De uitlaatgassen van de motor van dit product
bevatten chemische stoffen waarvan bekend is dat
ze kanker, geboorteafwijkingen of andere schade
aan de voortplantingsorganen kunnen
veroorzaken.
Belangrijk De motor van dit product is niet uitgerust
met een vonkenvanger. Als de maaimachine wordt gebruikt in een bosgebied of op een met dicht struikgewas of
gras begroeid terrein in Californië zonder vonkenvanger,
handelt de bestuurder in strijd met de bepalingen van de
Wet op de Openbare Hulpbronnen (Public Resources
Code), Afdeling 4442, van de Staat Californië. In andere
landen of staten kunnen soortgelijke wetten van kracht
zijn.
Dit vonkontstekingssysteem is in overeenstemming met de
Canadese ICES-002.
Ce système d’allumage par étincelle de véhicule est
conforme à la norme NMB-002 du Canada.
De bijgevoegde Bedieningshandleiding wordt geleverd
om informatie te verstrekken met betrekking tot de
Amerikaanse Environmental Protection Agency (EPA)
en de California Emission Control Regulation
betreffende uitlaatsystemen, onderhoud en
waarborgen.
Bewaar deze Bedieningshandleiding bij uw machine.
Als deze Bedieningshandleiding beschadigd raakt of
onleesbaar wordt, moet deze onmiddellijk worden
vervangen. Nieuwe exemplaren kunt u bestellen via de
fabrikant van de motor.
Lees deze handleiding aandachtig door, zodat u leert hoe u
de machine op de juiste wijze bedient en onderhoudt.
Door het lezen van de handleiding kunt u persoonlijk
letsel van u en anderen en schade aan de machine
voorkomen. Ofschoon Toro veilige en moderne producten
ontwerpt, produceert en op de markt brengt, blijft u
verantwoordelijk voor een correct en veilig gebruik
daarvan. U bent tevens verantwoordelijk voor de instructie
m.b.t. veiligheid van personen die u met de machine laat
werken.
In deze handleiding gebruikt Toro een systeem om
mogelijke gevaren aan te duiden en u te attenderen op
bijzondere aanwijzingen om lichamelijk (mogelijk fataal)
letsel van u en anderen te voorkomen. De termen Gevaar,
Waarschuwing en Voorzichtig duiden de mate van het
risico aan. Ga als regel altijd voorzichtig te werk.
Inleiding
Dank u voor de keuze van een Toro-product.
Wij bij Toro wensen dat u geheel tevreden bent met dit
nieuwe product. Aarzel daarom niet contact op te nemen
met uw erkende Toro-dealer voor eventuele hulp, service,
originele Toro-onderdelen of andere informatie.
Wanneer u de dealer of de fabriek raadpleegt, dient u de
model- en serienummers van de machine altijd te
vermelden. Aan de hand van deze nummers kan de
Service Dealer of Vertegenwoordiger u de juiste
informatie over de specifieke machine verschaffen. De
locatie van het plaatje met het modelnummer en het
serienummer is aangegeven op Figuur 1.
1
m-3648
Figuur 1
1. Plaatje met modelnummer en serienummer
Gevaar duidt op een zeer gevaarlijke situatie die zwaar
lichamelijk letsel of de dood tot gevolg zal hebben
wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden
genomen.
Waarschuwing duidt op een gevaarlijke situatie die zwaar
lichamelijk letsel of de dood tot gevolg kan hebben
wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden
genomen.
Voorzichtig duidt op een gevaarlijke situatie die licht
letsel tot gevolg kan hebben wanneer de
veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Er worden nog twee woorden gebruikt om u op
belangrijke informatie te wijzen. Belangrijk attendeert u
op bijzondere technische informatie en Opmerking duidt
algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient.
Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en
rechterzijde van de machine.
Noteer de model- en serienummers van de machine
hieronder, dan hebt u ze altijd bij de hand.
3
Veiligheid
Instructies voor veilige
bediening van (rijdende)
maaimachines met zittende
bestuurder
Deze machine voldoet minstens aan de Europese
normen, van kracht op het moment van productie.
Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of
eigenaar kan echter letsel veroorzaken. Om het risico
van letsel te vermijden, dient u zich aan de volgende
veiligheidsinstructies te houden en altijd op het
veiligheidssymbool te letten, dat betekent
VOORZICHTIG, WAARSCHUWING of GEVAAR —
“instructie voor persoonlijke veiligheid”. Niet-naleving
van de instructie kan leiden tot lichamelijk of dodelijk
letsel.
• Elke bestuurder moet ervoor zorgen dat hij of zij
professionele en praktische instructie krijgt. Bij een
dergelijke instructie moet de nadruk liggen op:
– zorgvuldigheid en concentratie bij het werken met
tractorvoertuigen;
– als de maaimachine op een helling begint te
glijden, kan dat niet met de rem worden
gecorrigeerd. De belangrijkste oorzaken voor het
verliezen van de controle zijn:
• onvoldoende grip van de wielen,
• te snel rijden,
• onjuist gebruik van de rem,
• het type machine is niet geschikt voor het
specifieke werk,
• zich onvoldoende bewust zijn van de specifieke
omstandigheden van het terrein, met name op
hellingen,
Veilige bediening
De volgende instructies zijn ontleend aan de CEN norm
EN 836:1997.
Dit product kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen
uitwerpen. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om
ernstig lichamelijk of dodelijk letsel te voorkomen.
Instructie
• Lees deze handleiding aandachtig door voordat u de
maaimachine gaat gebruiken. Zorg ervoor dat u
vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en weet hoe
u de machine moet gebruiken.
• U dient erop toe te zien dat de machine nooit door
kinderen wordt bediend of door volwassenen die niet
van de instructies op de hoogte zijn. Voor de
bestuurder kan een wettelijke minimumleeftijd gelden.
• Houd iedereen weg uit het gebied waarin u de machine
gebruikt, vooral kinderen en huisdieren.
• Onthoud dat de bestuurder verantwoordelijk is voor
ongevallen of schade aan andere personen of hun
eigendommen.
• Het vervoeren van passagiers is niet toegestaan.
• onjuiste bevestiging en verdeling van het
gewicht.
Voor ingebruikname
• Draag tijdens het maaien altijd een lange broek en
stevige schoenen. Draag geen schoenen met open
tenen en loop niet op blote voeten.
• Inspecteer het terrein waarop u de maaimachine gaat
gebruiken grondig en verwijder eventuele voorwerpen
die door de machine kunnen worden uitgeworpen.
• WAARSCHUWING – Benzine is licht ontvlambaar.
– Bewaar brandstof uitsluitend in tanks of blikken
die daar speciaal voor bedoeld zijn.
– Vul de brandstoftank nooit binnenshuis; tijdens het
bijvullen niet roken.
– Vul zo nodig brandstof bij voordat u de motor
aanzet. Verwijder nooit de dop van de brandstoftank en vul nooit brandstof bij wanneer de motor
loopt of nog heet is.
– Als er brandstof gemorst is de motor niet
aanzetten, maar eerst de maaimachine verplaatsen.
Zorg ervoor dat er geen ontstekingsbronnen in de
buurt van de gemorste brandstof komen totdat alle
benzinedampen verdwenen zijn.
– Zorg ervoor dat de doppen van brandstoftanks en
-blikken weer goed bevestigd zijn.
4
• Vervang geluiddempers die gebreken vertonen.
• Controleer de messen, bevestigingsbouten en het
maaimechanisme altijd op sporen van slijtage of
beschadiging voor het gebruik. Vervang versleten of
beschadigde messen en bouten altijd als complete set
om een goede balans te behouden.
• Let op dat bij machines met meer maaimessen andere
messen kunnen gaan draaien doordat u een mes draait.
Gebruiksaanwijzing
• Laat de motor niet in een afgesloten ruimte lopen,
omdat zich giftige koolmonoxidedampen kunnen
verzamelen.
• Alleen bij daglicht of goed kunstlicht maaien.
• Alle werktuigkoppelingen uitschakelen en versnelling
in neutraalstand zetten alvorens de motor te starten.
• Gebruik de maaimachine niet op de volgende
hellingen:
– dwars op een helling van meer dan 5;
– heuvelopwaarts op een helling van meer dan 10;
– heuvelafwaarts op een helling van meer dan 15.
• Onthoud dat er geen “veilige” hellingen bestaan. Het
rijden op met gras begroeide hellingen vereist
bijzondere zorgvuldigheid. Om te voorkomen dat de
machine kantelt:
– niet plotseling stoppen of gaan rijden bij het op- en
afrijden van hellingen;
•laat de koppeling langzaam opkomen, laat
de machine altijd in de versnelling rijden,
vooral wanneer u een helling afrijdt;
– houd de snelheid laag bij het rijden op hellingen en
in scherpe bochten;
– let op bulten en kuilen en andere verborgen
gevaren;
– maai nooit dwars op een helling;
• Ga zorgvuldig te werk als u lasten sleept of zware
werktuigen gebruikt.
– Alleen goedgekeurde trekstangbevestigingspunten
gebruiken.
– Belasting beperken tot wat u veilig kunt beheersen.
– Maak geen scherpe bochten. Ga zorgvuldig te werk
bij achteruit rijden.
– Gebruik contragewicht(en) of wielgewichten, als
dit in de bedieningshandleiding wordt geadviseerd.
• Uitkijken voor verkeer bij het oversteken en in de
buurt van de openbare weg.
• Zet de maaimessen stil voordat u andere oppervlakken
dan grasvelden oversteekt.
• Bij gebruik van werktuigen nooit de afvoeropening
naar omstanders toe richten of personen in de buurt
van de in werking zijnde machine laten komen.
• Gebruik de machine niet als schermen, schilden of
andere beveiligingsmiddelen defect zijn of ontbreken.
• Verander de instellingen van de motor niet en voorkom
overbelasting van de motor. De motor met te hoog
toerental laten draaien kan de kans op persoonlijk
letsel vergroten.
• Voordat u de bestuurdersplaats verlaat:
– aftakas uitschakelen en werktuigen laten zakken;
– versnelling in neutraalstand zetten en parkeerrem
in werking stellen;
– motor afzetten en sleuteltje uit contactschakelaar
nemen.
• Aandrijving naar werktuigen uitschakelen, motor
afzetten en bougiekabel(s) losmaken of sleuteltje uit
contactschakelaar nemen:
– voordat u verstoppingen losmaakt of de
afvoertunnel ontstopt;
– voordat u de maaimachine gaat controleren,
schoonmaken of andere werkzaamheden gaat
uitvoeren;
– als u een vreemd voorwerp raakt. Controleer de
maaimachine op beschadigingen en voer alle
benodigde reparaties uit alvorens deze weer te
gebruiken;
– als de maaimachine abnormaal begint te trillen
(direct controleren).
• Aandrijving naar werktuigen uitschakelen bij transport
of als de machine niet in gebruik is.
• Motor afzetten en aandrijving naar werktuigen
uitschakelen:
– voor het bijvullen van brandstof,
– voor verwijdering van de graszak,
– voor de instelling van de maaihoogte, tenzij die
vanaf de bestuurderspositie kan worden ingesteld.
• Zet de gashendel terug voordat u de motor afzet. Als
de machine met een brandstofafsluitklep is uitgerust,
draai deze dan dicht als het maaiwerk voltooid is.
5
Onderhoud en stalling
• Draai alle moeren, bouten en schroeven regelmatig
strak aan, zodat de machine steeds veilig in gebruik is.
• Als er zich brandstof in de tank bevindt, mag u de
machine niet opbergen in een gebouw waar
benzinedampen in contact met open vuur of vonken
kunnen komen.
Geluidsdruk
Deze machine oefent een A-gewogen equivalente
continue geluidsdruk uit op het gehoor van de bestuurder.
De geluidsdruk bedraagt 87 dB(A), gebaseerd op
metingen bij identieke machines volgens procedures zoals
vastgelegd in Richtlijn 84/538/EEG.
• Laat de motor afkoelen voordat u de maaimachine in
een afgesloten ruimte stalt.
• Om brandgevaar te beperken dienen motor, geluid-
demper, accucompartiment en de brandstofopslagplaats steeds te worden vrijgemaakt van een overmaat
aan vet, gras en bladeren.
• Controleer de graszak regelmatig op slijtage en
mankementen.
• Versleten of beschadigde onderdelen vervangen ten
behoeve van een veilig gebruik.
• Als de brandstoftank moet worden afgetapt, moet dit
buiten plaatsvinden.
• Let op dat bij machines met meer maaimessen andere
messen kunnen gaan draaien doordat u een mes draait.
• Als u de machine parkeert, stalt of onbewaakt
achterlaat, het maaiwerktuig neerlaten, tenzij u een
betrouwbare mechanische vergrendeling gebruikt.
Geluidsniveau
Deze machine heeft een geluidsniveau van 100 Lwa,
gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens
procedures zoals vastgelegd in Richtlijn 84/538/EEG en
de wijzigingen daarvan.
Trillingsniveau
Deze machine heeft een maximaal trillingsniveau op de
handen en de armen van 3,9 m/s2 en op het gehele
lichaam van 0,1 m/s2 op basis van metingen bij identieke
machines volgens EN 1033 en EN 1032.
6
Hellingsdiagram
BRENG DEZE RAND IN LIJN MET EEN VERTICAAL OPPERVLAK
(BOOM, GEBOUW, PAAL, ENZ.)
LANGS DE DAARTOE BESTEMDE LIJN VOUWEN
VOORBEELD:
VERGELIJK HELLING
MET OMGEVOUWEN
RAND.
7
8
Veiligheids- en instructiestickers
Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder
en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of
verdwenen stickers.
Onderdeelnr. 98-3798
1. Lees de bedieningshandleiding voor de juiste procedures.
2. Afstelling hoogte van anti-scalpeerroller.
3. Lees de bedieningshandleiding voor de juiste
onderhoudsprocedures.
Onderdeelnr. 99-8937
1. Rechterbrandstoftank
open
2. Afsluitklep v a n
brandstoftank
3. Linkerbrandstoftank open
Onderdeelnr. 99-3943
1. Motor
Onderdeelnr. 99-8936
1. Snel vooruit
2. Langzaam vooruit
99–3943
3. Neutraal (vrijstand)
4. Achteruit
Onderdeelnr. 99-8938
1. Lees de bedieningshandleiding voor de juiste procedures.
2. Draai de omloopkleppen naar links om de machine te duwen.
3. Draai de omloopkleppen in als u de machine gaat gebruiken.
9
Onderdeelnr. 99-8940
1. Lees de bedieningshandleiding voor de juiste
onderhoudsprocedures.
2. Smeerpunten smeren
volgens het getoonde
schema.
Onderdeelnr. 99-8941
1. Maaihoogte-instelling
3. Bandenspanning
controleren.
4. Controleer de
hydraulische vloeistof.
Onderdeelnr. 99-8942
1. Maaihoogte-instelling
10
1. Parkeerrem
2. Uitschakelen
3. Inschakelen
4. Gevaar—Lees d e b e dieningshandleiding voor de
juiste onderhoudsprocedures.
5. Stel de parkeerrem in
werking en verwijder het
contactsleuteltje voordat u de
machine achterlaat.
6. Transmissie
7. Motor afzetten
8. Motor laten lopen
9. Motor starten
10. Choke
11. Snel
12. Variabele snelheid
13. Langzaam
Onderdeelnr. 99-8945
14. Gevaar—Lees de gebruikershandleiding.
Hellingen van meer dan
15 graden heuvelopwaarts of
heuvelafwaarts rijden.
15. De machine kan voorwerpen
uitwerpen—Zorg ervoor dat
het veiligheidsscherm altijd is
aangebracht.
16. Machine kan voorwerpen
uitwerpen—Houd
omstanders op een afstand.
17. Ledematen kunnen bekneld
raken/afgesneden worden—
Neem geen passagiers mee.
18. Handen of voeten kunnen
worden gesneden/geamputeerd—Blijf uit de buurt
van draaiende messen en
bewegende onderdelen.
Onderdeelnr. 93-7818
1. Gevaar—Lees d e gebruikershandleiding voor de juiste torsie
van de mesbout.
Onderdeelnr. 99-8944
1. Gevaar—Draag
oogbescherming.
2. Risico van bijtende
vloeistof—Afspoelen met
water.
3. Geen vonken of vuur en
niet roken
4. Voorzichtig—Gevaar voor
vergiftiging. Houd
kinderen uit de buurt van
de accu.
Onderdeelnr. 93-8069
1. Oppervlak kan heet zijn—Houd afstand.
Onderdeelnr. 100-3952
1. Peil hydraulische olie2. Oppervlak kan heet
zijn—Houd afstand.
11
Onderdeelnr. 99-8943
1. Gevaar—Stel d e parkeerrem in werking en blokkeer de wielen
als u de machine op een helling parkeert.
Onderdeelnr. 98-4387
1. Voorzichtig—Draag gehoorbescherming.
Onderdeelnr. 98-1977
1. Risico om gegrepen te worden—Blijf uit de buurt van
bewegende onderdelen.
Onderdeelnr. 93–7316
1. Machine kan voorwerpen
uitwerpen—Houd omstanders op een afstand.
2. De machine kan voorwerpen uitwerpen—Zorg
ervoor dat het veiligheidsscherm altijd is
aangebracht.
3. Handen of voeten kunnen
worden gesneden/geamputeerd—Blijf uit de
buurt van draaiende
messen en bewegende
onderdelen.
Onderdeelnr. 93–7010
1. Machine kan voorwerpen
uitwerpen—Houd omstanders op een afstand.
2. De machine kan voorwerpen uitwerpen—Zorg
ervoor dat het veiligheidsscherm altijd is
aangebracht.
3. Handen of voeten kunnen
worden gesneden/geamputeerd—Blijf uit de
buurt van draaiende
messen en bewegende
onderdelen.
Onderdeelnr. 93–7824
1. Machine kan voorwerpen
uitwerpen—Houd omstanders op een afstand.
2. De machine kan voorwerpen uitwerpen—Zorg
ervoor dat het veiligheidsscherm altijd is
aangebracht.
Onderdeelnr. 93–7828
1. De machine kan voorwerpen uitwerpen—Zorg
ervoor dat het veiligheidsscherm altijd is aangebracht.
3. Handen of voeten kunnen
worden gesneden/geamputeerd—Blijf uit de
buurt van draaiende
messen en bewegende
onderdelen.
2. Handen of voeten kunnen
worden gesneden/geamputeerd—Blijf uit de
buurt van draaiende
messen en bewegende
onderdelen.
12
Benzine en olie
Waarschuwing
Aanbevolen benzine
Gebruik normale LOODVRIJE benzine voor automobielen (octaangetal minimaal 85). Gelode normale
benzine kan worden gebruikt als loodvrije benzine niet
verkrijgbaar is.
Belangrijk Nooit methanol, benzine die methanol
bevat of gasohol met meer dan 10% ethanol gebruiken,
daar deze het brandstofsysteem van de motor kunnen
beschadigen. Geen olie bij de benzine mengen.
Gevaar
In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst
ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie
van benzine kan u of anderen verbranden en
materiële schade veroorzaken.
• Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer
de motor koud is. Eventueel gemorste benzine
opnemen.
• Vul de brandstoftank niet helemaal vol. Vul de
brandstoftank tot maximaal 6–13 mm vanaf de
onderkant van de hals van de vulbuis. Deze
ruimte in de tank is nodig voor het uitzetten
van de brandstof.
• Rook nooit wanneer u met benzine bezig bent
en houd de brandstof weg van open vlammen of
vonken.
• Benzine in een goedgekeurd vat of blik en
buiten bereik van kinderen bewaren. Koop
nooit meer benzine dan u in 30 dagen kunt
opmaken.
• Benzinevaten altijd op de grond en uit de buurt
van de tractor zetten alvorens de tank bij te
vullen.
• Benzinevaten nooit in een vrachtwagen of
aanhanger vullen, omdat bekleding of kunststof
beplating het vat kunnen isoleren en de afvoer
van statische lading bemoeilijken.
• Als het praktisch mogelijk is, kunt u het best
een machine met een benzinemotor eerst van de
vrachtwagen of aanhanger halen en bijtanken
als de machine met de wielen op de grond staat.
• Als dit niet mogelijk is, dergelijke machines op
een vrachtwagen of aanhanger bij voorkeur uit
een draagbaar vat bijvullen, niet met behulp
van een vulpistool van een pomp.
• Als een vulpistool moet worden gebruikt, de
vulpijp voortdurend in contact met de rand van
de brandstoftank of de opening van het vat
houden, totdat het bijvullen voltooid is.
Benzine is schadelijk of dodelijk bij inname.
Langdurige blootstelling aan benzine dampen kan
ernstig letsel en ziekte veroorzaken.
• Voorkom dat u dampen lange tijd inademt.
• Houd uw gezicht uit de buurt van een vulpijp
en de opening van een tank of een blik met
conditioner.
• Houd benzine uit de buurt van ogen en huid.
Gebruik van
stabilizer/conditioner
Gebruik van stabilizer/conditioner in de machine biedt de
volgende voordelen:
• Houdt de benzine vers gedurende stalling van
90 dagen of minder. Als u de maaimachine langer wilt
stallen, moet u de benzine aftappen.
• Houdt de motor tijdens het gebruik schoon.
• Voorkomt harsachtige afzettingen in het brandstof-
systeem, die tot startproblemen kunnen leiden.
Belangrijk Gebruik nooit brandstofadditieven die
methanol of ethanol bevatten.
Voeg de juiste hoeveelheid stabilizer/conditioner aan de
benzine toe.
Opmerking: Stabilizer/conditioner werkt het best als deze
met verse benzine wordt gemengd. Gebruik altijd
stabilizer/conditioner om het risico van harsachtige
afzettingen in het brandstofsysteem zo klein mogelijk te
houden.
Brandstoftank met benzine
vullen
1. Motor afzetten en parkeerrem in werking stellen.
2. Omgeving van beide brandstoftankdoppen reinigen en
doppen afnemen. Beide brandstoftanks vullen met
loodvrije normale benzine tot 6–13 mm onder de
onderkant van de vulbuis. Deze ruimte is nodig voor
het uitzetten van de benzine. De brandstoftanks nooit
helemaal vullen.
3. Tankdoppen terugplaatsen en goed vastzetten.
Gemorste benzine opnemen.
13
Motoroliepeil controleren
Voordat u de motor start en de machine in gebruik neemt,
moet u het oliepeil in het carter van de motor controleren;
zie Motoroliepeil controleren, blz. 36.
Montage
Losse onderdelen
Opmerking: Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd.
OmschrijvingHoeveelheidGebruik
Achterwielen2Wielen aan tractie-eenheid monteren.
Bevestigingsstang
Bout, 5/16 x 1 inch
Borgmoer, 5/16 inch
Bedieningshendel—rechts
Bedieningshendel—links
Bout, 3/8 x 1 inch
Veerring, 3/8 inch
Sleuteltje
Bedieningshandleiding
Bedieningshandleiding van motor
Onderdelencatalogus
Registratiekaart1Invullen en opsturen naar Toro
Aandrijfwielen monteren
1. Haal de maaimachine uit de doos.
2. Verwijder de wielbouten of -moeren uit de
achterwielnaven.
1
1
1
1
1
4
4
2
1
1
1
Bevestigingsstang van stoel monteren.
Schakelhendels monteren.
Lezen voor gebruik
Bandenspanning
Zorg ervoor dat de voor- en achterbanden de
voorgeschreven spanning hebben (Fig. 2).
Bandenspanning: 13 psi (90 kPa)
3. Breng de openingen op één lijn. Monteer de
aandrijfwielen met het ventiel naar de buitenkant van
de tractie-eenheid.
4. Zet de aandrijfwielen vast met de meegeleverde
wielbouten of -moeren. Vastdraaien met een torsie van
128 Nm.
1
m–1872
Figuur 2
1. Ventiel
14
Bevestigingsstang van stoel
monteren
3. Plaats de hendel zodanig dat de bouten zich in het
midden van de gleuven op de bevestigingsplaat van de
hendel bevinden, en draai deze met de hand vast.
1. Til de bestuurdersstoel omhoog Verwijder de borgmoer
(5/16 inch) van de bout waarmee de bevestigingsstang
van de bestuurdersstoel vastzit aan het stoel-frame
(Fig. 3).
2. Verwijder de bevestigingsstang van de stoel en steek
het “L” vormige uiteinde van de stang in de opening
direct boven de linkse hydraulische pomp (Fig. 3).
3. Monteer de bevestigingsstang van de bestuurdersstoel
op de buitenkant van het bevestigingslipje van het
stoel-frame en zet deze vast met een bout (5/16 x
1 inch) en een borgmoer (5/16 inch) (Fig. 3).
4. Met de hand vastdraaien en vervolgens losser zetten
zodat de stang vrij kan draaien.
1
2
3
m–3750
Figuur 3
1. L-vormig uiteinde van
bevestigingsstang
2. Borgmoer, 5/16 inch
3. Bout, 5/16 x 1 inch
4. Breng de voorste/achterste positie van de hendels in
één lijn. Beide hendels moeten in de neutraalstand
staan. Bouten en moeren losdraaien en afstellen door
de hendel(s) te verschuiven/te kantelen naar voren of
naar achteren totdat de hendels in een lijn zijn
gebracht (Fig. 4).
2
3
1
m–3751
Figuur 4
1. Bevestigingsplaat
2. Bout, 3/8 x 1 inch
3. Veerring, 3/8 inch
5. Als de uiteinden van de hendels elkaar raken, terwijl
ze in de aandrijfstand (Fig. 5) staan (hendels zo ver
mogelijk ingedraaid), stelt u deze af door de hendels
naar buiten te bewegen in de vergrendelde neutraalstand en voorzichtig naar buiten te buigen. Zet de
hendels weer in de aandrijfstand en controleer of ze
elkaar nog raken. Indien nodig nogmaals afstellen.
VOORKANT
VAN
MAAI-EENHEID
Schakelhendels monteren
1. Verwijder de 4 bouten (3/8 x 1 inch) en 4 veerringen
(3/8 inch) waarmee de schakelhendels t.b.v. de
verzending zijn bevestigd aan de schachten van de
bedieningsarm (Fig. 4).
2. Monteer de hendels (met de bevestigingsplaat gericht
naar de achterkant) op de buitenkant van de schacht
van de bedieningsarm en zet deze vast met de 4 bouten
(3/8 x 1 inch) en 4 veerringen (3/8 inch) (Fig. 4).
HENDELS IN
ÉÉN LIJN
Figuur 5
15
Accu in gebruik nemen
Accuzuur met een soortelijk gewicht van 1,260 moet u
kopen bij een plaatselijke accuhandelaar.
1. Verwijder de accu uit de machine.
Belangrijk Zorg ervoor dat u de lange ontluchtings-
slang niet beschadigt bij de verwijdering van de accubak.
Gevaar
Accuzuur bevat zwavelzuur; dit is een dodelijk gif
dat ernstige brandwonden veroorzaakt.
• U mag accuzuur nooit innemen en moet elk
contact met huid, ogen of kleding vermijden.
Draag een veiligheidsbril en
rubberhandschoenen om uw ogen en handen te
beschermen.
• Vul de accu alleen bij op plaatsen waar schoon
water aanwezig is om indien nodig uw huid af
te spoelen.
• Neem alle instructies in acht en houd u aan alle
veiligheidsberichten op de accuzuurcontainer.
4. Verwijder de afdekplaten en bevestig een accu-oplader
van 3–4 A op de accuklemmen (Fig. 7). Laad de accu
gedurende 4 uur op met 4 A of minder (12 V).
4
2
3
1
m–1254
Figuur 7
1. Pluspool van accu
2. Minpool van accu
3. Rode (+) oplaadkabel
4. Zwarte (–) oplaadkabel
2. Plaats de accu op een horizontaal oppervlak.
3. Verwijder de vuldoppen van de accu. Giet langzaam
accuzuur in elke cel van de accu totdat het zuurpeil het
onderste deel van de slang bereikt (Fig. 6).
1
3
m–1262
Figuur 6
1. Vuldoppen
2. Accuzuur
3. Onderste deel van de
slang
Waarschuwing
Bij het opladen produceert de accu gassen die tot
ontploffing kunnen komen en ernstig letsel
kunnen veroorzaken.
• Houd sigaretten, vonken en open vuur uit de
buurt van de accu.
• Zorg er voor dat de contactschakelaar is
uitgeschakeld.
• Zorg voor ventilatie als u de accu oplaadt of
gebruikt in een afgesloten ruimte.
2
5. Zodra de accu volledig is opgeladen, haalt u de
oplader uit het stopcontact en maakt u vervolgens de
oplaadkabels los van de min- en pluspolen van de
accuklemmen (Fig. 7).
6. Giet langzaam accuzuur in elke cel van de accu totdat
het zuurpeil het onderste deel van de slang weer
bereikt en monteer de afdekplaten (Fig. 6).
7. Gemorste accuzuur wegspoelen met water. Droog de
accu af.
16
Accu monteren
6
7
3
Hydraulisch systeem
1. Plaats de accu in een bak met de accupolen gericht
naar de motor (Fig. 8).
2. Bevestig eerst de pluskabel (rood) aan de pluspool (+)
van de accu.
3. Bevestig vervolgens de minkabel en de aardingskabel
aan de minpool (–) van de accu.
4. Bevestig de kabels met 2 bouten (1/4 x 3/4 inch),
ringen (1/4 inch) en borgmoeren (1/4 inch) (Fig. 8).
5. Schuif het rode stofkapje voor de accupool op de
pluspool (+) van de accu.
6. Zet de accu vast met J-bouten, een bevestigingsband,
twee ringen (1/4 inch) en 2 vleugelmoeren (1/4 inch)
(Fig. 8).
7. Plaats de aftapbuis uit de buurt van de riemen en
andere onderdelen om corrosie te voorkomen.
95
4
11
7
Hydraulische vloeistof controleren
Controleer het peil van de hydraulische vloeistof voordat
de motor voor de eerste keer wordt gestart.
Type vloeistof: Mobil 1 15W-50 synthetische motorolie.
Belangrijk Gebruik uitsluitend de voorgeschreven
olie. Andere vloeistoffen kunnen schade aan het systeem
veroorzaken.
Inhoud van hydraulisch systeem: 2,0 l.
1. Plaats de machine op een horizontaal vlak en stel de
parkeerrem in werking.
2. Reinig de omgeving van de vulbuis van de
hydraulische tank (Fig. 9).
3. Verwijder de dop van de vulbuis. Kijk in de vulbuis
om te controleren of er nog vloeistof in het reservoir is
(Fig. 9).
2
4. Als het reservoir leeg is, moet u dit bijvullen met
vloeistof tot ongeveer 6 mm onder de bovenkant van
het keerschot.
5. Laat de machine 15 minuten lopen om lucht uit het
systeem te verwijderen en de vloeistof op te warmen.
10
12
1
1. Accu
2. Stofkapje van accupool
3. Pluskabel van de accu
4. Minkabel van de accu
5. Aardingskabel
6. Bout, 1/4 x 3/4 inch
Figuur 8
7. Ring, 1/4 inch
8. Borgmoer, 1/4 inch
9. Accuklembeugel
10. J-bouten
11. Vleugelmoer, 1/4 inch
12. Aftapbuis
6. Controleer nogmaals het peil als de vloeistof warm is.
Indien nodig vloeistof bijvullen totdat het peil de
bovenkant van het keerschot bereikt.
Opmerking: Het vloeistofpeil moet de bovenkant van het
keerschot bereiken als de vloeistof warm is (Fig. 9).
7. Plaats de dop op de vulbuis.
1
8
m–3752
2
3
M-4280
Figuur 9
1. Dop
2. Keerschot
3. Vloeistofpeil—Vol
17
Loading...
+ 39 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.