Trix Minitrix V 200.1, Minitrix BR 221 User Manual
Modell der
V 200.1 / BR 221
2
Informationen zum Vorbild
Ausgehend von den fünf Prototypen der V 200 (1968
umbenannt in BR 220), die ab 1953 erprobt wurden, begann ab 1956 die Ablieferung der ersten 50
Serienmaschinen dieser Diesellokomotiven an die
Deutsche Bundesbahn (DB). 1958 folgte die Lieferung
einer zweiten Bauserie von 31 Stück. Geliefert wurden
diese Lokomotiven von den Firmen ATLAS-MaK und
Krauss-Maffei.
Die V 200 war von zwei V-12-Dieselmotoren angetrieben, die austauschbar von MAN, Maybach (MTU) oder
Daimler-Benz (MTU) geliefert wurden. Mit Abgas-Turbolader leistete jeder Motor 1 100 PS, bei der NachfolgeBaureihe 221 (ab 1962) sogar 1 350 PS. Diese riesigen
Triebwerke mit 64,5 l und 78,2 l Hubraum wurden mit
elektrischen Anlassern von je 13,5 kW (später 20,3 kW)
Leistung gestartet. Zuvor wurde mit einer Elektro-Pumpe automatisch der erforderliche Motoröl-Druck aufgebaut (Vorschmierung). Die Verbindung zum jeweiligen
Drehgestell-Antrieb stellte ein hydraulischer Drehmoment-Wandler her, der unmittelbar vor dem Anfahren
mit Öl gefüllt wurde.
Die letzten 220-er wurden 1984 aus dem Dienst der DB
genommen, die 221 er erst vier Jahre später. Mehrere
ins Ausland verkaufte Maschinen sowie einige deutsche
Museums-Loks sind heute noch zu sehen.
Information about the prototype
In 1956 the series production of the fi rst 50 units of the
class V 200 diesel locomotive (redesignated class 220
starting in 1968) was begun, which derived from the
5 prototypes that had been tested starting in 1953. In
1958 a second series of 31 units was delivered. These
locomotives were built by the companies ATLAS-MaK
and Krauss-Maffei.
The V 200 was powered by two V-12 diesel motors that
were delivered by MAN, Maybach (MTU) or DaimlerBenz (MTU). With an exhaust gas torbocharger, each
motor provided 1,100 horsepower, even 1,350 horsepower with the class 221 successor series (starting in
1962). These immense power plants with 64.5 liter (approx. 3,936 cubic inches) and 78.2 liter (approx. 4,772
cubic inches) piston displacement each had electric
starters rated for 13.5 kilowatts (later 20.3 kilowatts). An
electric pump would automatically build up the required
motor oil pressure (advance lubrication). A hydraulic
torque converter, that was fi lled with oil directly before
the locomotive was started, produced the connection
to the running gear for each truck.
The last class 220 units were taken out of service by
the DB in 1984, the class 221 units four years later.
Several locomotives sold abroad as well as several
German museum locomotives can still be seen today.
3
Informations concernant le modèle réel
L a livrasion des 50 premiéres locomotives diesel V
200 (rebaptisées BR 200 à partir de 1968) a débuté en
1956, sur la base des 5 prototypes, qui furent mis à
l‘épreuve à partir de 1953, La livrasion d‘une deuxième
série a eu lieu en 1958. Ces locomotives ont été livrées
par les sociétés ATLAS-MaK et Krauss-Maffei.
La motorisation de la V 200 se composait de deux
moteurs Diesel V-12 livtés selon les cas par MAN,
Maybach (MTU) ou Daimler-Benz (MTU). Grâce au
turbo-compresseur, chaque moteur développait 1 100
ch, et même 1 350 ch pour la série suivante 221 (à
partir de 1962). Des démarreurs électriques de 13,5 kW
chacun (par la suite 20,3 kW) permettaient de lancer
ces énormes mécanismes moteurs de 64,5 l et 78,2 l
de cylindrée. Auparavant, une électropompe établissait
automatiquement la pression d‘huile-moteur requise
(prélubrifi cation). La liason evec chaque entraînement
de bogie était assurée par un convertisseur de couple
hadraulique qui se remplissait d‘huile juste avant le
démarrage.
Les derniéres 220 furent retirées du service da la DB en
1984, ce n‘est que quatre ans plus tard que les 221 subirent le même sort. Aujourd‘hui encore, il est possible
de voir plusieurs machines vendues à l‘étranger ainsi
que quelques locomotives allemandes de musée.
Informatie over het voorbeeld
Uitgaande van de 5 prototypes van de V 200 (vanaf
1968 BR 220 genoemd) die vanaf 1953 beproefd
werden, begon vanf 1956 de serie-afl evering van de
eerste 50 machines van deze diesellokomotief. In 1958
volgde de levering van een tweede serie van 31 stuks.
Deze lokomotieven werden door de fi rma ATLAS-MaK
en Krauss-Maffei geleverd.
De V 200 werd door twee V-12 dieselmotoren aangedreven die, onderling uitwisselbaar, geleverd waren
door MAN, Maybach (MTU) of Daimler-Benz (MTU).
Uitgerust met rookgasturbo leverde elke motor een
vermogen van 1100 pk, bij de opvolger, serie 221 (vanaf
1962) zelfs 1350 pk. Deze machtige motoren met een
cilinderinhoud van 64,5 resp. 78,2 liter werden met een
startmotor van elk 13,5kW (later zelfs 20,3 kW) gestart.
Eerst werd met een elektrische pomp, automatisch, de
benodigde motoroliedruck opgebouwd. (voorsmering)
De verbinding met de beide draaistel-aandrijvingen
geschiede door middel van een hydraulisch koppelomvormer die vlak voor het wegrijden met olie
gevuld werd.
De laatste locs van de serie 220 werden in 1984 bij de
DB buiten dienst gesteld, de serie 221 vier jaar later.
Verschillende van de aan het buitenland verkochte machines, evenals enkele Duitse museumlocs, zijn heden
ten dagen nog te zien.
4
Funktionen
•
Lok mit digitaler Schnittstelle entsprechend NEM 651.
• Dieses Trix-Modell ist entsprechend den gesetzlichen Vorschriften voll funk- und fernsehentstört.
• Zum Schutz des Modells ist eine elektronische Überlastsicherung eingebaut.
• Dreilicht-Spitzensignal mit der Fahrtrichtung wechselnd.
• Fahrgestell aus Metall.
• Analog 14 Volt=, digital 22 Volt~.
Functions
• Locomotive comes with NEM 651 digital connector
• This Trix model complies with the regulations concerning suppression of interference with radio and
television reception.
• An electronic overload protektion is build in to protect the model.
• Dual headlights that change over with the direction
of travel.
• Metal frame.
• Analog 14 volts DC, digital 22 volts AC.
Fonctionnement
• Locomotive avec interface digitale conforme à la
norme NEM 651.
• Ce modèle Trix est protégé l‘émission de parasites
radio et de télévision conformément aux prescriptions légales.
• Une sécurité électronique protège le modèle contre
toute surcharge éventuelle.
• Feux doubles avec alternance selon sens marche.
• Châssis en métal.
• Analogique 14 volts=, digital 22 volts~.
Functies
• Lok met stekkerverbinding voor digitale decoder
volgens NEM 651.
• Dit Trix-model is, volgens de geldende voorschriften,
geheel radio- en televisie-ontstoort.
• Voor der beveiliging van het model is een elektronische overbelastingsbeveiliging ingebowd.
• Drievoudige fronverlichting wisselend met de rijrichting.
• Drijfwerk uit metaal.
• Analog 14 Volt=, digitaal 22 Volt~.
Loading...