LabPro is een handelsmerk van Vernier Software & Technology.
Radio Shack is een handelsmerk van Technology Properties, Inc.
Veiligheidsinstructies
Neem alle waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en andere veiligheidsinstructies die op het product en in de documentatie
vermeld staan in acht. Deze instructies zijn bedoeld om het risico op verwonding, mogelijke elektrische schokken of schade aan de
rekenmachine te verkleinen.
Wisselstroomvoltage
WAARSCHUWING!
ª
Probeer het wisselstroomvoltage van een wandstopcontact nooit te meten. Het aansluiten van 115/230
volt wisselstroom op een stroommeter kan ernstige verwonding of elektrische schok veroorzaken, en kan de rekenmachine
beschadigen.
Laagspanningsrekenmachine
WAARSCHUWING!
ª
Dit product is ontworpen voor gebruik met lage voltages. Indien er voltages worden toegepast die hoger
zijn dan 30 volt gelijkstroom op CH1, CH2 of CH3, of hoger dan 5,5 volt gelijkstroom op SONIC, DIG IN of DIG OUT kan dit leiden
tot persoonlijk letsel of schade aan de rekenmachine. Om het risico op verwonding te verkleinen, dient u geen meetinstrumenten
aan te sluiten op circuits met een spanningsbron van meer dan 30 volt gelijkstroom. Alle spanningsbronnen moeten volledig
geïsoleerd zijn van de netvoeding.
Analoge invoer
LET OP!
ª
Het is van groot belang dat de aardverbindingen van de analoge invoer nooit aangesloten worden op verschillende
elektrische vermogens. Deze aardverbindingen zijn alle gemeenschappelijk. Het aansluiten van de aardverbindingen op
verschillende elektrische vermogens kan de CBL 2™ -rekenmachine beschadigen.
Batterijen
WAARSCHUWINGEN!
ª
Verwarm, verbrand of doorboor batterijen niet. Batterijen bevatten gevaarlijke chemicaliën en kunnen
ontploffen of lekken. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen bij het vervangen van de batterijen.
•
Laat batterijen niet binnen het bereik van kinderen.
•
Gebruik nieuwe en gebruikte batterijen niet in combinatie met elkaar. Gebruik geen combinatie van verschillende merken (of
typen binnen merken) batterijen.
•
Gebruik oplaadbare en niet-oplaadbare batterijen niet in combinatie met elkaar.
•
Installeer batterijen volgens de polariteits (+ en - ) diagrammen.
•
Plaats niet-oplaadbare batterijen niet in een batterij-oplader.
•
Lever gebruikte batterijen onmiddellijk in bij een daarvoor bestemd inleverpunt.
•
Verbrand batterijen niet en haal ze niet uit elkaar.
Belangrijke opmerking betreffende de boeken
Texas Instruments verstrekt geen uitdrukkelijke of impliciete
garanties op programma's of boeken, met inbegrip van, en
zonder zich te beperken tot, impliciete garanties van
verkoopbaarheid en geschiktheid voor een bepaald doel, en
verstrekt dit materiaal strikt zoals het wordt aangeleverd.
Texas Instruments is niet aansprakelijk voor speciale,
bijkomstige, toevallige of indirecte schade in verband met of
voortkomend uit de aanschaf of het gebruik van dit
materiaal, en de enige en exclusieve aansprakelijkheid van
Texas Instruments beperkt zich tot de prijs van aanschaf van
dit boek, onafhankelijk van mogelijke aanklachten.
Bovendien zal Texas Instruments niet aansprakelijk zijn voor
het eventuele gebruik van dit materiaal door derden.
Hierbij wordt toestemming verleend aan docenten om de
pagina's of bladen in dit werk die een copyright kenmerk dragen
van Texas Instruments te herdrukken of fotokopiëren in de
hoeveelheden vereist voor gebruik in de klas, de workshop of het
seminar. Deze pagina's zijn bestemd om gereproduceerd te
worden door docenten voor gebruik in hun klas, workshop of
seminar, onder de voorwaarde dat iedere kopie het copyright
kenmerk draagt. Dergelijke kopieën mogen niet worden verkocht
en verdere distributie is uitdrukkelijk verboden. Met uitzondering
van de bovengenoemde gevallen moet voorafgaande schriftelijke
toestemming worden verkregen van Texas Instruments
Incorporated om dit werk in zijn geheel of gedeeltelijk of in welke
andere vorm dan ook te reproduceren of te verzenden of met
welke andere elektronische of mechanische methode dan ook,
met inbegrip van alle informatie opslag- en oproepsystemen,
tenzij zulks uitdrukkelijk wordt toegestaan door de federale wet
op de auteursrechten. Zend verzoekschriften naar dit adres:
Texas Instruments Incorporated, 7800 Banner Drive, M/S 3918
Dallas, TX 75251, Attention: Manager, Business Services
2000, 2003 Texas Instruments Incorporated. Met uitzondering van de specifieke rechten die hierin worden genoemd, worden
alle rechten voorbehouden.
A
II
AN DE SLAG MET HET
CBL 2™-
SYSTEEM
Inhoud
Gegevens verzamelen met behulp van het CBL 2™-systeem ....................... vi
Gegevens verzamelen met behulp van het CBL 2™-systeem
1.
Plaats de batterijen in de CBL 2.
2. Sluit de CBL 2 aan op een TI grafische rekenmachine door middel van de
verbindingskabel. (Gebruik de houder indien gewenst; zie het diagram op de houder
of de instructies op bladzijde 4.)
Als u de TI-83 Plus of de TI-83 Plus Silver Edition gebruikt, ga dan door naar stap 4.
Als u de TI-89, TI-92 Plus of de Voyage™ 200 PLT (personal learning tool) gebruikt, ga
dan door naar stap 5.
3. Reset het geheugen van uw rekenmachine als volgt.
Resetten is alleen nodig bij de TI-73, TI-82 en TI-83. Om het
.
7:Reset
.
,
, druk op
RAM te resetten drukt u op \
daarna
1:All RAM
en tenslotte
, kiest u
/
2:Reset
Deze stap is nodig vanwege de grootte van de DataMateprogramma's die zijn opgeslagen in het RAM.
4. Plaats de rekenmachine in Ontvangstmode (wacht op ontvangst van gegevens):
♦
Bij de TI-73, druk op
op
♦
Bij de TI-82, TI-83, TI-83 Plus, of TI-83 Plus Silver Edition druk op \
voor RECEIVE, en druk dan op
a
b
.
, kies Y LINK, druk op " voor RECEIVE, en druk dan
9
¯
5. Druk op de
TRANSFER
knop van de CBL 2. De CBL 2 detecteert de rekenmachine
waarmee hij is verbonden en stuurt de bijbehorende versie van de ingebouwde
DataMate software op. (Deze software bestuurt de CBL 2 en de manier waarop deze
gegevens verzamelt.)
6. Sluit uw roestvrij stalen temperatuursensor aan op Kanaal 1 (CH1) of de CBL 2.
7.
Zet DataMate in gang:
♦
Bij de TI-83 Plus en TI-83 Plus Silver Edition, druk op
DATAMATE te selecteren en druk dan op
♦
Bij de TI-73, TI-82 en TI-83, druk op
. Druk op ¢ DATAMATE of druk op
q
¯
.
Op uw beginscherm wordt DATAMATE weergegeven; druk nogmaals op
. Druk op h of ` om
9
¯
uw keuze te bevestigen.
♦
Voor de TI-89, TI-92 Plus en Voyage 200 PLT, als het Apps-bureaublad is
ingeschakeld, drukt u op
, markeert u DataMate en drukt u op
O
¸
of
Als het Apps-bureaublad is uitgeschakeld, drukt u op ¹
DataMate en drukt u op
¸
.
, markeert u
O
8. DataMate herkent de roestvrij stalen temperatuursensor
automatisch, laadt de bijbehorende kalibratiefactoren, en
geeft de naam van de sensor en de temperatuur in graden C
weer. Hij laadt ook een standaard temperatuurexperiment.
¯
om
.
.
9. Begin met het verzamelen van gegevens voor het standaard experiment. Houd de
temperatuursensor in uw hand en druk op £ START om te beginnen met het
verzamelen van gegevens.
U krijgt nu een grafiek van de temperatuur in real time te
zien. Wacht ongeveer 30 seconden en druk dan op
¡
om
te stoppen met het verzamelen van gegevens.
Wanneer u gereed bent, zal uw grafiek er ongeveer zo uit
zien als deze.
11.
U heeft zojuist succesvol gegevens verzameld. Raadpleeg de rest van de handleiding
voor andere mogelijkheden van DataMate (andere sensoren, analyse, het opslaan van
gegevens, enz.).
Het Calculator-Based Laboratory 2 (CBL 2™)-systeem, een tweede generatie van het
Calculator-Based Laboratory™ -systeem, is een draagbaar, handheld, op batterijen
werkend gegevensverzamelingssysteem voor het verzamelen van "real-world"gegevens. De gegevens die zijn verzameld met een CBL 2 kunnen worden ingelezen en
geanalyseerd met TI grafische rekenmachines. De CBL 2, gecombineerd met geschikte
sensoren, kan beweging, temperatuur, licht, geluid, zuurgraad (pH), kracht en nog meer
meten.
De CBL 2 beschikt over een aansluiting om een verbinding te maken en te communiceren
met TI grafische rekenmachines. Hiervoor wordt een verbindingskabel met een lengte van
6 inch bij de CBL 2 geleverd. Om de draagbaarheid van de CBL 2 nog verder te vergroten
wordt er ook een houder bijgeleverd waarmee de rekenmachine aan de eenheid bevestigd
kan worden zodat beide apparaten samen gemakkelijk in één hand gehouden kunnen
worden.
Met een TI-GRAPH LINK™-kabel (apart verkrijgbaar) kunt u de CBL 2 op een computer
aansluiten. Aangezien toekomstige software-upgrades op de TI website beschikbaar
zullen komen, kunt u de software naar uw computer downloaden en vervolgens een
TI-GRAPH LINK-kabel gebruiken om uw CBL 2 te upgraden.
De volgende onderdelen en sensoren worden bij de CBL 2 geleverd:
Begint met het verzenden van programma’s of Software Toepassingen
van de Rekenmachine (apps) tussen de CBL 2 en een aangesloten TI
grafische rekenmachine.
QUICK SET-UP
Wist alle gegeven die opgeslagen zijn in het CBL 2-systeemgeheugen
(MEMORY), ondervraagt alle kanalen op auto-ID-sensoren en stelt ze in
om gegevens te verzamelen. De QUICK SET-UP wordt gebruikt wanneer
er geen rekenmachine is aangesloten op de CBL 2 en werkt alleen met
auto-ID sensoren.
START/STOP
Begint met het verzamelen van gegevens in de Quick Set-Up stand. Het
verzamelen van gegevens gaat door tot het standaard aantal gegevens is
verzameld of u opnieuw op
ook als een handmatige trigger, op dezelfde manier als de TRIGGER
knop op de oorspronkelijke CBL.
LEDs
De CBL 2 heeft ook drie LEDs:
Rood
Geel
Geeft aan dat er een fout is opgetreden.
Geeft aan dat de CBL 2 gereed is om gegevens te verzamelen.
START/STOP
drukt. Deze knop functioneert
Groen
Geeft aan dat de CBL 2 gegevens aan het verzamelen is.
Software
Bij aanlevering is het programma DataMate al in de CBL 2 geladen. DataMate is een
gebruikersprogramma met meerdere toepassingen dat de essentiële informatie bevat om
experimenten te doen met een CBL 2, een TI grafische rekenmachine, en diverse sensoren.
DataMate wordt geleverd bij de volgende TI grafische rekenmachines: TI-73, TI-82, TI-83,
TI-83 Plus, TI-83 Plus Silver Edition, TI-86, TI-89, TI-92, TI-92 Plus, en Voyage™ 200 PLT.
DataMate voor de TI-83 Plus, TI-83 Plus Silver Edition, TI-89, TI-92 Plus, en Voyage 200
PLT is een rekenmachine software toepassing die dat wordt gestart vanaf het APPS
menu; voor de andere rekenmachines is het een programma dat wordt gestart vanuit
het programmamenu van de rekenmachine. De CBL 2 bepaalt automatisch welk type
rekenmachine is aangesloten en stuurt de bijbehorende software over.
Er bestaan verschillen in de functionaliteit van de verschillende versies van DataMate
vanwege de verschillen in het geheugen van de rekenmachines.
♦
De versies voor de TI-83 Plus, TI-83 Plus Silver Edition, TI-86, TI-89, TI-92, TI-92 Plus,
en Voyage 200 PLT ondersteunen alle DataMate functies.
♦
De TI-83 versie van DataMate ondersteunt alle functies behalve SAVE/LOAD.
♦
De TI-73 versie van DataMate ondersteunt alle functies behalve SAVE/LOAD en ADD
MODEL.
♦
De TI-82-versie van DataMate ondersteunt alleen auto-ID-sensoren: temperatuur,
licht, spanning en het CBR™-apparaat of de nieuwe Vernier Software and
Technology (Vernier)-bewegingsdetector. Deze versie ondersteunt alle functies
behalve SAVE/LOAD, SELECT REGION, ADD MODEL en ANALYSIS.
Raadpleeg bladzijde 5 voor instructies over het gebruik van de DataMate software.
Er worden drie sensoren geleverd bij de CBL 2™ (temperatuursensor van roestvrij staal,
TI licht- en TI spanningssensor), maar er kunnen veel meer sensoren gebruikt worden
met de CBL 2, waaronder de CBR™ sensor en de volgende Vernier sensoren:
CBL™ BewegingsdetectorDruksensor
CBL MicrofoonThermokoppel
Digitale BesturingseenheidKleurmeter
Krachtsensor met duaal bereikGeleidingssensor
-
Krachtsensor voor de studentIonen-Selectieve Elektrodes (NO
DebietsensorIonen-Selectieve Elektrode Versterker
Magnetisch Veld SensorInstrumenten Versterker
TroebelheidStralingsmonitor voor de student
, CI-, Ca2+, NH
3
+
)
4
Lage-g VersnellingsmeterCO
25-g VersnellingsmeterO
Gassensor
2
Gassensor
2
3-Assen VersnellingsmeterOpgeloste Zuurstofsensor
Extra Lange TemperatuursensorBiologische Gasdruksensor
Stroom/Spanning SensorsysteemGasdruksensor
Vernier Fotonische PoortAdemhalingsmonitor Gordel
Direct Contact Temp. SensorEKG Sensor
Roestvrij Stalen Temp. SensorHartritmemonitor bij Inspanning
Relatieve VochtigheidssensorHartritmemonitor
pH SensorBarometer
Opmerking: zie voor een bijgewerkte lijst van beschikbare sensoren de website van Vernier
Software and Technology op www.vernier.com.
De sensoren worden verbonden met de CBL 2 via in- of uitgangen die kanalen heten. De
CBL 2 heeft drie analoge kanalen (CH1, CH2, CH3) en een ander kanaal (DIG/ SONIC) dat
kan worden gebruikt om een ultrasone bewegingsdetector op aan te sluiten of voor
digitale input of output.
Wanneer u DataMate gebruikt, kan de rekenmachine met de auto-ID-functie op de
CBL 2 automatisch specifieke sensoren identificeren wanneer u deze aansluit op de
rekenmachine. Wanneer u een auto-ID sensor op een kanaal aansluit, zoekt de CBL 2 de
sensor op, laadt kalibratiefactoren en een standaard experiment, en toont het
kanaalnummer en het sensortype op het display van de rekenmachine. De volgende
sensoren zijn van het Auto-ID type: de roestvrij stalen temperatuursensor, de TI
spannings-, en de TI lichtsensor die bij de CBL 2 geleverd worden, en de CBR en de
Vernier bewegingsdetector. (In de toekomst worden er nog meer Vernier auto-ID
sensoren verwacht.)
Sensoren die niet van het auto-ID type zijn kunnen toch worden gebruikt in combinatie
met de CBL 2 door het sensortype te selecteren uit een lijst sensoren in DataMate.
Opmerking: De technische specificaties van TI sensoren (met inbegrip van de chemische
tolerantie) zijn opgenomen in de CBL 2 Technische Handleiding die beschikbaar is op de TI web
site en op de Hulpmiddelen CD.
Voordat u begint te werken met het CBL 2™-systeem en de DataMate-software, moet u
de CBL 2 en uw rekenmachine op elkaar aansluiten en de software van de CBL 2 naar uw
rekenmachine overzenden.
De onderdelen samenvoegen
Figuur 2. Aansluiting van de CBL 2 op een Rekenmachine
1.
Steek de bovenkant van de rekenmachine in de houder.
2.
Druk de onderkant van de rekenmachine naar beneden totdat hij op zijn plaats
klikt.
3.
Schuif de achterkant van de houder over de voorkant van de CBL 2 totdat hij op zijn
plaats klikt.
4.
Sluit één uiteinde van de 6-inch verbindingskabel aan op de I/O uitgang van de
CBL 2, en sluit het andere uiteinde aan op de I/O uitgang van de rekenmachine.
De slede kan niet gebruikt worden met de TI-92, TI-92 Plus of Voyage™ 200 PLT.
Sluit deze rekenmachines aan met behulp van een rekenmachine-naarrekenmachinekabel.
DataMate overzenden naar de Rekenmachine
De DataMate software is al geïnstalleerd op uw CBL 2. Wanneer u DataMate overzendt
van de CBL 2 naar de rekenmachine, stelt de CBL 2 automatisch vast welk type
rekenmachine is aangesloten en verzendt de bijbehorende versie van DataMate.
Volg de onderstaande instructies op om DataMate over te zenden naar een TI-83 Plus en
TI-83 Plus Silver Edition rekenmachine:
1.
Sluit de rekenmachine aan op CBL 2 met de verbindingskabel.
2.
Zet de rekenmachine in de Receive (ontvangen) mode. (Bij de TI-83 Plus en TI-83 Plus
Silver Edition, druk op \
op de CBL 2™. Het programma/toep wordt overgezonden en
het verschijnt op de programmalijst of de toepassingenlijst van de rekenmachine.
4.
Druk op \
op de rekenmachine wanneer de het overzenden gereed is.
Zie de stappen 4 en 5 op pag. vi voor instructies voor de TI-73, TI-82, TI-83 Plus en
TI-83 Plus Silver Edition.
Opmerking: DataMate op de TI-89, TI-92 Plus en Voyage™ 200 PLT wordt in drie
segmenten/bestanden overgezonden, maar slechts één daarvan wordt in het App-menu
weergegeven. Alle segmenten zijn noodzakelijk voor DataMate om te kunnen werken op deze
rekenmachines.
Korte kennismaking met DataMate
Dit hoofdstuk van de Gebruikershandleiding beschrijft de procedures voor het gebruik van
DataMate. De instructies zijn geschreven voor de DataMate toep voor TI-83 Plus en tonen
schermvoorbeelden van de TI-83 Plus. (Zie bladzijde 2 voor informatie over de verschillen
tussen DataMate programma/toep. versies voor de diverse TI grafische rekenmachines.)
De belangrijkste stappen voor het uitvoeren van een experiment met de CBL 2,
sensor(en), en een TI grafische rekenmachine zijn:
1.
Sluit de sensor(en) aan op het CBL 2-systeem, sluit CBL 2 op uw rekenmachine aan
en start het DataMate-programma of de App. (Zie paragraaf, De DataMate
toepassing starten.)
2.
Kies de Gegevens verzamelingsmode, indien nodig. (De CBL 2 heeft standaard
experiment instellingen voor de meeste sensoren.) (Zie bladzijde 9.)
3.
Verzamel de gegevens. (Zie bladzijde 12.)
4.
Plot de gegevens. (Zie bladzijde 13.)
Bovendien kunt u met DataMate sommige sensoren kalibreren, grafieken wijzigen, en
verzamelde gegevens analyseren met voorgeprogrammeerde opties. Op de volgende
bladzijden worden de procedures voor al deze handelingen beschreven.
Het is niet nodig om een rekenmachine aan te sluiten op de CBL 2 om gegevens te
verzamelen. Met de Quick Set-Up-functie op de CBL 2 kunt u gegevens verzamelen
zonder dat er een rekenmachine is aangesloten op de CBL 2. U kunt de gegevens dan
verzenden naar uw rekenmachine om grafieken en analyses te maken. De Quick Set-Up
procedure wordt beschreven op bladzijde 16.
Rekenmachinetoetsen met speciale functies
Naast de toetsen die op de DataMate schermen worden getoond, zijn er twee
rekenmachinetoetsen die een speciale functie hebben binnen DataMate:
♦
Druk op
terug te keren naar de standaardinstellingen van DataMate. Wanneer bijvoorbeeld
de instelling van een sensor en/of de instelling van de gegevensverzamelingmode
niet aan uw verwachtingen voldoen, kunt u op
♦
Druk op
gegevens te onderbreken.
s
op het DataMate Hoofdscherm of op het Instellingenscherm om
s
drukken om ze te resetten.
¡
terwijl u gegevens aan het verzamelen bent om het verzamelen van
Opmerking: Wanneer u een TI-73, TI-82 of TI-83 gebruikt, bevelen wij om alle andere
programma’s uit het geheugen van de rekenmachine te verwijderen voordat u DataMate laadt.
Zie stap 3 op pag. vi.
1.
Sluit de CBL 2™ aan op de rekenmachine.
2.
Druk op
3.
Druk op h, indien nodig, om de cursor naar
op
¯
n
.
.
DATAMATE
te verplaatsen, en druk
Het DataMate beginscherm verschijnt.
Dit scherm toont zowel het versienummer van het
DataMate programma (VER 1.14 in het voorbeeld) als de
versie van het besturingssysteem (ROM: 1.12 in het
voorbeeld).
Vervolgens verschijnt het Hoofdscherm.
Sluit een sensor aan op het CBL 2 -systeem
1.
Sluit de sensor aan op een geschikt kanaal.
Opmerking: Wanneer u sensoren op de analoge kanalen aansluit, moet u de kanalen in hun
numerieke volgorde gebruiken. Met andere woorden, sluit de eerste sensor aan op kanaal 1
(CH1), de tweede sensor op kanaal 2 (CH2), en de derde sensor op kanaal 3 (CH3). Als u slechts
één sensor gebruikt, sluit deze dan aan op kanaal 1.
2.
Wanneer de sensor van het auto-ID type is, dan wordt het
kanaalnummer en het sensortype automatisch
weergegeven op het Hoofdscherm. Ga dan verder naar De
Gegevensverzamelingmode op bladzijde 9.
of
Wanneer de sensor
onderstaande procedure om de CBL 2 te vertellen dat de
sensor is aangesloten.
niet
van het auto-ID type is, volg dan de
3.
Druk op ¢ SETUP (instellen) op het DataMate Hoofdscherm.
Druk op h, indien nodig, om de cursor naar het kanaal te
verplaatsen waarop de sensor is aangesloten. Druk op
¯
. Er verschijnt een lijst met sensoren.
5.
Wanneer uw sensor niet op de lijst voorkomt, druk dan op MORE om meer
keuzes te zien. (De lijst is meerdere pagina’s lang.)
6.
Druk op het nummer van een sensor om die sensor te kiezen.
Opmerking: Bij sommige sensoren, zoals de versnellingsmeter of de drukmeter, wordt een
volgend scherm getoond waar u een speciaal type sensor moet kiezen, een voorkeursmeeteenheid of een kalibratie.
7.
Wanneer u de sensorkeuze heeft afgerond, druk dan op ¢ OK om terug te keren
naar het Hoofdscherm.
Kalibratie van een Sensor (optioneel)
Wanneer er een sensor wordt geselecteerd, laadt DataMate automatisch de
bijbehorende standaard kalibratie. Hoewel het dus niet strikt noodzakelijk is om de
sensor te kalibreren, kunt u de volgende procedure volgen als u hem toch wilt
kalibreren.
Een sensor kan op twee manieren gekalibreerd worden. Ten eerste kan men de
spanning meten totdat deze stabiel is en de bijbehorende waarde invoeren; ten tweede
kan men de waarden met de hand invoeren. U moet de sensorliteratuur raadplegen
voor de juiste kalibratieprocedures. De onderstaande voorbeelden tonen de kalibratie
van de pH (zuurgraad) sensor.
Om de pH sensor te kalibreren door de spanning te meten, heeft u twee oplossingen
nodig met bekende pH waarden; bijvoorbeeld bufferoplossingen met waarden van 4 en
10. Volg de onderstaande stappen:
1.
Druk op ¢ op het Hoofdscherm.
2.
Druk op h, indien nodig, om de cursor naar de sensor die u
wilt kalibreren te verplaatsen. Druk op £ CALIBRATE.
Opmerking: niet alle sensoren kunnen gekalibreerd worden. Wanneer
u een sensor kiest die niet gekalibreerd kan worden, reageert
DataMate niet wanneer u op £ CALIBRATE drukt.
Plaats de pH sensor in de bufferoplossing met zuurgraad 4.
Observeer het scherm tot de aangegeven spanning stabiel is
en druk dan op
5.
Geef de waarde van de bufferoplossing op.
6.
Herhaal stappen 3 en 4 voor de bufferoplossing met zuurgraad 10.
7.
Druk op ¢ OK om terug te keren naar het Instellingen scherm.
Opmerking: raadpleeg de documentatie bij uw sensor voor kalibratieprocedures en standaard
kalibratiewaarden.
¯
.
U kunt de pH sensor ook kalibreren door waarden in te voeren. Deze procedure wordt
gebruikt wanneer er eerder al een volledige kalibratie is uitgevoerd en u met de hand
de nieuwe waarden van de helling en het snijpunt met de as in wilt voeren. Volg de
onderstaande stappen:
1.
Druk op h op het Instellingenscherm, indien nodig, om de
cursor te verplaatsen naar de sensor die u wilt kalibreren.
Druk op £ CALIBRATE NOW.
2.
Druk op ¤ MANUAL ENTRY.
3.
Voer de helling in en druk op
4.
Voer het snijpunt met de as in en druk op
¯
.
¯
. Het Kalibratiescherm wordt
getoond met de nieuwe waarden.
5.
Druk op ¢ OK om terug te keren naar het Instellingen scherm.
Een sensor op nul zetten (optioneel)
1.
Druk op ¤ ZERO op het Instellingenscherm. Het
Kanaalkeuzescherm verschijnt.
Opmerking: niet alle sensoren kunnen op nul worden gezet
(bijvoorbeeld temperatuursondes en lichtsensoren). DataMate toont
alleen die sensoren die op nul kunnen worden gezet.
Druk op het nummer van de sensor die u op nul wilt zetten.
Op het scherm verschijnen de huidige waarde(n) van de
geselecteerde sensor(en).
(In dit voorbeeld was ¤ ALL CHANNELS ingedrukt, zodat
beide sensoren geselecteerd zijn.)
3.
Druk op
Opmerking: de nieuwe kalibraties en nulinstellingen worden niet bewaard wanneer u het
DataMate programma verlaat. Zij zijn alleen geldig gedurende de huidige sessie. Nieuwe
kalibraties en nulinstellingen kunnen ook tijdens de sessie op hun standaardwaarden worden
teruggezet door naar het Hoofdscherm te gaan en op
¯
om de sensor(en) op nul te zetten. Het Hoofdscherm verschijnt.
s
te drukken.
De Gegevensverzamelingmode selecteren
Voor iedere sensor van Vernier laadt DataMate een standaard experiment
(gegevensverzamelingsmode) dat geschikt is voor de sensor. De standaard
gegevensverzamelingmode voor alle sensoren is Time Graph (dat is het verzamelen van
meetpunten met een vooraf ingestelde meetfrequentie). Raadpleeg Mode-keuzescherm
op bladzijde 27 voor een beschrijving van ieder van de gegevensverzamelingmodes.
Opmerking: Wanneer u het DataMate programma stopt en weer opstart, zal de mode-instelling
hetzelfde zijn als op het moment dat u het gestopt had. Maar wanneer u DataMate op een
andere manier verlaat kunnen de mode-instellingen anders zijn wanneer u het weer opstart. Het
kan dan ook gebeuren dat u DataMate opstart en mode- en sensorinstellingen aantreft die
“overgebleven” zijn van een vorig experiment. Hoe dan ook, u kunt altijd op
de mode- en sensorinstellingen op hun standaardwaarden terug te zetten.
Volg de onderstaande procedure om de gegevensverzamelingmode te wijzigen.
1.
Druk op ¢ SETUP op het DataMate Hoofdscherm.
s
drukken om
2.
Druk op ` of h, indien nodig, om de cursor te verplaatsen
naar MODE en druk op
¯
. Er verschijnt een lijst met
gegevensverzamelingmodes.
3.
Druk op het nummer van de mode die u wenst.
Opmerking: Wanneer u de Time Graph mode kiest, verschijnt een volgend scherm waarop u het
tijdinterval tussen opeenvolgende metingen en het aantal metingen kunt kiezen. Raadpleeg De
instellingen van tijdgrafiek wijzigen hieronder voor nadere instructies.
4.
Druk tweemaal op ¢ OK om terug te keren naar het Hoofdscherm.
De instellingen van Time Graph wijzigen (optioneel)
Wanneer u Time Graph kiest op het Mode-keuzescherm, verschijnt het Time Graph
Instellingenscherm. Iedere sensor heeft een standaard tijdsinterval tussen metingen (in
seconden) en een standaard aantal metingen. Volg de onderstaande procedure om de
instellingen te wijzigen:
Wanneer u op £ TIME GRAPH drukt op het Mode-keuzescherm,
verschijnt het Tijdgrafiek Instellingenscherm.
1.
Druk op £ CHANGE TIME SETTINGS.
2.
Voer het tijdsinterval tussen metingen (in seconden) in en
druk op
¯
.
3.
Voer het aantal metingen in en druk op
¯
. Het Time Graph Instellingenscherm
wordt weer getoond. (De EXPERIMENT LENGTH in seconden wordt automatisch
berekend.)
4.
Druk op ¢ OK om het scherm te verlaten. Het Instellingen scherm verschijnt.
of
Druk op ¤ ADVANCED om de geavanceerde instellingen te veranderen. (Raadpleeg
Wijzig de Geavanceerde instellingen van Time Graph voor nadere instructies.)
De geavanceerde instellingen van Time Graph wijzigen (optioneel)
DataMate heeft standaardinstellingen van Time Graph per sensor. U kunt het “venster”
waarin de verzamelde gegevens worden geplot wijzigen, en u kunt de triggermethode
die in het experiment wordt gebruikt veranderen.
Volg de onderstaande procedure om de geavanceerde Time Graph instellingen te wijzigen:
Wanneer u op ¤ ADVANCED drukt op het Time Graph
Instellingenscherm, verschijnt het Geavanceerde Time Graph
Instellingenscherm.
YMIN en YMAX bepalen het “venster” waarbinnen de
verzamelde gegevens worden geplot. YMIN is de ondergrens
van de grafiek, en YMAX is de bovengrens. De waarden van
YMIN en YMAX die worden getoond op het
scherm geven het standaardbereik van de sensor in kanaal 1. (Dit hangt af van de sensor
die in gebruik is. Bijvoorbeeld, de Temperatuursensor heeft een bereik van .20 tot 125.)
Druk op £ CHANGE GRAPH SETTINGS om het vensterbereik
te wijzigen.
Er verschijnt een lijst met de aangesloten sensoren.
2.
Druk op het nummer van de gewenste sensor.
3.
Druk op ¤ CHANGE TRIGGERING om de “trigger” methode
te wijzigen.
Zijn er twee “trigger” methoden. In het getoonde voorbeeld
♦
Met keuze 1 of 2 zal de CBL 2™ beginnen met het
verzamelen van gegevens wanneer er een verandering
optreedt in de gegevens. (Dit heet “triggeren” op een
drempelwaarde.)
♦
Met keuze 3, MANUAL TRIGGER, zal de CBL 2 beginnen met het verzamelen van
gegevens wanneer de START/STOP knop wordt ingedrukt.
♦
Met keuze 4, NONE, wordt geen speciale “triggering” ingesteld.
4.
Druk op het nummer van de gewenste “trigger” methode.
Wanneer u NONE kiest, verschijnt het Geavanceerde Tijdgrafiek Instellingenscherm.
of
Wanneer u MANUAL TRIGGER kiest, wordt de “trigger” methode gewijzigd en
verschijnt het Geavanceerde Tijdgrafiek Instellingenscherm.
of
Wanneer u “triggeren” op een drempelwaarde kiest, vraagt
DataMate u de soort “trigger” te kiezen.
♦
INCREASING betekent dat de meetwaarden die
verzameld worden (zoals bijvoorbeeld de lichtintensiteit
of de temperatuur) toenemen.
♦
DECREASING betekent dat de meetwaarden afnemen.
5.
Druk op het nummer van de gewenste “trigger” soort.
6.
Voer de waarde in waarop u wilt dat het verzamelen van
gegevens begint en druk op
¯
. (Voer de drempelwaarde
in, in de eenheden van de sensor die u aan het gebruiken
bent zoals bijvoorbeeld ¡C voor de temperatuur of Newtons
voor kracht.)
Wanneer de meetwaarden dit getal bereiken, begint de
CBL 2 de gegevens op te slaan.
“Prestore” is de hoeveelheid gegevens die wordt verzameld voordat de
drempelwaarde wordt bereikt (10 procent, 20 procent, enz.). Vanaf het moment dat
het experiment begint totdat de drempelwaarde wordt bereikt, verzamelt de CBL 2
gegevens in zijn “buffer.” Wanneer de drempelwaarde wordt bereikt begint de
CBL 2 de gegevens die hij aan het verzamelen is op te slaan en wist hij de gegevens
die waren verzameld voordat de drempelwaarde werd bereikt tenzij er een
“prestore” waarde was opgegeven.
8.
Druk op ¢ OK om het scherm te verlaten.
9.
Druk nogmaals op ¢ OK om terug te keren naar het Instellingenscherm.
De gegevens verzamelen
Druk op £ START op het DataMate Hoofdscherm om het experiment te starten. De
CBL 2 begint met het verzamelen van gegevens volgens de gegevensverzamelingsmode
die u hebt ingesteld.
Zie bladzijde 27 voor een beschrijving van de gegevensverzamelingmodes.
Wanneer u het verzamelen van gegevens beëindigt, verschijnt het Grafieken
menuscherm. Raadpleeg Plot de Gegevens verderop voor meer informatie.
Opmerking: In de Tijdgrafiek mode worden de gegevens van CH1 automatisch in REALTIME
geplot wanneer u op £ drukt. De meetwaarden worden in de hoek rechtsboven van het scherm
getoond terwijl de gegevens worden geplot.
. Het
De laatste resultaten opslaan
Wanneer u metingen doet met slechts één sensor, kunt u twee “actieve” meetseries op
de rekenmachine opslaan. Hierdoor kunt u drie meetseries bekijken en vergelijken.
1.
Druk op TOOLS op het DataMate Hoofdscherm na het
verrichten van de meting.
DataMate slaat de eerste meetserie op in List 2 (L2, tweede
lijst) van de rekenmachine.
2.
Druk op ¢ STORE LATEST RUN. Het Hoofdscherm verschijnt:
De gegevens die u eerder had opgeslagen in List 2 worden overgeheveld naar List 3
van de rekenmachine zodat nieuwe gegevens opgeslagen kunnen worden in List 2.
U kunt maximaal twee series opslaan. (Wanneer u een tweede serie opslaat, worden
de gegevens van List 3 overgeheveld naar List 4, de gegevens van List 2 naar List 3,
en worden de nieuwe gegevens verzameld in List 2.)
Wanneer u meerdere sensoren heeft aangesloten op de
CBL 2™, wordt automatisch het Grafieken menuscherm
getoond na afloop van de meting.
Opmerking: Wanneer u slechts één sensor heeft aangesloten op de
CBL 2, wordt de grafiek zelf getoond.
2.
Druk op ` of h, indien nodig, om de cursor te verplaatsen
naar het kanaal of de gegevens die u wilt weergeven in een
grafiek en druk op
¯
.
3.
Druk op
¯
om een volgende grafiek te bekijken. Het Grafieken menuscherm
verschijnt weer en u kunt een ander kanaal uitkiezen.
4.
Wanneer u het bereik van de weergegeven grafiek wilt wijzigen, keer dan terug
naar het Grafieken Menu scherm en druk op £ SELECT REGION.
of
Wanneer u de schaal van de grafiek wilt wijzigen, keer dan terug naar het scherm
waarop uw grafiek wordt getoond en druk op ¤ RESCALE. Het Grafiek Schalen
scherm verschijnt.
of
Wanneer u de weergave van grafieken wilt beëindigen, keer dan terug naar het
Grafieken Menu scherm en druk op ¢ MAIN SCREEN.
Een bereik kiezen (optioneel)
Met DataMate kunt u, behalve de volledige grafiek, ook een deel van uw grafiek
selecteren en bekijken.
Opmerking: wanneer u een deel van de grafiek selecteert, worden alleen de gegevens van het
geselecteerde deel bewaard in de rekenmachine. Alle gegevens die buiten het geselecteerde
gebied vallen worden gewist uit het geheugen van de rekenmachine. De gehele meetserie is
echter nog steeds opgeslagen in de CBL 2 en kan op ieder willekeurig moment weer worden
opgeroepen. (Raadpleeg stappen 5-9 op bladzijde 16 voor meer informatie over het weer
oproepen van opgeslagen gegevens.)
Om een gedeelte of een “gebied” van uw grafiek te bekijken, volg de onderstaande
procedure:
1.
Druk op £ SELECT REGION op het Grafieken menuscherm.
2.
Wijzig de waarden van X en Y onderaan het scherm door op
_
of a te drukken om de cursor te bewegen naar het punt
op de grafiek waar u de linkergrens van de grafiek wilt
plaatsen. Druk op
Druk op _ of a om de cursor te bewegen naar het punt op
de grafiek waar u de rechtergrens van de grafiek wilt
plaatsen en druk op
¯
. Het Grafieken menu verschijnt.
4.
Druk op
5.
Wanneer u de Grafieken wilt verlaten, druk op
¯
om de nieuwe grafiek te tonen.
¯
. Het Grafieken menu verschijnt.
De grafiek schalen (optioneel)
Met DataMate is het heel eenvoudig om de grafiek van uw gegevens te schalen. U kunt
AUTOSCALE, X SCALE (X schalen), of Y SCALE (Y schalen) kiezen. Volg de onderstaande
procedure om een grafiek te schalen:
1.
Druk op ¤ RESCALE op het Grafieken menuscherm.
2.
Druk op het nummer van de schaal die u wilt wijzigen.
Opmerking: Wanneer u AUTOSCALE kiest, zal DataMate de grafiek zodanig schalen dat de door
u verzamelde gegevens zo goed mogelijk op het scherm passen. Wanneer u X SCALE of Y SCALE
kiest, vraagt DataMate u om de waarden voor Xmin en Xmax of Ymin en Ymax, respectievelijk,
in te voeren (de onder en boven grenzen van uw schaal).
3.
Om de grafiek te bekijken met andere schaalkeuzes, druk op
¯
om terug te
keren naar het Schaal Grafiek scherm en kies vervolgens een andere schaal.
4.
Wanneer u de grafieken wilt verlaten, druk op
¯
om terug te keren naar het Schaal
Grafiekscherm, en druk dan op RETURN om terug te keren naar het Hoofdscherm.
Meer grafieken (optioneel)
DataMate heeft extra mogelijkheden voor het maken van grafieken en het vergelijken
van de gegevens die u heeft verzameld. Door bijvoorbeeld de optie 2 te kiezen op het
Meer Grafiekenscherm, kunt u een grafiek bekijken van de gegevens die zijn opgeslagen
in List 3 (L3) uitgezet tegen de gegevens die zijn opgeslagen in List 2 (L2). Volg de
onderstaande procedure om meer grafieken te kiezen:
1.
Druk op MORE op het Grafieken menuscherm.
L1, L2, L3 en L4 verwijzen naar de lists (lijsten) waarin uw
gegevens zijn opgeslagen. Bijvoorbeeld, L3 VS L1 zal de
gegevens uit List 3 tegen de gegevens uit List 1 uitzetten.
2.
Druk op het nummer van de grafiek die u wilt zien.
U kunt de ingebouwde regressiemodellen en statistische functies van de rekenmachine
gebruiken om de gegevens te analyseren. Volg de onderstaande procedure om deze
opties te selecteren:
1.
Druk op ANALYZE op het DataMate Hoofdscherm.
De verschillende opties voor het analyseren van uw
gegevens worden in de volgende paragrafen uitgelegd.
Optie 2 CURVE FIT, toont een lijst regressiemodellen waar u
uit kunt kiezen. Wanneer u een regressiemodel kiest,
bepaalt de rekenmachine de lijn of de kromme die het best
past bij de gegevens en biedt u vervolgens de mogelijkheid
om de regressie bij uw gegevens te schalen.
Optie 3 ADD MODEL, geeft u de mogelijkheid om uw eigen
regressiemodel te maken.
Om deze optie te gebruiken moet u eerst uw vergelijking
invoeren in de Y= editor van uw rekenmachine
DataMate start. Wanneer u bijvoorbeeld weet dat de
gegevens die u zult verzamelen lineair zijn, kunt u
invoeren. Wanneer u dan ADD MODEL kiest, kunt u de
coëfficiënten a en b veranderen totdat uw eigen model
gegevens naar tevredenheid representeert.
Opmerking: Deze optie is niet beschikbaar bij de DataMate versie
voor TI-73 en TI-82.
voordat
y=ax+b
u
Optie 4 STATISTICS, vraagt u om het kanaal of de gegevens
te kiezen en dan de linker en rechter grenzen te kiezen. De
enkelvoudige statistieken van de gegevens worden op het
scherm weergegeven.
Optie 5 INTEGRAL, vraagt u om de grafiek te selecteren, en
dan de linker en rechter grenzen te kiezen. De integraal van
de grafiek over het geselecteerde bereik wordt op het
scherm weergegeven.
Quick Set-Up wordt gebruikt om gegevens te verzamelen zonder dat er een
rekenmachine is aangesloten op het CBL 2™-systeem. In deze mode kunnen alleen
auto-ID sensoren, de CBR™, en de nieuwe Vernier auto-ID sensoren gebruikt worden.
Maximaal vier sensoren kunnen tegelijk worden aangesloten, en de CBL 2 verricht de
metingen met de standaard meetfrequentie zoals vastgelegd in DataMate. De gegevens
zullen continu worden verzameld en worden opgeslagen in het geheugen.
Gegevens verzamelen met de Quick Set-Up-functie van de CBL 2:
1.
Sluit de auto-ID sensor(en) aan op de CBL 2.
2.
Druk op
QUICK SETUP
(Korte Instelprocedure). Het apparaat wist alle gegevens in
het geheugen en controleert of er auto-ID sensoren zijn aangesloten. Het stelt het
kanaal of de kanalen in op het automatisch verzamelen van gegevens. Wanneer de
gele LED aangaat is het apparaat gereed om met meten te beginnen.
3.
Druk op
START/STOP
. De groene LED knippert om aan te geven dat de CBL 2
gegevens aan het verzamelen is.
4.
Wanneer de CBL 2 gereed is met het verzamelen van gegevens, stopt hij.
of
Wanneer u de meetprocedure wilt onderbreken voordat de CBL 2 stopt, druk dan
START/STOP
op
. (Het maximale aantal meetpunten dat kan worden verzameld in
deze mode is 99.)
Zend vervolgens de gegevens over van de CBL 2 naar uw rekenmachine:
5.
Sluit de rekenmachine aan op de CBL 2 met de kabel.
6.
Start het DataMate programma (of toep.) op de
rekenmachine.
7.
Druk op
¯
.
8.
Druk op TOOLS.
9.
Druk op £ RETRIEVE DATA. Het programma haalt de gegevens uit het geheugen van
de CBL 2.
U kunt deze gegevens nu plotten met het DataMate programma of u kunt het
programma verlaten en de plotfunctie van de rekenmachine gebruiken.
Met sommige versies van DataMate kunt u experimenten opslaan in het
FLASH
geheugen van het CBL 2™-systeem, deze later terugroepen en verwijderen wanneer u
ze niet langer nodig hebt. U kunt de instellingen van uw experiment opslaan:
sensorkeuzes, gegevensverzamelingmode, kalibraties, plot instellingen, enzovoorts,
naast de gegevens die u heeft verzameld.
Opmerking: Deze optie is beschikbaar bij de DataMate versie voor de TI-83 Plus, TI-83 Plus Silver
Edition, TI-86, TI-89, TI-92, TI-92 Plus, en de Voyage™ 200 PLT. De schermen die worden getoond in
dit hoofdstuk zijn afkomstig van de T-83 Plus.
Een experiment opslaan
Wanneer u de instelling van een experiment heeft ingevoerd maar geen gegevens heeft
verzameld, worden alleen de instellingen opgeslagen. Wanneer u de instellingen heeft
ingevoerd en gegevens heeft verzameld, worden zowel de instellingen als de gegevens
van de laatste meetserie opgeslagen. Volg de onderstaande procedure om een
experiment op te slaan:
1.
Druk op ¢ SETUP op het DataMate Hoofdscherm.
2.
Druk op SAVE/LOAD.
3.
Druk op ¢ SAVE EXPERIMENT.
4.
Type een naam in (maximaal 20 letters en/of cijfers) en druk op
¯
. Het
experiment wordt opgeslagen, en het Experimentmenu wordt opnieuw
weergegeven.
Opmerking: ieder experiment moet een unieke naam hebben (bijvoorbeeld, temp1, temp2,
enz.). De CBL 2 kan twee bestanden met dezelfde naam niet onderscheiden. Alle bestanden
worden getoond in de volgorde waarin ze zijn opgeslagen.
Druk op het nummer van het experiment dat u wenst. Het experiment wordt
FLASH
-geheugen van het CBL 2™-systeem:
geladen en het Hoofdscherm verschijnt.
Opmerking: men kan slechts één experiment tegelijk laden.
Een experiment wissen
Experimentbestanden die zijn opgeslagen in het
verschijnen in de volgorde waarin ze zijn opgeslagen. Nieuwe experimenten worden
steeds achteraan toegevoegd. Om het geheugen optimaal te gebruiken moet u de
bestanden die u niet langer nodig heeft wissen.
Volg de onderstaande procedure om een experiment te wissen:
Druk op het nummer van het experiment dat u wilt wissen. (
bestanden kunnen niet hersteld worden!
) Het experiment wordt gewist en het
ATTENTIE: gewiste
Experimentmenu verschijnt.
Alle experimenten wissen
Niet alleen kunt u de experimenten één voor één wissen, u kunt ook alle opgeslagen
experimenten wissen. Volg de volgende procedure om alle experimenten in één keer te
wissen:
1.
Druk op ¢ SETUP op het DataMate Hoofdscherm.
2.
Druk op SAVE/LOAD.
3.
Druk op DELETE ALL EXPERIMENTS.
4.
Druk op ¢ om alle experimenten te wissen. De experimenten worden gewist en het
Instellingenscherm verschijnt.
Het CBL 2™-systeem met andere programma's gebruiken
Het CBL 2 -systeem werkt met de meeste van de bestaande CBL™-programma's, zonder
veranderingen of slechts met kleine veranderingen.
♦
De TI CBL-programma's in de Explorations™-activiteitenboeken.
♦
TI programma's van de TI rekenmachine web site,
♦
Programma's die u zelf maakt.
Volg de instructies in de activiteitenboeken of op de web site op om programma's naar
uw rekenmachine te kopiëren. Voer daarna het experiment uit volgens de aanwijzingen.
Appendix B bevat een beknopte overzicht van CBL 2 commando's. Wanneer u uw eigen
programma's wilt creëren voor de CBL 2, moedigen wij u aan om de Technische
Handleiding op de Hulpmiddelen CD of de TI web site te raadplegen voor gedetailleerde
uitleg en additionele informatie over de commando's.
Met de DATADIR-programma's kunt u programma's in het
CBL 2-systeem opslaan en ze later ophalen op uw rekenmachine. (Dit is net of u een
“externe harde schijf” voor uw rekenmachine heeft.) De CBL 2 heeft ongeveer 400K
FLASH
programma's.
Het DATADIR programma is beschikbaar op de TI Hulpmiddelen CD en op de TI web site
op
Om programma's op te slaan en op te roepen moet de CBL 2 aangesloten zijn op een TI
grafische rekenmachine.
-geheugen beschikbaar voor het opslaan van experimentbestanden en
education.ti.com
.
FLASH
-geheugen van het
Het DATADIR programma starten
1.
Druk op
2.
Druk op h om de cursor naar
druk op
3.
Druk opnieuw op
Even verschijnt er een inleidend scherm en dan verschijnt
het hoofdmenu.
q
¯
.
.
DATADIR
¯
om uw keuze te bevestigen.
te verplaatsen en
Een programma opslaan
Het programma of de programma's dat/die u wilt opslaan moet(en) zich op uw
rekenmachine bevinden. U kunt één of meerdere programma's tegelijk opslaan. Volg de
onderstaande instructies:
1.
Druk op £ STORE PROGRAM in het bestanden-hoofdmenu.
Druk op h om de cursor naar het programma te
verplaatsen dat u wilt opslaan en druk vervolgens op
Er verschijnt een stip naast de programmanaam.
Herhaal deze handeling totdat u alle programma's die u
wilt opslaan heeft geselecteerd.
¯
.
5.
Druk op a om
TRANSMIT
te selecteren en druk op
¯
.
Wanneer het programma of de programma's is/zijn
opgeslagen, toont de rekenmachine de boodschap
Opmerking: De rekenmachine verlaat het DATADIR programma om te
zenden. Start het DATADIR programma nogmaals om het resultaat
van het zenden te bekijken.
Done
.
Een opgeslagen programma oproepen
Met het DATADIR-programma kunt u ook een programma dat is opgeslagen op de
CBL 2™ in uw rekenmachine laden. Hoewel u meerdere programma's ineens op kunt
slaan, kunt u er slechts één tegelijk oproepen. Volg de onderstaande instructies op om
deze taak te voltooien:
1.
Druk op ¢ LOAD A PROGRAM in het bestandenhoofdmenu.
2.
Druk op het nummer van het programma dat u wenst te
laden en volg de instructies op het scherm zoals getoond in
de stappen 3-5 hieronder.
3.
Druk op \
4.
Druk op a om
5.
Wanneer het scherm van de rekenmachine WAITING toont, druk op
.
RECEIVE
te selecteren en druk op
¯
.
(zenden) op de CBL 2. Wanneer het programma in de rekenmachine is geladen,
toont de rekenmachine de boodschap
Opmerking: de rekenmachine verlaat om te zenden het DATADIR-programma.
Het DATADIR-programma biedt twee opties om de opgeslagen programma's te wissen.
U kunt een enkel programma wissen (optie 3) of u kunt alle programma's wissen die op
de CBL 2 zijn opgeslagen (optie 4).
Opmerking: Het wissen van alle programma's zal de DataMate programma's/Apps NIET wissen.
Volg de onderstaande instructies op om een enkel programma dat u op de CBL 2 heeft
opgeslagen te wissen:
1.
Druk op ¤ DELETE A PROGRAM in het bestandenhoofdmenu.
2.
Druk op het nummer van het programma dat u wilt wissen.
Het bestanden-hoofdmenu verschijnt.
Volg de onderstaande instructies op om ALLE programma's die u op de CBL 2™ heeft
opgeslagen te wissen:
1.
Druk op DELETE ALL PROGRAMS in het bestanden-hoofdmenu.
2.
De programma's worden gewist en het bestanden-hoofdmenu verschijnt.
Het geheugen controleren
Het DATADIR programma biedt u ook de mogelijkheid om de hoeveelheid beschikbaar
geheugen op de CBL 2 te zien. Volg de onderstaande instructies op om het geheugen te
controleren:
1.
Druk op CHECK MEMORY in het bestanden-hoofdmenu.
2.
Wanneer u het scherm bekeken heeft, druk op
Het bestanden-hoofdmenu verschijnt.
¯
.
Schoonmaak
Met het DATADIR-programma kunt u het beschikbare geheugen op de CBL 2
optimaliseren.
1.
22A
Druk in het hoofdmenu van de directory op COLLECT GARBAGE.