1. Locatie van het modelnummer en het serienummer.
U kunt het modelnummer en het serienummer noteren in de
ruimte hieronder:
Modelnr.:
Serienr.:
In deze handleiding is een systeem gebruikt om mogelijke
gevaren aan te duiden en u te attenderen op bijzondere
aanwijzingen om lichamelijk (mogelijk dodelijk) letsel van
u en anderen te voorkomen. De termen Gevaar,
Waarschuwing en Voorzichtig duiden de mate van het
risico aan. Ga als regel altijd voorzichtig te werk.
Inleiding
Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u de
machine op de juiste wijze kunt gebruiken en onderhouden.
De informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen
letsel en schade te voorkomen. Hoewel Toro veilige
producten ontwerpt en fabriceert, blijft u verantwoordelijk
voor het juiste en veilige gebruik van de machine.
Als u service, originele Toro-onderdelen of aanvullende
informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een
erkende Service Dealer of met de klantenservice van Toro.
U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer
van het product te vermelden. De locatie van het plaatje
met het modelnummer en het serienummer van het product
is aangegeven op Figuur 1.
Gevaar duidt op een zeer gevaarlijke situatie die ernstig
lichamelijk letsel of de dood tot gevolg zal hebben wanneer
de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Waarschuwing duidt op een gevaarlijke situatie die ernstig
lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben
wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden
genomen.
Voorzichtig duidt op een gevaarlijke situatie die licht letsel
tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften
niet in acht worden genomen.
Er worden in deze handleiding nog twee woorden gebruikt
om u op belangrijke informatie te wijzen. Belangrijk
attendeert u op bijzondere technische informatie en
Opmerking: duidt algemene informatie aan die uw
bijzondere aandacht verdient.
2002 door The Toro Company
8111 Lyndale Avenue South
Bloomington, MN 55420-1196
Alle rechten voorbehouden
Gedrukt in de VS
2
Veiligheid
Veiligheids- en instructiestickers
Veiligheidsstickers en veilig h eidsin structies zijn gemakkelijk zichtbaar vo o r de bestuur de r en bevind en
zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers.
93–7009
1. Machine kan voorwerpen uitwerpen—Zorg ervoor dat de
grasgeleider op zijn plaats zit.
2. Handen en voeten kunnen worden
gesneden/geamputeerd—Blijf uit de buurt van draaiende
messen en bewegende onderdelen.
93–7010
1. De machine kan voorwerpen uitwerpen—Blijf op veilige
afstand.
2. Machine kan voorwerpen uitwerpen—Zorg ervoor dat de
grasgeleider op zijn plaats zit.
3. Handen of voeten kunnen worden
gesneden/geamputeerd—Blijf uit de buurt van bewegende
onderdelen.
93–7282
1. Zet de motor af en
verwijder het
contactsleuteltje voordat u
de machine achterlaat
2. Lees de
Gebruikershandleiding
3. Wielhoogte
93–6674
1. Handen kunnen gekneld raken—Lees de instructies alvorens
service- of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.
93–6677
1. Waarschuwing—Machine kan voorwerpen uitwerpen. Zorg
ervoor dat de grasgeleider altijd is aangebracht.
2. Handen en voeten kunnen worden
gesneden/geamputeerd—Blijf uit de buurt van draaiende
messen en bewegende onderdelen.
93–3777
1. Motor
3
Montage
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Losse onderdelen
Opmerking: Gebruik onderstaande lijst om te bepalen welke onderdelen worden gebruikt bij de montage.
OmschrijvingHoeveelheidGebruik
Grasgeleider
Veer
Bout, 3/8 x 3–1/2 inch
Borgmoer, 3/8 inch
Maatwiel
Pen
R-pen
Bevestigingsplaat van maaidek
Borstbout
Borgmoer, 1/2 inch
Bout, 5/16 x 2–1/2 inch
Borgmoer, 5/16 inch
R-pen
Dunne ring
Dikke ring
Gebruikershandleiding1
1
2
2
2
2
2
2
1
2
2
2
2
4
2
2
Grasgeleider monteren
Maatwielen monteren
Voorste montageplaat op maaidek
monteren
Maaidek aan tractor monteren
Lezen voordat de machine in gebruik wordt
genomen.
4
Het maaidek gebruiksklaar
6. Stel vervolgens ook de andere maatwielen af.
maken
1. Plaats de veren in de beugels op het maaidek met de
haakeinden over de opstaande achterkant (Fig. 2).
2. Houd de grasgeleider recht voor de gaten in de beugels
en de rechte uiteinden van de veren onder het scharnier
en boven de grasgeleider (Fig. 2).
3. Bevestig de geleider aan de beugel met de bouten door
de grasgeleider, veren en beugels. Zet ze vast met de
borgmoeren (Fig. 2).
4. Til de grasgeleider omhoog en controleer of deze
veerbelast is en onbelemmerd volledig omlaag kan
worden geklapt.
Belangrijk De grasgeleider moet onder veerspanning
omlaag worden gehouden. Til de grasgeleider omhoog om
te controleren of deze volledig omlaag klapt.
6
3
2
5
1. Beugel
2. Haakeind van veer
3. Ruimte voor veer
5. Buig de demperveer zijwaarts, schuif de verstelplaat
van het maatwiel in de beugel van het maatwiel van het
maaidek en zet deze vast met de pen en de R-pen
(Fig. 3).
4
1783
Figuur 2
4. Grasgeleider
5. Bout
6. Borgmoer
2
4
5
3
1
2424
Figuur 3
1. Demperveer
2. Plaat
3. Beugel
4. Pen
5. R-pen
7. Plaats de bevestigingsplaat met de lipjes naar boven
tussen de beugels aan de voorzijde van het maaidek
(Fig. 4).
8. Steek de borstbouten door de bevestigingsplaat in de
beugels van het maaidek. Zet ze vast met de
borgmoeren (Fig. 4).
2
4
1
1
4
3
1
1784
Figuur 4
1. Lipje omhoog
2. Beugel van maaidek
3. Borstbout
4. Borgmoer
Opmerking: Nadat het maaidek aan de tractor is
gemonteerd en de maaihoogte is afgesteld, moet u de
maatwielen afstellen; zie Maatwielen afstellen, blz. 12.
5
Maaidek monteren
Gevaar
Zonder aangebrachte grasgeleider, afvoerafsluiter
of complete grasvanger kunnen u of anderen in
aanraking met het maaimes of uitgeworpen
voorwerpen komen. Contact met draaiende
maaimes(sen) en uitgeworpen voorwerpen kan
lichamelijk letsel of de dood veroorzaken.
• Verwijder de grasgeleider nooit van het maaidek
omdat hiermee het maaisel wordt afgevoerd
naar het gazon. Als de grasgeleider is
beschadigd, moet u deze onmiddellijk
vervangen.
• Kom nooit met uw handen of voeten onder het
maaidek.
• Probeer nooit het afvoersysteem of de
maaimessen te reinigen zonder eerst de aftakas
uit te schakelen en het contactsleuteltje op Uit te
draaien. Verwijder verder het contactsleuteltje
en trek de bougiekabel van de bougie(s).
2
3
1
3
1850
Figuur 5
Bovenaanzicht
1. Drijfriem van maaidek
2. Motorpoelie
3. Riemgeleider
4. Monteer de bevestigingsbeugels van het maaidek op de
vooras met behulp van de bouten en borgmoeren
(Fig. 6). Draai de bevestigingen vast.
2
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak,
schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en
draai het contactsleuteltje op Uit om de motor af te
zetten. Verwijder het contactsleuteltje.
2. Draai de voorwielen helemaal naar links. Schuif het
maaidek vanaf de rechterkant onder het chassis.
3. Monteer de drijfriem van het maaidek op de
motorpoelie (Fig. 5). Als u voorzichtig te werk gaat,
kunt u de riemgeleider(s) net genoeg van de poelie af
drukken, zodat u de drijfriem kunt aanbrengen. Als u de
riem niet op deze manier kunt aanbrengen, draait u de
bevestigingsbouten en -moeren van de riemgeleiders
los.
Belangrijk De riemgeleiders niet van de poelie af
buigen. De ruimte tussen de riemgeleider en de rand van de
poelie mag maximaal 3 mm bedragen, zodat de riem tijdens
het gebruik om de poelie blijft zitten. Als de ruimte meer
dan 3 mm is, moet u de riemgeleider(s) bijstellen en goed
vastzetten. De riemgeleider mag geen contact maken met
de poelie.
1
3
1785
Figuur 6
1. Bevestigingsbeugel
2. Bout, 5/16 x 2–1/2 inch
3. Borgmoer
5. Zet de maaihoogtehendel in inkeping “D”.
6. Verwijder de veer van de maaihoogte-instelling tussen
de rechtse hefbeugel van het maaidek en de
bevestigingsbout (Fig. 7). Gebruik hiervoor de
veertrekker die bij de machine is geleverd.
7. Zet de maaihoogtehendel in inkeping “A”.
6
1
2
3
1851
Figuur 7
1. Veer
2. Bout
3. Veertrekker
8. Controleer of beide stangen 16 mm buiten het stelblok
steken (Fig. 8).
9. Schuif het uiteinde van de lange stang door het gat in de
bevestigingsplaat (Fig. 8). Monteer de dunne ring en de
R–pen om de stang vast te zetten op zijn plaats. Herhaal
dit aan de andere kant van het maaidek.
11. Kijk onder de tractor en haal de maaikoppelingskabel
uit de framerail.
12.Draai de contramoer bij het kabeleind los. Leid de kabel
door de sleuf in de bevestigingsbeugel van het maaidek
(Fig. 9).
13.Bevestig het Z-vormige uiteinde van de
maaikoppelingskabel aan de belarm (Fig. 9).
14.Schakel de maaikoppelingshendel op het dashboard in.
Meet de afstand tussen het Z-vormige kabeleind en de
bevestigingsbeugel (Fig. 9). Stel de contramoeren in
totdat de afstand 89 mm bedraagt (Fig. 9).
15.Draai de contramoeren stevig vast en schakel de aftakas
uit.
16.Controleer of de remblokken van de messen contact
maken met de poelies, de bedieningsstangen los zijn als
de aftakas is uitgeschakeld en de remblokken geen
contact maken met de poelies als de aftakas is
ingeschakeld.
1
5
2
5
10.Monteer de stelbeugel (met gleuf) op de pen aan de
bevestigingsplaat van het maaidek (Fig. 8). Monteer de
dikke ring en de R-pen om het maaidek vast te zetten.
Herhaal dit aan de andere kant van het maaidek.
16 mm
2
1
6
5
3
1805
4
Figuur 8
1. Stang
2. Stelblok
3. R-pen en dikke ring
4. Stelbeugel
5. Bevestigingsplaat van
maaidek
6. R-pen en dunne ring
4
6
1801
3
Figuur 9
1. Maaikoppelingskabel
2. Sleuf in
bevestigingsbeugel
3. Z-vormig kabeleind
4. Hulp-pitmanarm
5. Contramoer
6. 89 mm ingeschakeld
17.Zet de maaihoogtehendel in inkeping “D” om de
montage van de veer van de maaihoogte-instelling te
vergemakkelijken.
7
18.Bevestig de veer van de maaihoogte-instelling tussen de
rechtse hefbeugel van het maaidek en de
bevestigingsbout (Fig. 10). Gebruik hiervoor de
veertrekker die bij de machine is geleverd.
3. Draai het maaimes (de maaimessen) voorzichtig
evenwijdig (Fig. 11). Meet de afstand tussen de
buitenste snijranden en de vlakke ondergrond (Fig. 11).
Als beide afstanden meer dan 5 mm bedragen, is
afstelling nodig; zie stappen 4 en 5.
1
2
3
Figuur 10
1. Veer
2. Bout
3. Veertrekker
19.Controleer of het maaidek horizontaal staat; zie
Maaidek horizontaal stellen, blz. 8, en Schuinstand
van het maaidek (lengterichting), blz. 9.
Maaidek horizontaal stellen
1851
Voorkant
2
2
1
3
Figuur 11
1. Maaimessen evenwijdig
2. Buitenste snijranden
3. Hier meten
4. Verwijder de R–pen en de ring uit de stelbeugel
(Fig. 12). Om de mes(en) te stellen, moet u de
stelbeugel in een ander gat plaatsen en de ring en de
R–pen monteren. (Fig. 12). Met een gat aan de voorkant
zet u het mes lager en met een gat aan de achterkant zet
u het mes hoger. Indien nodig aan beide kanten
afstellen.
3
1078
De maaimessen moeten in dwarsrichting horizontaal staan.
Controleer de horizontale stand van het maaidek telkens
wanneer u het maaidek monteert of wanneer het
maairesultaat onregelmatig is. Alvorens het maaidek
horizontaal te stellen, moet u ervoor zorgen dat de vooren achterbanden de aanbevolen spanning hebben; raadpleeg
de Gebruikershandleiding van de tractor voor de correcte
bandenspanning.
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak,
schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking,
zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het
contact.
2. Zet de maaihoogtehendel in inkeping “C”.
3
1805
Figuur 12
1. R-pen en ring
2. Stelbeugel
3. Gat aan voorkant
4. Gat aan achterkant
5. Schuinstand van het maaidek controleren; zie
Schuinstand van het maaidek (lengterichting), blz. 9.
2
4
1
8
Schuinstand van het maaidek
(lengterichting)
Controleer de schuinstand van het maaidek telkens wanneer u
deze monteert. Alvorens de schuinstand te controleren, moet u
ervoor zorgen dat de voor- en achterbanden de aanbevolen
spanning hebben; raadpleeg de Gebruikershandleiding van de
tractor voor de correcte bandenspanning. Als de voorkant van
het maaidek meer dan 5 mm lager staat dan de achterkant,
stelt u de schuinstand als volgt in:
2
Voorkant
1
1078
3
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak,
schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking,
zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het
contact.
2. Controleer of de maaimessen horizontaal staan en stel
deze bij als u de instelling niet hebt gecontroleerd; zie
Maaidek horizontaal stellen, blz. 8.
3. Meet de lengte van de stang die uitsteekt uit de
voorzijde van het stelblok op de zijkanten van het
chassis (Fig. 13). Als de stang korter is dan is 16 mm,
verwijdert u de R-pen en de ring aan het uiteinde van de
stang (Fig. 13) en draait u de stang totdat deze een
lengte van 16 mm heeft. Plaats vervolgens het uiteinde
van de stang in het gat in de bevestigingsbeugel van het
maaidek en zet deze vast met behulp van de ring en de
R–pen. Herhaal dit aan de andere kant van het maaidek.
16 mm
1
2
4
4
Figuur 14
1. Mes in lengterichting
2. Afstand rand van voorste
mes
3. Afstand rand van
achterste mes
4. Hier meten
6. Om de schuinstand van het maaidek bij te stellen, moet
u de bevestigingsbouten aan de voorkant een beetje
losdraaien (Fig. 15).
7. Draai de moeren van de oogbouten om de afstelling te
veranderen (Fig. 15). Om de voorkant van het maaidek
hoger te zetten, draait u de moeren van de oogbouten
vaster. Om de voorkant lager te zetten, draait u de
moeren van de oogbouten losser.
8. Nadat u de borgmoeren op de oogbouten gelijk hebt
afgesteld, controleert u nogmaals de schuinstand. Stel
de oogbouten net zolang bij totdat de voorste punt van
het maaimes 0–8 mm lager staat dan de achterste punt
van het maaimes (Fig. 15).
9. Als de schuinstand correct is, draait u de
bevestigingsbouten vast (Fig. 15).
3
4
1805
Figuur 13
1. Stelblok
2. Stang
3. R-pen en ring
4. Bevestigingsplaat van
maaidek
4. Zet de maaihoogtehendel in inkeping “C” en draai de
messen voorzichtig rond, totdat zij in de lengterichting
wijzen (Fig. 14).
5. Meet de afstanden tussen de rand van het voorste mes
(Fig. 14) en de rand van het achterste mes tot het
horizontale oppervlak. Als de rand van het voorste
maaimes niet 0–8 mm lager staat dan de rand van het
achterste maaimes, moet u de voorste bevestigingsplaat
van het maaidek bij de as afstellen (Fig. 15).
10.Als de schuinstand correct is, moet u nogmaals
controleren of het maaidek horizontaal staat; zie
Maaidek horizontaal stellen, blz. 8.
2
1792
1
2
Figuur 15
1. Bevestigingsbout2. Moer van oogbout
11. Controleer de hoogte van de maatwielen; zie
Maatwielen afstellen, blz. 12.
9
1
Maaidek verwijderen
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak,
schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking,
zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het
contact.
2. Zet de maaihoogtehendel in inkeping “D”.
3. Verwijder de veer van de maaihoogte-instelling van de
bout (Fig. 16) met behulp van de bij de tractor
geleverde veertrekker. De veer bevindt zich tussen het
frame en het rechter achterwiel.
1
1801
1. Maaikoppelingskabel
2. Z-vormig uiteind
3. Hulp-pitmanarm
3
1
4
5
4
2
Figuur 17
4. Contramoer
5. Bevestigingsbeugel
2
3
Figuur 16
1. Veer
2. Bout
3. Veertrekker
4. Zet de maaihoogtehendel in inkeping “A”.
5. Maak het Z-vormige uiteinde van de
maaikoppelingskabel los van de hulp–
pitmanarm op het maaidek (Fig. 17).
6. Verwijder de contramoer van de aftakas op de
bevestigingsbeugel. Schuif de kabel van de beugel en
monteer de contramoer voor de veiligheid (Fig. 17).
7. Haal de kabel uit de weg en leg deze in de framerail
zodat de kabel niet kan blijven vastzitten in de
drijfriemen of de poelies.
1851
8. Verwijder de bouten en moeren en trek de twee
bevestigingsbeugels van het maaidek omlaag van de
vooras af (Fig. 18).
2
1
3
1785
Figuur 18
1. Bevestigingsbeugel
2. Bout, 5/16 x 2–1/2 inch
3. Borgmoer
9. Verwijder de R–pen en de ring van het uiteinde van de
lange stang (Fig. 19). Schuif de stang uit de
bevestigingsbeugel van het maaidek.
10.Verwijder de R–pen en de ring op de
bevestigingsbeugel van het maaidek (Fig. 19). Schuif de
beugel van de bevestigingspen. Monteer de ring en de
R–pen voor opslag.
11. Draai de stelbeugel omhoog naar het frame toe en haak
de stang zolang in één van de gaten. Zet de lange stang
vast met de ring en de R–pen.
12.Herhaal deze stappen 9–11 aan de andere kant van het
maaidek.
10
13.Zet de maaihoogtehendel in inkeping “D”. Bevestig de
veer van de maaihoogte-instelling aan de bout voor
opslag (Fig. 16).
Opmerking: U mag de veer van de maaihoogte-instelling
niet monteren als de kettingen van het achterwiel moeten
worden geïnstalleerd.
2
1
Gebruiksaanwijzing
Zijafvoer of fijnmaken van gras
Gevaar
Zonder aangebrachte grasgeleider, afvoerafsluiter
of complete grasvanger kunnen u of anderen in
aanraking met het maaimes of uitgeworpen
voorwerpen komen. Contact met draaiende
maaimes(sen) en uitgeworpen voorwerpen kan
lichamelijk letsel of de dood veroorzaken.
4
1
1805
Figuur 19
1. R-pen en ring
2. Lange stang
3. Stelbeugel
14.Verwijder de drijfriem van het maaidek van de
motorpoelie (Fig. 20). Als u voorzichtig te werk gaat,
kunt u de riemgeleider(s) net genoeg van de poelie af
drukken, zodat u de aandrijfriem kunt verwijderen. Als
u de riem niet op deze manier kunt verwijderen, draait u
de bevestigingsbouten en -moeren van de riemgeleiders
los. Draai de bouten vast.
Belangrijk De riemgeleider(s) niet van de poelie af
buigen, omdat de aandrijfriem dan niet goed werkt als u het
maaidek later weer monteert.
2
3
4. Bevestigingsplaat van
maaidek
3
• Verwijder de grasgeleider nooit van het maaidek
omdat hiermee het maaisel wordt afgevoerd
naar het gazon. Als de grasgeleider is
beschadigd, moet u deze onmiddellijk
vervangen.
• Kom nooit met uw handen of voeten onder het
maaidek.
• Probeer nooit het afvoersysteem of de
maaimessen te reinigen zonder eerst de aftakas
uit te schakelen en het contactsleuteltje op Uit te
draaien. Verwijder verder het contactsleuteltje
en trek de bougiekabel van de bougie(s).
Het maaidek is uitgerust met een scharnierende
grasgeleider, die het maaisel zijwaarts en omlaag naar het
gazon afvoert.
Om gemaaid gras fijn te maken, moet u de Recycler kit
(optioneel bij een aantal modellen) monteren.
1
Figuur 20
Bovenaanzicht
1. Drijfriem van maaidek
2. Motorpoelie
15.Draai de voorwielen helemaal naar links. Schuif het
maaidek naar rechts uit om deze te verwijderen.
3. Riemgeleiders
3
1850
11
Bediening van de aftakas
Met de maaikoppelingshendel (aftakas) schakelt u de
aandrijving naar het maaimes (de maaimessen) in of uit.
Maaimes(sen) inschakelen
1. Trap het rempedaal in om de machine te stoppen.
2. Zet aftakas in de stand Ingeschakeld (Fig. 21).
2
1
3
Figuur 21
1. Uitgeschakeld
2. Ingeschakeld
3. Maaikoppelingshendel
(aftakas)
1852
Ongeveer
1
m–1853
38 mm
51 mm
64 mm
76 mm
89 mm
102 mm
116 mm
Figuur 22
1. Maaihoogtehendel
3. Nadat u de maaihoogte hebt ingesteld, moet u de
2. Verwijder de R-pen en de pen om de maatwielen in een
ander gat te plaatsen (Fig. 23).
Maaimes(sen) uitschakelen
1. Trap het rempedaal in om de machine te stoppen.
2. Schakel de aftakas uit (Fig. 21).
De maaihoogte instellen
Met de maaihoogtehendel stelt u het maaidek in op de
gewenste maaihoogte.
1. De maaihoogte kan in zeven standen worden gezet, van
ongeveer 38 tot 116 mm.
2. Trek aan de maaihoogtehendel en zet deze in de
gewenste stand (Fig. 22).
3. Kies een gat en let er hierbij op dat het maatwiel zich
10 mm boven de grond bevindt voor de gewenste
maaihoogte (Fig. 23).
4. Plaats de pen en zet deze vast met de R-pen.
5. Stel vervolgens ook de andere maatwielen af.
3
1
Figuur 23
1. Wiel
2. Pen
3. R-pen
2
1233
12
Maaitips
Snel-stand gashendel
Voor een optimaal maairesultaat en een maximale
luchtcirculatie moet u de gashendel op Snel zetten. Lucht is
vereist om het gemaaide gras goed fijn te maken. Daarom is
het belangrijk dat u de maaihoogte niet te laag instelt en
ervoor zorgt dat de machine niet geheel is omgeven door
ongemaaid gras. Probeer altijd één zijkant van de machine
vrij van ongemaaid gras te houden, zodat lucht kan worden
aangezogen.
Wanneer u een gazon voor de eerste keer
maait
Laat het gras iets langer dan normaal, om te voorkomen dat
oneffenheden in het gras volledig worden weggemaaid. In
het algemeen is het best de voorheen gebruikte maaihoogte
te kiezen. Als u gras van meer dan 15 cm lang gaat maaien,
kunt u het best in twee keer maaien om een goed
maairesultaat te verkrijgen.
Gras niet te kort afmaaien
Als de maaibreedte van het maaidek groter is dan die van
het maaidek dat u voorheen gebruikte, zet u de maaihoogte
één stand hoger. Hierdoor voorkomt u dat oneffenheden te
kort worden afgemaaid.
Lang gras
Als u het gras iets langer dan normaal hebt laten groeien of
als het een hoog vochtgehalte heeft, moet u de maaihoogte
hoger dan normaal instellen en het gras op deze hoogte
maaien. Daarna het gras op de lagere, normale hoogte
maaien.
Stoppen tijdens het maaien
Als u de machine moet stoppen tijdens het maaien, kan er
een kluit maaisel op het gazon terechtkomen. Dit kunt u als
volgt voorkomen:
1. Schakel het maaimes (de maaimessen) in en rij naar een
deel van het gazon dat al is gemaaid.
1/3 van de lengte van het gras afmaaien
Aanbevolen wordt niet meer dan ongeveer 1/3 van de
lengte van het gras af te maaien. Meer afmaaien wordt
afgeraden, tenzij het gras dun is of in de late herfst,
wanneer het gras langzamer groeit.
Maairichting
Maai afwisselend in verschillende richtingen, zodat het gras
rechtop blijft staan. Dit zorgt ook voor een betere
verspreiding van het maaisel, wat de vertering en bemesting
ten goede komt.
Maai met de juiste regelmaat
Normaal gesproken om de 4 dagen. Houd er echter
rekening mee dat gras niet het hele jaar door even snel
groeit. Om dezelfde maaihoogte te behouden, wat een
goede gewoonte is, moet u in het vroege voorjaar vaker
maaien. Als de groeisnelheid in de zomer afneemt, maait u
minder vaak. Als u langere tijd niet hebt kunnen maaien,
maait u eerst op een hoge maaihoogte. Maai 2 dagen later
op een lagere maaihoogte.
2. Om het maaisel gelijkmatig te verspreiden, zet u de
maaihoogte één of twee standen hoger en rijdt u vooruit
met het mes (de messen) in de stand Ingeschakeld.
Onderkant van het maaidek
schoonhouden
Verwijder na elk gebruik maaisel en vuil van de onderkant
van het maaidek. Als zich gras en vuil in het maaidek
verzamelt, leidt dat uiteindelijk tot een onbevredigend
maairesultaat.
Onderhoud van maaimessen
Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor een scherp
maaimes. Een scherp mes snijdt het gras goed af zonder het
te scheuren of te kwetsen. Door scheuren en kwetsen wordt
het gras bruin aan de randen, waardoor het langzamer
groeit en gevoeliger is voor ziekten. Controleer om de 30
dagen of het maaimes (de maaimessen) goed scherp is
(zijn) en verwijder bramen met een vijl.
13
Onderhoud
Aanbevolen onderhoudsschema
OnderhoudsintervalOnderhoudsprocedure
Voor elk gebruik• Onderkant van het maaidek schoonmaken.
Om de 5 bedrijfsuren• Maaimes controleren.
• Alle bovenstaande onderhoudsprocedures uitvoeren.
Voor de stalling
• De riemen op slijtage/scheurtjes controleren.
• Beschadigde oppervlakken bijwerken.
Onderhoud van het maaimes
Om een goed maairesultaat te verkrijgen, moet u het
maaimes (of de maaimessen) scherp houden. Een of meer
extra maaimessen vergemakkelijken het slijpen en
vervangen.
Gevaar
Een versleten of beschadigd mes kan breken en een
stuk van het mes kan worden uitgeworpen in de
richting van de bestuurder of omstanders en
ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.
• Controleer op gezette tijden het maaimes op
slijtage of beschadigingen.
• Vervang een versleten of beschadigd mes.
Maaimes(sen) controleren
1. Verwijder het maaidek, zie Maaidek verwijderen,
blz. 10.
2. Controleer de snijranden (Fig. 24). Als de randen niet
scherp zijn of bramen vertonen, maaimes(sen)
verwijderen en slijpen; zie Maaimes(sen) slijpen,
blz. 15.
3. Controleer het mes (de messen), met name het gebogen
deel (Fig. 24). Als u beschadiging, slijtage of
groefvorming in dit deel constateert (Fig. 24), moet u
het mes direct vervangen.
2
1
3
1. Snijrand
2. Gebogen deel
14
151
Figuur 24
3. Slijtage/groefvorming
Maaimessen verwijderen
1. Verwijder het maaidek, zie Maaidek verwijderen,
blz. 10.
2. Kantel voorzichtig het maaidek.
3. Verwijder de bout, de klemring en het mes (Fig. 25).
Plaats indien nodig een houten blok tussen het maaimes
en het maaidek om het mes vast te zetten, zodat u de
bout kunt losdraaien.
4. Controleer alle onderdelen. Bij gebreken of
beschadiging delen vervangen.
4
2. Controleer de balans van het mes met een mesbalans
(Fig. 27). Als het mes horizontaal blijft, is het in balans
en geschikt voor gebruik. Als het mes niet in balans is,
moet u wat metaal afvijlen van de achterkant van het
mes. Herhaal dit indien nodig totdat het mes in balans
is.
2
1
Figuur 27
1. Mes2. Mesbalans
1855
3
2
1
1796
Figuur 25
1. Moer
2. Klemring
3. Mes
4. As
Maaimes(sen) slijpen
1. Gebruik een vijl om de snijranden aan beide uiteinden
van het mes te slijpen (Fig. 26). Houd daarbij de
oorspronkelijke hoek in stand. Het mes blijft in balans
als u van beide snijranden dezelfde hoeveelheid
materiaal verwijdert.
1
Maaimes(sen) monteren
1. Monteer het mes, de klemring en de mesbout (Fig. 28).
Belangrijk Het gebogen deel van het mes moet naar de
binnenzijde van de maaikast wijzen om een goede
maaikwaliteit te garanderen.
2. Draai de mesmoer vast met een torsie van 54–81 Nm.
4
3
2
1796
1. Moer
2. Klemring
1
Figuur 28
3. Mes
4. As
Figuur 26
1. Onder oorspronkelijke hoek slijpen
m–1854
15
Onderhoud van de drijfriem
Mesremmen afstellen
van het maaimes
Drijfriem van maaimes verwijderen
1. Verwijder het maaidek, zie Maaidek verwijderen,
blz. 10.
2. Draai de bevestigingsschroeven van de poeliekappen
los en verwijder de kappen van de mespoelies (Fig. 29).
3. Draai de bevestigingsbouten van de spanpoelie los
zodat u de riemgeleiders kunt bewegen (Fig. 29).
4. Verwijder de riem van de poelies (Fig. 29).
Drijfriem van het maaimes monteren
1. Leg de nieuwe riem rond de mespoelies en de
spanpoelies.
2. Stel de riemgeleider op de spanpoelie af zoals wordt
getoond en draai de bevestigingsbout vast (Fig. 29).
3. Monteer de kappen op de linker- en rechterpoelie met
behulp van de bevestigingschroeven (Fig. 29).
4. Monteer het maaidek, zie Maaidek monteren, blz. 6.
1. Zet de aftakashendel op Ingeschakeld.
2. Zorg ervoor dat de maaikoppelingskabel de juiste lengte
heeft om de aftakas in te schakelen; zie Maaidek
monteren, blz. 6.
3. Meet met een voelermaat de afstand tussen de onderste
flens van de (3) mespoelie en het remblok (Fig. 30).
Draai aan de borgmoer op de remstangen totdat u de
juiste afstand, 0,5–1,5 mm, hebt verkregen (Fig. 30).
4. Schakel de aftakas uit. Controleer of de remblokken van
de messen contact maken met de poelies, de
bedieningsstangen los zijn als de aftakas is
uitgeschakeld en de remblokken geen contact maken
met de poelies als de aftakas is ingeschakeld.
3
2
1
4
4
1
2
1. Schroef van poeliekap
2. Poeliekap
3
Figuur 29
Bovenaanzicht
3. Riemgeleiders
4. Drijfriem van maaidek
2270
Figuur 30
2
1803
1. Onderste flens
2. Remblok
3. Borgmoer
4. Afstand van 0,5–1,5 mm
16
Onderkant van het maaidek
wassen
Telkens nadat u het maaidek heeft gebruikt, moet u de
onderkant van de machine wassen om te voorkomen dat er
zich gras verzamelt. Hierdoor wordt gras beter fijn gemaakt
en het maaisel beter verstrooid.
1. Parkeer de machine op een stevig, horizontaal
oppervlak, schakel de aftakas uit, zet de motor af en
haal het sleuteltje uit het contact.
2. Bevestig de slangkoppeling aan de wasaansluiting van
de machine en draai de waterkraan helemaal open
(Fig. 31).
Opmerking: Smeer petrolatum op de O-ring van de
wasaansluiting om de koppeling gemakkelijker te
bevestigen en de O-ring te beschermen.
3. Zet het maaidek in de laagste maaistand.
4. Neem plaats op de bestuurdersstoel en start de motor.
Schakel de aftakas in en laat de motor van de machine
één tot drie minuten lopen.
5. Schakel de aftakas uit, zet de motor af en haal het
sleuteltje uit het contact. Wacht tot alle bewegende
delen tot stilstand gekomen zijn.
6. Draai de kraan dicht en maak de slangkoppeling los van
de wasaansluiting.
Opmerking: Als de machine na één wasbeurt niet schoon
is, moet u deze 30 minuten laten inweken. Herhaal daarna
deze procedure.
7. Laat de motor opnieuw één à drie minuten lopen om het
overtollig water te verwijderen.
1
Waarschuwing
Een gebroken of ontbrekende wasaansluiting kan
uitgeworpen voorwerpen of contact met het
maaimes veroorzaken. Contact met het maaimes of
uitgeworpen voorwerpen kan ernstig lichamelijk
of dodelijk letsel veroorzaken.
• Een gebroken of ontbrekende wasaansluiting
moet direct worden vervangen, voordat u de
machine opnieuw gebruikt.
• Gaten in de machine dichtmaken met bouten en
moeren.
• Steek nooit handen of voeten onder de machine
of door openingen in de machine.
Stalling
1. Verwijder vuil en maaisel van de bovenkant van het
maaidek.
2. Schraap dik aangekoekt gras en vuil van de onderkant
van de machine. Spoel vervolgens de machine schoon
met een tuinslang.
3. Controleer de conditie van de maaimessen, zie
Onderhoud van de maaimessen, blz. 14.
4. Controleer de conditie van de drijfriem van het
maaimes.
5. Alle bouten, schroeven en moeren controleren en indien
nodig aandraaien. Beschadigde delen repareren of
vervangen.
6. Krassen en beschadigingen van de lak bijwerken.
Bijwerklak is verkrijgbaar bij een erkende Service
Dealer.
1. Wasaansluiting
2. Snelkoppeling (niet
meegeleverd)
Figuur 31
3. Slang
7. Machine in een schone, droge garage of opslagruimte
2
3
m–3119
stallen. Machine afdekken om hem te beschermen en
schoon te houden.
17
Storingen, oorzaak en remedie
()
ProbleemMogelijke oorzakenRemedie
De machine trilt abnormaal.
Het mes (de messen) draait
(draaien) niet
De machine maait ongelijkmatig.
1. Het maaimes (de maaimessen)
is (zijn) verbogen of niet in
balans.
2. De bevestigingsbout van het
maaimes zit los.
3. De bevestigingsbouten van de
motor zitten los.
4. Een motorpoelie, spanpoelie of
mespoelie zit los.
5. De motorpoelie is beschadigd.5. Neem contact op met een
1. De drijfriem van het maaimes is
versleten, los of stuk.
2. De drijfriem van het maaimes
zit niet op de poelie.
1. De maatwielen zijn verkeerd
afgesteld.
2. De bandenspanning is niet
correct.
1. Nieuw(e) maaimes(sen)
monteren.
2. De bevestigingsbout van het
maaimes vastdraaien.
3. De bevestigingsbouten van de
motor vastdraaien.
4. Desbetreffende poelie
vastzetten.
erkende Service Dealer.
1. Monteer een nieuwe drijfriem
voor het maaimes.
2. Monteer de drijfriem van het
maaimes en controleer of de
spanpoelie en de riemgeleiders
de juiste positie hebben.
1. Stel de maatwielen af.
2. Zorg dat de banden de correcte
spanning hebben.
3. Het maaidek staat niet
horizontaal.
4. De onderkant van het maaidek
is vuil.
3. Het maaidek horizontaal en in
de correcte schuinstand stellen.
4. Onderkant van het maaidek
schoonmaken.
18
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.