]: Instellen van de drukstandaard
waarvan de kleurweergave tijdens het afdrukken van de
opdracht dient te worden geëmuleerd. Met deze optie kunt u
de kleureninhoud van een opdracht laten weergeven op een
manier die zo nauwkeurig mogelijk overeenkomt met een
drukstandaard, zoals CMYK SWOP.
Opdrachtgegevens invoeren
Het gedeelte [Opdrachtaantekeningen] is het laatste gedeelte in
het venster Opdrachtverzending. In dit gedeelte kunt u gegevens
invoeren met betrekking tot de afdrukopdracht, zoals de naam
van de opdracht, de namen van de afzender en de
geadresseerde van de opdracht, een account voor het
factureren van de opdracht, enzovoort. Deze gegevens zijn
toegankelijk voor de operateur van de printer en worden
afgedrukt op het voorblad van de opdracht.
Bij elke van de optionele onderdelen in dit venster kunt u het
selectievakje [Printerstandaardinstelling] aankruisen om de
standaardwaarden te gebruiken die zijn ingesteld op de printer.
U kunt gegevens invoeren in de volgende velden:
•[Opdrachtnaam]: De naam invoeren van het document dat u
wilt afdrukken (maximaal 140 tekens).
•[Account]: De naam invoeren van de account waarop de
huidige opdracht moet worden geboekt.
Afdrukken met Xerox Production Print Services4-27
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Wanneer u het veld [Account] wilt gebruiken, dient u hier
minimaal drie tekens in te voeren. Er geldt een strikte
beperking voor de tekens die in dit veld mogen worden
gebruikt. Alleen de volgende soorten tekens zijn toegestaan:
–Hoofdletters A - Z
–Cijfers 0 - 9
–De volgende leestekens:
•Pondteken of hekje (#)
•Plusteken (+)
•Koppelteken (-)
•Schuine streep (/)
•Sterretje (*)
•Punt (.)
•Spatie
E
OPMERKING: Het eerste teken in het accountveld mag
geen spatie zijn.
•[Naam verzender]: De naam van de gebruiker die de
opdracht verzendt. In eerste instantie bevat dit veld de naam
van de eigenaar van het bureaublad op het werkstation
vanwaar de opdracht wordt verzonden. U kunt desgewenst
een andere naam invoeren van maximaal 140 tekens.
•[Naam ontvanger]: Hier kunt u desgewenst de naam
invoeren van de persoon of groep waarvoor de afdruk
bestemd is. In eerste instantie bevat dit veld de naam van de
eigenaar van het bureaublad op het werkstation vanwaar de
opdracht wordt verzonden.
•[Informatiebericht]: In dit veld kunt u een bericht invoeren
dat wordt afgedrukt op het infoblad van de opdracht. Het
bericht kan bestaan uit maximaal 255 tekens.
•[Speciale instructies]: In dit veld kunt u een
opdrachtinstructie invoeren die bij het begin van de opdracht
naar de operateur wordt doorgestuurd. Het bericht kan
bestaan uit maximaal 255 tekens.
4-28Afdrukken met Xerox Production Print Services
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Gebruikersvoorkeuren instellen
In het venster Voorkeuren kunt u opties instellen voor de manier
waarop u met de onderdelen van het venster
Opdrachtverzending in de webinterface werkt.
Voor het instellen van de gebruikersvoorkeuren voor de
webinterface de volgende stappen volgen:
1. Klikken op het pictogram [Voorkeuren], dat te vinden is in de
A
rechter bovenhoek van zowel de homepage van de printer in
de webinterface als het venster Opdrachtverzending.
2. Naar behoefte gegevens invoeren, selecties maken en
wijzigingen aanbrengen in de opties van het venster
Voorkeuren. De volgende opties zijn beschikbaar, afhankelijk
van de geselecteerde printer:
•[Taal]: In het menu de taal selecteren waarin de
gebruikersvensters van de webinterface dienen te worden
weergegeven.
•[Richting]: De optie [Links naar rechts] of [Rechts naar
links] selecteren, in overeenstemming met de richting
waarin de tekst in het venster zal worden gelezen.
•[Tekenset]: In het menu het font selecteren dat in de
gebruikersschermen van de webinterface dient te worden
gebruikt.
•[Eenheden]: De maateenheid selecteren waarin
afmetingen in de onderdelen van het venster
Opdrachtverzending in de webinterface dienen te worden
uitgedrukt. Op het keuzerondje klikken naast [Inches] of
[Centimeters].
•[Documentnaam als opdrachtnaam gebruiken]:
Hiermee wordt automatisch de naam van het
documentbestand gebruikt als de naam van de opdracht
in het venster Opdrachtaantekeningen.
Het selectievakje [Account eisen bij het verzenden van
een opdracht] aankruisen wanneer een account is vereist
bij het verzenden van een opdracht.
•Toets [Fabrieksinstellingen herstellen]: De
standaardwaarden herstellen die in de fabriek op de
printer zijn ingesteld.
Afdrukken met Xerox Production Print Services4-29
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
3. Op [OK] klikken om de wijzigingen op te slaan en het venster
Voorkeurinstellingen te sluiten.
Op [Annuleren] klikken indien u het venster
Voorkeurinstellingen wilt sluiten zonder de wijzigingen te
bewaren.
Documenten afdrukken
Nadat u de parameters voor de opdrachtkaart voor de
afdrukopdracht heeft ingesteld, de volgende procedures volgen
voor het uitvoeren van de opdracht:
Printerwachtrij selecteren
Het menu Wachtrij, te vinden in het vaste afdrukgedeelte van het
venster Opdrachtverzending, bevat een lijst van de wachtrijen
die voor de printer zijn ingesteld.
1. In het menu Wachtrij de naam van de wachtrij selecteren
A
Een bestand selecteren om af te drukken
A
waarnaar u de opdracht wilt verzenden.
2. Indien u de geselecteerde wachtrij wilt aanwijzen als de
standaardwachtrij die is geselecteerd en wordt weergegeven
in het veld [Wachtrij] op het moment dat het venster
Opdrachtverzending wordt geopend, het selectievakje [Mijn
standaardwachtrij] aankruisen.
Voor het selecteren van een bestand voor afdrukken, de
volgende stappen volgen:
1. In het vaste afdrukgedeelte van het venster
Opdrachtverzending op de toets [Bladeren] klikken, aan de
rechterkant van het veld [Bestandsnaam].
2. In het venster Bestand kiezen het bestand opzoeken dat u
wilt afdrukken, en dit vervolgens selecteren.
3. [Openen] selecteren. Het venster Bestand kiezen wordt
gesloten en de naam van het document, inclusief het
directorypad, wordt vermeld in het veld [Bestandsnaam].
4-30Afdrukken met Xerox Production Print Services
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Opdracht verzenden voor afdrukken
Nadat u alle instellingen en bestemmingsparameters voor de
opdracht heeft ingevoerd, bent u klaar om de opdracht voor
afdrukken of opslaan naar de printer te verzenden.
1. In het vaste afdrukgedeelte van het venster
A
Status en berichten van de opdracht, printer en wachtrij bekijken
Opdrachtverzending op de toets [Afdrukken] klikken.
2. Indien er een conflict bestaat tussen de gekozen parameters,
wordt een waarschuwingsdialoogvenster weergegeven.
3. Terwijl de opdracht naar de printer wordt verzonden, zie u het
opdrachtverzendingsbericht.
4. Indien de opdracht met succes kan worden verzonden,
verschijnt het bericht “De opdracht is met succes verzonden”
in het statusgedeelte.
A
In het venster Status en berichten voor wachtrijen en opdrachten
kunt u de status en berichten bekijken die betrekking hebben op
een opdracht die is verzonden naar een printer, of op een
printerwachtrij of printer. In het venster Status en berichten voor
wachtrijen en opdrachten zijn de volgende gedeelten voor
weergave beschikbaar:
•Wachtrijen: Overzicht van alle wachtrijen die zijn ingesteld
voor de printer waarop uw werkstation is aangesloten.
•Opdrachten in wachtrij: <wachtrijnaam>: Overzicht van de
opdrachten die zich bevinden in de wachtrij die voor
weergave is geselecteerd.
U kunt door beide gedeelten schuiven om aanvullende
opdrachtnamen en wachtrijnamen te zien.
Voor het weergeven van statusgegevens voor de opdracht en
wachtrij, de volgende stappen volgen:
1. In het venster Opdrachtverzending van de webinterface
klikken op [Beheer]. Het venster Status en berichten voor
wachtrijen en opdrachten verschijnt.
Afdrukken met Xerox Production Print Services4-31
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
2. Een of meer van de weergaveopties selecteren. De volgende
opties zijn beschikbaar:
•Selectievakjes [Opdrachten tonen] en [Wachtrijen
tonen]: Deze selectievakjes aankruisen voor het
weergeven van een opdrachtenlijst, wachtrijenlijst, of
beide.
•Menu Filter: In dit menu kunt u een deelverzameling van
de verzonden opdrachten selecteren (filteren) voor
weergave in het gedeelte Opdrachten in wachtrij. U kunt
de volgende typen opdrachten laten weergeven:
–[Alle opdrachten]: Alle verzonden opdrachten,
inclusief de opdrachten die zijn voltooid, geannuleerd,
wachtend, enzovoort
–[Alle voltooide opdrachten]: Opdrachten waarvan
het afdrukken is voltooid
–[Alle niet-voltooide opdrachten]: Alle opdrachten,
behalve de opdrachten die zijn voltooid
–[In wachtrij]: Opdrachten die geheel of gedeeltelijk
zijn ontvangen, en die door het systeem voor
afdrukken zijn geprogrammeerd
–[Vastgehouden]: Opdrachten die door de operateur
van de printer worden vastgehouden
–[Bezig met verwerken]: Opdrachten die op het
huidige moment worden uitgevoerd
–[Gestopt]: Opdrachten waarvan het afdrukken is
onderbroken
–[Geannuleerd]: Opdrachten die uit de printerwachtrij
zijn verwijderd en die niet zullen worden afgedrukt
–[Afgebroken]: Opdrachten waarvan het afdrukken is
onderbroken, en die vervolgens zijn verwijderd zonder
dat het afdrukken ervan is voltooid
•Toets [Bijwerken]: Door op deze toets te klikken kunt u
de lijst en status van de opdrachten en wachtrijen laten
vernieuwen.
4-32Afdrukken met Xerox Production Print Services
A
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
Berichten bekijken
U kunt de berichten bekijken van elke opdracht, wachtrij of
printer die wordt vermeld in het venster Status en berichten voor
wachtrijen en opdrachten. Aan de hand van de berichten kunt u
de huidige conditie van de printerwachtrij of de printer
controleren, evenals van de opdrachten die naar de printer zijn
verzonden. Voor het bekijken van de berichten de volgende
stappen volgen:
1. De koppeling [Bekijken] selecteren onder de kolom
[Gedetailleerde berichten bekijken] voor de opdracht, wachtrij
of printer die wordt vermeld in het gedeelte Wachtrijen of
Opdrachten in wachtrij.
2. Wanneer u klaar bent met het bekijken van de berichten, het
venster Wachtrijberichten of Opdrachtberichten sluiten.
Eigenschappen bekijken
A
U kunt de eigenschappen bekijken van elke opdracht, wachtrij of
printer die wordt vermeld in het venster Status en berichten voor
wachtrijen en opdrachten door de volgende stappen te volgen:
1. De koppeling [Bekijken] selecteren onder de kolom
[Eigenschappen bekijken] voor de opdracht, wachtrij of
printer die wordt vermeld in het gedeelte Wachtrijen of
Opdrachten in wachtrij.
De informatie over opdrachteigenschappen wordt
weergegeven.
2. Wanneer u klaar bent met het bekijken van de
eigenschappen, het venster Eigenschappen wachtrij of
Opdrachteigenschappen sluiten.
Afdrukken met Xerox Production Print Services4-33
Opdracht uitvoeren met behulp van de DocuSP-webinterface
4-34Afdrukken met Xerox Production Print Services
5.Xerox PPD’s en plug-ins
Indien de Xerox-plug-in is geladen, gebruikt de Adobe PSprinterdriver deze plug-in in plaats van de Xerox PPD’s. Elke
instelling op de opdrachtkaart zal de instellingen van de PPD
onderdrukken.
PPD’s en plug-ins op een Macintosh
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u met een Adobe PSprinterdriver met Xerox PPD’s en Xerox-opdrachtkaart-plug-in
een document maakt en dit naar de Xerox-printer zendt om te
worden afgedrukt, wanneer u een Macintosh-systeem gebruikt.
Richtlijnen voor het selecteren van afdrukvereisten
Van te voren plannen hoe het document eruit dient te zien. De
fysieke pagina- en documentkenmerken instellen door in de
toepassing de betreffende opties in de dialoogvensters voor de
opmaak, de pagina-instelling, enzovoort, te selecteren.
Hierbij dient rekening te worden gehouden met de volgende
informatie.
Afhankelijk van het gebruikerstype dienen de volgende zaken in
overweging te worden genomen, voordat de afdrukopties
worden geselecteerd:
•Indien rechtstreeks vanuit een toepassing naar de printer
wordt afgedrukt, of een bestand naar een ander werkstation
wordt gezonden om te worden afgedrukt met een ander
programma voor opdrachtverzending dan dat van Xerox, de
afdrukvereisten in de toepassing en in de dialoogvensters
van de printer selecteren.
Afdrukken met Xerox Production Print Services5-1
Xerox PPD’s en plug-ins
•Bij aanlevering aan een servicebureau worden de
afdrukvereisten die zijn geselecteerd in de dialoogvensters
van XDS genegeerd. U dient de vereisten op het
servicebureau in te voeren op een gedrukte versie van het
opdrachtaanvraagformulier.
A
E
Afdrukopties selecteren
Indien u de volgende procedure wilt gebruiken om de
afdrukopties te selecteren, dient de Adobe PS-printerdriver te
zijn geïnstalleerd en ingesteld.
1. [Bestand: Afdrukken] selecteren om het afdrukvenster voor
de Xerox-printer weer te geven.
2. De afdrukopties selecteren en [Afdrukken] selecteren. Indien
de Xerox-plug-in niet is geladen, is er geen opdrachtkaart
beschikbaar.
(De documentatie bij de Adobe-driver raadplegen voor meer
informatie over het programmeren van de printerfuncties.)
De Xerox-plug-in gebruiken
Indien de Xerox-plug-in voor de geselecteerde printer is
geïnstalleerd, dient u [Bestand: Afdrukken] te selecteren om het
afdrukvenster voor de Xerox-printer weer te geven.
OPMERKING: Waar de opdrachtkaarttoepassingen die van de
Adobe PS-driver overlappen, worden alleen die van de Xeroxopdrachtkaart weergegeven.
5-2Afdrukken met Xerox Production Print Services
E
A
Xerox PPD’s en plug-ins
Het hoofdstuk “Opdrachtkaarttoepassingen per printer” in
Handleiding voor opdrachtkaarttoepassingen voor meer
informatie over de opdrachtkaarttoepassingen die op de
geselecteerde printer worden ondersteund.
Slepen en neerzetten gebruiken om één of meer opdrachten
af te drukken
U kunt als volgt één of meer opdrachten selecteren met slepenen-neerzetten:
OPMERKING: Dit werkt niet op een Mac OS X, omdat die geen
bureaubladprinters heeft.
1. Het pictogram selecteren van de opdracht die u wilt
uitvoeren.
2. Het pictogram van het opdrachtbestand slepen en neerzetten
op het pictogram van een bureaubladprinter om af te
drukken.
E
Wanneer een opdracht boven een printerpictogram wordt
gesleept, controleert de software of de opdracht een geldige
indeling heeft.
•Indien de indeling geldig is, wordt het pictogram donker
en kunt u de opdracht neerzetten.
•Indien de opdracht geen geldige indeling heeft, zal het
systeem proberen om de applicatie te vinden die de
opdracht heeft gemaakt.
Indien de applicatie wordt gevonden, wordt de applicatie
gestart en wordt u gevraagd om het document door
middel van het dialoogvenster Afdrukken af te drukken.
Indien de applicatie niet kan worden gevonden, zal er een
bericht worden weergegeven en het afdrukken worden
geannuleerd.
OPMERKING: Indien de opdracht is afgedrukt met een Xeroxprinterdriver waarmee de opdrachtkaart is geprogrammeerd toen
de PostScript werd aangemaakt, zal het printersymbool de
opdracht niet als geldige PostScript herkennen en het afdrukken
zal mislukken.
De methode Slepen en neerzetten voor printersymbolen kan het
beste worden gebruikt voor opdrachten die zijn gemaakt met de
Adobe PS-driver zonder de Xerox-plug-in.
Afdrukken met Xerox Production Print Services5-3
Xerox PPD’s en plug-ins
PPD’s en plug-ins in Windows
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u met een printerdriver van
een andere fabrikant en een Xerox PPD-bestand voor Windows
een document maakt, en dit naar de Xerox-printer zendt om te
worden afgedrukt.
Aangezien de namen van menu’s, dialoogvensters, toetsen,
opdrachten, toepassingen en opties van toepassing tot
toepassing kunnen verschillen, worden in dit gedeelte de meest
gebruikelijke namen aangehouden. De documentatie bij de
betreffende Windows-toepassing raadplegen voor de juiste
opties.
OPMERKING: Het downloaden en vervangen van lettertypen
E
van hetzelfde bestand kan bij PostScript- en PDF-bestanden op
verschillende manieren gebeuren. Bovendien kunnen de
lettertypen per Windows-versie verschillen vertonen.
Document maken
Plannen hoe het document eruit dient te zien. De fysieke paginaen documentkenmerken instellen door in de toepassing de
betreffende opties in de dialoogvensters voor de opmaak, de
pagina-instelling, enzovoort, te selecteren.
In het dialoogvenster Opmaak of Pagina-instelling van de
Windows-toepassing worden alle papierformaten weergegeven
die voor de geselecteerde Xerox-printer beschikbaar zijn.
OPMERKING: De printerdrivers van een andere fabrikant met
E
Afdrukopties
Xerox PPD-bestanden bieden geen volledige ondersteuning van
alle toepassingen die op de ondersteunde Xerox-printers
beschikbaar zijn.
Bij het volgende wordt ervan uitgegaan dat de printerdriver van
een andere fabrikant en het betreffende Xerox-PPD-bestand zijn
geïnstalleerd en geconfigureerd. Verder wordt aangenomen dat
de Xerox-printer is geselecteerd als de standaardprinter en is
aangesloten op de juiste poort.
5-4Afdrukken met Xerox Production Print Services
Xerox PPD’s en plug-ins
Wanneer het document wordt aangeleverd aan een
servicebureau of via een programma voor opdrachtverzending
wordt aangeleverd, de poort [Bestand] gebruiken. Wanneer het
document rechtstreeks vanuit een toepassing naar de printer
wordt verzonden, de lokale poort gebruiken die op dat moment
op de juiste netwerkwachtrij is aangesloten.
[Afdrukken] selecteren in het menu Bestand om het
afdrukvenster voor de Xerox-printer weer te geven. In de
volgende tabel worden de verschillende afdrukselecties per
driver en platform weergegeven. Deze tabel raadplegen bij het
maken van de selecties voor de opdracht.
Tabel 5-1. Beschikbare selecties per printerdriver in het
dialoogvenster Afdrukinstellingen
Originele Adobe- of
Selecties in het
dialoogvenster
Afdrukinstellingen
Afdrukken naar
bestand
AantalIngesteld aantal in
Afdrukken in setsGeselecteerd laten.Geselecteerd laten.
Microsoft PS-driver
voor Windows 95 met
Xerox PPD-bestanden
Afdrukken naar
bestand selecteren.
dialoogvenster
Eigenschappen
vervangt deze
instelling.
Microsoft PS-driver voor
Windows NT 4.0 en Windows
2000 met Xerox PPDbestanden
Afdrukken naar bestand
selecteren.
Het gewenste aantal
afdrukken invoeren.
Tabel 5-2. Beschikbare selecties per printerdriver in
dialoogvenster Eigenschappen
Originele Adobe- of
Microsoft PS-driver voor
Dialoogvenster
Eigenschappen
Richting•Landschap
Windows 95 met Xerox
PPD-bestanden
•Portret
Microsoft PS-driver voor
Windows NT 4.0 met
Xerox PPD-bestanden
•Landschap
•Portret
•Geroteerd (landschap)
Schalen25 t/m 400%1 t/m 1000%
Afdrukindeling/
PostScriptindeling
SetsSelecteren om afdrukken
Afdrukken met Xerox Production Print Services5-5
PostScript (optimaliseren
voor snelheid) voor de
beste resultaten
bijeen te brengen in sets.
•Geroteerd (landschap)
Niet beschikbaar
Selecteren om afdrukken
bijeen te brengen in sets.
Xerox PPD’s en plug-ins
Tabel 5-2. Beschikbare selecties per printerdriver in
dialoogvenster Eigenschappen (Vervolg)
Originele Adobe- of
Dialoogvenster
Eigenschappen
Microsoft PS-driver voor
Windows 95 met Xerox
PPD-bestanden
Microsoft PS-driver voor
Windows NT 4.0 met
Xerox PPD-bestanden
2-zijdig/Type
opdracht
PapierformaatPapierformaat instellen via
AantalHet gewenste aantal
PapierkleurAlle beschikbare kleuren
PapiersoortAlle beschikbare typen
•Geen
•Omslaan via lange
kant
•Omslaan via korte
kant
pagina-instelling; wellicht
worden niet alle
papierformaten door de
geselecteerde printer
ondersteund.
afdrukken selecteren.
ondersteund door printer.
ondersteund door printer.
•Geen
•Korte kant
•Lange kant
Wellicht worden niet alle
papierformaten door de
geselecteerde printer
ondersteund.
Gelijk aan instelling voor
[Aantal] in dialoogvenster
Afdrukken
Alle beschikbare kleuren
ondersteund door printer.
Printerinstelling gebruiken.
Alle beschikbare typen
ondersteund door printer.
Printerinstelling gebruiken.
VoorgeboordNiet beschikbaarNiet beschikbaar
PapiergewichtNiet beschikbaarNiet beschikbaar
AfwerkingAlle beschikbare
afwerkingsopties
ondersteund door printer,
behalve [Keuze].
Opmaak1-op-1, 2-op-1, 4-op-1Niet beschikbaar
ResolutieInstellen op 600 dpiInstellen op 600 dpi
HalftonenVoor de beste resultaten
de printerinstellingen
gebruiken
SpeciaalNegatief
Spiegelbeeld
Alle beschikbare
afwerkingsopties
ondersteund door printer,
behalve [Keuze].
Voor de beste resultaten
de printerinstellingen
gebruiken
Bij 2-zijdig kop-staart afdrukken worden beide zijden van de
pagina bedrukt, maar wordt de positie van het beeld iedere
tweede pagina omgedraaid (ondersteboven afgedrukt), zoals bij
een kalender.
5-6Afdrukken met Xerox Production Print Services
6.Command Line Client gebruiken
De Xerox Document Submission Command Line-software biedt
u de mogelijkheid om vanaf een pc of Sun-werkstation
afdrukopdrachten in te stellen en te verzenden door opdrachten
in te voeren in een DOS- of UNIX-venster. In dit hoofdstuk
worden de procedure en de syntaxis beschreven voor het
invoeren van de afdruk- en opdrachtinstellingsopdrachten.
Indien u meer van het venster wilt bekijken of de schuifbalken
wilt inschakelen, klikt u met de rechtermuisknop op de titelbalk
voor het opdrachtpromptvenster en selecteert u vervolgens
[Eigenschappen...]. De grootte van het venster wijzigen in
Breedte=100 en Hoogte-100. [OK] selecteren. Eigenschappen
alleen toepassen op het huidige venster en [OK] selecteren. Er
dienen rechts van het venster schuifbalken te verschijnen.
Toegang tot de XDS Command Line-software
De XDS Command Line-software wordt geïnstalleerd als
onderdeel van het installatieproces van XDS Plus. De
Installatiehandleiding raadplegen voor informatie over het
installeren van XDS Plus en alle onderdelen daarvan.
Toegang tot XDS Command Line vanuit Windows
De volgende stappen uitvoeren om XDS Command Line te
openen vanuit Windows:
1. Aanmelden bij uw netwerk.
A
2. Op het werkstation een opdrachtregelprompt openen (zoals
DOS) en naar de installatiedirectory gaan.
Het DOS-venster van XDS Command Line wordt geopend, met
daarin de prompt XDSCL>. U gebruikt nu XDS Command Line in
de meervoudige opdrachtmode en kunt opdrachtinstellings- en
afdrukopdrachten invoeren op de opdrachtregel achter deze
prompt.
Afdrukken met Xerox Production Print Services6-1
Command Line Client gebruiken
Toegang tot XDS Command Line vanuit Solaris en Max OS X
De volgende stappen uitvoeren om XDS Command Line te
starten vanuit Solaris:
A
1. Aanmelden bij uw netwerk.
2. De hoofdapplicatie met de naam Print gebruiken. Print <argument> typen. Aanvullende informatie over het gebruik
van deze applicatie staat in het volgende gedeelte.
3. Wachten tot de prompt XDSCL> verschijnt in het venster. Dit
kan enkele seconden duren.
Achter de prompt XDSCL> gebruikt u nu XDS Command
Line in de meervoudige opdrachtmode en kunt
opdrachtinstellings- en afdrukopdrachten invoeren op de
opdrachtregel achter deze prompt.
Werkmodes van XDS Command Line
U kunt opdrachten invoeren in de volgende mode:
•Afdrukopdrachtmode: In deze mode voert u alle
specificaties voor het instellen en afdrukken van een
opdracht in als één opdracht met meerdere parameters.
U kunt opdrachten en parameters typen achter de prompt
XDSCL in het Java DOS-venster of het UNIX Run-venster. De
opdrachtsyntaxis verschilt voor beide modes.
E
OPMERKING: Bij UNIX-opdrachten wordt onderscheid gemaakt
tussen hoofdletters en kleine letters. Ervoor zorgen dat u elke
opdracht precies zo invoert als deze in dit hoofdstuk wordt
weergegeven.
De opdrachtmode Print gebruiken
Wanneer u werkt in de enkelvoudige opdrachtmode, levert u
instructies aan XDS Command Line door één opdracht in te
voeren. Alle afdruk- en opdrachtinstellingsspecificaties die u kunt
invoeren zijn parameters van die ene opdracht. Om toegang te
krijgen typt u het volgende:
Print -<argument.
6-2Afdrukken met Xerox Production Print Services
Parameters van de opdrachtmode Print
U kunt de volgende functies uitvoeren in de opdrachtmode Print.
Toegang tot XDS Command Line Help: -help en -\?
Hiermee geeft u een lijst weer van parameters en argumenten
die beschikbaar zijn in de enkelvoudige opdrachtmode, alsmede
de functie ervan.
Syntaxis–help
-\?
XDS Command Line afsluiten: -exit
Hiermee sluit u XDS Command Line af.
Command Line Client gebruiken
Syntaxis–exit
Een lijst van printers weergeven: -ListP
Hiermee geeft u de directorypaden en namen van de
beschikbare printers weer. De printernaam, printerstatus,
afleveringsstatus en het printertype voor elke beschikbare printer
worden weergegeven.
Syntaxis–ListP
Lijst van de printerstatus: -ListP <opties>
Wanneer u -Listp gebruikt samen met opties geeft u
printerstatusinformatie weer
Syntaxis-ListP <opties>
Argument-v of -V
Hiermee geeft u de printernaam, printerstatus, afleveringsstatus,
printertype, netwerkadres van de printer, afleveringstype,
afleveringsformaat en het serverprogramma voor elke printer
weer.
Afdrukken met Xerox Production Print Services6-3
Command Line Client gebruiken
Argument-p of -P
Hiermee geeft u uitsluitend voor de opgegeven printer
printerstatusinformatie weer.
Argument-server <naam DocuSP-controller>
Hiermee geeft u voor de opgegeven DocuSP (controller) server
de printerstatusinformatie weer.
Een bestand selecteren om af te drukken: -f <bestand>
Hiermee selecteert u het documentbestand dat u wilt afdrukken.
Deze parameter is vereist voor afdrukken.
Syntaxis–f <bestand>
Argument<bestand>
Hiermee geeft u het directorypad en de naam op van het
documentbestand dat u wilt afdrukken.
De opdrachtkaart instellen: -jt <opdracht>
Hiermee geeft u de opdrachtkaart op die gebruikt dient te
worden bij de huidige opdracht. Deze parameter is vereist voor
afdrukken.
Syntaxis–jt <opdracht>
Argument<opdracht>
Hiermee geeft u het directorypad en de naam op van de
opgeslagen opdrachtkaart die u wilt gebruiken bij het uitvoeren
van de opdracht.
6-4Afdrukken met Xerox Production Print Services
Het aantal exemplaren instellen: -copies <aantal>
Hiermee geeft u op hoeveel exemplaren van het document
dienen te worden afgedrukt.
Syntaxis–copies <aantal>
Argument<aantal>
Een cijfer dat het aantal exemplaren aangeeft dat dient te
worden afgedrukt
Het type opdracht instellen
Hiermee geeft u aan welk type opdracht dit is: 1-zijdig, 2-zijdig of
kop-staart.
Syntaxis-sides <zijden>
Command Line Client gebruiken
Argument<zijden>
Een van de volgende opties invoeren:
•1-side
•2-side
•head-to-toe
De afwerkingsoptie instellen
Hiermee geeft u de afwerking voor de opdracht op.
Syntaxis-finishing <optie>
Argument<optie>
Een van de volgende opties invoeren:
•no-finish
•staple-top-left
•staple-bottom-left
•staple-top-right
•staple-dual-left
•staple-dual-right
Afdrukken met Xerox Production Print Services6-5
Command Line Client gebruiken
•bind-left
•bind-right
•booklet-maker
Gebruikersnaam instellen
Hiermee geeft u de gebruikersnaam van de verzender op.
Syntaxis-user <verzender>
Argument<verzender>
De gebruikersnaam van de verzender invoeren als argument.
Opdrachtstatus weergeven: -ListJob
Hiermee geeft u de statusinformatie weer van opdrachten die
naar de DocuSP-controller zijn verzonden. Wanneer er geen
opties worden gespecificeerd, worden de laatste 40 opdrachten
weergegeven. De weergegeven informatie omvat de naam van
de verzender, de opdrachtnaam, de job-ID en de status.
Syntaxis-ListJob
Argument-v of -V
Hiermee wordt de informatie in uitgebreide vorm weergegeven.
Alle opdrachtinformatie wordt weergegeven voor maximaal 40
opdrachten. Het aantal weergegeven records kan worden
opgegeven met de optie -n. De optie -e gebruiken om de gehele
database weer te geven.
Argument-l of -L
Hiermee geeft u de naam van de verzender, opdrachtnaam,
aantal exemplaren, voorrang, bestandsgrootte, verzenddatum
en -tijd, opdracht-ID, opdrachtstatus, formaat, datum en tijd,
alsmede de doorstuurdatum en -tijd weer voor de betreffende
opdracht.
6-6Afdrukken met Xerox Production Print Services
Argument-s of -S <status>
Hiermee geeft u de status weer voor de afdrukopdrachten in de
database. Bij de statuswaarden voor deze optie wordt
onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine letters; deze
dienen bovendien in hun geheel te worden ingevoerd. De
statuswaarden worden hieronder vetgedrukt weergegeven:
•queued De opdracht staat in de wachtrij om te worden
afgedrukt.
•processing De opdracht wordt op dat moment afgedrukt.
•completed De opdracht is voltooid. Een van de volgende
berichten wordt weergegeven: Complete,
CancelledByOperator, CancelledByUser,
CompleteWithWarning, CompleteWithErrors, Rejected, of
Aborted.
Argument-i of -I <identificatienummer>
Command Line Client gebruiken
Hiermee geeft u de status weer van de opdracht voor het
aangegeven identificatienummer.
Argument-server <naam DocuSP-controller>
Hiermee geeft u de status weer van de opdrachten die zich op
dat moment op de betreffende controller bevinden. Indien u niet
de optie “-server” gebruikt, wordt de query verzonden naar de
DocuSP-controllers die vermeld staan in het
printerlocatiebestand (printer.disc) van XDS Plus.
Argument-p of -P <naam printerwachtrij>
Hiermee geeft u de opdrachten weer die zijn verzonden naar de
opgegeven wachtrij.
De printer instellen: -p <printer>
Hiermee geeft u de printer op die voor afdrukopdrachten dient te
worden gebruikt en stelt u deze in. Deze parameter is vereist
voor afdrukken.
Syntaxis–p <printer>
Argument<printer>
Afdrukken met Xerox Production Print Services6-7
Command Line Client gebruiken
Hiermee geeft u het directorypad en de naam van de printer op
waarnaar u opdrachten wilt verzenden. Dit pad en deze naam
dienen precies zo te worden ingevoerd als deze vermeld staan in
de printerlijst die wordt gegenereerd met de opdracht –Listp.
“Een lijst van printers weergeven” eerder in dit hoofdstuk
raadplegen.
Wachtrijstatus: -ListQ <opties>
Hiermee geeft u een lijst weer van beschikbare wachtrijen,
alsmede de status van elke wachtrij.
Syntaxis-Listq <opties>
Argument-l of -L
Hiermee geeft u de naam van de wachtrij, identificatienummer,
status, voorrang, printernaam, printertype, netwerkadres en
eventuele opmerkingen voor de betreffende wachtrij weer.
Argument-v of -V
Hiermee geeft u de naam van de wachtrij, identificatienummer,
status, voorrang, resolutie, begindatum en -tijd, aanmaakdatum
en -tijd, aantal opdrachten in de wachtrij, wachtrijkenmerken,
printernaam, printertype, netwerkadres en eventuele
opmerkingen weer.
Argument-server <naam DocuSP-controller>
Hiermee vraagt u informatie op voor de betreffende DocuSPcontroller. Indien u niet de optie “-server” gebruikt, wordt een
query verzonden naar de DocuSP-controllers die vermeld staan
in het printerlocatiebestand (printer.disc) van XDS Plus.
Argument-p of -P
Hiermee vraagt u uitsluitend voor de opgegeven wachtrij
informatie op.
6-8Afdrukken met Xerox Production Print Services
RegFileLoc instellen
De Installatiehandleiding raadplegen voor informatie over het
maken en instellen van het printerlocatiebestand. De volgende
syntaxis gebruiken om de locatie van het
printerregistratiebestand in te stellen.
SyntaxisRegFileLoc -<locatie>
Argument<locatie>
Hiermee geeft u de locatie aan van het printerregistratiebestand
in URL-notatie.
ArgumentRegFileLoc -get
Hiermee geeft u de locatie van het printerregistratiebestand
weer.
Command Line Client gebruiken
ArgumentRegFileLoc -help
Hiermee geeft u Help-informatie over het gebruik weer.
Afdrukken in de opdrachtmode Print
De volgende stappen uitvoeren om een afdrukopdracht in de
enkelvoudige opdrachtmode te verzenden:
A
1. Wanneer u een opdracht wilt instellen en uitvoeren in de
enkelvoudige opdrachtmode, dient u een batchbestand te
bewerken en uit te voeren dat u kunt vinden in de map waarin
XDS Plus is geïnstalleerd. Een van de volgende opties
gebruiken:
•Voor Windows gebruikt u jxdsclc_sc_win32.bat
•Voor Solaris gebruikt u jxdsclc_sc_unix
De volgende parameters zijn vereist voor afdrukken:
•–p gevolgd door een spatie, vervolgens de naam van de
printer waarnaar u een opdracht verzendt (zoals
weergegeven in de lijst met printers)
•–f gevolgd door een spatie, vervolgens de naam van het
documentbestand dat u wilt afdrukken
•–jt gevolgd door de naam van de opgeslagen
opdrachtkaart die u wilt gebruiken voor de opdracht.
Afdrukken met Xerox Production Print Services6-9
Command Line Client gebruiken
2. De opdracht wordt verzonden wanneer u het batchbestand
De basissyntaxis voor een afdrukopdracht is als volgt:
De enkelvoudige opdrachtmode wordt vaak gebruikt voor
batchbewerkingen. Hiertoe de opdrachtregel kopiëren en
plakken en de parameters wijzigen.
E
OPMERKING: Geen andere delen van het batchbestand
wijzigen.
U dient één opdrachtregel te hebben voor elke afzonderlijke
opdracht die u wilt uitvoeren. In het volgende voorbeeld wordt
een bestand weergegeven met twee afdrukopdrachten, elk
naar een andere printer.
-v of -VGeeft de printernaam, -status, -type,
netwerkadres, afleveringstype,
afleveringsformaat en serverprogramma
weer
-p of -PGeeft de printerstatus van de opgegeven
printer weer
-server <naam
DocuSPcontroller>
-ListjobStatusinformatie
weergeven voor
opdrachten die naar de
controller zijn verzonden
Afdrukken met Xerox Production Print Services6-11
-v of -VAlle informatie van alle records (maximaal
-l of -LGeeft de naam van de verzender,
Geeft de status van de opgegeven
controller weer.
40)
opdrachtnaam, aantal exemplaren,
voorrang, bestandsgrootte, verzenddatum
en -tijd, opdracht-ID, opdrachtstatus,
formaat, datum en tijd, alsmede de
doorstuurdatum en -tijd weer.
Command Line Client gebruiken
Tabel 6-1. Opdrachten en parameters van de opdrachtmode Print
ParameterFunctieArgumentenDefinitie argument
-listqEen lijst weergeven van
beschikbare wachtrijen met
hun status.
-
RegFileLoc
Locatie
printerregistratiebestand
-s of -S
<status>
-i of -IGeeft de opdracht-ID weer
-server <naam
DocuSPcontroller>
-p of -P <naam
printerwachtrij>
-l of -LGeeft de naam van de wachtrij, ID, status,
-server <naam
DocuSPcontroller>
-p of -P <naam
printerwachtrij>
-set <locatie>De locatie van het printerregistratiebestand
Geeft de opdrachtstatus weer voor het
opgegeven opdrachttype. Informatie
hierboven raadplegen voor een complete
lijst.
Geeft de status weer van opdrachten die
zich momenteel op de opgegeven
DocuSP-controller bevinden.
Geeft opdrachten weer die naar de
betreffende wachtrij zijn verzonden.
voorrang, resolutie, begindatum en -tijd,
aanmaakdatum en -tijd, aantal opdrachten
in de wachtrij, kenmerken, printernaam en type, en het netwerkadres weer.
Geeft de wachtrijen weer die beschikbaar
zijn voor de betreffende controller.
Geeft informatie weer voor de opgegeven
wachtrij.
in URL-notatie
-getGeeft de locatie van het
printerregistratiebestand weer.
-helpGeeft Help-informatie weer voor het
gebruik van de syntaxis
6-12Afdrukken met Xerox Production Print Services
Mogelijkheden
7.De Xerox aangepaste PCLprinterdrivers
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de Xerox PCLprinterdrivers het beste kunt gebruiken wanneer u een Windowsof Solaris-systeem gebruikt.
De Xerox PCL-printerdrivers zijn PCL-drivers met door Xerox
toegevoegde gebruikersopties. Met deze opties krijgt u toegang
tot de toepassingen van de ondersteunde Xerox-printers.
Wanneer de driver niet is geïnstalleerd of wanneer u een extra
printerdriver wilt installeren, het hoofdstuk Installatiehandleiding
raadplegen voor de installatieprocedure.
De PCL-printerdriver biedt de volgende mogelijkheden.
•Volledige beschikking over alle afdruk- en afwerkopties van
de ondersteunde printers voor gebruikers die rechtstreeks
vanuit een Windows-toepassing afdrukken.
•Volledige beschikking over alle afdruk- en afwerkopties voor
gebruikers die documenten en PCL PDL-bestanden maken.
•Zestig grijstinten voor het afdrukken van afbeeldingen en een
betere beeldkwaliteit.
•In veel gevallen snellere verwerking dan bij de PCL mini-
driver, met name wanneer het document grafische
afbeeldingen bevat.
•Een reële resolutie van 600 dpi.
•Xerox-printerdrivers kunnen vanuit Windows 2000 of
Windows XP worden gedeeld met andere Windows 2000- of
Windows XP-clients. Het delen met andere
besturingssystemen wordt niet ondersteund.
Afdrukken met Xerox Production Print Services7-1
De Xerox aangepaste PCL-printerdrivers
Documenten afdrukken
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de opties en
toepassingen van de Xerox PCL-printerdrivers selecteert vanuit
Windows- of Solaris-toepassingen.
De procedure voor het oproepen van het hoofdvenster van de
PCL-driver kan van Windows-toepassing tot Windowstoepassing verschillen. In deze paragraaf wordt de meest
gebruikelijke procedure aangehouden.
OPMERKING: Slechts van één Xerox-printerdriver tegelijk de
E
Toepassingen en opties oproepen
gebruikersinterface openen vanuit Standaardwaarden document
in Windows NT 4.0 of Voorkeursinstellingen voor afdrukken in
Windows 2000.
A
E
1. In het menu [Bestand] van de Windows-applicatie
[Afdrukken] of [Afdrukinstellingen] selecteren.
2. In het venster Afdrukken of Afdrukinstellingen de gewenste
opties opgeven.
•[Aantal exemplaren]: De instelling voor het aantal
afdrukken in het XDS-venster heeft voorrang op de
instellingen voor de optie in dit venster.
•[Sorteren]: Deze optie selecteren indien deze beschikbaar
is.
OPMERKING: Het aantal afdrukken niet instellen in de
dialoogvensters [Afdrukken] of [Afdrukinstellingen] van de
applicatie. In plaats daarvan het aantal afdrukken instellen in
het XDS-venster. Wanneer u het aantal exemplaren instelt in
het venster Afdrukken of Printerinstelling, kan dit bij het
afdrukken van de opdracht onverwachte resultaten
opleveren.
3. [Printer] of [Instellingen] selecteren.
4. De gewenste printer selecteren.
5. [Opties] of [Eigenschappen] selecteren. Het venster
Opdrachtkaartinstellingen verschijnt.
7-2Afdrukken met Xerox Production Print Services
E
E
De Xerox aangepaste PCL-printerdrivers
OPMERKING: Voor Windows NT en Windows 2000 heeft het
selecteren van [Opties] of [Eigenschappen] tot gevolg dat de
eigenschappen van de printer worden weergegeven. Voor
het openen van de eigenschappen voor andere
besturingssystemen, het tabblad [Xerox-instellingen]
selecteren om het venster Opdrachtkaartinstellingen te
openen.
OPMERKING: Indien u een opdracht verzendt met een
gedefinieerd paginabereik en de applicatie het afdrukken van
een paginabereik ondersteunt, dient u het paginabereik in de
applicatie in te stellen in plaats van in de Xeroxopdrachtkaart. Het instellen van het paginabereik in de
applicatie levert een kleiner PDL-bestand op.
Voor meer informatie over opties en selectiemogelijkheden van
opdrachtkaarten de opdrachtkaartopties eerder in dit document
raadplegen.
Afdrukken starten
Nadat alle opties en toepassingen voor de afdrukopdracht zijn
geselecteerd, de tabvensters sluiten en het afdrukken starten via
het afdrukvenster van de Windows-toepassing.
1. [OK] selecteren om het instellingsvenster te sluiten.
A
2. [OK] selecteren om het venster [Afdrukinstellingen] te sluiten.
OPMERKING: Wanneer u in Windows 2000 met behulp van de
E
Xerox-PCL-drivers afdrukt vanuit WordPad, Internet Explorer 5.0
of Outlook Express, dienen de opties Aantal afdrukken en Sets/
stapels te worden ingesteld op het tabblad Algemeen.
3. [OK] selecteren in het venster [Afdrukopties] om het
afdrukken te starten.
Afdrukken met Xerox Production Print Services7-3
De Xerox aangepaste PCL-printerdrivers
7-4Afdrukken met Xerox Production Print Services
E
8.De aangepaste Xerox PostScriptprinterdrivers
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de aangepaste XeroxPostScript-printerdrivers het beste kunt gebruiken wanneer u
een Windows-, Macintosh- of Solaris-systeem gebruikt.
De aangepaste Xerox PostScript-printerdrivers omvatten door
Xerox toegevoegde gebruikersopties. Met deze opties krijgt u
toegang tot de toepassingen van de ondersteunde Xeroxprinters.
Wanneer de driver niet is geïnstalleerd of wanneer u een extra
printerdriver wilt installeren, de Installatiehandleiding raadplegen
voor de installatieprocedure.
OPMERKING: Het downloaden en vervangen van lettertypen
van hetzelfde bestand kan bij PostScript- en PDF-bestanden op
verschillende manieren gebeuren. Daarnaast is het mogelijk dat
u fontverschillen tegenkomt tussen versies van Windows.
Indien u een probleem heeft met het installeren van de
PostScript-drivers in Windows NT, dienen de volgende
bestanden handmatig te worden verwijderd voordat u de drivers
opnieuw probeert te installeren:
•XCOMCODE.DLL
•XUMPDRVR.DLL
•XPSCCKM.DLL
•XPSCCUI.DLL
Deze bestanden kunt u vinden in de directory met printerdrivers
in Windows NT:
c:\WINNT\SYSTEM32\SPOOL\DRIVERS\W32X86\2
Afdrukken met Xerox Production Print Services8-1
De aangepaste Xerox PostScript-printerdrivers
Mogelijkheden
De aangepaste Xerox PostScript-printerdrivers bieden de
volgende toepassingen:
•De mogelijkheid om rechtstreeks vanuit een applicatie af te
drukken met de toepassingen van de Adobe-printerdriver en
de ondersteunde printers
•Toegang tot de items op de printeropdrachtkaart vanuit
applicaties
•In veel gevallen snellere verwerking dan bij de Microsoft
PostScript-printerdriver, met name wanneer het document
grafische afbeeldingen bevat.
•Verbeterd, efficiënt, genereren van PostScript-bestanden
vergeleken met de Microsoft PostScript-printerdriver, en over
het algemeen kleinere PostScript-bestanden
•Ondersteuning voor PostScript niveau 1, 2 en 3. (Het
hoofdstuk “Opdrachtkaarttoepassingen per printer”
raadplegen om te achterhalen welke niveau PostScript door
de printer wordt ondersteund.)
•Afdrukken van rand tot rand
•Volledige beschikking over alle afdruk- en afwerkopties voor
gebruikers die documenten als PostScript-bestanden
verzenden.
Documenten afdrukken
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de opties en
toepassingen van de aangepaste Xerox PostScript-printerdrivers
selecteert vanuit applicaties.
De procedure voor het toegang krijgen tot de vensters van de
gebruikersinterface van de PostScript-driver kan van Windowsapplicatie tot Windows-applicatie verschillen. In dit gedeelte
wordt de meest gebruikelijke procedure aangehouden.
8-2Afdrukken met Xerox Production Print Services
A
E
De aangepaste Xerox PostScript-printerdrivers
Toepassingen en opties oproepen
1. In het menu [Bestand] van de Windows-applicatie
[Afdrukken] of [Afdrukinstellingen] selecteren. Het venster
[Afdrukinstellingen] wordt geopend.
2. Desgewenst de volgende parameters specificeren:
•[Aantal]: De instelling voor het aantal afdrukken in het
XDS-venster heeft voorrang op de instellingen voor de
optie in dit venster.
•[Sorteren]: Deze optie selecteren indien deze
beschikbaar is.
OPMERKING: Het aantal afdrukken niet instellen in de
dialoogvensters [Afdrukken] of [Afdrukinstellingen] van de
applicatie. In plaats daarvan het aantal afdrukken instellen in
het XDS-venster. Wanneer u het aantal exemplaren instelt in
het venster [Afdrukken] of [Printerinstelling], kan dit bij het
afdrukken van de opdracht onverwachte resultaten
opleveren.
E
E
3. [Printer] of [Instellingen] selecteren.
4. De gewenste printer selecteren.
5. [Opties] of [Eigenschappen] selecteren. Het venster
Opdrachtkaartinstellingen verschijnt.
OPMERKING: Voor Windows NT en Windows 2000 heeft het
selecteren van [Opties] of [Eigenschappen] tot gevolg dat de
eigenschappen van de printer worden weergegeven. Voor
het openen van de eigenschappen voor andere
besturingssystemen, het tabblad [Xerox-instellingen]
selecteren om het venster Opdrachtkaartinstellingen te
openen.
OPMERKING: Indien u een opdracht verzendt met een
gedefinieerd paginabereik en de applicatie het afdrukken van
een paginabereik ondersteunt, dient u het paginabereik in de
applicatie in te stellen in plaats van in de Xeroxopdrachtkaart. Het instellen van het paginabereik in de
applicatie levert een kleiner PDL-bestand op.
Voor meer informatie over opties en selectiemogelijkheden van
opdrachtkaarten de opdrachtkaartopties verderop in dit
document raadplegen.
Afdrukken met Xerox Production Print Services8-3
De aangepaste Xerox PostScript-printerdrivers
Afdrukken starten
Nadat alle opties en toepassingen voor de afdrukopdracht zijn
geselecteerd, de vensters met instellingen van de opdrachtkaart
sluiten en het afdrukken starten via het afdrukvenster van de
Windows-toepassing.
1. [OK] selecteren om het instellingsvenster te sluiten.
A
2. [OK] selecteren om het venster [Afdrukinstellingen] te sluiten.
3. [OK] of [Afdrukken] selecteren in het venster [Afdrukopties]
om het afdrukken te starten.
8-4Afdrukken met Xerox Production Print Services
9.Opdrachtkaartopties
Dit hoofdstuk bevat de procedures voor het het afdrukken van
een document met de XDS- en XDS Plus-software op een
Xerox-afdruksysteem vanaf een computer met Windows 95,
Windows 98, Windows NT 4.0, Windows 2000, Windows
Millennium, XP, of een Sun-werkstation met Solaris 2.6 of 2.8.
Vanaf een Macintosh OS 8.6, 9.x of OS in de Classic-mode bij
het gebruik van XDS. Wanneer XDS Plus wordt gebruikt, dient
een Macintosh met OS X Native-mode worden gebruikt. In de
vensters van de XDS- of XDS Plus-software, de aangepaste
Xerox-drivers en DocuSP-webclient kunt u een
documentbestand selecteren, de opdrachtkaart instellen en de
afdrukopdracht naar de printer zenden.
Afdrukopdracht instellen
Wanneer u een afdrukopdracht instelt, specificeert u parameters
waarmee het uiterlijk en de bestemming van de afdruk worden
gedefinieerd.
In het venster Instellingen kunt u de parameters instellen voor de
afdrukopdracht die u wilt uitvoeren. In het venster Instellingen
heeft u toegang tot de specificatietaken van opdrachtinstellingen
via de pictogramknoppen op de werkbalk, de menu’s op de
menubalk en de velden van de opdrachtkaart die de rest van het
veld uitmaken.
Afdrukken met Xerox Production Print Services9-1
Opdrachtkaartopties
Venster Printerbeperkingen
E
Printerstandaardinstelling
Indien de huidige opdrachtkaart parameters bevat die niet
beschikbaar zijn op de geselecteerde printer, verschijnt het
venster Printerbeperkingen. In dit venster kunt u
standaardinstellingen toewijzen aan de aangegeven gebieden,
of de bewerking annuleren. [Standaardinstellingen toekennen]
selecteren om wijzigingen aan te brengen in de huidige
opdrachtkaart of [Bewerking annuleren] selecteren om de
bewerking te annuleren. Indien u de bewerking annuleert, keert
u terug naar het startvenster van XDS en kunt u een andere
printer of een nieuwe opdrachtkaart selecteren.
OPMERKING: Printerbeperkingen is niet beschikbaar op
Macintosh-systemen.
De selectie [Printerstandaardinstelling] verschijnt in veel van de
velden van de opdrachtkaart. Met deze optie kan de opdracht
worden uitgevoerd via de standaardwachtrij, via negeren van de
wachtrij of volgens de optie die is ingesteld met setpagedevice
van PostScript.
Wanneer de optie [Printerstandaardinstelling] is geselecteerd,
worden bij het uitvoeren van de afdrukopdracht de instellingen
gebruikt die zijn geconfigureerd in één van de categorieën uit het
onderstaande overzicht. De categorieën zijn vermeld in volgorde
van prioriteit.
9-2Afdrukken met Xerox Production Print Services
Opdrachtkaartopties
In de bovenstaande afbeelding wordt aangegeven dat
parameters die zijn opgegeven als wachtrijnegeringen op de
controller van het afdruksysteem als eerste worden gebruikt als
standaardinstellingen. Als er geen wachtrijnegeringen zijn
opgegeven, worden parameters op eventuele speciale pagina’s
gebruikt, enzovoort.
Opdrachtkaartopties instellen voor XDS
In een opdrachtkaart specificeert u een verzameling afdrukopties
die door het systeem wordt gebruikt voor een gegeven opdracht.
Telkens wanneer u een opdracht uitvoert, dient u voor de
opdracht een opdrachtkaart te specificeren of te maken. De
informatie op deze opdrachtkaart wordt met de opdracht
meegestuurd naar de printer en voorziet de printer van
instructies voor de manier waarop de opdracht dient te worden
uitgevoerd.
U kunt parameters voor de opdrachtkaart selecteren of invoeren
in de velden in het venster Instellingen. U kunt deze set
specificaties toepassen op de huidige afdrukopdracht of u kunt
deze opslaan als opdrachtkaart en het bestand later weer
oproepen om het te gebruiken bij andere opdrachten.
Afdrukken met Xerox Production Print Services9-3
Opdrachtkaartopties
E
E
OPMERKING: Welke toepassingen in de opdrachtkaartvelden
en keuzelijsten van het venster Instellingen worden
weergegeven, hangt af van de toepassingen die beschikbaar zijn
van de geselecteerde opdrachtkaartinstellingen en de printer
waarmee wordt gewerkt. De handleiding over
opdrachtkaarttoepassingen raadplegen om te achterhalen welke
toepassingen door de geselecteerde printer worden
ondersteund.
Venster Instellingen openen
[Instellingen...] selecteren in het XDS-venster om het venster
Instellingen te openen om opdrachtkaartparameters te
specificeren.
OPMERKING: Het venster Printerinstellingen is niet beschikbaar
op Macintosh-systemen.
Toegang tot opdrachtkaarttoepassingen voor XDS Plus
U kunt een groot aantal parameters instellen voor de
afdrukopdracht die u wilt uitvoeren. In het XDS Plus-venster
krijgt u met het pictogram [Opdrachtinstellingen] toegang tot
tabvensters waarin u specificaties kunt opgeven voor de
opdracht die u wilt uitvoeren. Deze set parameterspecificaties
voor een opdracht wordt een “opdrachtkaart” genoemd.
In een opdrachtkaart specificeert u de verzameling afdrukopties
die door het systeem wordt gebruikt voor een gegeven opdracht.
Telkens wanneer u een opdracht uitvoert, dient u voor de
opdracht een opdrachtkaart te specificeren of te maken. De
informatie op deze opdrachtkaart wordt met de opdracht
meegestuurd naar de printer en voorziet de printer van
instructies voor de manier waarop de opdracht dient te worden
uitgevoerd.
U kunt deze set specificaties toepassen op de huidige
afdrukopdracht of u kunt deze opslaan als opdrachtkaartbestand
(.xpf) en het bestand later weer oproepen om het te gebruiken bij
andere opdrachten.
9-4Afdrukken met Xerox Production Print Services
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.