Toro 70125 Operator's Manual [nl]

Form No. 3329-201
13-32G
Wheel Horse Rijdende maaimachine met achterin gemonteerde motor
Gebruikershandleiding
Vertaling van de oorspronkelijke versie (NL)
Belangrijk De motor van dit product is niet uitgerust
met een vonkenvanger. In sommige landen is het verboden deze machine te gebruiken in een bosgebied of op een met dicht struikgewas of gras begroeid terrein.
Inhoud
Blz.
Inleiding 2. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veiligheid 3. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Instructies voor veilige bediening-van (rijdende)
maaimachines met zittende bestuurder 3. . . . . . .
Veilige Bediening Toro Rijdende Maaimachine 5. .
Geluidsdruk 5. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Geluidsniveau 5. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Trillingsniveau 5. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Hellingsdiagram 7. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Veiligheids- en instructiestickers 9. . . . . . . . . . . . .
Benzine en Olie 11. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Aanbevolen benzine 11. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Gebruik van stabilizer/conditioner 11. . . . . . . . . . . .
Brandstoftank met benzine vullen 11. . . . . . . . . . . .
Oliepeil van de motor controleren 11. . . . . . . . . . . .
Gebruiksaanwijzing 12. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Bedieningsorganen 12. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Parkeerrem gebruiken 12. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Bestuurdersstoel instellen 12. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Bediening van de aftakas 12. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
De maaihoogte instellen 13. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Motor starten 13. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Motor afzetten 14. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Vooruit en achteruit rijden 14. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Regelen van de rijsnelheid 14. . . . . . . . . . . . . . . . . .
De machine stoppen 14. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
De machine duwen 15. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Het Veiligheidssysteem gebruiken 15. . . . . . . . . . . .
Veiligheidssysteem testen 16. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Grasvanger leegmaken 17. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
De Recyclerkap monteren 17. . . . . . . . . . . . . . . . .
Afvoertunnel monteren 19. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Tips voor bediening en gebruik 19. . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud 20. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Aanbevolen onderhoudsschema 20. . . . . . . . . . . . . .
Motoroliepeil controleren 21. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van de accu 22. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van het luchtfilter 24. . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van de bougie 25. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Bandenspanning controleren 26. . . . . . . . . . . . . . . .
Machine smeren 26. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
De parkeerrem controleren 26. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Blz.
Benzine aftappen uit de brandstoftank 26. . . . . . . . .
Brandstoffilter vervangen 27. . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van de zekeringen 27. . . . . . . . . . . . . . .
Onderhoud van het maaimes 27. . . . . . . . . . . . . . . .
Maaidek horizontaal stellen 29. . . . . . . . . . . . . . . . .
Onderkant van het maaidek wassen 29. . . . . . . . . . .
De machine wassen 30. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Reiniging en stalling 30. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Elektrisch schema 32. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Storingen, oorzaak en remedie 33. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Inleiding
Lees deze handleiding zorgvuldig, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze kunt gebruiken en onderhouden. De informatie in deze handleiding kan u en anderen helpen letsel en schade te voorkomen. Hoewel Toro veilige producten ontwerpt en fabriceert, blijft u verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine.
Als u service, originele Toro-onderdelen of aanvullende informatie nodig hebt, kunt u contact opnemen met een erkende Service Dealer of met de klantenservice van Toro. U dient hierbij altijd het modelnummer en het serienummer van het product te vermelden. De locatie van het modelnummer en het serienummer van het product is aangegeven op Figuur 1.
1
m-5975
Figuur 1
1. Locatie van het modelnummer en het serienummer.
U kunt het modelnummer en het serienummer noteren in de ruimte hieronder:
Modelnr.:
Serienr.:
2002 – The Toro Company 8111 Lyndale Avenue South Bloomington, MN 55420-1196
Alle rechten voorbehouden
Gedrukt in Italië
2
In deze handleiding is een systeem gebruikt om mogelijke gevaren aan te duiden en u te attenderen op bijzondere aanwijzingen om lichamelijk (mogelijk dodelijk) letsel van u en anderen te voorkomen. De termen Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig duiden de mate van het risico aan. Ga als regel altijd uiterst voorzichtig te werk.
Gevaar duidt op een zeer gevaarlijke situatie die ernstig letsel of de dood tot gevolg zal hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Waarschuwing duidt op een gevaarlijke situatie die ernstig letsel of de dood tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Voorzichtig duidt op een gevaarlijke situatie die licht letsel tot gevolg kan hebben wanneer de veiligheidsvoorschriften niet in acht worden genomen.
Er worden in deze handleiding nog twee woorden gebruikt om u op belangrijke informatie te wijzen. Belangrijk attendeert u op bijzondere technische informatie en Opmerking: duidt algemene informatie aan die uw bijzondere aandacht verdient.
Veiligheid
Instructies voor veilige bediening-van (rijdende) maaimachines met zittende
Instructie
Lees deze handleiding aandachtig door. Zorg ervoor dat
u vertrouwd raakt met de bedieningsorganen en weet hoe u de machine moet gebruiken.
U dient erop toe te zien dat de machine niet door
kinderen wordt bediend of door volwassenen die niet van de instructies op de hoogte zijn. Voor de bestuurder kan een wettelijke minimumleeftijd gelden.
Houd iedereen weg uit het gebied waarin u de machine
gebruikt, met name kinderen en huisdieren.
Denk erom dat de bestuurder verantwoordelijk is voor
ongevallen of schade aan andere personen of hun eigendommen.
Het is niet toegestaan passagiers te vervoeren.
Elke bestuurder moet ervoor zorgen dat hij of zij
professionele en praktische instructie krijgt. Bij een dergelijke instructie moet de nadruk liggen op:
– zorgvuldigheid en concentratie bij het werken met
tractorvoertuigen;
– als de maaimachine op een helling begint te glijden,
kan dat niet met de rem worden gecorrigeerd. De belangrijkste oorzaken voor het verliezen van de controle zijn:
onvoldoende grip van de wielen;
te snel rijden;
bestuurder
Lees deze handleiding en zorg ervoor dat u deze begrijpt voordat u de machine in gebruik neemt.
Dit is het veiligheidssymbool. Het wordt gebruikt om u attent te maken op mogelijk risico’s op lichamelijk letsel. Houd u aan alle veiligheidsberichten bij dit symbool teneinde lichamelijk of zelfs dodelijk letsel te voorkomen.
De volgende instructies zijn ontleend aan de CEN norm EN 836:1997.
Dit product kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen. Volg altijd alle veiligheidsinstructies op om ernstig lichamelijk of dodelijk letsel te voorkomen.
onjuist gebruik van de rem;
het type machine is niet geschikt voor het
specifieke werk;
zich onvoldoende bewust zijn van de specifieke
omstandigheden van het terrein, met name op hellingen;
onjuiste bevestiging en verdeling van het
gewicht.
3
Voor ingebruikname
Draag tijdens het maaien altijd een lange broek en
stevige schoenen. Draag geen schoenen met open tenen en loop niet op blote voeten.
Inspecteer het terrein waarop u de maaimachine gaat
gebruiken grondig, en verwijder eventuele voorwerpen die door de machine kunnen worden uitgeworpen.
Waarschuwing – Brandstof is zeer ontvlambaar.
– Bewaar brandstof uitsluitend in tanks of blikken die
speciaal daarvoor bedoeld zijn.
– Vul de brandstoftank nooit binnenshuis; tijdens het
bijvullen niet roken.
– Vul zo nodig brandstof bij voordat u de motor
aanzet. Nooit de dop van de brandstoftank
verwijderen of brandstof bijvullen als de motor
draait of heet is.
– Probeer de motor niet te starten als er brandstof is
gemorst. Verwijder de machine dan uit de buurt van
de plek waar is gemorst, en voorkom elke vorm van
open vuur of vonken totdat de brandstofdampen
volledig zijn verdwenen.
Denk eraan dat elke helling gevaarlijk is. Wees extra
voorzichtig als u rijdt op met gras begroeide hellingen. Om te voorkomen dat de machine kantelt:
– niet plotseling stoppen of starten bij het op- en
afrijden van hellingen;
– laat de koppeling langzaam opkomen, laat de
machine altijd in de versnelling rijden, vooral wanneer u een helling afrijdt;
– houd de snelheid laag bij het rijden op hellingen en
in scherpe bochten;
– let op bulten en kuilen en andere verborgen gevaren.
Ga voorzichtig te werk als u lasten sleept of zware
werktuigen gebruikt. – Alleen goedgekeurde trekstangbevestigingspunten
gebruiken. – Belasting beperken tot wat u veilig kunt beheersen. – Maak geen scherpe bochten. Ga voorzichtig te werk
als u achteruitrijdt.
Uitkijken voor verkeer bij het oversteken en in de buurt
van de openbare weg.
– Zorg ervoor dat de doppen van brandstoftanks en
-blikken weer goed bevestigd zijn.
Vervang geluiddempers die gebreken vertonen.
Controleer voor het gebruik het mes, de mesbouten en
het maaimechanisme altijd op sporen van slijtage of beschadiging.
Gebruiksaanwijzing
Laat de motor niet in een afgesloten ruimte lopen,
omdat zich giftige koolmonoxidedampen kunnen verzamelen.
Alleen bij daglicht of goed kunstlicht maaien.
Alle werktuigkoppelingen uitschakelen en versnelling
in neutraalstand zetten alvorens de motor te starten.
Gebruik de maaimachine niet op de volgende hellingen:
– dwars op een helling van meer dan 5; – heuvelopwaarts op een helling van meer dan 10; – heuvelafwaarts op een helling van meer dan 15.
Zet de maaimessen stil voordat u andere oppervlakken
dan grasvelden oversteekt.
Bij gebruik van werktuigen nooit de afvoeropening naar
omstanders toe richten of personen in de buurt van de in werking zijnde machine laten komen.
Gebruik de machine nooit als schermen, schilden of
andere beveiligingsmiddelen zijn beschadigd of ontbreken.
Verander de instellingen van de motor niet en voorkom
overbelasting van de motor. De motor met te hoog toerental laten draaien kan de kans op lichamelijk letsel vergroten.
Voordat u de bestuurdersplaats verlaat:
– aftakas uitschakelen en werktuigen laten zakken; – versnelling in neutraalstand zetten en parkeerrem in
werking stellen; – motor afzetten en sleuteltje uit contact nemen.
4
Aandrijving naar werktuigen uitschakelen, motor
afzetten en bougiekabel losmaken of sleuteltje uit het contact verwijderen:
Veilige Bediening Toro Rijdende Maaimachine
– voordat u verstoppingen losmaakt of de
afvoertunnel ontstopt;
– voordat u de maaimachine gaat controleren,
schoonmaken of andere werkzaamheden gaat uitvoeren;
– als u een vreemd voorwerp raakt. Controleer de
maaimachine op beschadigingen en voer alle benodigde reparaties uit alvorens deze weer te gebruiken;
– als de maaimachine abnormaal begint te trillen
(direct controleren).
Aandrijving naar werktuigen uitschakelen bij transport
of als de machine niet in gebruik is.
Motor afzetten en aandrijving naar werktuigen
uitschakelen: – voor het bijvullen van brandstof; – voor verwijdering van de grasvanger; – voor de instelling van de maaihoogte, tenzij die
vanaf de bestuurderspositie kan worden ingesteld.
Neem gas terug terwijl de motor uitloopt. Als de
machine met een brandstofafsluitklep is uitgerust, draai deze dan dicht als het maaiwerk voltooid is.
Onderhoud en stalling
De volgende paragraaf bevat veiligheidsinstructies die specifiek zijn toegesneden op Toro-producten, of andere veiligheidsinstructies die niet zijn opgenomen in de CEN-norm.
Gebruik uitsluitend door Toro goedgekeurde werktuigen. De garantie kan komen te vervallen als werktuigen worden gebruikt die niet zijn goedgekeurd.
Geluidsdruk
Deze machine oefent een geluidsdruk van 87 dBA uit op het gehoor van de bestuurder, gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in Richtlijn 98/37/EG.
Geluidsniveau
Deze machine heeft een geluidsniveau van 100 dBA, gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in Richtlijn 2000/14/EG.
Trillingsniveau
Deze machine heeft een maximaal trillingsniveau van 0,5 m/s2 op het hele lichaam, gebaseerd op metingen bij identieke machines volgens procedures zoals vastgelegd in Richtlijn 98/37/EG.
Draai alle moeren, bouten en schroeven regelmatig
strak aan, zodat de machine steeds veilig in gebruik is.
Stal de machine nooit met brandstof in de tank in een
gebouw waar dampen open vlammen of vonken kunnen bereiken.
Laat de motor afkoelen voordat u de machine in een
afgesloten ruimte stalt.
Houd de motor, geluiddemper, accubehuizing en de
brandstofopslagplaats vrij van overtollig vet, gras en bladeren om brandgevaar te verminderen.
Controleer de grasvanger regelmatig op slijtage en
mankementen.
Versleten of beschadigde onderdelen vervangen ten
behoeve van een veilig gebruik.
Als de brandstoftank moet worden afgetapt, moet dit
buiten plaatsvinden.
Als u de machine parkeert, stalt of onbewaakt
achterlaat, het maaiwerktuig neerlaten, tenzij u een betrouwbare mechanische vergrendeling gebruikt.
5
6
Hellingsdiagram
BRENG DEZE RAND IN LIJN MET EEN VERTICAAL OPPERVLAK
(BOOM, GEBOUW, PAAL, ENZ.)
LANGS DE DAARTOE BESTEMDE LIJN VOUWEN
VOORBEELD:
VERGELIJK HELLING
MET OMGEVOUWEN
RAND.
7
8
Veiligheids- en instructiestickers
Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers.
99-2986
1. Ledematen van omstanders kunnen bekneld raken/afgesneden worden – Draai nooit het sleuteltje om als er kinderen in de buurt zijn. Houd kinderen op een veilige afstand.
105-0529
1. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan.
105-0532
1. Maaimes inschakelen.
105-0535
1. Grasvanger vol 2. Rijrichting machine achteruit
1. Maaihoogte
1. Maaimes uitschakelen.
105-0530
105-0531
1. Versnellingen van
transmissie
9
105-0538
2. Neutraalstand
3. Achteruit
106-1802
1. Waarschuwing – Lees de
2. Handen kunnen worden gesneden – Verwijder het sleuteltje uit het contact en lees de instructies alvorens service- of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren.
3. De machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op een veilige afstand van de machine.
4. Machine kan kantelen – Rij niet heuvelopwaarts tegen een helling van meer dan 10 graden.
Gebruikershandleiding
.
106-2859
1. Koppeling
106-2940
1. Waarschuwing – Kom nooit met uw handen of voeten onder het maaidek.
106-2943
1. Machine kan voorwerpen uitwerpen en snijwonden veroorzaken – gebruik de machine nooit met onafgedekte afvoeropening; gebruik de machine uitsluitend als de recycler-kap, de achterafvoergeleider of de grasvanger is gemonteerd.
Geperst in de vloer bij het rempedaal
1. Rem
Geperst in de vloer bij de parkeerremhendel
1. Parkeerrem
106-2942
1. Draai het sleuteltje op Maaien in de achteruit-stand.
1. Snel
2. Langzaam
1. Motor
10
Geperst in de carrosserie bij de gashendel
3. Choke
Geperst in de carrosserie bij de
contactschakelaar
Benzine en Olie
Aanbevolen benzine
Gebruik loodvrije, normale benzine voor automobielen (octaangetal minimaal 85). U mag ook gelode normale benzine gebruiken als er geen gewone loodvrije benzine verkrijgbaar is.
Belangrijk Gebruik nooit methanol, benzine die
methanol bevat, gasohol die meer dan 10 % ethanol bevat, omdat dit kan leiden tot schade aan het brandstofsysteem. Geen olie bij de benzine mengen.
Gevaar
Gebruik van stabilizer/conditioner
Gebruik van stabilizer/conditioner in de machine biedt de volgende voordelen:
Houdt de benzine vers gedurende een stalling van
maximaal 90 dagen. Voor langere stalling wordt aanbevolen alle benzine uit de tank af te tappen.
Houdt de motor schoon tijdens het gebruik.
Voorkomt harsachtige afzettingen in het
brandstofsysteem, die tot startproblemen kunnen leiden.
Belangrijk Gebruik nooit brandstofadditieven die
methanol of ethanol bevatten.
In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van benzine kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.
Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer
de motor koud is. Eventueel gemorste benzine opnemen.
Vul de brandstoftank niet helemaal vol. Vul de
benzinetank tot 6–13 mm vanaf de onderkant van de vulbuis. Dit geeft de benzine ruimte om uit te zetten.
Als u werkt met benzine, mag u nooit roken en
moet u uit de buurt blijven van open vuur of plaatsen waar benzinedampen door een vonk tot ontbranding kunnen komen.
Benzine in een goedgekeurd vat of blik en buiten
bereik van kinderen bewaren.
Koop nooit meer benzine dan u in 30 dagen
kunt opmaken.
Benzinevaten altijd op de grond en uit de buurt
van het voertuig zetten alvorens de tank bij te vullen.
Benzinevaten niet in een vrachtwagen of
aanhanger vullen, omdat bekleding of kunststof beplating het vat kunnen isoleren wat de afvoer van statische lading kan bemoeilijken.
Als het praktisch mogelijk is, kunt u het best een
machine met een benzinemotor eerst van de vrachtwagen of aanhanger halen en bijtanken als de machine met de wielen op de grond staat.
Als dit niet mogelijk is, moet u dergelijke
machines op een truck of een aanhanger bij voorkeur uit een draagbaar vat bijvullen, niet met behulp van een vulpistool van een pomp.
Als u een vulpistool moet gebruiken, dient u de
vulpijp voortdurend in contact met de rand van de brandstoftank of de opening van het vat te houden, totdat het bijvullen voltooid is.
Voeg de juiste hoeveelheid stabilizer/conditioner aan de benzine toe.
Opmerking: Stabilizer/conditioner werkt het best als deze met verse benzine wordt vermengd. Gebruik altijd stabilizer/ conditioner om het risico van harsachtige afzettingen in het brandstofsysteem zo klein mogelijk te houden.
Brandstoftank met benzine vullen
1. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
2. Stel de parkeerrem in werking.
3. Reinig de omgeving van de tankdop en verwijder de
tankdop.
4. Vul de brandstoftank tot 6–13 mm vanaf de onderkant van de vulbuis met loodvrije, normale benzine. Vul de
brandstoftank niet helemaal vol. Opmerking: Dit geeft de benzine ruimte om uit te
zetten.
5. Draai de tankdop stevig vast.
6. Eventueel gemorste benzine opnemen.
Oliepeil van de motor controleren
Voordat u de motor start en de machine in gebruik neemt, moet u het oliepeil in het carter van de motor controleren; zie Motoroliepeil controleren, blz. 21.
11
Loading...
+ 25 hidden pages