Toro 74570 Operator's Manual [nl]

DH 210
Gazontractor
Modelnr. 74570 – 250000001 en hoger
Form No. 3352-913
Gebruikershandleiding
Vertaling van de oorspronkelijke instructies (NL)
Dit vonkontstekingssysteem is in overeenstemming met de Canadese ICES-002.
Inhoud
Blz.
Inleiding 2. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veiligheid 3. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Instructies voor veilige bediening-van (rijdende)
maaimachines met zittende bestuurder 3. . . . . . . .
Veilige Bediening Toro Rijdende Maaimachine 5. . . .
Geluidsdruk 5. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Geluidsvermogen 5. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Trilling 5. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Hellingsdiagram 7. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veiligheids- en instructiestickers 9. . . . . . . . . . . . . .
Benzine en Olie 12. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Aanbevolen benzine 12. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Gebruik van stabilizer/conditioner 12. . . . . . . . . . . . .
Brandstoftank met benzine vullen 12. . . . . . . . . . . . .
Oliepeil van de motor controleren 12. . . . . . . . . . . . .
Gebruiksaanwijzing 13. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Bedieningsorganen 13. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Parkeerrem gebruiken 13. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Bestuurdersstoel instellen 13. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Koplampen 13. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Bediening van de aftakas 14. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Waarschuwingslampje van grasvanger 14. . . . . . . . .
De maaihoogte instellen 14. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Afvoerplaat instellen 15. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Maatwielen van de maaimachine afstellen 15. . . . . .
Motor starten 15. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Motor afzetten 16. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Het Veiligheidssysteem gebruiken 16. . . . . . . . . . . . .
Veiligheidssysteem testen 17. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
De tractor met de hand duwen 18. . . . . . . . . . . . . . . .
Vooruit- en achteruitrijden 18. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
De machine stoppen 19. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
De grasvanger gebruiken 19. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Grasvanger leegmaken 19. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Werktuigen slepen 20. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Tips voor bediening en gebruik 20. . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud 21. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Aanbevolen onderhoudsschema 21. . . . . . . . . . . . . . .
Motorolie controleren 22. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van de Rem 24. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Blz.
Bandenspanning controleren 24. . . . . . . . . . . . . . . . .
Tractor smeren 24. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Zekering vervangen 26. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van de koplampen 26. . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van de accu 27. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van de bougie 29. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Benzine aftappen uit de brandstoftank 30. . . . . . . . . .
Brandstoffilter vervangen 30. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van het luchtfilter 31. . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van het maaimes 32. . . . . . . . . . . . . . . . .
Maaidek verwijderen 34. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Maaidek monteren 34. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Drijfriem van maaimessen afstellen 35. . . . . . . . . . . .
Kabelstang voor maaihoogte-instelling afstellen 35. . . .
De grasvanger een onderhoudsbeurt geven 36. . . . . .
Reiniging en Opslag van de tractor 37. . . . . . . . . . . .
Storingen, oorzaak en remedie 38. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Inleiding
Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze kunt gebruiken en onderhouden. De informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen letsel en schade te voorkomen. Hoewel Toro veilige producten ontwerpt en fabriceert, blijft u verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.
Als u service, originele Toro-onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende Service Dealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het plaatje met het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1.
1
m-1856
Figuur 1
1. Locatie van het modelnummer en het serienummer.
W 2005 – The Toro Company 8111 Lyndale Avenue South Bloomington, MN 55420-1196
Alle rechten voorbehouden
2
U kunt het modelnummer en het serienummer noteren in de ruimte hieronder:
Modelnr.:
Serienr.:
In deze handleiding is een systeem gebruikt om mogelijke gevaren aan te duiden en u te attenderen op bijzondere aanwijzingen om lichamelijk (mogelijk dodelijk) letsel van u en anderen te voorkomen. De termen Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig duiden de mate van het risico aan. Ga als regel altijd uiterst voorzichtig te werk.
Gevaar duidt op een zeer gevaarlijke situatie die ernstig letsel of de dood tot gevolg zal hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Waarschuwing duidt op een gevaarlijke situatie die ernstig letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Voorzichtig duidt op een gevaarlijke situatie die licht letsel tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Er worden in deze handleiding nog twee woorden gebruikt om u op belangrijke informatie te wijzen. attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking: duidt algemene informatie aan die uw bijzondere aandacht verdient.
Belangrijk
Instructie
Lees deze handleiding aandachtig door. Zorg ervoor dat
u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en weet hoe u de machine moet gebruiken.
U dient erop toe te zien dat de machine nooit door
kinderen wordt bediend of door volwassenen die niet van de instructies op de hoogte zijn. Voor de bestuurder kan een wettelijke minimumleeftijd gelden.
Houd iedereen weg uit het gebied waarin u de machine
gebruikt, met name kinderen en huisdieren.
Denk erom dat de bestuurder verantwoordelijk is voor
ongevallen of schade aan andere personen of hun eigendommen.
Het is niet toegestaan passagiers te vervoeren.
Elke bestuurder moet ervoor zorgen dat hij of zij
professionele en praktische instructie krijgt. Bij een dergelijke instructie moet de nadruk liggen op:
– zorgvuldigheid en concentratie bij het werken met
tractorvoertuigen;
– als de machine op een helling begint te glijden, kan
dat niet met de rem worden gecorrigeerd. De belangrijkste oorzaken voor het verliezen van de controle zijn:
onvoldoende grip van de wielen;
te snel rijden;
onjuist gebruik van de rem;
Veiligheid
Instructies voor veilige bediening-van (rijdende) maaimachines met zittende bestuurder
Lees deze handleiding en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de tractor in gebruik neemt.
Dit is het veiligheidssymbool. Het wordt gebruikt om u attent te maken op mogelijk risico’s op lichamelijk letsel. Houd u aan alle veiligheidsberichten bij dit symbool teneinde lichamelijk of zelfs dodelijk letsel te voorkomen.
De volgende instructies zijn ontleend aan de CEN norm EN 836:1997.
Dit product kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig lichamelijk of dodelijk letsel te voorkomen.
het type machine is niet geschikt voor het
specifieke werk;
zich onvoldoende bewust zijn van de specifieke
omstandigheden van het terrein, met name op hellingen;
onjuiste bevestiging en verdeling van het
gewicht.
3
Voor ingebruikname
Draag tijdens het maaien altijd een lange broek en
stevige schoenen. Draag geen schoenen met open tenen en loop niet op blote voeten.
Inspecteer het terrein waarop u de maaimachine gaat
gebruiken grondig, en verwijder eventuele voorwerpen die door de machine kunnen worden uitgeworpen.
Waarschuwing – Brandstof is zeer ontvlambaar.
– Bewaar brandstof uitsluitend in tanks of blikken die
speciaal daarvoor bedoeld zijn.
– Vul de brandstoftank nooit binnenshuis; tijdens het
bijvullen niet roken.
– Vul zo nodig brandstof bij voordat u de motor
aanzet. Nooit de dop van de brandstoftank
verwijderen of brandstof bijvullen als de motor
draait of heet is.
– Probeer de motor niet te starten als er brandstof is
gemorst. Verwijder de machine dan uit de buurt van
de plek waar is gemorst, en voorkom elke vorm van
open vuur of vonken totdat de brandstofdampen
volledig zijn verdwenen.
Denk eraan dat elke helling gevaarlijk is. Wees extra
voorzichtig als u rijdt op met gras begroeide hellingen. Om te voorkomen dat de machine kantelt:
– niet plotseling stoppen of starten bij het op- en
afrijden van hellingen;
– laat de koppeling langzaam opkomen, laat de
machine altijd in de versnelling rijden, vooral wanneer u een helling afrijdt;
– houd de snelheid laag bij het rijden op hellingen en
in scherpe bochten;
– let op bulten en kuilen en andere verborgen gevaren;
– maai nooit dwars over een helling, tenzij de
maaimachine speciaal daarvoor is bedoeld.
Ga voorzichtig te werk als u lasten sleept of zware
werktuigen gebruikt.
– Alleen goedgekeurde trekstangbevestigingspunten
gebruiken.
– Belasting beperken tot wat u veilig kunt beheersen.
– Maak geen scherpe bochten. Ga voorzichtig te werk
als u achteruitrijdt.
– Zorg ervoor dat de doppen van brandstoftanks en
-blikken weer goed bevestigd zijn.
Vervang geluiddempers die gebreken vertonen.
Controleer voor het gebruik de messen,
bevestigingsbouten en het maaimechanisme altijd op sporen van slijtage of beschadiging. Vervang versleten of beschadigde messen en bouten altijd als complete set om een goede balans te behouden.
Let erop dat bij machines met meer maaimessen andere
messen kunnen gaan draaien doordat u een mes draait.
Gebruiksaanwijzing
Laat de motor niet in een afgesloten ruimte lopen,
omdat zich giftige koolmonoxidedampen kunnen verzamelen.
Alleen bij daglicht of goed kunstlicht maaien.
Alle werktuigkoppelingen uitschakelen en versnelling
in neutraalstand zetten alvorens de motor te starten.
Gebruik de maaimachine niet op de volgende hellingen:
– dwars op een helling van meer dan 5_;
– heuvelopwaarts op een helling van meer dan 10_;
– Gebruik contragewicht(en) of wielgewichten, als dit
in de instructiehandleiding wordt geadviseerd.
Let op het verkeer als u in de buurt van de openbare
weg werkt of deze oversteekt.
Zet de maaimessen stil voordat u andere oppervlakken
dan grasvelden oversteekt.
Bij gebruik van werktuigen nooit de afvoeropening naar
omstanders toe richten of personen in de buurt van de in werking zijnde machine laten komen.
Gebruik de machine nooit als schermen, schilden of
andere beveiligingsmiddelen zijn beschadigd of ontbreken.
Verander de instellingen van de motor niet en voorkom
overbelasting van de motor. De motor met te hoog toerental laten draaien kan de kans op lichamelijk letsel vergroten.
Voordat u de bestuurdersplaats verlaat:
– aftakas uitschakelen en werktuigen laten zakken;
– versnelling in neutraalstand zetten en parkeerrem in
werking stellen;
– motor afzetten en sleuteltje uit contact nemen.
– heuvelafwaarts op een helling van meer dan 15_.
4
Aandrijving naar werktuigen uitschakelen, motor
afzetten en bougiekabel(s) losmaken of sleuteltje uit het contact verwijderen
– voordat u verstoppingen losmaakt of de
afvoertunnel ontstopt;
– voordat u de maaimachine gaat controleren,
schoonmaken of andere werkzaamheden gaat uitvoeren;
– als u een vreemd voorwerp raakt. Controleer de
maaimachine op beschadigingen en voer alle benodigde reparaties uit alvorens deze weer te gebruiken;
Vervang versleten of beschadigde onderdelen met het
oog op een veilig gebruik.
Als de brandstoftank moet worden afgetapt, moet dit
buiten plaatsvinden.
Let erop dat bij machines met meer maaimessen andere
messen kunnen gaan draaien doordat u een mes draait.
Als u de machine parkeert, stalt of onbewaakt
achterlaat, moet u het maaiwerktuig neerlaten, tenzij u een betrouwbare mechanische vergrendeling gebruikt.
Veilige Bediening Toro
– als de maaimachine abnormaal begint te trillen
(direct controleren).
Aandrijving naar werktuigen uitschakelen bij transport
of als de machine niet in gebruik is.
Motor afzetten en aandrijving naar werktuigen
uitschakelen:
– voor het bijvullen van brandstof;
– voor verwijdering van de grasvanger;
– voordat u de maaihoogte instelt, tenzij die vanaf de
bestuurderspositie kan worden ingesteld.
Neem gas terug terwijl de motor uitloopt. Als de
machine met een brandstofafsluitklep is uitgerust, draai deze dan dicht als het maaiwerk voltooid is.
Onderhoud en stalling
Draai alle moeren, bouten en schroeven regelmatig
strak aan, zodat de machine steeds veilig in gebruik is.
Stal de machine nooit met brandstof in de tank in een
gebouw waar dampen open vlammen of vonken kunnen bereiken.
Rijdende Maaimachine
De volgende paragraaf bevat veiligheidsinstructies die specifiek zijn toegesneden op Toro-producten en niet zijn opgenomen in de CEN-norm.
Gebruik uitsluitend door Toro goedgekeurde werktuigen. De garantie kan komen te vervallen als u de machine gebruikt met werktuigen die niet zijn goedgekeurd.
Geluidsdruk
Deze machine oefent een geluidsdruk van 79 dBA uit op het gehoor van de bestuurder, gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in Richtlijn 98/37/EG.
Geluidsvermogen
Deze machine heeft een geluidsniveau van 100 dBA, gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in Richtlijn 2000/14/EG.
Trilling
Laat de motor afkoelen voordat u de machine in een
afgesloten ruimte stalt.
Houd de motor, geluiddemper, accubehuizing en de
brandstofopslagplaats vrij van overtollig vet, gras en bladeren om brandgevaar te verminderen.
Controleer de grasvanger regelmatig op slijtage en
mankementen.
Deze machine heeft een maximaal trillingsniveau van
2
3,6 m/s identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in Richtlijn 98/37/EG.
Deze machine heeft een maximaal trillingsniveau van 1,1 m/s identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in Richtlijn 98/37/EG.
5
op de handen en armen, gebaseerd op metingen bij
2
op het hele lichaam, gebaseerd op metingen bij
6
Hellingsdiagram
BRENG DEZE RAND IN LIJN MET EEN VERTICAAL OPPERVLAK
(BOOM, GEBOUW, PAAL, ENZ.)
LANGS DE DAARTOE BESTEMDE LIJN VOUWEN
VOORBEELD:
VERGELIJK HELLING
MET OMGEVOUWEN
RAND.
7
8
Veiligheids- en instructiestickers
Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers.
93-7276
1. Gevaar voor ontploffing –
Draag oogbescherming.
2. Risico van bijtende
vloeistof/chemische brandwonden – Afspoelen met water en eerste hulp verlenen.
3. Brandgevaar – Geen vonken of vuur en niet roken
4. Giftig – Houd kinderen op veilige afstand van de accu.
1. Maak de afvoeropening groter als u lang, nat gras maait.
1. Maaien in de achteruit-stand ingeschakeld
104-2853
2. Maak de afvoeropening kleiner als u kort, droog gras maait.
104-2854
2. Parkeerrem
3. Grasvanger leegmaken
4. Aftakas
99-5340
1. KeyChoice-sleuteltje – Omdraaien als u wilt maaien in de achteruit-stand.
99-7824
1. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine.
2. Maaimachine kan voorwerpen uitwerpen – Zorg ervoor dat de grasgeleider op zijn plaats zit.
3. Handen en voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
104-2903
1. Machine kan kantelen – Gebruik de machine niet dwars op hellingen van meer dan 5 graden, heuvelopwaarts op hellingen van meer dan 10 graden of heuvelafwaarts op hellingen van meer dan 15 graden.
2. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding.
3. De maaimachine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine.
4. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd, maaimes – Trek de bougiekabel van de bougie en lees de instructies alvorens service- of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren; blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.
5. Ledematen van omstanders kunnen bekneld raken/worden afgesneden – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine.
9
1. Choke
2. Aan
3. Uit
4. De knop uittrekken om de aftakas in te schakelen.
104-3233
5. De knop indrukken om de
6. Aftakas
aftakas uit te schakelen.
1. De knop uittrekken om de aftakas in te schakelen.
104-3235
2. Druk de knop in om de aftakas uit te schakelen.
3. Aftakas
104-3234
1. Snel
2. Continu snelheidsregeling
3. Langzaam
4. Motor – Afzetten
5. Koplampen
6. Aan
7. Motor – Starten
1. Choke
2. Snel
3. Continu snelheidsregeling
4. Langzaam
10
104-3236
5. Motor – Afzetten
6. Koplampen
7. Aan
8. Motor – Starten
1. Parkeerrem
1. Startprocedure
2. Gebruikershandleiding lezen.
3. Motoroliepeil controleren.
4. Maaidek opheffen.
5. Tractor in neutraalstand zetten.
104-3237
104-3238
6. De parkeerrem
7. Als de motor koud is, de
8. De motor starten.
9. De parkeerrem vrijzetten.
vergrendelen.
gashendel op Choke zetten.
104-3241
1. Vooruit
2. Continu snelheidsregeling
3. Neutraalstand
104-3243
1. Om de tractor te laten rijden, duwt u de hendel in.
4. Langzaam
5. Snel
6. Achteruit
2. Trek de hendel uit om de tractor te duwen.
1. Maaihoogte
2. Verminderen
104-3239 en 104-3240
3. Verhogen
106-8552
1. Gras opvangen 2. Recyclen
11
Benzine en Olie
Aanbevolen benzine
Gebruik loodvrije, normale benzine voor automobielen (octaangetal minimaal 85). U mag ook gelode normale benzine gebruiken als er geen gewone loodvrije benzine verkrijgbaar is.
Belangrijk Gebruik nooit methanol, benzine die
methanol bevat of gasohol die meer dan 10 % ethanol bevat, omdat dit kan leiden tot schade aan het brandstofsysteem. Geen olie bij de benzine mengen.
Gevaar
Gebruik van stabilizer/conditioner
Gebruik van stabilizer/conditioner in de machine biedt de volgende voordelen:
Houdt de benzine vers gedurende een stalling van
maximaal 90 dagen. Voor langere stalling wordt aanbevolen alle benzine uit de tank af te tappen.
Houdt de motor schoon tijdens het gebruik
Voorkomt harsachtige afzettingen in het
brandstofsysteem, die tot startproblemen kunnen leiden.
Belangrijk Gebruik nooit brandstofadditieven die
methanol of ethanol bevatten.
In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.
Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer
de motor koud is. Eventueel gemorste benzine opnemen.
Vul de brandstoftank niet helemaal vol. Vul de
brandstoftank tot maximaal 6 tot 13 mm vanaf de onderkant van de vulbuis. Dit geeft de benzine ruimte om uit te zetten.
Als u werkt met benzine, mag u nooit roken en
moet u uit de buurt blijven van open vuur of plaatsen waar benzinedampen door een vonk tot ontbranding kunnen komen.
Benzine in een goedgekeurd vat of blik en buiten
bereik van kinderen bewaren.
Koop nooit meer benzine dan u in 30 dagen
kunt opmaken.
Benzinevaten altijd op de grond en uit de buurt
van het voertuig zetten alvorens de tank bij te vullen.
Benzinevaten niet in een vrachtwagen of
aanhanger vullen, omdat bekleding of kunststof beplating het vat kunnen isoleren wat de afvoer van statische lading kan bemoeilijken.
Als het praktisch mogelijk is, kunt u het best een
machine met een benzinemotor eerst van de vrachtwagen of aanhanger halen en bijtanken als de machine met de wielen op de grond staat.
Als dit niet mogelijk is, moet u dergelijke
machines op een truck of een aanhanger bij voorkeur uit een draagbaar vat bijvullen, niet met behulp van een vulpistool van een pomp.
Als u een vulpistool moet gebruiken, dient u de
vulpijp voortdurend in contact met de rand van de brandstoftank of de opening van het vat te houden, totdat het bijvullen voltooid is.
Voeg de juiste hoeveelheid stabilizer/conditioner aan de benzine toe.
Opmerking: Stabilizer/conditioner werkt het best als deze met verse benzine wordt gemengd. Gebruik altijd stabilizer/ conditioner om het risico van harsachtige afzettingen in het brandstofsysteem zo klein mogelijk te houden.
Brandstoftank met benzine vullen
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand gekomen zijn.
2. Stel de parkeerrem in werking.
3. Reinig de omgeving van de tankdop en verwijder de
tankdop.
4. Vul de brandstoftank bij met loodvrije, normale benzine tot maximaal 6 tot 13 mm vanaf de onderkant van de vulbuis. Vul de brandstoftank niet helemaal vol.
Opmerking: Dit geeft de benzine ruimte om uit te zetten.
5. Draai de tankdop stevig vast.
6. Eventueel gemorste benzine opnemen.
Oliepeil van de motor controleren
Voordat u de motor start en de machine in gebruik neemt, moet u het oliepeil in het carter van de motor controleren; zie Oliepeil controleren, blz. 22.
12
Loading...
+ 28 hidden pages