Texas BA II Plus, BA II Plus Professional User manual

BA II PLUS™ /
BA II PLUS™ PROFESSIONAL
rekenmachines

Belangrijk

Texas Instruments biedt geen enkele garantie, hetzij impliciet hetzij uitdrukkelijk, met inbegrip van en niet uitsluitend beperkt tot welke impliciete garanties dan ook wat betreft de geschikthei d voor verkoop en een specifiek gebruik, voor de programma's of documentatie en stelt deze documentatie slechts ter beschikking “as-is”.
Texas Instruments kan in geen geval aansprakelijk worden gesteld voor speciale, indirecte, toevallige of resulterende schade die in verband zou staan met of het gevolg is van de aankoop of het gebruik van deze produkten; de enige en uitsluitende aansprakelijkheid, ongeacht de wijze van de juridische procedure, die door Texas Instruments wordt gedragen, zal beperkt blijven tot het bedrag van de aankoopprijs van dit artikel of materiaal. Bovendien kan Texas Instruments niet aansprakelijk worden gesteld indien een eis tot schadevergoeding wordt ingediend, ongeacht de aard erva n, tegen het gebruik van deze produkten door een andere persoon.
© 2005 Texas Instruments Incorporated
ii
Inhoud
Belangrijk........................................................................................ ii
1 Overzicht van rekenmachinebewerkingen ......................1
De rekenmachine aanzetten ......................................................... 2
De rekenmachine uitzetten........................................................... 2
Tweede functies selecteren............................................................ 3
Het scherm aflezen......................................................................... 3
Rekenmachineformats instellen ................................................... 5
De rekenmachine resetten............................................................. 7
Rekenmachinegegevens en geheugens wissen............................ 8
Invoerfouten corrigeren ................................................................ 9
Wiskundige bewerkingen.............................................................. 9
Geheugenbewerkingen ............................................................... 13
Berekeningen met constanten .................................................... 15
De functie Laatste antwoord....................................................... 16
Werkbladen gebruiken: tools voor financiële oplossingen....... 17
2 Werkbladen Tijdwaarde-van-geld en Aflossing ............23
Variabelen van de werkbladen TVM en aflossing...................... 24
Cash inflows en outflows invoeren............................................. 28
Een aflossingsschema genereren................................................. 28
Voorbeeld: Basisrente van een lening berekenen...................... 29
Voorbeelden: Basisbetalingen van een lening berekenen ........ 30
Voorbeelden: Waarde van spaargeld berekenen....................... 31
Voorbeeld: Contante waarde in annuïteiten berekenen .......... 32
Voorbeeld: Eeuwige annuïteiten berekenen ............................. 33
Voorbeeld: De contante waarde van variabele cashflows
berekenen ............................................................................... 34
Voorbeeld: De contante waarde van een lease met restwaarde
berekenen ............................................................................... 36
Voorbeeld: Overige maandelijkse betalingen berekenen......... 37
Voorbeeld: Sparen met maandelijkse stortingen ....................... 38
Voorbeeld: Berekenen van leenbedrag en aanbetaling ............ 39
Voorbeeld: Gewone stortingen voor een gespecificeerd
toekomstig bedrag berekenen .............................................. 40
Voorbeeld: Betalingen berekenen en een aflossingsschema
genereren................................................................................ 41
Voorbeeld: Betaling, rente en leenbalans berekenen na een
gespecificeerde betaling........................................................ 43
3 Werkblad Cashflow.........................................................45
Ongelijke en gegroepeerde cashflows ....................................... 47
iii
Cashflows invoeren.......................................................................48
Cashflows wissen .......................................................................... 48
Cashflows invoegen...................................................................... 49
Cashflows berekenen ...................................................................49
Voorbeeld: Ongelijke cashflows oplossen...................................53
Voorbeeld: Waarde van een lease met ongelijke betalingen....56
4 Werkblad Obligaties....................................................... 59
Variabelen van het werkblad Obligaties..................................... 60
Terminologie van het werkblad Obligaties.................................63
Obligatiegegevens invoeren en resultaten berekenen.............. 64
Voorbeeld: Obligatieprijs, opgebouwde rente en aangepaste
looptijd berekenen met de BA II PLUS™ PROFESSIONAL-
rekenmachine..........................................................................65
5 Werkblad Afschrijving.................................................... 67
Variabelen van het werkblad Afschrijving ..................................67
Gegevens invoeren en resultaten berekenen .............................70
Voorbeeld: Lineaire afschrijving berekenen ............................... 71
6 Werkblad Statistiek......................................................... 73
Variabelen van het werkblad....................................................... 73
Regressiemodellen........................................................................ 76
Statistische gegevens invoeren....................................................76
Statistische resultaten berekenen................................................77
7 Overige werkbladen ....................................................... 79
Werkblad Percentageverandering/Samengestelde rente ..........80
Werkblad Renteconversie ............................................................84
Werkblad Datum .......................................................................... 86
Werkblad Winstmarge .................................................................89
Werkblad Breakeven .................................................................... 91
Werkblad Geheugen .................................................................... 93
A Bijlage - Naslaginformatie ............................................. 95
Formules........................................................................................95
Foutmeldingen............................................................................106
Informatie over nauwkeurigheid ..............................................108
AOS™ (Algebraic Operating System)-berekeningen................109
Informatie over de batterijen ....................................................109
Bij moeilijkheden........................................................................111
Productinformatie, service en garantie TI.................................112
Index ................................................................................ 113
iv
1

Overzicht van rekenmachinebewerkingen

De BA II PLUS™-rekenmachine en de BA II PLUS™ PROFESSIONAL­rekenmachine zijn hetzelfde, alleen heeft de BA II PLUS™ PROFESSIONAL-rekenmachine extra cashflows en financiële functies. Deze handleiding kan voor beide rekenmachines gebruikt worden.
In dit hoofdstuk wordt de basisbediening van uw BA II PLUS™ ­rekenmachine en de BA II PLUS™ PROFESSIONAL-rekenmachine beschreven, waaronder informatie over:
Het aan- en uitzetten van de rekenmachine
Het selecteren van tweede functies
Het aflezen van het scherm en het instellen van rekenmachineformats
Het wissen van de rekenmachine en het corrigeren van invoerfouten
Het uitvoeren van wiskundige en geheugenbewerkingen
Het gebruik van de functie Laatste antwoord
Het gebruik van werkbladen
Overzicht van rekenmachinebewerkingen 1

De rekenmachine aanzetten

Druk op $.
Als u de rekenmachine hebt uitgezet door op $ te
drukken, keert de rekenmachine terug naar de standaard-rekenmachinemode met een weergegeven waarde van nul.
Alle werkbladen en instellingen voor getallen, hoekeenheden, datums, scheidingstekens en de berekeningsmethode behouden de vorige waarden en instellingen.
Als de rekenmachine is uitgeschakeld door de Automatic Power Down™ (APD™)-functie, wordt de rekenmachine ingeschakeld zoals u hem verliet, dus met precies dezelfde scherminstellingen, opgeslagen geheugen, hangende bewerkingen en foutmeldingen.

De rekenmachine uitzetten

Druk op $.
De weergegeven waarde en eventuele foutmeldingen worden gewist.
Eventuele niet-afgemaakte standaard-rekenmachinebewerkingen en lopende werkbladberekeningen worden geannuleerd.
De Constant Memory™-functie behoudt alle werkbladwaarden en ­instellingen, inclusief de inhoud van de 10 geheugens en alle formatinstellingen.

Automatic Power Down (APD)-functie

Om de levensduur van de batterijen te verlengen schakelt de Automatic Power Down (APD)-functie de rekenmachine automatisch uit nadat deze vijf minuten niet gebruikt is.
De volgende keer dat u op $ drukt, wordt de rekenmachine op precies dezelfde manier ingeschakeld als waarop u deze achterliet, met behoud van scherminstellingen, opgeslagen geheugen en eventuele hangende bewerkingen of foutmeldingen.
2 Overzicht van rekenmachinebewerkingen

Tweede functies selecteren

De hoofdfunctie van een toets is op de toets zelf afgedrukt. De hoofdfunctie van de $-toets bijvoorbeeld, is het in- en uitschakelen van de rekenmachine.
De meeste toetsen hebben een tweede functie die boven de toets is afgedrukt. Om een tweede functie te selecteren drukt u op & en de overeenkomstige toets. (Wanneer u op & drukt, verschijnt de indicator "2nd" linksboven op het scherm.)
Als u bijvoorbeeld op & U drukt, verlaat u het geselecteerde werkblad en keert de rekenmachine terug naar de standaard-rekenmachinemode.
Opmerking: Om te annuleren nadat u op & hebt gedrukt, drukt u nogmaals op &.

Het scherm aflezen

Het scherm geeft geselecteerde variabelen weer met waarden van maximaal tien cijfers. (De rekenmachine geeft waarden van meer dan 10 cijfers in de wetenschappelijke notatie weer.)
De indicatoren langs de bovenkant van het scherm geven weer welke toetsen actief zijn en geven u informatie over de status van de rekenmachine.
Indicator Betekenis
2nd
Overzicht van rekenmachinebewerkingen 3
Druk op een toets om de tweede functie ervan te selecteren.
Indicator Betekenis
INV
Druk op een toets om de inverse goniometrische functie ervan te selecteren.
HYP
Druk op een toets om de hyperbolische functie ervan te selecteren.
COMPUTE
Druk op % om een waarde voor de weergegeven variabele te berekenen.
ENTER
Druk op ! om de weergegeven waarde toe te kennen aan de weergegeven variabele.
SET
Druk op & V om de instelling van de weergegeven variabele te veranderen.
#
$ Druk op " of # om de vorige of volgende variabele in het
werkblad weer te geven. Opmerking: Houd # of " ingedrukt om gemakkelijk door
een reeks variabelen te bladeren.
DEL
Druk op & W om een cashflow of statistisch gegevenspunt te wissen.
INS
Druk op & X om een cashflow of statistisch gegevenspunt in te voegen.
BGN
In TVM-berekeningen worden begin-van­periodebetalingen gebruikt. Wanneer BGN niet wordt weergegeven, worden er eind-van-periodebetalingen (END) in de TVM-berekeningen gebruikt.
RAD
Hoekwaarden verschijnen in radialen. Wanneer RAD niet wordt weergegeven, verschijnen er hoekwaarden en moeten deze worden ingevoerd in graden.
De weergegeven waarde wordt ingevoerd in het
geselecteerde werkblad. De indicator verdwijnt na een berekening.
De weergegeven waarde wordt berekend in het
geselecteerde werkblad. Wanneer een waarde verandert en een berekende waarde ongeldig maakt, verdwijnt de_ indicator.
=
De weergegeven variabele krijgt de weergegeven waarde.
De weergegeven waarde is negatief.
4 Overzicht van rekenmachinebewerkingen

Rekenmachineformats instellen

U kunt de volgende rekenmachineformats instellen:
Om dit te selecteren
Aantal decimale posities
Hoekeenhe den
Datums # US (mm-dd-yyyy)
Getalscheidi ngstekens
Berekening smethode
1. Om toegang te krijgen tot formatopties drukt u op & |. De
DEC -indicator verschijnt met het geselecteerde aantal decimale
posities.
2. Om het aantal weergegeven decimale posities te veranderen toetst u
een waarde in en drukt u op !.
3. Om een ander rekenmachineformat te openen drukt u eenmaal op
# of " voor ieder format.
Om bijvoorbeeld het format van hoekeenheden te openen drukt u op #. Om het format van getalscheidingstekens te openen drukt u op "" "of # # #.
4. Om het geselecteerde format te veranderen drukt u op & V.
5. Om over te gaan op een ander rekenmachineformat herhaalt u de stappen 3 en 4. — of — Om terug te keren naar de standaard-rekenmachinemode drukt u op & U. — of — Om een werkblad te openen drukt u op een werkbladtoets of toetscombinatie.
Druk op Weergave Standaar
dwaarde
& |
DEC 0–9 (druk op 9
2
voor drijvende komma)
# DEG (graden)
RAD (radialen)
Eur (dd-mm-yyyy)
# US (1,000.00 )
Eur (1.000,00)
# Chn (ketting)
AOSé (algebraic
DEG
US
US
Chn
operating system)
Overzicht van rekenmachinebewerkingen 5

Het aantal weergegeven decimale posities kiezen

De rekenmachine slaat numerieke waarden intern op met een nauwkeurigheid van 13 cijfers, maar u kunt specificeren hoeveel decimale posities u wilt weergeven. De rekenmachine geeft maximaal 10 cijfers weer met de drijvende-komma-optie. Uitkomsten met meer dan 10 cijfers verschijnen in wetenschappelijke notatie.
Het veranderen van het aantal decimale posities is alleen van invloed op de weergave op het scherm. Behalve bij aflossings- en afschrijvingsresultaten rondt de rekenmachine interne waarden niet af. Om de interne waarde af te ronden gebruikt u de afrondingsfunctie.
Opmerking
: In alle voorbeelden in deze handleiding is een instelling
van twee decimale posities gebruikt. Andere instellingen kunnen andere uitkomsten geven.

De hoekeenheden kiezen

De hoekeenheid beïnvloedt de weergave van resultaten in goniometrische berekeningen. Wanneer u radialen selecteert, verschijnt
RAD-indicator rechtsboven op het scherm. Er verschijnt geen indicator
de als u de standaardinstelling van graden selecteert.

Datums gebruiken

De rekenmachine gebruikt datums bij de werkbladen Obligaties en Datum en de Franse afschrijvingsmethodes. Om datums in te voeren gebruikt u de volgende conventie: mm.ddyy (VS) of dd.mmyy (Europees). Nadat u de datum hebt ingetoetst, drukt u op !.

Berekeningsmethodes kiezen

Wanneer u de ketting (Chn)-berekeningsmethode kiest, lost de rekenmachine vraagstukken op in de volgorde waarin u ze invoert. (De meeste financiële rekenmachines gebruiken
Wanneer u bijvoorbeeld 3 H 2 < 4 N invoert, is het 2 = 5, 5 * 4 = 20).
Met de functie
AOSé (algebraic operating system) lost de rekenmachine
vraagstukken op volgens de standaardregels voor de volgorde van bewerkingen, waarbij vermenigvuldigen en delen voor optellen en aftrekken plaatsvindt. (De meeste wetenschappelijke rekenmachines gebruiken
AOS.)
Wanneer u bijvoorbeeld 3 H 2 < 4 N invoert, is het Q 4 = 8; 3 + 8 = 11).
6 Overzicht van rekenmachinebewerkingen
Chn.)
Chn-antwoord 20 (3 +
AOS-antwoord 11 (2

Standaardwaarden resetten

Om de standaardwaarden voor alle rekenmachineformats te resetten drukt u op & z terwijl één van de formats weergegeven wordt.

De rekenmachine resetten

Het resetten van de rekenmachine:
Wist het scherm, alle 10 geheugens, alle niet­afgemaakte berekeningen en alle werkbladgegevens.
Herstelt alle standaardinstellingen
Laat de machine terugkeren naar de standaard­rekenmachinemode
Omdat de rekenmachine alternatieve methodes biedt waarbij u gegevens selectief kunt wissen, moet u de resetfunctie voorzichtig gebruiken om onnodig gegevensverlies te voorkomen. (Zie “Rekenmachinegegevens en geheugens wissen” op pagina 8.)U kunt de rekenmachine bijvoorbeeld resetten voordat u deze voor de eerste keer gebruikt, wanneer u met een nieuwe berekening begint, of wanneer u problemen hebt met het bedienen van de rekenmachine en andere mogelijke oplossingen niet werken. (Zie “Bij moeilijkheden” op pagina 111.)

Drukken op & } !

1. Druk op & }. De indicatoren
Opmerking: Om het resetten te annuleren drukt u op & U. verschijnt.
2. Druk op !. RST en 0.00 verschijnen, waarmee bevestigd wordt
dat de rekenmachine gereset is.
Opmerking: Als er een foutmelding bestaat, drukt u op P om het scherm te wissen voordat u de reset uitvoert.
RST ? en ENTER verschijnen.
0.00

Een harde reset uitvoeren

U kunt de rekenmachine ook resetten door voorzichtig een puntig voorwerp (zoals een uitgevouwen paperclip of iets dergelijks) in het gaatje met het woord steken.
Overzicht van rekenmachinebewerkingen 7
RESET op de achterkant van de rekenmachine te

Rekenmachinegegevens en geheugens wissen

Opmerking: Zie voor informatie over het selectief wissen van variabelen de specifieke hoofdstukken over de werkbladen in deze handleiding.
Om dit te wissen Druk op
Eén teken per keer, te beginnen met het laatst ingetoetste cijfer
Een onjuiste invoer, foutconditie of foutmelding P
Het opgeroepen werkblad en de standaardwaarden resetten
De formatinstellingen van de rekenmachine en de standaardwaarden resetten
*
& z
& | & z
Het opgeroepen werkblad verlaten en terugkeren naar de standaard­rekenmachinemode
Alle hangende bewerkingen in de standaard­rekenmachinemode
In een opgeroepen werkblad, de variabelewaarde die ingetoetst is maar niet ingevoerd is (de vorige waarde verschijnt)
Een willekeurige berekening die gestart maar niet afgemaakt is
TVM-werkbladvariabelen en standaardwaarden resetten
Eén van de 10 geheugens (zonder dat de andere gewist worden)
& U
P P
& U & ^
Q D en een
geheugennummer toets (0–9)
8 Overzicht van rekenmachinebewerkingen

Invoerfouten corrigeren

U kunt een invoer corrigeren zonder een berekening te annuleren, als u de correctie invoert voordat u op een bewerkingstoets drukt (bijvoorbeeld H of 4).
Om het laatst weergegeven cijfer te wissen drukt u op
*.
Om het gehele weergegeven getal te wissen drukt u
op P.
Opmerking: Als u op P drukt nadat u op een bewerkingstoets hebt gedrukt, wordt de hangende berekening gewist.
Voorbeeld: U wilt 3 Q 1234,56 berekenen, maar in plaats daarvan hebt u
1234,86 ingevoerd.
Om dit te doen Druk op Weergave
Begin met invoeren.
Voer een getal in.
3 <
1234,86 1.234,86
Wis de invoerfout. * *
Voer het correcte getal in.
56 1.234,56
Bereken de uitkomst. N
3,00
1234.
3.703,68

Wiskundige bewerkingen

Wanneer u de ketting (Chn)-berekeningsmethode selecteert, evalueert de rekenmachine wiskundige uitdrukkingen (bijvoorbeeld 3 + 2 Q 4) in de volgorde waarin u ze invoert.

Voorbeelden van wiskundige bewerkingen

Bij deze bewerkingen moet u op N drukken om de bewerking uit te voeren.
Om dit te doen Druk op Weergave
Optellen 6 + 4
6 H 4 N
Aftrekken 6 N 4 6 B 4 N
Vermenigvuldigen 6 Q 4 6 < 4 N
Delen 6 P 4 6 6 4 N
Overzicht van rekenmachinebewerkingen 9
10,00
2,00
24,00
1,50
Om dit te doen Druk op Weergave
Machtsverheffen: 3
1,25
3 ; 1,25 N
Haakjes gebruiken: 7 Q (3 + 5) 7 < 9 3 H 5 : N
Percentage berekenen: 4% van €453 453 < 4 2 N
Verhouding in procenten: 14 van de
14 6 25 2 N
3,95
56,00
18,12
56,00
25
Prijs met toegevoegd percentage berekenen:
498 H 7 2
N
34,86
532,86
498 + 7% omzetbelasting
Prijs met kortingspercentage berekenen: 69,99 N 10%
Aantal combinaties berekenen
69,99 B 10 2
N
52 & s 5 N
2.598.960,00
7,00
62,99
waarbij: n = 52, r = 5
Aantal permutaties berekenen
8 & m 3 N
336,00
waarbij: n = 8, r = 3
Bij deze bewerkingen is het niet nodig om op N te drukken om de berekening uit te voeren.
Om dit te doen Druk op Weergave
Kwadrateren: 6,3
2
Vierkantswortel berekenen:
15.5
6,3 4
15,5 3
39,69
3,94
Reciproke (omgekeerde) berekenen:
3,2 5
0,31
1/3,2
Faculteit: 5! 5 & g
Natuurlijk logaritme: ln 203,45 203,45 >
e-macht berekenen: e
0,69315
2 P 3 afronden op het ingestelde decimalenformat
0,69315 & i
2 6 3 N &
o
Toevalsgetal genereren* & a
Waarde van een'seed'-getal opslaan D & a
Sinus:** sin(11,54°) 11,54 & d
Cosinus:** cos(120°) 120 & e
10 Overzicht van rekenmachinebewerkingen
120,00
5,32
2,00
0,67
0,86
0,86
0,20
-0,50
Om dit te doen Druk op Weergave
Tangens:** tan(76°) 76 & f
-
Arcsinus :** sin
1
Arccosinus :** cos
Arctangens :** tan
(0,2)
-
1
(-0,5)
-
1
(4)
0,2 8 d
0,5 S 8 e
4 8 f
Sinushyperbolicus: sinh(0,5) 0,5 & c d
Cosinushyperbolicus: cosh(0,5) 0,5 & c e
Tangenshyperbolicus: tanh(0,5) 0,5 & c f
-
Arcsinushyperbolicus: sinh
1
Arccosinushyperbolicus: cosh
Arctangenshyperbolicus: tanh
(5)
-
1
(5)
-
1
5 & c 8 d
5 & c 8 e
0,5 & c 8
(0,5)
f
4,01
11,54
120,00
75,96
0,52
1,13
0,46
2,31
2,29
0,55
* Het toevalsgetal dat u genereert kan anders zijn.
** Hoeken kunnen in graden of radialen berekend worden. In de
voorbeelden worden hoeken in graden weergegeven. (Zie “De hoekeenheden kiezen” op pagina 6.)

Machtsverheffen ;

Druk op ; om het weergegeven positieve getal tot een macht te verheffen (bijvoorbeeld 2
Opmerking: Omdat de reciproke van een even getal (zoals 1/2, 1/4, 1/6) een complex getal is, kunt u alleen een negatief getal tot een gehele macht verheffen of de reciprook van een oneven getal.
-5
of 2
(1/3)
).

Haakjes 9 :

Gebruik haakjes om de volgorde te regelen waarin de rekenmachine een numerieke uitdrukking evalueert bij delen, vermenigvuldigen, machten, wortels en logaritmische berekeningen. De rekenmachine kan maximaal 15 niveaus van haakjes en maximaal 8 hangende bewerkingen verwerken.
Overzicht van rekenmachinebewerkingen 11
Opmerking: U hoeft niet op :tte drukken bij uitdrukkingen die eindigen met een serie gesloten haakjes. Door op N te drukken worden haakjes automatisch gesloten, wordt de uitdrukking geëvalueerd en wordt het eindresultaat weergegeven. Om tussenresultaten te bekijken drukt u eenmaal op : voor ieder open haakje.

Faculteit & g

Het getal waarvoor u een faculteit kunt berekenen moet een positief geheel getal zijn, dat kleiner dan of gelijk is aan 69.

Toevalsgetallen & a

De rekenmachine genereert een reëel toevalsgetal tussen nul en één (0<x<1) uit een gelijke verdeling.
U kunt een reeks toevalsgetallen herhalen door de 'seed'-waarde in de generator van toevalsgetallen op te staan. 'Seed'-waarden helpen u om experimenten opnieuw te creëren door dezelfde serie toevalsgetallen te genereren.
Om een 'seed'-waarde op te slaan toetst u een geheel getal van groter dan nul in en drukt u op D & a.

Combinaties & s

De rekenmachine berekent het aantal combinaties van n items die in groepen van r genomen zijn. Zowel de dan of gelijk zijn aan 0.
n- als de r-variabele moet groter
Cr
n!
-----------------------------= nr)! r!×(

Permutaties & m

De rekenmachine berekent het aantal permutaties van n items die in groepen van r genomen zijn. Zowel de dan of gelijk zijn aan 0.
Pr
n!
------------------ -=
nr)!(
n- als de r-variabele moet groter

Afronden & o

De rekenmachine rekent met de afgeronde, weergegeven vorm van een getal in plaats van de intern opgeslagen waarde.
In het werkblad Obligaties wilt u bijvoorbeeld een berekende verkoopprijs afronden op centen (twee decimale posities) voordat u verdergaat met uw berekening.
12 Overzicht van rekenmachinebewerkingen
Opmerking: De rekenmachine slaat waarden op met een nauwkeurigheid
van maximaal 13 cijfers. De decimale instelling rondt de weergegeven waarde af, maar niet de niet-afgeronde, intern opgeslagen waarde. (Zie “Het aantal weergegeven decimale posities kiezen” op pagina 6.)

Wetenschappelijke notatie ;

Wanneer u een waarde berekent in de standaard decimale instelling die te groot of te klein is om weer te geven, geeft de rekenmachine deze waarde weer in wetenschappelijke notatie, dat wil zeggen een basiswaarde (of mantisse), gevolgd door een spatie en een exponent.
Als AOS™ geselecteerd is, kunt u op ; drukken om een getal in wetenschappelijke notatie in te voeren. (Zie “Berekeningsmethodes kiezen” op pagina 6.)
Om bijvoorbeeld 3 Q 10
3
in te voeren toetst u 3 < 10 ; 3 in.

Geheugenbewerkingen

U kunt waarden opslaan in een van de 10 geheugens met de standaard rekenmachinetoetsen.
Opmerking: U kunt ook het werkblad Geheugen gebruiken. (Zie “Werkblad Geheugen” op pagina 93.)
U kunt elke numerieke waarde binnen het bereik van de rekenmachine opslaan in het geheugen.
Om een geheugen u op een numerieke toets (0 tot en met 9).
M0 tot en met M9 te openen drukt

Geheugen wissen

Het wissen van het geheugen voordat u een nieuwe berekening begint, is een heel belangrijke stap om fouten te vermijden.
Om één bepaald geheugen te wissen slaat u er een waarde nul in op.
Overzicht van rekenmachinebewerkingen 13
Om alle 10 de geheugens de wissen drukt u op & { & z.

Opslaan in het geheugen

Om een weergegeven waarde in het geheugen op te slaan drukt u op D en een numerieke toets (0–9).
De weergegeven waarde vervangt alle eerder opgeslagen waarden in het geheugen.
De Constant Memory-functie zorgt ervoor dat alle opgeslagen waarden behouden blijven als u de rekenmachine uitzet.

Oproepen uit het geheugen

Om een getal op te roepen dat opgeslagen is in het geheugen drukt u op J en een numerieke toets (0–9).
Opmerking: Het opgeroepen getal blijft in het geheugen.

Voorbeelden van het gebruik van het geheugen

Om dit te doen Druk op
Geheugen 4 wissen (door een nulwaarde erin op te slaan)
14,95 opslaan in geheugen 3 (M3) 14,95 D 3
Een waarde oproepen uit geheugen 7 (M7) J 7
0 D 4

Rekenkundig geheugen

Met het rekenkundig geheugen kunt u in één bewerking een berekening uitvoeren met een opgeslagen waarde en het resultaat ervan opslaan.
Het rekenkundig geheugen verandert alleen de waarde in het betreffende geheugen en niet de weergegeven waarde.
Het rekenkundig geheugen voltooit geen lopende berekeningen.
In de tabel vindt u de beschikbare functies van het rekenkundige geheugen. In alle gevallen slaat het gespecificeerde geheugen het resultaat op.
Om dit te doen Druk op
D H
De weergegeven waarde optellen bij de opgeslagen waarde in geheugen 9 (
De weergegeven waarde aftrekken van de opgeslagen waarde in geheugen 3 (M3).
M9).
9
D B 3
14 Overzicht van rekenmachinebewerkingen
Om dit te doen Druk op
De waarde in geheugen 0 ( weergegeven waarde.
De waarde in geheugen 5 (M5) delen door de weergegeven waarde.
M0) vermenigvuldigen met de
D < 0
D 6 5
De waarde in geheugen 4 (M4) tot de macht van de weergegeven waarde verheffen.
D ; 4

Berekeningen met constanten

Om een constante op te slaan voor gebruik bij repetitieve berekeningen voert u een getal en een bewerking in, en drukt u op &`.
Om de opgeslagen constante te gebruiken toetst u een waarde in en drukt u op N.
Opmerking: Als u een andere toets dan een nummer of N indrukt, wordt de constante gewist.

Voorbeeld: Vermenigvuldig 3, 7 en 45 met 8

Om dit te doen Druk op Weergave
Wis de rekenmachine. & U
Voer de waarde voor de eerste berekening in.
Voer de bewerking en een waarde voor de constante in.
Sla de bewerking en de waarde op, en voer de berekening uit.
Bereken 7 Q 8. 7 N
Bereken 45 Q 8. 45 N
3 3
< 8
& ` N
0,00
24,00
56,00
360,00
8

Toetsaanslagen voor berekeningen met constanten

In deze tabel ziet u hoe u een constante voor verschillende bewerkingen kunt creëren.
Om* Druk op**
c op bij iedere volgende invoer n H & ` c N
Tel
Overzicht van rekenmachinebewerkingen 15
Om* Druk op**
Tre k
c af van iedere volgende invoer n B & ` c N
Vermenigvuldig iedere volgende invoer met
Deel iedere volgende invoer door
Verhef iedere volgende invoer tot de macht
c% van iedere volgende invoer op bij die invoer n H & ` c 2 N
Tel Tre k c% van iedere volgende invoer af van die
invoer
*De letter c duidt de constante waarde aan. **Gebruik n N om berekeningen met constanten te herhalen.
cn 6 & ` c N
cn < & ` c N
cn ; & ` c N
n B & ` c 2 N

De functie Laatste antwoord

Gebruik de functie Laatste antwoord ( vraagstukken die herhaaldelijk om dezelfde waarde vragen, of waarbij een waarde gekopieerd moet worden:
Van één positie naar een andere binnen hetzelfde werkblad
Van het ene werkblad naar een ander
Van een werkblad naar de standaard­rekenmachinemode
Van de standaard-rekenmachinemode naar een werkblad
ANS) bij
Om het laatste antwoord dat berekend is weer te geven drukt u op &x.
Opmerking: De rekenmachine verandert de waarde van het laatste antwoord telkens wanneer deze een waarde automatisch berekent, of wanneer u:
•Op ! drukt om een waarde in te voeren.
•Op % drukt om een waarde te berekenen.
•Op N drukt om een berekening uit te voeren.
16 Overzicht van rekenmachinebewerkingen

Voorbeeld: Het laatste antwoord in een berekening gebruiken

Om dit te doen Druk op Weergave
Toets een berekening in en voer hem uit
Toets een nieuwe berekening in 2 ;
Roep het laatste antwoord op & x
Voer de berekening uit N
3 H 1 N
4,00
2,00
4,00
16,00

Werkbladen gebruiken: tools voor financiële oplossingen

De rekenmachine bevat werkbladen met ingebedde formules om specifieke vraagstukken op te lossen. U past instellingen toe of kent bekende waarden toe aan werkbladvariabelen en berekent vervolgens de onbekende waarde. Bij het veranderen van de waarden stelt u wat als- vragen en vergelijkt u de resultaten.
Behalve bij TVM-variabelen, die in de standaard­rekenmachinemode geopend kunnen worden, worden alle andere variabelen opgeroepen.
Om bijvoorbeeld waarden toe te kennen aan aflossingsvariabelen, moet u eerst op & \ drukken om het werkblad Aflossing te openen.
Ieder werkblad is onafhankelijk van de andere werkbladen: bewerkingen in één werkblad hebben geen invloed op variabelen in andere werkbladen. Wanneer u een werkblad afsluit of de rekenmachine uitzet, blijven alle werkbladgegevens behouden.
Om dit te selecteren Functie Druk op
Werkblad TVM (Hoofdstuk 2)
Werkblad Aflossing (Hoofdstuk 2)
Overzicht van rekenmachinebewerkingen 17
Analyseert gelijke cashflows, bijvoorbeeld annuïteiten, leningen, hypotheken, leases en spaargelden
Voert aflossingsberekeningen uit en genereert een aflossingsschema
,, -, ., /, 0 of & [
& \
Om dit te selecteren Functie Druk op
Werkblad Cashflow (Hoofdstuk 3)
Analyseert ongelijke cashflows door de netto contante waarde
& '
en de interne rentabiliteit te berekenen
Werkblad Obligaties (Hoofdstuk 4)
Werkblad Afschrijving (Hoofdstuk 5)
Werkblad Statistiek (Hoofdstuk 6)
Werkblad Percentageverandering/ Samengestelde rente (Hoofdstuk 7)
Werkblad Renteconversie (Hoofdstuk 7)
Werkblad Datum (Hoofdstuk 7)
Werkblad Winstmarge (Hoofdstuk 7)
Werkblad Rentabiliteitsdrempel (Hoofdstuk 7)
Berekent de prijs van obligaties en effectief rendement bij volledige looptijd of bij opvraag
Genereert een afschrijvingsschema met behulp van een van de zes afschrijvingsmethodes
Berekent statistieken voor gegevens met één of twee variabelen met behulp van vier opties voor regressieanalyse
Berekent percentageveranderingen, samengestelde rente en kostprijs-verkoop­prijsverhoging
Converteert rentepercentages tussen het nominale percentage (of het jaarlijkse rentepercentage) en de effectieve jaarrente
Berekent het aantal dagen tussen twee datums, of de datum/dag van de week die valt na een gespecificeerd aantal dagen vanaf een gegeven datum
Berekent kosten, verkoopprijs en winstmarge
Analyseert de relatie tussen vaste kosten, variabele kosten, prijs, winst en hoeveelheid
& l
& p
& k
& q
& v
& u
& w
& r
18 Overzicht van rekenmachinebewerkingen
Om dit te selecteren Functie Druk op
Werkblad Geheugen (Hoofdstuk 7)
Opent het opslaggebied voor maximaal 10 waarden
& {

De variabelen van het werkblad TVM openen

Om waarden toe te kennen aan de variabelen van het
werkblad TVM gebruikt u de vijf TVM-toetsen (,, -, ., /, 0).
Om andere functies van het werkblad TVM te openen
drukt u op de &-toets, en drukt u vervolgens op een TVM-functietoets ( de werkbladen TVM en aflossing” op pagina 24.)
Opmerking: U kunt waarden toekennen aan TVM­variabelen als u in een opgeroepen werkblad bent, maar u moet terugkeren naar de standaard­rekenmachinemode om TVM-waarden te berekenen of om het werkblad TVM te wissen.
xP/Y, P/Y, BGN). (Zie “Variabelen van

Variabelen van opgeroepen werkbladen openen

Nadat u een werkblad hebt geopend, drukt u op # or " om variabelen te selecteren. Druk bijvoorbeeld op & \ om het werkblad Aflossing te openen en druk vervolgens op # of " om de aflossingsvariabelen te selecteren ( TVM en aflossing” op pagina 24.)
Indicatoren verzoeken u om instellingen te selecteren, waarden in te voeren of resultaten te berekenen. De i# bijvoorbeeld aan om op # of " te drukken om andere variabelen te selecteren. (Zie “Het scherm aflezen” op pagina 3.)
Om terug te keren naar de standaard-rekenmachinemode drukt u op & U.
P1, P2, BAL, PRN, INT).(Zie “Variabelen van de werkbladen
$-indicatoren herinneren u er

Typen werkbladvariabelen

Alleen-invoeren
Alleen-berekenen
Automatisch-berekenen
Invoeren-of-berekenen
Instellingen
Opmerking: Het = teken dat weergegeven wordt tussen de variabele en de waarde geeft aan dat de waarde is toegekend aan de variabele.
Overzicht van rekenmachinebewerkingen 19
Variabelen van het type alleen-invoeren
Waarden voor variabelen van het type alleen-invoeren moeten ingevoerd worden, kunnen niet berekend worden en zijn vaak beperkt tot een gespecificeerd bereik, bijvoorbeeld een variabele van het type alleen-invoeren kan:
Rechtstreeks via het toetsenbord ingevoerd worden.
Het resultaat van een wiskundige berekening zijn.
Opgeroepen worden uit het geheugen.
Verkregen zijn uit een ander werkblad met behulp van de functie Laatste antwoord.
Wanneer u een variabele van het type alleen-invoeren oproept, geeft de rekenmachine de variabelenaam en de indicator herinnert u eraan om op ! te drukken nadat u een waarde hebt ingetoetst, om de waarde aan de variabele toe te kennen. Nadat u op ! hebt gedrukt, bevestigt de  -indicator dat de waarde is toegekend.
P/Y en C/Y. De waarde van
ENTER-indicator weer. De ENTER-
Variabelen van het type alleen-berekenen
U kunt niet handmatig waarden invoeren voor variabelen van het type alleen-berekenen, bijvoorbeeld de netto huidige waarde (NPV). Om een waarde te berekenen geeft u een variabele van het type alleen­berekenen weer en drukt u op %. De rekenmachine berekent de waarde en geeft deze weer op basis van de waarden van andere variabelen.
Wanneer u een variabele van het type alleen-berekenen weergeeft, herinnert de waarde ervan te berekenen. Nadat u op % hebt gedrukt, bevestigt de - indicator dat de weergegeven waarde berekend is.
COMPUTE-indicator u eraan om op % te drukken om de
Variabelen van het type automatisch-berekenen
Wanneer u op # of " drukt om een variabele van het type automatisch­berekenen weer te geven (bijvoorbeeld de variabele werkblad Aflossing), berekent en toont de rekenmachine de waarde automatisch, zonder dat u op % hoeft te drukken.
INT van het
Variabelen van het type invoeren-of-berekenen in het werkblad TVM
U kunt waarden voor de variabelen van het werkblad TVM (N, I/Y, PV,
PMT en FV) ofwel invoeren, of berekenen.
Opmerking: Hoewel u niet in de standaard-rekenmachinemode hoeft te
zijn om waarden aan deze variabelen toe te kennen, moet u wel in de standaard-rekenmachinemode zijn om de waarden ervan te berekenen.
20 Overzicht van rekenmachinebewerkingen
Om de waarde van een TVM-variabele toe te kennen toetst u een getal in en drukt u op een variabeletoets.
Om de waarde van een TVM-variabele te berekenen drukt u op % en vervolgens op de variabeletoets. De rekenmachine berekent de waarde en geeft deze weer op basis van de waarden van andere variabelen.
Variabelen van het type invoeren-of-berekenen in opgeroepen werkbladen
U kunt waarden van sommige opgeroepen werkbladvariabelen ofwel invoeren, of berekenen (bijvoorbeeld de variabelen YLD en PRI van het werkblad Obligaties). Wanneer u een variabele van het type invoeren-of­berekenen selecteert, geeft de rekenmachine de variabelenaam met de
ENTER- en COMPUTE-indicatoren weer.
•De
•De COMPUTE-indicator verzoekt u om op % te drukken om een
ENTER-indicator verzoekt u om op ! te drukken om de
ingetoetste waarde toe te kennen aan de weergegeven variabele.
waarde voor de variabele te berekenen.

Werkbladinstellingen selecteren

Veel opgeroepen werkbladen bevatten variabelen die bestaan uit twee of meer opties, of instellingen (bijvoorbeeld de variabele ACT/360 van het werkblad Datum). Wanneer u variabelen met instellingen selecteert, geeft de rekenmachine de
Om door de instellingen van een variabele te bladeren drukt u eenmaal op & V voor iedere instelling.
SET-indicator en de huidige instelling weer.

Schermindicatoren

•De -indicator bevestigt dat de rekenmachine de weergegeven waarde heeft ingevoerd in het werkblad.
•De -indicator bevestigt dat de rekenmachine de weergegeven waarde heeft berekend.
Wanneer een verandering in het werkblad ingevoerde of berekende waarden ongeldig maakt, verdwijnen de - en -indicatoren.
Overzicht van rekenmachinebewerkingen 21
22 Overzicht van rekenmachinebewerkingen
2

Werkbladen Tijdwaarde-van-geld en Aflossing

Gebruik de Tijdwaarde-van-geld (TVM)-variabelen om vraagstukken met gelijke en regelmatige cashflows op te lossen die allemaal inkomend of allemaal uitgaand zijn (bijvoorbeeld annuïteiten, leningen, hypotheken, leases en spaargelden).
Voor cashflow-vraagstukken met ongelijke cashflows gebruikt u het werkblad Cashflow. (Zie “Werkblad Cashflow” op pagina 45.)
Na het oplossen van een TVM-vraagstuk kunt u het werkblad Aflossing gebruiken om een aflossingsschema te genereren.
Om een TVM-variabele te openen drukt u op een TVM-toets (,, -, ., /, of 0).
Om het werkblad Aflossing te openen drukt u op & \.
Werkbladen Tijdwaarde-van-geld en Aflossing 23

Variabelen van de werkbladen TVM en aflossing

Variabele Toets WeergaveType
variabele
Aantal perioden ,
Rentepercentage per jaar -
Contante waarde .
Betaling /
Toekomstige waarde 0
Aantal betalingen per jaar & [
Aantal samengestelde
#
perioden per jaar
Einde-van-periode-
& ]
betalingen
Begin-van-periode-
& V
betalingen
Startbetaling & \
Eindbetaling #
Balans #
Betaalde hoofdsom #
Betaalde rente #
N
I/Y
PV
PMT
FV
P/Y
C/Y
END
BGN
P1
P2
BAL
PRN
INT
Invoeren-of­berekenen
Invoeren-of­berekenen
Invoeren-of­berekenen
Invoeren-of­berekenen
Invoeren-of­berekenen
Alleen­invoeren
Alleen­invoeren
Instelling
Instelling
Alleen­invoeren
Alleen­invoeren
Automatisch­berekenen
Automatisch­berekenen
Automatisch­berekenen
Opmerking: In deze handleiding worden rekenmachinevariabelen gecategoriseerd naar de invoermethode. (Zie “Typen werkbladvariabelen” op pagina 19.)
24 Werkbladen Tijdwaarde-van-geld en Aflossing

De TVM- en aflossingsvariabelen gebruiken

Omdat de rekenmachine waarden die toegekend zijn aan de TVM­variabelen opslaat totdat u ze wist of verandert, hoeft u niet elke keer alle stappen uit te voeren als u een vraagstuk uitwerkt.
Om een waarde toe te kennen aan een TVM-variabele toetst u een nummer in en drukt u op een TVM-toets (,, -, ., /, 0).
Om het aantal betalingen (
P/Y) te veranderen drukt u op &[,
toetst u een nummer in en drukt u op !. Om de samengestelde perioden (
C/Y) te veranderen drukt u op &[ #, toetst u een
nummer in en drukt u op !.
Om de betalingsperiode te veranderen (END/BGN) drukt u op & ] en daarna op & V.
Om een waarde voor de onbekende variabele te berekenen drukt u op % en vervolgens op de toets voor de onbekende variabele.
Om een aflossingsschema te genereren drukt u op & \, voert u het nummer van de eerste en laatste betaling in de reeks in (P1 en
P2) en drukt u op " or # om waarden voor iedere variabele te
berekenen (BAL, PRN en INT).

De variabelen van de werkbladen TVM en aflossing resetten

Om alle rekenmachinevariabelen en -opmaken te resetten naar de standaardwaarden (inclusief TVM- en aflossingsvariabelen) drukt u op & } !:
Variabele StandaardwaardeVariabele Standaardwaar
de
N
I/Y
PV
PMT
FV
P/Y
C/Y
0
0
0
0
0
1
1
Om alleen de TVM-variabelen (
END/BGN END
P1
P2
BAL
PRN
INT
N, I/Y, PV, PMT, FV) naar de
1
1
0
0
0
standaardwaarden te resetten drukt u op & ^.
•Om P/Y en C/Y naar de standaardwaarden te resetten drukt u op & [ & z.
Werkbladen Tijdwaarde-van-geld en Aflossing 25
Om de variabelen van het werkblad Aflossing (P1, P2, BAL, PRN, INT)
naar de standaardwaarden te resetten drukt u op & z als u in het werkblad Aflossing bent.
•Om
END/BGN te resetten naar de standaardwaarde drukt u op &
] & z.

De ongebruikte variabele wissen

Bij vraagstukken waarbij u slechts vier van de vijf TVM-variabelen gebruikt, voert u de waarde nul in voor de ongebruikte variabele.
Om bijvoorbeeld de contante waarde (
PV) te bepalen van een bekende
toekomstige waarde (FV) bij een bekend rentepercentage (I/Y) en geen betalingen, voert u 0 in en drukt u op
PMT.

Positieve en negatieve waarden voor outflows en inflows invoeren

Voer negatieve waarden voor outflows (uitgaande geldstromen) en positieve waarden voor inflows (inkomende geldstromen) in.
Opmerking: Om een negatieve waarde in te voeren drukt u op S nadat u het getal hebt ingevoerd. Om een negatieve waarde in een positieve waarde te veranderen drukt u op S.

Waarden voor I/Y, P/Y en C/Y invoeren

•Voer I/Y in als het nominale rentepercentage. Het werkblad TVM converteert I/Y automatisch in een tarief per periode op basis van de waarden van
Als u een waarde invoert voor
automatisch ingevoerd voor
P/Y en C/Y.
P/Y, wordt dezelfde waarde
C/Y. (U kunt C/Y veranderen.)

Verschuldigde betalingen met annuïteiten specificeren

Gebruik END/BGN om te specificeren of de transactie een gewone annuïteit is, of een annuïteit vooraf.
•Stel
•Stel BGN in voor annuïteiten vooraf, waarbij betalingen
Opmerking: Wanneer u begin-van-periode-betalingen selecteert,
verschijnt de betalingen.)
26 Werkbladen Tijdwaarde-van-geld en Aflossing
END in voor gewone annuïteiten, waarbij betalingen
plaatsvinden op het eind van iedere betalingsperiode. (Deze categorie omvat de de meeste leningen.)
plaatsvinden aan het begin van iedere betalingsperiode. (Deze categorie omvat de meeste leases.)
BGN-indicator. (Er verschijnt geen indicator voor END-
Loading...
+ 94 hidden pages