Geachte cliënt(e),
Wij zijn blij dat u hebt gekozen voor STIHL. Wij
ontwikkelen en produceren onze producten in
topkwaliteit in overeenstemming met de behoef‐
ten van onze klanten. Zo ontstaan producten met
een hoge betrouwbaarheid, ook bij extreme
belasting.
STIHL staat ook voor service met topkwaliteit.
Onze dealers staan garant voor deskundig
advies en instructie alsmede een uitgebreide
technische begeleiding.
STIHL kiest uitdrukkelijk voor een duurzame en
verantwoordelijke omgang met de natuur. Deze
gebruiksaanwijzing is voor u bedoeld als onder‐
steuning om uw STIHL-product gedurende een
lange levensduur veilig en milieuvriendelijk te
gebruiken.
Wij danken u voor uw vertrouwen in ons en wen‐
sen u veel plezier met uw STIHL product.
BELANGRIJK! VOOR GEBRUIK GOED DOOR‐
LEZEN EN BEWAREN.
2Informatie met betrekking
tot deze handleiding
2.1Aanduiding van de waarschu‐
wingen in de tekst
WAARSCHUWING
■ De aanwijzing duidt op gevaren die kunnen
leiden tot ernstig letsel of zelfs tot de dood.
► De genoemde maatregelen kunnen ernstig
letsel of de dood voorkomen.
LET OP
■ De aanwijzing duidt op gevaren die kunnen
leiden tot materiële schade.
► De genoemde maatregelen kunnen materi‐
ele schade voorkomen.
2.2Symbolen in de tekst
Dit symbool verwijst naar een hoofdstuk in
deze handleiding.
Vertaling van de originele handleiding
0000007758_013_NL
Gedrukt op chloorvrij gebleekt papier.
Drukinkten bevatten plantaardige olie, papier is recyclebaar.
De voorste handbeschermer beschermt de
linkerhand tegen het contact met de zaagket‐
ting, dient voor het inschakelen van de ket‐
tingrem en schakelt bij een terugslag de ket‐
tingrem automatisch in.
2 Uitlaatdemper
De uitlaatdemper reduceert de geluidsemissie
van de kettingzaag.
3 Kam
4 Zaagketting
5 Zaagblad
De kam ligt tijdens de werkzaamheden met
de kettingzaag tegen het hout.
De zaagketting zaagt het hout.
Het zaagblad geleidt de zaagketting.
6 Kettingvanger
De kettingvanger vangt een weggeworpen of
gebroken zaagketting op.
7 Spanbout
De spanbout dient voor het instellen van de
kettingspanning.
8 Kettingtandwiel
Het kettingtandwiel drijft de zaagketting aan.
9 Kettingtandwieldeksel
Het kettingtandwieldeksel dekt het ketting‐
tandwiel af en bevestigt het zaagblad op de
kettingzaag.
10 Moeren
De moeren bevestigen het kettingtandwiel‐
deksel op de kettingzaag.
11 Kap
De kap bedekt de motor.
12 Kapsluiting
De kapsluiting bevestigt de kap op de ketting‐
zaag.
13 Draagbeugel
De draagbeugel dient voor het vasthouden,
hanteren en dragen van de kettingzaag.
14 Decompressieklep
De decompressieklep vergemakkelijkt het
starten van de motor.
15 Bougie
De bougie ontsteekt het brandstof-luchtmeng‐
sel in de motor.
16 Schuif
De schuif dient voor het instellen van de
zomer- of de winterstand.
17 Bougiesteker
De bougiestekker verbindt de bougiekabel
met de bougie.
18 Luchtfilter
Het luchtfilter filtert de door de motor aange‐
zogen lucht.
19 Gashendelblokkering
De gashendelblokkering dient voor het
deblokkeren van de gashendel.
20 Bedieningshandgreep
De bedieningshandgreep dient voor het
bedienen, vasthouden en hanteren van de
kettingzaag.
21 Achterste handbeschermer
De achterste handbeschermer beschermt de
rechterhand tegen contact met een wegge‐
worpen of gebroken zaagketting.
22 Gashendel
De gashendel dient voor het oplopen van het
toerental van de motor.
23 Combischakelaar
De combischakelaar dient voor de instelling
voor het starten, voor het draaien en voor het
afzetten van de motor.
0458-790-7621-B3
1
0000-GXX-3167-A0
L
W
A
Nederlands4 Veiligheidsinstructies
24 Brandstoftankdop
De brandstoftankdop sluit de brandstoftank
af.
25 Starthandgreep
De starthandgreep dient voor het starten van
de motor.
26 Oliepompstelschroef
De oliepompstelschroef dient voor het instel‐
len van de opbrengst van de zaagkettingolie.
27 Aanslag
De aanslag begrenst de oliepompstelschroef.
28 Olietankdop
De olietankdop sluit de olietank af.
29 Kettingbeschermer
De kettingbeschermer biedt bescherming
tegen het contact maken met de zaagketting.
# Machinenummer
3.2Uitvoeringskenmerken
De kettingzaag kan, afhankelijk van de exportuit‐
voering, de volgende uitrustingskenmerken heb‐
ben:
Dit pictogram kenmerkt de oliepomp‐
stelschroef en de olieopbrengst voor
de zaagkettingolie.
Draairichting om de zaagketting te span‐
nen
In deze stand staat de schuif in de winter‐
stand.
In deze stand staat de schuif in de zomer‐
stand.
Dit pictogram kenmerkt de handgreepver‐
warmingsschakelaar.
Dit pictogram kenmerkt de decompressie‐
klep.
In deze richting wordt de combischakelaar
gedrukt om de motor af te zetten.
In deze stand wordt de combischakelaar
geplaatst om de motor af te zetten.
In deze stand van de combischakelaar
draait de motor of kan deze worden
gestart.
In deze stand van de combischakelaar kan
de motor worden gestart.
Gegarandeerd geluidvermogensniveau
volgens de richtlijn 2000/14/EG in
dB(A) om de geluidsemissie van pro‐
ducten vergelijkbaar te maken.
4Veiligheidsinstructies
4.1Waarschuwingssymbolen
De waarschuwingssymbolen op de kettingzaag
hebben de volgende betekenis:
Op de veiligheidsinstructies en de
1 Handgreepverwarmingsschakelaar
De handgreepverwarmingsschakelaar scha‐
kelt de handgreepverwarming in en uit. De
handgreepverwarming verwarmt de bedie‐
ningshandgreep en de draagbeugel.
3.3Pictogrammen
De pictogrammen kunnen op de kettingzaag
staan en hebben de volgende betekenis:
Dit pictogram kenmerkt de brandstof‐
tank.
Dit pictogram duidt de olietank voor zaag‐
kettingolie aan.
In deze richting wordt de kettingrem
ingeschakeld of gelost.
Dit pictogram geeft de draairichting van
de zaagketting aan.
4.2Gebruik conform de voorschrif‐
De kettingzaag STIHL MS 462 C‑M dient voor
het zagen van hout en voor het snoeien en vel‐
len van bomen.
maatregelen hiervoor letten.
De handleiding lezen, begrijpen en
bewaren.
Veiligheidsbril, gehoorbescherming en
veiligheidshelm dragen.
Op de veiligheidsinstructies met
betrekking tot terugslag en de maatre‐
gelen hiertegen letten.
ten
40458-790-7621-B
4 VeiligheidsinstructiesNederlands
WAARSCHUWING
■ Als de kettingzaag niet volgens voorschrift
wordt gebruikt kunnen personen ernstig of
zelfs dodelijk letsel oplopen en kan er materi‐
ele schade ontstaan.
►
De kettingzaag zo gebruiken als in deze
handleiding staat beschreven.
beïnvloeden. De gebruiker kan ernstig of
dodelijk letsel oplopen.
► Als de gebruiker een pacemaker draagt:
Garanderen dat de pacemaker niet wordt
beïnvloed.
4.4Kleding en uitrusting
WAARSCHUWING
4.3Eisen aan de gebruiker
WAARSCHUWING
■ Gebruikers die niet zijn geïnstrueerd kunnen
de gevaren van de kettingzaag niet herkennen
of niet inschatten. De gebruiker of andere per‐
sonen kunnen ernstig of zelfs dodelijk letsel
oplopen.
► De handleiding lezen, begrijpen en
bewaren.
► Als de kettingzaag aan een andere persoon
wordt overhandigd: de handleiding meege‐
ven.
►
Controleren of de gebruiker aan de vol‐
gende eisen voldoet:
De gebruiker is uitgerust.
–
De gebruiker is lichamelijk, sensorisch
–
en geestelijk in staat, de kettingzaag te
gebruiken en hiermee te werken. Als de
gebruiker lichamelijk, sensorisch of
geestelijk beperkt is, mag de gebruiker
slechts onder toezicht van of na instruc‐
tie door een hiertoe verantwoordelijke of
bevoegde persoon hiermee werken.
De gebruiker kan de gevaren van de
–
kettingzaag herkennen en inschatten.
De gebruiker is meerderjarig of de
–
gebruiker wordt overeenkomstig de
nationale regelgeving onder toezicht
onderwezen in een beroep.
De gebruiker is geïnstrueerd door een
–
STIHL dealer of een hiertoe vakkundig
persoon, voordat deze voor de eerste
keer de kettingzaag in gebruik neemt.
De gebruiker verkeert niet onder invloed
–
van alcohol, medicamenten of drugs.
► Als de gebruiker voor het eerst met een ket‐
tingzaag werkt: het zagen van rondhout op
een zaagbok of een schraag oefenen.
►
Indien er onduidelijkheden bestaan: contact
opnemen met een STIHL dealer.
■ Het ontstekingssysteem van de kettingzaag
genereert een elektromagnetisch veld. Het
elektromagnetische veld kan pacemakers
■ Tijdens de werkzaamheden kunnen lange
haren in de kettingzaag worden getrokken. De
gebruiker kan hierdoor ernstig letsel oplopen.
►
Lang haar zodanig in een knot dragen en
beveiligen, dat het zich boven de schouders
bevindt.
■
Tijdens de werkzaamheden kunnen voorwer‐
pen met een hoge snelheid naar boven wor‐
den geslingerd. De gebruiker kan letsel oplo‐
pen.
► Een nauwsluitende veiligheidsbril
dragen. Geschikte veiligheidsbrillen
zijn aan de hand van de norm
EN 166 of de nationale voorschriften
getest en met de betreffende code‐
ring te koop.
►
STIHL adviseert een gelaatsbeschermer te
dragen.
► Een strak bovenstuk met lange mouwen
dragen.
■ Tijdens de werkzaamheden wordt geluid
geproduceerd. Geluid kan het gehoor bescha‐
digen.
► Gehoorbeschermers dragen.
■ Vallende takken kunnen leiden tot hoofdletsel.
► Als tijdens de werkzaamheden voor‐
werpen kunnen vallen: een veilig‐
heidshelm dragen.
■ Tijdens de werkzaamheden kan stof opdwar‐
relen en kunnen er dampen ontstaan. Inge‐
ademd(e) stof en dampen kunnen schadelijk
zijn voor de gezondheid en allergische reac‐
ties veroorzaken.
►
Als er stof opdwarrelt of damp ontstaat: een
stofmasker dragen.
■ Hiertoe ongeschikte kleding kan blijven haken
in hout, struikgewas en in de kettingzaag.
Gebruikers zonder geschikte kleding kunnen
ernstig letsel oplopen.
►
Nauwsluitende kleding dragen.
► Sjaals en sieraden afdoen.
■ Tijdens de werkzaamheden kan de gebruiker
in contact komen met de ronddraaiende zaag‐
0458-790-7621-B5
Nederlands4 Veiligheidsinstructies
ketting. De gebruiker kan hierdoor ernstig let‐
sel oplopen.
► Een lange broek met snijprotectie dragen.
■ Tijdens de werkzaamheden kan de gebruiker
zich snijden aan het hout. Tijdens de reini‐
gings- of onderhoudswerkzaamheden kan de
gebruiker in contact komen met de zaagket‐
ting. De gebruiker kan letsel oplopen.
►
Werkhandschoenen van een slijtvast mate‐
riaal dragen.
■ Als de gebruiker ongeschikt schoeisel draagt,
kan hij uitglijden. Als de gebruiker in contact
komt met de ronddraaiende zaagketting, kan
deze snijwonden oplopen. De gebruiker kan
letsel oplopen.
►
Kettingzaaglaarzen met snijprotectie dra‐
gen.
4.5Werkgebied en -omgeving
WAARSCHUWING
■ Buitenstaanders, kinderen en dieren kunnen
de gevaren van de kettingzaag en de opge‐
worpen voorwerpen niet herkennen en de
gevaren hiervan niet inschatten. Onbevoegde
personen, kinderen en dieren kunnen ernstig
letsel oplopen en er kan materiële schade ont‐
staan.
►
Buitenstaanders, kinderen en huisdieren op
afstand houden van het werkgebied.
► Kettingzaag niet zonder toezicht laten.
► Zorg ervoor dat kinderen niet met de ket‐
tingzaag kunnen spelen.
■ Als de motor draait, stromen hete uitlaatgas‐
sen uit de uitlaatdemper. Hete uitlaatgassen
kunnen licht ontvlambare materialen ontsteken
en branden veroorzaken.
►
De hete uitlaatgassen uit de buurt van licht
ontvlambare materialen houden.
4.6Veilige staat
4.6.1Kettingzaag
De kettingzaag verkeert in de veilige staat als
aan de volgende voorwaarden is voldaan:
De kettingzaag is niet beschadigd.
–
Er lekt geen brandstof uit de kettingzaag.
–
De brandstoftankdop en de olietankdop zijn
–
gesloten.
De kettingzaag is schoon.
–
De kettingvanger is gemonteerd en niet
–
beschadigd.
De kettingrem functioneert.
–
De bedieningselementen werken en zijn niet
–
gewijzigd.
De kettingsmering functioneert.
–
De inloopsporen op het kettingtandwiel zijn
–
niet dieper dan 0,5 mm.
Een in deze gebruiksaanwijzing aangegeven
–
combinatie van zaagblad en zaagketting is
gemonteerd.
Het zaagblad en de zaagketting zijn correct
–
gemonteerd.
De zaagketting is correct gespannen.
–
Alleen origineel STIHL toebehoren voor deze
–
kettingzaag is gemonteerd.
Het toebehoren is correct gemonteerd.
–
WAARSCHUWING
■ In een niet-veilige staat kunnen de componen‐
ten niet meer correct functioneren en kunnen
de veiligheidsinrichtingen worden uitgescha‐
keld en kan er olie weglekken. Personen kun‐
nen ernstig of dodelijk letsel oplopen.
►
Met een onbeschadigde kettingzaag wer‐
ken.
► Als er brandstof uit de kettingzaag lekt: niet
met de kettingzaag werken en contact
opnemen met een STIHL dealer.
►
Brandstoftankdop en olietankdop sluiten.
► Als de kettingzaag vuil is: kettingzaag reini‐
gen.
► Met een gemonteerde en onbeschadigde
kettingvanger werken.
► Aan de kettingzaag geen wijzigingen aan‐
brengen. Uitzondering: montage van een in
deze gebruiksaanwijzing aangegeven com‐
binatie van zaagblad en zaagketting.
►
Als de bedieningselementen niet functione‐
ren: Niet met de kettingzaag werken.
► Alleen origineel STIHL toebehoren voor
deze kettingzaag monteren.
► Zaagblad en zaagketting zo monteren als in
deze gebruiksaanwijzing staat beschreven.
► Monteer toebehoren zoals in deze
gebruiksaanwijzing of in de gebruiksaanwij‐
zing van het toebehoren beschreven staat.
►
Geen voorwerpen in de openingen van de
kettingzaag steken.
► Versleten of beschadigde stickers vervan‐
gen.
► Als er onduidelijkheid bestaat: contact
opnemen met een STIHL dealer.
4.6.2Zaagblad
Het zaagblad verkeert in de veilige staat als aan
de volgende voorwaarden is voldaan:
Het zaagblad is niet beschadigd.
–
Het zaagblad is niet vervormd.
–
De groef is zo diep als of dieper dan de mini‐
–
male groefdiepte, 19.3.
60458-790-7621-B
4 VeiligheidsinstructiesNederlands
Er bevinden zich geen bramen op de randen
–
van de groef.
De groef is niet versmald of verbreed.
–
WAARSCHUWING
■
In een onveilige staat kan het zaagblad de
zaagketting niet meer correct geleiden. De
ronddraaiende zaagketting kan van het zaag‐
blad springen. Personen kunnen ernstig of
zelfs dodelijk letsel oplopen.
►
Met een onbeschadigd zaagblad werken.
► Als de diepte van de groef kleiner is dan de
minimale groefdiepte: zaagblad vervangen.
► Zaagblad wekelijks ontdoen van bramen.
► Als één en ander niet duidelijk is: verzoe‐
ken wij u contact op te nemen met een
STIHL dealer.
4.6.3Zaagketting
De zaagketting verkeert in de veilige staat als
aan de volgende voorwaarden is voldaan:
De zaagketting is niet beschadigd.
–
De zaagketting is correct aangescherpt/gesle‐
–
pen.
De slijtagemarkeringen op de zaagtanden zijn
–
zichtbaar.
WAARSCHUWING
■ In een niet-veilige staat kunnen componenten
niet meer correct functioneren en kunnen de
veiligheidsinrichtingen zijn uitgeschakeld. Per‐
sonen kunnen ernstig of zelfs dodelijk letsel
oplopen.
►
De voor deze kettingzaag gebruikte brandstof
bestaat uit een mengsel van benzine en twee‐
taktmotorolie. De brandstof en benzine vatten
zeer gemakkelijk vlam. Als brandstof of ben‐
zine in contact komen met open vuur of hete
voorwerpen, kunnen de brandstof of de ben‐
zine branden of explosies veroorzaken. Perso‐
nen kunnen zwaar letsel oplopen of worden
gedood en er kan materiële schade ontstaan.
► De brandstof en benzine beschermen tegen
hitte en vuur.
► Brandstof en benzine niet morsen.
► Als er brandstof werd gemorst: brandstof
opvegen met een doek en de motor pas
0458-790-7621-B7
proberen te starten als alle onderdelen van
de kettingzaag droog zijn.
► Niet roken.
► In de nabijheid van vuur niet tanken.
► Voor het tanken de motor afzetten en laten
afkoelen.
► De motor op minstens 3 m van de plek
waar werd getankt starten.
■ Ingeademde brandstof- en benzinedampen
kunnen personen vergiftigen.
► De brandstof- en benzinedampen niet
inademen.
► Op een goed geventileerde plaats tanken.
■ Tijdens de werkzaamheden of in een zeer
warme omgeving loopt de temperatuur van de
kettingzaag op. Afhankelijk van de soort
brandstof, de hoogte, de omgevingstempera‐
tuur en de temperatuur van de kettingzaag zet
de brandstof uit en kan overdruk in de brand‐
stoftank ontstaan. Als de brandstoftankdop
wordt geopend kan er brandstof naar buiten
spuiten en ontbranden. De gebruiker kan ern‐
stig letsel oplopen en er kan materiële schade
ontstaan.
► De kettingzaag laten afkoelen voordat de
brandstoftankdop wordt geopend.
► De brandstoftankdop langzaam en niet
ineens opendraaien.
■ Kleding, die in contact komt met brandstof of
benzine, is gemakkelijker ontvlambaar. Perso‐
nen kunnen zwaar letsel oplopen of worden
gedood en er kan materiële schade ontstaan.
►
Als kleding in contact komt met brandstof of
benzine: kleding verwisselen.
■ Brandstof, benzine en tweetaktmotorolie kun‐
nen schadelijk zijn voor het milieu.
► De brandstof, benzine en tweetaktmotorolie
niet morsen.
► De brandstof, benzine en tweetaktmotorolie
volgens voorschrift en milieuvriendelijk
afvoeren.
■
Als de brandstof, benzine of tweetaktmotorolie
in contact komen met de huid of ogen, kunnen
de huid of ogen geïrriteerd raken.
►
Contact met brandstof, benzine en twee‐
taktmotorolie voorkomen.
► Als contact met de huid heeft plaatsgevon‐
den: de betreffende plekken op de huid met
veel water en zeep wassen.
►
Als contact met de ogen heeft plaatsgevon‐
den: ogen minimaal 15 minuten spoelen
met veel water en een arts raadplegen.
■
Het ontstekingssysteem van de kettingzaag
genereert vonken. Vonken kunnen naar buiten
ontsnappen en in licht ontvlambare of een
explosieve omgeving brand en explosies ver‐
Nederlands4 Veiligheidsinstructies
oorzaken. Personen kunnen zwaar letsel oplo‐
pen of worden gedood en er kan materiële
schade ontstaan.
►
Bougies gebruiken die in deze handleiding
staan beschreven.
► Bougie aanbrengen en vastdraaien.
► Bougiesteker stevig aandrukken.
■ Als in de kettingzaag een brandstof wordt
getankt die werd gemengd uit ongeschikte
benzine of ongeschikte tweetaktmotorolie of
die een verkeerde mengverhouding van ben‐
zine en tweetaktmotorolie heeft, kan de ket‐
tingzaag worden beschadigd.
►
De brandstof zo mengen als in deze hand‐
leiding staat beschreven.
■ Als brandstof gedurende langere tijd wordt
opgeslagen, kan het mengsel uit benzine en
tweetaktmotorolie zich ontmengen. Als de ket‐
tingzaag wordt getankt met ontmengde brand‐
stof kan de kettingzaag worden beschadigd.
►
Voordat de kettingzaag wordt getankt:
Brandstof doormengen.
► Mengsel van benzine en tweetaktmotorolie
gebruiken dat niet ouder is dan 30 dagen
(STIHL MotoMix: 2 jaar).
4.8Werken
4.8.1Zagen
WAARSCHUWING
■
Als er buiten het werkgebied geen personen
binnen gehoorafstand aanwezig zijn, kan in
geval van nood geen hulp worden gevraagd.
►
Zorg ervoor dat er personen op gehooraf‐
stand buiten het werkgebied aanwezig zijn.
■ Als de gebruiker de motor niet op de juiste
wijze start, kan de gebruiker de controle over
de kettingzaag verliezen. De gebruiker kan
hierdoor ernstig letsel oplopen.
►
De motor zo starten als in deze handleiding
staat beschreven.
► Als de zaagketting de grond of een voor‐
werp raakt: de motor niet starten.
■ De gebruiker kan in bepaalde situaties niet
meer geconcentreerd werken. De gebruiker
kan de controle over de kettingzaag verliezen,
struikelen, vallen en ernstig letsel oplopen.
►
Rustig en met overleg werken.
► Als de lichtomstandigheden en het zicht
slecht zijn: niet met de kettingzaag werken.
► Kettingzaag alleen bedienen.
► Niet boven schouderhoogte werken.
► Op obstakels letten.
► Staand op de grond werken en het even‐
wicht behouden. Als in de hoogte moet wor‐
den gewerkt: een hoogwerker of een veilige
steiger gebruiken.
► Als er vermoeidheidsverschijnselen optre‐
den: een werkpauze inlassen.
■ Als de motor draait, worden uitlaatgassen
gegenereerd. Ingeademde uitlaatgassen kun‐
nen personen vergiftigen.
►
Uitlaatgassen niet inademen.
► Op een goed geventileerde plek met de ket‐
tingzaag werken.
► Als misselijkheid, hoofdpijn, zichtwijzigin‐
gen, gehoorverlies of duizeligheid optreden:
de werkzaamheden beëindigen en contact
opnemen met een arts.
■
Als de gebruiker een gehoorbescherming
draagt en de motor draait, kan de gebruiker
geluiden in beperkte mate waarnemen en
inschatten.
►
Rustig en met overleg werken.
■ Als met de kettingzaag wordt gewerkt en de
combischakelaar in stand
gebruiker niet gecontroleerd werken met de
kettingzaag. De gebruiker kan hierdoor ernstig
letsel oplopen.
►
Combischakelaar in stand plaatsen.
► De motor zo starten als in deze handleiding
staat beschreven.
■ Als met een ingeschakelde kettingrem gas
wordt gegeven kan de kettingrem worden
beschadigd.
►
Voor het zagen de kettingrem lossen.
■ Door de ronddraaiende zaagketting kan de
gebruiker snijwonden oplopen. De gebruiker
kan hierdoor ernstig letsel oplopen.
►
De ronddraaiende zaagketting niet aanra‐
ken.
► Als de zaagketting door een object wordt
geblokkeerd: de motor afzetten en de ket‐
tingrem inschakelen. Pas dan het voorwerp
dat de blokkade veroorzaakt wegnemen.
■
De ronddraaiende zaagketting wordt warm en
zet uit. Als de zaagketting niet voldoende
wordt gesmeerd en nagespannen, kan de
zaagketting van het zaagblad springen of bre‐
ken. Personen kunnen ernstig letsel oplopen
en er kan materiële schade ontstaan.
►
Zaagkettingolie gebruiken.
► Tijdens de werkzaamheden regelmatig de
spanning van de zaagketting controleren.
Als de spanning van de zaagketting te laag
is: de zaagketting spannen.
■
Als de werking van de kettingzaag zich tijdens
de werkzaamheden wijzigt of deze zich onge‐
woon gedraagt, kan de kettingzaag in een
onveilige staat verkeren. Personen kunnen
staat, kan de
80458-790-7621-B
0000-GXX-1245-A0
1
2
1
2
4 VeiligheidsinstructiesNederlands
ernstig letsel oplopen en er kan materiële
schade ontstaan.
► De werkzaamheden beëindigen en contact
opnemen met een STIHL dealer.
■ Tijdens de werkzaamheden kunnen trillingen
door de kettingzaag worden gevormd.
► Handschoenen dragen.
► Werkpauzes inlassen.
► Indien er tekenen van storingen in de door‐
bloeding optreden: contact opnemen met
een arts.
■
Als de ronddraaiende zaagketting contact
maakt met een hard voorwerp kunnen vonken
ontstaan. Vonken kunnen in een brandbare
omgeving leiden tot brand. Personen kunnen
ernstig letsel oplopen of worden gedood en er
kan materiële schade ontstaan.
►
Niet in een brandbare omgeving werken.
■ Als de gashendel wordt losgelaten draait de
zaagketting nog even door. De ronddraaiende
zaagketting kan persoonlijk letsel veroorza‐
ken. Personen kunnen ernstig letsel oplopen.
►
Wacht tot de zaagketting niet meer draait.
WAARSCHUWING
■
Als hout dat onder spanning staat wordt
gezaagd, kan het zaagblad worden ingeklemd.
De gebruiker kan de controle over de ketting‐
zaag verliezen en ernstig letsel oplopen.
►
Eerst een ontlastingszaagsnede in de druk‐
zijde (1) aanbrengen, vervolgens een kap‐
zaagsnede in de trekzijde (2) aanbrengen.
4.8.2Van takken ontdoen
WAARSCHUWING
■
Als de gevelde boom eerst aan de onderzijde
van alle takken wordt ontdaan kan de boom
niet meer worden ondersteund door takken op
de grond. Tijdens de werkzaamheden kan de
boom bewegen. Personen kunnen ernstig of
zelfs dodelijk letsel oplopen.
►
Grotere takken aan de onderzijde pas door‐
zagen als de boom op lengte is gezaagd.
► Niet staand op de stam werken.
0458-790-7621-B9
■ Tijdens het van takken ontdoen kan een afge‐
zaagde tak naar beneden vallen. De gebruiker
kan struikelen, vallen en ernstig letsel oplo‐
pen.
►
Boom vanaf de voet van de stam naar de
boomkruin toe van takken ontdoen.
4.8.3Vellen
WAARSCHUWING
■ Ongeoefende personen kunnen de gevaren bij
het vellen niet inschatten. Personen kunnen
ernstig letsel oplopen of worden gedood en er
kan materiële schade ontstaan.
►
Als één en ander niet duidelijk is: niet zelf
vellen.
■ Tijdens het vellen kan een boom en kunnen
takken op personen of voorwerpen vallen.
Personen kunnen ernstig letsel oplopen of
worden gedood en er kan materiële schade
ontstaan.
►
Velrichting zo bepalen dat het gebied
waarin de boom valt open/vrij is.
► Buitenstaanders, kinderen en dieren buiten
een afstand van een cirkel van 2,5 boom‐
lengtes om het werkgebied houden.
►
Afgebroken of dorre takken voor het vellen
uit de kroon van de boom verwijderen.
► Als afgebroken of dorre takken niet uit de
kroon van de boom kunnen worden verwij‐
derd: de boom niet vellen.
►
Op de boomkroon en boomkronen van
naast staande bomen letten en vallende
takken ontwijken.
■
Als de boom valt kan deze op de stam breken
of in de richting van de gebruiker terugslaan.
De gebruiker kan ernstig of dodelijk letsel
oplopen.
►
Een vluchtweg zijwaarts achter de boom
inplannen.
► Achterwaarts de vluchtweg inlopen en op
de vallende boom letten.
► Niet achteruitlopend de helling af lopen.
■ Obstakels in het werkgebied en op de vlucht‐
weg kunnen de gebruiker hinderen. De gebrui‐
ker kan struikelen en vallen. De gebruiker kan
ernstig of dodelijk letsel oplopen.
►
Obstakels verwijderen uit het werkgebied
en van de vluchtweg.
■ Als de breuklijst, de veiligheidsband of de
borglijst worden ingezaagd of te vroeg worden
doorgezaagd, kan de velrichting niet meer
worden aangehouden of de boom kan te
vroeg vallen. Personen kunnen ernstig letsel
oplopen of worden gedood en er kan materiële
schade ontstaan.
0000-GXX-2732-A0
0000-GXX-4119-A0
0000-GXX-1348-A0
Nederlands4 Veiligheidsinstructies
► Breuklijst niet in- of doorzagen.
► De veiligheidsband of borglijst als laatste
doorzagen.
► Als de boom te vroeg begint te vallen: de
velsnede onderbreken en op de vluchtweg
terugwijken.
■
Als de ronddraaiende zaagketting met het
bovenste kwart gedeelte van de zaagbladneus
contact maakt met een harde velwig en zo
snel wordt afgeremd, kan er terugslag ont‐
staan. Personen kunnen ernstig of zelfs dode‐
lijk letsel oplopen.
►
Gebruik aluminium of kunststof velwiggen.
■ Als een boom niet geheel op de grond valt of
in een andere boom blijft hangen kan de ket‐
tingzaaggebruiker het vellen niet meer gecon‐
troleerd voltooien.
►
Het vellen onderbreken en de boom met
behulp van een lier of een hiertoe geschikt
voertuig naar de grond trekken.
4.9Reactiekrachten
4.9.1Terugslag
Als er terugslag ontstaat kan de kettingzaag in
■
de richting van de gebruiker omhoog worden
geslingerd. De gebruiker kan de controle over
de kettingzaag verliezen en ernstig letsel oplo‐
pen of zelfs worden gedood.
►
De kettingzaag met beide handen vasthou‐
den.
► Het lichaam buiten het verlengde zwenkbe‐
reik van de kettingzaag houden.
► Zo werken als in deze handleiding staat
beschreven.
► Niet met het bovenste kwart gedeelte van
de zaagbladneus werken.
► Met een correct aangescherpte/geslepen
en correct gespannen zaagketting werken.
► Een terugslaggereduceerde zaagketting
gebruiken.
► Een zaagblad met een kleine zaagbladneus
gebruiken.
► Met vol gas zagen.
4.9.2In het hout trekken
Als met de onderzijde van het zaagblad wordt
Een terugslag kan door de volgende oorzaken
ontstaan:
De ronddraaiende zaagketting maakt met het
–
bovenste kwart gedeelte van de zaagbladneus
contact met een hard voorwerp en wordt snel
afgeremd.
De ronddraaiende zaagketting is bij de zaag‐
–
bladneus ingeklemd.
De kettingrem kan een terugslag niet voorko‐
men.
WAARSCHUWING
100458-790-7621-B
gewerkt, wordt de kettingzaag weggetrokken van
de gebruiker.
WAARSCHUWING
■
Als de ronddraaiende zaagketting contact
maakt met een hard voorwerp en snel wordt
afgeremd, kan de kettingzaag plotseling met
grote kracht van de gebruiker weg worden
getrokken. De gebruiker kan de controle over
de kettingzaag verliezen en zwaar letsel oplo‐
pen of zelfs worden gedood.
►
De kettingzaag met beide handen vasthou‐
den.
► Zo werken als in deze handleiding staat
beschreven.
► Het zaagblad recht in de zaagsnede gelei‐
den.
► De kam correct plaatsen.
► Met vol gas zagen.
0000-GXX-1349-A0
0000-GXX-2733-A0
4 VeiligheidsinstructiesNederlands
4.9.3Terugstoot
Nadat de motor heeft gedraaid kunnen de uit‐
■
laatdemper en de motor heet zijn. De gebrui‐
ker kan bij contact hiermee brandwonden
oplopen.
►
Kettingzaag met de rechterhand zo op de
draagbeugel dragen dat het zaagblad naar
achteren is gericht.
4.11Opslaan
WAARSCHUWING
Als met de bovenzijde van het zaagblad wordt
gewerkt, wordt de kettingzaag naar de gebruiker
toe gestoten.
WAARSCHUWING
■ Als de ronddraaiende zaagketting contact
maakt met een hard voorwerp en snel wordt
afgeremd, kan de kettingzaag plotseling met
grote kracht naar de gebruiker toe worden
gestoten. De gebruiker kan de controle over
de kettingzaag verliezen en zwaar letsel oplo‐
pen of zelfs worden gedood.
►
De kettingzaag met beide handen vasthou‐
den.
► Zo werken als in deze handleiding staat
beschreven.
► Het zaagblad recht in de zaagsnede gelei‐
den.
► Met vol gas zagen.
4.10Vervoeren
WAARSCHUWING
■
Tijdens het vervoer kan de kettingzaag kante‐
len of verschuiven. Personen kunnen ernstig
letsel oplopen en er kan materiële schade ont‐
staan.
►
Motor afzetten.
► Kettingrem inschakelen.
► Kettingbeschermer zo over het zaagblad
schuiven dat deze het gehele zaagblad
afdekt.
►
Kettingzaag met spanbanden, riemen of
een net dusdanig beveiligen, dat hij niet kan
kantelen en niet kan bewegen.
■ Kinderen kunnen de gevaren van de ketting‐
zaag niet herkennen en ook niet inschatten.
Kinderen kunnen ernstig letsel oplopen.
►
Motor afzetten.
► Kettingrem inschakelen.
► Kettingbeschermer zo over het zaagblad
schuiven dat deze het gehele zaagblad
afdekt.
►
De kettingzaag buiten het bereik van kinde‐
ren opslaan.
■ De elektrische contacten op de kettingzaag en
metalen onderdelen kunnen door vocht corro‐
deren. De kettingzaag kan worden bescha‐
digd.
►
De kettingzaag schoon en droog opslaan.
4.12Reiniging, onderhoud en repa‐
ratie
WAARSCHUWING
■
Als tijdens de reinigings-, onderhouds- of
reparatiewerkzaamheden de motor draait, kan
de zaagketting onbedoeld gaan draaien. Per‐
sonen kunnen ernstig letsel oplopen en er kan
materiële schade ontstaan.
►
Motor afzetten.
► Kettingrem inschakelen.
■ Nadat de motor heeft gedraaid kunnen de uit‐
laatdemper en de motor heet zijn. Personen
kunnen zich verbranden.
►
Wachten tot de uitlaatdemper en de motor
zijn afgekoeld.
■ Agressieve reinigingsmiddelen, het reinigen
met een waterstraal of puntige voorwerpen
kunnen de kettingzaag, het zaagblad en de
zaagketting beschadigen. Als de kettingzaag,
het zaagblad of de zaagketting niet op de
juiste wijze werden gereinigd, kunnen compo‐
nenten niet meer correct functioneren en kun‐
nen de veiligheidsinrichtingen zijn uitgescha‐
keld. Personen kunnen ernstig letsel oplopen.
► Kettingzaag, zaagblad en zaagketting reini‐
gen zoals staat beschreven in deze hand‐
leiding.
0458-790-7621-B11
3
0000-GXX-2734-A0
2
4
1
0000-GXX-2954-A0
0000-GXX-2735-A0
7
Nederlands5 Motorzaag klaarmaken voor gebruik
■ Als de kettingzaag niet zo wordt onderhouden
of gerepareerd als staat beschreven in deze
handleiding kunnen componenten niet meer
correct functioneren en kunnen de veiligheids‐
inrichtingen zijn uitgeschakeld. Personen kun‐
nen ernstig of dodelijk letsel oplopen.
►
Kettingzaag zo onderhouden of repareren
als in deze handleiding staat beschreven.
■ Als het zaagblad en de zaagketting niet zo
worden onderhouden of gerepareerd als staat
beschreven in deze handleiding kunnen com‐
ponenten mogelijk niet meer correct functione‐
ren en kunnen de veiligheidsinrichtingen wor‐
den uitgeschakeld. Personen kunnen ernstig
letsel oplopen.
►
Zaagblad en zaagketting zo onderhouden
of repareren als in deze gebruiksaanwijzing
staat beschreven.
■
Tijdens de reinigings- of onderhoudswerk‐
zaamheden aan de zaagketting kan de gebrui‐
ker letsel oplopen door de scherpe zaagtan‐
den. De gebruiker kan letsel oplopen.
►
Werkhandschoenen van een slijtvast mate‐
riaal dragen.
5Motorzaag klaarmaken
voor gebruik
6Motorzaag completeren
6.1Zaagblad en zaagketting mon‐
teren en uitbouwen
6.1.1Zaagblad en zaagketting monteren
De combinaties van zaagblad en zaagketting,
die passen bij het kettingtandwiel en mogen wor‐
den gemonteerd, staan aangegeven in de tech‐
nische gegevens,
► Motor afzetten en kettingrem inschakelen.
► Moeren (1) zo ver linksom draaien tot het ket‐
tingtandwieldeksel (2) kan worden weggeno‐
men.
► Kettingtandwieldeksel (2) wegnemen.
► Spanbout (3) zo ver linksom draaien tot de
spanschuif (4) links tegen het huis ligt.
20.1.
5.1Kettingzaag klaarmaken voor
gebruik
Telkens voor het begin van de werkzaamheden
moeten de volgende handelingen worden uitge‐
voerd:
► Controleren of de volgende delen zich in de
veilige staat bevinden:
–
Kettingzaag, 4.6.1.
–
Zaagblad, 4.6.2.
–
Zaagketting, 4.6.3.
►
Kettingzaag reinigen,
►
Zaagblad en zaagketting monteren, 6.1.1.
►
Zaagketting spannen, 6.2.
►
Zaagkettingolie bijvullen, 6.3.
►
Kettingrem controleren, 10.4.
►
Kettingzaag tanken, 8.2.
►
Bedieningselementen controleren, 10.5.
►
Kettingsmering controleren, 10.6.
► Als de stappen niet kunnen worden uitge‐
voerd: de kettingzaag niet gebruiken en con‐
tact opnemen met een STIHL dealer.
15.1.
► Zaagketting zo in de groef van het zaagblad
leggen, dat de pijlen op de verbindingsscha‐
kels van de zaagketting aan de bovenzijde in
de draairichting zijn gericht.
120458-790-7621-B
0000-GXX-2928-A0
2
1
1
0000-GXX-2929-A1
a
0000-GXX-2930-A0
6 Motorzaag completerenNederlands
► Het zaagblad met de zaagketting zo op de ket‐
tingzaag plaatsen dat aan de volgende voor‐
waarden wordt voldaan:
De aandrijfschakels van de zaagketting val‐
–
len in de tanden van het kettingtandwiel (7).
De tapeinden (5) zitten in het sleufgat van
–
het zaagblad (6).
De pen van de spanschuif (4) valt in de
–
boring (8) van het zaagblad (6).
De oriëntering van het zaagblad (6) speelt geen
rol. De opdruk op het zaagblad (6) kan ook
ondersteboven staan.
► Kettingrem lossen.
► Moeren (1) losdraaien.
► Kettingrem lossen.
► Zaagblad bij de neus optillen en de span‐
schroef (2) zo lang rechtsom of linksom
draaien, tot aan de volgende voorwaarden is
voldaan:
De afstand a in het midden van het zaag‐
–
blad bedraagt 1 mm tot 2 mm.
De zaagketting kan nog met twee vingers
–
en geringe krachtsinspanning over het
zaagblad worden getrokken.
► Zaagblad bij de neus verder optillen en de
moeren (1) vastdraaien.
► Als de afstand a in het midden van het zaag‐
► Spanbout (3) zo ver rechtsom draaien tot de
zaagketting tegen het zaagblad ligt. Hierbij de
blad niet 1 mm tot 2 mm bedraagt: zaagketting
opnieuw spannen.
aandrijfschakels van de zaagketting in de
groef van het zaagblad geleiden.
Het zaagblad (6) en de zaagketting liggen
tegen de kettingzaag.
► Kettingtandwieldeksel (2) zo op de kettingzaag
plaatsen, dat deze gelijkligt met de ketting‐
zaag.
► Moeren (1) aanbrengen en vastdraaien.
6.1.2Zaagblad en zaagketting uitbouwen
6.3Zaagkettingolie bijvullen
De zaagkettingolie zorgt voor de smering en de
koeling van de ronddraaiende zaagketting.
► Motor afzetten en kettingrem inschakelen.
► Motorzaag zo op een vlakke ondergrond plaat‐
sen dat de olietankdop naar boven is gericht.
► Het gebied rondom de olietankdop schoonma‐
ken met een vochtige doek.
► Motor afzetten en kettingrem inschakelen.
► Moeren zo ver linksom draaien tot het ketting‐
tandwieldeksel kan worden weggenomen.
► Kettingtandwieldeksel wegnemen.
► Spanbout tot aan de aanslag linksom draaien.
De zaagketting is ontspannen.
► Zaagblad en zaagketting wegnemen.
6.2Zaagketting spannen
Tijdens de werkzaamheden kan de zaagketting
losser of strakker gaan staan. De zaagketting‐
spanning wijzigt. Tijdens de werkzaamheden
moet de zaagkettingspanning regelmatig worden
gecontroleerd en moet deze zo nodig worden
nagespannen.
► Motor afzetten en kettingrem inschakelen.
0458-790-7621-B13
► De beugel van de olietankdop opklappen.
► Olietankdop tot aan de aanslag linksom
draaien.
► Olietankdop wegnemen.
► De zaagkettingolie zo bijvullen dat er geen
zaagkettingolie wordt gemorst en de olietank
niet tot aan de rand wordt gevuld.
► Als de beugel van de olietank is ingeklapt: de
beugel opklappen.
2
3
1
0000-GXX-2931-A0
1
1
0000-GXX-3135-A0
2
2
1
3
4
0000-GXX-3823-A0
0000-GXX-2932-A0
0000-GXX-2933-A0
Nederlands7 Kettingrem inschakelen en lossen
6.4Kam monteren
► De olietankdop zo aanbrengen dat de marke‐
ring (1) naar de markering (2) is gericht.
► De olietankdop naar beneden drukken en tot
aan de aanslag rechtsom draaien.
De olietankdop klikt hoorbaar vast. De marke‐
ring (1) is naar de markering (3) gericht.
► Controleren of de olietankdop naar boven kan
worden losgetrokken.
► Als de olietankdop niet naar boven kan wor‐
den losgetrokken: de beugel van de olietank‐
dop inklappen.
De olietank is gesloten.
Als de olietankdop naar boven kan worden los‐
getrokken, moeten de volgende stappen worden
uitgevoerd:
► De olietankdop in een willekeurige positie aan‐
brengen.
► Kam (1) aanbrengen.
► Bout (2) aanbrengen.
► Bout (3) aanbrengen en de moer (4) tegen‐
houden.
► Bout (2) en bout (3) vastdraaien.
De kam (1) mag niet worden verwijderd.
7Kettingrem inschakelen en
lossen
7.1Kettingrem inschakelen
De kettingzaag is uitgerust met een kettingrem.
De kettingrem wordt bij een voldoende sterke
terugslag automatisch ingeschakeld door de
massatraagheid van de handbeschermer of kan
worden ingeschakeld door de gebruiker.
► De olietankdop naar beneden drukken en tot
aan de aanslag rechtsom draaien.
► De olietankdop naar beneden drukken en
zolang linksom draaien tot de markering (1)
naar de markering (2) is gericht.
► Opnieuw proberen de olietank te sluiten.
► Als de olietank nog steeds niet kan worden
► Handbeschermer met de linkerhand weg van
de draagbeugel duwen.
De handbeschermer klikt hoorbaar vast. De
kettingrem is ingeschakeld.
7.2Kettingrem lossen
gesloten: niet met de kettingzaag werken en
contact opnemen met een STIHL dealer.
De kettingzaag verkeert niet in de veilige
staat.
140458-790-7621-B
0000-GXX-2934-A1
8 Brandstof mengen en kettingzaag vullenNederlands
► Handbeschermer met de linkerhand richting
de gebruiker trekken.
De handbeschermer klikt hoorbaar vast. De
kettingrem is gelost.
8Brandstof mengen en ket‐
tingzaag vullen
8.1Brandstof mengen
De voor deze kettingzaag benodigde brandstof
bestaat uit een mengsel van tweetaktmotorolie
en benzine, in de mengverhouding 1:50.
STIHL adviseert de kant-en-klaar gemengde
brandstof STIHL MotoMix.
Als brandstof zelf wordt gemengd mag alleen
een STIHL tweetaktmotorolie of een andere
hoogwaardige motorolie van de klasse JASO FB,
JASO FC, JASO FD, ISO-L-EGB, ISO-L-EGC of
ISO-L-EGD worden gebruikt.
STIHL schrijft de tweetaktmotorolie STIHL HP
Ultra of een gelijkwaardige hoogwaardige motor‐
olie voor om de emissiegrenswaarden gedu‐
rende de machinelevensduur te kunnen waarbor‐
gen.
► Controleren dat het octaangetal van de ben‐
zine minimaal 90 RON bedraagt en het alco‐
holpercentage van de benzine niet hoger is
dan 10%.
► Controleren dat de gebruikte tweetaktmotor‐
olie voldoet aan de eisen.
► Afhankelijk van de gewenste hoeveelheid
brandstof, de juiste hoeveelheden tweetakt‐
motorolie en benzine in de mengverhouding
1:50 afmeten. Voorbeelden van brandstof‐
mengsels:
20 ml tweetaktmotorolie, 1 l benzine
–
60 ml tweetaktmotorolie, 3 l benzine
–
100 ml tweetaktmotorolie, 5 l benzine
–
► Eerst tweetaktmotorolie, vervolgens benzine in
een schone, voor brandstof vrijgegeven jerry‐
can bijvullen.
► Brandstof doormengen.
8.2Kettingzaag tanken
► Motor afzetten en kettingrem inschakelen.
► De kettingzaag laten afkoelen.
► De kettingzaag zo op een vlakke ondergrond
plaatsen dat de brandstoftankdop naar boven
is gericht.
► Het gebied rondom de brandstoftankdop
schoonmaken met een vochtige doek.
► De beugel van de brandstoftankdop opklap‐
pen.
WAARSCHUWING
■ Tijdens de werkzaamheden of in een zeer
warme omgeving loopt de temperatuur van de
kettingzaag op. Afhankelijk van de soort
brandstof, de hoogte, de omgevingstempera‐
tuur en de temperatuur van de kettingzaag zet
de brandstof uit en kan overdruk in de brand‐
stoftank ontstaan. Als de brandstoftankdop
wordt geopend kan er brandstof naar buiten
spuiten en ontbranden. De gebruiker kan ern‐
stig letsel oplopen en er kan materiële schade
ontstaan.
► De kettingzaag laten afkoelen voordat de
brandstoftankdop wordt geopend.
► De brandstoftankdop langzaam en niet
ineens opendraaien.
► De brandstoftankdop ca. 1/8 slag linksom
draaien.
Als de brandstoftank onder druk staat, bouwt
de overdruk zich hoorbaar af.
► Als de overdruk volledig is afgebouwd: Brand‐
stoftankdop zolang linksom draaien tot de
markeringen op de brandstoftankdop en op de
brandstoftank met elkaar in lijn liggen.
► Brandstoftankdop wegnemen.
LET OP
■ Brandstof kan onder inwerking van licht, zon‐
nestraling en extreme temperaturen sneller
ontmengen Als ontmengde brandstof wordt
getankt kan de kettingzaag worden bescha‐
digd.
►
Brandstof doormengen.
► Brandstof die langer dan 30 dagen werd
bewaard, niet tanken.
► De brandstof zo tanken dat er geen brand‐
stof wordt gemorst en minimaal 15 mm tot
aan de rand van de brandstoftank vrij laten.
► Als de beugel van de brandstoftank is inge‐
klapt: De beugel opklappen.
0458-790-7621-B15
2
3
1
0000-GXX-2935-A1
1
4
0000-GXX-3136-A1
1
2
ABC
0000-GXX-6455-A0
2
1
3
4
5
0000-GXX-6456-A0
3
0000-GXX-2936-A0
Nederlands9 Motor starten en afzetten
9Motor starten en afzetten
9.1Motor starten
► De brandstoftankdop zo aanbrengen dat de
markering (1) naar de markering (2) is gericht.
► De brandstoftankdop naar beneden drukken
en tot aan de aanslag rechtsom draaien.
De brandstoftankdop klikt hoorbaar vast. De
markering (1) ligt in lijn met de markering (4)
en is gericht naar de markering (3).
► Controleren of de brandstoftankdop naar
boven kan worden losgetrokken.
► Als de brandstoftankdop niet naar boven kan
worden losgetrokken: De beugel van de
brandstoftankdop inklappen.
De brandstoftank is gesloten.
Als de brandstoftankdop naar boven kan worden
losgetrokken, moeten de volgende stappen wor‐
den uitgevoerd:
► De brandstoftankdop in een willekeurige posi‐
tie aanbrengen.
► De brandstoftankdop naar beneden drukken
en tot aan de aanslag rechtsom draaien.
► De brandstoftankdop naar beneden rukken en
tot aan de aanslag linksom draaien tot de mar‐
kering (1) naar de markering (2) is gericht.
► Opnieuw proberen de brandstoftank te sluiten.
► Als de brandstoftank nog steeds niet kan wor‐
drukt houden.
► Gashendel (4) indrukken en ingedrukt houden.
►
Combischakelaar (3) in stand
plaatsen en
ingedrukt houden.
► Gashendel (4) en gashendelblokkering (5) los‐
laten.
De combischakelaar (3) vergrendelt in
stand
.
160458-790-7621-B
0000-GXX-2937-A0
2
3
0000-GXX-6457-A0
1
0000-GXX-3162-A0
a
10 Motorzaag controlerenNederlands
► Kettingzaag op een van de 3 mogelijke manie‐
ren vasthouden:
De kettingzaag op een vlakke ondergrond
–
plaatsen, met de linkerhand op de draag‐
beugel zo vasthouden dat de duim om de
► Als de motor niet start: combischakelaar (3) in
stand plaatsen en opnieuw proberen de
motor te starten.
9.2Motor afzetten
draagbeugel valt, op de grond drukken en
de punt van de rechter kettigzaaglaars in de
achterste handgreep steken.
De kettingzaag op een vlakke ondergrond
–
plaatsen, met de linkerhand op de draag‐
beugel zo vasthouden dat de duim om de
draagbeugel valt, op de grond drukken en
de hak van de rechter kettigzaaglaars in de
achterste handgreep steken.
Kettingzaag met de linkerhand op de draag‐
–
beugel zo vasthouden dat de duim om de
draagbeugel valt en de achterste handgreep
tussen de knieën of de bovenbenen klem‐
men.
► Gashendel (2) en gashendelblokkering (3) los‐
laten.
De zaagketting beweegt niet meer.
►
Combischakelaar (1) in stand
plaatsen.
De motor slaat af en de combischakelaar (1)
veert terug in stand .
► Als de motor niet afslaat:
►
Combischakelaar in stand
plaatsen.
De motor slaat af.
► de kettingzaag niet gebruiken en contact
opnemen met een STIHL dealer.
De kettingzaag is defect.
► Starthandgreep met de rechterhand langzaam
uittrekken tot er weerstand waarneembaar is.
► Net zo lang de starthandgreep snel uittrekken
en teruggeleiden tot de motor draait.
►
Als de combischakelaar (3) in stand
staat:
gashendelblokkering (4) en de gashendel (5)
even indrukken.
De combischakelaar (3) springt in stand . De
motor draait stationair.
LET OP
■ Als met ingeschakelde kettingrem gas wordt
gegeven, kan de kettingrem worden bescha‐
digd.
►
Voor het zagen de kettingrem lossen.
► Kettingrem lossen.
De motorzaag is klaar voor gebruik.
► Als de zaagketting bij stationair toerental mee‐
draait:
► Motor afzetten en kettingrem inschakelen.
► de kettingzaag niet gebruiken en contact
opnemen met een STIHL dealer.
De kettingzaag is defect.
0458-790-7621-B17
10.1Kettingtandwiel controleren
► Motor afzetten.
► Kettingrem lossen.
► Kettingtandwieldeksel uitbouwen.
► Zaagblad en zaagketting uitbouwen.
► Inloopsporen op het kettingtandwiel controle‐
ren met behulp van een STIHL kaliber.
► Als de inloopsporen dieper zijn dan
a = 0,5 mm: de kettingzaag niet gebruiken en
contact opnemen met een STIHL dealer.
Het kettingtandwiel moet worden vervangen.
10.2Zaagblad controleren
► Motor afzetten en kettingrem inschakelen.
► Zaagketting en zaagblad uitbouwen.
10Motorzaag controleren
0000-GXX-1217-A0
1
0000-GXX-1218-A0
2
0000-GXX-1372-A0
1
2
3
4
Nederlands10 Motorzaag controleren
► Als één van de slijtagemarkeringen op een
zaagtand niet zichtbaar is: de zaagketting niet
gebruiken en contact opnemen met een
STIHL dealer.
► Met behulp van een STIHL vijlkaliber controle‐
ren of de aanscherphoek van de zaagtanden
van 30° is aangehouden. Het STIHL vijlkaliber
moet passen bij de steek van de zaagketting.
► Als de aanscherphoek van 30° niet werd aan‐
► De groefdiepte van het zaagblad meten met
behulp van het meetkaliber van het STIHL vij‐
lkaliber.
► Zaagblad vervangen, als aan een van de vol‐
gende voorwaarden wordt voldaan:
Het zaagblad is beschadigd.
–
De gemeten groefdiepte is kleiner dan de
–
minimale groefdiepte van het zaagblad,
19.3.
De groef van het zaagblad is versmald of
–
verbreed.
► Als één en ander niet duidelijk is: verzoeken
wij u contact op te nemen met een STIHL dea‐
ler.
10.3Zaagketting controleren
► Motor afzetten en kettingrem inschakelen.
gehouden: de zaagketting aanscherpen/slij‐
pen.
► Als één en ander niet duidelijk is: verzoeken
wij u contact op te nemen met een STIHL dea‐
ler.
10.4Kettingrem controleren
► Motor afzetten en kettingrem inschakelen.
WAARSCHUWING
■ De zaagtanden van de zaagketting zijn
scherp. De gebruiker kan zich verwonden.
► Werkhandschoenen van een slijtvast mate‐
riaal dragen.
► Proberen, de zaagketting met de hand over
het zaagblad te trekken.
Als de zaagketting niet met de hand over het
zaagblad kan worden getrokken werkt de ket‐
tingrem.
► Als de zaagketting met de hand over het zaag‐
blad kan worden getrokken: de kettingzaag
niet gebruiken en contact opnemen met een
STIHL dealer.
De kettingrem is defect.
10.5Bedieningselementen controle‐
► De hoogte van de dieptebegrenzer (1) meten
met behulp van het STIHL vijlkaliber (2). Het
STIHL vijlkaliber moet passen bij de steek van
de zaagketting.
► Als een dieptebegrenzer (1) boven het vijlkali‐
ber (2) uitsteekt: dieptebegrenzer (1) afvijlen,
16.3.
► Controleren of de slijtagemarkeringen (1 tot 4)
op de zaagtanden zichtbaar zijn.
Gashendelblokkering en gashendel
► Motor afzetten en kettingrem inschakelen.
► Probeer de gashendel in te drukken, zonder
► Als de gashendel kan worden ingedrukt: de
► Gashendelblokkering indrukken en ingedrukt
► Gashendel indrukken en weer loslaten.
► Als de gashendel stroef beweegt of niet terug‐
ren
de gashendelblokkering in te drukken.
kettingzaag niet gebruiken en contact opne‐
men met een STIHL dealer.
De gashendelblokkering is defect.
houden.
veert in de uitgangsstand: de kettingzaag niet
gebruiken en contact opnemen met een
STIHL dealer.
De gashendel is defect.
180458-790-7621-B
0000-GXX-3163-A0
11
3
4
3
0000-GXX-3164-A0
0000-GXX-3807-A0
11
3
11 Met de motorzaag werkenNederlands
Motor afzetten
► Motor starten.
►
Combischakelaar in stand
plaatsen.
De motor slaat af en de combischakelaar veert
terug in stand
.
► Als de motor niet afslaat:
►
Combischakelaar in stand plaatsen.
De motor slaat af.
► Kettingzaag niet gebruiken en contact opne‐
men met een STIHL dealer.
De kettingzaag is defect.
► Motor starten en kettingrem lossen.
► Zaagblad op een lichtgekleurd oppervlak rich‐
ten.
► Gas geven.
Zaagkettingolie wordt weggeslingerd en is her‐
kenbaar op het lichtgekleurde oppervlak. De
kettingsmering functioneert.
► Als er geen weggeslingerde zaagkettingolie
zichtbaar is:
► Motor afzetten.
► Zaagkettingolie bijvullen.
► Kettingsmering opnieuw controleren.
► Als er nog steeds geen zaagkettingolie op
het lichtgekleurde oppervlak zichtbaar is: de
kettingzaag niet gebruiken en contact opne‐
men met een STIHL dealer. De kettingsme‐
ring is defect.
11Met de motorzaag werken
11.1Winterstand instellen
Als bij temperaturen onder de +10 °C wordt
gewerkt, kan bij de carburateur ijsvorming ont‐
staan. Om ervoor te zorgen dat de carburateur in
de warme luchtstroom vanuit de motor zit, moet
de winterstand worden ingesteld.
► Schuif (3) zo uitlijnen dat het symbool (4) naar
de kettingzaag is gericht.
► Schuif (3) tot aan de aanslag in de geleiding
schuiven.
De schuif klikt merkbaar vast.
► Kap (2) aanbrengen.
► Kapsluitingen (1) zo ver rechtsom draaien tot
er een klik hoorbaar is.
De kapsluitingen (1) zijn vergrendeld.
11.2Zomerstand instellen
Als bij temperaturen boven de +10 °C wordt
gewerkt, moet de zomerstand worden ingesteld.
► Motor afzetten en kettingrem inschakelen.
LET OP
■ Als bij temperaturen boven de +10 °C in de
winterstand wordt gewerkt, kan de motor te
heet worden.
►
■ Als de kettingrem wordt gelost kan de zaag‐
ketting meedraaien. De gebruiker kan hierdoor
ernstig letsel oplopen.
►
De kettingzaag zo vasthouden als in deze
handleiding staat beschreven.
► De ronddraaiende zaagketting niet aanra‐
ken.
► Schuif (3) zo uitlijnen dat het symbool (4) naar
de kettingzaag is gericht.
► Schuif (3) tot aan de aanslag in de geleiding
schuiven.
De schuif klikt merkbaar vast.
► Kap (2) aanbrengen.
► Kapsluitingen (1) zo ver rechtsom draaien tot
er een klik hoorbaar is.
De kapsluitingen (1) zijn vergrendeld.
11.3Kettingzaag kalibreren
Tijdens de werkzaamheden stelt de kettingzaag
zich automatisch in op het optimale vermogen.
Door een kalibrering kan de kettingzaag sneller
worden ingesteld op het optimale vermogen.
► Als de buitentemperatuur lager dan -10 °C is
of als de motor koud is:
► Motor starten en kettingrem lossen.
► Motor ca. 1 minuut met gasstoten warm‐
draaien.
► Motor afzetten.
► Kettingrem lossen.
LET OP
■ Als de gashendel wordt losgelaten voordat de
kettingzaag volledig is gekalibreerd wordt de
kalibrering onderbroken. De kalibrering moet
opnieuw worden gestart.
►
Gashendel geheel ingedrukt houden.
LET OP
■ Als de gashendel tijdens de kalibrering niet
geheel wordt ingedrukt kan de kettingzaag
zich verkeerd instellen. De kettingzaag kan
worden beschadigd.
►
Gashendel geheel ingedrukt houden.
► Gashendel minimaal 30 seconden (B) lang
indrukken en ingedrukt houden.
Het motortoerental loopt op en de zaagketting
draait mee. De kettingzaag wordt gekali‐
breerd. Het motortoerental schommelt en loopt
tijdens de kalibrering duidelijk op.
► Als de motor afslaat: opnieuw proberen de
kettingzaag te kalibreren.
► Als de motor weer afslaat:
► Kettingrem inschakelen.
► Kettingzaag niet gebruiken en contact opne‐
men met een STIHL dealer.
De kettingzaag is defect.
► Zodra het motortoerental hoorbaar en merk‐
►
Combischakelaar in stand
plaatsen.
► Kettingrem inschakelen.
► Motor starten, zonder de gashendel in te druk‐
ken.
De motor draait en de combischakelaar blijft in
stand
staan.
► Motor minimaal 30 tot maximaal 60 secon‐
baar terugvalt: (C): de gashendel loslaten.
De motor draait stationair. De kettingzaag is
gekalibreerd en klaar voor gebruik.
11.4Olieopbrengst instellen
De kettingzaag is voorzien van een instelbare
oliepomp.
den (A) laten draaien, zonder de gashendel in
te drukken.
200458-790-7621-B
0000-GXX-3165-A0
A
12
0000-GXX-2948-A1
0000-GXX-2949-A1
11 Met de motorzaag werkenNederlands
11.5Kettingzaag vasthouden en
bedienen
Als de oliepompstelschroef (1) in stand E (Ema‐
tic) staat, is de olieopbrengst optimaal ingesteld
voor de meeste toepassingen.
De opbrengst van de oliepomp kan voor verschil‐
lende zaaglengtes, houtsoorten en werktechnie‐
ken worden aangepast. Het verstelbereik van de
oliepompstelschroef (1) is begrensd door een
aanslag (2). De aanslag (2) kan worden inge‐
drukt om de olieopbrengst verder te verhogen.
Olieopbrengst verhogen
► Motor afzetten en kettingrem inschakelen.
► Oliepompstelschroef (1) rechtsom draaien.
Olieopbrengst verder verhogen
► Motor afzetten en kettingrem inschakelen.
► Aanslag (2) indrukken met behulp van hiertoe
geschikt gereedschap.
De aanslag (2) blijft permanent ingedrukt.
LET OP
■ Als de oliepompstelschroef (1) in veld A staat,
kan de olietank sneller leeg raken. De zaag‐
ketting kan vroeger niet meer correct worden
gesmeerd.
►
Olietank volledig vullen.
► Als de verhoogde olieopbrengst niet meer
nodig is, de oliepompstelschroef linksom uit
het veld A draaien.
►
Oliepompstelschroef (1) rechtsom draaien.
Olieopbrengst verlagen
► Motor afzetten en kettingrem inschakelen.
► Oliepompstelschroef (1) linksom draaien.
► De kettingzaag zo met de linkerhand op de
draagbeugel en de rechterhand op de bedie‐
ningshandgreep vasthouden en bedienen, dat
de duim van de linkerhand om de draagbeugel
en de duim van de rechterhand om de bedie‐
ningshandgreep valt.
11.6Zagen
WAARSCHUWING
■ Als er een terugslag optreedt kan de ketting‐
zaag naar boven in de richting van de gebrui‐
ker worden geslingerd. De gebruiker kan ern‐
stig of dodelijk letsel oplopen.
►
Met vol gas zagen.
► Niet met het bovenste kwart gedeelte van
de zaagbladneus zagen.
► Zaagblad met vol gas zo in de zaagsnede
geleiden dat het zaagblad niet scheef wordt
gedrukt.
► Kam tegen het hout plaatsen en als draaipunt
gebruiken.
► Zaagblad volledig zo door het hout geleiden,
dat de kam altijd weer opnieuw tegen het hout
wordt geplaatst.
► Aan het einde van de zaagsnede het gewicht
van de kettingzaag opvangen.
0458-790-7621-B21
0000-GXX-2950-A1
0000-GXX-1245-A0
1
2
1
2
B
B
0000-GXX-1246-A0
0000-GXX-1247-A0
Ø
1/10
0000-GXX-1251-A1
C
C
E
G
Nederlands11 Met de motorzaag werken
11.7Snoeien
11.8.2Werkgebied bij de stam voorbereiden
► Obstakels in het werkgebied op de stam ver‐
wijderen.
► Begroeiing op de stam verwijderen.
► Kettingzaag op de stam laten rusten.
► Zaagblad met vol gas met een hefboombewe‐
ging tegen de tak drukken.
► Tak met de bovenzijde van het zaagblad door‐
zagen.
► Als de stam grote, gezonde worteluitlopers
heeft: de worteluitlopers eerst loodrecht en
vervolgens horizontaal inzagen en vervolgens
verwijderen.
11.8.3Basisbeginselen voor de velsnede
► Als de tak onder spanning staat: ontlastings‐
snede (1) in de drukzijde zagen en vervolgens
vanaf de trekzijde met een zaagsnede (2)
doorzagen.
11.8Vellen
11.8.1Velrichting en vluchtwegen vastleggen
► Velrichting zo bepalen dat het gebied waarin
de boom valt open/vrij is.
C Valkerf
De valkerf bepaalt de velrichting.
NL Breuklijst
De breuklijst geleidt de boom als een schar‐
nier naar de grond. De breuklijst is 1/10 van
de stamdiameter breed.
E Velsnede
Door middel van de velsnede wordt de stam
doorgezaagd. De velsnede ligt 1/10 van de
stamdiameter (minimaal 3 cm) boven de zool
van de valkerf.
F Veiligheidsband
De veiligheidsband steunt de boom en voor‐
komt voortijdig omvallen. De veiligheidsband
► Vluchtweg (B) zo bepalen dat aan de vol‐
gende voorwaarden wordt voldaan:
De vluchtweg (B) ligt in een hoek van 45°
–
ten opzichte van de velrichting (A).
Op de vluchtweg (B) bevinden zich geen
–
obstakels.
De boomkruin kan in het oog worden
–
gehouden.
Als de vluchtweg (B) op een helling ligt
–
moet de vluchtweg (B) evenwijdig aan de
helling lopen.
220458-790-7621-B
is 1/10 tot 1/5 van de stamdiameter breed.
G Borglijst
De borglijst steunt de boom en voorkomt
voortijdig omvallen. De borglijst is 1/10 tot
1/5 van de stamdiameter breed.
11.8.4Valkerf inzagen
De valkerf bepaalt de richting waarin de boom
valt. De nationale richtlijnen voor het aanbrengen
van de valkerf moeten worden aangehouden.
0000-GXX-1249-A0
0000-GXX-1250-A1
3.
1.
2.
0000-GXX-1252-A0
0000-GXX-1253-A0
1
2
0000-GXX-1254-A0
1.
2.
11 Met de motorzaag werkenNederlands
11.8.6Geschikte velsnede kiezen
Het kiezen van de juiste velsnede hangt van de
volgende omstandigheden af:
de natuurlijke hoek waaronder de boom staat
–
de takvorming van de boom
–
beschadigingen aan de boom
–
de gezondheidstoestand van de boom
–
indien er sneeuw op de boom ligt: de sneeuw‐
–
belasting
de hellingrichting
► De kettingzaag zo uitlijnen dat de valkerf
haaks op de velrichting wordt aangebracht en
de kettingzaag vlak bij de grond is.
► Horizontale valkerfzool inzagen.
► De valkerfdakzaagsnede onder een hoek van
45° ten opzichte van de horizontale valkerfzool
inzagen.
–
de windrichting en de windsnelheid
–
aanwezige naast staande bomen
–
Er wordt onderscheid gemaakt tussen de ver‐
schillende ontwikkelingen van deze omstandig‐
heden. In deze handleiding worden slechts
2 ontwikkelingen beschreven.
► Als het hout gezond en langvezelig is: de
spintsnede zo inzagen dat aan de volgende
voorwaarden wordt voldaan:
De spintsneden zijn aan beide zijden gelijk.
–
De spintsneden bevinden zich ter hoogte
–
van de valkerfzool.
De spintsneden zijn 1/10 van de stamdia‐
–
meter breed.
De stam scheurt niet open als de boom valt.
11.8.5Insteken
Het insteken is een werktechniek die voor het
vellen noodzakelijk is.
1 Normale boom
Een normale boom staat rechtop en heeft een
gelijkmatige boomkruin.
2 Overhangende boom
Een overhangende boom staat schuin en
heeft een boomkruin die in de velrichting is
gericht.
11.8.7Normale boom met kleine stamdiame‐
ter vellen
Een normale boom wordt geveld door middel van
een velsnede met veiligheidsband. Deze vel‐
snede moet worden uitgevoerd als de stamdia‐
meter kleiner is dan de werkelijke zaagblad‐
lengte van de motorzaag.
► Waarschuwing roepen.
► Het zaagblad met de onderzijde van de zaag‐
bladneus en vol gas aanbrengen.
► Zo ver inzagen, dat de zaagsnede tweemaal
zo diep is als de breedte van het zaagblad.
► In de insteekstand zwenken.
► Zaagblad insteken.
0458-790-7621-B23
► Het zaagblad insteken in de velsnede tot dit
aan de andere zijde van de stam weer zicht‐
baar is, 11.8.5.
0000-GXX-1255-A0
3.
0000-GXX-1256-A0
1.
2.
3.
4.
5.
6.
0000-GXX-1257-A0
0000-GXX-1258-A0
1.
2.
Nederlands11 Met de motorzaag werken
► De kam achter de breuklijst plaatsen en als
draaipunt gebruiken.
► De velsnede maken in de richting van de
breuklijst.
► De velsnede maken in de richting van de vei‐
ligheidsband.
► Velwig aanbrengen. De velwig moet bij de
stamdiameter en de breedte van de velsnede
passen.
► Waarschuwing roepen.
► Veiligheidsband met uitgestrekte armen, van
buitenaf en horizontaal in het vlak van de vel‐
snede doorzagen.
De boom valt.
11.8.8Normale boom met grote stamdiame‐
ter vellen
Een normale boom wordt geveld door middel van
een velsnede met veiligheidsband. Deze vel‐
snede moet worden uitgevoerd als de stamdia‐
meter groter is dan de werkelijke zaagbladlengte
van de motorzaag.
► Waarschuwing roepen.
► De velsnede maken in de richting van de
breuklijst.
► De velsnede maken in de richting van de vei‐
ligheidsband.
► Velwig aanbrengen. De velwig moet bij de
stamdiameter en de breedte van de velsnede
passen.
► Waarschuwing roepen.
► Veiligheidsband met uitgestrekte armen, van
buitenaf en horizontaal in het vlak van de vel‐
snede doorzagen.
De boom valt.
11.8.9Overhangende boom met kleine stam‐
diameter vellen
Een overhangende boom wordt door middel van
een velsnede met borglijst geveld. Deze vel‐
snede moet worden uitgevoerd als de stamdia‐
meter kleiner is dan de werkelijke zaagblad‐
lengte van de motorzaag.
► Waarschuwing roepen.
► Het zaagblad insteken in de velsnede tot dit
aan de andere zijde van de stam weer zicht‐
► Kam ter hoogte van de velsnede aanbrengen
en als draaipunt gebruiken.
► Motorzaag horizontaal in de velsnede geleiden
en zo ver mogelijk zwenken.
► De velsnede maken in de richting van de
baar is, 11.8.5.
► De velsnede maken in de richting van de
breuklijst.
► De velsnede maken in de richting van de borg‐
lijst.
breuklijst.
► De velsnede maken in de richting van de vei‐
ligheidsband.
► Wisselen naar de tegenoverliggende zijde van
de stam.
► Zaagblad in hetzelfde vlak in de velsnede ste‐
ken.
240458-790-7621-B
0000-GXX-1259-A0
0000-GXX-1260-A0
3.
2.
1.
5.
6.
4.
0000-GXX-1261-A0
12 Na de werkzaamhedenNederlands
► Waarschuwing roepen.
► De borglijst met uitgestrekte armen van bui‐
tenaf en schuin van boven doorzagen.
De boom valt.
11.8.10Overhangende boom met grote stam‐
diameter vellen
Een overhangende boom wordt geveld door mid‐
del van een velsnede met borglijst. Deze vel‐
snede moet worden uitgevoerd als de stamdia‐
meter groter is dan de werkelijke zaagbladlengte
van de motorzaag.
► Waarschuwing roepen.
► Waarschuwing roepen.
► De borglijst met uitgestrekte armen van bui‐
tenaf en schuin van boven doorzagen.
De boom valt.
12Na de werkzaamheden
12.1Na de werkzaamheden
► Motor afzetten en kettingrem inschakelen.
► De kettingzaag laten afkoelen.
► Als de kettingzaag nat is: De kettingzaag laten
drogen.
► Kettingzaag reinigen.
► Zaagblad en zaagketting reinigen.
► De moeren op het kettingtandwieldeksel los‐
draaien
► Spanbout 2 slagen linksom draaien.
De zaagketting is ontspannen.
► De moeren op het kettingtandwieldeksel vast‐
draaien.
► Kettingbeschermer zo over het zaagblad
schuiven dat deze het gehele zaagblad afdekt.
► Kam ter hoogte van de velsnede achter de
borglijst aanbrengen en als draaipunt gebrui‐
ken.
► Motorzaag horizontaal in de velsnede geleiden
en zo ver mogelijk zwenken.
► De velsnede maken in de richting van de
breuklijst.
► De velsnede maken in de richting van de borg‐
lijst.
► Wisselen naar de tegenoverliggende zijde van
de stam.
► Kam ter hoogte van de velsnede achter de
breuklijst aanbrengen en als draaipunt gebrui‐
ken.
► Motorzaag horizontaal in de velsnede geleiden
en zo ver mogelijk zwenken.
► De velsnede maken in de richting van de
breuklijst.
► De velsnede maken in de richting van de borg‐
lijst.
13Vervoeren
13.1Kettingzaag vervoeren
► Motor afzetten en kettingrem inschakelen.
► Kettingbeschermer zo over het zaagblad
schuiven dat deze het gehele zaagblad afdekt.
Kettingzaag dragen
► Kettingzaag met de rechterhand zo op de
draagbeugel dragen dat het zaagblad naar
achteren is gericht.
Kettingzaag vervoeren in een voertuig
► De kettingzaag zo borgen dat deze niet kan
kantelen en verschuiven.
14Opslaan
14.1Kettingzaag opslaan
► Motor afzetten en kettingrem inschakelen.
► Kettingbeschermer zo over het zaagblad
schuiven dat deze het gehele zaagblad afdekt.
0458-790-7621-B25
1
1
0000-GXX-2939-A0
1
2
0000-GXX-2951-A0
3
3
0000-GXX-2952-A0
2
1
3
Nederlands15 Reinigen
► De kettingzaag zo opslaan dat aan de vol‐
gende voorwaarden wordt voldaan:
De kettingzaag bevindt zich buiten het
–
bereik van kinderen.
De kettingzaag is schoon en droog.
–
► Als de kettingzaag langer dan 3 maanden
wordt opgeslagen:
► Zaagblad en zaagketting uitbouwen.
► Brandstoftankdop openen.
► Brandstoftank aftappen.
► Brandstoftank afsluiten.
► Brandstoftank door een STIHL dealer laten
reinigen.
► Motor starten, kettingrem inschakelen en de
motor zo lang stationair laten draaien tot de
motor afslaat.
15Reinigen
15.1Kettingzaag reinigen
► Motor afzetten en kettingrem inschakelen.
► De kettingzaag laten afkoelen.
► Kettingzaag met een vochtige doek of
STIHL harsoplosmiddel reinigen.
► Ventilatiesleuven reinigen met een kwast.
► Olietoevoerboring (1), oliekanaal (2) en
groef (3) met een kwast, een zachte borstel of
STIHL harsoplosmiddel reinigen.
► Zaagketting met een kwast, een zachte borstel
of STIHL harsoplosmiddel reinigen.
► Zaagblad en zaagketting monteren.
15.3Luchtfilter reinigen
In het luchtfilter kan zich zeer fijn stof ophopen.
Door het stof kan het luchtfilter verstopt raken en
door afborstelen of uitkloppen kan dit niet wor‐
den verwijderd. Het luchtfilter moet met behulp
van een reinigingsmiddel worden gereinigd.
► Motor afzetten en kettingrem inschakelen.
► Kapsluitingen (1) 1/4 slag linksom draaien.
► Kap (2) wegnemen.
► Kettingtandwieldeksel uitbouwen.
► De ribben van de cilinder en de binnenzijde
van de kap reinigen met een kwast, een voch‐
tige doek of STIHL harsoplosmiddel.
► Gebied rondom het kettingtandwiel met een
vochtige doek of STIHL harsoplosmiddel reini‐
gen.
► Kap (2) aanbrengen.
► Kapsluitingen (1) zo ver rechtsom draaien tot
er een klik hoorbaar is.
De kapsluitingen (1) zijn vergrendeld.
► Kettingtandwieldeksel monteren.
► Kapsluitdoppen (1) 1/4 slag linksom draaien.
► Kap (2) wegnemen.
► De omgeving rondom het luchtfilter (3) met
een vochtige doek of een kwast reinigen.
► Luchtfilter (3) met de hand 1/4 slag linksom
draaien.
► Luchtfilter (3) wegnemen.
► Het grove vuil aan de buitenzijde van het
luchtfilter (3) afspoelen onder stromend water.
► Als het luchtfilter (3) is beschadigd: Luchtfilter
(3) vervangen.
15.2Zaagblad en zaagketting reini‐
► Motor afzetten en kettingrem inschakelen.
► Zaagblad en zaagketting uitbouwen.
260458-790-7621-B
gen
0000-GXX-3808-A0
3
11
3
0000-GXX-3809-A0
0000-GXX-5806-A0
3
16 OnderhoudNederlands
WAARSCHUWING
■ Als het reinigingsmiddel in contact komt met
de huid of de ogen, kunnen de huid of de ogen
geïrriteerd raken.
►
Op de gebruiksaanwijzing van het reini‐
gingsmiddel letten.
► Contact met reinigingsmiddelen vermijden.
► Als contact met de huid heeft plaatsgevon‐
den: de betreffende plekken op de huid met
veel water en zeep wassen.
►
Als contact met de ogen heeft plaatsgevon‐
den: ogen minimaal 15 minuten spoelen
met veel water en een arts raadplegen.
►
De buiten- en binnenzijde van het luchtfil‐
ter (3) inspuiten met STIHL speciaal reini‐
gingsmiddel of een reinigingsmiddel met
een pH‑waarde hoger dan 12.
► STIHL speciaal reinigingsmiddel of reinigings‐
middel 10 minuten laten inwerken.
► De buitenzijde van het luchtfilter (3) afborste‐
► Kapsluitingen (1) 1/4 slag linksom draaien.
► Kap (2) wegnemen.
► Bougiesteker (3) lostrekken.
► Als het gebied rondom de bougie is vervuild:
het gebied rondom de bougie schoonmaken
met een vochtige doek.
► De bougie losdraaien.
► De bougie schoonmaken met een vochtige
doek.
► Als de bougie is gecorrodeerd: bougie vervan‐
gen.
len met een zachte borstel.
► De buiten- en binnenzijde van het luchtfilter (3)
Het logo "STIHL" is horizontaal uitgelijnd.
► Kap (2) aanbrengen.
► Kapsluitdoppen (1) zolang rechtsom draaien
tot er een klik hoorbaar is.
De kapsluitdoppen (1) zijn vergrendeld.
15.4Bougie reinigen
► Motor afzetten en kettingrem inschakelen.
► De kettingzaag laten afkoelen.
16.1Onderhoudsintervallen
Onderhoudsintervallen zijn afhankelijk van de
omgevings- en werkomstandigheden.
STIHL adviseert de volgende onderhoudsinter‐
vallen:
Kettingrem
► De kettingrem met de volgende intervallen
door een STIHL dealer laten onderhouden:
Continu gebruik: elk kwartaal
–
Periodiek gebruik: halfjaarlijks
–
Incidenteel gebruik: jaarlijks
–
Elke 100 bedrijfsuren
► bougie vervangen.
0458-790-7621-B27
Wekelijks
► Kettingtandwiel controleren.
0000-GXX-1219-A0
0000-GXX-1220-A1
Nederlands17 Repareren
► Zaagblad controleren en ontbramen.
► Zaagketting controleren en aanscherpen/slij‐
pen.
Maandelijks
► Luchtfilter reinigen.
► Olietank door een STIHL dealer laten reinigen.
► Brandstoftank door een STIHL dealer laten
reinigen.
► Aanzuigmond in de brandstoftank door
een STIHL dealer laten reinigen.
Jaarlijks
► Aanzuigmond in de brandstoftank door een
STIHL dealer laten vervangen.
► Elke zaagtand met behulp van een ronde vijl
zo vijlen dat aan de volgende voorwaarden
wordt voldaan:
De ronde vijl past bij de steek van de zaag‐
–
ketting.
De ronde vijl wordt van binnen naar buiten
–
geleid.
De ronde vijl wordt haaks ten opzichte van
–
het zaagblad gehouden.
De aanscherphoek van 30° wordt aange‐
–
houden.
16.2Bramen verwijderen van zaag‐
blad
Aan de buitenzijde van het zaagblad kan een
braam worden gevormd.
► Braam met behulp van een platte vijl of een
STIHL zaagbladrichter verwijderen.
► Als één en ander niet duidelijk is: verzoeken
wij u contact op te nemen met een STIHL dea‐
ler.
16.3Zaagketting slijpen
Het vraagt veel oefening zaagkettingen correct
aan te scherpen/slijpen.
STIHL vijlen, STIHL vijlhouders, STIHL slijpappa‐
raten en de brochure "STIHL zaagkettingen aan‐
scherpen/slijpen" helpen om de zaagketting cor‐
rect aan te scherpen/slijpen. De brochure is via
www.stihl.com/sharpening-brochure beschik‐
baar.
STIHL adviseert de zaagkettingen door een
STIHL dealer te laten aanscherpen/slijpen.
WAARSCHUWING
■ De zaagtanden van de zaagketting zijn
scherp. De gebruiker kan zich verwonden.
► Werkhandschoenen van een slijtvast mate‐
riaal dragen.
► Dieptebegrenzer met behulp van een vlakke
vijl zo vijlen dat deze gelijkligt met het
STIHL vijlkaliber en evenwijdig aan de slijtage‐
markering. Het STIHL vijlkaliber moet passen
bij de steek van de zaagketting.
► Als er onduidelijkheden zijn: contact opnemen
met een STIHL dealer.
17Repareren
17.1Kettingzaag, zaagblad en
zaagketting repareren
De gebruiker kan de kettingzaag, het zaagblad
en zaagketting niet zelf repareren.
► Als de kettingzaag, het zaagblad of de zaag‐
ketting zijn beschadigd: de kettingzaag, het
zaagblad of de zaagketting niet gebruiken en
contact opnemen met een STIHL dealer.
280458-790-7621-B
18 Storingen opheffenNederlands
18Storingen opheffen
18.1Storingen aan de kettingzaag opheffen
De meeste storingen hebben dezelfde oorzaken.
► De volgende maatregelen treffen:
► Luchtfilter reinigen.
► Bougie reinigen of vervangen.
► Winterstand of zomerstand instellen.
► Als de storing aanhoudt: Maatregelen uit de volgende tabel treffen.
StoringOorzaakRemedie
Motor kan niet wor‐
den gestart.
De motor draait bij
stationair toerental
onregelmatig.
De motor slaat bij
stationair toerental af.
Motor versnelt slecht. De zaagketting staat
De motor bereikt het
hoogste toerental
niet.
De zaagketting komt
niet op gang als gas
wordt gegeven.
Tijdens de werk‐
zaamheden wordt
rook gevormd of er is
een brandlucht aan‐
wezig.
18.2Verbrandingskamer ventileren
► Kettingrem inschakelen.
In de brandstoftank
zit niet voldoende
brandstof.
De motor is "verzo‐
pen".
De carburateur is te
heet.
IJsvorming in de car‐
burateur.
IJsvorming in de car‐
burateur.
IJsvorming in de car‐
burateur.
te strak.
De kettingsmering
levert te weinig zaag‐
kettingolie.
De kettingzaag is niet
correct aangepast
aan de omgevings‐
omstandigheden.
De kettingrem is
ingeschakeld.
De zaagketting staat
te strak.
Het neustandwiel van
het zaagblad is
geblokkeerd.
De zaagketting is niet
correct aangescherpt/
geslepen.
In de olietank zit te
weinig zaagketting‐
olie.
De kettingsmering
levert te weinig zaag‐
kettingolie.
De zaagketting staat
te strak.
De kettingzaag wordt
niet correct gebruikt.
► Brandstof mengen en in de kettingzaag tanken.
► Verbrandingskamer ventileren.
► De kettingzaag laten afkoelen.
► Kettingzaag laten opwarmen tot +10 °C.
► Kettingzaag laten opwarmen tot +10 °C.
► Kettingzaag laten opwarmen tot +10 °C.
► Zaagketting correct spannen.
► Olieopbrengst verhogen.
► Kettingzaag kalibreren.
► Kettingrem lossen.
► Zaagketting correct spannen.
► Het neustandwiel van het zaagblad met STIHL harso‐
plosmiddel reinigen.
► Zaagketting correct aanscherpen/slijpen.
► Zaagkettingolie bijvullen.
► Olieopbrengst verhogen.
► Zaagketting correct spannen.
► De werking laten toelichten en oefenen.
0458-790-7621-B29
Loading...
+ 67 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.