TFA 5020-0106 User guide [nl]

Bestnr. 10 13 65
AIRCO2NTROL 3000
Alle rechten, ook vertalingen, voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een automatische gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van CONRAD ELECTRONIC BENELUX B.V. Nadruk, ook als uittreksel is niet toegestaan. Druk- en vertaalfouten voorbehouden. Deze gebruiksaanwijzing voldoet aan de technische eisen bij het in druk gaan. Wijzigingen in de techniek en uitvoering voorbehouden. © Copyright 2008 by CONRAD ELECTRONIC BENELUX B.V.
Internet
: www.conrad.nl of www.conrad.be
Belangrijk! Beslist lezen!
Deze gebruiksaanwijzing is een integraal onderdeel van dit product. Er staan belangrijke aanwijzingen in betreffende de ingebruikneming en het gebruik. Lees deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig door! Bij schades, die ontstaan door het niet opvolgen van de handleiding, vervalt het recht op garantie. Voor volgschades, die hieruit ontstaan zijn wij niet aansprakelijk. Bewaar deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig!
Introductie
Geachte klant,
Hartelijk dank voor de aankoop van dit product.
Om een optimaal en veilig gebruik van de meter te kunnen garanderen, dient u als gebruiker de voorschriften in deze gebruiksaanwijzing in acht te nemen.
Voor meer informatie kunt u kijken op www.conrad.nl of www.conrad.be.
2
Correcte toepassing
De AIRCO2NTROL 3000 meet CO2 tot 3000 ppm. Bovendien meet deze meter naast de CO2-concentratie ook de omgevingstemperatuur. Door de NDIR-technologie wordt een langlopende stabiliteit gewaarborgd.
Uitrusting
••••
De dataloggerfunctie bewaard tot 48 meetsets voor CO2 en temperatuur van de afgelopen 24 uur (elke 30 minuten gemeten)
••••
Min/max-mode toont de extreme CO2-concentratie die na de laatste inschakeling gemeten werd.
••••
Een alarmsignaal klinkt zodra 1000 ppm bereikt zijn. Het alarm kan uitgeschakeld worden.
••••
Met behulp van de rcFS-mode kan de meter teruggezet worden op fabrieksinstelling.
LC-display
1. Aan/uit-toets 6. CO2 aanbevelingen
2. Enter-toets 9. Sensor-opening
3. Down-toets 10. Aansluiting netvoeding
4. UP-toets 11. RJ45-bus
5. Mode-toets 12. Tafelstandaard
6. LCD-scherm 13. Batterijvakdeksel
7. LED 14. 4x batterijen AA
3
MODE- FUNCTIES
Voor de functies kunnen verschillende parameters ingesteld worden. Dit geldt voor de functies Alti- mode, alarm-mode, Outside-mode, Ucal-mode, datalogger-mode en rcFS­mode.
BEDIENING
Inschakelen
Inschakeltoets  voor het inschakelen van de meter. Let er op, dat de batterijen geplaatst zijn of een netvoeding aangesloten is. Na ongeveer 15 seconden toont de meter de actuele meetwaarde.
Opwarmtijd
Na het inschakelen wordt ca. 1 minuut de aanduiding WARMUP op het display aangeduid. In deze tijd kan geen functie uitgevoerd worden.
UserMode (gebruikersmode)
Na de WARMUP wordt de actuele CO2-concentratie en de temperatuur weergegeven.
Temperatuur en luchtcirculatiesnelheid
Met de Up/Down-toets  kunt u bladeren door de temperatuureenheid (°C/°F) en de luchtcirculatiesnelheid in liter per seconden (per persoon) en kubieke voet per minuut per persoon: Temp°C -> Temp°F -> Vent rate lps -> Vent rate cfm/p
*Opmerking: lps = liter per seconde per persoon; cfm/p = kubieke voet per minuut per persoon
4
Bediening van de instelfuncties
1. ALTI mode (instelling van de standplaatshoogte)
1.1 Druk op de mode-toets , op het display knippert ALTI, druk op de Enter-toets .
1.2 Druk op de mode-toets voor het wijzigen van de eenheid m (meter) en ft (voet).
1.3 Gebruik de Up/Down-toets voor het wijzigen van de standplaatshoogte (Step=100m/500ft).
1.4 Bevestig de instelling met de Enter-toets en voor het terugkeren naar de UserMode.
2. ALARM mode
2.1 Druk herhaaldelijk op de mode-toets tot op het display ALARM knippert:
2.2 Druk op de Enter-toets , ALARM wordt aangeduid, het "CO2"-symbool knippert.
Gebruik de Up/Down-toets voor het kiezen van on/off (alarm in-/uitschakelen).
2.3 Bevestig de instelling met de Enter-toets en voor het terugkeren naar de UserMode.
2.1 Alarmgrens instellen
2.1.1 Druk herhaaldelijk op de mode-toets tot op het display ALARM knippert:
2.1.2 Druk op de Enter-toets , ALARM wordt aangeduid, het "CO2"-symbool knippert.
2.1.3 Gebruik de Up/Down-toets voor het instellen van de alarmgrens ( 1000 ppm, in
stappen van ±100 ppm; <1000 ppm, in stappen van ±50 ppm).
2.1.4 Bevestig de instelling met de Enter-toets en voor het terugkeren naar de
UserMode.
2.2 In-/uitschakelen van het alarm (on/off)
2.2.1 Druk herhaaldelijk op de mode-toets tot het luidsprekersymbool knippert:
2.2.2 Druk op de Enter-toets .
2.2.3 Gebruik de Up/Down-toets   voor in-/uitschakelen (on/off) van het alarm.
2.2.4 Bevestig de instelling met de Enter-toets en voor het terugkeren naar de
UserMode.
3. OUTSIDE mode
** Belangrijk: luchtcirculatiesnelheid
Met de luchtcirculatiesnelheid wordt bepaald hoeveel buitenlucht zich in een vertrek bevindt. Lage waarden betekenen een lage circulatie en een slechte luchtkwaliteit. Hoge waarden betekenen teveel circulatie en duiden op een potentieel hoog energieverbruik. Voor een nauwkeurige meting moet eerst 2 tot 3 uur gewacht worden met het aflezen, totdat de omgevingscondities gestabiliseerd zijn. In gebouwen is de CO2-concentratie een indicatie voor de luchtcirculatiesnelheid. 400 ppm (parts per million) is de fabrieksinstelling voor de CO2-concentratie in de buitenlucht (gem. ASHRAE: American Society of Heating and Air conditioning Engineers).
3.1 Druk herhaaldelijk op de mode-toets tot op het display OUTSIDE knippert.
3.2 Druk op de Enter-toets , OUTSIDE wordt aangeduid, CO2 en PPM knipperen.
Gebruik de Up/Down-toets om de waarden aan te passen.
3.3 Bevestig de instelling met de Enter-toets en voor het terugkeren naar de UserMode.
Na het veranderen van deze instelling zal zich de aangeduide waarde van de luchtcirculatie snelheid eveneens veranderen.
5
4. CALI mode
Deze meter is reeds vanaf fabriek gekalibreerd. Aanbevolen wordt om de meter een keer per jaar te controleren. Voer hiertoe de volgende stappen uit:
4.1 Zodra het Low-batterijsymbool verschijnt moet u de batterijen vervangen of een netvoeding aansluiten
4.2 Druk herhaaldelijk op de mode-toets tot op het display CALI knippert.
4.3 Druk op de Enter-toets , CALI wordt aangeduid.
4.4 Gebruik de Up/Down-toets om de aangeduide meetwaarde te justeren.
4.5 Houdt de mode-toets langer dan 10 seconden ingedrukt, op het display knippert CALIBRATING.
De kalibrering is na 5 minuten beëindigd, op het display verschijnt "PASS". Indien "FAIL"
verschijnt dient u de kalibrering te herhalen.
4.6 Druk op de Enter-toets om terug te keren naar de UserMode.
.
5. DATALOGGER mode
Deze meter beschikt over een datageheugen voor de gemeten waarden van de afgelopen 24 uur.
5.1 Druk herhaaldelijk op de mode-toets tot op het display DATALOGGER knippert.
5.2 Druk op de Enter-toets , de laatste meetset (nr. 1) in het geheugen wordt weergegeven.
Gebruik de Up/Down-toets om de opgeslagen waarden (nr. 1-48) te bekijken.
5.3 Druk op de Enter-toets  om terug te keren naar de UserMode.
6. Min/Max mode
Deze meter beschikt over een min/max-weergave, waarmee de extreme waarden na de laatste inschakeling opgeroepen kunnen worden.
6.1 Druk herhaaldelijk op de mode-toets tot op het display MAX MIN knippert.
6.2 Druk op de Enter-toets om de MAX- en MIN-waarden afwisselend te bekijken.
6.3 Om de waarden te wissen drukt u op de Up/Down-toets  , "CLR" knippert op het display. Bevestig het wissen met de Enter-toets .
6.4 Druk op de mode- of Enter-toets om terug te keren naar de UserMode.
7. rcFS mode
Met deze functie worden alle instellingen teruggezet naar de fabrieksinstelling (standaardwaarden).
7.1 Druk herhaaldelijk op de mode-toets tot op het display rcFS knippert.
7.2 Druk op de Enter-toets , NO verschijnt op het display.
7.3 Gebruik de Up/Down-toets om "no" of "yes" te selecteren. Als u "yes" selecteert en de Enter-toets indrukt worden alle instellingen teruggezet op de fabriekswaarden.
7.4 Druk op de mode-toets voor het terugkeren naar de UserMode.
6
Technische specificaties
CO2
••••
Meetbereik: 0-3000 ppm Weergave resolutie: 1ppm voor 0-1000ppm; 5ppm voor 1000-2000ppm; 10ppm voor
••••
2000-3000ppm
••••
Nauwkeurigheid: ±50 ppm of ±5% van meetwaarde (grootste waarde geldt)
••••
Reproduceerbaarheid: ±20 ppm TK ±0,1% van de meetwaarde per °C of ±2 ppm per °C, de
••••
grootste waarde geldt, referentietemperatuur: 25°C
••••
PK 0,13% van de meetwaarde per mm Hg (instellen via gebruikers-
instellingen voor de standplaatshoogte)
Responstijd: <2 min voor 63% van meetwaardeverandering
••••
••••
Opwarmtijd: <60 sec. bij 22 ºC
••••
Kalibrering: 12 maanden, offset-justeren met een gedefinieerd gas van
0-1000ppm CO2, vanaf fabriek gekalibreerd
Temperatuur
••••
Meetbereik: 0..50 °C / 32…122 °F
••••
Weergave resolutie: 0,1 °F (0,1 °C)
••••
Display opties: °F / °C of Off.
••••
Nauwkeurigheid: ±2 °F (±1 °C)
••••
Responstijd: 20-30 minuten
Uitgangen OC: 100 mA max. @24 DC; instelbare ist-waarde, fabrieksinstelling 1000 ppm, hysterese 50 ppm, RJ-45 digitale uitgang
Stroomvoorziening
Batterij: alkaline 4xAA (voor 80 uur gebruik) Externe netvoeding: 6 VDC (incl. voor 230 VAC) Stroomvoorziening via netvoeding: 160 mA piek, 15 mA gemiddelde van 6 V
Opslag en gebruikscondities
Gebruikstemperatuur: 32-122 °F (0 tot 50 °C) 0-95% RH, niet condenserend Opslagtemperatuur: -4 tot 140 °F (-20 tot 60 °C)
Afmeting : 24,3 x 81,1 x 165 mm
Gewicht (incl. batterijen): 273,6 g
7
Display foutmeldingen
Error 3 wordt aangeduid wanneer zich de temperatuur buiten het meetbereik
bevindt. Als er Error 5-6 aangeduid wordt moet een reset doorgevoerd worden. Hiertoe moeten de batterijen verwijderd, de meter uitgeschakeld en een externe netvoeding afgekoppeld worden. Vervolgens wacht u 2 minuten, voordat u de batterijen opnieuw plaatst of een netvoeding aansluit. Indien de fout niet is
opgelost, moet het apparaat opgestuurd worden naar een servicepunt.
8
9
Loading...