Malen/snijden, boren in metselwerk, beton, metaal en andere materialen kan stof, nevel en
dampen veroorzaken die chemicaliën bevatten waarvan bekend is dat zij ernstige of dodelijke
verwondingen of ziekten kunnen veroorzaken, zoals ziekten van de luchtwegen, kanker,
geboorteafwijkingen en andere reproductieve letsels. Als u niet vertrouwd bent met de risico's die
gepaard gaan met het betreffende proces en/of materiaal dat wordt gesneden of met de
samenstelling van het middel dat wordt gebruikt, lees dan het veiligheidsinformatieblad door en/of
raadpleeg uw werkgever, de fabrikant/leverancier van het materiaal, overheidsinstanties zoals
OSHA en NIOSH evenals andere inlichtingsbronnen voor gevaarlijke stoffen. Zo hebben
bijvoorbeeld Californië en sommige andere overheden lijsten gepubliceerd van stoffen waarvan
bekend is dat zij kanker veroorzaken, toxisch zijn voor de voortplantingsorganen of andere
schadelijke gevolgen hebben.
Houd stof, nevel en dampen onder controle bij de bron waar mogelijk. Gebruik hiervoor goede
werkpraktijken en volg de aanbevelingen van de fabrikanten/leveranciers, OSHA/NIOSH, en
beroepsverenigingen. Water dient te worden gebruikt om stof te onderdrukken wanneer nat snijden
mogelijk is. Wanneer het gevaar van inademing van stof, nevel en dampen niet kan worden
geëlimineerd, moeten de operator en de omstanders altijd een respirator dragen die is
goedgekeurd door NIOSH/MSHA voor de materialen die worden gebruikt.
WAARSCHUWING
Malen / snijden / boren in metselwerk, beton, metaal en andere materialen die silica bevatten kan
stof of nevel vormen die kristallijne silica bevat. Silica is en basisbestanddeel van zand, kwarts,
baksteenklei, graniet en talrijke andere mineralen en stenen. Herhaald inademen en/of inademen
van aanzienlijke hoeveelheden in de lucht verspreide kristallijne silica kan ernstige of dodelijke
ziekten van de luchtwegen veroorzaken, waaronder silicose. Bovendien hebben Californië en
enkele andere overheidsinstanties inadembare kristallijne silica aangeduid als een stof waarvan
bekend is dat zij kanker veroorzaakt. Neem bij het snijden van dergelijke materialen altijd de
hierboven vermelde voorzorgen i.v.m. de luchtwegen.
STOW is een gedeponeerd handelsmerk van STOW, Inc. en mag niet worden gebruikt, gereproduceerd of gewijzigd zonder
schriftelijke toestemming. Alle andere handelsmerken zijn eigendom van hun respectieve eigenaars en worden met
toestemming gebruikt.
Deze handleiding MAG NIET van de machine worden gescheiden. Deze handleiding wordt als integraal onderdeel van de
machine beschouwd en moet het toestel vergezellen bij een eventuele doorverkoop.
De informatie en gegevens in deze publicatie waren correct op het ogenblik dat deze handleiding voor druk werd vrijgegeven.
De illustraties zijn gebaseerd op de
voor om de specificaties, het ontwerp of de informatie die in deze handleiding worden vermeld op een willekeurig tijdstip
niet langer te gebruiken of te wijzigen zonder voorafgaande kennisgeving en zonder daardoor verplichtingen op te lopen.
Stow STR36 zitvlindermachine.
Stow Construction Equipment behoudt zich het recht
Dit is een lijst met een aantal minimumvereisten voor de bediening van de machine. Maak gerust kopieën voor dagelijks gebruik. Gebruik deze
controlelijst wanneer u een nieuwe operator traint of als opfrissing voor operatoren met meer ervaring.
MODELREEKS STR36 — ALARMSYMBOLEN BIJ VEILIGHEIDSINFORMATIE
VOOR UW EIGEN VEILIGHEID EN DE VEILIGHEID
VAN
ANDEREN!
De veiligheidsvoorschriften moeten altijd worden nageleefd
wanneer de machine wordt gebruikt. Het niet lezen, volledig
begrijpen en naleven van de veiligheidswaarschuwingen en
gebruiksaanwijzingen kan ertoe leiden dat u zelf
en anderen gewond raken.
Deze handleiding is opgesteld om u een veilig
en efficiënt gebruik van de zitvlindermachine
van modelreeks STR36 bij te brengen. Voor
informatie over motoronderhoud raadpleegt u de
instructies van de motorfabrikant waar u ook
informatie vindt over een veilige omgang met de motor.
Voor de zitvlindermachine wordt gebruikt vergewist u zich
ervan dat de persoon die de machine gebruikt alle instructies
in deze handleiding heeft gelezen, begrijpt en naleeft.
GEVARENSYMBOLEN
ALARMSYMBOLEN BIJ VEILIGHEIDSINFORMATIE
Aan de hand van de drie (3) hieronder weergegeven
veiligheidsinformatietypes wordt u op potentiële gevaren gewezen
die tot verwondingen van uzelf en anderen kunnen leiden. De
veiligheidsinformatie geeft aan in welke mate de operator gevaar
loopt en worden voorafgegaan door een van de drie woorden:
GEVAAR, WAARSCHUWING of OPGEPAST.
Dodelijke uitlaatgassen
Motoruitlaatgassen bevatten giftig koolmonoxide.
Dat is een kleur- en reukloos gas dat bij inademing
tot de dood kan leiden. Gebruik dit toestel NOOIT
in een besloten ruimte of in een gesloten structuur
waar de vrije luchtstroming onvoldoende is.
Ontplofbare brandstof
Benzine is uiterst ontvlambaar en de dampen
kunnen bij ontsteking een explosie
veroorzaken. Start de motor NIET in de buurt
van gemorste of brandbare vloeistoffen. Vul de
tank NIET terwijl de motor draait of wanneer de
motor nog niet is afgekoeld. Doe de tank NIET
te vol want gemorste brandstof kan ontsteken
bij contact met warme motoronderdelen of
vonken van het ontstekingssysteem. Bewaar
brandstof in daarvoor goedgekeurde
recipiënten, in een goed geventileerde ruimte
en uit de buurt van vonken en vlammen.
Gebruik brandstof NOOIT als
schoonmaakmiddel.
GEVGEV
AARAAR
GEV
AAR
GEVGEV
AARAAR
U ZAL ZEKER
GEWOND RAKEN
WAARSCHUWINGWAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWINGWAARSCHUWING
U KANLEVENSGEVAARLIJK of
raken als u deze voorschriften NIET naleeft.
OPGEPOPGEP
OPGEP
OPGEPOPGEP
U KAN
NIET naleeft.
Potentiële gevaren die gepaard gaan met het gebruik van de
vlindermachine worden overal in deze handleiding aangeduid met
gevarensymbolen en alarmsymbolen bij veiligheidsinformatie.
GEWOND
LEVENSGEVAARLIJK
als u deze voorschriften NIET naleeft.
ERNSTIG GEWOND
ASTAST
AST
ASTAST
raken als u deze voorschriften
of
ERNSTIG
Gevaar voor brandwonden
Motoronderdelen kunnen extreem heet worden.
Om brandwonden te voorkomen mag u de
motoronderdelen NIET aanraken terwijl de motor
draait of onmiddellijk na het gebruik van de
machine. Gebruik de machine NOOIT zonder de
hitteschilden of hittekappen.
Bewegende onderdelen
Gebruik de machine NOOIT zonder de dekplaten
of beschermkappen. Blijf met
MODELREEKS STR36 — ALARMSYMBOLEN BIJ VEILIGHEIDSINFORMATIE
Accidenteel starten
Accidenteel starten van de machine kan tot ernstige verwondingen
of de dood leiden. Zet de AAN/UIT-schakelaar ALTIJD in de stand
UIT (“OFF”). Maak de bougiekabel los en aard ze en maak de
negatieve accukabel los voor u aan de machine werkt.
Te hoog toerental
Knoei NOOIT met de fabrieksinstellingen van de
toerenregelaar van de motor of andere instellingen.
Als de machine wordt gebruikt met een toerental
dat boven het toegelaten maximum ligt, kan dat
leiden tot lichamelijke letsels en schade aan de
motor of de machine/andere voorwerpen.
In deze handleiding vindt u ook belangrijke informatie voor het helpen
voorkomen van schade aan uw vlindermachine, andere voorwerpen
en de omgeving.
Gevaar voor de luchtwegen
Draag ALTIJD een goedgekeurde
ademhalingsbescherming.
Gevaar voor ogen en gehoor
Draag ALTIJD een goedgekeurde oog-
en gehoorbescherming.
Informatie over beschadiging van
de machine
OPGEPOPGEP
OPGEP
OPGEPOPGEP
De
zitvlindermachine
omgeving kunnen beschadigd raken als u de
voorschriften niet naleeft.
MODELREEKS STR36 — VOORSCHRIFTEN VOOR EEN VEILIG GEBRUIK
■
VOORSCHRIFTEN VOOR EEN VEILIG GEBRUIK
WAARSCHUWINGWAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWINGWAARSCHUWING
Het niet naleven van de instructies in deze handleiding kan tot
ernstige letsels en zelfs de dood leiden! Deze machine mag
uitsluitend worden bediend door opgeleid en gekwalificeerd
personeel! Deze machine is uitsluitend voor industrieel gebruik.
De volgende veiligheidsrichtsnoeren moeten altijd worden nageleefd
bij het gebruik van de zitvlindermachine van modelreeks STR36.
VEILIGHEID
■
Werk NIET met of aan deze machine zonder
de veiligheidsinformatie in deze handleiding
te hebben gelezen, begrepen en na te leven.
De handleiding moet altijd beschikbaar en
toegankelijk zijn voor de operator.
■
Deze machine mag niet worden gebruikt door personen die jonger
zijn dan de wettelijke minimumleeftijd.
■
Gebruik deze machine NOOIT voor een andere dan in deze
handleiding beschreven toepassing.
■
Gebruik de vlindermachine NOOIT zonder geschikte beschermende
kledij, een splintervrije bril, schoenen met een stalen neus en ander
beschermingsmateriaal dat vereist is voor de taak.
Gebruik deze machine NOOIT als u zich niet optimaal voelt ten
gevolge van vermoeidheid, ziekte of de inname van
geneesmiddelen.
■
Gebruik de machine NOOIT onder invloed van drugs of alcohol.
■
Vervang de typeplaat en stickers met gebruiks- en
veiligheidsinformatie wanneer zij slecht leesbaar worden.
■
Controleer de vlindermachine ALTIJD op loszittend
bevestigingsmateriaal zoals moeren en bouten voor u de machine
start.
■
Raak het uitlaatverdeelstuk, de knalpot of de
cilinder NOOIT aan. Laat die onderdelen
afkoelen voor u aan de vlindermachine werkt.
Contact met
brandwonden veroorzaken.
■
De motor van deze vlindermachine heeft een voldoende stroming
van koellucht nodig. Gebruik de vlindermachine NOOIT in een
■
Vul brandstof ALTIJD bij op een goed geventileerde plaats, uit de
buurt van vonken en open vlammen.
■
De brandstoftank tot aan de rand van de vulopening volgieten is
gevaarlijk, omdat dan al te vaak brandstof wordt gemorst.
■
Gebruik brandstof NOOIT als schoonmaakmiddel.
■
Wees ALTIJD uiterst voorzichtig bij de omgang met ontvlambare
vloeistoffen. Wanneer u brandstof bijvult, STOPT u eerst de motor.
Laat de motor afkoelen voor u brandstof bijvult of herstellingen of
onderhoud uitvoert.
hete!
onderdelen kan ernstige
afgesloten of besloten ruimte waar
de vrije luchtstroming beperkt is.
Als de luchtstroming beperkt is,
veroorzaakt dat aanzienlijke
schade aan de motor en kan dat
ernstige gevolgen hebben voor
personen. Vergeet niet dat de motor
DODELIJK
uitstoot.
koolmonoxidegas
■
■
Gebruik NOOIT accessoires of appendages die niet door de fabrikant
voor deze machine worden aanbevolen. Anders kan schade aan
het toestel en/of verwonding van de gebruiker het gevolg zijn.
■
De fabrikant kan niet aansprakelijk worden gesteld voor elk mogelijk
ongeval dat te wijten is aan aanpassingen aan de machine. Nietgeautoriseerde aanpassingen aan de machine doen de garantie
vervallen. Elke aanpassing die kan leiden tot een wijziging van de
oorspronkelijke kenmerken van de machine mag uitsluitend door
de fabrikant worden uitgevoerd die bevestigt dat de machine voldoet
aan de geldende veiligheidsvoorschriften.
Gebruik de vlindermachine NOOIT in een
explosieve omgeving waar zich dampen
bevinden of in de buurt van brandbare
materialen. Een explosie of brand kan
leiden tot ernstige
zelfs de dood.
Rook
NOOIT in de buurt van de machine. Dat
kan brand of explosie van
veroorzaken
warme!
motor wordt gemorst.
lichamelijke letsels of
brandstofdampen
, wat ook kan als brandstof op een
Page 11
MODELREEKS STR36 — VOORSCHRIFTEN VOOR EEN VEILIG GEBRUIK
■
Laat de motor NOOIT draaien zonder luchtfilter. Anders kan de
motor zwaar beschadigd raken. Onderhoud de luchtfilter frequent
om te voorkomen dat de carburator defect zou raken.
■
Steek uw
terwijl u de machine start of gebruikt.
■
VERMIJD het dragen van juwelen of loszittende kleding waarmee
u aan bedieningselementen of bewegende onderdelen vast kan
blijven hangen, want dat kan ernstige letsels veroorzaken.
■
Blijf ALTIJD uit de buurt van
onderdelen
■
Bewegende onderdelen – Zet de motor stop voor u aan de
machine werkt of de machine onderhoudt. Contact met bewegende
onderdelen kan ernstige letsels veroorzaken.
■
Controleer ALTIJD of zich niets of niemand meer in het werkgebied
bevindt voor u de motor start.
■
Laat de machine NOOIT
■
Vergewis u er ALTIJD van dat de operator de correcte
veiligheidsvoorschriften en bedieningstechnieken kent voor hij/
zij de vlindermachine gebruikt.
■
Zorg ALTIJD voor een ordelijk werkgebied.
■
Zorg er ALTIJD voor dat zich geen afval, gereedschap, enz. in het
werkgebied bevindt dat een gevaar zou kunnen vormen terwijl de
vlindermachine in gebruik is.
Controleer ALTIJD of zich niets of niemand meer in het
werkgebied bevindt voor u de motor start.
voeten
of
handen
wanneer u met de vlindermachine werkt.
WAARSCHUWINGWAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWINGWAARSCHUWING
NOOIT in de beschermkapringen
onbeheerd
ronddraaiende
achter terwijl zij draait.
of
bewegende
De zitvlindermachine optillen
De zitvlindermachine van de modelreeks STR36 is ontworpen om op
diverse manieren te worden verplaatst en opgetild.
De gemakkelijkste manier om de vlindermachine op te tillen is de
optillussen gebruiken die op het chassis zijn gelast. De optillussen
bevinden zich links en rechts van de bestuurdersstoel.
Door de optillussen kan een strop of ketting worden aangebracht
waardoor de vlindermachine met een vorklift of kraan op of van een
betonlaag kan worden getild. De stop of de ketting moet geschikt
zijn voor een gewicht van ten minste 1000 kg en de machine waarmee
de vlindermachine wordt opgetild moet ook minimum dit
gewicht aankunnen.
GEVGEV
AARAAR
GEV
AAR
GEVGEV
AARAAR
Besteed veel aandacht aan ventilatie tijdens het
gebruik van de vlindermachine in besloten
ruimtes zoals tunnels, gebouwen of vergelijkbare
plaatsen. De motoruitlaatgassen bevatten
schadelijke stoffen. Zorg voor een adequate
luchtstroming om de motoruitlaatgassen van de
operator weg te leiden.
OPGEPOPGEP
OPGEP
OPGEPOPGEP
De zitvlindermachine is erg
Gebruik correcte tilprocedures en probeer de zitvlindermachine
NIET op te tillen aan de beschermkapringen.
ASTAST
AST
ASTAST
zwaar
en onhandig om te verplaatsen.
■
Behalve de operator mag zich niemand in het werkgebied bevinden
wanneer de vlindermachine in gebruik is.
■
Laat NOOIT passagiers of meerijders op de vlindermachine
wanneer zij wordt gebruikt.
■
Leef altijd de van toepassing zijnde bindende voorschriften na met
betrekking tot de bescherming van het milieu, in het bijzonder bij
de opslag van brandstof, de omgang met gevaarlijke stoffen en het
dragen van beschermende kledij en veiligheidsuitrusting. Instrueer
de gebruiker waar nodig of vraag als gebruiker deze informatie en
training.
■
Berg de machine ALTIJD naar behoren op wanneer zij niet wordt
gebruikt. De machine moet op een schone, droge plaats en buiten
het bereik van kinderen worden opgeborgen.
U mag NOOIT onder de
vlindermachine gaan staan wanneer
die wordt opgetild of iemand anders
eronder laten gaan staan.
GEVGEV
GEV
GEVGEV
AARAAR
AAR
AARAAR
Page 12
MODELREEKS STR36 — VOORSCHRIFTEN VOOR EEN VEILIG GEBRUIK
Transport
■
Zet de motor ALTIJD stop voor u de machine transporteert
■
Draai de dop van de brandstoftank en het ontluchtingsventiel goed
dicht om te voorkomen dat brandstof wordt gemorst.
■
Laat het brandstofsysteem leeglopen wanneer u de vlindermachine
over een lange afstand of via wegen in slechte staat moet
transporteren.
■
Wanneer u de vlindermachine op het laadoppervlak van een
vrachtwagen plaatst, moet u de machine
■
Als de vlindermachine op een trailer wordt getransporteerd, moet
u ervoor zorgen dat de trailer aan alle plaatselijke en nationale
wettelijke voorschriften inzake veilig transport voldoet. Raadpleeg
de volgende “
basissleeptechnieken.
Voorzorgsmaatregelen voor veilig slepen
Zorg ervoor dat u voldoet aan de
zoals vastgelegd in de verkeerswet
de openbare weg vervoert.
Voorzorgsmaatregelen voor veilig slepen”
OPGEPOPGEP
OPGEP
OPGEPOPGEP
ASTAST
AST
ASTAST
voorschriften voor veilig slepen
altijd
vastbinden.
voor
voor u de vlindermachine op
■
■
■
■
■
■
■
Accu
De accu bevat zuren die oog- en huidletsels kunnen veroorzaken. Om
oogirritatie te voorkomen moet u
gelaatsbescherming dragen. Gebruik goed geïsoleerde handschoenen
wanneer u de accu optilt. Houd u bij de omgang met de accu aan de
volgende richtsnoeren.
Wanneer de trailer geparkeerd is, gebruikt u houten stopblokken
aan elk wiel om te voorkomen dat de trailer zou verrollen.
Gebruik de vijzel van de trailer om de hoogte van de trailer aan te
passen zodat hij perfect horizontaal geparkeerd staat.
Vermijd abrupt stoppen en starten. Anders kan de trailer beginnen
te schuiven of dubbelklappen. Rustige, geleidelijke start- en
stopbewegingen zorgen voor een betere sleep.
Vermijd scherpe bochten.
De trailer moet bij het slepen steeds in een perfect horizontale
stand worden gebracht.
Breng het steunwiel van de trailer omhoog en vergrendel het in de
stand “UP” voor het transport.
De verkeerswetgeving schrijft onder andere het volgende voor:
Sluit de elektrische rem aan en controleer de werking.
Bevestig draagbare stroomkabels in de kabelbak met kabelbinders.
altijd
een veiligheidsbril of een
■
Om het risico op een ongeval tijdens het transport op de openbare weg
te beperken, moet u er altijd voor zorgen dat de trailer waarop de
vlindermachine rust en het voertuig dat de trailer trekt in goede staat
zijn en geen mechanische tekortkomingen vertonen.
Bij het slepen van uw vlindermachine moet u de volgende lijst met
suggesties in acht nemen:
■
Vergewis u ervan dat de haak- en koppelvoorziening van het
slepende voertuig een toegelaten waarde hebben die gelijk is aan
of groter is dan het toegelaten brutogewicht van 2.724 kg.
■
Inspecteer de haak- en koppelvoorziening ALTIJD op slijtage.
Sleep een trailer NOOIT met een defecte haak- of
koppelvoorziening of ketting, enz.
■
Controleer de bandendruk van zowel de trekker als de trailer.
koude toestand moeten de banden van de trailer een druk
hebben van 50 psi
van beide voertuigen op slijtage.
■
Zorg er ALTIJD voor dat de trailer is uitgerust met
“veiligheidskettingen”.
■
Bevestig de veiligheidskettingen van de trailer ALTIJD op de
correcte manier aan de trekker.
■
Vergewis u er ALTIJD van dat de richtingaanwijzers, achteruitrij,
rem en achterlichten van de trailer aangesloten zijn en werken
■
Overschrijdt de aanbevolen snelheid op snelwegen NIET wanneer
u sleept. De maximaal toegelaten snelheid op snelwegen bedraagt
90 km per uur, tenzij anders staat aangegeven.
. Controleer ook het loopvlak van de banden
In
Laat de accu NIET vallen. Elke impact op de
accu kan hem doen ontploffen.
■
Stel de accu NIET bloot aan open vlammen,
vonken, brandende sigaretten, enz. De accu
bevat brandbare gassen en vloeistoffen. Als die
gassen en vloeistoffen in contact komen met
een vlam of een vonk kan een explosie optreden.
■
Zorg ervoor dat de accu ALTIJD opgeladen is.
Als de accu niet is opgeladen, vormt zich een
concentratie van brandbaar gas.
■
Zorg er ALTIJD voor dat de accukabels in goede staat verkeren.
Herstel of vervang alle versleten kabels.
■
Koppel de
vlindermachine werkt.
■
Laad de accu ALTIJD op in een omgeving met voldoende ventilatie
om het risico op een gevaarlijke concentratie van brandbare gassen
te vermijden.
■
In het geval accuvloeistof (verdund zwavelzuur) in contact komt
met
kleding of de huid
met een overvloedige hoeveelheid water.
■
In het geval accuvloeistof (verdund zwavelzuur) in contact komt
met uw
hoeveelheid water en wendt u zich vervolgens tot de dichtstbijzijnde
arts of het dichtstbijzijnde ziekenhuis voor medische verzorging.
negatieve accupool
spoelt u de huid of de kleding onmiddellijk
ogen
spoelt u uw ogen onmiddellijk met een overvloedige
MODELREEKS STR36 — VOORSCHRIFTEN VOOR EEN VEILIG GEBRUIK
Veiligheid bij het onderhoud
■
Zet de motor ALTIJD stop en koppel de accu af voor u aan de
machine werkt of de machine onderhoudt. Contact met bewegende
onderdelen kan ernstige letsels veroorzaken.
■
Zorg voor een goede ondersteuning van alle onderdelen van de
vlindermachine die moeten worden opgetild.
■
Terwijl de vlindermachine draait mogen onderdelen NOOIT worden
gesmeerd en mag NOOIT aan onderdelen worden gewerkt.
■
Geef de vlindermachine ALTIJD voldoende tijd om af te koelen
voor u aan de machine werkt.
■
Houd de vlindermachine in goede staat.
■
Zorg ervoor dat er geen afzettingen van beton, vet, olie of
afvalmateriaal op de machine ontstaan.
■
Herstel onmiddellijk alle schade aan de vlindermachine en vervang
altijd alle defecte onderdelen.
■
Gevaarlijk afval moet volgens de voorschriften worden weggedaan.
Voorbeelden van potentieel gevaarlijk afval zijn gebruikte motorolie,
brandstof en brandstoffilters.
■
Gebruik GEEN plastic recipiënten voor voedingswaren om
gevaarlijk afval weg te gooien.
■
Giet afvalolie of brandstof NIET rechtstreeks op de grond, in een
afvoer of in welke waterbron dan ook.
■
Berg de vlindermachine NOOIT gedurende lange tijd op met
brandstof in de tank. Neem gemorste brandstof altijd meteen op.
Noodsituaties
■
■
■
Zorg ervoor dat u ALTIJD weet
waar het dichtstbijzijnde
brandblusapparaat
bevindt.
Zorg ervoor dat u ALTIJD weet waar de
dichtstbijzijnde
Zorg ervoor dat u het telefoonnummer kent van de
dichtsbijzijnde
Zorg ervoor dat op de bouwplaats een telefoon of radio
binnen handbereik is. Als dat niet mogelijk is, zorgt u
ervoor dat u weet waar de dichtsbijzijnde telefoon zich
bevindt. In een noodgeval is die informatie van
onschatbare waarde.
1.Het trillingsniveau is de maximale effectieve (RMS) waarde die
aan het handvat van de hendel wordt verkregen tijdens het
bedienen van de vlindermachine bij maximaal toerental op een
stalen plaat en met de bladen in een gedeeltelijk schuine stand.
2.Geluidsdruk is een gewogen maat. De geluidsdruk wordt gemeten
aan het oor van de operator terwijl de vlindermachine met het
maximale toerental op een betonnen oppervlak werkt op een
manier die het vaakst als “
ervaren. Afhankelijk van de toestand van het beton kan de
geluidsdruk verschillen.
Kennismaking met de zitvlindermachine van modelreeks
STR36
De zitvlindermachine van de modelreeks STR36 is ontworpen om
betonnen oppervlakken glad te maken en af te werken.
Wandel even rond uw vlindermachine. Let op de belangrijkste
onderdelen (zie Figuur 2 en 3, pagina 20 en 21) zoals de motor, de
bladen, de luchtfilter, het brandstofsysteem, de brandstofafsluitklep,
de contactschakelaar, enz.
Vergewis u ervan dat zich steeds olie in de motor en tandwielolie in
de drijfwerkkast bevindt. Lees aandachtig alle veiligheidsvoorschriften.
Veiligheidsvoorschriften vindt u verspreid in deze handleiding en op
de machine. Houd alle veiligheidsinformatie in goede, leesbare staat.
Operatoren moeten goed zijn getraind in het gebruik en het onderhoud
van de vlindermachine.
Bekijk de bedieningshendels voor de operator. Neem de
bedieningshendels vast en beweeg ze wat heen en weer. Kijk hoe het
bewegen van de bedieningshendels de drijfwerkkasten en het chassis
doet bewegen.
Merk op dat het toestel een voetpedaal heeft waarmee de
motorsnelheid wordt geregeld. Bekijk ook de hoofdaandrijflijn van de
vlindermachine. Bekijk en onthoud hoe de riemen eruit zien; zo zien
riemen eruit die naar behoren zijn afgeregeld.
Voor u uw vlindermachine gebruikt, test u ze uit op een onder water
gezet afgewerkt betonnen oppervlak. Door die “testrit” krijgt u meer
vertrouwen in het gebruik van de vlindermachine en tegelijkertijd
raakt u vertrouwd met de bedieningselementen en controlelampjes
van de vlindermachine. Bovendien zal u leren inzien hoe de
vlindermachine zich in echte werkomstandigheden zal laten besturen.
Motor
De vlindermachine is uitgerust met een luchtgekoelde bezinemotor
van 24 pk van het merk Honda. Raadpleeg de handleiding van de
motor voor specifieke instructies met betrekking tot de werking van
de motor. Die handleiding wordt bij de vlindermachine gevoegd
wanneer de machine de fabriek verlaat. Neem contact op met uw
dichtstbijzijnde STOW Dealer voor een nieuw exemplaar als de
originele handleiding zoek is geraakt.
Drijfwerkkasten
De zitvlindermachine van modelreeks STR36 maakt gebruik van twee
aparte drijfwerkkasten die in een robuuste behuizing van gietaluminium
zijn ondergebracht.
De drijfwerkkastbehuizing kan een grote hoeveelheid olie bevatten
voor een optimale smering van cruciale punten.
Stuurhulp
Voor het besturen van de vlindermachine bevinden zich twee
bedieningshendels voor de bestuurdersstoel. De bedieningshendels
zijn verbonden met twee veercilinders.
Druk de linker bedieningshendel naar voren en trek de rechter
bedieningshendel naar achteren om de vlindermachine naar rechts
(met de wijzers van de klok mee) te laten draaien op een denkbeeldige
as die zich nagenoeg in het midden van de machine bevindt. Trek de
linker bedieningshendel naar achteren en duw de rechter
bedieningshendel naar voren om de vlindermachine naar links (tegen
de wijzers van de klok in) te laten draaien. Zie tabel 4 op pagina 26
voor een volledige beschrijving van de richtingsbepalende werking
van de bedieningshendels.
Homokinetische koppelingen (“CV-Joints”)
Homokinetische koppelingen garanderen een efficiënte
krachtoverbrenging naar de aandrijfas en behouden de distributie van
de drijfwerkkasten zonder risico op doorslippen.
Training
Voor trainingen gebruikt u de “CONTROLELIJST VOOR TRAININGEN”
die zich vooraan in deze handleiding bevindt (pagina 8). Het doel van
deze controlelijst is niet een gedegen training te vervangen maar wel
een kader te bieden aan een ervaren operator voor het opleiden van
een nieuwe operator.
Bladen
De bladen van de vlindermachine werken het beton af door met een
draaibeweging over het oppervlak te bewegen. De bladen worden
geclassificeerd als combinatiebladen (10 of 8 duim breed) en
afwerkingsbladen (6 duim breed). De vlindermachine is uitgerust met
vier bladen per rotor die zich in een radiaal patroon op gelijke afstand
van elkaar bevinden en die op een vertikale roterende as zijn
aangebracht door middel van een
In de figuren 2 en 3 ziet u waar de bedieningselementen,
controlelampjes en onderdelen die algemeen onderhoud vergen zich
bevinden. Elk bedieningselement kan meer dan een functie vervullen.
De functies van elk bedieningselement of controlelampje wordt op
pagina 20 en 21 toegelicht.
MODELREEKS STR36 — BEDIENINGSELEMENTEN EN CONTROLELAMPJES
1.Stoel – De motor start of draait niet tenzij de operator op de stoel
zit.
2.Bedieningshendels van stuurmechanisme – Stuurt de machine
naar voren, achteren, links of rechts.
3.Bedieningsknop van vertragingsmiddelsproeier – Spuit
vertragingsmiddel door het mondstuk aan de voorkant van de
machine.
4.Bladhoekregeling – Draai de kruk zoals vermeld op de
bovenkant om de bladhoek te doen toe- of afnemen.
Dubbele bladhoekverstelling (Optioneel) –De beide
bladhoekzuilen zijn aan elkaar gekoppeld. Een enkele kruk kan
worden gebruikt om de bladhoek simultaan of individueel voor
elke set bladen aan te passen.
5.Lichtschakelaar – Steekt drie halogeenlampen aan. Twee vooraan
en een achteraan.
6.Contactschakelaar – Draai de schakelaar naar rechts wanneer
de sleutel in het contact zit om de motor te starten.
7.Urenteller – geeft het aantal uren weer dat de motor heeft
gedraaid.
8.Chokebedieningshendel – In koude weersomstandigheden
trekt u aan deze klep om de motor te starten. Nadat de motor
warm is gedraaid duwt u de hendel weer helemaal in.
9.Brandstofmeter/vuldop – Geeft de hoeveelheid benzine in de
brandstoftank aan. Verwijder deze dop om benzine bij te vullen.
10.Brandstoftank – Biedt plaats aan ongeveer 19 liter loodvrije
benzine.
11.Stootvlak voor linkervoet – pedaal om de linkervoet van de
operator op te laten rusten
12.Sproeikop – Sproeikop voor vertragingsmiddel.
13.Pedaal voor rechtervoet – regelt de snelheid van de bladen. U
krijgt een trage snelheid van de bladen als u de voetpedaal
lichtjes indrukt. Voor een maximale snelheid van de bladen moet
u de voetpedaal helemaal indrukken.
14.Naaf voor EZ-verplaatsingsvoorziening – Voorste
bevestigingspunt voor EZ-verplaatsingsvoorziening. Wordt
gebruikt om de vlindermachine te verplaatsen.
15.Meetstaaf – Om na te gaan of zich een correcte hoeveelheid
motorolie in de motor bevindt.
16.Bougie – Via deze uitsparing hebt u toegang tot de bougie.
2
1
4
9
10
3
5
30
15
19
28
8
7
6
E
N
G
I
N
E
F
U
E
L
O
N
L
Y
11
14
12
16
13
14
26
Figuur 2. Bedieningselementen en controlelampjes van modelreeks STR36 (vooraanzicht)
MODELREEKS STR36 — BEDIENINGSELEMENTEN EN CONTROLELAMPJES
17.Veiligheidsstopschakelaar – Schakelt de motor uit als zich
26.Sterstukken (links/rechts) – Bestaan uit troffelarmen, bladen,
niemand op de bestuurdersstoel bevindt.
18.Verlichting (Optioneel) – Optioneel zijn 12 volt halogeenlampen
verkrijgbaar, twee vooraan en een achteraan.
19.Optillussen – Bevinden zich aan beide zijden van het
hoofdchassis. Worden gebruikt om de vlindermachine op te tillen.
20.Motorluchtfilter – Beschermt de motor tegen vuil.
27.Documentkastje – Bevat alle productdocumentatie.
28.Accu – Levert +12V gelijkstroom aan het elektrische systeem.
29.Riembeschermer – Omgeeft de aandrijfriem die samen met de
30.Vuldop voor motorolie – Verwijder deze dop om motorolie bij
21.Oliefilter – Filtert de motorolie.
22.Olieaftap – Verwijder de dop van het uiteinde van de slang om
de motorolie uit de motor te laten lopen.
23.Tank voor vertragingsmiddelsproeier – Biedt plaats aan
ongeveer 19 liter vertragingsmiddel.
OPMERKING
24.Pomp van vertragingsmiddelsproeier – Voert het
vertragingsmiddel naar de sproeikop.
25.Naaf voor EZ-verplaatsingsvoorziening – Achterste
bevestigingspunt voor EZ-verplaatsingsvoorziening. Wordt
gebruikt om de vlindermachine te transporteren.
Zorg ervoor dat u alle veiligheidsvoorschriften en bedieningsinstructies
in deze handleidng hebt gelezen, begrijpt en naleeft voor u de
vlindermachine probeert te gebruiken.
slijtplaat en stuwkraag.
aandrijfkoppeling wordt gebruikt.
te vullen.
25
24
29
28
21
20
23
27
19
18
R
E
T
A
22
17
15
19
9
10
Y
L
N
O
L
E
U
F
E
N
I
G
N
E
R
D
A
N
T
O
N
L
Y
25
26
Figuur 3. Bedieningselementen en controlelampjes van modelreeks STR36 (achteraanzicht)
Figuur 4. Bedieningselementen en onderdelen van de motor
ONDERHOUD VOOR INGEBRUIKNEMING
Voor de motor (figuur 4) wordt gebruikt moet worden gecontroleerd of
hij gevuld is met voldoende en nog bruikbare olie en moet hij worden
gevuld met benzine. Raadpleeg de handleiding van de fabrikant
van de motor voor instructies en details met betrekking tot de werking
en het onderhoud van de motor. De hierboven getoonde motor is een
HONDA motor. Het gebruik en de bediening van andere motortypes
kunnen ietwat verschillen.
1.Brandstoftank – Inhoud: 19 liter; gebruik loodvrije benzine.
2.Vuldop van brandstoftank – Verwijder deze dop om
de brandstoftank bij te vullen met loodvrije benzine. Zorg ervoor
dat de dop stevig dicht wordt gedraaid. Doe de brandstoftank
NIET te vol.
3.Knalpot – Dient om het lawaai en de uitstoot te beperken.
WAARSCHUWINGWAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWINGWAARSCHUWING
Motoronderdelen kunnen extreem heet worden.
Om brandwonden te voorkomen mag u de
motoronderdelen NIET aanraken terwijl de motor
draait of onmiddellijk na het gebruik van de
machine. Laat de motor NOOIT draaien zonder
knalpot.
4.Luchtfilter – Voorkomt dat vuil en andere afvalstoffen in het
brandstofsysteem raken. Klik het deksel van de luchtfilter los
om toegang te krijgen tot het filterelement.
5.Chokeknop – Wordt gebruikt om een koude motor te starten of
in koude weersomstandigheden. De choke verrijkt het
brandstofmengsel.
6.AAN/UIT-schakelaar van motor – In de stand AAN “ON” kan
de motor worden gestart en in de stand UIT”OFF” wordt de
motor stilgelegd.
7.Aftapklep voor brandstof – OPEN om de brandstof te laten
lopen, SLUIT om het wegstromen van de brandstof te doen
stoppen.
8.Brandstoffilter – Filtert contaminanten uit de brandstof.
9.Oliefilter – Opdraaitype, filtert contaminanten uit de brandstof.
10.Oliekoeler – Helpt de motorolie koel te houden voor een langere
levensduur van de motor.
11.Smoorklephendel – Wordt aangestuurd door de
versnellingspedaal, verhoogt of verlaagt het toerental van
de motor.
12.Olievuldop – Verwijder om motorolie bij te vullen.
13.Oliemeetstaaf – Verwijder om de hoeveelheid en de staat van
de olie in het carter te controleren.
14.Starter – Start de motor wanneer de contactsleutel in de stand
“ON” is gedraaid.
15.Olieaftapdop – Verwijder om de olie uit het carter te
laten weglopen.
16.Bougie – Zorgt voor de vonk in de verbrandingskamer.
Raadpleeg de handleiding van de motor voor het type en de
elektrodenafstanden. Maak de bougie wekelijks schoon.
MODELREEKS STR36 — EEN NIEUWE MACHINE KLAARMAKEN VOOR INGEBRUIKNEMING
Montage-instructies voor vlindermachine
Het doel van dit tekstgedeelte is de gebruiker te helpen met het
klaarmaken van een
Als uw vlindermachine al volledig gemonteerd is (stoel, hendels,
knoppen, en accu) mag u dit tekstgedeelte overslaan.
OPMERKING
Voor ze werd verpakt en verstuurd heeft deze zitvlindermachine van
modelreeks STR36 in de fabriek proefgedraaid en testen ondergaan.
Als er problemen zijn, horen wij dat graag van u.
NIEUWE
vlindermachine voor ingebruikneming.
De nieuwe vlindermachine kan niet in
gebruik worden genomen tot alle
montage-instructies zijn uitgevoerd.
Deze montage-instructies hoeven alleen
te worden uitgevoerd op het ogenblik dat
u een
NIEUWE
vlindermachine uitpakt.
Bedieningshendel
Op het ogenblik dat de machine uit de fabriek vertrekt, zijn de
stuurbedieningshendels niet op de twee onderste hendels van de
vlindermachine bevestigd. Om de stuurbedieningshendels op de twee
onderste hendelvoorzieningen te bevestigen gaat u als volgt te werk:
1.Verwijder de bouten uit de plastic zak die aan de bedieningszuilen
hangt.
2.Verwijder al het beschermmateriaal en de bevestigingsriemen
van de bedieningshendels
3.Laat het bovenste (losse) deel in de basis van de
overeenkomstige hendel glijden en zorg ervoor dat de gaten
samenvallen.
4.Steek de bout door de samenvallende gaten en draai de eikelmoer
op het van schoefdraad voorziene uiteinde.
Montage van de stoel
Om transportredenen is de stoel niet op de vlindermachine gemonteerd.
Om de stoel te monteren gaat u als volgt te werk:
OPMERKING
kan worden gezet. Vlindermachines van de modelreeksen H en S zijn
uitgerust met een stoel die op rails is gemonteerd, te vergelijken met
een autostoel. Deze stoel kan vooruit en achteruit worden geschoven
met behulp van de bedieningshendel onder de voorkant van de stoel.
1.Haal de stoel uit de beschermende verpakking.
2.Verwijder de bouten uit de onderkant van de stoel, plaats de
stoel op de stoelbevestigingsplaat, steek vervolgens de bouten
door de gaten of gleuven in de stoelbevestigingsplaat en draai
ze vast.
Ingebruikname van de accu
De vlindermachine wordt verstuurd met een nat geladen accu. De
accu moet mogelijk gedurende een korte tijd worden opgeladen volgens
de instructies van de fabrikant.
Leef alle veiligheidsvoorschriften van de accufabrikant na
wanneer u aan de batterij werkt. Bijkomende specifieke
veiligheidsinformatie vindt u op pagina 14 van deze handleiding.
OPGEPOPGEP
OPGEP
OPGEPOPGEP
Er zijn twee types stoelen, afhankelijk
van het type vlindermachine dat u hebt.
Vlindermachines van de modelreeksen
J en B zijn uitgerust met gleuven in de
stoelbevestigingsplaat waardoor de
stoel in de voorste of achterste stand
ASTAST
AST
ASTAST
Om de accu op de vlindermachine te installeren zorgt u ervoor dat de
OPMERKING
5.Besteed bijzondere aandacht aan eventuele draden die zich in
de bedieningshendels bevinden. Knijp of knip GEEN draden af
tijdens de installatie.
6.In de plastic zak met onderdelen vindt u twee knoppen voor de
krukken van de bladhoekverstellingszuilen. Installeer die twee
knoppen op de krukhendels van de zuilen.
Sommige modellen zijn uitgerust met
hendels voor hoogteverstelling. Pas de
hoogte aan door de bout door de reeks
gaten te steken die overeenkomen met de
comfortabelste hoogte.
batterij goed in de accuhouder zit. Sluit eerst de positieve kabel op de
positieve pool van de batterij aan en sluit vervolgens de negatieve
kabel aan op de negatieve pool. Sluit het plastic deksel van de
batterijhouder en maak de batterijhouder goed vast.
Het volgende tekstgedeelte is bedoeld als basisgids voor het gebruik
van de zitvlindermachine en mag niet worden beschouwd als een
volledige betonafwerkingsgids. Het verdient ten zeerste de aanbeveling
dat alle (zowel ervaren als beginnende) operatoren “
van het American Concrete Institute, Detroit Michigan lezen.
Gebruik uw zitvlindermachine NIET tot u dit tekstgedeelte volledig
hebt begrepen.
Slabs on Grade
”
Tabel 3. Aanbevolen viscositeit
OPGEPOPGEP
OPGEP
OPGEPOPGEP
Het niet begrijpen van hoe de vlindermachine van modelreeks
STR36 moet worden gebruikt en bediend kan leiden tot zware
beschadiging van de machine of ernstige lichamelijke letsels.
Zie figuur 2 en 3 (pagina 20 en 21) voor de locatie van een
bedieningselement of controlelampje waarnaar in deze handleiding
wordt verwezen.
Motoroliepeil
Controleer het motoroliepeil ALTIJD VOOR ELK GEBRUIK.
1.Trek de motoroliemeetstaaf (item 2, figuur 5) uit
de houder.
2.Ga na of er weinig olie in de motor zit (figuur 5).
3.Als de hoeveelheid motorolie onvoldoende is; verwijdert u de
olievuldop (item 1, figuur 5) en vult u de correcte hoeveelheid
motorolie bij tot de motorolie op een normaal, veilig niveau staat.
Gebruik olie die voldoet aan de aanbevelingen van tabel 3.
ASTAST
AST
ASTAST
Oliepeil van drijfwerkkast
1.Controleer het drijfwerkoliepeil in beide
drijfwerkkasten door de dop te verwijderen en
zich ervan te vergewissen dat het oliepeil correct
is. Zie figuur 6.
2.Vul de drijfwerkkast tot het niveau van de vuldop
(figuur 6) met 2,041 l (69 oz.) STOW
drijfwerksmeermiddel, stuknummer 20111, ISO of
een gelijkwaardig product.
Figuur 6. Doppen voor drijfwerkkastolie/kijkglas
Brandstof
Ga na of er weinig brandstof in de motor zit (figuur 7). Als het
brandstofpeil laag is, verwijdert u de vuldop en vult u loodvrije
benzine bij.
GEVGEV
AARAAR
GEV
AAR
GEVGEV
AARAAR
Figuur 5. Motoroliemeetstaaf
Om aanzienlijke slijtage of beschadiging
van de motor te voorkomen, moet de
olie in het carter altijd op het juiste peil
staan. Gebruik de motor nooit als het
oliepeil niet binnen de markeringen
op de meetstaaf staat (items 3 en 4 in
figuur 5).
Ga op een veilige manier om met
brandstof. Motorbrandstoffen zijn uiterst
ontvlambaar en kunnen gevaarlijk zijn als er
niet juist mee wordt omgegaan. Rook NIET
terwijl u brandstof bijvult. Probeer de
zitvlindermachine NIET bij te vullen als de motor
warm is of draait. Probeer NOOIT de motor te
starten tot de brandstofresten zijn opgenomen en
oppervlakken rond de motor droog zijn.
Page 22
ENGINEFUEL ONLY
FUEL
E
Figuur 7. Brandstofmeter
Belangrijke informatie voor u start
MODELREEKS STR36 — GEBRUIK
5.Wanneer u een koude motor start, trekt u de chokeknop (figuur 9)
uit tot de
kan de motor worden gestart met de choke half of volledig
F
gesloten
stand.Bij warm weer of als de motor warm is,
open
.
1.De
De “veiligheidsstopschakelaar” mag NOOIT buiten werking
worden gesteld of worden losgekoppeld . De schakelaar is er
voor de veiligheid van de operator en de knop buiten werking
stellen, loskoppelen of niet naar behoren onderhouden kan letsels
of de dood tot gevolg hebben.
2.De veiligheidsstopschakelaar moet na elk gebruik worden
3.Met de rechter voetpedaal (figuur 8) regelt u het toerental van de
zitvlindermachine
“veiligheidsstopschakelaar”
onder de stoel. Vergeet niet dat de motor niet zal starten tenzij
een operator op de bestuurdersstoel zit. Door het gewicht van
een operator wordt een elektrische schakelaar ingedrukt
waardoor de motor kan worden gestart.
WAARSCHUWINGWAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWINGWAARSCHUWING
gebruikt om de motor stil te leggen. Op die manier verifieert u of
de schakelaar correct werkt en dus de veiligheid van de operator
helpt te verzekeren. Vergeet niet de sleutel in de stand “OFF” te
draaien nadat de motor is gestopt. Als u dat niet doet, loopt de
batterij leeg.
bladen en de motor. De stand van de voetpedaal bepaalt de
bladsnelheid. U krijgt een trage snelheid van de bladen als u de
voetpedaal lichtjes indrukt. Voor een maximale snelheid van de
bladen moet u de voetpedaal helemaal indrukken.
is uitgerust met een
. Die schakelaar bevindt zich
6.Houd uw voet WEG van de voetpedaal voor het regelen van de
bladsnelheid en start de motor in alle omstandigheden onbelast
(zonder de pedaal aan te raken).
7.Steek de
8.Draai de contactsleutel (figuur 10) naar rechts en luister of de
motor aanslaat. Wanneer de motor eenmaal aanslaat, laat u de
contactsleutel los.
9.Als u de motor op die manier niet gestart krijgt, raadpleegt u de
handleiding van de motor die bij uw vlindermachine werd
geleverd.
10.Test de veiligheidsstopschakelaar door even van de stoel op te
staan. De schakelaar onder de stoel zou de motor moeten doen
stoppen. Als de schakelaar de motor niet doet stoppen: leg de
motor stil met de contactsleutel en herstel de
veiligheidsstopschakelaar. Zie tabel 6 (Troubleshooting) voor
mogelijke oorzaken.
Figuur 9. Chokeknop
contactsleutel
in de contactschakelaar.
Figuur 8. Voetpedaal voor het regelen
van de bladsnelheid
De motor starten
1.Met een voet op de grond en de andere op het platform van de
vlindermachine grijpt u het chassis vast in de buurt van de stoel
en klimt u op de vlindermachine. Neem plaats op de
bestuurdersstoel en vergewis u ervan dat u op een comfortabele
manier bij de bedieningshendels, de voetpedaal en de items op
het bedieningspaneel kan.
11.Laat de motor 3-5 minuten onbelast draaien. Als u de choke hebt
gebruikt, duwt u de knop in de open stand zodra de motor soepel
draait.
Voor het besturen van de zitvlindermachine van modelreeks STR36
bevinden zich twee bedieningshendels voor de bestuurdersstoel. Tabel
4 illustreert de diverse richtingsbepalende standen van de joysticks
en het effect ervan op de zitvlindermachine.
OPMERKING
1.Duw zowel de linker als de rechter bedieningshendel naar voren.
Zie figuur 11.
Alle verwijzingen naar een richting met
betrekking tot de stuurbedieningshendels
gelden vanuit het standpunt van de
operator
LINKER BEDIENINGSHENDEL
die op de bestuurdersstoel zit.
5.Probeer de hoek van de bladen te wijzigen. De hoek kan worden
aangepast wanneer de zitvlindermachine is stopgezet of terwijl
de vlindermachine in beweging is, afhankelijk van wat u het
comfortabelste vindt. Test de werking van optionele uitrusting
zoals de vertragingsmiddelsproeier en de verlichting als uw
vlindermachine ermee is uitgerust.
6.Trek zowel de rechter als linker joystick naar achteren en herhaal
de stappen 3 tot en met 6 maar vervang vooruit door achteruit.
VOORUIT
RECHTER BEDIENINGSHENDEL
Figuur 11. Linker en rechter bedieningshendels
2.Duw met uw rechtervoet de rechter voetpedaal snel tot
halverwege in. Merk op dat de zitvlindermachine vooruit begint
te bewegen. Laat de beide joysticks naar hun neutrale stand
terugkeren om het vooruitbewegen te doen stoppen, en haal
vervolgens uw voet van de rechter voetpedaal.
3.Oefen het ter plaatse houden van de machine terwijl u de
bladsnelheid verhoogt. Op ongeveer 75% van de maximale
bladsnelheid bewegen de bladen met de correcte vlindersnelheid.
Het is mogelijk dat de machine moeilijk ter plaatse kan worden
gehouden. De vlindermachine stationair ter plaatse proberen te
houden is een goede oefening voor het echte gebruik.
4.Oefen het besturen van de zitvlindermachine aan de hand van
de informatie uit tabel 4. Probeer gecontroleerde bewegingen te
maken alsof u een betonoppervlak aan het vlinderen was. Oefen
het afwerken van de rand en het beslaan van een groot oppervlak.
De vlinderarmen kunnen schade oplopen door ruwe omgang of
door in contact te komen met blootliggende buizen/leidingen of
voorwerpen tijdens het gebruik. Pas
die de vlinderarmen zouden kunnen beschadigen.
Wanneer u onderhoudswerkzaamheden aan de vlindermachine of de
motor uitvoert, moet u alle veiligheidswaarschuwingen en voorschriften
voor een veilig gebruik naleven die u vooraan in deze handleiding vindt.
WAARSCHUWING
Accidenteel starten van de machine kan
tot ernstige verwondingen of de dood
Luchtfilter (dagelijks)
Verwijder grondig al het vuil en alle olie van de motor en van
op en rond de bedieningselementen. Maak de luchtfilterelementen
schoon en vervang ze indien nodig. Controleer alle
bevestigingsmiddelen (schroeven, bouten, enz.) en draai ze
vast waar nodig.
1.Maak de vier vergrendellippen (figuur 12) van het luchtfilterdeksel
los en verwijder het deksel.
leiden.
Zet de AAN/UIT-schakelaar ALTIJD in de
stand UIT (“OFF”).
Maak de bougiekabels los en aard ze en
maak de negatieve accukabel los voor u
aan de machine werkt.
Onderhoudsschema
1.Controleer al bevestigingsmiddelen (schroeven, bouten, enz.)
en draai ze vast waar nodig.
Figuur 12. Onderdelen van de luchtfilter
Dagelijks (8-10 uur)
1.Controleer het peil van de diverse vloeistoffen in de motor en
drijfwerkkasten, vul bij indien nodig. Controleer de luchtfilter.
Zie tekstgedeelte over het onderhoud van de luchtfilter.
Wekelijks (30-40 uur)
1.Smeer de armen, de stuwkraag en de verbindingselementen
van de stuurinrichting.
2.Vervang de bladen indien nodig.
3.Controleer de luchtfilter van de motor en maak hem schoon of
vervang hem indien nodig. (Zie het volgende tekstgedeelte over
het onderhoud van de luchtfilter.)
4.Vervang de motorolie en de oliefilter indien nodig. (Zie het
volgende tekstgedeelte over olie en oliefilter.)
Maandelijks (100-125 uur)
1.Verwijder de armen en de stuwkraag, maak ze schoon, monteer
en smeer ze. Regel de bladarmen af.
2.Vervang het smeermiddel in de drijfwerkkast na de eerste 100
gebruiksuren. Daarna vervangt u het om de 500-600 uur.
3.Controleer de aandrijfriem op overmatige slijtage. (Zie het
volgende tekstgedeelte over onderhoud van de aandrijfriem.)
Jaarlijks (500-600 uur)
1.Controleer de armbussen, de stuwkraagbussen,
het dichtingsmateriaal van de as en de riemen en vervang indien
nodig.
2.Controleer de bladhoekverstelkabels op slijtage.
3.Vervang het smeermiddel in de drijfwerkkast.
PAGINA — STR 31V
2.Verwijder de schuimfilter uit het deksel.
3.Verwijder de papieren filter uit de luchtfilterhouder.
4.Controleer de beide filterelementen en vervang ze indien nodig.
5.Om de papieren luchtfilter schoon te maken, tikt u het
filterelement meermaals tegen een hard oppervlak om het vuil
te verwijderen, of blaast u langs de kant van de luchtfilterhouder
perslucht (van niet meer dan 30 psi (207 kPa, 2.1 kgf/cm
het filterelement.
6.Probeer
borstelen duwt het vuil in de vezels. Als het papieren element te
vuil is, vervangt u het.
7.Maak het
spoel het uit en laat het grondig drogen. Of maak het schoon met
een niet-ontvlambaar oplosmiddel en laat het drogen. Giet NOOIT
olie, ongeacht het type, in het schuimelement.
8.Veeg met behulp van een vochtig doek het vuil uit de binnenkant
van de luchtfilterhouder en het deksel. Pas op dat geen vuil of
afvalstoffen in de luchtkamer raken die naar de carburator leidt.
9.Breng het schuimluchtfilterelement opnieuw aan in het
luchtfilterdeksel, installeer vervolgens het papieren
luchtfilterelement en breng het deksel aan op de luchtfilterhouder.
Vergrendel het deksel stevig met de vier haaklippen van het
deksel.
De motor gebruiken met een geblokkeerd rooster, vuile of
verstopte koelribben en/of zonder koelerafscherming leidt tot
beschadiging van de motor door oververhitting.
ASTAST
AST
ASTAST
■
■
MODELREEKS STR36 — ONDERHOUD
Controleer de olie- en brandstofleidingen en -aansluitingen
regelmatig op slijtage en schade. Herstel of vervang waar nodig.
Vervang de olie- en brandstofleidingen om de twee jaar voor het
behoud van de prestaties en de flexibiliteit van de leidingen.
Motorolie verversen (100 uur)
1.Ververs de motorolie na de eerste 20 gebruiksuren, vervolgens
om de 6 maanden of elke 100 uur.
2.Verwijder de olievuldop (figuur 5, item 1) en vul het carter van de
motor met het aanbevolen type olie uit de lijst van tabel 4.
Vul tot de bovenlimiet van de peilstok.
3.Er gaat 1,6 liter (1,69 qts.) olie in het carter als de oliefilter niet
wordt vervangen en 1,9 liter (2,02 qts.) als de filter wel wordt
vervangen.
Oliefilter (200 uur)
1.Vervang de motoroliefilter (figuur 13) elke 200 uur.
Opbergen voor lange tijd
■
Verwijder de accu.
■
Laat de brandstof uit de brandstoftank, de leiding en de carburator
lopen.
■
Verwijder de bougie en giet enkele druppels motorolie in de cilinder.
Zwengel de motor 3 à 4 keer aan zodat de olie alle interne onderdelen
kan bereiken.
■
Maak de buitenkant schoon met een in schone olie gedrenkt doek.
■
Berg de machine onder plasticfolie op op een vocht- en stofvrije
plaats en uit direct zonlicht.
Berg de zitvlindermachine nooit gedurende lange tijd op met
brandstof in de tank. Neem gemorste brandstof altijd meteen op.
Afstelling van de motor
OPGEPOPGEP
OPGEP
OPGEPOPGEP
ASTAST
AST
ASTAST
Figuur 13. Oliefilter
2.Vergeet de
wrijven met schone motorolie.
dichtingsring
van de nieuwe oliefilter niet in te
Brandstoffilter (200 uur)
1.Vervang de brandstoffilter (figuur 14) elke 200 uur.
Zie uw motorhandleiding voor specifieke informatie over het
afstellen van uw motor, het controleren en regelen van de
elektrodenafstand van bougies, enz.
Zie de motorhandleiding die bij uw
OPMERKING
Vooraan in de handleiding (pagina 9) vindt u een “Lijst met dagelijkse
aan het gebruik voorafgaande controles”. Maak kopieën van die
controlelijst en gebruik hem elke dag.
Koppel de bougiekabels en de accukabels los voor u onderhoud of
herstellingen aan de zitvlindermachine uit probeert te voeren.
machine werd geleverd voor het vereiste
motoronderhoudsschema en het oplossen
van problemen.
Page 26
MODELREEKS STR36 — ONDERHOUD
De aandrijfriem controleren
De aandrijfriem moet worden vervangen zodra hij tekenen van slijtage
begint te vertonen. Uitrafelen, piepen tijdens het gebruik, tijdens het
gebruik roken of naar verbrand rubber ruiken zijn tekenen van
overmatige slijtage van de riem.
In normale gebruiksomstandigheden kan een aandrijfriem tot ongeveer
150 uur meegaan. Als de aandrijfriemen op uw vlindermachine die
levensduur niet halen door slijtage van de aandrijfriem, controleert u
de aandrijfriem op een uitlijning en afstand van de riemschijven.
Om toegang te krijgen tot de aandrijfriem verwijdert u de beschermkap
van de aandrijfriem (item 1, figuur 16) en vervolgens inspecteert u de
aandrijfriem visueel op tekenen van schade of overdreven slijtage.
Als de aandrijfriem versleten of beschadigd is, vervangt u de
aandrijfriem.
WAARSCHUWINGWAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWINGWAARSCHUWING
Probeer NIET om met de handen of
gereedschap in de buurt van de riem te komen
terwijl de motor draait. Laat de motor NOOIT
draaien zonder de beschermkappen. Blijf met
uw vingers, handen, haar en kleding uit de buurt
van alle bewegende onderdelen om letsels te
voorkomen.
Figuur 16. Beschermkap van de aandrijfriem
1.Verwijder de beschermkap van de aandrijfriem (item 1,
figuur 16).
2.Knijp de aandrijfriem samen zoals afgebeeld in figuur 17 en trek
de V-riem naar omhoog. Op die manier worden de mantelvlakken
van de
5
4
1
1Beschermkap van de aandrijfriem
2Onderste riemschijf
3Bovenste riemschijf
4Reserveaandrijfriem
5Houder voor reserveaandrijfriem
onderste
aandrijfriemschijf opengespreid.
3
2
WAARSCHUWINGWAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWINGWAARSCHUWING
Verwijder de beschermkap van de aandrijfriem
NIET tot de knalpot afgekoeld is. Laat de
volledige vlindermachine afkoelen voor u deze
procedure uitvoert.
De aandrijfriem verwijderen
zz
z
Laat de bestaande aandrijfriem intact tot u wordt opgedragen om
zz
hem door te snijden.
zz
z
Laat de motor op zijn plaats staan voor deze procedure. Het is niet
zz
nodig de motor te verschuiven om de aandrijfriem te vervangen.
zz
z
Zorg ervoor dat u een houten blok van 1,905 x 2,54 X 8,255 cm (3/
zz
4 X 1 X 3-1/4 inch) bij de hand hebt.
HOUTEN BLOK
LENGTE
3,25 INCH
HOOGTE
0,75 INCH
BREEDTE
1,00 INCH
1
2
6
5
3
4
1Bovenste riemschijf
2Aandrijfriem
3Vast mantelvlak van onderste riemschijf
4Opengespreide onderste riemschijf
5Beweegbaar mantelvlak van onderste riemschijf
6Knijp samen en trek omhoog om de onderste
Figuur 17. De onderste aandrijfriemschijf openspreiden
Page 27
MODELREEKS STR36 — ONDERHOUD
Steek
3.
het houten blok van 1,905 x 2,54 X 8,255 cm (3/4 X 1 X 31/4 inch) tussen het verplaatsbare en vaste mantelvlak van de
onderste aandrijfriemschijf. Zie figuur 18. Dat blok helpt de
mantelvlakken van de onderste aandrijfriemschijf opengespreid
te houden terwijl u de nieuwe aandrijfriem installeert.
1
Houten blok
Figuur 18. De onderste riemschijf
opengespreid houden
4.Als de riem niet opnieuw zal worden gebruikt (aanbevolen),
SNIJDT
u de aandrijfriem door. Zorg ervoor dat geen resten van
de riem op de riemschijven achterblijven.
De aandrijfriem installeren (reserveaandrijfriem gebruiken)
De zitvlindermachine van modelreeks STR36 is uitgerust met een
reserveaandrijfriemhouder die zich op de wand van de brandstoftank aan
de binnenkant van de vlindermachine bij de koppeling bevindt. Zorg ervoor
dat zich ALTIJD een reserveaandrijfriem in de aandrijfriemhouder
bevindt voor de vlindermachine op een bettonoppervlak wordt gezet om
het beton af te werken.
In het geval een aandrijfriem defect raakt, kan de reserveaandrijfriem
worden gebruikt om de kapotte riem snel ter plaatse te vervangen en door
te gaan met het vlinderen.
1.Indien nodig raadpleegt u de instructies voor het verwijderen
van de aandrijfriem. Zorg ervoor dat alle resten van de oude
riem van de riemschijven zijn verwijderd.
2.Om de aandrijfriem door de reserveaandrijfriem te vervangen
verwijdert u de twee bouten waarmee de aandrijfriemhouder
is vastgemaakt. (Figuur 19) De riem kan dan vrij bewegen
om te worden geïnstalleerd. Let op dat u de reserveaandrijfriem
niet bevuilt met vet of vuil.
3.Terwijl het houten blok van 1,905 x 2,54 X 8,255 cm (3/4 X 1 X
3-1/4 inch) de onderste wielschijf opengespreid houdt, plaatst
u de reserveaandrijfriem eerst op de onderste wielschijf. Breng
de riem daarna over de bovenste aandrijfriemschijf in de
schijfgroef aan.
4.Knijp de riem voldoende samen om het houten blok te kunnen
verwijderen. Als het blok verwijderd is, neemt u de druk op de
riem weg.
5.Maak de reserveriemhouder en de aandrijfriembeschermkap
weer vast.
6.Vervang de reserveriem voor het volgende gebruik van de
vlindermachine. Zie procedures voor het vervangen van de
reserveaandrijfriem.
Er is geen andere mogelijkheid dan het
loskoppelen van de homokinetische
OPMERKING
Om de reserveaandrijfriem te vervangen moet u de homokinetische
koppeling loskoppelen van de linker drijfwerkkast. Zie figuur 20.
1.Plaats de vlindermachine op geschikte steunen en leef alle
veiligheidsvoorschriften na.
2.Verwijder de drie schroeven waarmee de homokinetische
koppeling op het koppelstuk van het drijfwerk is bevestigd.
koppeling van het koppelstuk van de
linker drijfwerkkast. Dat betekent dat de
drie schroeven moeten worden
verwijderd waarmee de homokinetische
koppeling op de drijfwerkkast bevestigd
zit.
3.Wanneer de homokinetische koppeling van de linkse
drijfwerkkast is gescheiden, duwt u de homokinetische koppeling
naar binnen zodat er een spleet is tussen het drijfwerk en de
homokinetische koppeling (figuur 20). Schuif de
reserveaandrijfriem tussen het koppelstuk van de drijfwerkkast
en de homokinetische koppeling. Zorg ervoor dat de
reserveaandrijfriem niet met vet of olie wordt bevuild wanneer u
hem tussen de homokinetische koppeling en het koppelstuk van
de drijfwerkkast schuift.
4.Plaats de reserveaandrijfriem in de reserveaandrijfriemhouder
en bevestig de reserveaandrijfriemhouder op de wand van de
drijfwerkkast.
5.Breng de drie schroeven aan waarmee de homokinetische
koppeling op het koppelstuk van het drijfwerk is bevestigd.
Theoretische beschrijving van de werking van
het aandrijfsysteem
Middelpuntvliedende krachten duwen de rolarmen tegen de
hellende plaat waardoor het beweegbare mantelvlak naar het
vaste mantelvlak wordt geduwd en de riem wordt vastgeknepen.
De zitvlindermachine van modelreeks STR36 is uitgerust met een
“koppelomvormer” die aan zowel de linker als rechter drijfwerkkast
koppelkracht levert.
De functie van de koppelomvormer bestaat erin automatisch de correcte
hoeveelheid koppelkracht te leveren die de vlindermachine onafhankelijk
van de belastingsomstandigheden nodig heeft. Op die manier kan de
(Zie figuur 23 hieronder)
MIDDELPUNTVLIEDENDE KRACHT
AFSTAND DIE
BEWEEGBAAR
MANTELVLAK
AFLEGT
vlindermachine de nodige koppelkracht leveren voor
strijkbordtoepassingen en de hoge rotorsnelheden die vereist zijn voor
polijsten van beton.
De koppelomvormer die in de zitvlindermachine van modelreeks STR36
wordt gebruikt is van het riemschijftype met variabele steek (figuur 21)
met een aandrijfriem als verbinding.
BEWEEGBAAR
MANTELVLAK WORDT
GEREGELD DOOR
ROLGEWICHTARMEN
EN VEREN
Figuur 23. Interactie van de riemschijven
De “riemschijven met variabele steek” hebben één
en één
de
beweegbaar mantelvlak
aandrijvende
door rolgewichtarmen en veren die afhankelijk van de motorsnelheid
van plaats veranderen. Het
aangedreven
riemspanning.
BEWEEGBAAR
AANDRIJFRIEM-
SCHIJF
UITGANGSSNELHEID
LAAG TOERENTAL MOTOR
AANGEDREVEN RIEMSCHIJF
AANDRIJFRIEM-
SCHIJF
HOOG TOERENTAL MOTOR
LAGE
UITGANGSSNELHEID
AANGEDREVEN RIEMSCHIJF
MANTELVLAK WORDT
GEREGELD DOOR EEN
VEER EN DE
RIEMSPANNING
HOGE
vast mantelvlak
. Het beweegbare mantelvlak van
riemschijf (koppelomvormer, figuur 24) wordt geregeld
beweegbare mantelvlak
van de
riemschijf wordt geregeld door een veer en de
AANDRIJFRIEMSCHIJF
Figuur. 21. Koppelomvormer/Riemschijf met
variabele steek
Aandrijfriemschijf
De “aandrijfriemschijf” maakt gebruik van middelpuntvliedende
krachten (figuur 22 en 23) om een riemperskracht te creëren die aan
de mantelvlakken van de riemschijf wordt overgebracht. Dit systeem
werkt als een automatische koppeling en transmissie.
Het kan soms nodig zijn om de bladverstelhoek van de twee sets
bladen op elkaar af te stemmen. Bepaalde tekenen wijzen op de
noodzaak ervan. Een verschillende verstelhoek zou bijvoorbeeld een
zichtbaar verschil in de afwerkingskwaliteit kunnen veroorzaken tussen
de twee sets bladen. Of, verschillende verstelhoeken zouden de
machine moelijk te controleren kunnen maken. Dat is te wijten aan
een verschil in contactvlakgrootte met het beton (de set bladen met
het grootste contactvlak heeft de neiging om meer aan het beton te
blijven kleven).
groter wordend
zz
Aangedreven riemschijf: groot maar
z
zz
kleiner wordend
zz
z
Riem: staat bijna onder spanning
zz
Toestand C:
zz
z
Motor draait met hoge snelheid
zz
zz
z
Aandrijvende riemschijf: groot
zz
zz
z
Aangedreven riemschijf: klein
zz
zz
z
Riem: gespannen
zz
Koppeling
Dit koppelingssysteem biedt een grote riemschijfratio (een lage
versnelling als het ware) om te beginnen en een kleine riemschijfratio
(een grote versnelling als het ware) bij werking met hoge snelheid, en
een onbeperkte variatiemogelijkheid tussen die twee uitersten.
Dat betekent dat het niet nodig is om
schoepen van het beton los te maken. U kan de machine langzaam
snelheid laten opbouwen.
De koppelgevoelige riemschijf (figuur 26) maakt gebruik van een
veer en een nok. Topprestaties worden verkregen door de correcte
interactie tussen de veer van de aangedreven riemschijf en de
hellingshoek van de nokbeugel.
plankgas
te geven om de bladen/
De bladhoek van de beide sets bladen identiek instellen
Bij vlindermachines die zijn uitgerust met optionele Twin Pitch
dubbele bladhoekverstellingen kan het gebeuren dat de
blashoekverstelling van de twee sets bladen “gesynchroniseerd” moet
worden. Als de bladen gesynchroniseerd moeten worden kan u dat
gemakkelijk doen op de hieronder beschreven wijze. Zie figuur 27.
1.Til de bladhoekverstelhendel aan een van beide kanten op.
Wanneer u de hendel eenmaal hebt opgetild is die dan
losgekoppeld van het Twin Pitch
2.Pas aan zodat de beide kanten perfect gelijk zijn.
3.Als u de nodige aanpassingen hebt uitgevoerd laat u de hendel
in Twin Pitch
Figuur 29 toont de “
verstuurd vanuit de fabriek).
De volgende procedure moet worden
uitgevoerd om de vlinderarmen af te
OPMERKING
stellen als blijkt dat de vlindermachine
slecht afwerkt of routinematig
onderhoud vergt.
Een
waterpas
afregeling te testen is van cruciaal belang. Eventuele
, schoon oppervlak om de vlindermachine na de
oneffenheden
Figuur 29. Correcte uitlijning van de sterstukplaat
in de bodem of afval onder de vlinderbladen leidt tot een onjuiste
perceptie van de afstelling. Voor het testen is een
1,5 x1,5 meter en 1,9 cm dik ideaal.
1.Om te bepalen welke bladen moeten worden afgesteld, plaatst u
de vlindermachine in het testgebied (een plaat van 1,9 cm dik) en
let u op de volgende symptomen:
■
Geef de bladen een zo vlak mogelijke hoek en bekijk de
afstelbouten
moeten maken met de
. Zij zouden stuk voor stuk nauwelijks contact
onderste slijtplaat
Als u merkt dat één ervan geen contact maakt, is afstelling
nodig.
■
Is de slijtage van de bladen ongelijk (d.w.z is een blad al
vlakke
staalplaat van
op het sterstuk.
2.Start de motor en breng de vlinderbladen op volle snelheid en ga dan
na of u de volgende symptomen waarneemt:
■
Hebt u het gevoel dat de vlindermachine rollende of botsende
bewegingen maakt?
■
“Deint” de beschermring op en neer ten opzichte van de grond?
De stabilisatorring verwijderen
1.Als de vlindermachine met een buitenste stabilisatorring
(figuur 30) is uitgerust, verwijdert u de vier bouten op het uiteinde
van elke sterstukarm.
volledig versleten terwijl de andere er nog als nieuw uitzien)?
correcte uitlijning
“ voor een sterstukplaat (zoals
Figuur 28 toont “
vlinderarmen
versleten sterstukbussen of gebogen
”. Controleer of de afstelbout de onderste slijtplaat
nauwelijks raakt (maximum 0,25 cm tussen de bout en de plaat). De
afstand tussen de afstelbout en de slijtplaat moet bij alle afstelbouten
dezelfde zijn.
VERWIJDEREN
INCORRECTE
UITLIJNING
“DISHED” EFFECT OP
AFGEWERKT BETONNEN
OPPERVLAK
AFSTELBOUT
OPPERVLAK
ONDERSTE
SLIJTPLAAT
OM HET
STERSTUK
VRIJ TE ZETTEN
Figuur 28. Versleten armbussen
2.Controleer de ring grondig op vervormingen of deuken. Als de ring
beschadigd is, vervangt u hem. Als u geen tekortkomingen aan de
ring vaststelt, zet u de ring opzij.
1.Elke vlinderarm wordt op de sterstukplaat op zijn plaats gehouden
met een zeskantbout (met smeerfitting). Verwijder de zeskantbout/
smeerfitting van de sterstukplaat. (Figuur 31)
2.Verwijder de vlinderarm van de sterstukplaat.
Een vlinderblad verwijderen
1.Verwijder de vlinderbladen van de vlinderarm door de
drie zeskantbouten (figuur 33) uit de vlinderarm te verwijderen.
Leg de bladen opzij.
1Sterstukplaat
2Zeskantmoer (smeerfitting)
Figuur 31. De smeerfitting verwijderen
2.Verwijder met een
van de zes kanten van de vlinderarm. Herhaal voor de overige
drie armen.
Figuur 33. Vlinderbladen
staalborstel
elke eventuele afzetting
3.Als de inlegstukken (bronzen bussen) met de vlinderarm naar
buiten komen, verwijdert u de bus van de vlinderarm en legt u de
bus op een veilige plaats opzij. Als de bus in de sterstukplaat blijft
steken verwijdert u de bus voorzichtig.
4.Inspecteer het bronzen businlegstuk van de vlinderarm (figuur 32)
en maak indien nodig schoon. Vervang de bus indien ze niet meer
perfect rond is of versleten is.
De vlinderarmen kunnen schade oplopen door ruwe omgang (zoals de
troffel op het pad laden vallen) of door in contact te komen met
blootliggende buizen/leidingen, voorwerpen of betonijzers tijdens het
gebruik. Als een vlinderarm gebogen is, kan de vlindermachine niet
meer vloeiend en gelijkmatig draaien. Als u vermoedt dat een of
meerdere vlinderarmen gebogen zijn, controleert u als volgt de
vlakheid; zie figuur 34 en 35.
3.Controleer vervolgens de afstand tussen de ronde as en
het testoppervlak terwijl een van de vlakke zeskantgedeelten van
de arm op het testoppervlak rust. Draai de arm naar elk van de
vlakke zeskantgedeelten en controleer de afstand van de ronde as.
Gebruik een meetplaatje van 0,127 mm (0,005"). Bij elk gedeelte
zou de
testoppervlak
4.Als blijkt dat de vlinderarm
u de vlinderarm.
Afstellen van vlinderarm
In (figuur 38, pagina 37) ziet u de afstelfitting met aangebrachte
vlinderarm. Bij het vergrendelen van elke vlinderarm in de fitting
wordt de armbout afgesteld tot waar het contact maakt met een
stop op de fitting. Op die manier worden alle vlinderarmen
consequent afgesteld en wordt de afwerker zo vlak mogelijk en
1Rond asgedeelte van vlinderarm
2Zeskantasgedeelte van de vlinderarm
3Hendelbevestigingssleuf (linkerarm afgebeeld)
4Spanstiftgat
5Gat voor bladbevestigingsbout (één van drie)
6Vlakke kant van zeskantas (bovenkant van arm)
Figuur 34. Vlinderarm
zijn de hoeken zo gelijk mogelijk.
1.Zorg dat u het vlinderarmafstelgereedschap (stuknr. 9177) bij de
hand hebt.
afstand
dezelfde
tussen de ronde as van de vlinderarm en het
moeten zijn.
ongelijk
of
gebogen
is, vervangt
1
1.Gebruik een dikke staalplaat, granieten plaat of een oppervlak
dat
volkomen
elke vlinderarm te controleren of ze wel degelijk vlak zijn.
2.Controleer elk van de zes zijden van de vlinderarm
(zeskantgedeelte). Een meetplaatje van 0,10 mm (0,004") mag
nergens tussen het vlakke stuk van de vlinderarm en het
testoppervlak passen over de gehele lengte op het testoppervlak.
(Figuur 35, item 3) .
en
vlak
is om van
alle zes de zijden
van
2.Zorg ervoor dat de fittingarm in de juiste stand (omhoog of omlaag)
staat, afhankelijk van de draaibeweging van uw vlinderarm, zoals
afgebeeld in figuur 37.
Figuur 36. Zijaanzicht van het
vlinderarmafstelgereedschap
Bij armen waarvan de bladen
naar RECHTS (met de wijzers van de
klok mee) draaien moet de fitting in de
stand “UP” worden gebruikt (A in figuur
37). Bij armen waarvan de bladen naar
LINKS (tegen de wijzers van de
klok in) draaien, moet de fitting in de
stand “DOWN” worden gebruikt. (B in
figuur 37).
4.Gebruik een inbussleutel om de sluitbouten vast te draaien
waarmee de vlinderarm op zijn plaats wordt gehouden.
5.Stel de “afstand” van de bout af zoals afgebeeld in figuur 36 zodat
de bout op een van de armen is afgestemd. De andere armen
worden afgesteld om diezelfde afstand aan te nemen.
6.Draai de borgmoer van de vlinderarmhendel los en draai vervolgens
aan de afstelbout van de vlinderarm tot de bout nauwelijks
(0,254 mm/ 0,010") de afstelbout van de fitting raakt.
7.Wanneer de correcte afstelling eenmaal is uitgevoerd draait
u de borgmoer op de vlinderarm vast om alles op zijn plaats
te houden.
8.Draai de sluitbouten van de afstelfitting los en verwijder de
vlinderarm.
9.Herhaal voor de overige vlinderarmen.
Figuur 37. Opstelling voor afstelling
van vlinderarm
3.Schroef de sluitbouten van het afstelgereedschap los en plaats
de vlinderarm in het fittingkanaal zoals afgebeeld in figuur 38.
Een dunopvulstukje kan nodig zijn om de gaten van het
blad op de vlinderarm te bedekken. Zorg ervoor dat u de afstelbout
van de vlinderarm uitlijnt ten opzichte van de afstelbout van
de fitting.
Opnieuw assembleren
1.Maak de bovenste/onderste slijtplaten en de stuwkraag schoon en
inspecteer ze. Inspecteer de volledige sterstuksamenbouw.
Verwijder afzettingen van beton of roest met een staalborstel. Als
onderdelen van het sterstuk beschadigd of verwrongen blijken te
zijn vervangt u ze.
2.Vergewis u ervan dat de bronzen vlinderarmbus onbeschadigd en
perfect rond is. Maak de bus schoon indien nodig. Als de bronzen
bus beschadigd of versleten is, vervangt u ze.
3.Installeer de bronzen bus weer op de vlinderarm.
4.Herhaal stap 2 -3 voor elk van de vlinderarmen.
5.Zorg ervoor dat de veerspanner zich op de correcte plaats bevindt
om spanning uit te oefenen op de vlinderarm.
6.Steek alle vlinderarmen met hun hendels in de sterstukplaat
(met de bronzen bussen al aangebracht) en let er daarbij op
dat u het smeergat van de bronzen bus laat samenvallen met
de smeergatfitting van de sterstukplaat.
7.Vergrendel de vlinderarmen op hun plaats door de zeskantbout met
smeerfitting en tegenmoer vast te draaien.
1Arm
2Hendel van vlinderarm
3Fittingarm
4Afstelbout
5Afstand = 0.254 mm/0,010 Inch
8.Monteer de bladen weer op de vlinderarmen.
9.Installeer de stabilisatorring op de sterstuksamenbouw.
10. Smeer alle smeerpunten (smeerfittingen) met een kwalitatief
smeervet op basis van “
consistentie.
Lithum 12”
met NLG1 Grade #2
6Afstelbout
7Afstelfitting voor vlinderarm
8Sluitbouten
9Opvulstuk
Deze ronde platen die soms “pannen” worden genoemd kunnen op de
sterstukarmen bevestigd worden en helpen bij het snel drijven op nat
beton en een gemakkelijke overgangsbeweging van natte naar droge
oppervlakken. Ze zijn ook erg effectief voor het inbedden van grote
aggregaten en oppervlakteverharders.
WAARSCHUWING
Optillen / Gevaar voor
verplettering.
Til de vlindermachine niet
op wanneer de pannen
erop zijn bevestigd.
WAARSCHUWINGWAARSCHUWING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWINGWAARSCHUWING
Installeer de pannen ALTIJD ofwel op het werkoppervlak ofwel
op een oppervlak dat naast en op gelijke hoogte als het
werkoppervlak ligt. Til de vlindermachine NIET op wanneer de
pannen erop zijn bevestigd.
Laat u leiden door figuur 39 bij het installeren van pannen op
afwerkingsbladen.
1.Til de vlindermachine net voldoende op om de pannen onder de
bladen te kunnen schuiven. Laat afwerker op de pan zakken met
de bladen (item 1) naast de Z-clips (item 4).
2.Draai de bladen op hun plaats onder de Z-clips. Vergewis u ervan
dat u de bladen in dezelfde richting draait als de machine ze tijdens
het gebruik zal doen draaien of gebruik de motor om de bladen op
hun plaats te draaien.
3.Bevestig de bladbevestigingen (item 3) op de verste kant van de
Z-clipbeugels (item 4) met de bevestigingsknoppen (item 2) zoals
afgebeeld in figuur 39.
4.Voor de machine opnieuw in gebruik wordt genomen controleert
u of de badranden stevig vastzitten onder de Z-clips en de
bevestigingen volledig over de randen van de bladstang zijn
bevestigd.
De vlindermachine/onderdelen buiten bedrijf stellen
Het buiten bedrijf stellen is een gecontroleerd proces dat wordt
gebruikt om zich op een veilige manier te ontdoen van toestellen die niet
langer bRuikbaar/herstelbaar zijn. Als een toestel een onaanvaardbaar
en onherstelbaar veiligheidsrisico vormt ten gevolge van slijtage of
schade of niet langer kosteneffectief kan worden behouden/onderhouden,
(zijn betrouwbare levenscyclus voorbij is) en buiten bedrijf moet
worden gesteld, (vernietiging en ontmanteling), moet de volgende
procedure worden gevolgd:
2
4
1BLADSAMENBOUW
2KNOP, BEVESTIGING Z-CLIP PANNEN
3BEVESTIGING, BLAD
4Z-CLIP, PAN
1.Tap alle vloeistoffen volledig af. Daarbij gaat het om olie, benzine,
hydrauliekolie en antivriesmiddel. Ontdoe u van die vloeistoffen
volgens de lokale voorschriften en overheidsbepalingen. Giet ze
nooit op de grond of in afvoerputten of rioleringen.
3
2.Verwijder de accu en breng de accu naar een bedrijf dat lood
recycleert. Houd u aan de veiligheidsvoorschriften bij de omgang
met accu’s die zwavelzuur bevatten, (zie pagina 14).
3.De rest kan naar een schroothandelaar of bedrijf dat metaal
recycleert worden gebracht voor verdere ontmanteling.