oro wensen dat u geheel tevreden bent met dit
nieuwe produkt. Aarzel daarom niet contact op te nemen
met uw erkende T
service, originele T
W
anneer u de dealer of de fabriek raadpleegt, dient u de
model- en serienummers van de machine altijd te
vermelden. Aan de hand van deze nummers kan de
Service Dealer of vertegenwoordiger u de juiste
informatie over de specifieke machine verschaf
model- en serienummers vindt u op een plaatje dat op een
speciale plaats op de machine is aangebracht (fig. 1).
1. Model-
Noteer
hieronder
Lees deze handleiding aandachtig door
de machine op de juiste wijze bedient en onderhoudt.
Door het lezen van de handleiding kunt u persoonlijk
letsel van u en anderen en schade aan de machine
voorkomen. Ofschoon Toro veilige en moderne produkten
ontwerpt, produceert en op de markt brengt, blijft u
verantwoordelijk voor een correct en veilig gebruik
daarvan. U bent tevens verantwoordelijk voor de instructie
m.b.t. veiligheid van personen die u met de machine laat
werken.
In deze handleiding gebruikt T
mogelijke gevaren aan te duiden en u te attenderen op
bijzondere aanwijzingen om lichamelijk (mogelijk fataal)
letsel van u en anderen te voorkomen. De woorden
GEV
geven de ernst van het gevaar aan. Ga als regel altijd
voorzichtig te werk.
en serienummerplaatje
de model- en serienummers van de machine
, dan hebt u ze altijd bij de hand.
Modelnr.:
Serienr.:
AAR, W
oro Service Dealer voor eventuele hulp,
oro onderdelen of andere informatie.
AARSCHUWING en VOORZICHTIG
oro produkt.
Figuur
1
oro een systeem om
fen. De
m-2302
, zodat u leert hoe u
EThe T
oro Company
All Rights Reserved
– 1998
2
Printed in USA
GEVAAR
die kunnen resulteren in ernstig lichamelijk letsel of zelfs
overlijden, die kunnen ontstaan als u niet de vereiste
voorzor
WAARSCHUWING
situatie die kan resulteren in ernstig lichamelijk letsel of
zelfs overlijden, die kan ontstaan als u niet de vereiste
voorzor
VOORZICHTIG
persoonlijke veiligheid aan. Om letsel te voorkomen moet
u der
Er worden nog twee woorden gebruikt om u op
belangrijke informatie te wijzen. “Belangrijk” attendeert u
op bijzondere technische informatie en “Opmerking”
duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht
verdient.
Als de handleiding verwijst naar de linker
van de machine, betekent dit gezien vanaf de normale
bedieningspositie, d.w
waarschuwt u voor zeer gevaarlijke situaties,
gsmaatregelen neemt.
waarschuwt u voor een gevaarlijke
gsmaatregelen neemt.
duidt belangrijke instructies inzake uw
gelijke instructies zorgvuldig lezen en opvolgen.
- of rechterkant
.z. staand achter de handgreep.
Veiligheid
3.
Inspecteer het terrein waarop u de maaier gaat
gebruiken grondig en verwijder eventuele voorwerpen
die door de maaier kunnen worden uitgeworpen.
4. W
AARSCHUWING–Benzine is licht ontvlambaar
Bewaar brandstof uitsluitend in tanks of blikken
•
die daar speciaal voor bedoeld zijn.
• V
ul de brandstoftank nooit binnenshuis; tijdens het
bijvullen niet roken.
• V
ul zo nodig brandstof bij voordat u de motor
aanzet. V
brandstoftank en vul nooit brandstof bij wanneer de
motor loopt of voordat de motor na gebruik een
aantal minuten is afgekoeld.
•
Als er brandstof gemorst is de motor niet
aanzetten, maar eerst de maaier verplaatsen. Zor
ervoor dat er geen ontstekingsbronnen in de buurt
van de gemorste brandstof komen totdat alle
benzinedampen verdwenen zijn.
• Zor
van brandstoftanks en -blikken.
5. V
ervang geluiddempers die gebreken vertonen.
erwijder nooit de dop van de
g voor een goede bevestiging van afsluitdoppen
.
g
Training
1. Lees
2.
3.
4.
deze handleiding aandachtig door voordat u de
maaimachine gaat gebruiken. Let op de plaats en
functie van de bedieningselementen en hoe u de
machine moet gebruiken.
U dient erop toe te zien dat de machine niet door
kinderen wordt bediend of door volwassenen die niet
van de instructies op de hoogte zijn. V
met de machine kan een wettelijke minimumleeftijd
bestaan.
Houd iedereen weg uit het gebied waarin u de machine
gebruikt, met name kinderen en huisdieren.
Onthoud dat de gebruiker verantwoordelijk is voor
ongevallen of schade aan andere personen of hun
eigendommen.
oor het werken
Voorbereiding
1.
Draag tijdens het maaien altijd een lange broek en
stevige schoenen. Draag geen schoenen met open
tenen en loop niet op blote voeten.
2.
Draag tijdens het gebruik van de machine altijd een
veiligheidsbril of -masker om uw ogen te beschermen
tegen voorwerpen die door de machine kunnen worden
uitgeworpen. Houd uw gezicht, handen en voeten uit
de buurt van het maaidek en maaimes als de motor
loopt. Blijf achter de handgreep staan totdat de motor
gestopt is.
6.
Controleer de messen, bevestigingsbouten en het
maaimechanisme altijd op sporen van slijtage of
beschadiging voor het gebruik. V
beschadigde messen en bouten altijd als complete set
om een goede balans te behouden.
7.
Let op dat bij machines met meer maaimessen andere
messen kunnen gaan draaien doordat u een mes draait.
ervang versleten of
Gebruiksaanwijzing
1.
Laat de motor niet in een afgesloten ruimte lopen,
omdat zich giftige koolmonoxydedampen kunnen
verzamelen.
Alleen bij daglicht of goed kunstlicht maaien.
2.
3. V
ermijd indien mogelijk gebruik van de maaier op nat
gras.
g dat u altijd stevig staat op hellingen.
4. Zor
5.
Loop in een normaal tempo, ga niet rennen.
6.
Met een zitmaaier dwars op hellingen maaien, nooit
heuvel op en af.
7.
Ga zeer voorzichtig te werk bij het veranderen van
richting op hellingen.
8.
Maai niet op te steile hellingen.
9.
Ga zeer voorzichtig te werk bij achteruitrijden of de
maaier naar u toe trekken.
3
10.
Stop het maaimes (de messen) als u de maaier voor
transport moet optillen of bij het oversteken van
andere oppervlakken dan gras en bij vervoer van de
maaier naar en van het te maaien oppervlak.
11.
Gebruik de maaier niet als schermen of schilden defect
zijn, of andere beveiligingsmiddelen ontbreken, zoals
schermen en/of grasvangers.
12.V
erander de instellingen van de motor niet en voorkom
overbelasting van de motor
Alle mes- en rijkoppelingen uitschakelen alvorens de
13.
motor te starten.
14.
Start de motor of zet die aan volgens de instructies, ga
daarbij zor
buurt van maaimessen.
15.
De maaier nooit kantelen als u de motor start of aan
zet, behalve als de motor voor het starten moet worden
gekanteld. In dat geval niet meer kantelen dan
absoluut noodzakelijk en uitsluitend dat deel optillen
dat zich van de bestuurder af bevindt.
16.
De motor nooit starten terwijl u voor de afvoeropening
staat.
Handen en voeten uit de buurt houden van roterende
17.
delen. Altijd uit de buurt van de afvoeropening blijven.
18.
De maaier nooit oppakken of dragen terwijl de motor
loopt.
Motor stoppen en bougiekabel losmaken:
19.
gvuldig te werk en houdt uw voeten uit de
.
Onderhoud
1. Draai
2.
3.
4.
5.
6. V
7.
alle moeren, bouten en schroeven regelmatig
strak aan, zodat de machine steeds veilig in gebruik is.
Als er zich brandstof in de tank bevindt de maaier niet
opber
gen in een afgesloten ruimte waar
benzinedampen in contact met open vuur of vonken
kunnen komen.
Laat de motor afkoelen voordat u de maaimachine in
een afgesloten ruimte opber
Om brandgevaar te beperken dienen motor
geluiddemper
de brandstoftank steeds te worden vrijgemaakt van een
overmaat aan vet, gras, bladeren en opgehoopt vuil.
Controleer de grasvangzak regelmatig op slijtage en
beschadiging.
ervang versleten of beschadigde onderdelen ten
behoeve van een veilig gebruik.
Als de brandstoftank moet worden leeggemaakt, dient
dit buiten plaats te vinden.
en stalling
gt.
,
, accucompartiment en de omgeving van
Geluidsdruk
Dit apparaat produceert een geluidsdruk aan het oor van
de bestuurder van 85 dB(A), op basis van metingen van
identieke machines volgens Richtlijn 81/1051/EEG.
•
alvorens verstoppingen te verwijderen of de
afvoertunnel te ontstoppen;
•
alvorens de maaier te controleren, te reinigen of
eraan te werken;
•
als u een voorwerp hebt geraakt. Controleer de
maaier op beschadiging en voer reparatie uit
alvorens de maaier opnieuw te starten en te
gebruiken;
als de maaier abnormaal begint te trillen (direct
•
controleren).
Stop de motor:
20.
•
als u de maaier onbeheerd achterlaat;
•
alvorens brandstof bij te vullen.
21.V
erlaag het motortoerental voordat u de motor stopt.
Als de motor is uitgerust met een brandstofkraan, deze
sluiten na beëindiging van het maaien.
Geluidsniveau
Dit apparaat produceert een geluidsvolume van 100 LwA,
op basis van metingen van identieke machines volgens
Richtlijn 84/538/EEG.
Trillingsniveau
Dit apparaat produceert een maximum hand–arm
trillingsniveau van 4,20 m/s2, op basis van metingen van
identieke machines volgens
EN 1033.
4
Overzicht
van symbolen
Veiligheidsalarm symbool in de driehoek
geeft gevaar aan
Veiligheidsalarm
Lees de
bedieningshandleiding
Raadpleeg technische
handleiding voor de juiste
onderhoudsprocedures
V
eiligheidsschermen niet
openen of verwijderen
terwijl de motor loopt
Afsnijden van tenen en
vingers, draaiend
maaimes. Blijf uit de
buurt van het maaimes
zolang de motor loopt
Om storingen bij
fijnmaken te voorkomen,
mesversneller gebruiken
als de maaier met een
fijnmaakhulpstuk
uitgerust is
Transmissie
Blijf op veilige afstand
van de machine
Blijf op veilige afstand
van de machine
Uitgeworpen voorwerpen gevaar voor alle
lichaamsdelen
Motor stoppen
alvorens
bestuurderspositie te
verlaten
Olie
Aan/Lopen
Inschakelen
Uitschakelen
Laadtoestand van accu
5
Bedrijfsurenteller/
verstreken bedrijfsuren
SnelNeutraal
Brandstof
Langzaam
Afname/toename
Smeernippel
Motor starten
Motor stoppen
1e versnelling
2e versnelling
3e versnelling
Maaielement basissymbool
Maaielement maaihoogte-instelling
ChokeTrekkoord
HulpstarterWiel
6
Hulpstartknop driemaal
indrukken
Accu’
s op verantwoorde
wijze afvoeren
Wielaandrijving
Bedieningsstang omlaag
brengen
Sleutel in
contactschakelaar
steken
Sleutel in
contactschakelaar
omdraaien
Bedieningsorgaan
bewegen
Bedieningsorgaan
naar voren bewegen
Bedieningsorgaan naar
achteren bewegen
Bedieningsstang omhoog
brengen
Bedieningsstang
omhoog/omlaag brengen
Bedieningsstang
omhoog/omlaag brengen
Bedieningsstang omhoog
brengen
Bedieningsstang omhoog
brengen
Bedieningsstang omlaag
brengen
7
Montage
Handgreep
1. Handgreep
het onderste gat met twee 8 mm x 31 mm (5/16-18 x
1-1/4”) bouten, ringen en dunne nylon bor
(fig. 2).
Handgreepbeugels aan handgreep bevestigen met
2.
twee 8 mm x 38 mm (5/16-18 x 1-1/2”) bouten, ringen
en dunne nylon bor
N.B.:
De handgreep kan op de meest comfortabele hoogte
worden ingesteld. Ga achter de maaier staan om de beste
hoogte te bepalen. Om de hoogte te veranderen, de bouten
en moeren voor bevestiging van de handgreep in andere
gaten van de beugels plaatsen.
3.
Steunstang voor grasvangzak door
bevestigingsgaten in handgreep steken en beide
uiteinden met een dopmoer vastzetten (fig. 2).
aan buitenkan van maaierhuis monteren, in
gmoeren
gmoeren (fig. 2).
bovenste
Brandstofank
1.
Zelftappende schroeven in de onderkant van de
brandstoftank draaien en daarna er weer uit draaien.
2.
Plastic klemmen aan de voorkant van de brandstoftank
in de sleuven aan de achterkant van de motor haken
(fig. 3).
ank op tankplaat bevestigen met twee zelftapppende
3. T
schroeven (fig. 3). Schroeven niet te strak aandraaien.
3
2
4
3
2
4
1
m-534
2
3. Steunstang
grasvangzak
4. Handgreepbeugel
voor
1. Handgreep
2. Dopmoer
4. Gebruik
Figuur
kabelbandjes om de regelkabels onder de
steunstang voor de grasvangzak aan de handgreep vast
te zetten.
1. Tankbeugel
2. Sleuven
3. Plastic
klemmen
1
Figuur
3
4. Brandstoftank
5.
Zelftappende schroef
5
530
8
4. Verwijder
de rode dop van het uiteinde van de
brandstofslang en van het uiteinde van de gebogen pijp
aan de brandstoftank. Uiteinde van de brandstofslang
over de gebogen pijp schuiven (fig. 4). Brandstofslang
vastzetten met slangklem.
3
3. Druk
de afsluiter er helemaal in, totdat de veerklem
aan de onderkant van de afsluiter vastklikt en de
afsluiter stevig in de afvoertunnel vastklemt (fig. 6).
Laat de handgreep van het afvoerdeurtje los, zodat die
de bovenkant van de afsluiter vastklemt.
1
2
Figuur
1. Slangklem
2. Brandstofslang
4
3. Gebogen
pijp
Tunnelafsluiter
1. Open
2.
het afvoerdeurtje door de handgreep naar voren
te trekken en naar achteren te bewegen (fig. 5).
Handgreep van afvoerdeurtje vasthouden, om te
voorkomen dat die door de veerdruk sluit terwijl u de
afsluiter plaatst.
Omdat de afsluiter iets breder is dan de opening van
het afvoerdeurtje, moet u de afsluiter iets rechtsom
draaien terwijl u hem in de opening steekt (fig. 5). De
pijl op het plaatje van de afsluiter moet omhoog
wijzen.
2045
1. Veerklem
1
Figuur
6
m–1915
1. Handgreep
afvoerdeurtje
van
Figuur
1
2
m–1914
5
2.
Afsluiter rechtsom draaien
9
Alvorens
Carter
Carter
oliepeil de markering “FULL” op de peilstok bereikt,
zoals getoond in (fig. 7). De maximum inhoud van het
carter is 0,77 liter met geïnstalleerd oliefilter en 0,65 liter
zonder geïnstalleerd oliefilter
goede kwaliteit die van het American Petroleum Institute
(API) de serviceclassificatie SF
gekregen.
met olie vullen
vullen met SAE 30 of 10W30 motorolie, tot het
te starten
. Gebruik deter
, SG, SH of SJ heeft
gente olie van
BOVEN DE “FULL” MARKERING VULLEN,
OMDA
BESCHADIGD KAN WORDEN. OLIE
LANGZAAM BIJVULLEN.
4.
Peilstok in de vulbuis steken en dop 1/4 slag rechtsom
vastdraaien.
N.B.:
maaier of elke 5 bedrijfsuren. In het begin de olie na de
eerste 5 bedrijfsuren verversen, daarna na elke
50 bedrijfsuren de olie verversen. Onder stof
omstandigheden vaker olie verversen.
T DE MOT
Controleer het oliepeil voor elk gebruik van de
OR BIJ ST
ARTEN
fige of vuile
Vóór elk gebruik controleren of het oliepeil tussen de
markeringen “ADD” en “FULL” op de peilstok staat
(fig. 7). Indien nodig olie bijvullen.
1
Figuur
1. Olievulbuis2. Peilstok
1. Maaier
2.
3.
op vlakke onder
van de peilstok schoonmaken.
Peilstok verwijderen door de dop een 1/4 slag linksom
te draaien.
Peilstok afvegen en weer in de vulbuis steken. Dop
1/4 rechtsom draaien. Peilstok opnieuw uitnemen en
oliepeil controleren (fig. 7). Als het peil te laag is, juist
genoeg olie bijvullen om het peil tot aan de “FULL”
markering op de peilstok te brengen.
7
grond plaatsen en omgeving
NIET T
OT
2
m–3845
Brandstoftank
met benzine
vullen
GEVAAR
MOGELIJK
Benzine is onder bepaalde omstandigheden
•
uitermate brandbaar en explosief.
WA
T ER KAN GEBEUREN
•
Brand of explosie van benzine kan
brandwonden of schade aan eigendommen
veroorzaken.
AARLIJKE SITUA
GEV
Gebruik een tr
•
uitsluitend in de open lucht bij koude motor
bijvullen. Gemorste brandstof meteen opvegen.
• V
ul de tank niet helemaal, maar slechts tot
6-13 mm (1/4-1/2”) onder de onderkant van de
vulopening. De vulopening mag zelf niet
volstaan, omdat deze ruimte nodig is voor het
uitzetten van de brandstof.
•
Rook niet wanneer u met brandstof bezig bent
en houd brandstof weg van open vlammen of
vonken.
Brandstof in goedgekeurde vaten opslaan en
•
buiten ber
Nooit meer benzine dan voor 30 dagen op
•
voorraad houden.
GEV
AAR
TIES V
echter of tuit; brandstof
eik van kinder
en bewar
OORKOMEN
en.
10
GEVAAR
MOGELIJK GEV
Bij het bijvullen van brandstof kan onder
•
bepaalde omstandigheden statische elektriciteit
ontstaan, die de brandstof doet ontbranden.
WA
T ER KAN GEBEUREN
•
Brand of explosie van benzine kan
brandwonden of schade aan eigendommen
veroorzaken.
GEV
AARLIJKE SITUA
Benzinevaten altijd op de gr
•
van de maaier zetten alvor
vullen.
Benzinevaten nooit in een vrachtwagen of
•
aanhanger vullen, omdat bekleding of kunststof
beplating het vat kan isoler
statische lading kan bemoeilijken.
•
Indien praktisch uitvoerbaar
aangedr
even machines uit de vrachtwagen of
aanhanger verwijder
terwijl de machine met de wielen op de gr
staat.
•
Als dit niet mogelijk is, dergelijke machines op
een truck of aanhanger bij voorkeur uit een
draagbaar vat bijvullen, niet met behulp van
een vulpistool van een pomp.
•
Als een vulpistool moet worden gebruikt, de
vulpijp voortdur
de brandstoftank of de opening van het vat
houden, totdat het bijvullen voltooid is.
AAR
TIES V
OORKOMEN
ond en uit de buurt
ens de tank bij te
en en de afvoer van
, door benzine
en en de tank bijvullen
end in contact met de rand van
ond
Nooit methanol
, benzine die methanol
bevat, of gasohol
met meer dan 10% ethanol gebruiken, omdat het
brandstofsysteem daardoor beschadigd kan worden.
Als zich motorstoringen voordoen, benzine met een
lager per
centage alcohol of ether gebruiken.
Gebruik uitsluitend brandstoftoevoegingen die speciaal
bedoeld zijn voor brandstofstabilisatie gedur
ende
stalling, zoals Toro Stabilizer/Conditioner of een
gelijkwaardig pr
odukt. Toro Stabilizer/Conditioner is
een brandstofadditief op basis van aardoliedestillaat.
Tor
o raadt het gebruik van stabilisators op
alcoholbasis, zoals ethanol, methanol of isopr
T
oevoegingen mogen niet worden gebruikt om het
vermogen of de pr
1.
Maak de omgeving van de tankdop schoon en
estaties van de motor te verhogen.
opyl af.
verwijder de tankdop. Vul loodvrije normaalbenzine
bij tot 6-13 mm (1/4-1/2”) onder de bovenkant van de
tank. De vulbuis zelf niet vullen. De tank nooit
helemaal vullen.
2.
De tankdop weer stevig erop draaien. Gemorste
brandstof opvegen.
3.
Bougiekabel op de bougie drukken (indien verwijderd)
(fig. 8).
Deze motor is bedoeld voor gebruik van loodvrije
benzine. T
schone
octaangetal van 85 of hoger in T
benzinemotor
oro adviseert met klem het gebruik van verse,
LOODVRIJE
normaalbenzine met een
oro-produkten met
. Loodvrije benzine verbrandt schoner
, geeft
een langere levensduur van de motor en bevordert goed
starten doordat minder afzettingen in de
verbrandingskamer worden gevormd. In landen buiten de
VS kan loodhoudende benzine worden gebruikt als die in
de handel verkrijgbaar is en loodvrije benzine niet
verkrijgbaar is.
BELANGRIJK: Geen olie door de benzine mengen.
Geen benzine gebruiken die van het vorige seizoen is
overgebleven.
oro adviseert tevens regelmatig T
T
Stabilizer/Conditioner in alle T
oro
oro machines met
benzinemotor tijdens gebruik en stalling te gebruiken.
T
oro Stabilizer/Conditioner reinigt de motor tijdens het
gebruik en voorkomt de vorming van harsachtige
afzettingen in de motor gedurende stalling.
BELANGRIJK: Sommige brandstoffen met speciale
formulering bevatten alcohol of ether
. T
e gr
ote
hoeveelheden van deze stoffen kunnen schade aan het
brandstofsysteem of motorstoringen ver
oorzaken.
1. Bougiekabel
Figuur
1
m–3662
8
11
Tips
voor het
fijnmaken van gras
en bladeren
Algemene
Volg
onderstaande instructies op bij het fijnmaken van
gras of bladeren, voor de beste maairesultaten en het
mooiste gazon:
•
Houd het
maaiseizoen. Regelmatig braam met een vijl
verwijderen.
Maai alleen dr
•
gaat aankoeken en kan verstopping van de maaier of
afslaan van de motor veroorzaken. Nat gras en blad
kan glad zijn, zodat het gevaar bestaat dat u uitglijdt
en valt.
tips
maaimes scherp gedurende het gehele
oog gras en blader
en.
Nat gras en blad
WAARSCHUWING
MOGELIJK GEV
Door nat gras of blad kunt u uitglijden en in
•
contact met het maaimes komen.
WA
T ER KAN GEBEUREN
•
Contact met het maaimes kan ernstig letsel
veroorzaken.
AARLIJKE SITUA
GEV
Maai alleen als het gras dr
•
•
Zet het motortoerental op de hoogste stand. Een
maximum vermogen geeft het beste maairesultaat.
• V
erwijder maaisel en bladeren van de onderkant van
de maaier na elke keer maaien.
•
Houd de motor in goede conditie. Voor maaien en
fijnmaken is meer vermogen nodig.
•
Reinig het luchtfilter vaker
wordt meer maaisel en stof geproduceerd, waardoor
het luchtfilter verstopt kan raken en het
motorvermogen afneemt.
AAR
TIES V
OORKOMEN
oog is.
. Bij maaien en fijnmaken
m-976
Figuur
• Als
gras van meer dan 15 cm hoog moet worden
gemaaid, moet u wellicht eerst de hoogste maaihoogte
instellen en langzamer lopen; vervolgens maait u het
gras dan nog eens op een normalere hoogte. Als het
gras te lang is en er plukken gras op het gazon
achterblijven, kan de maaier verstopt raken waardoor
de motor afslaat.
•
Maai steeds in wisselende richtingen. Hierdoor wordt
het gemaaide gras beter over het gazon verspreid en
vindt een betere bemesting plaats.
Als het gemaaide grasveld er niet goed uitziet, kunt u een
of meer van de volgende remedies proberen:
•
Slijp het mes.
•
Loop langzamer tijdens het maaien.
•
Stel de maaier in op een hogere maaihoogte.
•
Maai het gras vaker
Laat de maaibanen overlappen in plaats van steeds een
•
volledig nieuwe baan te maaien.
•
Maai de randzones een tweede maal.
•
Stel de voorwielen één stand lager in dan de
achterwielen. Bijvoorbeeld: de voorwielen op 44 mm
(1-#/4
”) en de achterwielen op 57 mm (2-
.
9
!/4”).
Fijnmaken van bladeren
Gras maaien
• Gras
groeit niet het gehele jaar even snel. W
’
s zomers heet is, is het over het algemeen aan te raden
het gras te maaien op maaihoogte 44 mm (157 mm (2ongeveer 1/3 van de lengte van het gras moet worden
afgemaaid. Afgeraden wordt om onder de instelling
van 44 mm (1of het laat in de herfst is, en het gras langzamer groeit.
!/4
”) of 70 mm (2-
#/4
”) te maaien, tenzij er weinig gras is
#/4
”) (fig. 9). Slechts
anneer het
#/4”),
• Wanneer
• V
•
12
u klaar bent met maaien, moet steeds nog
50% van het gazon door de laag fijngemaakte bladeren
te zien zijn. Soms is het nodig hiervoor één of meer
keren over de bladeren heen te gaan.
oor een lichte bladbedekking stelt u alle wielen op
dezelfde maaihoogte in.
Als er meer dan 12,5 cm bladeren op het gazon ligt,
stelt u de voorwielen één of twee standen hoger dan de
achterwielen in. Hierdoor kunnen de bladeren
gemakkelijker onder het maaidek worden ingevoerd.
•
Loop langzamer met de maaier als de bladeren niet
fijn genoeg worden gemaakt om in het gras verbor
te worden.
•
Als u veel eikebladeren fijnmaakt, is het aan te raden
in het voorjaar kalk op het gras aan te brengen.
Hierdoor wordt het zuur uit de eikebladeren
geneutraliseerd.
gen
Gebruiksaanwijzing
Tips
1. CONTROLEREN VAN HET OLIEPEIL–Het oliepeil
2.
3.
voor bediening en gebruik
moet tussen de ADD- en FULL-markeringen op de
peilstok staan (fig. 7).
VOOR ELKE MAAIBEUR
rijaandrijving en regelstang goed werken. Als u de
regelstang loslaat, moeten het maaimes en de
rijaandrijving automatisch stoppen. Als de
bedieningsor
die eerst worden gerepareerd voordat de maaier
opnieuw wordt gebruikt.
SCHERP MES–Begin elk maaiseizoen met een scherp
mes. V
ganen niet naar behoren werken, moeten
erwijder regelmatig braam met een vijl.
T–Controleer of mesrem,
Starten,
stoppen en
rijaandrijving
N.B.:
De motor moet één of meer minuten warmlopen,
afhankelijk van de omgevingstemperatuur
Druk de bougiekabel op de bougie (fig. 1
1.
Zet de handgashendel naar voren in de stand
2.
SNEL .
Zet de rijsnelheidshendel op (NEUTRAAL)
3.
Hulpstartknop driemaal (3x) indrukken (fig. 1
4.
acht cir
W
drukken.
ca twee (2) seconden na elke keer
.
1).
.
1).
Bedieningsorganen
BEDIENINGSORGANEN (fig. 10)–De handgashendel en
rijsnelheidshendel bevinden zich respectievelijk links en
rechts op de console op de handgreep. De regelstang voor
maaimes-/rijaandrijving bevindt zich onder de bovenste
handgreep. De repeteerstarter bevindt zich boven op de
motor.
1
2
3
1. Handgashendel
2. Rijsnelheidshendel
Figuur
10
3. Regelstang
maaimes-/rijaandrijving
m-512
12
Figuur 11
1. Hulpstartknop2. Bougiekabel
N.B.:
De starthulpknop niet gebruiken om een warme
motor na korte stilstand opnieuw te starten. Bij koud weer
kan het nodig zijn de starthulpknop nogmaals te
gebruiken.
Zet een voet op het maaidek en trek aan het startkoord
5.
totdat u weerstand voelt. Daarna flink trekken om de
motor te starten. Laat de motor warmlopen. Regel het
handgas nadat de motor gestart is. Zet de
rijsnelheidshendel op de gewenste snelheid.
m–3662
13
6.
BEDIENING V
RIJAANDRIJVING (fig. 12)–Met de bedieningsstang
in positie “A” schuift u de bedieningsstang naar rechts
en beweegt u die omhoog naar positie “B” om het
maaimes in te schakelen. Trek de bedieningsstang
tegen de handgreep aan in positie “C” om te rijden.
Om de rijaandrijving uit te schakelen terwijl het mes
blijft draaien, laat u de bedieningsstang langzaam in
positie “B” zakken. Om te rijden met het mes
uitgeschakeld, trekt u de bedieningsstang tegen de
handgreep aan in “C”, zonder de bedieningsstang naar
rechts te schuiven.
C
AN MAAIMES EN
N.B.:
Als het gras dik en lang is, kan zich maaisel op en
rond de tunnelafsluiter verzamelen. Hierdoor is de
afsluiter mogelijk moeilijk te verwijderen. Maak de
afsluiter na elk gebruik goed schoon.
Gebruik
Soms
wilt u misschien de grasvangzak gebruiken om
hierin extra lang of dik gras of bladeren te verzamelen.
1.
Zet de motor af en wacht tot alle draaiende delen
stilstaan.
g dat de handgreep van het afvoerdeurtje helemaal
2. Zor
naar voren staat en de pen ver
van de grasvangzak
grendeld is (fig. 13).
B
A
Figuur
7. STOPPEN–Om
bedieningsstang loslaten en handgas op
zetten. T
onbeheerd achterlaat of u hem niet meer gebruikt.
Gebruik
1. Zorg
2.
3.
4.
dat de motor af staat. Open de afvoerdeur door de
hendel naar voren te trekken en duw het deurtje daarna
naar achteren (fig. 5). Houd de handgreep van het
deurtje vast om te voorkomen dat het deurtje door de
veerspanning dicht slaat terwijl u de afsluiter
aanbrengt.
Omdat de afsluiter iets breder is dan de opening van de
afvoertunnel, draait u de afsluiter iets rechtsom terwijl
u die plaatst (fig. 5). De pijl op het plaatje op de
afsluiter moet omhoog wijzen.
Druk de afsluiter helemaal naar binnen, totdat de
veerklem onder aan de afsluiter vastklikt, waardoor de
afsluiter stevig op zijn plaats in de tunnel wordt
vastgehouden (fig. 6). Laat de handgreep van het
deurtje los, om de bovenkant van de afsluiter vast te
zetten.
Om de afsluiter te verwijderen, de handgreep van het
deurtje naar achteren bewegen en tegelijkertijd de
veerklem aan de onderkant van de afsluiter optillen.
Zodra de afsluiter vrij komt, deze uit de afvoertunnel
trekken.
de motor te stoppen de
rek de kabel van de bougie als u de motor
van de tunnelafsluiter
12
m-512
(UIT)
3. PLAA
1. Zakframe
2.
TSEN V
gat in het zakframe over de pen op de afvoertunnel
(fig. 13). Plaats de achterkant van het zakframe op de
steunstang.
1
Pen vast in vergrendeling
AN DE GRASV
op pen
Figuur
ANGZAK–Schuif het
13
3.
Handgreep helemaal naar
voren. Afvoerdeurtje
gesloten.
GEVAAR
MOGELIJK
Maaisel en ander
•
geopende afvoertunnel worden uitgeworpen.
WA
T ER KAN GEBEUREN
• V
oorwerpen die met kracht worden
uitgeworpen kunnen persoonlijk (fataal) letsel
van de bestuurder of omstanders ver
AARLIJKE SITUA
GEV
Maak het deurtje van de afvoertunnel nooit
•
open terwijl de motor loopt, tenzij een
grasvangzak, optionele zijafvoer of
tunnelafsluiter corr
GEV
AAR
e voorwerpen kunnen uit de
TIES V
ect aangebracht is.
OORKOMEN
oorzaken.
2
3
m–1912
14
4. T
rek de handgreep van de afvoerdeur naar voren totdat
de pen vrijkomt en beweeg de handgreep naar achteren
totdat de pen in het gat van de zak valt (fig. 14). Het
afvoerdeurtje in de maaikast is nu geopend.
1
m–1913
1. Pen
vast in
zakvergrendeling
Figuur
14
GEVAAR
MOGELIJK
Door een versleten grasvangzak kunnen
•
steentjes en ander
bestuurder of omstanders worden uitgeworpen.
WA
T ER KAN GEBEUREN
•
Uitgeworpen voorwerpen kunnen persoonlijk
(fataal) letsel van de bestuurder of omstanders
veroorzaken.
GEV
AARLIJKE SITUA
• Contr
versleten is, vervangen door een nieuwe
originele T
GEV
AAR
e voorwerpen naar de
TIES V
oleer de grasvangzak r
ORO grasvangzak.
OORKOMEN
egelmatig. Als die
GEVAAR
MOGELIJK GEV
Door een niet volledig gesloten afvoerdeur
•
kunnen voorwerpen uitgeworpen worden.
WA
T ER KAN GEBEUREN
•
Uitgeworpen voorwerpen kunnen persoonlijk
(fataal) letsel van de bestuurder of omstanders
veroorzaken.
AARLIJKE SITUA
GEV
Als het deurtje niet kan worden gesloten omdat
•
de afvoer door maaisel verstopt is, de motor af
zetten en de handgr
rustig heen en weer bewegen totdat het deurtje
volledig kan worden gesloten. Als het deurtje
nog niet kan worden gesloten, verstopping met
een stok verwijder
5.
LEGEN V
AN DE GRASV
en wacht tot alle bewegende delen stilstaan. T
handgreep van de afvoerdeur op en beweeg die naar
voren, totdat de pen in de ver
Pak de handgrepen aan de voor- en achterkant van de
zak vast en til de grasvangzak van de maaier af. Kantel
de zak langzaam voorover om hem leeg te maken.
6.
Om de grasvangzak te plaatsen, stap 3 t/m 4 herhalen.
AAR
TIES V
OORKOMEN
eep van de afvoerdeur
en, niet met de hand.
ANGZAK–Zet de motor af
grendeling valt (fig. 13).
il de
15
Instellen
De
maaihoogte is instelbaar van ca. 19 mm tot 83 mm
(#/4
tot 3Door de afstelhefboom naar voren te bewegen, wordt een
hogere maaihoogte-instelling verkregen.
1.
Zet de motor af en wacht tot alle bewegende delen
stilstaan. T
Licht de maaikast op, zodat de wielen van de grond
2.
komen.
om de maaikast op te tillen.
naar het wiel toe (fig. 15) en zet hem op de gewenste
stand. Zor
uitsparing in de maaikast valt. Stel alle wielen op
dezelfde hoogte in.
van de maaihoogte
!/4
”), in stappen van 12,7 mm (
rek de kabel van de bougie af (fig. 1
Niet de handen onder de maaikast steken
Druk de instelhefboom
g ervoor dat de pen op de hefboom in een
!/2
”) (fig. 9).
1).
Onderhoud
VOORZICHTIG
MOGELIJK GEV
anneer de bougiekabel op de bougie is
• W
aangesloten, kan de motor onbedoeld worden
gestart.
WA
T ER KAN GEBEUREN
•
Per ongeluk starten van de motor kan leiden tot
lichamelijk letsel van u of omstanders.
GEV
AARLIJKE SITUA
ek de kabel van de bougie voordat u
• Tr
onderhoud gaat verrichten. Bougiekabel
terzijde leggen zodat hij geen contact met de
bougie kan maken.
AAR
TIES V
OORKOMEN
Figuur
1. Instelhefboom
15
GEVAAR
MOGELIJK
Bij het instellen van de maaihoogte kunnen de
•
handen met het draaiende mes in aanraking
komen.
WA
T ER KAN GEBEUREN
•
Aanraking van het mes kan ernstig letsel
veroorzaken.
AARLIJKE SITUA
GEV
Zet de motor af en wacht tot alle bewegende
•
delen stilstaan voordat u de maaihoogte instelt.
•
Zorg dat uw vingers niet onder de maaikast
komen wanneer u de maaihoogte instelt.
GEV
AAR
TIES V
OORKOMEN
m-225
Onderhoud
Normaliter
25 bedrijfsuren of elk jaar te worden schoongemaakt. Het
papieren filter na elke 100 bedrijfsuren of elk jaar
schoonmaken. W
vuile omstandigheden wordt gebruikt, moet het filter
vaker worden schoongemaakt. T
onderdelen vervangen.
BELANGRIJK: Motor nooit laten lopen zonder
luchtfilter
beschadiging van de motor ver
N.B.:
voor onderhoud aan de onderzijde kunnen de luchtfilters
beschadigd worden.
1.
dient het schuim-voorfilter telkens na
elementen; dit kan extr
Door de maaier naar de verkeerde zijde te kantelen
Zet de motor af en trek de kabel van de bougie
(fig. 1
1).
van het luchtfilter
anneer de maaimachine in stof
e zeer vervuilde
eme slijtage of
oorzaken.
fige of
16
2. V
erwijder de twee (2) knoppen waarmee het
luchtfilterdeksel op de motor is bevestigd (fig. 16).
1
4
BELANGRIJK: V
vervuilde bougie. De elektr
geschuurd, afgeschraapt of anderszins schoongemaakt
omdat er motorschade kan ontstaan wanneer er gruis
in de cilinder komt.
3.
2
Stel de elektrodenafstand in op 0,5 mm (0,020”)
(fig. 17). Plaats de bougie met de juist afgestelde
afstand en de pakkingsluiting. Draai de bougie goed
vast tot 19 Nm (14 ft-lb).
ervang een gescheurde, verstopte of
oden mogen niet worden
0,81 mm
(0.032")
3
Figuur
1. Knop
2. Luchtfilterdeksel
3. Luchtfilterdeksel
schoonmaken.
oorfilter voorzichtig verwijderen. Als het voorfilter
4. V
vuil is, het voorzichtig wassen in een oplossing van
vloeibare zeep en warm water
water
. Filter goed laten drogen alvorens het opnieuw te
monteren.
Als het papieren filter vuil is, het filter schoonmaken
5.
door het
kloppen. Als het filter sterk vervuild is, moet het
worden vervangen.
BELANGRIJK: Geen olie op het schuimfilter of
papier
om het papieren filter te r
Schuim-voorfilter over het papieren filter aanbrengen.
6.
Luchtfilterdeksel monteren en goed bevestigen met de
twee (2) knoppen.
voorzichtig
en filter aanbr
verwijderen en zor
engen. Geen perslucht gebruiken
16
3. Schuim-voorfilter
4. Papieren
. Naspoelen in schoon
tegen een vlak oppervlak uit te
einigen.
filter
gvuldig
m–3664
17
Aftappen
Figuur
van benzine uit de
brandstoftank
1. Zet
de motor af en wacht tot hij afgekoeld is. De kabel
van de bougie trekken (fig. 1
Benzine mag alleen worden afgetapt bij koude
N.B.:
motor.
erwijder de dop van de brandstoftank en gebruik een
2. V
pomphevel om de brandstof in een schoon benzineblik
te laten lopen.
N.B.:
Het aftappen van brandstof mag alleen op deze
manier gebeuren.
Verversen
Ververs
telkens na 50 uur of elk maaiseizoen. Olie bij warme
motor aftappen.
N.B.:
temperaturen de olie na elke 25 uur verversen.
de olie na de eerste 5 bedrijfsuren en vervolgens
Bij gebruik onder zware omstandigheden of hoge
van de carterolie
1).
m-110
Vervangen
Verwijder
controle. V
elk maaiseizoen. Gebruik een Champion RC12YC of
gelijkwaardige bougie.
1.
2.
de bougie telkens na 25 bedrijfsuren ter
ervang de bougie na elke 100 bedrijfsuren of
Zet de motor af en wacht tot alle bewegende delen
stilstaan. T
Maak de omgeving van de bougie schoon en verwijder
de bougie uit de cilinderkop.
van de bougie
rek de kabel van de bougie af (fig. 1
1).
17
1.
Zet de motor af en wacht tot alle bewegende delen
stilstaan. T
erwijder de grasvangzak. T
2. V
brandstoftank, zie Aftappen van benzine uit de
brandstoftank, pagina 17.
3.
Neem de peilstok uit de olievulbuis en plaats een
opvangbak naast de linkerkant van de maaier
rek de kabel van de bougie af (fig. 1
ap alle benzine af uit de
1).
.
4.
Zet de maaimachine op zijn linkerkant en laat de olie
in de bak lopen (fig. 18).
1
1
m-3862
2
Figuur
1. Olievulbuis2. Oliefilter
5. Na
het aftappen de maaier weer rechtop zetten en de
motor met verse olie vullen. Zie hiervoor de paragraaf:
Carter met olie vullen, pagina 10.
Vervangen
Vervang
elk jaar
aangehouden.
1. T
2. T
3.
het oliefilter (fig. 18) na elke 100 bedrijfsuren of
, waarbij de kortste periode moet worden
ap alle benzine af uit de brandstoftank, zie Aftappen
van benzine uit de brandstoftank, pagina 17.
ap de olie af uit het carter
carterolie, pagina 17.
Leg een lap onder het oliefilter om weglekkende olie
op te vangen terwijl u het filter verwijdert.
van het oliefilter
18
, zie V
erversen van
m–3848
Figuur
1. Afdichtring
6. Monteer
2/3 slag vast.
7.
Controleer het filter op olielekkage.
8.
De doek met olie als chemisch afval behandelen.
Afstellen
Als
de motor niet start, is het misschien nodig de
gasklepregeling opnieuw af te stellen. Dit moet eveneens
gebeuren wanneer een nieuwe gaskabel is geïnstalleerd.
1.
Zet de motor af en wacht tot alle bewegende delen
stilstaan. T
Kabelklemschroef losdraaien totdat de gaskabel
2.
loskomt (fig. 20).
3.
Beweeg de gasklephefboom, gaskabel en kabelmantel
zo ver mogelijk in de richting van de pijl (fig. 20).
het nieuwe filter en draai het met de hand
van het handgas
rek de kabel van de bougie af (fig. 1
19
1).
4.
Oliefilter verwijderen en wegwerpen.
5.
De afdichtring van het nieuwe filter met een vinger
licht instrijken met olie (fig. 19).
18
4
3
1
2
Figuur
1. Kabelklemschroef
2. Gasklephefboom
4. Zet
de handgashendel naar voren in de stand
SNEL .
Kabelklemschroef vastdraaien om de afgestelde kabel
5.
vast te zetten.
20
3. Gaskabel
4. Kabelmantel
m-3638
Afstellen
Als
de maaier niet uit zichzelf rijdt, of dit juist wel doet
wanneer de bedieningsstang zich op
(1!/2
”) van de handgreep bevindt, moeten de regelkabel
en de kabel van de rijaandrijving worden afgesteld.
van de rijaandrijving
meer
dan 38 mm
Afstellen van de regelkabel
1. Zet
de motor af en wacht tot alle bewegende delen
stilstaan. T
erwijder de bouten waarmee het drijfriemdeksel
2. V
(fig. 21) op het maaierhuis bevestigd is en til het
deksel eraf.
1. Drijfriemdeksel
rek de kabel van de bougie af (fig. 1
1
Figuur
21
1).
m-224
Schoonmaken
van het
koelsysteem
Na
elke 100 bedrijfsuren vuil en kaf van de buitenkant van
de cilinder
aansluitingen met borstel of perslucht verwijderen. T
vuil uit inlaatopeningen op huis van repeteerstarter
verwijderen. Hierdoor worden een goede koeling en de
beste prestaties van de motor gegarandeerd.
, koelribben en rond de carburateur en
evens
3. Zet
de rijsnelheidshendel in neutraal en zo ver
mogelijk naar achteren.
4.
Draai de kabelklemschroef los (fig. 22).
5. T
rek de hefboom naar rechts, totdat deze strak tegen
de aanslag op de tandwielkast aan zit (fig. 22).
6. T
rek de kabel door de kabelklem naar rechts, totdat er
geen speling meer in de kabel zit (fig. 22).
2
4
1. Kabelklemschroef
2. Hefboom
7. Draai
8.
de kabelklemschroef weer vast.
Monteer het drijfriemdeksel.
Figuur
22
3. Aanslag
4. Kabel
op tandwielkast
3
1
m–4162
19
Afstellen van de kabel van de
rijaandrijving
1. Het
deurtje in de maaikast sluiten en grasvangzak
verwijderen.
AFSTELLING (fig. 23)–Draai de afstelknop 1/2 slag
2.
rechtsom als de rijaandrijving niet werkt. Beweegt de
maaier vooruit zonder dat de rijaandrijving geactiveerd
is, de afstelknop 1/2 slag linksom draaien om de
drijfriem te ontspannen.
Controleren/verwijderen/
slijpen
Maai
altijd met een scherp mes. Met een scherp mes
bereikt u een goed maairesultaat zonder het gras af te
scheuren, wat bij een bot mes kan gebeuren.
1.
Zet de motor af en wacht tot alle bewegende delen
stilstaan. T
ap alle benzine af uit de brandstoftank, zie Aftappen
2. T
van benzine uit de brandstoftank, pagina 17.
3.
Zet de maaimachine op zijn linkerkant (fig. 25).
van het mes
rek de kabel van de bougie af (fig. 1
1).
Figuur
1. Afstelknop
3. AFSTELLING
langzaam naar achteren terwijl u de bedieningsstang
geleidelijk aan naar de handgreep toe beweegt. De
afstelling is correct als de achterwielen stoppen met
draaien als de bedieningsstang zich op ca. 2,5 cm (1”)
van de handgreep af bevindt (fig. 24).
25 mm
(1")
CONTROLEREN–T
23
rek de maaier
4
1
m-228
2
Figuur
1. Maaimes
2. Mesmoeren
25
3. Mesversneller
4. Beschermkap
3
1
796
VOORZICHTIG
Figuur
24
m-513
20
MOGELIJK
De motor kan onbedoeld worden gestart.
•
WA
T ER KAN GEBEUREN
• W
anneer de motor onbedoeld wordt gestart,
kan dat ernstig letsel van de bestuurder of
omstanders ver
AARLIJKE SITUA
GEV
• Alvor
of te vervangen altijd eerst de kabel van de
bougie af tr
bougie vast te zetten, om contact met de bougie
te voorkomen.
GEV
AAR
oorzaken.
TIES V
ens het mes te contr
ekken en die uit de buurt van de
OORKOMEN
oler
en, te verwijder
en
4.
CONTROLEREN VAN HET MES–Controleer het mes
zor
gvuldig op scherpte en slijtage, met name op het
raakvlak van vlakke en gebogen delen (fig. 26A). Het
metaal dat deze delen verbindt kan door zand en
schurend materiaal afslijten. Het mes moet daarom
voor gebruik worden gecontroleerd. Als u gleuven of
slijtage constateert (fig. 26B en C), dient het mes door
een nieuw T
ORO-mes te worden vervangen. Zie
hiervoor stap 5.
5. VER
WIJDEREN V
AN HET MES–Pak het uiteinde
van het mes vast met behulp van een oude lap of dikke
gewatteerde handschoen. V
erwijder de mesmoeren, de
beschermkap, de versneller en het mes (fig. 25).
6.
SLIJPEN V
AN HET MES–Met behulp van een vijl de
bovenkant van het mes slijpen, waarbij u de
oorspronkelijke snijhoek in stand houdt (fig. 27). Als u
aan beide snijranden evenveel materiaal verwijdert,
blijft het mes in evenwicht.
1
1
A
2
B
3
C
4
Figuur
1. Wiek
2. Platte
N.B.:
deel van het mes
U bereikt het beste resultaat, wanneer u voor het
26
3. Slijtage
4.
Gevormde sleuf
begin van het maaiseizoen een nieuw mes plaatst. In de
loop van het jaar kunt u dan kleine onregelmatigheden
wegvijlen om de snijrand scherp te houden.
GEVAAR
MOGELIJK GEV
Een versleten of beschadigd mes kan br
•
in een dergelijk geval kan een stuk van het mes
worden uitgeworpen naar bestuurder of
omstanders.
WA
T ER KAN GEBEUREN
•
Een uitgeworpen stukje mes kan bestuurder of
omstanders ernstig verwonden of zelfs doden.
GEV
AARLIJKE SITUA
• Contr
oleer het mes r
beschadigingen.
ervang een versleten of beschadigd mes.
• V
AAR
TIES V
OORKOMEN
egelmatig op slijtage of
eken en
m-270
m-153
27
1. Slijp
1
BELANGRIJK:
alleen onder deze
hoek
Figuur
Contr
oleer de balans van het mes door
het op een mesbalans te leggen. In de ijzerwinkel kunt
1
evenwicht is, blijft het horizontaal liggen. Is het mes
niet in balans, dan helt het over naar de zwaarder
u een goedkope balans kopen. W
anneer een mes in
e
kant. In dit geval moet nog wat metaal van de snijkant
aan die kant worden afgevijld.
7.
Monteer het scherpe, gebalanceerde mes, de
versneller
, de beschermkap en de mesmoeren. De wiek
van het mes moet naar de bovenkant van het
maaierhuis wijzen. Draai de mesmoeren aan tot
20-37 Nm (15-27 ft-lbs).
WAARSCHUWING
MOGELIJK GEV
Bij gebruik van de maaier zonder
•
mesversneller kan het mes verbuigen of br
WA
T ER KAN GEBEUREN
•
Een gebr
ernstig verwonden of zelfs doden.
GEV
AARLIJKE SITUA
De maaier nooit zonder mesversneller
•
gebruiken.
AAR
eken.
oken mes kan gebruiker of omstanders
TIES V
OORKOMEN
21
Smeren
Afstellen
van de mesremkabel
De wielassen moeten telkens na 25 bedrijfsuren en aan het
eind van het seizoen worden gesmeerd.
1.
Zet de maaihoogtehefbomen van de achterwielen in de
middenstand. Smeernippels met een schone doek
afvegen (fig. 28). Zet een vetspuit op de smeernippel
en pomp voorzichtig 2 à 3 slagen nr
universeelvet in de smeernippel. Door een teveel aan
vet kunnen de afdichtingen beschadigd worden.
Figuur
1. Smeernippel
28
. 2 lithiumverzeept
1
m-232
Als
er een nieuwe mesremkabel geïnstalleerd is of de
mesremriem vervangen is, moet de mesremkabel worden
afgesteld.
Zet de motor af en wacht tot alle bewegende delen
1.
stilstaan. T
Draai de kabelklemschroef los totdat de mantel van de
2.
remkabel loskomt (fig. 30). T
speling weg te nemen, maar zet de veer niet onder
spanning. Draai de schroef aan om de afstelling vast te
zetten.
1. Veer
2. Kabelklemschroef
rek de kabel van de bougie af (fig. 1
rek aan de kabel om
2
1
Figuur
30
3. Kabelgeleider
1).
3
m-278
Smeren
Na
elke 100 bedrijfsuren de tandwielkast smeren met nr
lithiumverzeept universeelvet.
1.
Grasvangzak verwijderen.
2.
Zet een vetspuit op de smeernippel door de opening in
het drijfriemdeksel (fig. 29). Pomp voorzichtig
1-2 slagen vet in de smeernippel.
1. Smeernippel2. Drijfriemdeksel
3. Monteer
van de tandwielkast
2
de grasvangzak.
1
Figuur
29
m-224
. 2
WAARSCHUWING
MOGELIJK
De mesr
•
strak spannen kan de mesr
remtr
geen contact met de tr
mes niet met draaien als de bedieningsstang
wordt losgelaten.
WA
T ER KAN GEBEUREN
•
Een draaiend mes kan ernstig letsel
veroorzaken.
GEV
AARLIJKE SITUA
• Contr
telkens wanneer u de r
verzeker
3 seconden of sneller stopt.
•
Als het mes niet binnen 3 seconden of sneller
stopt, br
Tor
GEV
AAR
emkabel niet te strak zetten. Door te
em van de
ommel af worden getr
oleer het mechanisme van de mesr
en dat de r
engt u de maaier naar een erkende
o Service Dealer voor contr
em het mes binnen
okken. Als de r
ommel maakt, stopt het
TIES V
OORKOMEN
emkabel afstelt, om te
ole en r
em
em
eparatie.
22
Schoonmaken
van de maaier
Afvoertunnel
Controleer
wanneer u de handgreep loslaat. Als de deur door vuil niet
goed sluit, de binnenkant van de tunnel en deur grondig
schoonmaken.
altijd of de afvoertunneldeur goed sluit
Wassen
1. Zet
de maaier op een vlakke onder
aangesloten tuinslang.
2.
Bevestig een snelkoppeling (los verkrijgbaar) aan het
uiteinde van de tuinslang. Bevestig de snelkoppeling
aan de wasaansluiting van de maaier en draai de
waterkraan helemaal open (fig. 32).
grond bij een
WAARSCHUWING
MOGELIJK GEV
Maaisel en ander
•
geopende afvoertunnel worden uitgeworpen.
WA
T ER KAN GEBEUREN
•
Uitgeworpen voorwerpen kunnen persoonlijk
(fataal) letsel van de bestuurder of omstanders
veroorzaken.
AARLIJKE SITUA
GEV
De maaier nooit starten of bedienen tenzij één
•
van de volgende punten waar is:
1.
De afvoertunnelafsluiter zit stevig in de
afvoertunnel.
De grasvangzak zit stevig op zijn plaats.
2.
3.
De optionele zijafvoer zit stevig op zijn
plaats.
De afvoertunneldeur zit stevig op zijn
4.
plaats.
Onderkant van de maaikast
Houd
de onderkant van de maaikast schoon. Houd vooral
de stootplaten schoon (fig. 31).
AAR
e voorwerpen kunnen uit de
TIES V
OORKOMEN
1
Figuur
1. Wasaansluiting
2. Snelkoppeling
3. Start
4.
5.
6.
7.
8.
de motor
Laat de motor twee minuten lopen.
Zet de motor af.
Draai de waterkraan dicht en verwijder de
snelkoppeling van de wasaansluiting.
Start de maaier opnieuw en laat de motor één minuut
lopen om het vocht uit de maaier te verwijderen.
Als er aan de onderkant van de maaikast veel gras is
aangekoekt, de tuinslang opnieuw op de
wasaansluiting aansluiten, de waterkraan helemaal
open draaien en de maaier twee minuten laten lopen.
Zet daarna de motor af en draai de kraan dicht. Laat de
maaier 30 minuten inweken. Draai de waterkraan
opnieuw helemaal open en laat de maaier nog eens
twee minuten lopen.
.
32
3. Tuinslang
3
2
m-2858
1. Stootplaten
Figuur
31
796
Schrapen
Als niet al het vuil d.m.v
maaier op en schraapt u het resterende vuil weg.
1. T
rek de kabel van de bougie (fig. 1
ap alle benzine af uit de brandstoftank, zie Aftappen
2. T
van benzine uit de brandstoftank, pagina 17.
3.
Zet de maaimachine op zijn linkerkant (fig. 31).
4. V
erwijder vuil en maaisel met een houten schraper
ermijd naden en scherpe kanten.
V
5.
Zet de maaier weer rechtop.
. wassen is verwijderd, tilt u de
23
1).
.
6. V
ul de brandstoftank met benzine.
7.
Druk de bougiekabel weer op de bougie.
Drijfriemdeksel
Houd het deel onder het drijfriemdeksel schoon.
1. V
erwijder de bouten waarmee het drijfriemdeksel
(fig. 29) aan de maaikast is bevestigd.
2. T
il het deksel eraf en verwijder alle verontreinigingen
rondom de drijfriem.
3.
Monteer het deksel weer over de drijfriem.
3
2
Schoonmaken
van de kap van
de mesremkoppeling
De
kap van de mesremkoppeling moet regelmatig tijdens
het maaiseizoen en aan het eind van elk maaiseizoen
worden schoongemaakt om goede prestaties te verzekeren
en achteruitgang van onderdelen te voorkomen. De kap
kan het best worden schoongemaakt als het mes wordt
geslepen, omdat het mes moet worden verwijderd om de
kap van de mesremkoppeling te verwijderen.
1.
Zet de motor af en wacht tot alle bewegende delen
stilstaan. T
ap alle benzine af uit de brandstoftank, zie Aftappen
2. T
van benzine uit de brandstoftank, pagina 17.
3.
Zet de maaimachine op zijn linkerkant.
4. V
erwijder 2 mesmoeren, beschermkap, versneller en
maaimes (fig. 25).
5.
Maak de lippen waarmee de kap aan de maaikast
bevestigd is los door de moeren of bouten van de
lippen los te draaien (fig. 33). Draai de lippen 180
om ze uit de weg te bewegen.
rek de kabel van de bougie af (fig. 1
1).
_
1
Figuur
1. Lippen
2.
6. Verwijder
7.
8.
9.
10.
en moeren
Lip en bout
de kap van de mesremkoppeling en veeg of
blaas alle vuil onder de kap en rond de
mesremkoppeling weg.
Monteer de kap op de mesremkoppeling. Draai de
lippen 180_ terug in positie. Draai de moeren of
bouten van de lippen aan om de kap aan de maaikast te
bevestigen.
Monteer maaimes, versneller
2 mesmoeren.
Zet de maaier weer rechtop.
Druk de kabel op de bougie.
33
3. Kap
van mesremkoppeling
, beschermkap en
796
24
Onderhoud
123
van de wielen
4
5
6.
Monteer 2 bouten en moeren, die u eerder verwijderd
hebt, in de resterende gaten in de wielhelften en draai
ze vast. V
erwijder de 2 lange schroeven en bouten en
vervang deze door 2 bouten en moeren.
7.
Monteer het wiel op de as met de bouten, vulring en
moer
. Plaats de vulring tussen de wielnaaf en de as.
Brandstoffilter
8
6775
Figuur
1. Moeren
2. Wiel-vulplaat
3. Lager/naaf
4. Lagerbus
5. Wielhelft
34
6. Plastic
achterwielen)
7. Lip
8.
Lager (2)
9. Bout
kap (alleen
Verwijderen
1. Zet
de motor af en wacht tot alle bewegende delen
stilstaan. T
erwijder de bout, wiel-vulplaat en moer waarmee het
2. V
wiel op de as bevestigd is.
3. V
erwijder de wielhelften van de band door de 4 bouten
en moeren te verwijderen.
N.B.:
Als de lagers uit de naaf moeten worden verwijderd,
doet u dat door tegen de lagerbus te drukken.
rek de kabel van de bougie af (fig. 1
1).
9
m-209
Brandstoffilter vervangen
Vervang
jaar
aangehouden. De beste tijd om het brandstof
vervangen (fig. 35) is wanneer de tank leeg is. Nooit een
vuil filter opnieuw installeren nadat het van de
brandstofslang verwijderd is.
1.
1. Slangklem
2. Brandstofleiding
2. Trek
het brandstof
filter na elke 100 bedrijfsuren of elk
, waarbij de kortste periode moet worden
filter te
Druk de uiteinden van de slangklemmen naar elkaar
toe en schuif ze weg van het filter (fig. 35).
1
2
3
m–3844
Figuur
2
35
3. Filter
het filter uit de brandstofslangen.
Montage
1.
Plaats de band op 1 wielhelft, met de lippen tegenover
elkaar.
Plaats het lager/naafdeel in het middengat van de
2.
wielhelft. Zor
over de flens van het gat heen plaatst.
3.
Plaats de andere wielhelft op het lager/naafdeel,
waarbij u de lippen en bevestigingsgaten van wiel en
band gelijk houdt.
4.
Met behulp van twee 6 mm x 38 mm (1/4-20 x 1,50”)
lange voldraadbouten of bouten en moeren de
wielhelften losjes aan elkaar bevestigen. Schroeven of
bouten in tegenover elkaar liggende gaten monteren.
5.
Controleer of alle delen goed recht tegenover elkaar
zitten. Draai de bouten ombeurten en kruiselings aan,
totdat de wielhelften tegen elkaar aan getrokken zijn.
g ervoor dat u de uitsteeksels van de naaf
25
3.
Monteer een nieuw filter en schuif de slangklemmen
terug tot dicht bij het filter
De pijl voor de stroomrichting moet naar de
N.B.:
.
carburateur wijzen.
Stalling
1.
Vóór langdurige opslag ofwel benzine uit tank
aftappen, of alvorens te stallen een brandstofadditief
gebruiken. V
Aftappen van benzine uit de brandstoftank, pagina 17.
Nadat benzine afgetapt is, motor starten en stationair
laten draaien tot alle benzine verbruikt is en motor
stopt. Startprocedure nog tweemaal herhalen om te
verzekeren dat alle benzine uit de motor verwijderd is.
Als benzine niet afgetapt wordt, vormt zich een
gomachtige vernisaanslag, waardoor motor slecht gaat
lopen en mogelijk problemen met starten krijgt.
N.B.:
Als voor de motor een mengsel van benzine met
alcohol of ether wordt gebruikt, alle brandstof uit de tank
verwijderen en motor laten lopen totdat hij afslaat vóór
opslag.
oor het aftappen van de benzine, zie
10.
Smeer de assen, zie Smeren, pagina 22.
11. W
erk alle geroeste of afgeschilferde geverfde
oppervlakken bij. Bij de erkende T
kunt u hiervoor T
12.V
ul het carter met olie; zie hiervoor de desbetref
paragraaf op pagina 10.
13.
Zet de maaier op een schone, droge plaats buiten
bereik van kinderen. Dek hem af zodat hij schoon
blijft en beschermd wordt.
oro Re-Kote verf kopen.
ORO Service dealer
Toebehoren
V
oor bijzondere omstandigheden kunt u de volgende
accessoires bij uw erkende T
aanschaffen.
ORO Service dealer
fende
Brandstof mag alleen in de tank blijven als een
additief, zoals T
brandstof is toegevoegd en door de motor verspreid is
vóór stalling. T
stabilisator op basis van aardoliedestillaat. T
adviseert geen stabilisators op alcoholbasis, zoals
ethanol, methanol of isopropyl te gebruiken. Gebruik
het additief in de op de verpakking geadviseerde
hoeveelheid.
Onder normale omstandigheden behouden
brandstofadditieven gedurende 6-8 maanden hun
werking.
Olie aftappen, zie V
2.
pagina 17. Nadat de olie is afgetapt, vult u het carter
pas met olie nadat u de hierna volgende stappen (3 tot
en met 1
3. V
SAE 30-olie in het gaatje in de cilinder
langzaam aan het startkoord zodat de olie zich in de
cilinder verspreidt. Breng de bougie weer aan en draai
hem vast tot 19 Nm (14 ft-lb).
BOUGIEKABEL NIET OP DE BOUGIE.
4.
Maak de maaikast schoon: zie hiervoor Schoonmaken
van de maaier
1) hebt uitgevoerd.
erwijder de bougie en giet 30 ml (2 eetlepels)
oro Stabilizer/Conditioner
oro Stabilizer/Conditioner is een
erversen van de carterolie,
PLAA
, pagina 23.
, aan de
. Trek
TS DE
oro
Zijafvoerset, model nr
1.
installeren. Aan de achterzijde bevestigd in plaats van
grasvangzak of tunnelafsluiter
tijdens het maaien naar beide zijden (fig. 36).
1. Zijafvoerset
2. Vonkenvanger
vanwege wettelijke voorschriften een vonkenvanger
verplicht is, is die verkrijgbaar via de T
Dealer
. Het scherm na elke 75 bedrijfsuren
schoonmaken.
en schr
. 59113–In enkele seconden te
. V
erspreidt maaisel
Figuur
36
oef (ond. nr. 94-1681)
ORO Service
2047
–Als
5.
Maak de kap van de mesremkoppeling schoon, zie
Schoonmaken van de kap van de mesremkoppeling,
pagina 24.
6. V
erwijder maaisel en vuil van de uitwendige delen van
de motor
van de maaikast.
7.
Controleer de toestand van het mes: zie hiervoor
Controleren/verwijderen/slijpen van het mes,
pagina 20.
8.
Draai alle moeren, bouten en schroeven goed aan.
9.
Maak het luchtfilter schoon: zie hiervoor Onderhoud
van het luchtfilter
, cilinder
, koelribben, dekplaat en bovenzijde
, pagina 16.
26
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.