Toro 79107 Operator's Manual [nl]

Form No. 3327-216 Rev A
44Maaimachine met zijafvoer
Werktuig voor Wheel Horse XL Series Tractor
Modelnr. 79107—Serienr. 7900600 en hoger Modelnr. 79109—Serienr. 220010001 en hoger
Gebruikershandleiding
Nederlands (NL)
Inhoud
Inhoud 2. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Inleiding 2. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veiligheid 3. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veiligheids- en instructiestickers 3. . . . . . . . . . . . .
Montage 4. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Losse onderdelen 4. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Het maaidek gebruiksklaar maken 5. . . . . . . . . . . .
Maaidek monteren 6. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Maaidek horizontaal stellen 8. . . . . . . . . . . . . . . . .
Schuinstand van het maaidek (lengterichting) 9. . .
Maaidek verwijderen 10. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Gebruiksaanwijzing 11. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Zijafvoer of fijnmaken van gras 11. . . . . . . . . . . . . .
Bediening van de aftakas 12. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
De maaihoogte instellen 12. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Maatwielen afstellen 12. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Maaitips 13. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud 14. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Aanbevolen onderhoudsschema 14. . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van het maaimes 14. . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van de drijfriem van het maaimes 16. . .
Mesremmen afstellen 16. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderkant van het maaidek wassen 17. . . . . . . . . . .
Stalling 17. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Storingen, oorzaak en remedie 18. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Blz.
1
m–1786
Figuur 1
1. Locatie van het modelnummer en het serienummer.
U kunt het modelnummer en het serienummer noteren in de ruimte hieronder:
Modelnr.:
Serienr.:
In deze handleiding is een systeem gebruikt om mogelijke gevaren aan te duiden en u te attenderen op bijzondere aanwijzingen om lichamelijk (mogelijk dodelijk) letsel van u en anderen te voorkomen. De termen Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig duiden de mate van het risico aan. Ga als regel altijd voorzichtig te werk.
Inleiding
Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze kunt gebruiken en onderhouden. De informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen letsel en schade te voorkomen. Hoewel Toro veilige producten ontwerpt en fabriceert, blijft u verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.
Als u service, originele Toro-onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende Service Dealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1.
Gevaar duidt op een zeer gevaarlijke situatie die ernstig lichamelijk letsel of de dood tot gevolg zal hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Waarschuwing duidt op een gevaarlijke situatie die ernstig lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Voorzichtig duidt op een gevaarlijke situatie die licht letsel tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Er worden in deze handleiding nog twee woorden gebruikt om u op belangrijke informatie te wijzen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking: duidt algemene informatie aan die uw bijzondere aandacht verdient.
2002 door The Toro Company 8111 Lyndale Avenue South Bloomington, MN 55420-1196
Alle rechten voorbehouden
Gedrukt in de VS
2
Veiligheid
Veiligheids- en instructiestickers
Veiligheidsstickers en veilig h eidsin structies zijn gemakkelijk zichtbaar vo o r de bestuur de r en bevind en zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers.
93–7009
1. Machine kan voorwerpen uitwerpen—Zorg ervoor dat de grasgeleider op zijn plaats zit.
2. Handen en voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd—Blijf uit de buurt van draaiende messen en bewegende onderdelen.
93–7010
1. De machine kan voorwerpen uitwerpen—Blijf op veilige afstand.
2. Machine kan voorwerpen uitwerpen—Zorg ervoor dat de grasgeleider op zijn plaats zit.
3. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd—Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
93–7282
1. Zet de motor af en verwijder het contactsleuteltje voordat u de machine achterlaat
2. Lees de
Gebruikershandleiding
3. Wielhoogte
93–6674
1. Handen kunnen gekneld raken—Lees de instructies alvorens service- of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.
93–6677
1. Waarschuwing—Machine kan voorwerpen uitwerpen. Zorg ervoor dat de grasgeleider altijd is aangebracht.
2. Handen en voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd—Blijf uit de buurt van draaiende messen en bewegende onderdelen.
93–3777
1. Motor
3
Montage
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Losse onderdelen
Opmerking: Gebruik onderstaande lijst om te bepalen welke onderdelen worden gebruikt bij de montage.
Omschrijving Hoeveelheid Gebruik
Grasgeleider Veer Bout, 3/8 x 3–1/2 inch Borgmoer, 3/8 inch
Maatwiel Pen R-pen
Bevestigingsplaat van maaidek Borstbout Borgmoer, 1/2 inch
Bout, 5/16 x 2–1/2 inch Borgmoer, 5/16 inch R-pen Dunne ring Dikke ring
Gebruikershandleiding 1
1 2 2 2
2 2 2
1 2 2
2 2 4 2 2
Grasgeleider monteren
Maatwielen monteren
Voorste montageplaat op maaidek monteren
Maaidek aan tractor monteren
Lezen voordat de machine in gebruik wordt genomen.
4
Het maaidek gebruiksklaar
6. Stel vervolgens ook de andere maatwielen af.
maken
1. Plaats de veren in de beugels op het maaidek met de haakeinden over de opstaande achterkant (Fig. 2).
2. Houd de grasgeleider recht voor de gaten in de beugels en de rechte uiteinden van de veren onder het scharnier en boven de grasgeleider (Fig. 2).
3. Bevestig de geleider aan de beugel met de bouten door de grasgeleider, veren en beugels. Zet ze vast met de borgmoeren (Fig. 2).
4. Til de grasgeleider omhoog en controleer of deze veerbelast is en onbelemmerd volledig omlaag kan worden geklapt.
Belangrijk De grasgeleider moet onder veerspanning
omlaag worden gehouden. Til de grasgeleider omhoog om te controleren of deze volledig omlaag klapt.
6
3
2
5
1. Beugel
2. Haakeind van veer
3. Ruimte voor veer
5. Buig de demperveer zijwaarts, schuif de verstelplaat van het maatwiel in de beugel van het maatwiel van het maaidek en zet deze vast met de pen en de R-pen (Fig. 3).
4
1783
Figuur 2
4. Grasgeleider
5. Bout
6. Borgmoer
2
4
5
3
1
2424
Figuur 3
1. Demperveer
2. Plaat
3. Beugel
4. Pen
5. R-pen
7. Plaats de bevestigingsplaat met de lipjes naar boven
tussen de beugels aan de voorzijde van het maaidek (Fig. 4).
8. Steek de borstbouten door de bevestigingsplaat in de
beugels van het maaidek. Zet ze vast met de borgmoeren (Fig. 4).
2
4
1
1
4
3
1
1784
Figuur 4
1. Lipje omhoog
2. Beugel van maaidek
3. Borstbout
4. Borgmoer
Opmerking: Nadat het maaidek aan de tractor is gemonteerd en de maaihoogte is afgesteld, moet u de maatwielen afstellen; zie Maatwielen afstellen, blz. 12.
5
Maaidek monteren
Gevaar
Zonder aangebrachte grasgeleider, afvoerafsluiter of complete grasvanger kunnen u of anderen in aanraking met het maaimes of uitgeworpen voorwerpen komen. Contact met draaiende maaimes(sen) en uitgeworpen voorwerpen kan lichamelijk letsel of de dood veroorzaken.
Verwijder de grasgeleider nooit van het maaidek
omdat hiermee het maaisel wordt afgevoerd naar het gazon. Als de grasgeleider is beschadigd, moet u deze onmiddellijk vervangen.
Kom nooit met uw handen of voeten onder het
maaidek.
Probeer nooit het afvoersysteem of de
maaimessen te reinigen zonder eerst de aftakas uit te schakelen en het contactsleuteltje op Uit te draaien. Verwijder verder het contactsleuteltje en trek de bougiekabel van de bougie(s).
2
3
1
3
1850
Figuur 5
Bovenaanzicht
1. Drijfriem van maaidek
2. Motorpoelie
3. Riemgeleider
4. Monteer de bevestigingsbeugels van het maaidek op de
vooras met behulp van de bouten en borgmoeren (Fig. 6). Draai de bevestigingen vast.
2
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak,
schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en draai het contactsleuteltje op Uit om de motor af te zetten. Verwijder het contactsleuteltje.
2. Draai de voorwielen helemaal naar links. Schuif het
maaidek vanaf de rechterkant onder het chassis.
3. Monteer de drijfriem van het maaidek op de
motorpoelie (Fig. 5). Als u voorzichtig te werk gaat, kunt u de riemgeleider(s) net genoeg van de poelie af drukken, zodat u de drijfriem kunt aanbrengen. Als u de riem niet op deze manier kunt aanbrengen, draait u de bevestigingsbouten en -moeren van de riemgeleiders los.
Belangrijk De riemgeleiders niet van de poelie af
buigen. De ruimte tussen de riemgeleider en de rand van de poelie mag maximaal 3 mm bedragen, zodat de riem tijdens het gebruik om de poelie blijft zitten. Als de ruimte meer dan 3 mm is, moet u de riemgeleider(s) bijstellen en goed vastzetten. De riemgeleider mag geen contact maken met de poelie.
1
3
1785
Figuur 6
1. Bevestigingsbeugel
2. Bout, 5/16 x 2–1/2 inch
3. Borgmoer
5. Zet de maaihoogtehendel in inkeping “D”.
6. Verwijder de veer van de maaihoogte-instelling tussen
de rechtse hefbeugel van het maaidek en de bevestigingsbout (Fig. 7). Gebruik hiervoor de veertrekker die bij de machine is geleverd.
7. Zet de maaihoogtehendel in inkeping “A”.
6
1
2
3
1851
Figuur 7
1. Veer
2. Bout
3. Veertrekker
8. Controleer of beide stangen 16 mm buiten het stelblok steken (Fig. 8).
9. Schuif het uiteinde van de lange stang door het gat in de bevestigingsplaat (Fig. 8). Monteer de dunne ring en de R–pen om de stang vast te zetten op zijn plaats. Herhaal dit aan de andere kant van het maaidek.
11. Kijk onder de tractor en haal de maaikoppelingskabel
uit de framerail.
12.Draai de contramoer bij het kabeleind los. Leid de kabel
door de sleuf in de bevestigingsbeugel van het maaidek (Fig. 9).
13.Bevestig het Z-vormige uiteinde van de
maaikoppelingskabel aan de belarm (Fig. 9).
14.Schakel de maaikoppelingshendel op het dashboard in.
Meet de afstand tussen het Z-vormige kabeleind en de bevestigingsbeugel (Fig. 9). Stel de contramoeren in totdat de afstand 89 mm bedraagt (Fig. 9).
15.Draai de contramoeren stevig vast en schakel de aftakas
uit.
16.Controleer of de remblokken van de messen contact
maken met de poelies, de bedieningsstangen los zijn als de aftakas is uitgeschakeld en de remblokken geen contact maken met de poelies als de aftakas is ingeschakeld.
1 5
2
5
10.Monteer de stelbeugel (met gleuf) op de pen aan de bevestigingsplaat van het maaidek (Fig. 8). Monteer de dikke ring en de R-pen om het maaidek vast te zetten. Herhaal dit aan de andere kant van het maaidek.
16 mm
2
1
6
5
3
1805
4
Figuur 8
1. Stang
2. Stelblok
3. R-pen en dikke ring
4. Stelbeugel
5. Bevestigingsplaat van maaidek
6. R-pen en dunne ring
4
6
1801
3
Figuur 9
1. Maaikoppelingskabel
2. Sleuf in bevestigingsbeugel
3. Z-vormig kabeleind
4. Hulp-pitmanarm
5. Contramoer
6. 89 mm ingeschakeld
17.Zet de maaihoogtehendel in inkeping “D” om de montage van de veer van de maaihoogte-instelling te vergemakkelijken.
7
18.Bevestig de veer van de maaihoogte-instelling tussen de
rechtse hefbeugel van het maaidek en de bevestigingsbout (Fig. 10). Gebruik hiervoor de veertrekker die bij de machine is geleverd.
3. Draai het maaimes (de maaimessen) voorzichtig
evenwijdig (Fig. 11). Meet de afstand tussen de buitenste snijranden en de vlakke ondergrond (Fig. 11). Als beide afstanden meer dan 5 mm bedragen, is afstelling nodig; zie stappen 4 en 5.
1
2
3
Figuur 10
1. Veer
2. Bout
3. Veertrekker
19.Controleer of het maaidek horizontaal staat; zie
Maaidek horizontaal stellen, blz. 8, en Schuinstand van het maaidek (lengterichting), blz. 9.
Maaidek horizontaal stellen
1851
Voorkant
2
2
1
3
Figuur 11
1. Maaimessen evenwijdig
2. Buitenste snijranden
3. Hier meten
4. Verwijder de R–pen en de ring uit de stelbeugel
(Fig. 12). Om de mes(en) te stellen, moet u de stelbeugel in een ander gat plaatsen en de ring en de R–pen monteren. (Fig. 12). Met een gat aan de voorkant zet u het mes lager en met een gat aan de achterkant zet u het mes hoger. Indien nodig aan beide kanten afstellen.
3
1078
De maaimessen moeten in dwarsrichting horizontaal staan. Controleer de horizontale stand van het maaidek telkens wanneer u het maaidek monteert of wanneer het maairesultaat onregelmatig is. Alvorens het maaidek horizontaal te stellen, moet u ervoor zorgen dat de voor­en achterbanden de aanbevolen spanning hebben; raadpleeg de Gebruikershandleiding van de tractor voor de correcte bandenspanning.
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak,
schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact.
2. Zet de maaihoogtehendel in inkeping “C”.
3
1805
Figuur 12
1. R-pen en ring
2. Stelbeugel
3. Gat aan voorkant
4. Gat aan achterkant
5. Schuinstand van het maaidek controleren; zie
Schuinstand van het maaidek (lengterichting), blz. 9.
2
4
1
8
Schuinstand van het maaidek (lengterichting)
Controleer de schuinstand van het maaidek telkens wanneer u deze monteert. Alvorens de schuinstand te controleren, moet u ervoor zorgen dat de voor- en achterbanden de aanbevolen spanning hebben; raadpleeg de Gebruikershandleiding van de tractor voor de correcte bandenspanning. Als de voorkant van het maaidek meer dan 5 mm lager staat dan de achterkant, stelt u de schuinstand als volgt in:
2
Voorkant
1
1078
3
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak,
schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact.
2. Controleer of de maaimessen horizontaal staan en stel
deze bij als u de instelling niet hebt gecontroleerd; zie Maaidek horizontaal stellen, blz. 8.
3. Meet de lengte van de stang die uitsteekt uit de
voorzijde van het stelblok op de zijkanten van het chassis (Fig. 13). Als de stang korter is dan is 16 mm, verwijdert u de R-pen en de ring aan het uiteinde van de stang (Fig. 13) en draait u de stang totdat deze een lengte van 16 mm heeft. Plaats vervolgens het uiteinde van de stang in het gat in de bevestigingsbeugel van het maaidek en zet deze vast met behulp van de ring en de R–pen. Herhaal dit aan de andere kant van het maaidek.
16 mm
1
2
4
4
Figuur 14
1. Mes in lengterichting
2. Afstand rand van voorste mes
3. Afstand rand van achterste mes
4. Hier meten
6. Om de schuinstand van het maaidek bij te stellen, moet
u de bevestigingsbouten aan de voorkant een beetje losdraaien (Fig. 15).
7. Draai de moeren van de oogbouten om de afstelling te
veranderen (Fig. 15). Om de voorkant van het maaidek hoger te zetten, draait u de moeren van de oogbouten vaster. Om de voorkant lager te zetten, draait u de moeren van de oogbouten losser.
8. Nadat u de borgmoeren op de oogbouten gelijk hebt
afgesteld, controleert u nogmaals de schuinstand. Stel de oogbouten net zolang bij totdat de voorste punt van het maaimes 0–8 mm lager staat dan de achterste punt van het maaimes (Fig. 15).
9. Als de schuinstand correct is, draait u de
bevestigingsbouten vast (Fig. 15).
3
4
1805
Figuur 13
1. Stelblok
2. Stang
3. R-pen en ring
4. Bevestigingsplaat van maaidek
4. Zet de maaihoogtehendel in inkeping “C” en draai de
messen voorzichtig rond, totdat zij in de lengterichting wijzen (Fig. 14).
5. Meet de afstanden tussen de rand van het voorste mes
(Fig. 14) en de rand van het achterste mes tot het horizontale oppervlak. Als de rand van het voorste maaimes niet 0–8 mm lager staat dan de rand van het achterste maaimes, moet u de voorste bevestigingsplaat van het maaidek bij de as afstellen (Fig. 15).
10.Als de schuinstand correct is, moet u nogmaals
controleren of het maaidek horizontaal staat; zie Maaidek horizontaal stellen, blz. 8.
2
1792
1
2
Figuur 15
1. Bevestigingsbout 2. Moer van oogbout
11. Controleer de hoogte van de maatwielen; zie
Maatwielen afstellen, blz. 12.
9
1
Maaidek verwijderen
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak,
schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact.
2. Zet de maaihoogtehendel in inkeping “D”.
3. Verwijder de veer van de maaihoogte-instelling van de
bout (Fig. 16) met behulp van de bij de tractor geleverde veertrekker. De veer bevindt zich tussen het frame en het rechter achterwiel.
1
1801
1. Maaikoppelingskabel
2. Z-vormig uiteind
3. Hulp-pitmanarm
3
1
4
5
4
2
Figuur 17
4. Contramoer
5. Bevestigingsbeugel
2
3
Figuur 16
1. Veer
2. Bout
3. Veertrekker
4. Zet de maaihoogtehendel in inkeping “A”.
5. Maak het Z-vormige uiteinde van de
maaikoppelingskabel los van de hulp– pitmanarm op het maaidek (Fig. 17).
6. Verwijder de contramoer van de aftakas op de
bevestigingsbeugel. Schuif de kabel van de beugel en monteer de contramoer voor de veiligheid (Fig. 17).
7. Haal de kabel uit de weg en leg deze in de framerail
zodat de kabel niet kan blijven vastzitten in de drijfriemen of de poelies.
1851
8. Verwijder de bouten en moeren en trek de twee
bevestigingsbeugels van het maaidek omlaag van de vooras af (Fig. 18).
2
1
3
1785
Figuur 18
1. Bevestigingsbeugel
2. Bout, 5/16 x 2–1/2 inch
3. Borgmoer
9. Verwijder de R–pen en de ring van het uiteinde van de
lange stang (Fig. 19). Schuif de stang uit de bevestigingsbeugel van het maaidek.
10.Verwijder de R–pen en de ring op de
bevestigingsbeugel van het maaidek (Fig. 19). Schuif de beugel van de bevestigingspen. Monteer de ring en de R–pen voor opslag.
11. Draai de stelbeugel omhoog naar het frame toe en haak
de stang zolang in één van de gaten. Zet de lange stang vast met de ring en de R–pen.
12.Herhaal deze stappen 9–11 aan de andere kant van het
maaidek.
10
13.Zet de maaihoogtehendel in inkeping “D”. Bevestig de
veer van de maaihoogte-instelling aan de bout voor opslag (Fig. 16).
Opmerking: U mag de veer van de maaihoogte-instelling niet monteren als de kettingen van het achterwiel moeten worden geïnstalleerd.
2
1
Gebruiksaanwijzing
Zijafvoer of fijnmaken van gras
Gevaar
Zonder aangebrachte grasgeleider, afvoerafsluiter of complete grasvanger kunnen u of anderen in aanraking met het maaimes of uitgeworpen voorwerpen komen. Contact met draaiende maaimes(sen) en uitgeworpen voorwerpen kan lichamelijk letsel of de dood veroorzaken.
4
1
1805
Figuur 19
1. R-pen en ring
2. Lange stang
3. Stelbeugel
14.Verwijder de drijfriem van het maaidek van de
motorpoelie (Fig. 20). Als u voorzichtig te werk gaat, kunt u de riemgeleider(s) net genoeg van de poelie af drukken, zodat u de aandrijfriem kunt verwijderen. Als u de riem niet op deze manier kunt verwijderen, draait u de bevestigingsbouten en -moeren van de riemgeleiders los. Draai de bouten vast.
Belangrijk De riemgeleider(s) niet van de poelie af
buigen, omdat de aandrijfriem dan niet goed werkt als u het maaidek later weer monteert.
2
3
4. Bevestigingsplaat van maaidek
3
Verwijder de grasgeleider nooit van het maaidek
omdat hiermee het maaisel wordt afgevoerd naar het gazon. Als de grasgeleider is beschadigd, moet u deze onmiddellijk vervangen.
Kom nooit met uw handen of voeten onder het
maaidek.
Probeer nooit het afvoersysteem of de
maaimessen te reinigen zonder eerst de aftakas uit te schakelen en het contactsleuteltje op Uit te draaien. Verwijder verder het contactsleuteltje en trek de bougiekabel van de bougie(s).
Het maaidek is uitgerust met een scharnierende grasgeleider, die het maaisel zijwaarts en omlaag naar het gazon afvoert.
Om gemaaid gras fijn te maken, moet u de Recycler kit (optioneel bij een aantal modellen) monteren.
1
Figuur 20
Bovenaanzicht
1. Drijfriem van maaidek
2. Motorpoelie
15.Draai de voorwielen helemaal naar links. Schuif het
maaidek naar rechts uit om deze te verwijderen.
3. Riemgeleiders
3
1850
11
Bediening van de aftakas
Met de maaikoppelingshendel (aftakas) schakelt u de aandrijving naar het maaimes (de maaimessen) in of uit.
Maaimes(sen) inschakelen
1. Trap het rempedaal in om de machine te stoppen.
2. Zet aftakas in de stand Ingeschakeld (Fig. 21).
2
1
3
Figuur 21
1. Uitgeschakeld
2. Ingeschakeld
3. Maaikoppelingshendel (aftakas)
1852
Ongeveer
1
m–1853
38 mm 51 mm 64 mm 76 mm 89 mm 102 mm
116 mm
Figuur 22
1. Maaihoogtehendel
3. Nadat u de maaihoogte hebt ingesteld, moet u de
maatwielen afstellen; zie Maatwielen afstellen, blz. 12.
Maatwielen afstellen
De maatwielen moeten worden afgesteld in het juiste gat voor elke maaihoogte.
1. Nadat de maaihoogte is afgesteld, zet u de
maaihoogtehendel omhoog; zie Maaihoogte afstellen, blz. 12.
2. Verwijder de R-pen en de pen om de maatwielen in een
ander gat te plaatsen (Fig. 23).
Maaimes(sen) uitschakelen
1. Trap het rempedaal in om de machine te stoppen.
2. Schakel de aftakas uit (Fig. 21).
De maaihoogte instellen
Met de maaihoogtehendel stelt u het maaidek in op de gewenste maaihoogte.
1. De maaihoogte kan in zeven standen worden gezet, van
ongeveer 38 tot 116 mm.
2. Trek aan de maaihoogtehendel en zet deze in de
gewenste stand (Fig. 22).
3. Kies een gat en let er hierbij op dat het maatwiel zich
10 mm boven de grond bevindt voor de gewenste maaihoogte (Fig. 23).
4. Plaats de pen en zet deze vast met de R-pen.
5. Stel vervolgens ook de andere maatwielen af.
3
1
Figuur 23
1. Wiel
2. Pen
3. R-pen
2
1233
12
Maaitips
Snel-stand gashendel
Voor een optimaal maairesultaat en een maximale luchtcirculatie moet u de gashendel op Snel zetten. Lucht is vereist om het gemaaide gras goed fijn te maken. Daarom is het belangrijk dat u de maaihoogte niet te laag instelt en ervoor zorgt dat de machine niet geheel is omgeven door ongemaaid gras. Probeer altijd één zijkant van de machine vrij van ongemaaid gras te houden, zodat lucht kan worden aangezogen.
Wanneer u een gazon voor de eerste keer maait
Laat het gras iets langer dan normaal, om te voorkomen dat oneffenheden in het gras volledig worden weggemaaid. In het algemeen is het best de voorheen gebruikte maaihoogte te kiezen. Als u gras van meer dan 15 cm lang gaat maaien, kunt u het best in twee keer maaien om een goed maairesultaat te verkrijgen.
Gras niet te kort afmaaien
Als de maaibreedte van het maaidek groter is dan die van het maaidek dat u voorheen gebruikte, zet u de maaihoogte één stand hoger. Hierdoor voorkomt u dat oneffenheden te kort worden afgemaaid.
Lang gras
Als u het gras iets langer dan normaal hebt laten groeien of als het een hoog vochtgehalte heeft, moet u de maaihoogte hoger dan normaal instellen en het gras op deze hoogte maaien. Daarna het gras op de lagere, normale hoogte maaien.
Stoppen tijdens het maaien
Als u de machine moet stoppen tijdens het maaien, kan er een kluit maaisel op het gazon terechtkomen. Dit kunt u als volgt voorkomen:
1. Schakel het maaimes (de maaimessen) in en rij naar een
deel van het gazon dat al is gemaaid.
1/3 van de lengte van het gras afmaaien
Aanbevolen wordt niet meer dan ongeveer 1/3 van de lengte van het gras af te maaien. Meer afmaaien wordt afgeraden, tenzij het gras dun is of in de late herfst, wanneer het gras langzamer groeit.
Maairichting
Maai afwisselend in verschillende richtingen, zodat het gras rechtop blijft staan. Dit zorgt ook voor een betere verspreiding van het maaisel, wat de vertering en bemesting ten goede komt.
Maai met de juiste regelmaat
Normaal gesproken om de 4 dagen. Houd er echter rekening mee dat gras niet het hele jaar door even snel groeit. Om dezelfde maaihoogte te behouden, wat een goede gewoonte is, moet u in het vroege voorjaar vaker maaien. Als de groeisnelheid in de zomer afneemt, maait u minder vaak. Als u langere tijd niet hebt kunnen maaien, maait u eerst op een hoge maaihoogte. Maai 2 dagen later op een lagere maaihoogte.
2. Om het maaisel gelijkmatig te verspreiden, zet u de
maaihoogte één of twee standen hoger en rijdt u vooruit met het mes (de messen) in de stand Ingeschakeld.
Onderkant van het maaidek schoonhouden
Verwijder na elk gebruik maaisel en vuil van de onderkant van het maaidek. Als zich gras en vuil in het maaidek verzamelt, leidt dat uiteindelijk tot een onbevredigend maairesultaat.
Onderhoud van maaimessen
Zorg gedurende het hele maaiseizoen voor een scherp maaimes. Een scherp mes snijdt het gras goed af zonder het te scheuren of te kwetsen. Door scheuren en kwetsen wordt het gras bruin aan de randen, waardoor het langzamer groeit en gevoeliger is voor ziekten. Controleer om de 30 dagen of het maaimes (de maaimessen) goed scherp is (zijn) en verwijder bramen met een vijl.
13
Onderhoud
Aanbevolen onderhoudsschema
Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure
Voor elk gebruik • Onderkant van het maaidek schoonmaken.
Om de 5 bedrijfsuren Maaimes controleren.
Alle bovenstaande onderhoudsprocedures uitvoeren.
Voor de stalling
De riemen op slijtage/scheurtjes controleren.
Beschadigde oppervlakken bijwerken.
Onderhoud van het maaimes
Om een goed maairesultaat te verkrijgen, moet u het maaimes (of de maaimessen) scherp houden. Een of meer extra maaimessen vergemakkelijken het slijpen en vervangen.
Gevaar
Een versleten of beschadigd mes kan breken en een stuk van het mes kan worden uitgeworpen in de richting van de bestuurder of omstanders en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.
Controleer op gezette tijden het maaimes op
slijtage of beschadigingen.
Vervang een versleten of beschadigd mes.
Maaimes(sen) controleren
1. Verwijder het maaidek, zie Maaidek verwijderen,
blz. 10.
2. Controleer de snijranden (Fig. 24). Als de randen niet
scherp zijn of bramen vertonen, maaimes(sen) verwijderen en slijpen; zie Maaimes(sen) slijpen, blz. 15.
3. Controleer het mes (de messen), met name het gebogen
deel (Fig. 24). Als u beschadiging, slijtage of groefvorming in dit deel constateert (Fig. 24), moet u het mes direct vervangen.
2
1
3
1. Snijrand
2. Gebogen deel
14
151
Figuur 24
3. Slijtage/groefvorming
Maaimessen verwijderen
1. Verwijder het maaidek, zie Maaidek verwijderen,
blz. 10.
2. Kantel voorzichtig het maaidek.
3. Verwijder de bout, de klemring en het mes (Fig. 25).
Plaats indien nodig een houten blok tussen het maaimes en het maaidek om het mes vast te zetten, zodat u de bout kunt losdraaien.
4. Controleer alle onderdelen. Bij gebreken of
beschadiging delen vervangen.
4
2. Controleer de balans van het mes met een mesbalans
(Fig. 27). Als het mes horizontaal blijft, is het in balans en geschikt voor gebruik. Als het mes niet in balans is, moet u wat metaal afvijlen van de achterkant van het mes. Herhaal dit indien nodig totdat het mes in balans is.
2
1
Figuur 27
1. Mes 2. Mesbalans
1855
3
2
1
1796
Figuur 25
1. Moer
2. Klemring
3. Mes
4. As
Maaimes(sen) slijpen
1. Gebruik een vijl om de snijranden aan beide uiteinden
van het mes te slijpen (Fig. 26). Houd daarbij de oorspronkelijke hoek in stand. Het mes blijft in balans als u van beide snijranden dezelfde hoeveelheid materiaal verwijdert.
1
Maaimes(sen) monteren
1. Monteer het mes, de klemring en de mesbout (Fig. 28).
Belangrijk Het gebogen deel van het mes moet naar de
binnenzijde van de maaikast wijzen om een goede maaikwaliteit te garanderen.
2. Draai de mesmoer vast met een torsie van 54–81 Nm.
4
3
2
1796
1. Moer
2. Klemring
1
Figuur 28
3. Mes
4. As
Figuur 26
1. Onder oorspronkelijke hoek slijpen
m–1854
15
Onderhoud van de drijfriem
Mesremmen afstellen
van het maaimes
Drijfriem van maaimes verwijderen
1. Verwijder het maaidek, zie Maaidek verwijderen,
blz. 10.
2. Draai de bevestigingsschroeven van de poeliekappen
los en verwijder de kappen van de mespoelies (Fig. 29).
3. Draai de bevestigingsbouten van de spanpoelie los
zodat u de riemgeleiders kunt bewegen (Fig. 29).
4. Verwijder de riem van de poelies (Fig. 29).
Drijfriem van het maaimes monteren
1. Leg de nieuwe riem rond de mespoelies en de
spanpoelies.
2. Stel de riemgeleider op de spanpoelie af zoals wordt
getoond en draai de bevestigingsbout vast (Fig. 29).
3. Monteer de kappen op de linker- en rechterpoelie met
behulp van de bevestigingschroeven (Fig. 29).
4. Monteer het maaidek, zie Maaidek monteren, blz. 6.
1. Zet de aftakashendel op Ingeschakeld.
2. Zorg ervoor dat de maaikoppelingskabel de juiste lengte
heeft om de aftakas in te schakelen; zie Maaidek monteren, blz. 6.
3. Meet met een voelermaat de afstand tussen de onderste
flens van de (3) mespoelie en het remblok (Fig. 30). Draai aan de borgmoer op de remstangen totdat u de juiste afstand, 0,5–1,5 mm, hebt verkregen (Fig. 30).
4. Schakel de aftakas uit. Controleer of de remblokken van
de messen contact maken met de poelies, de bedieningsstangen los zijn als de aftakas is uitgeschakeld en de remblokken geen contact maken met de poelies als de aftakas is ingeschakeld.
3
2
1
4
4
1
2
1. Schroef van poeliekap
2. Poeliekap
3
Figuur 29
Bovenaanzicht
3. Riemgeleiders
4. Drijfriem van maaidek
2270
Figuur 30
2
1803
1. Onderste flens
2. Remblok
3. Borgmoer
4. Afstand van 0,5–1,5 mm
16
Onderkant van het maaidek wassen
Telkens nadat u het maaidek heeft gebruikt, moet u de onderkant van de machine wassen om te voorkomen dat er zich gras verzamelt. Hierdoor wordt gras beter fijn gemaakt en het maaisel beter verstrooid.
1. Parkeer de machine op een stevig, horizontaal
oppervlak, schakel de aftakas uit, zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.
2. Bevestig de slangkoppeling aan de wasaansluiting van
de machine en draai de waterkraan helemaal open (Fig. 31).
Opmerking: Smeer petrolatum op de O-ring van de wasaansluiting om de koppeling gemakkelijker te bevestigen en de O-ring te beschermen.
3. Zet het maaidek in de laagste maaistand.
4. Neem plaats op de bestuurdersstoel en start de motor.
Schakel de aftakas in en laat de motor van de machine één tot drie minuten lopen.
5. Schakel de aftakas uit, zet de motor af en haal het
sleuteltje uit het contact. Wacht tot alle bewegende delen tot stilstand gekomen zijn.
6. Draai de kraan dicht en maak de slangkoppeling los van
de wasaansluiting.
Opmerking: Als de machine na één wasbeurt niet schoon is, moet u deze 30 minuten laten inweken. Herhaal daarna deze procedure.
7. Laat de motor opnieuw één à drie minuten lopen om het
overtollig water te verwijderen.
1
Waarschuwing
Een gebroken of ontbrekende wasaansluiting kan uitgeworpen voorwerpen of contact met het maaimes veroorzaken. Contact met het maaimes of uitgeworpen voorwerpen kan ernstig lichamelijk of dodelijk letsel veroorzaken.
Een gebroken of ontbrekende wasaansluiting
moet direct worden vervangen, voordat u de machine opnieuw gebruikt.
Gaten in de machine dichtmaken met bouten en
moeren.
Steek nooit handen of voeten onder de machine
of door openingen in de machine.
Stalling
1. Verwijder vuil en maaisel van de bovenkant van het
maaidek.
2. Schraap dik aangekoekt gras en vuil van de onderkant
van de machine. Spoel vervolgens de machine schoon met een tuinslang.
3. Controleer de conditie van de maaimessen, zie
Onderhoud van de maaimessen, blz. 14.
4. Controleer de conditie van de drijfriem van het
maaimes.
5. Alle bouten, schroeven en moeren controleren en indien
nodig aandraaien. Beschadigde delen repareren of vervangen.
6. Krassen en beschadigingen van de lak bijwerken.
Bijwerklak is verkrijgbaar bij een erkende Service Dealer.
1. Wasaansluiting
2. Snelkoppeling (niet meegeleverd)
Figuur 31
3. Slang
7. Machine in een schone, droge garage of opslagruimte
2
3
m–3119
stallen. Machine afdekken om hem te beschermen en schoon te houden.
17
Storingen, oorzaak en remedie
()
Probleem Mogelijke oorzaken Remedie
De machine trilt abnormaal.
Het mes (de messen) draait (draaien) niet
De machine maait ongelijkmatig.
1. Het maaimes (de maaimessen) is (zijn) verbogen of niet in balans.
2. De bevestigingsbout van het maaimes zit los.
3. De bevestigingsbouten van de motor zitten los.
4. Een motorpoelie, spanpoelie of mespoelie zit los.
5. De motorpoelie is beschadigd. 5. Neem contact op met een
1. De drijfriem van het maaimes is versleten, los of stuk.
2. De drijfriem van het maaimes zit niet op de poelie.
1. De maatwielen zijn verkeerd afgesteld.
2. De bandenspanning is niet correct.
1. Nieuw(e) maaimes(sen) monteren.
2. De bevestigingsbout van het maaimes vastdraaien.
3. De bevestigingsbouten van de motor vastdraaien.
4. Desbetreffende poelie vastzetten.
erkende Service Dealer.
1. Monteer een nieuwe drijfriem voor het maaimes.
2. Monteer de drijfriem van het maaimes en controleer of de spanpoelie en de riemgeleiders de juiste positie hebben.
1. Stel de maatwielen af.
2. Zorg dat de banden de correcte spanning hebben.
3. Het maaidek staat niet horizontaal.
4. De onderkant van het maaidek is vuil.
3. Het maaidek horizontaal en in de correcte schuinstand stellen.
4. Onderkant van het maaidek schoonmaken.
18
Loading...