Texas BA II Plus, BA II Plus Professional User manual

BA II PLUS™ /
BA II PLUS™ PROFESSIONAL
rekenmachines

Belangrijk

Texas Instruments biedt geen enkele garantie, hetzij impliciet hetzij uitdrukkelijk, met inbegrip van en niet uitsluitend beperkt tot welke impliciete garanties dan ook wat betreft de geschikthei d voor verkoop en een specifiek gebruik, voor de programma's of documentatie en stelt deze documentatie slechts ter beschikking “as-is”.
Texas Instruments kan in geen geval aansprakelijk worden gesteld voor speciale, indirecte, toevallige of resulterende schade die in verband zou staan met of het gevolg is van de aankoop of het gebruik van deze produkten; de enige en uitsluitende aansprakelijkheid, ongeacht de wijze van de juridische procedure, die door Texas Instruments wordt gedragen, zal beperkt blijven tot het bedrag van de aankoopprijs van dit artikel of materiaal. Bovendien kan Texas Instruments niet aansprakelijk worden gesteld indien een eis tot schadevergoeding wordt ingediend, ongeacht de aard erva n, tegen het gebruik van deze produkten door een andere persoon.
© 2005 Texas Instruments Incorporated
ii
Inhoud
Belangrijk........................................................................................ ii
1 Overzicht van rekenmachinebewerkingen ......................1
De rekenmachine aanzetten ......................................................... 2
De rekenmachine uitzetten........................................................... 2
Tweede functies selecteren............................................................ 3
Het scherm aflezen......................................................................... 3
Rekenmachineformats instellen ................................................... 5
De rekenmachine resetten............................................................. 7
Rekenmachinegegevens en geheugens wissen............................ 8
Invoerfouten corrigeren ................................................................ 9
Wiskundige bewerkingen.............................................................. 9
Geheugenbewerkingen ............................................................... 13
Berekeningen met constanten .................................................... 15
De functie Laatste antwoord....................................................... 16
Werkbladen gebruiken: tools voor financiële oplossingen....... 17
2 Werkbladen Tijdwaarde-van-geld en Aflossing ............23
Variabelen van de werkbladen TVM en aflossing...................... 24
Cash inflows en outflows invoeren............................................. 28
Een aflossingsschema genereren................................................. 28
Voorbeeld: Basisrente van een lening berekenen...................... 29
Voorbeelden: Basisbetalingen van een lening berekenen ........ 30
Voorbeelden: Waarde van spaargeld berekenen....................... 31
Voorbeeld: Contante waarde in annuïteiten berekenen .......... 32
Voorbeeld: Eeuwige annuïteiten berekenen ............................. 33
Voorbeeld: De contante waarde van variabele cashflows
berekenen ............................................................................... 34
Voorbeeld: De contante waarde van een lease met restwaarde
berekenen ............................................................................... 36
Voorbeeld: Overige maandelijkse betalingen berekenen......... 37
Voorbeeld: Sparen met maandelijkse stortingen ....................... 38
Voorbeeld: Berekenen van leenbedrag en aanbetaling ............ 39
Voorbeeld: Gewone stortingen voor een gespecificeerd
toekomstig bedrag berekenen .............................................. 40
Voorbeeld: Betalingen berekenen en een aflossingsschema
genereren................................................................................ 41
Voorbeeld: Betaling, rente en leenbalans berekenen na een
gespecificeerde betaling........................................................ 43
3 Werkblad Cashflow.........................................................45
Ongelijke en gegroepeerde cashflows ....................................... 47
iii
Cashflows invoeren.......................................................................48
Cashflows wissen .......................................................................... 48
Cashflows invoegen...................................................................... 49
Cashflows berekenen ...................................................................49
Voorbeeld: Ongelijke cashflows oplossen...................................53
Voorbeeld: Waarde van een lease met ongelijke betalingen....56
4 Werkblad Obligaties....................................................... 59
Variabelen van het werkblad Obligaties..................................... 60
Terminologie van het werkblad Obligaties.................................63
Obligatiegegevens invoeren en resultaten berekenen.............. 64
Voorbeeld: Obligatieprijs, opgebouwde rente en aangepaste
looptijd berekenen met de BA II PLUS™ PROFESSIONAL-
rekenmachine..........................................................................65
5 Werkblad Afschrijving.................................................... 67
Variabelen van het werkblad Afschrijving ..................................67
Gegevens invoeren en resultaten berekenen .............................70
Voorbeeld: Lineaire afschrijving berekenen ............................... 71
6 Werkblad Statistiek......................................................... 73
Variabelen van het werkblad....................................................... 73
Regressiemodellen........................................................................ 76
Statistische gegevens invoeren....................................................76
Statistische resultaten berekenen................................................77
7 Overige werkbladen ....................................................... 79
Werkblad Percentageverandering/Samengestelde rente ..........80
Werkblad Renteconversie ............................................................84
Werkblad Datum .......................................................................... 86
Werkblad Winstmarge .................................................................89
Werkblad Breakeven .................................................................... 91
Werkblad Geheugen .................................................................... 93
A Bijlage - Naslaginformatie ............................................. 95
Formules........................................................................................95
Foutmeldingen............................................................................106
Informatie over nauwkeurigheid ..............................................108
AOS™ (Algebraic Operating System)-berekeningen................109
Informatie over de batterijen ....................................................109
Bij moeilijkheden........................................................................111
Productinformatie, service en garantie TI.................................112
Index ................................................................................ 113
iv
1

Overzicht van rekenmachinebewerkingen

De BA II PLUS™-rekenmachine en de BA II PLUS™ PROFESSIONAL­rekenmachine zijn hetzelfde, alleen heeft de BA II PLUS™ PROFESSIONAL-rekenmachine extra cashflows en financiële functies. Deze handleiding kan voor beide rekenmachines gebruikt worden.
In dit hoofdstuk wordt de basisbediening van uw BA II PLUS™ ­rekenmachine en de BA II PLUS™ PROFESSIONAL-rekenmachine beschreven, waaronder informatie over:
Het aan- en uitzetten van de rekenmachine
Het selecteren van tweede functies
Het aflezen van het scherm en het instellen van rekenmachineformats
Het wissen van de rekenmachine en het corrigeren van invoerfouten
Het uitvoeren van wiskundige en geheugenbewerkingen
Het gebruik van de functie Laatste antwoord
Het gebruik van werkbladen
Overzicht van rekenmachinebewerkingen 1

De rekenmachine aanzetten

Druk op $.
Als u de rekenmachine hebt uitgezet door op $ te
drukken, keert de rekenmachine terug naar de standaard-rekenmachinemode met een weergegeven waarde van nul.
Alle werkbladen en instellingen voor getallen, hoekeenheden, datums, scheidingstekens en de berekeningsmethode behouden de vorige waarden en instellingen.
Als de rekenmachine is uitgeschakeld door de Automatic Power Down™ (APD™)-functie, wordt de rekenmachine ingeschakeld zoals u hem verliet, dus met precies dezelfde scherminstellingen, opgeslagen geheugen, hangende bewerkingen en foutmeldingen.

De rekenmachine uitzetten

Druk op $.
De weergegeven waarde en eventuele foutmeldingen worden gewist.
Eventuele niet-afgemaakte standaard-rekenmachinebewerkingen en lopende werkbladberekeningen worden geannuleerd.
De Constant Memory™-functie behoudt alle werkbladwaarden en ­instellingen, inclusief de inhoud van de 10 geheugens en alle formatinstellingen.

Automatic Power Down (APD)-functie

Om de levensduur van de batterijen te verlengen schakelt de Automatic Power Down (APD)-functie de rekenmachine automatisch uit nadat deze vijf minuten niet gebruikt is.
De volgende keer dat u op $ drukt, wordt de rekenmachine op precies dezelfde manier ingeschakeld als waarop u deze achterliet, met behoud van scherminstellingen, opgeslagen geheugen en eventuele hangende bewerkingen of foutmeldingen.
2 Overzicht van rekenmachinebewerkingen

Tweede functies selecteren

De hoofdfunctie van een toets is op de toets zelf afgedrukt. De hoofdfunctie van de $-toets bijvoorbeeld, is het in- en uitschakelen van de rekenmachine.
De meeste toetsen hebben een tweede functie die boven de toets is afgedrukt. Om een tweede functie te selecteren drukt u op & en de overeenkomstige toets. (Wanneer u op & drukt, verschijnt de indicator "2nd" linksboven op het scherm.)
Als u bijvoorbeeld op & U drukt, verlaat u het geselecteerde werkblad en keert de rekenmachine terug naar de standaard-rekenmachinemode.
Opmerking: Om te annuleren nadat u op & hebt gedrukt, drukt u nogmaals op &.

Het scherm aflezen

Het scherm geeft geselecteerde variabelen weer met waarden van maximaal tien cijfers. (De rekenmachine geeft waarden van meer dan 10 cijfers in de wetenschappelijke notatie weer.)
De indicatoren langs de bovenkant van het scherm geven weer welke toetsen actief zijn en geven u informatie over de status van de rekenmachine.
Indicator Betekenis
2nd
Overzicht van rekenmachinebewerkingen 3
Druk op een toets om de tweede functie ervan te selecteren.
Indicator Betekenis
INV
Druk op een toets om de inverse goniometrische functie ervan te selecteren.
HYP
Druk op een toets om de hyperbolische functie ervan te selecteren.
COMPUTE
Druk op % om een waarde voor de weergegeven variabele te berekenen.
ENTER
Druk op ! om de weergegeven waarde toe te kennen aan de weergegeven variabele.
SET
Druk op & V om de instelling van de weergegeven variabele te veranderen.
#
$ Druk op " of # om de vorige of volgende variabele in het
werkblad weer te geven. Opmerking: Houd # of " ingedrukt om gemakkelijk door
een reeks variabelen te bladeren.
DEL
Druk op & W om een cashflow of statistisch gegevenspunt te wissen.
INS
Druk op & X om een cashflow of statistisch gegevenspunt in te voegen.
BGN
In TVM-berekeningen worden begin-van­periodebetalingen gebruikt. Wanneer BGN niet wordt weergegeven, worden er eind-van-periodebetalingen (END) in de TVM-berekeningen gebruikt.
RAD
Hoekwaarden verschijnen in radialen. Wanneer RAD niet wordt weergegeven, verschijnen er hoekwaarden en moeten deze worden ingevoerd in graden.
De weergegeven waarde wordt ingevoerd in het
geselecteerde werkblad. De indicator verdwijnt na een berekening.
De weergegeven waarde wordt berekend in het
geselecteerde werkblad. Wanneer een waarde verandert en een berekende waarde ongeldig maakt, verdwijnt de_ indicator.
=
De weergegeven variabele krijgt de weergegeven waarde.
De weergegeven waarde is negatief.
4 Overzicht van rekenmachinebewerkingen

Rekenmachineformats instellen

U kunt de volgende rekenmachineformats instellen:
Om dit te selecteren
Aantal decimale posities
Hoekeenhe den
Datums # US (mm-dd-yyyy)
Getalscheidi ngstekens
Berekening smethode
1. Om toegang te krijgen tot formatopties drukt u op & |. De
DEC -indicator verschijnt met het geselecteerde aantal decimale
posities.
2. Om het aantal weergegeven decimale posities te veranderen toetst u
een waarde in en drukt u op !.
3. Om een ander rekenmachineformat te openen drukt u eenmaal op
# of " voor ieder format.
Om bijvoorbeeld het format van hoekeenheden te openen drukt u op #. Om het format van getalscheidingstekens te openen drukt u op "" "of # # #.
4. Om het geselecteerde format te veranderen drukt u op & V.
5. Om over te gaan op een ander rekenmachineformat herhaalt u de stappen 3 en 4. — of — Om terug te keren naar de standaard-rekenmachinemode drukt u op & U. — of — Om een werkblad te openen drukt u op een werkbladtoets of toetscombinatie.
Druk op Weergave Standaar
dwaarde
& |
DEC 0–9 (druk op 9
2
voor drijvende komma)
# DEG (graden)
RAD (radialen)
Eur (dd-mm-yyyy)
# US (1,000.00 )
Eur (1.000,00)
# Chn (ketting)
AOSé (algebraic
DEG
US
US
Chn
operating system)
Overzicht van rekenmachinebewerkingen 5

Het aantal weergegeven decimale posities kiezen

De rekenmachine slaat numerieke waarden intern op met een nauwkeurigheid van 13 cijfers, maar u kunt specificeren hoeveel decimale posities u wilt weergeven. De rekenmachine geeft maximaal 10 cijfers weer met de drijvende-komma-optie. Uitkomsten met meer dan 10 cijfers verschijnen in wetenschappelijke notatie.
Het veranderen van het aantal decimale posities is alleen van invloed op de weergave op het scherm. Behalve bij aflossings- en afschrijvingsresultaten rondt de rekenmachine interne waarden niet af. Om de interne waarde af te ronden gebruikt u de afrondingsfunctie.
Opmerking
: In alle voorbeelden in deze handleiding is een instelling
van twee decimale posities gebruikt. Andere instellingen kunnen andere uitkomsten geven.

De hoekeenheden kiezen

De hoekeenheid beïnvloedt de weergave van resultaten in goniometrische berekeningen. Wanneer u radialen selecteert, verschijnt
RAD-indicator rechtsboven op het scherm. Er verschijnt geen indicator
de als u de standaardinstelling van graden selecteert.

Datums gebruiken

De rekenmachine gebruikt datums bij de werkbladen Obligaties en Datum en de Franse afschrijvingsmethodes. Om datums in te voeren gebruikt u de volgende conventie: mm.ddyy (VS) of dd.mmyy (Europees). Nadat u de datum hebt ingetoetst, drukt u op !.

Berekeningsmethodes kiezen

Wanneer u de ketting (Chn)-berekeningsmethode kiest, lost de rekenmachine vraagstukken op in de volgorde waarin u ze invoert. (De meeste financiële rekenmachines gebruiken
Wanneer u bijvoorbeeld 3 H 2 < 4 N invoert, is het 2 = 5, 5 * 4 = 20).
Met de functie
AOSé (algebraic operating system) lost de rekenmachine
vraagstukken op volgens de standaardregels voor de volgorde van bewerkingen, waarbij vermenigvuldigen en delen voor optellen en aftrekken plaatsvindt. (De meeste wetenschappelijke rekenmachines gebruiken
AOS.)
Wanneer u bijvoorbeeld 3 H 2 < 4 N invoert, is het Q 4 = 8; 3 + 8 = 11).
6 Overzicht van rekenmachinebewerkingen
Chn.)
Chn-antwoord 20 (3 +
AOS-antwoord 11 (2

Standaardwaarden resetten

Om de standaardwaarden voor alle rekenmachineformats te resetten drukt u op & z terwijl één van de formats weergegeven wordt.

De rekenmachine resetten

Het resetten van de rekenmachine:
Wist het scherm, alle 10 geheugens, alle niet­afgemaakte berekeningen en alle werkbladgegevens.
Herstelt alle standaardinstellingen
Laat de machine terugkeren naar de standaard­rekenmachinemode
Omdat de rekenmachine alternatieve methodes biedt waarbij u gegevens selectief kunt wissen, moet u de resetfunctie voorzichtig gebruiken om onnodig gegevensverlies te voorkomen. (Zie “Rekenmachinegegevens en geheugens wissen” op pagina 8.)U kunt de rekenmachine bijvoorbeeld resetten voordat u deze voor de eerste keer gebruikt, wanneer u met een nieuwe berekening begint, of wanneer u problemen hebt met het bedienen van de rekenmachine en andere mogelijke oplossingen niet werken. (Zie “Bij moeilijkheden” op pagina 111.)

Drukken op & } !

1. Druk op & }. De indicatoren
Opmerking: Om het resetten te annuleren drukt u op & U. verschijnt.
2. Druk op !. RST en 0.00 verschijnen, waarmee bevestigd wordt
dat de rekenmachine gereset is.
Opmerking: Als er een foutmelding bestaat, drukt u op P om het scherm te wissen voordat u de reset uitvoert.
RST ? en ENTER verschijnen.
0.00

Een harde reset uitvoeren

U kunt de rekenmachine ook resetten door voorzichtig een puntig voorwerp (zoals een uitgevouwen paperclip of iets dergelijks) in het gaatje met het woord steken.
Overzicht van rekenmachinebewerkingen 7
RESET op de achterkant van de rekenmachine te

Rekenmachinegegevens en geheugens wissen

Opmerking: Zie voor informatie over het selectief wissen van variabelen de specifieke hoofdstukken over de werkbladen in deze handleiding.
Om dit te wissen Druk op
Eén teken per keer, te beginnen met het laatst ingetoetste cijfer
Een onjuiste invoer, foutconditie of foutmelding P
Het opgeroepen werkblad en de standaardwaarden resetten
De formatinstellingen van de rekenmachine en de standaardwaarden resetten
*
& z
& | & z
Het opgeroepen werkblad verlaten en terugkeren naar de standaard­rekenmachinemode
Alle hangende bewerkingen in de standaard­rekenmachinemode
In een opgeroepen werkblad, de variabelewaarde die ingetoetst is maar niet ingevoerd is (de vorige waarde verschijnt)
Een willekeurige berekening die gestart maar niet afgemaakt is
TVM-werkbladvariabelen en standaardwaarden resetten
Eén van de 10 geheugens (zonder dat de andere gewist worden)
& U
P P
& U & ^
Q D en een
geheugennummer toets (0–9)
8 Overzicht van rekenmachinebewerkingen

Invoerfouten corrigeren

U kunt een invoer corrigeren zonder een berekening te annuleren, als u de correctie invoert voordat u op een bewerkingstoets drukt (bijvoorbeeld H of 4).
Om het laatst weergegeven cijfer te wissen drukt u op
*.
Om het gehele weergegeven getal te wissen drukt u
op P.
Opmerking: Als u op P drukt nadat u op een bewerkingstoets hebt gedrukt, wordt de hangende berekening gewist.
Voorbeeld: U wilt 3 Q 1234,56 berekenen, maar in plaats daarvan hebt u
1234,86 ingevoerd.
Om dit te doen Druk op Weergave
Begin met invoeren.
Voer een getal in.
3 <
1234,86 1.234,86
Wis de invoerfout. * *
Voer het correcte getal in.
56 1.234,56
Bereken de uitkomst. N
3,00
1234.
3.703,68

Wiskundige bewerkingen

Wanneer u de ketting (Chn)-berekeningsmethode selecteert, evalueert de rekenmachine wiskundige uitdrukkingen (bijvoorbeeld 3 + 2 Q 4) in de volgorde waarin u ze invoert.

Voorbeelden van wiskundige bewerkingen

Bij deze bewerkingen moet u op N drukken om de bewerking uit te voeren.
Om dit te doen Druk op Weergave
Optellen 6 + 4
6 H 4 N
Aftrekken 6 N 4 6 B 4 N
Vermenigvuldigen 6 Q 4 6 < 4 N
Delen 6 P 4 6 6 4 N
Overzicht van rekenmachinebewerkingen 9
10,00
2,00
24,00
1,50
Om dit te doen Druk op Weergave
Machtsverheffen: 3
1,25
3 ; 1,25 N
Haakjes gebruiken: 7 Q (3 + 5) 7 < 9 3 H 5 : N
Percentage berekenen: 4% van €453 453 < 4 2 N
Verhouding in procenten: 14 van de
14 6 25 2 N
3,95
56,00
18,12
56,00
25
Prijs met toegevoegd percentage berekenen:
498 H 7 2
N
34,86
532,86
498 + 7% omzetbelasting
Prijs met kortingspercentage berekenen: 69,99 N 10%
Aantal combinaties berekenen
69,99 B 10 2
N
52 & s 5 N
2.598.960,00
7,00
62,99
waarbij: n = 52, r = 5
Aantal permutaties berekenen
8 & m 3 N
336,00
waarbij: n = 8, r = 3
Bij deze bewerkingen is het niet nodig om op N te drukken om de berekening uit te voeren.
Om dit te doen Druk op Weergave
Kwadrateren: 6,3
2
Vierkantswortel berekenen:
15.5
6,3 4
15,5 3
39,69
3,94
Reciproke (omgekeerde) berekenen:
3,2 5
0,31
1/3,2
Faculteit: 5! 5 & g
Natuurlijk logaritme: ln 203,45 203,45 >
e-macht berekenen: e
0,69315
2 P 3 afronden op het ingestelde decimalenformat
0,69315 & i
2 6 3 N &
o
Toevalsgetal genereren* & a
Waarde van een'seed'-getal opslaan D & a
Sinus:** sin(11,54°) 11,54 & d
Cosinus:** cos(120°) 120 & e
10 Overzicht van rekenmachinebewerkingen
120,00
5,32
2,00
0,67
0,86
0,86
0,20
-0,50
Om dit te doen Druk op Weergave
Tangens:** tan(76°) 76 & f
-
Arcsinus :** sin
1
Arccosinus :** cos
Arctangens :** tan
(0,2)
-
1
(-0,5)
-
1
(4)
0,2 8 d
0,5 S 8 e
4 8 f
Sinushyperbolicus: sinh(0,5) 0,5 & c d
Cosinushyperbolicus: cosh(0,5) 0,5 & c e
Tangenshyperbolicus: tanh(0,5) 0,5 & c f
-
Arcsinushyperbolicus: sinh
1
Arccosinushyperbolicus: cosh
Arctangenshyperbolicus: tanh
(5)
-
1
(5)
-
1
5 & c 8 d
5 & c 8 e
0,5 & c 8
(0,5)
f
4,01
11,54
120,00
75,96
0,52
1,13
0,46
2,31
2,29
0,55
* Het toevalsgetal dat u genereert kan anders zijn.
** Hoeken kunnen in graden of radialen berekend worden. In de
voorbeelden worden hoeken in graden weergegeven. (Zie “De hoekeenheden kiezen” op pagina 6.)

Machtsverheffen ;

Druk op ; om het weergegeven positieve getal tot een macht te verheffen (bijvoorbeeld 2
Opmerking: Omdat de reciproke van een even getal (zoals 1/2, 1/4, 1/6) een complex getal is, kunt u alleen een negatief getal tot een gehele macht verheffen of de reciprook van een oneven getal.
-5
of 2
(1/3)
).

Haakjes 9 :

Gebruik haakjes om de volgorde te regelen waarin de rekenmachine een numerieke uitdrukking evalueert bij delen, vermenigvuldigen, machten, wortels en logaritmische berekeningen. De rekenmachine kan maximaal 15 niveaus van haakjes en maximaal 8 hangende bewerkingen verwerken.
Overzicht van rekenmachinebewerkingen 11
Opmerking: U hoeft niet op :tte drukken bij uitdrukkingen die eindigen met een serie gesloten haakjes. Door op N te drukken worden haakjes automatisch gesloten, wordt de uitdrukking geëvalueerd en wordt het eindresultaat weergegeven. Om tussenresultaten te bekijken drukt u eenmaal op : voor ieder open haakje.

Faculteit & g

Het getal waarvoor u een faculteit kunt berekenen moet een positief geheel getal zijn, dat kleiner dan of gelijk is aan 69.

Toevalsgetallen & a

De rekenmachine genereert een reëel toevalsgetal tussen nul en één (0<x<1) uit een gelijke verdeling.
U kunt een reeks toevalsgetallen herhalen door de 'seed'-waarde in de generator van toevalsgetallen op te staan. 'Seed'-waarden helpen u om experimenten opnieuw te creëren door dezelfde serie toevalsgetallen te genereren.
Om een 'seed'-waarde op te slaan toetst u een geheel getal van groter dan nul in en drukt u op D & a.

Combinaties & s

De rekenmachine berekent het aantal combinaties van n items die in groepen van r genomen zijn. Zowel de dan of gelijk zijn aan 0.
n- als de r-variabele moet groter
Cr
n!
-----------------------------= nr)! r!×(

Permutaties & m

De rekenmachine berekent het aantal permutaties van n items die in groepen van r genomen zijn. Zowel de dan of gelijk zijn aan 0.
Pr
n!
------------------ -=
nr)!(
n- als de r-variabele moet groter

Afronden & o

De rekenmachine rekent met de afgeronde, weergegeven vorm van een getal in plaats van de intern opgeslagen waarde.
In het werkblad Obligaties wilt u bijvoorbeeld een berekende verkoopprijs afronden op centen (twee decimale posities) voordat u verdergaat met uw berekening.
12 Overzicht van rekenmachinebewerkingen
Opmerking: De rekenmachine slaat waarden op met een nauwkeurigheid
van maximaal 13 cijfers. De decimale instelling rondt de weergegeven waarde af, maar niet de niet-afgeronde, intern opgeslagen waarde. (Zie “Het aantal weergegeven decimale posities kiezen” op pagina 6.)

Wetenschappelijke notatie ;

Wanneer u een waarde berekent in de standaard decimale instelling die te groot of te klein is om weer te geven, geeft de rekenmachine deze waarde weer in wetenschappelijke notatie, dat wil zeggen een basiswaarde (of mantisse), gevolgd door een spatie en een exponent.
Als AOS™ geselecteerd is, kunt u op ; drukken om een getal in wetenschappelijke notatie in te voeren. (Zie “Berekeningsmethodes kiezen” op pagina 6.)
Om bijvoorbeeld 3 Q 10
3
in te voeren toetst u 3 < 10 ; 3 in.

Geheugenbewerkingen

U kunt waarden opslaan in een van de 10 geheugens met de standaard rekenmachinetoetsen.
Opmerking: U kunt ook het werkblad Geheugen gebruiken. (Zie “Werkblad Geheugen” op pagina 93.)
U kunt elke numerieke waarde binnen het bereik van de rekenmachine opslaan in het geheugen.
Om een geheugen u op een numerieke toets (0 tot en met 9).
M0 tot en met M9 te openen drukt

Geheugen wissen

Het wissen van het geheugen voordat u een nieuwe berekening begint, is een heel belangrijke stap om fouten te vermijden.
Om één bepaald geheugen te wissen slaat u er een waarde nul in op.
Overzicht van rekenmachinebewerkingen 13
Om alle 10 de geheugens de wissen drukt u op & { & z.

Opslaan in het geheugen

Om een weergegeven waarde in het geheugen op te slaan drukt u op D en een numerieke toets (0–9).
De weergegeven waarde vervangt alle eerder opgeslagen waarden in het geheugen.
De Constant Memory-functie zorgt ervoor dat alle opgeslagen waarden behouden blijven als u de rekenmachine uitzet.

Oproepen uit het geheugen

Om een getal op te roepen dat opgeslagen is in het geheugen drukt u op J en een numerieke toets (0–9).
Opmerking: Het opgeroepen getal blijft in het geheugen.

Voorbeelden van het gebruik van het geheugen

Om dit te doen Druk op
Geheugen 4 wissen (door een nulwaarde erin op te slaan)
14,95 opslaan in geheugen 3 (M3) 14,95 D 3
Een waarde oproepen uit geheugen 7 (M7) J 7
0 D 4

Rekenkundig geheugen

Met het rekenkundig geheugen kunt u in één bewerking een berekening uitvoeren met een opgeslagen waarde en het resultaat ervan opslaan.
Het rekenkundig geheugen verandert alleen de waarde in het betreffende geheugen en niet de weergegeven waarde.
Het rekenkundig geheugen voltooit geen lopende berekeningen.
In de tabel vindt u de beschikbare functies van het rekenkundige geheugen. In alle gevallen slaat het gespecificeerde geheugen het resultaat op.
Om dit te doen Druk op
D H
De weergegeven waarde optellen bij de opgeslagen waarde in geheugen 9 (
De weergegeven waarde aftrekken van de opgeslagen waarde in geheugen 3 (M3).
M9).
9
D B 3
14 Overzicht van rekenmachinebewerkingen
Om dit te doen Druk op
De waarde in geheugen 0 ( weergegeven waarde.
De waarde in geheugen 5 (M5) delen door de weergegeven waarde.
M0) vermenigvuldigen met de
D < 0
D 6 5
De waarde in geheugen 4 (M4) tot de macht van de weergegeven waarde verheffen.
D ; 4

Berekeningen met constanten

Om een constante op te slaan voor gebruik bij repetitieve berekeningen voert u een getal en een bewerking in, en drukt u op &`.
Om de opgeslagen constante te gebruiken toetst u een waarde in en drukt u op N.
Opmerking: Als u een andere toets dan een nummer of N indrukt, wordt de constante gewist.

Voorbeeld: Vermenigvuldig 3, 7 en 45 met 8

Om dit te doen Druk op Weergave
Wis de rekenmachine. & U
Voer de waarde voor de eerste berekening in.
Voer de bewerking en een waarde voor de constante in.
Sla de bewerking en de waarde op, en voer de berekening uit.
Bereken 7 Q 8. 7 N
Bereken 45 Q 8. 45 N
3 3
< 8
& ` N
0,00
24,00
56,00
360,00
8

Toetsaanslagen voor berekeningen met constanten

In deze tabel ziet u hoe u een constante voor verschillende bewerkingen kunt creëren.
Om* Druk op**
c op bij iedere volgende invoer n H & ` c N
Tel
Overzicht van rekenmachinebewerkingen 15
Om* Druk op**
Tre k
c af van iedere volgende invoer n B & ` c N
Vermenigvuldig iedere volgende invoer met
Deel iedere volgende invoer door
Verhef iedere volgende invoer tot de macht
c% van iedere volgende invoer op bij die invoer n H & ` c 2 N
Tel Tre k c% van iedere volgende invoer af van die
invoer
*De letter c duidt de constante waarde aan. **Gebruik n N om berekeningen met constanten te herhalen.
cn 6 & ` c N
cn < & ` c N
cn ; & ` c N
n B & ` c 2 N

De functie Laatste antwoord

Gebruik de functie Laatste antwoord ( vraagstukken die herhaaldelijk om dezelfde waarde vragen, of waarbij een waarde gekopieerd moet worden:
Van één positie naar een andere binnen hetzelfde werkblad
Van het ene werkblad naar een ander
Van een werkblad naar de standaard­rekenmachinemode
Van de standaard-rekenmachinemode naar een werkblad
ANS) bij
Om het laatste antwoord dat berekend is weer te geven drukt u op &x.
Opmerking: De rekenmachine verandert de waarde van het laatste antwoord telkens wanneer deze een waarde automatisch berekent, of wanneer u:
•Op ! drukt om een waarde in te voeren.
•Op % drukt om een waarde te berekenen.
•Op N drukt om een berekening uit te voeren.
16 Overzicht van rekenmachinebewerkingen

Voorbeeld: Het laatste antwoord in een berekening gebruiken

Om dit te doen Druk op Weergave
Toets een berekening in en voer hem uit
Toets een nieuwe berekening in 2 ;
Roep het laatste antwoord op & x
Voer de berekening uit N
3 H 1 N
4,00
2,00
4,00
16,00

Werkbladen gebruiken: tools voor financiële oplossingen

De rekenmachine bevat werkbladen met ingebedde formules om specifieke vraagstukken op te lossen. U past instellingen toe of kent bekende waarden toe aan werkbladvariabelen en berekent vervolgens de onbekende waarde. Bij het veranderen van de waarden stelt u wat als- vragen en vergelijkt u de resultaten.
Behalve bij TVM-variabelen, die in de standaard­rekenmachinemode geopend kunnen worden, worden alle andere variabelen opgeroepen.
Om bijvoorbeeld waarden toe te kennen aan aflossingsvariabelen, moet u eerst op & \ drukken om het werkblad Aflossing te openen.
Ieder werkblad is onafhankelijk van de andere werkbladen: bewerkingen in één werkblad hebben geen invloed op variabelen in andere werkbladen. Wanneer u een werkblad afsluit of de rekenmachine uitzet, blijven alle werkbladgegevens behouden.
Om dit te selecteren Functie Druk op
Werkblad TVM (Hoofdstuk 2)
Werkblad Aflossing (Hoofdstuk 2)
Overzicht van rekenmachinebewerkingen 17
Analyseert gelijke cashflows, bijvoorbeeld annuïteiten, leningen, hypotheken, leases en spaargelden
Voert aflossingsberekeningen uit en genereert een aflossingsschema
,, -, ., /, 0 of & [
& \
Om dit te selecteren Functie Druk op
Werkblad Cashflow (Hoofdstuk 3)
Analyseert ongelijke cashflows door de netto contante waarde
& '
en de interne rentabiliteit te berekenen
Werkblad Obligaties (Hoofdstuk 4)
Werkblad Afschrijving (Hoofdstuk 5)
Werkblad Statistiek (Hoofdstuk 6)
Werkblad Percentageverandering/ Samengestelde rente (Hoofdstuk 7)
Werkblad Renteconversie (Hoofdstuk 7)
Werkblad Datum (Hoofdstuk 7)
Werkblad Winstmarge (Hoofdstuk 7)
Werkblad Rentabiliteitsdrempel (Hoofdstuk 7)
Berekent de prijs van obligaties en effectief rendement bij volledige looptijd of bij opvraag
Genereert een afschrijvingsschema met behulp van een van de zes afschrijvingsmethodes
Berekent statistieken voor gegevens met één of twee variabelen met behulp van vier opties voor regressieanalyse
Berekent percentageveranderingen, samengestelde rente en kostprijs-verkoop­prijsverhoging
Converteert rentepercentages tussen het nominale percentage (of het jaarlijkse rentepercentage) en de effectieve jaarrente
Berekent het aantal dagen tussen twee datums, of de datum/dag van de week die valt na een gespecificeerd aantal dagen vanaf een gegeven datum
Berekent kosten, verkoopprijs en winstmarge
Analyseert de relatie tussen vaste kosten, variabele kosten, prijs, winst en hoeveelheid
& l
& p
& k
& q
& v
& u
& w
& r
18 Overzicht van rekenmachinebewerkingen
Om dit te selecteren Functie Druk op
Werkblad Geheugen (Hoofdstuk 7)
Opent het opslaggebied voor maximaal 10 waarden
& {

De variabelen van het werkblad TVM openen

Om waarden toe te kennen aan de variabelen van het
werkblad TVM gebruikt u de vijf TVM-toetsen (,, -, ., /, 0).
Om andere functies van het werkblad TVM te openen
drukt u op de &-toets, en drukt u vervolgens op een TVM-functietoets ( de werkbladen TVM en aflossing” op pagina 24.)
Opmerking: U kunt waarden toekennen aan TVM­variabelen als u in een opgeroepen werkblad bent, maar u moet terugkeren naar de standaard­rekenmachinemode om TVM-waarden te berekenen of om het werkblad TVM te wissen.
xP/Y, P/Y, BGN). (Zie “Variabelen van

Variabelen van opgeroepen werkbladen openen

Nadat u een werkblad hebt geopend, drukt u op # or " om variabelen te selecteren. Druk bijvoorbeeld op & \ om het werkblad Aflossing te openen en druk vervolgens op # of " om de aflossingsvariabelen te selecteren ( TVM en aflossing” op pagina 24.)
Indicatoren verzoeken u om instellingen te selecteren, waarden in te voeren of resultaten te berekenen. De i# bijvoorbeeld aan om op # of " te drukken om andere variabelen te selecteren. (Zie “Het scherm aflezen” op pagina 3.)
Om terug te keren naar de standaard-rekenmachinemode drukt u op & U.
P1, P2, BAL, PRN, INT).(Zie “Variabelen van de werkbladen
$-indicatoren herinneren u er

Typen werkbladvariabelen

Alleen-invoeren
Alleen-berekenen
Automatisch-berekenen
Invoeren-of-berekenen
Instellingen
Opmerking: Het = teken dat weergegeven wordt tussen de variabele en de waarde geeft aan dat de waarde is toegekend aan de variabele.
Overzicht van rekenmachinebewerkingen 19
Variabelen van het type alleen-invoeren
Waarden voor variabelen van het type alleen-invoeren moeten ingevoerd worden, kunnen niet berekend worden en zijn vaak beperkt tot een gespecificeerd bereik, bijvoorbeeld een variabele van het type alleen-invoeren kan:
Rechtstreeks via het toetsenbord ingevoerd worden.
Het resultaat van een wiskundige berekening zijn.
Opgeroepen worden uit het geheugen.
Verkregen zijn uit een ander werkblad met behulp van de functie Laatste antwoord.
Wanneer u een variabele van het type alleen-invoeren oproept, geeft de rekenmachine de variabelenaam en de indicator herinnert u eraan om op ! te drukken nadat u een waarde hebt ingetoetst, om de waarde aan de variabele toe te kennen. Nadat u op ! hebt gedrukt, bevestigt de  -indicator dat de waarde is toegekend.
P/Y en C/Y. De waarde van
ENTER-indicator weer. De ENTER-
Variabelen van het type alleen-berekenen
U kunt niet handmatig waarden invoeren voor variabelen van het type alleen-berekenen, bijvoorbeeld de netto huidige waarde (NPV). Om een waarde te berekenen geeft u een variabele van het type alleen­berekenen weer en drukt u op %. De rekenmachine berekent de waarde en geeft deze weer op basis van de waarden van andere variabelen.
Wanneer u een variabele van het type alleen-berekenen weergeeft, herinnert de waarde ervan te berekenen. Nadat u op % hebt gedrukt, bevestigt de - indicator dat de weergegeven waarde berekend is.
COMPUTE-indicator u eraan om op % te drukken om de
Variabelen van het type automatisch-berekenen
Wanneer u op # of " drukt om een variabele van het type automatisch­berekenen weer te geven (bijvoorbeeld de variabele werkblad Aflossing), berekent en toont de rekenmachine de waarde automatisch, zonder dat u op % hoeft te drukken.
INT van het
Variabelen van het type invoeren-of-berekenen in het werkblad TVM
U kunt waarden voor de variabelen van het werkblad TVM (N, I/Y, PV,
PMT en FV) ofwel invoeren, of berekenen.
Opmerking: Hoewel u niet in de standaard-rekenmachinemode hoeft te
zijn om waarden aan deze variabelen toe te kennen, moet u wel in de standaard-rekenmachinemode zijn om de waarden ervan te berekenen.
20 Overzicht van rekenmachinebewerkingen
Om de waarde van een TVM-variabele toe te kennen toetst u een getal in en drukt u op een variabeletoets.
Om de waarde van een TVM-variabele te berekenen drukt u op % en vervolgens op de variabeletoets. De rekenmachine berekent de waarde en geeft deze weer op basis van de waarden van andere variabelen.
Variabelen van het type invoeren-of-berekenen in opgeroepen werkbladen
U kunt waarden van sommige opgeroepen werkbladvariabelen ofwel invoeren, of berekenen (bijvoorbeeld de variabelen YLD en PRI van het werkblad Obligaties). Wanneer u een variabele van het type invoeren-of­berekenen selecteert, geeft de rekenmachine de variabelenaam met de
ENTER- en COMPUTE-indicatoren weer.
•De
•De COMPUTE-indicator verzoekt u om op % te drukken om een
ENTER-indicator verzoekt u om op ! te drukken om de
ingetoetste waarde toe te kennen aan de weergegeven variabele.
waarde voor de variabele te berekenen.

Werkbladinstellingen selecteren

Veel opgeroepen werkbladen bevatten variabelen die bestaan uit twee of meer opties, of instellingen (bijvoorbeeld de variabele ACT/360 van het werkblad Datum). Wanneer u variabelen met instellingen selecteert, geeft de rekenmachine de
Om door de instellingen van een variabele te bladeren drukt u eenmaal op & V voor iedere instelling.
SET-indicator en de huidige instelling weer.

Schermindicatoren

•De -indicator bevestigt dat de rekenmachine de weergegeven waarde heeft ingevoerd in het werkblad.
•De -indicator bevestigt dat de rekenmachine de weergegeven waarde heeft berekend.
Wanneer een verandering in het werkblad ingevoerde of berekende waarden ongeldig maakt, verdwijnen de - en -indicatoren.
Overzicht van rekenmachinebewerkingen 21
22 Overzicht van rekenmachinebewerkingen
2

Werkbladen Tijdwaarde-van-geld en Aflossing

Gebruik de Tijdwaarde-van-geld (TVM)-variabelen om vraagstukken met gelijke en regelmatige cashflows op te lossen die allemaal inkomend of allemaal uitgaand zijn (bijvoorbeeld annuïteiten, leningen, hypotheken, leases en spaargelden).
Voor cashflow-vraagstukken met ongelijke cashflows gebruikt u het werkblad Cashflow. (Zie “Werkblad Cashflow” op pagina 45.)
Na het oplossen van een TVM-vraagstuk kunt u het werkblad Aflossing gebruiken om een aflossingsschema te genereren.
Om een TVM-variabele te openen drukt u op een TVM-toets (,, -, ., /, of 0).
Om het werkblad Aflossing te openen drukt u op & \.
Werkbladen Tijdwaarde-van-geld en Aflossing 23

Variabelen van de werkbladen TVM en aflossing

Variabele Toets WeergaveType
variabele
Aantal perioden ,
Rentepercentage per jaar -
Contante waarde .
Betaling /
Toekomstige waarde 0
Aantal betalingen per jaar & [
Aantal samengestelde
#
perioden per jaar
Einde-van-periode-
& ]
betalingen
Begin-van-periode-
& V
betalingen
Startbetaling & \
Eindbetaling #
Balans #
Betaalde hoofdsom #
Betaalde rente #
N
I/Y
PV
PMT
FV
P/Y
C/Y
END
BGN
P1
P2
BAL
PRN
INT
Invoeren-of­berekenen
Invoeren-of­berekenen
Invoeren-of­berekenen
Invoeren-of­berekenen
Invoeren-of­berekenen
Alleen­invoeren
Alleen­invoeren
Instelling
Instelling
Alleen­invoeren
Alleen­invoeren
Automatisch­berekenen
Automatisch­berekenen
Automatisch­berekenen
Opmerking: In deze handleiding worden rekenmachinevariabelen gecategoriseerd naar de invoermethode. (Zie “Typen werkbladvariabelen” op pagina 19.)
24 Werkbladen Tijdwaarde-van-geld en Aflossing

De TVM- en aflossingsvariabelen gebruiken

Omdat de rekenmachine waarden die toegekend zijn aan de TVM­variabelen opslaat totdat u ze wist of verandert, hoeft u niet elke keer alle stappen uit te voeren als u een vraagstuk uitwerkt.
Om een waarde toe te kennen aan een TVM-variabele toetst u een nummer in en drukt u op een TVM-toets (,, -, ., /, 0).
Om het aantal betalingen (
P/Y) te veranderen drukt u op &[,
toetst u een nummer in en drukt u op !. Om de samengestelde perioden (
C/Y) te veranderen drukt u op &[ #, toetst u een
nummer in en drukt u op !.
Om de betalingsperiode te veranderen (END/BGN) drukt u op & ] en daarna op & V.
Om een waarde voor de onbekende variabele te berekenen drukt u op % en vervolgens op de toets voor de onbekende variabele.
Om een aflossingsschema te genereren drukt u op & \, voert u het nummer van de eerste en laatste betaling in de reeks in (P1 en
P2) en drukt u op " or # om waarden voor iedere variabele te
berekenen (BAL, PRN en INT).

De variabelen van de werkbladen TVM en aflossing resetten

Om alle rekenmachinevariabelen en -opmaken te resetten naar de standaardwaarden (inclusief TVM- en aflossingsvariabelen) drukt u op & } !:
Variabele StandaardwaardeVariabele Standaardwaar
de
N
I/Y
PV
PMT
FV
P/Y
C/Y
0
0
0
0
0
1
1
Om alleen de TVM-variabelen (
END/BGN END
P1
P2
BAL
PRN
INT
N, I/Y, PV, PMT, FV) naar de
1
1
0
0
0
standaardwaarden te resetten drukt u op & ^.
•Om P/Y en C/Y naar de standaardwaarden te resetten drukt u op & [ & z.
Werkbladen Tijdwaarde-van-geld en Aflossing 25
Om de variabelen van het werkblad Aflossing (P1, P2, BAL, PRN, INT)
naar de standaardwaarden te resetten drukt u op & z als u in het werkblad Aflossing bent.
•Om
END/BGN te resetten naar de standaardwaarde drukt u op &
] & z.

De ongebruikte variabele wissen

Bij vraagstukken waarbij u slechts vier van de vijf TVM-variabelen gebruikt, voert u de waarde nul in voor de ongebruikte variabele.
Om bijvoorbeeld de contante waarde (
PV) te bepalen van een bekende
toekomstige waarde (FV) bij een bekend rentepercentage (I/Y) en geen betalingen, voert u 0 in en drukt u op
PMT.

Positieve en negatieve waarden voor outflows en inflows invoeren

Voer negatieve waarden voor outflows (uitgaande geldstromen) en positieve waarden voor inflows (inkomende geldstromen) in.
Opmerking: Om een negatieve waarde in te voeren drukt u op S nadat u het getal hebt ingevoerd. Om een negatieve waarde in een positieve waarde te veranderen drukt u op S.

Waarden voor I/Y, P/Y en C/Y invoeren

•Voer I/Y in als het nominale rentepercentage. Het werkblad TVM converteert I/Y automatisch in een tarief per periode op basis van de waarden van
Als u een waarde invoert voor
automatisch ingevoerd voor
P/Y en C/Y.
P/Y, wordt dezelfde waarde
C/Y. (U kunt C/Y veranderen.)

Verschuldigde betalingen met annuïteiten specificeren

Gebruik END/BGN om te specificeren of de transactie een gewone annuïteit is, of een annuïteit vooraf.
•Stel
•Stel BGN in voor annuïteiten vooraf, waarbij betalingen
Opmerking: Wanneer u begin-van-periode-betalingen selecteert,
verschijnt de betalingen.)
26 Werkbladen Tijdwaarde-van-geld en Aflossing
END in voor gewone annuïteiten, waarbij betalingen
plaatsvinden op het eind van iedere betalingsperiode. (Deze categorie omvat de de meeste leningen.)
plaatsvinden aan het begin van iedere betalingsperiode. (Deze categorie omvat de meeste leases.)
BGN-indicator. (Er verschijnt geen indicator voor END-

P1 en P2 actualiseren

Om P1 en P2 te actualiseren voor een volgende reeks betalingen, drukt u op % terwijl
P1 of P2 weergegeven wordt.

Verschillende waarden voor BAL en FV

De berekende waarde voor BAL na een gespecificeerd aantal betalingen kan anders zijn dan de berekende waarde voor FV na hetzelfde aantal betalingen.
Bij het oplossen van
PMT-waarde die afgerond is op het aantal decimalen dat
gespecificeerd is in de decimaalinstelling.
Bij het oplossen voor FV gebruikt de rekenmachine de niet­afgeronde waarde voor
BAL, PRN en INT, gebruikt de rekenmachine de
PMT.

TVM-waarden invoeren, oproepen en berekenen

Om een TVM-waarde in te voeren toetst u de waarde in en slaat u deze op door op een TVM-toets (,, -,n., /, 0).
Om een opgeslagen TVM-waarde weer te geven drukt u op J en een TVM-toets.
U kunt een waarde voor een van de vijf TVM-variabelen (N, I/Y, PV, PMT of FV) invoeren of oproepen in de standaard-rekenmachinemode of in een werkbladmode. Welke informatie weergegeven wordt, is afhankelijk van welke mode er is geselecteerd.
In de standaard-rekenmachinemode geeft de rekenmachine de variabelenaam, het = teken en de ingevoerde of opgeroepen waarde weer.
In de werkbladmodes geeft de rekenmachine alleen de waarde die u invoert of oproept weer, hoewel eerder weergegeven variabelenamen op het scherm blijven staan.
Opmerking: De weergegeven waarde is niet toegekend aan de weergegeven variabele omdat de = indicator niet weergegeven wordt.
Om een TVM-waarde te berekenen drukt u op % en een TVM-toets in de standaard-rekenmachinemode.

[xP/Y] gebruiken om een waarde voor N te berekenen

1. Toets het aantal jaren in en druk op & Z om dit te vermenigvuldigen met de opgeslagen betalingen verschijnt.
Werkbladen Tijdwaarde-van-geld en Aflossing 27
P/Y-waarde. Het totale aantal
2. Om de weergegeven waarde toe te kennen aan N voor een TVM-
berekening drukt u op ,.

Cash inflows en outflows invoeren

De rekenmachine behandelt inkomende geldstromen (inflows) als een positieve waarde en uitgaande geldstromen (outflows) als een negatieve waarde.
U moet inkomende geldstromen als positieve waarden en uitgaande geldstromen als negatieve waarden invoeren.
De rekenmachine geeft de berekende inflows als positieve waarden en de berekende outflows als negatieve waarden weer.

Een aflossingsschema genereren

Het werkblad Aflossing gebruikt TVM-waarden om handmatig of automatisch een aflossingsschema te berekenen.

Een aflossingsschema handmatig genereren

1. Druk op & \. De contante P1 -waarde verschijnt.
2. Om de eerste in een reeks van betalingen te specificeren toetst u een waarde in voor P1 en drukt u op !.
3. Druk op #. De contante P2 -waarde verschijnt.
4. Om de laatste betaling in de reeks te specificeren toetst u een waarde in voor P2 en drukt u op !.
5. Druk op # om de automatisch berekende waarden weer te geven:
BAL— de resterende balans na betaling P2
PRN— de hoofdsom
INT— de betaalde rente over de gespecificeerde reeks
betalingen
6. Druk op & \. — of —
INT wordt weergegeven, drukt u op # om P1 opnieuw weer te
Als geven.
7. Om het aflossingsschema te genereren herhaalt u de stappen 2 tot en met 5 voor iedere reeks betalingen.

Een aflossingsschema automatisch genereren

Nadat u de beginwaarden voor P1 en P2 hebt ingevoerd, kunt u automatisch een aflossingsschema berekenen.
28 Werkbladen Tijdwaarde-van-geld en Aflossing
1. Druk op & \.
— of —
INT wordt weergegeven, drukt u op # om de contante P1-
Als waarde weer te geven.
2. Druk op %. Zowel P1 als P2 worden automatisch bijgewerkt om de
volgende reeks betalingen weer te geven.
De rekenmachine berekent de volgende reeks betalingen met hetzelfde aantal periodes dat bij de vorige reeks betalingen is gebruikt. Als de vorige reeks bijvoorbeeld 1 tot en met 12 was (12 betalingen), wordt door op % te drukken de volgende reeks 13 tot en met 24 (12 betalingen).
3. Druk op # om
P2 weer te geven.
Als u op % drukt als P1 wordt weergegeven, wordt er
automatisch een nieuwe waarde voor P2 weergegeven. (U kunt nog steeds een nieuwe waarde invoeren voor P2.)
Als u niet op % hebt gedrukt terwijl P1 weergegeven werd, kunt u op % drukken terwijl P2 weergegeven wordt om waarden voor zowel
P1 als P2 in de volgende reeks betalingen
in te voeren.
4. Druk op # om alle automatisch berekende waarden voor BAL, PRN
en INT in de volgende reeks betalingen weer te geven.
5. Herhaal de stappen 1 tot en met 4 tot het schema compleet is.

Voorbeeld: Basisrente van een lening berekenen

Als u een maandelijkse betaling van 425,84 voor een hypotheek van 75.000 met een looptijd van 30 jaar uitvoert, wat is dan het
rentepercentage van uw hypotheek?
Om dit te doen: Druk op: Weergave
Stel het aantal betalingen per
& [
12 !
jaar in op 12.
Keer terug naar de
& U
standaard­rekenmachinemode.
Voer het aantal betalingen in
30 & Z ,
met de betalingsvermenigvuldiger.
Voer het leenbedrag in.
Voer het betalingsbedrag in.
Werkbladen Tijdwaarde-van-geld en Aflossing 29
75000 .
425,84 S /
P/Y=
N=
PV=
PMT=
12,00
0,00
360,00
75.000,00
-425,84
õ
Om dit te doen: Druk op: Weergave
Bereken het rentepercentage. % -
I/Y=
5,50
Antwoord: Het rentepercentage is 5,5% per jaar.

Voorbeelden: Basisbetalingen van een lening berekenen

Deze voorbeelden laten u zien hoe u de basisbetalingen van een lening
berekent bij een hypotheek van 75.000 met een rente van 5,5% en een
looptijd van 30 jaar.
Opmerking: Nadat u het eerste voorbeeld hebt uitgevoerd, hoeft u de waarden voor het bedrag van de lening en het rentepercentage niet opnieuw in te voeren. De rekenmachine slaat de waarden die u invoert op voor later gebruik.

Maandelijkse betalingen berekenen

Om dit te doen: Druk op: Weergave
Stel het aantal betalingen per jaar in op 12.
Keer terug naar de
& [ 12 !
& U
standaard­rekenmachinemode.
Voer het aantal betalingen in
30 & Z ,
met de betalingsvermenigvuldiger.
Voer het rentepercentage in.
Voer het leenbedrag in.
5,5 -
75000 .
Bereken de betaling. % /
P/Y=
N=
I/Y=
PV=
PMT=
12,00
0,00
360,00
5,50
75.000,00
-425,84
õ
Antwoord: De maandelijkse betalingen zijn 425,84.

Driemaandelijkse betalingen berekenen

Opmerking: De rekenmachine stelt het aantal samengestelde perioden
(C/Y) automatisch in als gelijk aan het aantal betalingsperioden (P/Y).
Om dit te doen: Druk op: Weergave
Stel het aantal betalingen per jaar in op 4.
30 Werkbladen Tijdwaarde-van-geld en Aflossing
& [ !
4
P/Y=
4,00
Om dit te doen: Druk op: Weergave
Keer terug naar de standaard-
& U
0,00
rekenmachinemode.
Voer het aantal betalingen in
30 & Z ,
N=
120,00
met de betalingsvermenigvuldiger.
Bereken de betaling. % /
PMT=
-1.279,82
Antwoord: De driemaandelijkse betalingen zijn 1.279,82.

Voorbeelden: Waarde van spaargeld berekenen

Deze voorbeelden laten u zien hoe u de toekomstige en contante waarde van een spaarrekening kunt berekenen, die op het eind van ieder jaar 0,5% samengestelde rente oplevert binnen een tijdsbestek van 20 jaar.

Toekomstige waarde berekenen

Voorbeeld: Als u de rekening opent met 5.000, hoeveel hebt u dan na
20 jaar?
Om dit te doen: Druk op: Weergave
Stel alle variabelen in op standaardwaarden.
& } !
Voer het aantal betalingen in. 20 ,
Voer het rentepercentage in.
Voer de beginbalans in.
Bereken de toekomstige
0,5 -
5000 S .
% 0
waarde.
RST 0,00
N=
I/Y=
PV=
FV=
20,00
0,50
-5.000,00
5.524,48
Antwoord: De rekening is na 20 jaar 5.524,48 waard.

Contante waarde berekenen

Voorbeeld: Hoeveel geld moet u storten om over 20 jaar 10.000 te
hebben?
Om dit te doen: Druk op: Weergave
Voer de eindbalans in.
10000 0
Bereken de contante waarde. % .
Antwoord: U moet €9.050,63 storten.
Werkbladen Tijdwaarde-van-geld en Aflossing 31
FV=
PV=
10.000,00
-9.050,63

Voorbeeld: Contante waarde in annuïteiten berekenen

Het bedrijf Furros heeft apparatuur aangekocht waardoor gedurende 10
jaar jaarlijks 20.000 bespaard wordt. Als we uitgaan van een jaarlijks
kortingspercentage van 10%, wat is dan de contante waarde van de besparingen met een gewone annuïteit en een annuïteit vooraf?

Contante waarde van kostenbesparingen bij een gewone annuïteit

Contante waarde van kostenbesparingen bij een annuïteit vooraf in een leaseovereenkomst

Om dit te doen: Druk op: Weergave
Stel alle variabelen in op standaardwaarden.
Voer het aantal betalingen in. 10 ,
Voer het rentepercentage per betalingsperiode in.
32 Werkbladen Tijdwaarde-van-geld en Aflossing
& } !
10 -
RST
N=
I/Y=
0,00
10,00
10,00
Om dit te doen: Druk op: Weergave
Voer de betaling in. 20000 S /
Bereken de contante waarde
% .
PMT=
PV=
-20.000,00
122.891,34
(gewone annuïteit).
Stel de begin-van-periode-
& ] & V
BGN
betalingen in.
Keer terug naar de
& U
0,00
rekenmachinemode.
Bereken de contante waarde
% .
PV=
135.180,48
(annuïteit vooraf).
Antwoord: De contante waarde van de besparingen is 122.891,34 met
een gewone annuïteit en 135.180,48 met een annuïteit vooraf.

Voorbeeld: Eeuwige annuïteiten berekenen

Om bakstenen in het wegennet te vervangen heeft het Land van Oz
eeuwige obligaties uitgegeven met een betaling van 110 per obligatie van 1000. Welke prijs zou u voor de obligaties moeten betalen om
jaarlijks 15% te verdienen?
Om dit te doen: Druk op: Weerg
ave
Bereken de contante waarde voor een eeuwige gewone annuïteit.
Bereken de contante waarde voor een eeuwige annuïteit vooraf.
110 6 15 2 N
H 110 N
733,33
843,33
Antwoord: U moet €733,33 voor een eeuwige gewone annuïteit en
843,33 voor een eeuwige annuïteit vooraf betalen.
Een eeuwige annuïteit kan een gewone annuïteit of een annuïteit vooraf zijn die bestaat uit gelijke betalingen die voor onbepaalde tijd doorlopen (bijvoorbeeld een preferent aandeel dat een constant dividend oplevert).
Werkbladen Tijdwaarde-van-geld en Aflossing 33

Eeuwige gewone annuïteit

Eeuwige annuïteit vooraf

Omdat de term (1 + I/Y / 100)-N in de annuïteitsvergelijkingen van de contante waarde tot nul nadert naarmate N oploopt, kunt u deze vergelijkingen gebruiken om de contante waarde van een eeuwige annuïteit op te lossen:
Eeuwige gewone annuïteit
PV
Eeuwige annuïteit vooraf
PV PMT
PMT
--------------------------- -= I/Y()100÷
----------------------------+= I/Y()100)
PMT

Voorbeeld: De contante waarde van variabele cashflows berekenen

Het bedrijf ABC heeft een machine aangekocht die de volgende einde­jaar bedragen bespaart:
Jaar 1234 Bedrag €5000 €7000 €8000 €10000
34 Werkbladen Tijdwaarde-van-geld en Aflossing
Is de contante waarde van de cashflows hoger dan de oorspronkelijke
kosten van 23.000 bij een kortingspercentage van 10%?
Om dit te doen: Druk op: Weergave
Stel alle variabelen in op standaardwaarden.
Voer het rentepercentage per
& } !
10 -
cashflow-periode in.
Voer de eerste cashflow in.
Voer de eerste cashflow-periode
5000 S 0
1 ,
in.
Bereken de contante waarde van
% .
de eerste cashflow.
Sla dit op in
M1. D 1
Voer de tweede cashflow in. 7000 S 0
Voer de tweede cashflow-periode
2 ,
in.
Bereken de contante waarde van
% .
de tweede cashflow.
Tel op en sla op in het geheugen. D H
1
Voer de derde cashflow in. 8000 S 0
Voer het periodenummer in.
Bereken de contante waarde van
3 ,
% .
de derde cashflow.
Tel op en sla op in het geheugen. D H
1
Voer de vierde cashflow in. 10000 S 0
RST 0,00
I/Y=
FV=
N=
PV=
FV=
N=
PV=
FV=
N=
PV=
FV=
10,00
-5.000,00
1,00
4.545,45
4545,45
-7.000,00
2,00
5.785,12
5.785,12
-8.000,00
3,00
6.010,52
6.010,52
-10.000,00
Werkbladen Tijdwaarde-van-geld en Aflossing 35
Om dit te doen: Druk op: Weergave
Voer het periodenummer in.
Bereken de contante waarde van de vierde cashflow.
Tel op en sla op in het geheugen. D H
Roep de totale contante waarde op.
Trek de oorspronkelijke kosten af. B 23000 N
Antwoord: De contante waarde van de cashflows is €23.171,23, wat
171,23 hoger is dan de kosten van de machine. Het is een winstgevende
investering.
Opmerking: Hoewel variabele cashflow-betalingen niet gelijk zijn (in tegenstelling tot annuïteitsbetalingen), kunt u de contante waarde oplossen door de cashflows als een serie samengestelde rentebetalingen te behandelen.
De contante waarde van variabele cashflows is de waarde van cashflows op het eind van iedere betalingsperiode, terugverdisconteerd naar het begin van de eerste cashflowperiode (tijdstip nul).
4 ,
% .
1
J 1 23.171,23
N=
PV=
4,00
6.830,13
6.830,13
171,23

Voorbeeld: De contante waarde van een lease met restwaarde berekenen

Het bedrijf Peach Bright wil een machine aankopen die op dit moment geleasd wordt van uw bedrijf. U biedt aan om de machine te verkopen voor de contante waarde van de lease, verdisconteerd met een jaarlijks rentepercentage van 22% maandelijks samengesteld. De machine heeft
een restwaarde van 6500 met 46 maandelijkse betalingen van 1200 die
nog over zijn in de lease. Als de betalingen aan het begin van iedere maand gedaan worden, hoeveel moet u dan vragen voor de machine?
36 Werkbladen Tijdwaarde-van-geld en Aflossing
De totale waarde van de machine is de contante waarde van de restwaarde plus de contante waarde van de leasebetalingen.
Om dit te doen: Druk op: Weergav
e
Stel alle variabelen in op
& } !
RST 0,00
standaardwaarden.
Stel de begin-van-periode-
& ] & V
BGN
betalingen in.
Keer terug naar de standaard-
& U
0,00
rekenmachinemode.
Voer het aantal betalingen in. 46 ,
Bereken en voer het periodieke
22 6 12 N -
N=
I/Y=
46,00
1,83
rentepercentage in.
Voer de restwaarde van het
6500 S 0
FV=
-6.500,00
bedrijfsmiddel in.
Bereken de contante
% .
PV=
2.818,22
restwaarde.
Voer het bedrag van de
1200 S /
PMT=
-1.200,00
leasebetaling in.
Bereken de contante waarde
% .
PV=
40.573,18
van de leasebetalingen.
Antwoord: Peach Bright moet uw bedrijf €40.573,18 voor de machine
betalen.

Voorbeeld: Overige maandelijkse betalingen berekenen

Als u de aankoop van een nieuw bureau en een nieuwe stoel financiert
voor 525 bij een jaarlijks rentepercentage van 20% maandelijks
samengesteld gedurende twee jaar, hoeveel is dan de maandelijkse betaling?
Werkbladen Tijdwaarde-van-geld en Aflossing 37
Om dit te doen: Druk op: Weergav
e
Stel alle variabelen in op
& } !
RST 0,00
standaardwaarden.
Stel het aantal betalingen per
& [ 12 !
P/Y=
12,00
jaar in op 12.
Keer terug naar de standaard-
& U
0,00
rekenmachinemode
Voer het aantal betalingen in
2 & Z ,
N=
24,00
met de betalingsvermenigvuldiger.
Voer het rentepercentage in.
Voer het leenbedrag in.
20 -
525 .
Bereken de betaling. % /
Antwoord: Uw maandelijkse betaling is 26,72.
I/Y=
PV=
PMT=
20,00
525,00
-26,72

Voorbeeld: Sparen met maandelijkse stortingen

Opmerking: Rekeningen met betalingen die aan het begin van de periode worden gedaan, worden annuïteit vooraf-rekeningen genoemd. De rente begint eerder op te lopen en geeft iets hogere opbrengsten.
U investeert 200 aan het begin van iedere maand in een pensioenplan.
Wat is de rekeningbalans na 20 jaar, als het fonds een jaarlijkse rente van 7,5 % maandelijks samengesteld verdient, bij begin-van­periodebetalingen?
38 Werkbladen Tijdwaarde-van-geld en Aflossing
Om dit te doen: Druk op: Weergave
Stel alle variabelen in op
& } !
RST 0,00
standaardwaarden.
Stel het aantal betalingen per
& [ 12 !
P/Y=
12,00
jaar in op 12.
Stel de begin-van-periode-
& ] & V
BGN
betalingen in.
Keer terug naar de standaard-
& U
0,00
rekenmachinemode.
Voer het aantal betalingen in
20 & Z ,
N=
240,00
met de betalingsvermenigvuldiger.
Voer het rentepercentage in. 7,5 -
Voer het betalingsbedrag in.
Bereken de toekomstige
200 S /
% 0
I/Y=
PMT=
FV=
7,50
-200,00
111.438,31
waarde.
Antwoord: Als u gedurende 20 jaar €200 aan het begin van iedere maand stort, leidt dit tot een toekomstig bedrag van €111.438,31.

Voorbeeld: Berekenen van leenbedrag en aanbetaling

U wilt een auto kopen van 15.100. Uw bank rekent een jaarlijks
rentepercentage van 7,5% maandelijks samengesteld bij een lening van
48 maanden. Als u een maandelijkse betaling van 325 kunt opbrengen,
hoeveel kunt u dan lenen? Hoeveel hebt u nodig voor een aanbetaling?
Werkbladen Tijdwaarde-van-geld en Aflossing 39
Om dit te doen: Druk op: Weergave
Stel alle variabelen in op
& } !
RST
0,00
standaardwaarden.
Stel het aantal betalingen per jaar in op 12.
Keer terug naar de standaard-
& [ 12 !
& U
P/Y=
12,00
0,00
rekenmachinemode
Voer het aantal betalingen in met
4 & Z ,
N=
48,00
de betalingsvermenigvuldiger.
Voer het rentepercentage in.
Voer de betaling in.
7,5 -
325 S /
Bereken het leenbedrag. % .
Bereken de aanbetaling H
15,100 S N
I/Y=
PMT=
PV=
-325,00
13.441,47
-1.658,53
7,50
Antwoord: U kunt 13.441,47 lenen met een aanbetaling van 1.658,53.

Voorbeeld: Gewone stortingen voor een gespecificeerd toekomstig bedrag berekenen

U wilt een spaarrekening openen en aan het begin van iedere maand
hetzelfde bedrag storten. Over 10 jaar wilt u 25.000 op de rekening
hebben staan.
Hoeveel moet u storten als het jaarlijkse rentepercentage 0,5% is met driemaandelijkse samenstelling?
40 Werkbladen Tijdwaarde-van-geld en Aflossing
Opmerking: Omdat C/Y (samengestelde perioden per jaar) automatisch ingesteld is als gelijk aan
P/Y (betalingen per jaar), moet u de C/Y-waarde
veranderen.
Om dit te doen: Druk op: Weergave
Stel alle variabelen in op
& } !
RST 0,00
standaardwaarden.
Stel het aantal betalingen per
& [ 12 !
P/Y=
jaar in op 12.
Stel de samengestelde perioden
#
4 !
C/Y=
in op 4.
Stel de begin-van-periode-
& ] & V
BGN
betalingen in.
Keer terug naar de standaard-
& U
rekenmachinemode.
Voer het aantal stortingen in
10 & Z ,
N=
met de betalingsvermenigvuldiger.
Voer het rentepercentage in.
Voer de toekomstige waarde
0,5 -
25000 0
I/Y=
FV=
25.000,00
in.
Bereken het stortingsbedrag. % /
PMT=
Antwoord: U moet maandelijkse stortingen van 203,13 doen.

Voorbeeld: Betalingen berekenen en een aflossingsschema genereren

12,00
4,00
0,00
120,00
0,50
-203,13
Dit voorbeeld laat zien hoe u de werkbladen TVM en Aflossing kunt gebruiken om de maandelijkse betalingen van een lening met een looptijd van 30 jaar te berekenen, en een aflossingsschema te genereren voor de eerste drie jaar van de lening.

Hypotheekbetalingen berekenen

Bereken de maandelijkse betaling met een leenbedrag van 120.000 en
een jaarlijks rentepercentage van 6,125%.
Om dit te doen: Druk op: Weergave
Stel alle variabelen in op
& } !
standaardwaarden.
Werkbladen Tijdwaarde-van-geld en Aflossing 41
RST 0,00
Om dit te doen: Druk op: Weergave
Stel het aantal betalingen per
& [ 12 !
P/Y=
12,00
jaar in op 12.
Keer terug naar de
& U
0,00
standaard­rekenmachinemode.
Voer het aantal betalingen in
30 & Z ,
N=
360,00
met de betalingsvermenigvuldiger.
Voer het rentepercentage in.
Voer het leenbedrag in.
6,125 -
120000 .
Bereken de betaling. % /
I/Y=
PV=
PMT=
6,13
120.000,00
-729.13
*
Antwoord: De berekende maandelijkse betaling, of outflow, is 729,13.

Een aflossingsschema genereren

Genereer een aflossingsschema voor de eerste drie jaar van de lening. Als de eerste betaling in april plaatsvindt, heeft het eerste jaar negen betalingsperioden. (De volgende jaren hebben ieder 12 betalingsperioden.)
Om dit te doen: Druk op: Weergave
Selecteer het werkblad Aflossing. & \
Stel de beginperiode in op 1. 1 !
Stel de eindperiode in op 9. # 9 !
Geef het eerste jaar met aflossingsgegevens weer.
# # #
Verander de beginperiode in 10. #
Verander de eindperiode in 21. #
Geef het tweede jaar met aflossingsgegevens weer.
10 !
21 !
# # #
Ga naar
P1 en druk op % om de
# %
volgende reeks betalingen in te voeren.
P1= 0
P1= 1,00
P2=
BAL= PRN= INT=
P1=
P2=
BAL= PRN= INT=
P1=
9,00
118.928,63
-1071,37*
-5.490,80*
10,00
21,00
117.421,60
_
-1.507,03*
-7.242,53*
22,00
*
*
42 Werkbladen Tijdwaarde-van-geld en Aflossing
Om dit te doen: Druk op: Weergave
Geef P2 weer. #
Geef het derde jaar met aflossingsgegevens weer.
# # #
P2=
BAL= PRN= INT=
33,00
115.819,62
-1601,98*
-7.147,58*

Voorbeeld: Betaling, rente en leenbalans berekenen na een gespecificeerde betaling

Een groep verkopers wil de verkoopprijs van een bezit financieren voor
82.000 bij een jaarlijkse rente van 7%, afgelost in een looptijd van 30
jaar met een tussentijdse afbetaling na vijf jaar. Ze willen het volgende weten:
Bedrag van de maandelijkse betaling
Bedrag aan rente dat ze zullen ontvangen
Resterende balans op het eind van de termijn (tussentijdse afbetaling)

De maandelijkse betaling berekenen

Om dit te doen: Druk op: Weergave
Stel alle variabelen in op
& } !
standaardwaarden.
Stel het aantal betalingen per
& [ 12 !
jaar in op 12.
Keer terug naar de standaard-
& U
rekenmachinemode.
Voer het aantal betalingen in
30 & Z ,
met de betalingsvermenigvuldiger.
Voer het rentepercentage in.
Voer het leenbedrag in.
7 -
82000 .
Bereken de betaling. % /
RST 0,00
P/Y=
N=
I/Y=
PV=
PMT=
12,00
0,00
360,00
7,00
82.000,00
-545,55
*
Werkbladen Tijdwaarde-van-geld en Aflossing 43

Een aflossingsschema voor rente en tussentijdse afbetaling genereren

Om dit te doen: Druk op: Weergave
Selecteer het werkblad
& \
Aflossing.
Voer de eindperiode in (vijf
# 5 & Z !
jaar).
Bekijk de verschuldigde balans
#
na vijf jaar (tussentijdse afbetaling).
Bekijk de betaalde rente na vijf
# #
jaar.
Als de verkopers de verkoop gefinancieerd hadden, zouden ze ontvangen:
Maandelijkse betaling: 545,55 gedurende vijf jaar
•Rente: €27.790,72 over de vijf jaar
Tussentijdse afbetaling: €77.187,72
P1= 1,00
P2=
BAL=
INT=
60,00
77.187,72
-27.920,72
44 Werkbladen Tijdwaarde-van-geld en Aflossing

Werkblad Cashflow

Gebruik het werkblad Cashflow om vraagstukken op te lossen met ongelijke cashflows.
Om vraagstukken met gelijke cashflows op te lossen gebruikt u het werkblad Tijdwaarde-van-geld. (Zie “Werkbladen Tijdwaarde-van-geld en Aflossing” op pagina 23.)
Om het werkblad Cashflow en de beginwaarde van de cashflow te openen (
Om het cashflow-bedrag en de frequentievariabelen (Cnn/Fnn) te openen drukt u op # of ".
Om de variabele voor het kortingspercentage (I) te openen drukt u op (.
3
CFo) drukt u op '.
Om de netto contante waarde ( drukt u op # of " en % voor iedere variabele.
Bij de BA II PLUS™ PROFESSIONAL-rekenmachine drukt u om de netto toekomstige waarde (NFV), de
terugverdientijd (PB) en verdisconteerde terugverdientijd (DPB) te berekenen op # of " en % voor iedere variabele.
Om de interne rentabiliteit (IRR) te berekenen drukt u op ).
Bij de BA II PLUS™ PROFESSIONAL-rekenmachine om de gewijzigde interne rentabiliteit (MOD) te berekenen drukt u op # om de variabele voor het herinvesteringspercentage (RI) te openen, toetst u een waarde in en drukt u op #.
Werkblad Cashflow 45
NPV) te berekenen

Variabelen van het werkblad Cashflow van de BA II PLUS™ PROFESSIONAL-rekenmachine

Variable Key Display Variable
Type**
Start-cashflow '
Bedrag van de nde cashflow
#
CFo
Cnn*Alleen-
Alleen­invoeren
invoeren
Frequentie van de nde cashflow
Kortingspercentage (
Netto contante waarde # %
Netto toekomstige waarde # %
Terugverdientijd # %
Verdisconteerde terugverdientijd # %
Interne rentabiliteit )%
Herinvesteringspercentage #
Gewijzigde interne rentabiliteit #
#
Fnn*Alleen-
invoeren
I
NPV
NFV
PB
DPB
IRR
RI
MOD
Alleen­invoeren
Alleen­berekenen
Alleen­berekenen
Alleen­berekenen
Alleen­berekenen
Alleen­berekenen
Alleen­invoeren
Automatisch­berekenen
* nn staat voor het nummer van de cashflow (C01C32) of de
frequentie (F01F32).
** In deze handleiding worden variabelen gecategoriseerd naar de
invoermethode. (Zie “Typen werkbladvariabelen” op pagina 19.)
Variabelen resetten met de BA II PLUS™ PROFESSIONAL­rekenmachine
•Om CFo, Cnn en Fnn te resetten naar de standaardwaarden drukt u
op ' en vervolgens op &z.
46 Werkblad Cashflow
•Om NPV, NFV, PB en DPB te resetten naar de standaardwaarden,
drukt u op ( en vervolgens op &z.
•Om IRR, RI en MOD te resetten naar de standaardwaarden drukt u
op ) en vervolgens op &z.
Om alle rekenmachinevariabelen en -instellingen te resetten naar de standaardwaarden, inclusief alle variabelen van het werkblad Cashflow, drukt u op &} !.
Cashflows invoeren met de BA II PLUS™ PROFESSIONAL­rekenmachine
U moet een start-cashflow invoeren (CFo). De rekenmachine accepteert maximaal 32 extra cashflows ( kan een unieke waarde hebben.
Voer positieve waarden in voor cash inflows (inkomende cashflows) en negatieve waarden voor cash outflows (uitgaande cashflows). Om een negatieve waarde in te voeren, toetst u een getal in en drukt u op S.
C01–C32). Iedere cashflow

Cashflows invoegen en wissen

De rekenmachine geeft INS of DEL weer om te bevestigen dat u op &X of & W kunt drukken om cashflows in te voegen of te wissen.

Ongelijke en gegroepeerde cashflows

Ongelijke cashflows

Het werkblad Cashflow analyseert ongelijke cashflows over gelijke tijdsperioden. Cashflow-waarden kunnen bestaan uit zowel inflows (inkomende geldstromen) als outflows (uitgaande geldstromen).
Alle cashflow-vraagstukken beginnen met een start-cashflow met het
CFo. CFo is altijd een bekende, ingevoerde waarde.
label
Werkblad Cashflow 47

Gegroepeerde cashflows

Cashflow-vraagstukken kunnen cashflows met unieke waarden en opeenvolgende cashflows met een gelijke waarde bevatten.
Hoewel u ongelijke cashflows apart moet invoeren, kunt u groepen opeenvolgende, gelijke cashflows tegelijk invoeren met de variabele.
Fnn-

Cashflows invoeren

Bij de BA II PLUS™ PROFESSIONAL-rekenmachine bestaan cashflows uit een start-cashflow (CFo) en maximaal 32 extra cashflows (C01-C32), waarvan elke een unieke waarde kan hebben. U moet het aantal keren (maximaal 9999) of de frequentie (F) voor iedere extra cashflow (
) invoeren.
C32
De rekenmachine geeft positieve waarden voor inflows (inkomende geldstromen) en negatieve waarden voor outflows (uitgaande geldstromen) weer.
Om het werkblad Cashflow te wissen drukt u op & z.
Cashflows invoeren:
1. Druk op '. De waarde van de start-cashflow (
2. Toets een waarde in voor CFo en druk op !.
3. Om een extra cashflow-variabele te selecteren drukt u op #. De
waarde C01 verschijnt.
4. Om C01 te veranderen toetst u een waarde in en drukt u op !.
5. Om de cashflow-frequentievariabele (F01) te selecteren drukt u op
#. De waarde F01 verschijnt.
6. Om F01 te veranderen toetst u een waarde in en drukt u op !.
7. Om een extra cashflow-variabele te selecteren, drukt u op #. De
C02-waarde verschijnt.
8. Herhaal de stappen 4 tot en met 7 voor alle resterende cashflows en
frequenties.
9. Om ingevoerde gegevens terug te zien drukt u op # of ".
CFo) verschijnt.
C01-

Cashflows wissen

Wanneer u een cashflow wist, verlaagt de rekenmachine het nummer van volgende cashflows automatisch.
48 Werkblad Cashflow
De indicator DEL bevestigt dat u een cashflow kunt wissen.
1. Druk op # of " tot de cashflow die u wilt wissen verschijnt.
2. Druk op & W. De cashflow die u gespecificeerd hebt en de
frequentie ervan worden verwijderd.

Cashflows invoegen

Wanneer u een cashflow invoegt op de BA II PLUS™ PROFESSIONAL­rekenmachine, verhoogt de rekenmachine het nummer van de volgende cashflows, tot een maximum van 32.
Opmerking: De invoegen.
1. Druk op # of " om de cashflow te selecteren waarin u de nieuwe
wilt invoegen. Om bijvoorbeeld een nieuwe tweede cashflow in te voegen selecteert u
2. Druk op & X.
3. Toets de nieuwe cashflow in en druk op !. De nieuwe cashflow
wordt ingevoerd in C02.
INS-indicator bevestigt dat u een cashflow kunt
C02.

Cashflows berekenen

De rekenmachine lost de volgende cashflow-waarden op:
Werkblad Cashflow 49
Netto contante waarde (NPV) is de totale huidige waarde van alle
cashflows, inclusief inflows (inkomende geldstromen) en outflows (uitgaande geldstromen). Een positieve
NPV -waarde geeft aan dat
een investering winstgevend is.
Bij de BA II PLUS™ PROFESSIONAL-rekenmachine is de netto
toekomstige waarde (NFV) de totale toekomstige waarde van alle cashflows. Een positieve
NFV-waarde geeft eveneens aan dat een
investering winstgevend is.
Bij de BA II PLUS™ PROFESSIONAL-rekenmachine is de
terugverdientijd (PB) de tijd die nodig is om de startkosten van een investering terug te verdienen, waarbij de huidige waarde van de inkomende geldstromen (tijdwaarde van geld) genegeerd wordt.
Bij de BA II PLUS™ PROFESSIONAL-rekenmachine is de
verdisconteerde terugverdientijd (
DPB) de tijd die nodig is om de
startkosten van een investering terug te verdienen, waarbij de huidige waarde van de inkomende geldstromen (tijdwaarde van geld) gebruikt wordt.
Interne rentabiliteit (IRR) is het rentepercentage waarop de netto
contante waarde van de cashflows gelijk is aan 0.
Bij de BA II PLUS™ PROFESSIONAL-rekenmachine houdt de
gewijzigde interne rentabiliteit (
MOD) rekening met de
herinvestering van geld bij het oplossen van de IRR.

NPV berekenen

1. Druk op ( om het huidige kortingspercentage (I) weer te geven.
2. Toets een waarde in en druk op !.
3. Druk op # om de actuele netto contante waarde (
geven.
4. Om de netto contante waarde van de ingevoerde serie cashflows te
berekenen drukt u op %.
NPV) weer te

NPV, NFV, PB en DPB berekenen met de BA II PLUS™ PROFESSIONAL-rekenmachine

1. Druk op ( om het huidige kortingspercentage (I) weer te geven.
2. Toets een waarde in en druk op !.
3. Druk op # om de actuele netto contante waarde (
geven.
4. Om de netto contante waarde van de ingevoerde serie cashflows te
berekenen drukt u op %.
50 Werkblad Cashflow
NPV) weer te
5. Om de netto toekomstige waarde te berekenen (NFV) drukt u op #.
NFV-waarde verschijnt.
De
6. Om de terugverdientijd ( waarde verschijnt.
7. Om de verdisconteerde terugverdientijd door de tijd (DBP) te berekenen drukt u op #. De
PB) te berekenen drukt u op #. De PB-
DBP-waarde verschijnt.

IRR berekenen

1. Druk op ). De IRR-variabele en de huidige waarde worden weergegeven (op basis van de huidige cashflow-waarden).
2. Om de interne rentabiliteit te berekenen drukt u op %. De rekenmachine geeft de IRR-waarde weer.
IRR en MOD berekenen met de BA II PLUS™ PROFESSIONAL­rekenmachine
1. Druk op ). De IRR-variabele en de huidige waarde worden weergegeven (op basis van de huidige cashflow-waarden).
2. Om de interne rentabiliteit te berekenen drukt u op %. De rekenmachine geeft de IRR-waarde weer.
3. Om het herinvesteringspercentage (RI) te berekenen drukt u op #.
4. Toets de waarde van het herinvesteringspercentage in en druk op !.
5. Om de gewijzigde interne rentabiliteit te berekenen drukt u op #. De rekenmachine geeft de MOD-waarde weer.
Bij het oplossen van de IRR voert de rekenmachine een serie complexe, iteratieve berekeningen uit die enkele seconden tot enkele minuten kunnen duren. Het aantal mogelijke IRR-oplossingen hangt af van het aantal tekenwisselingen in uw cashflow-reeks.
Wanneer een reeks cashflows geen tekenwisselingen heeft, bestaat er geen
IRR. De rekenmachine geeft dan Error 5 weer.
Wanneer een reeks cashflows slechts één tekenwisseling heeft, bestaat er slechts één IRR-oplossing, die de rekenmachine weergeeft.
Werkblad Cashflow 51
Wanneer een reeks cashflows twee of meer tekenwisselingen heeft:
Er bestaat tenminste één oplossing. Er kunnen zoveel oplossingen bestaan als er tekenwisselingen
zijn.
Wanneer er meer dan één oplossing bestaat, geeft de rekenmachine de oplossing weer die het dichtst bij nul ligt. Omdat de weergegeven oplossing geen financiële betekenis heeft, moet u voorzichtig zijn bij het nemen van beslissingen over investeringen op basis van een die berekend is voor een cashflow-stroom met meer dan één tekenwisseling.
De tijdlijn laat een reeks cashflows zien met drie tekenwisselingen, wat aangeeft dat er één, twee of drie
IRR -oplossingen kunnen
bestaan.
Bij het oplossen van complexe cashflow-vraagstukken, kan het zijn dat de rekenmachine geen bestaat. In dit geval geeft de rekenmachine
IRR vindt, zelfs als er een oplossing
Error 7 (iteratielimiet
overschreden) weer.
Bij het oplossen van complexe cashflow-vraagstukken op de BA II PLUS™ PROFESSIONAL-rekenmachine kan het zijn dat de rekenmachine geen PB, DPB, IRR en MOD vindt, zelfs als er een oplossing bestaat. In dit geval geeft de rekenmachine
Error 7
(iteratielimiet overschreden) weer.
IRR
52 Werkblad Cashflow

Voorbeeld: Ongelijke cashflows oplossen

De volgende voorbeelden laten zien hoe u ongelijke cashflow-gegevens kunt invoeren en bewerken om het volgende te berekenen:
Netto contante waarde (
Interne rentabiliteit (
NPV)
IRR)
De volgende voorbeelden laten zien hoe u ongelijke cashflow-gegevens kunt invoeren en bewerken op de BA II PLUS™ PROFESSIONAL­rekenmachine om het volgende te berekenen:
Netto contante waarde (
NPV)
Netto toekomstige waarde (NFV)
Terugverdientijd (
PB)
Verdisconteerde terugverdientijd (DPB)
Interne rentabiliteit (IRR)
Gewijzigde interne rentabiliteit (
MOD)
Een bedrijf betaalt 7.000 voor een nieuwe machine, plant een jaarlijks
rendement van 20% op de investering, en verwacht de volgende jaarlijkse cashflows over de volgende zes jaar:
Jaar Cashflow-nummer Schatting van de cashflow
Aankoop
1
2–5
6
CFo
C01
C02
C03
-7.000
3.000
5.000 ieder jaar
4.000
Zoals de tijdlijn laat zien, zijn de cashflows een combinatie van gelijke en ongelijke waarden. Omdat de start-cashflow (
CFo) een uitgaande
geldstroom is, verschijnt deze als negatieve waarde.
Werkblad Cashflow 53

Cashflow-gegevens invoeren

Om dit te doen Druk op Weergave
Selecteer het werkblad
'
CFo= 0,00
Cashflow.
Voer de start-cashflow in. 7000 S !
Voer de cashflow voor het eerste jaar in.
Voer de cashflows voor de jaren twee tot en met vijf in.
Voer de cashflow voor het zesde jaar in.
3000 !
# #
#
5000 !
# 4 !
4000 !
# #
CFo=
C01= F01=
C02= F02=
C03= F03=
-7.000,00
3.000,00
1,00
5.000,00
4,00
4.000,00
1,00

Cashflow-gegevens bewerken

Na het invoeren van de cashflow-gegevens verneemt u dat de cashflow-
waarde van 4.000 in het tweede jaar moet plaatsvinden in plaats van in het zesde jaar. Om dit te veranderen wist u de waarde 4.000 voor jaar 6,
en voegt u hem in bij jaar 2.
Om dit te doen Druk op Weergave
Ga naar de derde cashflow. "
Wis de derde cashflow. & W
Ga naar de tweede cashflow. " "
Voeg de nieuwe tweede cashflow in.
Ga naar de volgende cashflow om de gegevens te
& X #
# #
controleren.
4000 !
C03=
C03= 0,00
C02=
C02= F02=
C03= F03=
4.000,00
5.000,00
4.000,00
1,00
5.000,00
4,00

NPV (netto contante waarde) berekenen

Gebruik een rentepercentage per periode (I) van 20%.
Om dit te doen Druk op Weergave
Open de
(
rentepercentagevariabele
Voer het rentepercentage per
20 !
periode in.
54 Werkblad Cashflow
I= 0,00
I=
20,00
Om dit te doen Druk op Weergave
Bereken de netto contante
# %
NPV=
7.266,44
waarde.
Antwoorden: NPV is 7.266,44.

NPV, NFV, PB en DPB berekenen met de BA II PLUS™ PROFESSIONAL-REKENMACHINE

Gebruik een rentepercentage per periode (I) van 20%.
To Press Display
Access interest rate variable (
Enter interest rate per period. 20 !
Compute net present value. # %
Compute net future value. # %
Compute payback. # %
Compute discounted payback. # %
I= 0.00
I=
NPV=
NFV=
PB=
DPB=
7,266.44
21,697.47
20.00
2.00
2.60
Antwoorden:
NPV is 7.266,44. NFV is 21.697,47. PB is 2,00. DPB is
2,60.

IRR berekenen

Om dit te doen Druk op Weergave
IRR. )
Open
Bereken de interne rentabiliteit. # %
Antwoord: IRR is 52,71%.
Werkblad Cashflow 55
IRR= 0,00
IRR=
52,71
IRR en MOD berekenen met de BA II PLUS™ PROFESSIONAL­REKENMACHINE
To Press Display
Access
IRR. )
Compute internal rate of return. # %
Select reinvestment rate (
Enter reinvestment rate. 20 !
Compute modified internal rate of return. #

Antwoord: IRR is 52,71%. MOD is 35,12%.

RI) #
IRR= 0.00
IRR=
RI= 0.00
RI= 20.0
MOD=
52.71
35.12

Voorbeeld: Waarde van een lease met ongelijke betalingen

Een lease met een ongelijk betalingsschema heeft gewoonlijk seizoensgevoelige of andere geanticipeerde schommelingen in de kaspositie van de huurder.
Een lease met een looptijd van 36 maanden heeft het volgende betalingsschema en begin-van-periodebetalingen.
Maanden Betalingsbedrag
4 0 8 5000 3 0 9 6000 2 0 10 7000
Als het gewenste rendement 10% is over een periode van 12 maanden met maandelijkse samengestelde rente:
Wat is de huidige waarde van deze lease-betalingen?
Welk gelijk betalingsbedrag aan het begin van iedere maand levert dezelfde huidige waarde op?
Omdat de cashflows ongelijk zijn, gebruikt u het werkblad Cashflow om de netto contante waarde van de lease te bepalen.
56 Werkblad Cashflow

NPV (netto contante waarde) berekenen

De cashflows voor de eerste vier maanden zijn vermeld als een groep van
vier cashflows van 0. Omdat de lease begin-van-periodebetalingen
specificeert, moet u de eerste cashflow in deze groep als de begininvestering behandelen ( invoeren op de cashflow-schermen (
Opmerking: De BGN/END-instelling in het werkblad TVM heeft geen invloed op het werkblad Cashflow.
Om dit te doen Druk op Weergave
CFo) en de resterende drie cashflows
C01 en F01).
Stel alle variabelen in op
& } !
RST
0,00
standaardwaarden.
Selecteer het werkblad
'
CFo= 0,00
Cashflow.
Voer de eerste groep cashflows in.
Voer de tweede groep cashflows in.
Voer de derde groep cashflows in.
Voer de vierde groep cashflows in.
Voer de vijfde groep cashflows in.
Voer de zesde groep cashflows in.
Selecteer
NPV. (
Voer het maandelijkse
# # 3 !
#
5000 S !
# 8 !
#
3 !
#
6000 S !
# # 9 !
# #
2 !
7000 S !
#
10 !
#
10 6 12 !
C01= F01=
C02= F02=
C03= F03=
C04= F04=
C05= F05=
C06= F06=
I= 0,00
I=
0,00 3,00
-5000,00
8,00
0,00 3,00
-6000,00
9,00
0,00 2,00
-7000,00
10,00
0,83
rendementspercentage in.
Werkblad Cashflow 57
Om dit te doen Druk op Weergave
Bereken NPV. # %
NPV=
-138.088,44
58 Werkblad Cashflow
4

Werkblad Obligaties

Met het werkblad Obligaties kunt u de obligatiekoers, het effectieve rendement bij volledige looptijd of bij opvraag, en de opgebouwde rente, en de aangepaste looptijd berekenen.
U kunt ook de datumfuncties gebruiken om de prijs vast te stellen van obligaties die aangekocht zijn op andere datums dan de jaarlijkse coupondatum.
Om het werkblad Obligaties te openen drukt u op & l.
Om obligatievariabelen te openen drukt u op " of #.
Om de opties voor dagtelmethodes (ACT en 360) en coupons per jaar (2/Y en 1/Y) te veranderen drukt u eenmaal op & V voor iedere optie.
Opmerking: Als u op # of " drukt om door het werkblad Obligaties te
navigeren voordat u waarden hebt ingevoerd, veroorzaakt dit een fout (Error 6). Om de fout te wissen drukt u op P. (Zie “Foutmeldingen” op pagina 106.)
Werkblad Obligaties 59

Variabelen van het werkblad Obligaties

Variabele Toets WeergaveType
variabele
Startdatum & l
Jaarlijkse couponwaarde in
#
procenten
Aflossingsdatum #
Aflossingswaarde (percentage
#
van de nominale waarde)
Werkelijk/werkelijke
#
dagtelmethode
30/360 dagtelmethode & V
Twee coupons per jaar #
Eén coupon per jaar & V
Effectief rendement bij volledige
#
looptijd
Prijs in euro's #
Opgebouwde rente #
Aangepaste looptijd met de BA II
#
PLUS™ PROFESSIONAL
SDT
CPN
RDT
RV
ACT
360
2/Y
1/Y
YLD
PRI
AI
DUR
Alleen­invoeren
Alleen­invoeren
Alleen­invoeren
Alleen­invoeren
Instelling
Instelling
Instelling
Instelling
Invoeren/bere kenen
Invoeren/bere kenen
Automatisch­berekenen
Automatisch­berekenen

Variabelen van het werkblad Obligaties resetten

Om de variabelen van het werkblad Obligaties te resetten naar de
standaardwaarden, drukt u op & z als u in het werkblad Obligaties bent.
Variabele Standaardwaarde Variabele Standaard
waarde
SDT
CPN
RDT
60 Werkblad Obligaties
12-31-1990
0
12-31-1990
ACT/360 ACT
2/Y, 1/Y 2/Y
YLD 0
Variabele Standaardwaarde Variabele Standaard
waarde
RV
DUR
met de BA II PLUS™ PROFESSIONAL
Om alle rekenmachinevariabelen en -instellingen te resetten naar de
standaardwaarden, inclusief alle variabelen van het werkblad Obligaties, drukt u op &}!.
100
0
PRI 0
AI 0

Datums invoeren

Gebruik de volgende conventie om datums in te toetsen: mm.ddyy
of dd.mmyy. Nadat u de datum heeft ingetoetst, drukt u op !.
Opmerking: U kunt datums in Amerikaanse of Europese opmaak weergeven. (Zie “Rekenmachineformats instellen” op pagina 5.)
U kunt datums van 1 januari 1950 tot 31 december 2049 invoeren.
De rekenmachine neemt aan dat de aflossingsdatum (RDT)
samenvalt met een coupondatum:
Om de waarde op het eind van de looptijd te berekenen voert u
de einddatum voor RDT in.
Om de waarde bij opvraag te berekenen voert u de
opvraagdatum voor RDT in.

CPN invoeren

CPN is de jaarlijkse couponwaarde als een percentage van de nominale
waarde van de obligatie, in plaats van het bedrag in euro's van de couponbetaling.

RV invoeren

De aflossingswaarde (RV) is een percentage van de nominale waarde van de obligatie:
Voor een analyse op het eind van de looptijd voert u 100 voor
Voor een analyse bij opvraag voert u de opvraagprijs voor RV in.
RV in.

De dagtelmethode instellen

1. Om de dagtelmethode weer te geven drukt u op # tot ACT of 360
verschijnt.
2. Om de dagtelmethode te veranderen drukt u op & V.
Werkblad Obligaties 61

De couponfrequentie instellen

1. Om de couponfrequentie weer te geven drukt u op # tot 1/Y or 2/Y
verschijnt.
2. Om de couponfrequentie te veranderen drukt u op & V.
62 Werkblad Obligaties

Terminologie van het werkblad Obligaties

Term Definitie
Opvraagdatum Een opvraagbare obligatie kan door de uitgifte-
instantie worden ingetrokken voor het einde van de looptijd. De opvraagdatum van een dergelijke obligatie staat in het obligatiecontract vermeld.
Couponbetaling De periodieke betaling die aan de eigenaar van de
obligatie als rente wordt uitbetaald.
Couponwaarde Het jaarlijkse rentepercentage dat op de obligatie
staat afgedrukt.
Prijs in euro's Prijs van de obligatie, uitgedrukt in euro's per €100
nominale waarde.
Par (nominale)­waarde
Agio-obligatie Een obligatie die voor een hoger bedrag wordt
Disagio-obligatie Een obligatie die voor een lager bedrag dan de
Aflossingsdatum De datum waarop de uitgifte-instantie de
Aflossingswaarde Het bedrag dat betaald wordt aan de eigenaar van
Startdatum De datum waarop een obligatie wordt ingewisseld
De waarde die op de obligatie staat afgedrukt.
verkocht dan de nominale waarde.
nominale waarde wordt verkocht.
obligatie intrekt. Deze datum kan de datum van het einde van de looptijd zijn, of, bij een opvraagbare obligatie, de opvraagdatum.
een obligatie bij het intrekken ervan. Als de obligatie wordt afgelost op het einde van de looptijd, is de aflossingswaarde de nominale waarde die afgedrukt is op de obligatie. Als de obligatie wordt afgelost op een opvraagdatum, is de aflossingswaarde de nominale waarde van de obligatie plus een eventuele opvraagpremie. De rekenmachine behandelt de aflossingswaarde in
euro's per 100 nominale waarde.
voor geld.
Werkblad Obligaties 63
Term Definitie
Effectief rendement bij volledige looptijd
De rentabiliteit die verdiend is uit betalingen van hoofdsom en rente, met rente die halfjaarlijks wordt samengesteld op het vastgestelde rendementspercentage. Het effectieve rendement bij volledige looptijd houdt rekening met het bedrag aan agio of disagio, indien aanwezig, en de tijdswaarde van de investering.

Obligatiegegevens invoeren en resultaten berekenen

Om waarden voor de prijs (PRI) of rendement (YLD) en opgebouwde
AI) te berekenen voert u eerst de vier bekende waarden voor de
rente ( startdatum (SDT), de couponwaarde (CPN), de aflossingsdatum (RDT) en de aflossingswaarde (RV) in.
Om waarden voor de prijs ( (YLD) en opgebouwde rente (AI) op de BA II PLUS™ PROFESSIONAL­REKENMACHINE te berekenen voert u eerst de vier bekende waarden voor de startdatum ( (RDT) en de aflossingswaarde (RV) in.
Verander indien nodig de dagtelmethode ( frequentie (2/Y of 1/Y). Het werkblad Obligaties slaat alle waarden en instellingen op, tot u het werkblad wist of de waarden en instellingen verandert.
Opmerking: Datums worden niet veranderd als u een werkblad wist.
PRI), aangepaste looptijd (DUR) of rendement
SDT), de couponwaarde (CPN), de aflossingsdatum
ACT of 360) en de coupon-

Bekende obligatiewaarden invoeren

1. Druk op & l. De huidige SDT-waarde verschijnt.
2. Om het werkblad te wissen drukt u op & z.
3. Toets indien nodig een nieuwe SDT-waarde in en druk op !.
4. Herhaal stap 3 voor voor iedere variabele.
Opmerking: Om datums in te voeren, gebruikt u de volgende conventie: mm.ddyy (VS) of dd.mmyy (Europees).
CPN, RDT en RV door eenmaal op # te drukken

De dagtelmethode en de couponfrequentie van een obligatie instellen

1. Om de dagtelmethode weer te geven drukt u op # tot ACT of 360 verschijnt.
64 Werkblad Obligaties
2. Om de dagtelmethode te veranderen drukt u op &V.
3. Om de couponfrequentie weer te geven drukt u op # tot 2/Y of 1/Y
verschijnt.
4. Om de couponfrequentie te veranderen drukt u op & V.

De obligatieprijs (PRI) berekenen

1. Druk op # tot YLD verschijnt.
2. Toets een waarde in voor YLD en druk op !.
3. Druk op # om PRI weer te geven en druk vervolgens op %. De
rekenmachine geeft de berekende PRI-waarde weer.

Het rendement van een obligatie (YLD) berekenen

1. Druk op # tot PRI verschijnt.
2. Toets een waarde in voor PRI en druk op !.
3. Druk op # om YLD weer te geven en druk vervolgens op %. De
rekenmachine geeft de berekende YLD-waarde weer.

Opgebouwde rente (AI) berekenen

Om de opgebouwde rente te berekenen drukt u op # tot de AI­variabele verschijnt. De rekenmachine berekent
termen van euro's per 100 nominale waarde.
AI automatisch in

Aangepaste looptijd (DUR) berekenen met de BA II PLUS™ PROFESSIONAL-rekenmachine

Om de aangepaste looptijd te berekenen drukt u op # tot de DUR­variabele verschijnt. De rekenmachine berekent automatisch de DUR.

Voorbeeld: Obligatieprijs, opgebouwde rente en aangepaste looptijd berekenen met de BA II PLUS™ PROFESSIONAL-rekenmachine

U overweegt om een halfjaarlijkse obligatie van een overheidsbedrijf te kopen die afloopt op 31 december 2007 en afgerekend wordt op 12 juni
2006. De obligatie is gebaseerd op de 30/360 dagtelmethode met een couponwaarde van 7%, aflosbaar bij 100% nominale waarde. Bereken de prijs van de obligatie, de opgebouwde rente en de aangepaste looptijd bij een effectief rendement bij volledige looptijd van 8%.
Werkblad Obligaties 65
Obligatieprijs, opgebouwde rente en aangepaste looptijd berekenen met de BA II PLUS™ PROFESSIONAL­rekenmachine
Om dit te doen Druk op Weergave
Selecteer het werkblad
& l
Obligaties
Voer de startdatum in. 6.1206 !
Voer de couponwaarde in. #
Voer de aflossingsdatum in. #
Laat de aflossingswaarde
7 !
12.3107 !
#
zoals hij is.
Selecteer 30/360 als
# & V
dagtelmethode.
Laat de couponbetalingen op
#
twee per jaar.
Voer het rendement in. # 8 !
Bereken de prijs # %
Bekijk de opgebouwde rente. #
Bekijk de aangepaste looptijd #
SDT = 12-31-1990
SDT =
CPN =
RDT =
RV = 100,00
360
2/Y
YLD =
PRI =
AI =
DUR = 1,44
6-12-2006
7,00
12-31-2007
8,00
98,56
3,15
Antwoord: De obligatieprijs is 98,56 per 100. De opgebouwde rente is
3,15 per 100. De aangepaste looptijd is 1,44.
66 Werkblad Obligaties

Werkblad Afschrijving

Met het werkblad Afschrijving kunt u een afschrijvingsschema genereren met de afschrijvingsmethoden van uw voorkeur.
Om het werkblad Afschrijving te openen drukt u op
& p.
Om van afschrijvingsmethode te veranderen drukt u
op &V tot de gewenste methode verschijnt.
Om andere afschrijvingsvariabelen te openen drukt u
op # of ".
Opmerking: Om gemakkelijk door een reeks variabelen te bladeren, houdt u #

Variabelen van het werkblad Afschrijving

of " ingedrukt.
5
Variabele Toets Weergave
Lineaire methode & p
Methode van de som der jaareenheden
Degressieve balansmethode
Degressieve balansmethode met overstap naar methode
Franse lineaire methode* & V
Franse degressieve balansmethode*
Levensduur van de activa in jaren
Startmaand #
Werkblad Afschrijving 67
SL -
& V
& V
& V
& V
#
SL
SYD
DB
DBX
SLF
DBF
LIF
M01
Type variabele
Instelling
Instelling
Instelling/invoeren
Instelling/invoeren
Instelling
Instelling/invoeren
Alleen-invoeren
Alleen-invoeren
**
Variabele Toets Weergave
Startdatum voor de Franse
#
DT1
Type variabele
Alleen-invoeren
**
lineaire methode**
Kosten van de activa #
Restwaarde van de activa #
Te berekenen jaar #
Afschrijving voor het jaar #
CST
SAL
YR
DEP
Alleen-invoeren
Alleen-invoeren
Alleen-invoeren
Automatisch­berekenen
Resterende boekwaarde op het eind van het jaar
Resterende afschrijfbare waarde
#
#
RBV
RDV
Automatisch­berekenen
Automatisch­berekenen
* SLF en DBF zijn alleen beschikbaar als u het Europese format voor
datums of scheidingstekens van getallen selecteert. (Zie “Rekenmachineformats instellen” op pagina 5.)**In deze handleiding worden variabelen gecategoriseerd naar de invoermethode. (Zie “Typen werkbladvariabelen” op pagina 19.)

De variabelen van het werkblad Afschrijving resetten

Om alle rekenmachinevariabelen en -instellingen te resetten naar de
standaardwaarden, inclusief alle variabelen van het werkblad Afschrijving, drukt u op & } !.
Variabele Standaardwaarde Variabele Standaardwaarde
Afschrijvings
SL
M01 1
methode
DB
DBX
LIF
200
200
1
Om alleen de variabelen van het werkblad Afschrijving
YR 1
CST 0
SAL 0
LIF, YR, CST
en SAL te wissen en de standaardwaarden te resetten zonder dat de afschrijvingsmethode of andere rekenmachinevariabelen en ­instellingen veranderd worden, drukt u op & z terwijl u in het werkblad Afschrijving bent.
68 Werkblad Afschrijving

Waarden berekenen voor DEP, RBV en RDV

De rekenmachine berekent één jaar per keer en rondt het resultaat af op het aantal ingestelde decimalen. (Zie “Rekenmachineformats instellen” op pagina 5.)
De rekenmachine berekent automatisch waarden voor
RDV wanneer u op # drukt om iedere variabele weer te geven.
DEP, RBV en

Waarden invoeren voor DB en DBX

Als u de degressieve balans (DB) of degressieve balans met overstap naar
SL (DBX) als afschrijvingsmethode kiest, denk er dan aan om een waarde
in te voeren voor het percentage van de degressieve balans van de DB- of
DBX-variabele.
Opmerking: De degressieve balans die u invoert moet een positief getal
zijn.

Waarden invoeren voor LIF

•Als SL of SLF is geselecteerd, moet de LIF-waarde een positief reëel getal zijn.
•Als SYD, DB, DBX of DBF is geselecteerd, moet de LIF-waarde een positief geheel getal zijn.

Waarden invoeren voor M01

De waarde die u invoert voor de startmaand (M01) bestaat uit twee delen:
Het gehele getal staat voor de maand waarin het bedrijfsmiddel in gebruik is genomen.
De decimaal staat voor het gedeelte van de eerste maand waarin het bedrijfsmiddel zijn waarde begint te verliezen.
Om bijvoorbeeld te specificeren dat het bedrijfsmiddel zijn waarde begint te verliezen halverwege de eerste maand, voert u 1,5 in. Om te specificeren dat het bedrijfsmiddel zijn waarde begint te verliezen op een kwart van de vierde maand, voert u 4,25 in.

Werken met YR

Wanneer u afschrijving berekent, moet de waarde die u invoert voor het te berekenen jaar (
Als de waarde van de resterende afschrijfbare waarde ( weergegeven wordt, kunt u op # drukken om terug te keren naar de variabele voor het te berekenen jaar ( afschrijvingsjaar weer te geven, drukt u op % om de waarde van
YR te verhogen met één.
Werkblad Afschrijving 69
YR) een positief geheel getal zijn.
RDV)
YR). Om het volgende
Om een afschrijvingsschema te berekenen keert u herhaaldelijk terug naar de variabele van het te berekenen jaar ( % om de waarde voor YR te verhogen, en berekent u waarden voor DEP, RBV en RDV. Het schema is compleet wanneer RDV gelijk is aan nul.
YR), drukt u op

Gegevens invoeren en resultaten berekenen

Omdat het werkblad Afschrijving waarden en instellingen opslaat totdat u ze wist of verandert, hoeft u niet elke keer alle stappen uit te voeren als u een vraagstuk uitwerkt.
Opmerking: Data worden niet veranderd als u een werkblad wist.

Een afschrijvingsmethode selecteren

1. Om het werkblad Afschrijving te openen drukt u op & p. De huidige afschrijvingsmethode wordt weergegeven.
2. Om het werkblad te wissen drukt u op & z.
3. Druk op & V tot de gewenste afschrijvingsmethode wordt weergegeven (SL, SLF, SYD, DB, DBX of DBF).
Opmerking: Als u DB of DBX selecteert, moet u een waarde intoetsen of de standaardwaarde van 200 accepteren.

Afschrijvingsgegevens invoeren

1. Om LIF weer te geven drukt u op #.
2. Toets een waarde in voor
3. Herhaal de stappen 1 en 2 voor M01, DT1 (bij SLF), CST, SAL, en YR.
Opmerking: Om SLF of DBF te selecteren moet u eerst de Europese
datuminstelling of de Europese scheidingstekeninstelling aanpassen.
LIF en druk op !.

Resultaten voor DEP, RBV en RDV berekenen

Na het invoeren van de gegevens drukt u eenmaal op # voor elk van de
DEP-, RBV- en RDV-variabelen om de berekende waarden weer te geven.
Opmerking: De _-indicator bevestigt dat de weergegeven waarde is
berekend.

Een afschrijvingsschema genereren

Een afschrijvingsschema genereren en waarden voor andere jaren berekenen:
1. Om
2. Om de waarde met één te verhogen drukt u op %.
70 Werkblad Afschrijving
YR weer te geven drukt u op #.
3. Om nieuwe waarden voor DEP, RBV en RDV te berekenen drukt u op
# voor iedere variabele.

Voorbeeld: Lineaire afschrijving berekenen

Half maart begint een bedrijf een commercieel gebouw met een levensduur van 31½ jaar en geen restwaarde af te schrijven. Het gebouw
kost 1.000.000. Gebruik de lineaire afschrijvingsmethode om de
afschrijvingskosten, de resterende boekwaarde en de resterende afschrijfbare waarde voor de eerste twee jaar te berekenen.
Om dit te doen Druk op Weergave
Open het werkblad
& p
Afschrijving.
Voer de levensduur in jaren
# 31,5 !
in.
Voer de startmaand in. #
Voer de kosten in. #
Laat de restwaarde zoals hij
#
is.
Laat het jaar zoals het is. #
Geef het afschrijvingsbedrag, de resterende boekwaarde en
# # #
de resterende afschrijfbare waarde weer.
Bekijk het tweede jaar. #
%
Geef de afschrijvingsgegevens voor het tweede jaar weer.
# # #
3,5 !
1000000 !
SL
LIF =
M01 =
CST =
SAL = 0,00
YR = 1,00
DEP = RBV = RDV =
YR = YR =
DEP = RBV = RDV =
1.000.000,00
31,50
3,50
25.132,28*
974.867,72*
974.867,72*
1,00
2,00
31.746,03
943.121,69*
943.121,69*
*
Antwoord: In het eerste jaar is het afschrijvingsbedrag €25.132,28, de resterende boekwaarde 974.867,72 en de resterende afschrijfbare waarde 974.867,72.
In het tweede jaar is het afschrijvingsbedrag 31.746,03, de resterende boekwaarde 943.121,69 en de resterende afschrijfbare waarde 943.121,69.
Werkblad Afschrijving 71
72 Werkblad Afschrijving

Werkblad Statistiek

Het werkblad Statistiek voert analyses uit op gegevens met één en twee variabelen met vier regressieanalysemodellen.
Om statistische gegevens in te voeren drukt u op & j.
Om een statistische berekeningsmethode te kiezen en de resultaten te berekenen drukt u op &k.
Om statistische variabelen te openen drukt u op # of ".

Variabelen van het werkblad

Variabele Toets WeergaveType
variabele
6
Huidige X-waarde Huidige Y-waarde
Standaard lineaire regressie Logaritmische regressie Exponentiële regressie Machtsregressie Statistiek met één variabele
Werkblad Statistiek 73
& j #
& k & V
Xnn*
nn*
Y
LIN Ln EXP PWR 1-V
Alleen­invoeren Alleen­invoeren
Instelling Instelling Instelling Instelling Instelling
Variabele Toets WeergaveType
variabele
Aantal observaties Gemiddelde van X-waarden Steekproef-standaarddeviatie van X Populatie-standaarddeviatie van X Gemiddelde van Y-waarden Steekproef-standaarddeviatie van Y Populatie-standaarddeviatie van Y Lineaire regressie snijpunt met de y-as Lineaire regressiecoëfficiënt Correlatiecoëfficiënt Voorspelde X-waarde Voorspelde Y-waarde Som van de X-waarden Som van de X²-waarden Som van de Y-waarden Som van de Y²-waarden Som van de XY-producten
# (waar nodig)
n
v
Sx
sx y**
Sy**
sy**
a** b** r** X'** Y'**
GX
2
GX GY**
2
GY
**
GXY**
Automatisch­berekenen Automatisch­berekenen Automatisch­berekenen Automatisch­berekenen Automatisch­berekenen Automatisch­berekenen Automatisch­berekenen Automatisch­berekenen Automatisch­berekenen Automatisch­berekenen Invoeren/berek enen Invoeren/berek enen Automatisch­berekenen Automatisch­berekenen Automatisch­berekenen Automatisch­berekenen Automatisch­berekenen
* nn staat voor het nummer van de huidige X- of Y-waarde.
** Niet weergegeven bij statistiek met één variabele.
*** In deze handleiding worden rekenmachinevariabelen
gecategoriseerd naar de invoermethode. (Zie “Typen werkbladvariabelen” op pagina 19.)
74 Werkblad Statistiek

Variabelen van het werkblad Statistiek resetten

•Om alle X- en Y-waarden en alle waarden in het statistische gedeelte van het werkblad te wissen, zonder de statistische berekeningsmethode te veranderen, drukt u op & z terwijl u in het gegevensinvoergedeelte van het werkblad bent (& j).
Om de statistische berekeningsmethode te resetten naar
LIN en alle
waarden behalve X en Y te wissen, drukt u op &z terwijl u in het berekeningsgedeelte van het werkblad bent (&k).
Om de statistische berekeningsmethode te resetten naar LIN en alle waarden te wissen, inclusief
X en Y, drukt u op & } !.

Gegevenspunten invoeren

U kunt maximaal 50 (x,y) gegevenspunten invoeren.
Als u op # of " drukt om door het resultatengedeelte van het werkblad te gaan zonder gegevenspunten in te voeren, geeft de rekenmachine een fout weer.
Wanneer u gegevens voor statistiek met één variabele invoert, is
Xnn de waarde en specificeert Ynn het aantal keren dat deze
voorkomt (frequentie).
Wanneer u een waarde voor Xnn invoert, wordt de waarde voor
Ynn standaard 1.

Statistiek met één variabele

Om statistische functies met één variabele te berekenen selecteert u 1-V. Bij statistiek met één variabele worden alleen waarden voor GX en GX2 berekend en weergegeven.
n, v, Sx, sX,

Statistiek met twee variabelen

U kunt kiezen uit de volgende vier regressie-analysemodellen:
•LIN
Ln
•EXP
•PWR

Waarden automatisch berekenen

Behalve bij de voorspelde X'- en Y'-waarden toont de rekenmachine automatisch de waarde van statistische variabelen wanneer u ze opent.
Werkblad Statistiek 75

X' en Y' gebruiken voor regressievoorspellingen

Om de X'- en Y'-variabelen voor regressievoorspellingen te gebruiken kunt u ofwel een waarde voor
X' invoeren om Y' te berekenen, of een
waarde voor Y' invoeren om X' te berekenen.

Regressiemodellen

Bij gegevens met twee variabelen gebruikt het werkblad Statistiek vier regressiemodellen om de passende kromme te vinden en te voorspellen.
Model Formule Beperkingen
LIN
Ln
EXP
PWR
De rekenmachine interpreteert de X-waarde als de onafhankelijke variabele en de
Y-waarde als de afhankelijke variabele.
De rekenmachine berekent de statistische resultaten met de volgende getransformeerde formules:
LIN gebruikt X en Y.
Ln gebruikt ln(X) en Y.
EXP gebruikt X en ln(Y).
PWR gebruikt ln(X) en ln(Y).
De rekenmachine bepaalt de waarden voor a en b die de lijn of kromme creëren die het beste past bij de gegevens.
Y = a + b X Geen
Y = a + b ln(X) Alle X-waarden > nul
Y = a b
Y = a X
x
b
Alle Y-waarden > nul
Alle X- en Y-waarden > nul

Correlatiecoëfficiënt

De rekenmachine bepaalt ook de correlatiecoëfficiënt r die meet hoe goed de vergelijking past bij de gegevens. Over het algemeen geldt:
Hoe dichter
r naar 1 of -1 nadert, hoe beter hij past.
Hoe dichter r naar nul nadert, hoe slechter hij past.

Statistische gegevens invoeren

Omdat u in het werkblad Statistiek tot 50 gegevenspunten kunt invoeren en weergeven, en deze waarden opgeslagen worden tot u het werkblad wist of de waarden verandert, hoeft u niet iedere stap opnieuw uit te voeren bij iedere statistische berekening.
76 Werkblad Statistiek
1. Om het gedeelte voor gegevensinvoer van het werkblad Statistiek te selecteren drukt u op & j. eerdere waarde weergegeven.
2. Om het werkblad te wissen drukt u op & z.
3. Toets een waarde in voor
Bij gegevens met één variabele is X01 het eerste gegevenspunt.
Bij gegevens met twee variabelen is X01 de eerste X-waarde.
4. Om de
5. Toets een waarde in voor Y01 en druk op !.
6. Om de volgende X-variabele weer te geven drukt u op #.
7. Herhaal de stappen 3 tot en met 5 tot u alle gegevenspunten hebt
Opmerking: Om gemakkelijk door een reeks variabelen te bladeren houdt u # of " ingedrukt.
Y01-variabele weer te geven drukt u op #.
Bij gegevens met één variabele kunt u het aantal keren dat de
X-waarde voorkomt invoeren (frequentie).
De standaardwaarde is 1.
Bij gegevens met twee variabelen voert u de eerste
ingevoerd.
X01 wordt samen met een eventuele
X01 en druk op !.
Y-waarde in.

Statistische resultaten berekenen

Een statistische berekeningsmethode selecteren

1. Druk op & k om het gedeelte voor statistische berekeningen van het werkblad Statistiek te selecteren.
2. De laatst geselecteerde statistische berekeningsmethode wordt weergegeven (
3. Druk meerdere malen op & V tot de statistische berekeningsmethode van uw keuze wordt weergegeven.
4. Als u gegevens met één variabele analyseert, selecteert u
5. Druk op # om te beginnen met het berekenen van resultaten.
LIN, Ln, EXP, PWR of 1-V).
1-V.

Resultaten berekenen

Om resultaten te berekenen op basis van de huidige gegevens, drukt u meerdere malen op # nadat u de statistische berekeningsmethode hebt geselecteerd.
De rekenmachine berekent en toont automatisch de resultaten van de statistische berekeningen (behalve bij
Werkblad Statistiek 77
X' en Y') wanneer u ze opent.
Bij statistiek met één variabele berekent en toont de rekenmachine alleen de waarden voor
n, v, Sx, sX, GX en GX
2
.

Y' berekenen

1. Om het werkblad Statistiek te selecteren drukt u op & k.
2. Druk op " of # tot X' wordt weergegeven.
3. Toets een waarde in voor
X' en druk op !.
4. Druk op # om de Y'-variabele weer te geven.
5. Druk op % om een voorspelde Y'-waarde te berekenen.

X' berekenen

1. Om het werkblad Statistiek te selecteren drukt u op & k.
2. Druk op " of # tot Y' wordt weergegeven.
3. Toets een waarde in voor
4. Druk op " om de X'-variabele weer te geven.
5. Druk op % om een X'-waarde te berekenen.
Y' en druk op !.
78 Werkblad Statistiek

Overige werkbladen

De rekenmachine bevat tevens de volgende werkbladen:
Werkblad Percentageverandering/Samengestelde
rente (&q)
Werkblad Renteconversie (& v)
Werkblad Datum (& u)
Werkblad Winstmarge (& w)
Werkblad Breakeven (& r)
Werkblad Geheugen (& {)
7
Overige werkbladen 79

Werkblad Percentageverandering/Samengestelde rente

Gebruik het werkblad Percentageverandering/Samengestelde rente om vraagstukken m.b.t. percentageverandering, samengestelde rente en kostprijs-verkoop-prijsverhoging op te lossen.
Om het werkblad Percentageverandering/Samengestelde rente te openen drukt u op &q.
Om de Percentageverandering/Samengestelde rente­variabelen te openen drukt u op # or ".

Variabelen van het werkblad Percentageverandering/Samengestelde rente

Variabele Toets Weergave Type variabele
Oude waarde/Kostprijs &q
Nieuwe waarde/Verkoopprijs
Percentageverandering/Per centageverhoging
Aantal perioden #
#
#
OLD
NEW
%CH
#PD
Invoeren/bereke nen
Invoeren/bereke nen
Invoeren/bereke nen
Invoeren/bereke nen
Opmerking: In deze handleiding worden variabelen gecategoriseerd naar de invoermethode. (Zie “Typen werkbladvariabelen” op pagina 19.)

De variabelen van het werkblad Percentageverandering/Samengestelde rente resetten

Om de Percentageverandering/Samengestelde rente-variabelen te
resetten naar de standaardwaarden, drukt u op & z terwijl u in het werkblad Percentageverandering/Samengestelde rente bent.
Variabe leStandaardwaarde Variabele Standaardw
aarde
OLD
NEW
80 Overige werkbladen
0
0
%CH
#PD
0
1
Om de standaardwaarden voor alle rekenmachinevariabelen en -
instellingen te resetten drukt u op & } !.

Waarden invoeren

Bij berekeningen van percentageveranderingen voert u waarden voor twee van de drie variabelen in (OLD, NEW en %CH) en berekent u een waarde voor de onbekende variabele (laat positieve percentageverandering betekent een percentuele verhoging; een negatieve percentageverandering betekent een percentuele verlaging.
Bij berekeningen van samengestelde rente voert u waarden voor de drie bekende variabelen in en berekent u een waarde voor de onbekende vierde variabele.
OLD= huidige waarde
NEW= toekomstige waarde
%CH= rentepercentage per periode
#PD= aantal perioden
Voor berekeningen van kostprijs-verkoop-prijsverhoging voert u waarden voor twee van de drie variabelen in (OLD, NEW en %CH) en berekent u een waarde voor de onbekende variabele.
OLD = kosten
NEW= verkoopprijs
%CH= verhogingspercentage
#PD= 1
#PD=1). Een

Waarden berekenen

1. Om het werkblad Percentageverandering/Samengestelde rente te
selecteren drukt u op & q. De huidige waarde voor weergegeven.
2. Om het werkblad te wissen drukt u op & z.
3. Om waarden in te voeren voor de bekende variabelen drukt u op #
of " tot de variabele van uw voorkeur wordt weergegeven, toetst u een waarde in en drukt u op !. (Voer geen waarde in voor de variabele die u wilt oplossen.)
Percentageverandering — Voer waarden in voor twee van de volgende drie variabelen: OLD, NEW en %CH. Laat #PD ingesteld op 1.
Samengestelde rente — Voer waarden in voor drie van de volgende vier variabelen:
Overige werkbladen 81
OLD, NEW, %CH en #PD.
OLD wordt
Kostprijs-verkoop-prijsverhoging — Voer waarden in voor twee van de volgende drie variabelen:
#PD ingesteld op 1.
OLD, NEW en %CH. Laat
4. Om een waarde voor de onbekende variabele te berekenen, drukt u
op # or " tot de gewenste variabele wordt weergegeven, en drukt u vervolgens op %. De rekenmachine geeft een waarde weer.

Voorbeeld: Percentageverandering berekenen

Bepaal eerst de percentageverandering van een voorspeld bedrag van
658 naar een feitelijk bedrag van 700. Bepaal vervolgens wat het
nieuwe bedrag zou zijn als het 7% onder de oorspronkelijke voorspelling zou liggen.
Om dit te doen Druk op Weergave
Selecteer het werkblad
& q
Percentageverandering/Samengest elde rente.
Voer het oorspronkelijke
658 !
voorspelde bedrag in.
Voer het feitelijke bedrag in. #
Bereken de
# %
percentageverandering.
Voer -7 in als de
7 S !
percentageverandering.
Bereken het nieuwe feitelijke
" %
bedrag.
700 !
OLD= 0
OLD=
NEW=
%CH=
%CH=
NEW=
658,00
700,00
6,38
-7,00
611,94
Antwoord: 700 stelt een verhoging van 6,38% voor van de
oorspronkelijke voorspelling van 658. Een verlaging van 7% zou resulteren in een nieuw feitelijk bedrag van €611,94.

Voorbeeld: Samengestelde rente berekenen

U hebt een aandeel gekocht in 1995 voor 500. Vijf jaar later verkoopt u het aandeel voor 750. Wat was de jaarlijkse groeisnelheid?
Om dit te doen Druk op Weergave
Selecteer het werkblad
& q
Percentageverandering/Samenges telde rente.
Voer de aankoopprijs van het
500 !
aandeel in.
82 Overige werkbladen
OLD= 0
OLD=
500,00
Om dit te doen Druk op Weergave
Voer de verkoopprijs van het
# 750 !
NEW=
750,00
aandeel in.
Voer het aantal jaren in. # #
Bereken de jaarlijkse
" %
5 !
#PD=
%CH=
5,00
8,45
groeisnelheid.
Antwoord: De jaarlijkse groeisnelheid is 8,45%.

Voorbeeld: Kostprijs-verkoop-prijsverhoging berekenen

De oorspronkelijke kostprijs van een product is 100; de verkoopprijs is 125. Bereken de prijsverhoging.
Om dit te doen Druk op Weergave
Selecteer het werkblad
& q
Percentageverandering/Samengestel de rente.
Wis de werkbladvariabelen. & z
Voer de oorspronkelijke kostprijs in. 100 !
Voer de verkoopprijs in. #
125 !
Bereken het verhogingspercentage. # %
Antwoord: De prijsverhoging is 25%.
OLD= 0
OLD= 0,00
OLD=
NEW=
%CH=
100,00
125,00
25,00
Overige werkbladen 83

Werkblad Renteconversie

Het werkblad Renteconversie converteert rentepercentages tussen het nominale percentage (of jaarlijks rentepercentage) en het jaarlijkse effectieve rentepercentage.
Om het werkblad Renteconversie te openen drukt u
op & v.
Om renteconversievariabelen te selecteren drukt u op
# or ".
Variabele Toets WeergaveType variabele
Nominale percentage & v
Jaarlijks effectief percentage #
Samengestelde perioden per jaar
Opmerking: De rekenmachine categoriseert variabelen naar de invoermethode.
#
NOM
EFF
C/Y
Invoeren/berek enen
Invoeren/berek enen
Alleen-invoeren

Het nominale rentepercentage van investeringen vergelijken

Het vergelijken van het nominale rentepercentage (jaarlijks rentepercentage) van investeringen is misleidend wanneer de investeringen hetzelfde nominale percentage hebben, maar verschillende aantallen samengestelde perioden per jaar.
Om een betere vergelijking te maken converteert u het nominale rentepercentage (
EFF) voor iedere investering.
(
Het nominale rentepercentage ( samengestelde periode, vermenigvuldigd met het aantal samengestelde perioden per jaar.
Het jaarlijkse effectieve rentepercentage (EFF) is het samengestelde jaarlijkse rentepercentage dat u werkelijk verdient voor de gegeven tijdsperiode.
NOM) naar het jaarlijkse effectieve rentepercentage
NOM) is het rentepercentage per
84 Overige werkbladen

Variabelen resetten

Om alle rekenmachinevariabelen en -instellingen te resetten naar de standaardwaarden, inclusief alle variabelen van het werkblad Renteconversie, drukt u op & } !.
Variabele Standaardwaarde
NOM
EFF
C/Y
•Om de NOM- en EFF-variabelen te wissen en de standaardwaarden te resetten zonder C/Y te veranderen, drukt u op & z in het werkblad Renteconversie.
0
0
1

Variabelen converteren

U kunt een nominaal percentage converteren naar een jaarlijks effectief percentage of andersom.

Waarden voor Nom en EFF invoeren

Voer een waarde in voor NOM of EFF als een jaarlijks percentage.

Rentepercentages converteren

1. Om het werkblad Renteconversie te openen drukt u op & v. De
huidige NOM-waarde verschijnt.
2. Om het werkblad te wissen drukt u op & z.
3. Voer een waarde in voor het bekende rentepercentage (NOM of
EFF).
4. Om een waarde voor een bekende variabele in te voeren drukt u op
# of " tot NOM of EFF verschijnt, toetst u een waarde in en drukt u op !.
5. Druk op # om C/Y weer te geven. Verander indien nodig de waarde
en druk op !.
6. Om een waarde voor de onbekende variabele te berekenen
(rentepercentage) drukt u op # of " tot NOM of EFF verschijnt, en drukt u vervolgens op %. De rekenmachine geeft de berekende waarde weer.
Overige werkbladen 85
Voorbeeld: Een bank biedt een rentecertificaat aan dat een nominaal rentepercentage van 15% met driemaandelijkse samenstelling betaalt. Wat is het jaarlijkse effectieve rentepercentage?
Om dit te doen Druk op Weergave
Selecteer het werkblad
& v
NOM= 0
Renteconversie.
Voer het nominale
15 !
NOM=
15,00
rentepercentage in.
Voer het aantal samengestelde
# #
4 !
C/Y=
4,00
perioden per jaar in.
Bereken het jaarlijkse effectieve
" %
EFF=
15,87
rentepercentage.
Antwoord: Een nominaal rentepercentage van 15% driemaandelijks samengesteld is gelijk aan een jaarlijks effectief rentepercentage van 15,87%.

Werkblad Datum

Gebruik het werkblad Datum om het aantal dagen tussen twee datums te vinden. U kunt ook een datum en een dag van de week berekenen op basis van een startdatum en een gespecificeerd aantal dagen.
Om het werkblad Datum te openen drukt u op & u.
Om de datumvariabelen te openen drukt u op # of ".
Om de dagtelmethode te selecteren (ACT en 360) drukt u eenmaal op & V voor iedere optie.

Variabelen van het werkblad Datum

Variabele Toets WeergaveType
variabele
Datum 1 & u
Datum 2 #
86 Overige werkbladen
DT1
DT2
Invoeren/berek enen
Invoeren/berek enen
Variabele Toets WeergaveType
variabele
Dagen tussen de datums #
DBD
Invoeren/berek enen
Werkelijk/werkelijke
#
ACT* Instelling
dagtelmethode
30/360 dagtelmethode #
360* Instelling
Opmerking: De rekenmachine categoriseert variabelen naar de
invoermethode. (Zie “Typen werkbladvariabelen” op pagina 19.)

De variabelen van het werkblad Datum resetten

Om de standaardwaarden voor alle rekenmachinevariabelen en ­instellingen te resetten, inclusief de variabelen van het werkblad Datum, drukt u op & } !.
Variabele StandaardwaardeVariabele Standaardwaar
de
DT1
DT2
12-31-1990
12-31-1990 Dagtelmetho
Om de variabelen van het werkblad Datum te wissen en de standaardwaarden te resetten zonder de dagtelmethode te veranderen, drukt u op &z als u in het werkblad Datum bent.
DBD
de
0
ACT

Datums invoeren

De rekenmachine neemt aan dat DT1 eerder is dan DT2.
Voer datums in voor
DT1 en DT2 in de geselecteerde Amerikaanse of
Europese datumopmaak.
Wanneer u een datum berekent voor DT1 of DT2, geeft de
rekenmachine een drieletterafkorting voor de dag van de week weer (bijvoorbeeld
WED).

De selectie van de dagtelmethode is van invloed op berekeningen

Wanneer u ACT als de dagtelmethode selecteert, gebruikt de
rekenmachine het werkelijke aantal dagen in iedere maand en ieder jaar, inclusief aanpassingen voor schrikkeljaren.
Overige werkbladen 87
Wanneer u 360 selecteert als de dagtelmethode, gaat de rekenmachine uit van 30 dagen per maand (360 dagen per jaar). U
DBD berekenen met deze dagtelmethode, maar niet DT1 of
kunt
DT2.

Datums berekenen

1. Om het werkblad Datum te selecteren drukt u op & u. De DT1­waarde wordt weergegeven.
2. Om het werkblad te wissen drukt u op & z.
3. Voer waarden in voor twee van de drie variabelen:
DT1, DT2 en DBD.
Opmerking: Voer geen waarde in voor de variabele die u wilt
oplossen.
4. Om een waarde voor een variabele in te voeren drukt u op # of " om de variabele weer te geven.
5. Toets een waarde in en druk op !.
6. Om de dagtelmethode te veranderen drukt u op # tot ACT of 360 wordt weergegeven.
7. Om een waarde voor de onbekende variabele te berekenen drukt u op # of " om de variabele weer te geven, en drukt u vervolgens op %. De rekenmachine geeft de berekende waarde weer.

Voorbeeld: Dagen tussen datums berekenen

Van een lening die gesloten is op 4 september 2003 is de eerste betaling uitgesteld tot 1 november 2003. Hoeveel dagen bouwt de lening rente op voor de eerste betaling?
Om dit te doen Druk op Weergave
Selecteer het werkblad
& u
DT1= 12-31-1990
Datum.
Voer de eerste datum in. 9.0403 !
Voer de tweede datum in. #
Selecteer de
11.0103 !
# #
DT1=
DT2=
ACT
9-04-2003
11-01-2003
werkelijk/werkelijke dagtelmethode.
Bereken de dagen tussen de
" %
DBD=
58,00
datums.
Antwoord: Omdat er 58 dagen zijn tussen de twee datums, bouwt de lening rente op over 58 dagen voordat de eerste betaling plaatsvindt.
88 Overige werkbladen

Werkblad Winstmarge

Het werkblad Winstmarge berekent kostprijs, verkoopprijs en de brutowinstmarge.
Opmerking: Om berekeningen van prijsverhogingen uit te voeren gebruikt u het werkblad Percentageverandering/Samengestelde rente.
Om het werkblad Winstmarge te openen drukt u op
& w.
Om winstmargevariabelen te openen drukt u op " of #.
Voer waarden voor de twee bekende variabelen in, en bereken vervolgens een waarde voor de onbekende variabele.

Variabelen van het werkblad Winstmarge

Variabele Toets Weergave Type variabele
Kostprijs & w
Verkoopprijs #
Winstmarge #
Opmerking: In deze handleiding worden rekenmachinevariabelen gecategoriseerd naar de invoermethode.
CST
SEL
MAR
Invoeren/berekenen
Invoeren/berekenen
Invoeren/berekenen

Brutowinstmarge en prijsverhoging

De termen marge en verhoging worden vaak door elkaar gebruikt, maar ieder heeft een verschillende betekenis.
Brutowinstmarge is het verschil tussen verkoopprijs en kostprijs, uitgedrukt als een percentage van de verkoopprijs.
Verhoging is het verschil tussen de verkoopprijs en de kostprijs, uitgedrukt als een percentage van de kostprijs.

Variabelen van het werkblad Winstmarge wissen

Om de variabelen van het werkblad Winstmarge te wissen en de
standaardinstellingen te resetten drukt u op & z. Alle variabelen van het werkblad Winstmarge hebben als standaardinstelling nul.
Om de standaardwaarden voor alle rekenmachinevariabelen en -
instellingen te resetten, inclusief de variabelen van het werkblad Winstmarge, drukt u op & } !.
Overige werkbladen 89

Winstmarge berekenen

1. Om het werkblad Winstmarge te selecteren drukt u op & w. De
CST-waarde verschijnt.
2. Om een waarde voor één van de twee bekende variabelen in te
voeren drukt u op # of " om een variabele te selecteren, toetst u een waarde in en drukt u op !.
3. Herhaal stap 2 voor de tweede bekende variabele.
4. Om een waarde voor de onbekende variabele te berekenen drukt u
op # of " om de variabele te selecteren, en drukt u vervolgens op %. De rekenmachine geeft de berekende waarde weer.

Voorbeeld: Winstmarge berekenen

De verkoopprijs van een product is 125. De brutowinstmarge is 20%.
Wat is de oorspronkelijke kostprijs?
Om dit te doen Druk op Weergave
Selecteer het werkblad
&w
Winstmarge.
Voer de verkoopprijs in. # 125 !
Voer de winstmarge in. #
20 !
Bereken de kosten. " " %
Antwoord: De oorspronkelijke kosten zijn 100.
CST= 0,00
SEL=
MAR=
CST=
125,00
20,00
100,00
90 Overige werkbladen

Werkblad Breakeven

Het werkblad Breakeven berekent het break-even-punt en het omzetniveau dat nodig is om een gegeven winst te bereiken, door de relaties tussen vaste kosten, variabele kosten per eenheid, hoeveelheid, prijs en winst te analyseren (ook wel genoemd de rentabiliteitsdrempel).
U werkt met verlies tot u de break-even-hoeveelheid bereikt (dat wil zeggen, totale kosten = totale opbrengsten).
Om het werkblad Breakeven te openen drukt u op & r.
Om breakevenvariabelen (rentabiliteitsvariabelen) te openen drukt u op " or #.
Voer bekende waarden in voor de vier bekende variabelen en bereken vervolgens een waarde voor de vijfde, onbekende variabele.
Opmerking: Om de hoeveelheid op te lossen (Q) voert u een waarde van nul voor de winst in (PFT).

Variabelen van het werkblad Breakeven

Variabele Toets WeergaveType variabele
Vaste kosten &
r
Variabele kosten per eenheid
Eenheidsprijs #
Winst #
Hoeveelheid #
Opmerking: In deze handleiding worden rekenmachinevariabelen gecategoriseerd naar de invoermethode.
#
FC
VC
P
PFT
Q
Invoeren/berekenen
Invoeren/berekenen
Invoeren/berekenen
Invoeren/berekenen
Invoeren/berekenen

De variabelen van het werkblad Breakeven resetten

Om de standaardwaarden voor alle variabelen van het werkblad
Breakeven te resetten drukt u op & z. Alle variabelen van het werkblad Breakeven hebben als standaardinstelling nul.
Overige werkbladen 91
Om alle rekenmachinevariabelen en -instellingen te resetten naar de standaardwaarden, inclusief alle variabelen van het werkblad Breakeven, drukt u op & } !.

Breakeven berekenen

1. Om het werkblad Breakeven te openen drukt u op & r. De
FC-variabele verschijnt.
2. Druk op # or " om een bekende variabele te selecteren, toets de
waarde in en druk op !.
3. Herhaal stap 3 voor de overige bekende variabelen.
4. Om een waarde te berekenen voor de onbekende variabele drukt u
op # of " tot de variabele weergegeven wordt, en drukt u vervolgens op %. De rekenmachine geeft de berekende waarde weer.

Voorbeeld: De break-even-hoeveelheid berekenen

Een kanobedrijf verkoopt peddels voor 20 per stuk. De variabele kosten per eenheid zijn 15, en de vaste kosten 3.000. Hoeveel peddels moeten
er verkocht worden om het break-even-punt te bereiken?
Om dit te doen Druk op Weergave
Open het werkblad Breakeven. & r
Voer de vaste kosten in. 3000 !
Voer de variabele kosten per
15 !
#
eenheid in.
Voer de prijs in. #
20 !
Laat de winst zoals hij is. #
Bereken de hoeveelheid. # %
FC= 0
FC=
VC=
P=
PFT= 0,00
Q=
3.000,00
15,00
20,00
600,00
Antwoord: Er moeten 600 peddels verkocht worden om het break-even­punt te bereiken.
92 Overige werkbladen

Werkblad Geheugen

Met het werkblad Geheugen kunt u opgeslagen waarden met elkaar vergelijken en ze oproepen door de 10 geheugens van de rekenmachine te openen. Alle geheugenvariabelen zijn van het type alleen-invoeren. (Zie “Typen werkbladvariabelen” op pagina 19.)
Om het werkblad Geheugen te openen drukt u op & {.
Om geheugenvariabelen te openen drukt u op " of #.
Opmerking: U kunt geheugens afzonderlijk openen met D, J en de cijfertoetsen. (Zie “Geheugenbewerkingen” op pagina 13.)

Variabelen van het werkblad Geheugen

Variabelen Toets Weergave Type variabele
Geheugen 0 & {
Geheugen 1 #
Geheugen 2 #
Geheugen 3 #
Geheugen 4 #
Geheugen 5 #
Geheugen 6 #
Geheugen 7 #
Geheugen 8 #
Geheugen 9 #
M0
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
Alleen-invoeren
Alleen-invoeren
Alleen-invoeren
Alleen-invoeren
Alleen-invoeren
Alleen-invoeren
Alleen-invoeren
Alleen-invoeren
Alleen-invoeren
Alleen-invoeren
Opmerking: In deze handleiding worden rekenmachinevariabelen gecategoriseerd naar de invoermethode. (Zie “Typen werkbladvariabelen” op pagina 19.)

De variabelen van het werkblad geheugen wissen

Om alle 10 de geheugens in één keer te wissen drukt u op & z in het werkblad Geheugen.
Overige werkbladen 93

Het werkblad Geheugen gebruiken

1. Om het werkblad Geheugen te selecteren drukt u op & {. M0
verschijnt.
2. Voer één van de volgende bewerkingen uit:
Om alle 10 de geheugens in één keer te wissen drukt u op & z.
Om de inhoud van de geheugens te bekijken drukt u eenmaal op # of " voor ieder geheugen.
Om een waarde op te slaan selecteert u een geheugen (M0-M9), toetst u een waarde in en drukt u op !.
Rekenkundig geheugen. (Zie “Rekenkundig geheugen” op pagina 14.)

Voorbeelden: Het werkblad Geheugen gebruiken

Om dit te doen Druk op Weergave
Open het werkblad Geheugen & {
Selecteer M4. # # # #
Wis M4. 0 !
Sla 95 op.
Tel 65 erbij op. H
Trek 30 ervan af. B
Vermenigvuldig met 95. <
Deel door 65. 6
Verhef tot de 2de macht.
9 5 !
6 5 !
3 0 !
9 5 !
6 5 !
2 !
;
M0= 0
M4= 0
M4=
M4=
M4=
M4=
M4=
M4=
M4=
0,00
95,00
160,00
130,00
12.350,00
190,00
36.100,00
94 Overige werkbladen
A

Bijlage - Naslaginformatie

Deze bijlage bevat aanvullende informatie om u te helpen de BA II PLUSé- en BA II PLUSé PROFESSIONAL -rekenmachines zo goed mogelijk te gebruiken:
•Formules
Foutmeldingen
Informatie over nauwkeurigheid
IRR (interne rentabiliteits)-berekeningen
Algebraïsch besturingssysteem (AOS™)
Informatie over de batterijen
Bij moeilijkheden
Informatie over TI-productservice en garantie

Formules

In dit hoofdstuk worden formules gegeven die intern door de rekenmachine gebruikt worden.

Tijdwaarde van geld

ie
waarbij: PMT Ā0
i
waarbij: De iteratie die gebruikt wordt om i te berekenen:
Bijlage - Naslaginformatie 95
yx1+()ln×()
[]1=
y =C/Y P P/Y
=(0,01 Q I/Y) P C/Y
x
=samengestelde perioden per jaar
C/Y P/Y =betalingsperioden per jaar I/Y =rentepercentage per jaar
FV PV÷()
PMT =0
1 N÷()
1=
0 PV PMT G
11i+()
------------------------------
i
i
N–
×+×+=
FV 1 i+()
N–
I/Y =
100 CY e
waarbij: x = i
=P/Y P C/Y
y
G
= 1 + i Q k
i
waarbij: k =0 voor einde-van-periodebetalingen
k =1 voor begin-van-periodebetalingen
PMT GiFV i××
⎛⎞
----------------------------------------------
ln
⎝⎠
N
waarbij: i ƒ0
N = L(PV + FV) P PMT
waarbij: i =0
PMT
waarbij: i ƒ0
PMT = L(PV + FV) P N
waarbij: i =0
PMT G
----------------------------------------------------------=
i
-----
G
i
yx1+()ln×()
PV i×+×
i
1 i+()ln
PV FV+
--------------------------- -+×=
PV
1 i+()
1[]××
N
1
PMT G
×
PV
waarbij: i ƒ0
PV = L(FV + PMT Q N)
waarbij:
96 Bijlage - Naslaginformatie
------------------------ FV
i =0
i
i
1
------------------ ­1 i+()
PMT G
------------------------×=
N
×
i
i
Loading...