Stihl MS 881 Instruction Manual [de, fr, nl]

STIHL MS 881

2 - 32
2 - 32
2 - 32 32 - 65
32 - 65
32 - 65 66 - 95
66 - 95
66 - 95
Handleiding Notice d’emploi Gebrauchsanleitung
Nederlands
Inhoudsopgave
1 Voorwoord...................................................2
ding............................................................. 2
3 Overzicht.....................................................3
4 Veiligheidsinstructies.................................. 4
5 Motorzaag klaarmaken voor gebruik.........12
6 Motorzaag completeren............................ 12
7 Kettingrem inschakelen en lossen............ 14
8 Brandstof mengen en kettingzaag vullen..14
9 Motor starten en afzetten.......................... 16
10 Motorzaag controleren.............................. 18
11 Met de motorzaag werken........................ 19
12 Na de werkzaamheden............................. 25
13 Vervoeren................................................. 25
14 Opslaan.....................................................25
15 Reinigen....................................................25
16 Onderhoud................................................ 27
17 Repareren................................................. 28
18 Storingen opheffen....................................28
19 Technische gegevens............................... 30
20 Combinaties van zaagbladen en zaagkettin‐
gen............................................................ 31
21 Onderdelen en toebehoren....................... 31
22 Milieuverantwoord afvoeren......................31
23 EU-conformiteitsverklaring........................31

1 Voorwoord

Geachte cliënt(e), Wij zijn blij dat u hebt gekozen voor STIHL. Wij
ontwikkelen en produceren onze producten in topkwaliteit in overeenstemming met de behoef‐ ten van onze klanten. Zo ontstaan producten met een hoge betrouwbaarheid, ook bij extreme belasting.
STIHL staat ook voor service met topkwaliteit. Onze dealers staan garant voor deskundig advies en instructie alsmede een uitgebreide technische begeleiding.
STIHL kiest uitdrukkelijk voor een duurzame en verantwoordelijke omgang met de natuur. Deze gebruiksaanwijzing is voor u bedoeld als onder‐ steuning om uw STIHL-product gedurende een lange levensduur veilig en milieuvriendelijk te gebruiken.
Wij danken u voor uw vertrouwen in ons en wen‐ sen u veel plezier met uw STIHL product.
BELANGRIJK! VOOR GEBRUIK GOED DOOR‐ LEZEN EN BEWAREN.
2 Informatie met betrekking
tot deze handleiding
2.1 Aanduiding van de waarschu‐ wingen in de tekst
WAARSCHUWING
■ De aanwijzing duidt op gevaren die kunnen
leiden tot ernstig letsel of zelfs tot de dood. ► De genoemde maatregelen kunnen ernstig
letsel of de dood voorkomen.
LET OP
■ De aanwijzing duidt op gevaren die kunnen
leiden tot materiële schade. ► De genoemde maatregelen kunnen materi‐
ele schade voorkomen.

2.2 Symbolen in de tekst

Dit symbool verwijst naar een hoofdstuk in deze handleiding.
Vertaling van de originele handleiding
0000008990_003_NL
Gedrukt op chloorvrij gebleekt papier.
Drukinkten bevatten plantaardige olie, papier is recyclebaar.
© ANDREAS STIHL AG & Co. KG 2021
0458-890-7621-B. VA0.A21.
Dr. Nikolas Stihl
2 0458-890-7621-B
28
9
11
10
1
12
17
16
19
18
8
7
6
20
4
5
3
#
2
29
26
27
13
30
14
25
24
23
22
21
0000-GXX-A370-A0
15

3 Overzicht Nederlands

3 Overzicht

3.1 Kettingzaag

1 Carburateurstelschroeven
De carburateurstelschroeven dienen voor het afstellen van de carburateur.
2 Voorste handbeschermer
De voorste handbeschermer beschermt de linkerhand tegen het contact met de zaagket‐ ting, dient voor het inschakelen van de ket‐ tingrem en schakelt bij een terugslag de ket‐ tingrem automatisch in.
3 Uitlaatdemper
De uitlaatdemper reduceert de geluidsemissie van de kettingzaag.
4 Zaagblad
Het zaagblad geleidt de zaagketting.
5 Zaagketting
De zaagketting zaagt het hout.
6 Kam
De kam ligt tijdens de werkzaamheden met de kettingzaag tegen het hout.
7 Spanbout
De spanbout dient voor het instellen van de kettingspanning.
8 Kettingtandwiel
Het kettingtandwiel drijft de zaagketting aan.
9 Kettingvanger
De kettingvanger vangt een weggeworpen of gebroken zaagketting op.
10 Kettingtandwieldeksel
Het kettingtandwieldeksel dekt het ketting‐ tandwiel af en bevestigt het zaagblad op de kettingzaag.
11 Moeren
De moeren bevestigen het kettingtandwiel‐ deksel op de kettingzaag.
12 Kettingbeschermer
De kettingbeschermer biedt bescherming tegen het contact maken met de zaagketting.
13 Draagbeugel
De draagbeugel dient voor het vasthouden, hanteren en dragen van de kettingzaag.
14 Olietankdop
De olietankdop sluit de olietank af.
15 Oliepompstelschroef
De oliepompstelschroef dient voor het instel‐ len van de opbrengst van de zaagkettingolie.
16 Starthandgreep
De starthandgreep dient voor het starten van de motor.
17 Brandstoftankdop
De brandstoftankdop sluit de brandstoftank af.
18 Combischakelaar
De combischakelaar dient voor de instelling voor het starten, voor het draaien en voor het afzetten van de motor.
19 Gashendel
De gashendel dient voor het oplopen van het toerental van de motor.
20 Achterste handbeschermer
De achterste handbeschermer beschermt de rechterhand tegen contact met een wegge‐ worpen of gebroken zaagketting.
21 Bedieningshandgreep
De bedieningshandgreep dient voor het bedienen, vasthouden en hanteren van de kettingzaag.
22 Gashendelblokkering
De gashendelblokkering dient voor het deblokkeren van de gashendel.
23 Luchtfilter
Het luchtfilter filtert de door de motor aange‐ zogen lucht.
0458-890-7621-B. VA0.A21. 3
L
W
A

Nederlands 4 Veiligheidsinstructies

24 Bougiestekker
De bougiestekker verbindt de bougiekabel met de bougie.
25 Bougie
De bougie ontsteekt het brandstof-luchtmeng‐ sel in de motor.
26 Kap
De kap bedekt de motor.
27 Decompressieklep
De decompressieklep vergemakkelijkt het starten van de motor.
28 Schuif
De schuif dient voor het instellen van de zomer- of de winterstand.
29 Filterdeksel
Het filterdeksel dekt het luchtfilter af.
30 Filterdekselschroef
De filterdekselschroef bevestigt het filterdek‐ sel op de kettingzaag.
# Machinenummer
In deze stand van de combischakelaar wordt de motor gestart.
In deze stand van de combischakelaar wordt de motor op het starten voorbereid.
Gegarandeerd geluidvermogensniveau volgens de richtlijn 2000/14/EG in dB(A) om de geluidsemissie van pro‐ ducten vergelijkbaar te maken.
4 Veiligheidsinstructies

4.1 Waarschuwingssymbolen

De waarschuwingssymbolen op de kettingzaag hebben de volgende betekenis:
Op de veiligheidsinstructies en de maatregelen hiervoor letten.
De handleiding lezen, begrijpen en bewaren.
Veiligheidsbril, gehoorbescherming en veiligheidshelm dragen.

3.2 Pictogrammen

De pictogrammen kunnen op de kettingzaag staan en hebben de volgende betekenis:
Dit pictogram duidt de brandstoftank aan.
Op de veiligheidsinstructies met betrekking tot terugslag en de maatre‐ gelen hiertegen letten.
4.2 Gebruik conform de voorschrif‐
Dit pictogram duidt de olietank voor zaag‐ kettingolie aan.
In deze richting wordt de kettingrem ingeschakeld of gelost.
Dit pictogram geeft de draairichting van de zaagketting aan.
Dit pictogram duidt de oliepompstel‐ schroef en de toevoer van de zaagket‐ tingolie aan.
Draairichting om de zaagketting te span‐ nen
In deze stand staat de schuif op de Winter‐ stand.
In deze stand staat de schuif op de Zomer‐ stand.
Dit pictogram duidt de decompressieklep aan.
In deze richting wordt de combischakelaar geplaatst om de motor af te zetten.
In deze stand wordt de combischakelaar geplaatst om de motor af te zetten.
In deze stand van de combischakelaar is de motor in werking.
De kettingzaag STIHL MS 881 dient voor het zagen van hout en voor het snoeien en vellen van bomen.

4.3 Eisen aan de gebruiker

ten
WAARSCHUWING
Als de kettingzaag niet volgens voorschrift wordt gebruikt kunnen personen ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen en kan er materi‐ ele schade ontstaan. ►
De kettingzaag zo gebruiken als in deze gebruiksaanwijzing staat beschreven.
WAARSCHUWING
Gebruikers die niet zijn geïnstrueerd kunnen de gevaren van de kettingzaag niet herkennen of niet inschatten. De gebruiker of andere per‐ sonen kunnen ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen.
► De handleiding lezen, begrijpen en
bewaren.
4 0458-890-7621-B. VA0.A21.
4 Veiligheidsinstructies Nederlands
► Als de kettingzaag aan een andere persoon
wordt overhandigd: de handleiding meege‐ ven.
Controleren of de gebruiker aan de volgende eisen voldoet:
De gebruiker is uitgerust.
De gebruiker is lichamelijk, sensorisch en
geestelijk in staat, de kettingzaag te gebruiken en hiermee te werken. Als de gebruiker lichamelijk, sensorisch of gees‐ telijk beperkt is, mag de gebruiker slechts onder toezicht van of na instructie door een hiertoe verantwoordelijke of bevoegde persoon hiermee werken. De gebruiker kan de gevaren van de ket‐
tingzaag herkennen en inschatten. De gebruiker is meerderjarig of de
gebruiker wordt overeenkomstig de natio‐ nale regelgeving onder toezicht onderwe‐ zen in een beroep. De gebruiker is geïnstrueerd door een
STIHL dealer of een hiertoe vakkundig persoon, voordat deze voor de eerste keer de kettingzaag in gebruik neemt. De gebruiker verkeert niet onder invloed
van alcohol, medicamenten of drugs.
► Als de gebruiker voor het eerst met een ket‐
tingzaag werkt: het zagen van rondhout op een zaagbok of een schraag oefenen.
Indien er onduidelijkheden bestaan: contact opnemen met een STIHL dealer.
■ Het ontstekingssysteem van de kettingzaag genereert een elektromagnetisch veld. Het elektromagnetische veld kan pacemakers beïnvloeden. De gebruiker kan ernstig of dodelijk letsel oplopen. ►
Als de gebruiker een pacemaker draagt: Garanderen dat de pacemaker niet wordt beïnvloed.

4.4 Kleding en uitrusting

WAARSCHUWING
Tijdens de werkzaamheden kunnen lange haren in de kettingzaag worden getrokken. De gebruiker kan hierdoor ernstig letsel oplopen. ►
Lang haar zodanig in een knot dragen en beveiligen, dat het zich boven de schouders bevindt.
Tijdens de werkzaamheden kunnen voorwer‐ pen met een hoge snelheid naar boven wor‐ den geslingerd. De gebruiker kan letsel oplo‐ pen.
► Een strak bovenstuk met lange mouwen dra‐
■ Tijdens de werkzaamheden wordt geluid geproduceerd. Geluid kan het gehoor bescha‐ digen.
■ Vallende takken kunnen leiden tot hoofdletsel.
■ Tijdens de werkzaamheden kan stof opdwar‐ relen en kunnen er dampen ontstaan. Inge‐ ademd(e) stof en dampen kunnen schadelijk zijn voor de gezondheid en allergische reac‐ ties veroorzaken. ►
■ Hiertoe ongeschikte kleding kan blijven haken in hout, struikgewas en in de kettingzaag. Gebruikers zonder geschikte kleding kunnen ernstig letsel oplopen. ► ► Sjaals en sieraden afdoen.
■ Tijdens de werkzaamheden kan de gebruiker in contact komen met de ronddraaiende zaag‐ ketting. De gebruiker kan hierdoor ernstig let‐ sel oplopen. ►
■ Tijdens de werkzaamheden kan de gebruiker zich snijden aan het hout. Tijdens de reini‐ gings- of onderhoudswerkzaamheden kan de gebruiker in contact komen met de zaagket‐ ting. De gebruiker kan letsel oplopen. ►
■ Als de gebruiker ongeschikt schoeisel draagt, kan hij uitglijden. Als de gebruiker in contact komt met de ronddraaiende zaagketting, kan deze snijwonden oplopen. De gebruiker kan letsel oplopen. ►
► Een nauwsluitende veiligheidsbril
dragen. Geschikte veiligheidsbrillen zijn aan de hand van de norm EN 166 of de nationale voorschriften getest en met de betreffende code‐
ring te koop. STIHL adviseert een gelaatsbeschermer te dragen.
gen.
► Gehoorbeschermers dragen.
► Als tijdens de werkzaamheden voor‐
werpen kunnen vallen: een veilig‐
heidshelm dragen.
Als er stof opdwarrelt of damp ontstaat: een stofmasker dragen.
Nauwsluitende kleding dragen.
Een lange broek met snijprotectie dragen.
Werkhandschoenen van een slijtvast materi‐ aal dragen.
Kettingzaaglaarzen met snijprotectie dragen.
0458-890-7621-B. VA0.A21. 5
Nederlands 4 Veiligheidsinstructies

4.5 Werkgebied en -omgeving

WAARSCHUWING
Buitenstaanders, kinderen en dieren kunnen de gevaren van de kettingzaag en de opge‐ worpen voorwerpen niet herkennen en de gevaren hiervan niet inschatten. Onbevoegde personen, kinderen en dieren kunnen ernstig letsel oplopen en er kan materiële schade ont‐ staan. ►
Buitenstaanders, kinderen en huisdieren op
afstand houden van het werkgebied. ► Kettingzaag niet zonder toezicht laten. ► Zorg ervoor dat kinderen niet met de ketting‐
zaag kunnen spelen.
■ Als de motor draait, stromen hete uitlaatgas‐ sen uit de uitlaatdemper. Hete uitlaatgassen kunnen licht ontvlambare materialen ontsteken en branden veroorzaken. ►
De hete uitlaatgassen uit de buurt van licht ontvlambare materialen houden.

4.6 Veilige staat

4.6.1 Kettingzaag
De kettingzaag verkeert in de veilige staat als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
De kettingzaag is niet beschadigd.
Er lekt geen brandstof uit de kettingzaag.
De brandstoftankdop en de olietankdop zijn
gesloten. De kettingzaag is schoon.
De kettingvanger is gemonteerd en niet
beschadigd. De kettingrem functioneert.
De bedieningselementen werken en zijn niet
gewijzigd. De kettingsmering functioneert.
De inloopsporen op het kettingtandwiel zijn
niet dieper dan 0,5 mm. Een in deze gebruiksaanwijzing aangegeven
combinatie van zaagblad en zaagketting is gemonteerd. Het zaagblad en de zaagketting zijn correct
gemonteerd. De zaagketting is correct gespannen.
Alleen origineel STIHL toebehoren voor deze
kettingzaag is gemonteerd. Het toebehoren is correct gemonteerd.
WAARSCHUWING
In een niet-veilige staat kunnen de componen‐ ten niet meer correct functioneren en kunnen de veiligheidsinrichtingen worden uitgescha‐ keld en kan er olie weglekken. Personen kun‐ nen ernstig of dodelijk letsel oplopen.
Met een onbeschadigde kettingzaag werken.
► Als er brandstof uit de kettingzaag lekt: niet
met de kettingzaag werken en contact opne‐ men met een STIHL dealer.
Brandstoftankdop en olietankdop sluiten.
► Als de kettingzaag vuil is: kettingzaag reini‐
gen.
► Met een gemonteerde en onbeschadigde
kettingvanger werken.
► Aan de kettingzaag geen wijzigingen aan‐
brengen. Uitzondering: montage van een in deze gebruiksaanwijzing aangegeven combi‐ natie van zaagblad en zaagketting.
Als de bedieningselementen niet functione‐ ren: Niet met de kettingzaag werken.
► Alleen origineel STIHL toebehoren voor deze
kettingzaag monteren.
► Zaagblad en zaagketting zo monteren als in
deze gebruiksaanwijzing staat beschreven.
► Monteer toebehoren zoals in deze gebruiks‐
aanwijzing of in de gebruiksaanwijzing van het toebehoren beschreven staat.
Geen voorwerpen in de openingen van de kettingzaag steken.
► Versleten of beschadigde stickers vervan‐
gen.
► Als er onduidelijkheid bestaat: contact opne‐
men met een STIHL dealer.
4.6.2 Zaagblad Het zaagblad verkeert in de veilige staat als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
Het zaagblad is niet beschadigd.
Het zaagblad is niet vervormd.
De groef is zo diep als of dieper dan de mini‐
male groefdiepte, 19.3. Er bevinden zich geen bramen op de randen
van de groef. De groef is niet versmald of verbreed.
WAARSCHUWING
In een onveilige staat kan het zaagblad de zaagketting niet meer correct geleiden. De ronddraaiende zaagketting kan van het zaag‐ blad springen. Personen kunnen ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen. ►
Met een onbeschadigd zaagblad werken.
► Als de diepte van de groef kleiner is dan de
minimale groefdiepte: zaagblad vervangen. ► Zaagblad wekelijks ontdoen van bramen. ► Als één en ander niet duidelijk is: verzoeken
wij u contact op te nemen met een
STIHL dealer.
6 0458-890-7621-B. VA0.A21.
4 Veiligheidsinstructies Nederlands
4.6.3 Zaagketting De zaagketting verkeert in de veilige staat als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
De zaagketting is niet beschadigd.
De zaagketting is correct aangescherpt/gesle‐
pen. De slijtagemarkeringen op de zaagtanden zijn
zichtbaar.
WAARSCHUWING
■ In een niet-veilige staat kunnen componenten niet meer correct functioneren en kunnen de veiligheidsinrichtingen zijn uitgeschakeld. Per‐ sonen kunnen ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen. ►
Met een onbeschadigde zaagketting werken. ► Zaagketting correct aanscherpen/slijpen. ► Indien er onduidelijkheden bestaan: contact
opnemen met een STIHL dealer.

4.7 Brandstof en tanken

WAARSCHUWING
■ De voor deze kettingzaag gebruikte brandstof bestaat uit een mengsel van benzine en twee‐ taktmotorolie. De brandstof en benzine vatten zeer gemakkelijk vlam. Als brandstof of ben‐ zine in contact komen met open vuur of hete voorwerpen, kunnen de brandstof of de ben‐ zine branden of explosies veroorzaken. Perso‐ nen kunnen zwaar letsel oplopen of worden gedood en er kan materiële schade ontstaan. ► De brandstof en benzine beschermen tegen
hitte en vuur. ► Brandstof en benzine niet morsen. ► Als er brandstof werd gemorst: brandstof
opvegen met een doek en de motor pas pro‐
beren te starten als alle onderdelen van de
kettingzaag droog zijn. ►
Niet roken. ► In de nabijheid van vuur niet tanken. ► Voor het tanken de motor afzetten en laten
afkoelen. ► De motor op minstens 3 m van de plek waar
werd getankt starten.
■ Ingeademde brandstof- en benzinedampen kunnen personen vergiftigen. ► De brandstof- en benzinedampen niet inade‐
men.
► Op een goed geventileerde plaats tanken.
■ Tijdens de werkzaamheden of in een zeer warme omgeving loopt de temperatuur van de kettingzaag op. Afhankelijk van de soort brandstof, de hoogte, de omgevingstempera‐ tuur en de temperatuur van de kettingzaag zet de brandstof uit en kan overdruk in de brand‐
0458-890-7621-B. VA0.A21. 7
stoftank ontstaan. Als de brandstoftankdop wordt geopend kan er brandstof naar buiten spuiten en ontbranden. De gebruiker kan ern‐ stig letsel oplopen en er kan materiële schade ontstaan. ►
De kettingzaag laten afkoelen voordat de brandstoftankdop wordt geopend.
► De brandstoftankdop langzaam en niet
ineens opendraaien.
■ Kleding, die in contact komt met brandstof of benzine, is gemakkelijker ontvlambaar. Perso‐ nen kunnen zwaar letsel oplopen of worden gedood en er kan materiële schade ontstaan. ►
Als kleding in contact komt met brandstof of benzine: kleding verwisselen.
■ Brandstof, benzine en tweetaktmotorolie kun‐ nen schadelijk zijn voor het milieu. ► De brandstof, benzine en tweetaktmotorolie
niet morsen.
► De brandstof, benzine en tweetaktmotorolie
volgens voorschrift en milieuvriendelijk afvoeren.
Als de brandstof, benzine of tweetaktmotorolie in contact komen met de huid of ogen, kunnen de huid of ogen geïrriteerd raken. ►
Contact met brandstof, benzine en tweetakt‐ motorolie voorkomen.
► Als contact met de huid heeft plaatsgevon‐
den: de betreffende plekken op de huid met veel water en zeep wassen.
Als contact met de ogen heeft plaatsgevon‐ den: ogen minimaal 15 minuten spoelen met veel water en een arts raadplegen.
Het ontstekingssysteem van de kettingzaag genereert vonken. Vonken kunnen naar buiten ontsnappen en in licht ontvlambare of een explosieve omgeving brand en explosies ver‐ oorzaken. Personen kunnen zwaar letsel oplo‐ pen of worden gedood en er kan materiële schade ontstaan. ►
Bougies gebruiken die in deze handleiding
staan beschreven. ► Bougie aanbrengen en vastdraaien. ► Bougiesteker stevig aandrukken.
■ Als in de kettingzaag een brandstof wordt getankt die werd gemengd uit ongeschikte benzine of ongeschikte tweetaktmotorolie of die een verkeerde mengverhouding van ben‐ zine en tweetaktmotorolie heeft, kan de ket‐ tingzaag worden beschadigd. ►
De brandstof zo mengen als in deze handlei‐ ding staat beschreven.
■ Als brandstof gedurende langere tijd wordt opgeslagen, kan het mengsel uit benzine en tweetaktmotorolie zich ontmengen. Als de ket‐
Nederlands 4 Veiligheidsinstructies
tingzaag wordt getankt met ontmengde brand‐ stof kan de kettingzaag worden beschadigd. ► Voordat de kettingzaag wordt getankt:
Brandstof doormengen.
► Mengsel van benzine en tweetaktmotorolie
gebruiken dat niet ouder is dan 30 dagen (STIHL MotoMix: 2 jaar).

4.8 Werken

4.8.1 Zagen
WAARSCHUWING
■ Als er buiten het werkgebied geen personen binnen gehoorafstand aanwezig zijn, kan in geval van nood geen hulp worden gevraagd. ►
Zorg ervoor dat er personen op gehooraf‐ stand buiten het werkgebied aanwezig zijn.
■ Als de gebruiker de motor niet correct start, kan de gebruiker de controle over de ketting‐ zaag verliezen. De gebruiker kan hierdoor ern‐ stig letsel oplopen. ►
De motor zo starten als in deze handleiding staat beschreven.
► Als de zaagketting de grond of voorwerpen
raakt: de motor niet starten.
■ De gebruiker kan in bepaalde omstandighe‐ den niet meer geconcentreerd werken. De gebruiker kan de controle over de kettingzaag verliezen, struikelen, vallen en ernstig letsel oplopen. ►
Werk rustig en doordacht.
► Als de lichtomstandigheden en het zicht
slecht zijn: niet met de kettingzaag werken. ► Kettingzaag alleen bedienen. ► Niet boven schouderhoogte werken. ► Pas op voor obstakels. ► Werk rechtop staand op de grond en zorg
voor goed evenwicht. Als in de hoogte moet
worden gewerkt: een hoogwerker of een vei‐
lige steiger gebruiken. ►
Als er vermoeidheidsverschijnselen optre‐
den: las een pauze in.
■ Als de motor draait, worden uitlaatgassen geproduceerd. Ingeademde uitlaatgassen kun‐ nen personen vergiftigen. ►
Uitlaatgassen niet inademen.
► Op een goed geventileerde plaats met de
kettingzaag werken.
► Als er misselijkheid, hoofdpijn, gezichtsstoor‐
nissen, gehoorverlies of duizeligheid optreedt: de werkzaamheden beëindigen en contact opnemen met een arts.
Als de gebruiker gehoorbeschermers draagt en de motor draait, kan de gebruiker geluiden beperkt waarnemen en inschatten.
Werk rustig en doordacht.
■ Als met de kettingzaag wordt gewerkt en de combischakelaar in stand staat, kan de gebruiker niet met de kettingzaag goed onder controle werken. De gebruiker kan hierdoor ernstig letsel oplopen. ►
Combischakelaar in stand plaatsen.
► De motor zo starten als in deze handleiding
staat beschreven.
■ Als met een ingeschakelde kettingrem gas wordt gegeven, kan de kettingrem worden beschadigd. ►
Voor het zagen de kettingrem lossen.
■ Door de ronddraaiende zaagketting kan de gebruiker snijwonden oplopen. De gebruiker kan hierdoor ernstig letsel oplopen. ►
De ronddraaiende zaagketting niet aanraken.
► Als de zaagketting door een voorwerp wordt
geblokkeerd: motor afzetten en kettingrem inschakelen. Pas dan het voorwerp dat de blokkade veroorzaakt wegnemen.
De ronddraaiende zaagketting wordt warm en zet uit. Als de zaagketting niet voldoende wordt gesmeerd en nagespannen, kan de zaagketting van het zaagblad springen of bre‐ ken. Personen kunnen ernstig letsel oplopen en er kan materiële schade ontstaan. ►
Zaagkettingolie gebruiken.
► Tijdens de werkzaamheden regelmatig de
spanning van de zaagketting controleren. Als de spanning van de zaagketting te laag is: de zaagketting spannen.
Als de werking van de kettingzaag zich tijdens de werkzaamheden wijzigt of deze zich onge‐ woon gedraagt, kan de kettingzaag in een onveilige staat verkeren. Personen kunnen ernstig letsel oplopen en er kan materiële schade ontstaan. ►
De werkzaamheden beëindigen en contact opnemen met een STIHL dealer.
■ Tijdens de werkzaamheden kunnen trillingen door de kettingzaag worden gevormd. ► Handschoenen dragen. ► Neem pauzes. ► Als er tekenen van een verstoring van de
doorbloeding optreden: raadpleeg een arts.
■ Als de ronddraaiende zaagketting contact maakt met een hard voorwerp kunnen vonken ontstaan. Vonken kunnen in een makkelijk brandbare omgeving brand veroorzaken. Per‐ sonen kunnen ernstig of dodelijk letsel oplo‐ pen en er kan materiële schade ontstaan. ►
Werk niet in een makkelijk brandbare omge‐ ving.
8 0458-890-7621-B. VA0.A21.
0000-GXX-1245-A0
1
2
1
2
4 Veiligheidsinstructies Nederlands
■ Als de gashendel wordt losgelaten, draait de zaagketting nog even door. De bewegende zaagketting kan snijwonden toebrengen aan personen. Personen kunnen ernstig letsel oplopen. ►
Wacht tot de zaagketting niet meer draait.
WAARSCHUWING
■ Als hout dat onder spanning staat wordt gezaagd, kan het zaagblad worden ingeklemd. De gebruiker kan de controle over de ketting‐ zaag verliezen en zwaar letsel oplopen. ►
Eerst een ontlastingszaagsnede in de druk‐ zijde (1) aanbrengen, vervolgens een kap‐ zaagsnede in de trekzijde (2) aanbrengen.
4.8.2 Van takken ontdoen
WAARSCHUWING
Als de gevelde boom eerst aan de onderzijde van alle takken wordt ontdaan kan de boom niet meer worden ondersteund door takken op de grond. Tijdens de werkzaamheden kan de boom bewegen. Personen kunnen ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen. ►
Grotere takken aan de onderzijde pas door‐ zagen als de boom op lengte is gezaagd.
► Niet staand op de stam werken.
■ Tijdens het van takken ontdoen kan een afge‐ zaagde tak naar beneden vallen. De gebruiker kan struikelen, vallen en ernstig letsel oplo‐ pen. ►
Boom vanaf de voet van de stam naar de boomkruin toe van takken ontdoen.
4.8.3 Vellen
WAARSCHUWING
Ongeoefende personen kunnen de gevaren bij het vellen niet inschatten. Personen kunnen ernstig letsel oplopen of worden gedood en er kan materiële schade ontstaan. ►
Als één en ander niet duidelijk is: niet zelf vellen.
■ Tijdens het vellen kan een boom en kunnen takken op personen of voorwerpen vallen.
0458-890-7621-B. VA0.A21. 9
Personen kunnen ernstig letsel oplopen of worden gedood en er kan materiële schade ontstaan. ►
Velrichting zo bepalen dat het gebied waarin de boom valt open/vrij is.
► Buitenstaanders, kinderen en dieren buiten
een afstand van een cirkel van 2,5 boom‐ lengtes om het werkgebied houden.
Afgebroken of dunne takken voor het vellen uit de kroon van de boom verwijderen.
► Als afgebroken of dunne takken niet uit de
kroon van de boom kunnen worden verwij‐ derd: de boom niet vellen.
Op de boomkroon en boomkronen van naast staande bomen letten en vallende takken ontwijken.
Als de boom valt kan deze op de stam breken of in de richting van de gebruiker terugslaan. De gebruiker kan ernstig of dodelijk letsel oplopen. ►
Een vluchtweg zijwaarts achter de boom inplannen.
► Achterwaarts de vluchtweg inlopen en op de
vallende boom letten.
► Niet achteruitlopend de helling af lopen.
■ Obstakels in het werkgebied en op de vlucht‐ weg kunnen de gebruiker hinderen. De gebrui‐ ker kan struikelen en vallen. De gebruiker kan ernstig of dodelijk letsel oplopen. ►
Obstakels verwijderen uit het werkgebied en van de vluchtweg.
■ Als de breuklijst, de veiligheidsband of de borglijst worden ingezaagd of te vroeg worden doorgezaagd, kan de velrichting niet meer worden aangehouden of de boom kan te vroeg vallen. Personen kunnen ernstig letsel oplopen of worden gedood en er kan materiële schade ontstaan. ►
Breuklijst niet in- of doorzagen.
► De veiligheidsband of borglijst als laatste
doorzagen.
► Als de boom te vroeg begint te vallen: de vel‐
snede onderbreken en op de vluchtweg terugwijken.
Als de ronddraaiende zaagketting met het bovenste kwart gedeelte van de zaagbladneus contact maakt met een harde velwig en zo snel wordt afgeremd, kan er terugslag ont‐ staan. Personen kunnen ernstig of zelfs dode‐ lijk letsel oplopen. ►
Gebruik aluminium of kunststof velwiggen.
■ Als een boom niet geheel op de grond valt of in een andere boom blijft hangen kan de ket‐ tingzaaggebruiker het vellen niet meer gecon‐ troleerd voltooien.
0000-GXX-2732-A0
0000-GXX-4119-A0
0000-GXX-1348-A0
0000-GXX-1349-A0
Nederlands 4 Veiligheidsinstructies
► Het vellen onderbreken en de boom met
behulp van een lier of een hiertoe geschikt voertuig naar de grond trekken.

4.9 Reactiekrachten

4.9.1 Terugslag
Een terugslag kan door de volgende oorzaken ontstaan:
De ronddraaiende zaagketting maakt met het
bovenste kwart gedeelte van de zaagbladneus contact met een hard voorwerp en wordt snel afgeremd. De ronddraaiende zaagketting is bij de zaag‐
bladneus ingeklemd.
De kettingrem kan een terugslag niet voorko‐ men.
WAARSCHUWING
► Een zaagblad met een kleine zaagbladneus
gebruiken.
► Met vol gas zagen.
4.9.2 In het hout trekken
Als met de onderzijde van het zaagblad wordt gewerkt, wordt de kettingzaag weggetrokken van de gebruiker.
WAARSCHUWING
■ Als de ronddraaiende zaagketting contact maakt met een hard voorwerp en snel wordt afgeremd, kan de kettingzaag plotseling met grote kracht van de gebruiker weg worden getrokken. De gebruiker kan de controle over de kettingzaag verliezen en zwaar letsel oplo‐ pen of zelfs worden gedood. ►
De kettingzaag met beide handen vasthou‐ den.
► Zo werken als in deze handleiding staat
beschreven.
► Het zaagblad recht in de zaagsnede gelei‐
den. ► De kam correct plaatsen. ► Met vol gas zagen.
4.9.3 Terugstoot
Als er terugslag ontstaat kan de kettingzaag in de richting van de gebruiker omhoog worden geslingerd. De gebruiker kan de controle over de kettingzaag verliezen en ernstig letsel oplo‐ pen of zelfs worden gedood. ► De kettingzaag met beide handen vasthou‐
den.
► Het lichaam buiten het verlengde zwenkbe‐
reik van de kettingzaag houden.
► Zo werken als in deze handleiding staat
beschreven.
► Niet met het bovenste kwart gedeelte van de
zaagbladneus werken.
► Met een correct aangescherpte/geslepen en
correct gespannen zaagketting werken.
► Een terugslaggereduceerde zaagketting
gebruiken.
10 0458-890-7621-B. VA0.A21.
Als met de bovenzijde van het zaagblad wordt gewerkt, wordt de kettingzaag naar de gebruiker toe gestoten.
WAARSCHUWING
Als de ronddraaiende zaagketting contact maakt met een hard voorwerp en snel wordt afgeremd, kan de kettingzaag plotseling met
0000-GXX-2733-A0
4 Veiligheidsinstructies Nederlands
grote kracht naar de gebruiker toe worden gestoten. De gebruiker kan de controle over de kettingzaag verliezen en zwaar letsel oplo‐ pen of zelfs worden gedood. ►
De kettingzaag met beide handen vasthou‐ den.
► Zo werken als in deze handleiding staat
beschreven.
► Het zaagblad recht in de zaagsnede gelei‐
den.
► Met vol gas zagen.
De kettingzaag buiten het bereik van kinde‐
ren opslaan.
■ De elektrische contacten op de kettingzaag en metalen onderdelen kunnen door vocht corro‐ deren. De kettingzaag kan worden bescha‐ digd. ►
De kettingzaag schoon en droog opslaan.
4.12 Reiniging, onderhoud en repa‐
ratie
WAARSCHUWING

4.10 Vervoeren

WAARSCHUWING
■ Tijdens het vervoer kan de kettingzaag kante‐ len of verschuiven. Personen kunnen ernstig letsel oplopen en er kan materiële schade ont‐ staan. ►
Motor afzetten. ► Kettingrem inschakelen. ► Kettingbeschermer zo over het zaagblad
schuiven dat deze het gehele zaagblad
afdekt. ►
Kettingzaag met spanbanden, riemen of een
net dusdanig beveiligen, dat hij niet kan kan‐
telen en niet kan bewegen.
Nadat de motor heeft gedraaid kunnen de uit‐ laatdemper en de motor heet zijn. De gebrui‐ ker kan bij contact hiermee brandwonden oplopen. ► Kettingzaag met de rechterhand zo op de
draagbeugel dragen dat het zaagblad naar
achteren is gericht.

4.11 Opslaan

WAARSCHUWING
Kinderen kunnen de gevaren van de ketting‐ zaag niet herkennen en ook niet inschatten. Kinderen kunnen ernstig letsel oplopen. ►
Motor afzetten. ► Kettingrem inschakelen. ► Kettingbeschermer zo over het zaagblad
schuiven dat deze het gehele zaagblad
afdekt.
■ Als tijdens de reinigings-, onderhouds- of reparatiewerkzaamheden de motor draait, kan de zaagketting onbedoeld gaan draaien. Per‐ sonen kunnen ernstig letsel oplopen en er kan materiële schade ontstaan. ►
Motor afzetten.
► Kettingrem inschakelen.
■ Nadat de motor heeft gedraaid kunnen de uit‐ laatdemper en de motor heet zijn. Personen kunnen zich verbranden. ►
Wachten tot de uitlaatdemper en de motor zijn afgekoeld.
■ Agressieve reinigingsmiddelen, het reinigen met een waterstraal of puntige voorwerpen kunnen de kettingzaag, het zaagblad en de zaagketting beschadigen. Als de kettingzaag, het zaagblad of de zaagketting niet op de juiste wijze werden gereinigd, kunnen compo‐ nenten niet meer correct functioneren en kun‐ nen de veiligheidsinrichtingen zijn uitgescha‐ keld. Personen kunnen ernstig letsel oplopen. ► Kettingzaag, zaagblad en zaagketting reini‐
gen zoals staat beschreven in deze handlei‐ ding.
Als de kettingzaag niet zo wordt onderhouden of gerepareerd als staat beschreven in deze handleiding kunnen componenten niet meer correct functioneren en kunnen de veiligheids‐ inrichtingen zijn uitgeschakeld. Personen kun‐ nen ernstig of dodelijk letsel oplopen. ►
Kettingzaag zo onderhouden of repareren als in deze handleiding staat beschreven.
■ Als het zaagblad en de zaagketting niet zo worden onderhouden of gerepareerd als staat beschreven in deze handleiding kunnen com‐ ponenten mogelijk niet meer correct functione‐ ren en kunnen de veiligheidsinrichtingen wor‐ den uitgeschakeld. Personen kunnen ernstig letsel oplopen. ►
Zaagblad en zaagketting zo onderhouden of repareren als in deze gebruiksaanwijzing staat beschreven.
0458-890-7621-B. VA0.A21. 11
1
4
3
2
0000-GXX-A371-A0
0000-GXX-2954-A0
8
7
6
5
5
0000-GXX-A372-A0
3
6
0000-GXX-A385-A0

Nederlands 5 Motorzaag klaarmaken voor gebruik

■ Tijdens de reinigings- of onderhoudswerk‐ zaamheden aan de zaagketting kan de gebrui‐ ker letsel oplopen door de scherpe zaagtan‐ den. De gebruiker kan letsel oplopen. ►
Werkhandschoenen van een slijtvast materi‐ aal dragen.
► Moeren (1) zolang linksom draaien tot het ket‐
tingtandwieldeksel (2) kan worden weggeno‐
men. ► Kettingtandwieldeksel (2) wegnemen. ► Spanbout (3) zo ver linksom draaien, tot de
spanschuif (4) links tegen het huis ligt.
5 Motorzaag klaarmaken
voor gebruik

5.1 Kettingzaag klaarmaken voor gebruik

Telkens voor het begin van de werkzaamheden moeten de volgende handelingen worden uitge‐ voerd: ► Controleren of de volgende delen zich in de
veilige staat bevinden:
Kettingzaag, 4.6.1.
Zaagblad, 4.6.2.
Zaagketting, 4.6.3.
Kettingzaag reinigen,
Zaagblad en zaagketting monteren, 6.1.1.
Zaagketting spannen, 6.2.
Zaagkettingolie bijvullen, 6.3.
Kettingrem controleren, 10.4.
Kettingzaag tanken, 8.2.
Bedieningselementen controleren, 10.5.
Kettingsmering controleren, 10.6.
► Als de stappen niet kunnen worden uitge‐
voerd: de kettingzaag niet gebruiken en con‐ tact opnemen met een STIHL dealer.
15.

6 Motorzaag completeren

6.1 Zaagblad en zaagketting mon‐ teren en uitbouwen
6.1.1 Zaagblad en zaagketting monteren
De combinaties van zaagblad en zaagketting, die passen bij het kettingtandwiel en mogen wor‐ den gemonteerd, staan aangegeven in de tech‐ nische gegevens, ► Motor afzetten en kettingrem inschakelen.
20.1.
► Zaagketting zo in de groef van het zaagblad
leggen, dat de pijlen op de verbindingsscha‐ kels van de zaagketting aan de bovenzijde in de draairichting zijn gericht.
► Het zaagblad met de zaagketting zo op de ket‐
tingzaag plaatsen dat aan de volgende voor‐ waarden wordt voldaan:
De aandrijfschakels van de zaagketting val‐
len in de tanden van het kettingtandwiel (7). De tapeinden (5) vallen in het sleufgat van
het zaagblad (6). De pen van de spanschuif (4) valt in de
boring (8) van het zaagblad (6).
De oriëntering van het zaagblad (6) speelt geen rol. De opdruk op het zaagblad (6) kan ook ondersteboven staan. ► Kettingrem lossen.
12 0458-890-7621-B. VA0.A21.
2
1
1
0000-GXX-2929-A1
a
0000-GXX-2930-A0
2
3
1
0000-GXX-2931-A0
1
6 Motorzaag completeren Nederlands
► Spanbout (3) zo ver rechtsom draaien, tot de
zaagketting tegen het zaagblad ligt. Hierbij de aandrijfschakels van de zaagketting in de groef van het zaagblad geleiden. Het zaagblad (6) en de zaagketting liggen tegen de kettingzaag.
► Kettingtandwieldeksel (2) zo op de kettingzaag
plaatsen, dat deze gelijkligt met de ketting‐ zaag.

6.3 Zaagkettingolie bijvullen

De zaagkettingolie zorgt voor de smering en de koeling van de ronddraaiende zaagketting. ► Motor afzetten en kettingrem inschakelen. ► Motorzaag zo op een vlakke ondergrond plaat‐
sen dat de olietankdop naar boven is gericht.
► Het gebied rondom de olietankdop schoonma‐
ken met een vochtige doek.
► Moeren (1) aanbrengen en vastdraaien.
6.1.2 Zaagblad en zaagketting uitbouwen
► Motor afzetten en kettingrem inschakelen. ► Moeren zo ver linksom draaien tot het ketting‐
tandwieldeksel kan worden weggenomen. ► Kettingtandwieldeksel wegnemen. ► Spanbout tot aan de aanslag linksom draaien.
De zaagketting is ontspannen. ► Zaagblad en zaagketting wegnemen.
► De beugel van de olietankdop opklappen.

6.2 Zaagketting spannen

Tijdens de werkzaamheden kan de zaagketting losser of strakker gaan staan. De zaagketting‐ spanning wijzigt. Tijdens de werkzaamheden moet de zaagkettingspanning regelmatig worden gecontroleerd en moet deze zo nodig worden nagespannen. ► Motor afzetten en kettingrem inschakelen.
► Olietankdop tot aan de aanslag linksom
draaien. ► Olietankdop wegnemen. ► De zaagkettingolie zo bijvullen dat er geen
zaagkettingolie wordt gemorst en de olietank
niet tot aan de rand wordt gevuld. ► Als de beugel van de olietank is ingeklapt: de
beugel opklappen.
► Moeren (1) losdraaien. ► Kettingrem lossen. ► Zaagblad bij de neus optillen en de span‐
schroef (2) zo lang rechtsom of linksom draaien, tot aan de volgende voorwaarden is voldaan:
De afstand a in het midden van het zaag‐
blad bedraagt 1 mm tot 2 mm. De zaagketting kan nog met twee vingers
en geringe krachtsinspanning over het zaagblad worden getrokken.
► Zaagblad bij de neus verder optillen en de
moeren (1) vastdraaien.
► Als de afstand a in het midden van het zaag‐
blad niet 1 mm tot 2 mm bedraagt: zaagketting opnieuw spannen.
0458-890-7621-B. VA0.A21. 13
► De olietankdop zo aanbrengen dat de marke‐
ring (1) naar de markering (2) is gericht. ► De olietankdop naar beneden drukken en tot
aan de aanslag rechtsom draaien.
De olietankdop klikt hoorbaar vast. De marke‐
ring (1) is naar de markering (3) gericht. ► Controleren of de olietankdop naar boven kan
worden losgetrokken. ► Als de olietankdop niet naar boven kan wor‐
den losgetrokken: de beugel van de olietank‐
dop inklappen.
De olietank is gesloten. Als de olietankdop naar boven kan worden los‐
getrokken, moeten de volgende stappen worden uitgevoerd: ► De olietankdop in een willekeurige positie aan‐
brengen.
1
0000-GXX-3135-A0
2
0000-GXX-2932-A0
0000-GXX-2933-A0

Nederlands 7 Kettingrem inschakelen en lossen

7.2 Kettingrem lossen

► De olietankdop naar beneden drukken en tot
aan de aanslag rechtsom draaien.
► De olietankdop naar beneden drukken en
zolang linksom draaien tot de markering (1)
naar de markering (2) is gericht. ► Opnieuw proberen de olietank te sluiten. ► Als de olietank nog steeds niet kan worden
gesloten: niet met de kettingzaag werken en
contact opnemen met een STIHL dealer.
De kettingzaag verkeert niet in de veilige
staat.
7 Kettingrem inschakelen en
lossen

7.1 Kettingrem inschakelen

De kettingzaag is uitgerust met een kettingrem. De kettingrem wordt bij een voldoende sterke
terugslag automatisch ingeschakeld door de massatraagheid van de handbeschermer of kan worden ingeschakeld door de gebruiker.
► Handbeschermer met de linkerhand weg van
de draagbeugel duwen.
De handbeschermer klikt hoorbaar vast. De
kettingrem is ingeschakeld.
► Handbeschermer met de linkerhand richting
de gebruiker trekken. De handbeschermer klikt hoorbaar vast. De kettingrem is gelost.
8 Brandstof mengen en ket‐
tingzaag vullen

8.1 Brandstof mengen

De voor deze kettingzaag benodigde brandstof bestaat uit een mengsel van tweetaktmotorolie en benzine, in de mengverhouding 1:50.
STIHL adviseert de kant-en-klaar gemengde brandstof STIHL MotoMix.
Als brandstof zelf wordt gemengd mag alleen een STIHL tweetaktmotorolie of een andere hoogwaardige motorolie van de klasse JASO FB, JASO FC, JASO FD, ISO-L-EGB, ISO-L-EGC of ISO-L-EGD worden gebruikt.
STIHL schrijft de tweetaktmotorolie STIHL HP Ultra of een gelijkwaardige hoogwaardige motor‐ olie voor om de emissiegrenswaarden gedu‐ rende de machinelevensduur te kunnen waarbor‐ gen. ► Controleren dat het octaangetal van de ben‐
zine minimaal 90 RON bedraagt en het alco‐ holpercentage van de benzine niet hoger is dan 10%.
► Controleren dat de gebruikte tweetaktmotor‐
olie voldoet aan de eisen.
► Afhankelijk van de gewenste hoeveelheid
brandstof, de juiste hoeveelheden tweetakt‐ motorolie en benzine in de mengverhouding 1:50 afmeten. Voorbeelden van brandstof‐ mengsels:
20 ml tweetaktmotorolie, 1 l benzine
60 ml tweetaktmotorolie, 3 l benzine
100 ml tweetaktmotorolie, 5 l benzine
► Eerst tweetaktmotorolie, vervolgens benzine in
een schone, voor brandstof vrijgegeven jerry‐ can bijvullen.
► Brandstof doormengen.
14 0458-890-7621-B. VA0.A21.
0000-GXX-2934-A1
2
3
1
0000-GXX-2935-A1
1
4
0000-GXX-3136-A1
1
2
ABC
8 Brandstof mengen en kettingzaag vullen Nederlands

8.2 Kettingzaag tanken

► Motor afzetten en kettingrem inschakelen. ► De kettingzaag laten afkoelen. ► De kettingzaag zo op een vlakke ondergrond
plaatsen dat de brandstoftankdop naar boven
is gericht. ► Het gebied rondom de brandstoftankdop
schoonmaken met een vochtige doek. ► De beugel van de brandstoftankdop opklap‐
pen.
LET OP
■ Brandstof kan onder inwerking van licht, zon‐ nestraling en extreme temperaturen sneller ontmengen Als ontmengde brandstof wordt getankt kan de kettingzaag worden bescha‐ digd. ►
Brandstof doormengen.
► Brandstof die langer dan 30 dagen werd
bewaard, niet tanken.
► De brandstof zo tanken dat er geen brand‐
stof wordt gemorst en minimaal 15 mm tot aan de rand van de brandstoftank vrij laten.
► Als de beugel van de brandstoftank is inge‐
klapt: De beugel opklappen.
WAARSCHUWING
■ Tijdens de werkzaamheden of in een zeer warme omgeving loopt de temperatuur van de kettingzaag op. Afhankelijk van de soort brandstof, de hoogte, de omgevingstempera‐ tuur en de temperatuur van de kettingzaag zet de brandstof uit en kan overdruk in de brand‐ stoftank ontstaan. Als de brandstoftankdop wordt geopend kan er brandstof naar buiten spuiten en ontbranden. De gebruiker kan ern‐ stig letsel oplopen en er kan materiële schade ontstaan. ► De kettingzaag laten afkoelen voordat de
brandstoftankdop wordt geopend.
► De brandstoftankdop langzaam en niet
ineens opendraaien.
► De brandstoftankdop ca. 1/8 slag linksom
draaien. Als de brandstoftank onder druk staat, bouwt de overdruk zich hoorbaar af.
► Als de overdruk volledig is afgebouwd: Brand‐
stoftankdop zolang linksom draaien tot de markeringen op de brandstoftankdop en op de
► De brandstoftankdop zo aanbrengen dat de
markering (1) naar de markering (2) is gericht.
► De brandstoftankdop naar beneden drukken
en tot aan de aanslag rechtsom draaien. De brandstoftankdop klikt hoorbaar vast. De markering (1) ligt in lijn met de markering (4) en is gericht naar de markering (3).
► Controleren of de brandstoftankdop naar
boven kan worden losgetrokken.
► Als de brandstoftankdop niet naar boven kan
worden losgetrokken: De beugel van de brandstoftankdop inklappen. De brandstoftank is gesloten.
Als de brandstoftankdop naar boven kan worden losgetrokken, moeten de volgende stappen wor‐ den uitgevoerd: ► De brandstoftankdop in een willekeurige posi‐
tie aanbrengen.
brandstoftank met elkaar in lijn liggen.
► Brandstoftankdop wegnemen.
0458-890-7621-B. VA0.A21. 15
1
2
3
4
5
0000-GXX-A373-A0
0000-GXX-2936-A0
0000-GXX-2937-A0

Nederlands 9 Motor starten en afzetten

► De brandstoftankdop naar beneden drukken
en tot aan de aanslag rechtsom draaien.
► De brandstoftankdop naar beneden rukken en
tot aan de aanslag linksom draaien tot de mar‐ kering (1) naar de markering (2) is gericht.
► Opnieuw proberen de brandstoftank te sluiten. ► Als de brandstoftank nog steeds niet kan wor‐
den gesloten: niet met de kettingzaag werken en contact opnemen met een STIHL dealer. De kettingzaag bevindt zich niet in de veilige staat.
9 Motor starten en afzetten

9.1 Juiste startprocedure kiezen

Wanneer moet de motor op het starten worden voorbereid?
De motor moet op het starten worden voorbe‐ reid, als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
De motor is op omgevingstemperatuur.
De motor sloeg af bij de eerste malen gas
geven na het starten. De motor sloeg af omdat de brandstoftank
leeg was.
► Motor voorbereiden op het starten en vervol‐
gens de motor starten.
Wanneer kan de motor direct worden gestart? De motor kan direct worden gestart als de motor
minimaal 1 minuut heeft gedraaid en slechts voor een korte werkonderbreking werd afgezet. ► Motor starten.
► Kettingzaag op een van de 3 mogelijke manie‐
ren vasthouden:
De kettingzaag op een vlakke ondergrond
plaatsen, met de linkerhand op de draag‐ beugel zo vasthouden dat de duim om de draagbeugel valt, op de grond drukken en de punt van de rechter kettingzaaglaars in de achterste handgreep steken. De kettingzaag op een vlakke ondergrond
plaatsen, met de linkerhand op de draag‐ beugel zo vasthouden dat de duim om de draagbeugel valt, op de grond drukken en de hak van de rechter kettingzaaglaars in de achterste handgreep steken. Kettingzaag met de linkerhand op de draag‐
beugel zo vasthouden dat de duim om de draagbeugel valt en de achterste handgreep tussen de knieën of de bovenbenen klem‐ men.
9.2 Motor op het starten voorberei‐
den
► Juiste startprocedure kiezen.
► Starthandgreep met de rechterhand langzaam
uittrekken tot er weerstand waarneembaar is.
► Net zo lang de starthandgreep snel uittrekken
en teruggeleiden tot de motor eenmalig ont‐ steekt en afslaat.
► Als de motor niet afslaat: combischakelaar (3)
in stand plaatsen, zodat de motor niet ver‐ zuipt.
► Kettingrem (2) inschakelen. ► Decompressieklep (1) indrukken. ► Gashendelblokkering (5) indrukken en inge‐
drukt houden.
► Gashendel (4) indrukken en ingedrukt houden. ►
Combischakelaar (3) in stand
16 0458-890-7621-B. VA0.A21.
plaatsen.
De motor slaat af.

9.3 Motor starten

► Juiste startprocedure kiezen.
1
2
3
0000-GXX-A374-A0
4
5
0000-GXX-2936-A0
0000-GXX-2937-A0
2
3
1
0000-GXX-A375-A0
9 Motor starten en afzetten Nederlands
► Kettingrem (2) inschakelen. ► Kettingbeschermer lostrekken. ► Decompressieklep (1) indrukken. ► Gashendelblokkering (5) indrukken en inge‐
drukt houden.
► Gashendel (4) indrukken en ingedrukt houden. ►
Combischakelaar (3) in stand
Combischakelaar (3) in stand
► Kettingzaag op een van de 3 mogelijke manie‐
ren vasthouden:
De kettingzaag op een vlakke ondergrond
plaatsen, met de linkerhand op de draag‐ beugel zo vasthouden dat de duim om de draagbeugel valt, op de grond drukken en de punt van de rechter kettingzaaglaars in de achterste handgreep steken. De kettingzaag op een vlakke ondergrond
plaatsen, met de linkerhand op de draag‐ beugel zo vasthouden dat de duim om de draagbeugel valt, op de grond drukken en de hak van de rechter kettingzaaglaars in de achterste handgreep steken. Kettingzaag met de linkerhand op de draag‐
beugel zo vasthouden dat de duim om de draagbeugel valt en de achterste handgreep tussen de knieën of de bovenbenen klem‐ men.
plaatsen.
plaatsen.
► Starthandgreep met de rechterhand langzaam
uittrekken tot er weerstand waarneembaar is.
► Net zo lang de starthandgreep snel uittrekken
en teruggeleiden tot de motor draait.
► Gashendelblokkering (5) indrukken en inge‐
drukt houden.
► Gashendel (4) kort indrukken.
De combischakelaar (3) springt in de stand . De motor draait stationair.
LET OP
■ Als met een ingeschakelde kettingrem gas wordt gegeven, kan de kettingrem worden beschadigd. ►
Voor het zagen de kettingrem lossen.
► Kettingrem lossen.
De kettingzaag is klaar voor gebruik.
► Als de zaagketting bij stationair toerental mee‐
draait: storingen verhelpen. Het stationair toerental is niet correct inge‐ steld.
► Als de motor niet start: de motor voorbereiden
op het starten en vervolgens opnieuw probe‐ ren de motor te starten.

9.4 Motor afzetten

► Gashendel (2) en gashendelblokkering (3) los‐
laten. De zaagketting beweegt niet meer.
Combischakelaar (1) in stand plaatsen. De motor slaat af en de combischakelaar (1)
veert terug in de stand .
0458-890-7621-B. VA0.A21. 17
0000-GXX-3162-A0
a
0000-GXX-1217-A0
1
0000-GXX-1218-A0
2
0000-GXX-1372-A0
1
2
3
4

Nederlands 10 Motorzaag controleren

10 Motorzaag controleren

10.1 Kettingtandwiel controleren

► Motor afzetten. ► Kettingrem lossen. ► Kettingtandwieldeksel uitbouwen. ► Zaagblad en zaagketting uitbouwen.
► De hoogte van de dieptebegrenzer (1) meten
met behulp van het STIHL vijlkaliber (2). Het STIHL vijlkaliber moet passen bij de steek van de zaagketting.
► Als een dieptebegrenzer (1) boven het vijlkali‐
ber (2) uitsteekt: dieptebegrenzer (1) afvijlen,
16.3.
► Inloopsporen op het kettingtandwiel controle‐
ren met behulp van een STIHL kaliber.
► Als de inloopsporen dieper zijn dan
a = 0,5 mm: de kettingzaag niet gebruiken en contact opnemen met een STIHL dealer. Het kettingtandwiel moet worden vervangen.

10.2 Zaagblad controleren

► Motor afzetten en kettingrem inschakelen. ► Zaagketting en zaagblad uitbouwen.
► Controleren of de slijtagemarkeringen (1 tot 4)
op de zaagtanden zichtbaar zijn.
► Als één van de slijtagemarkeringen op een
zaagtand niet zichtbaar is: de zaagketting niet gebruiken en contact opnemen met een STIHL dealer.
► Met behulp van een STIHL vijlkaliber controle‐
ren of de aanscherphoek van de zaagtanden van 30° is aangehouden. Het STIHL vijlkaliber
► De groefdiepte van het zaagblad meten met
behulp van het meetkaliber van het STIHL vij‐ lkaliber.
► Zaagblad vervangen, als aan een van de vol‐
gende voorwaarden wordt voldaan:
Het zaagblad is beschadigd.
De gemeten groefdiepte is kleiner dan de
minimale groefdiepte van het zaagblad,
19.3. De groef van het zaagblad is versmald of
verbreed.
► Als één en ander niet duidelijk is: verzoeken
wij u contact op te nemen met een STIHL dea‐ ler.

10.3 Zaagketting controleren

► Motor afzetten en kettingrem inschakelen.
moet passen bij de steek van de zaagketting.
► Als de aanscherphoek van 30° niet werd aan‐
gehouden: de zaagketting aanscherpen/slij‐ pen.
► Als één en ander niet duidelijk is: verzoeken
wij u contact op te nemen met een STIHL dea‐ ler.

10.4 Kettingrem controleren

► Motor afzetten en kettingrem inschakelen.
18 0458-890-7621-B. VA0.A21.
1
0000-GXX-A383-A0
2
0000-GXX-A382-A0
3
3

11 Met de motorzaag werken Nederlands

WAARSCHUWING
■ De zaagtanden van de zaagketting zijn scherp. De gebruiker kan zich verwonden. ► Werkhandschoenen van een slijtvast materi‐
aal dragen.
► Proberen, de zaagketting met de hand over
het zaagblad te trekken. Als de zaagketting niet met de hand over het zaagblad kan worden getrokken werkt de ket‐ tingrem.
► Als de zaagketting met de hand over het zaag‐
blad kan worden getrokken: de kettingzaag niet gebruiken en contact opnemen met een STIHL dealer. De kettingrem is defect.
10.5 Bedieningselementen controle‐
ren
Gashendelblokkering en gashendel ► Motor afzetten en kettingrem inschakelen. ► Proberen de gashendel in te drukken, zonder
de gashendelblokkering in te drukken.
► Als de gashendel kan worden ingedrukt: de
kettingzaag niet gebruiken en contact opne‐ men met een STIHL dealer. De gashendelblokkering is defect.
► Gashendelblokkering indrukken en ingedrukt
houden.
► Gashendel indrukken en weer loslaten. ► Als de gashendel stroef beweegt of niet terug‐
veert in de uitgangsstand: de kettingzaag niet gebruiken en contact opnemen met een STIHL dealer. De gashendel is defect.
Motor afzetten ► Motor starten. ►
Combischakelaar in stand De motor slaat af en de combischakelaar veert
terug in de stand
► Als de motor niet afslaat:
Combischakelaar in stand plaatsen. De motor slaat af.
► De kettingzaag niet gebruiken en contact
opnemen met een STIHL dealer. De combischakelaar is defect.
.
plaatsen.

10.6 Kettingsmering controleren

► Motor starten en kettingrem lossen. ► Zaagblad op een lichtgekleurd oppervlak rich‐
ten.
► Gas geven.
Zaagkettingolie wordt weggeslingerd en is her‐ kenbaar op het lichtgekleurde oppervlak. De kettingsmering functioneert.
11 Met de motorzaag werken

11.1 Winterstand instellen

Als er bij temperaturen beneden de +10 °C wordt gewerkt is er kans op ijsvorming in de carbura‐ teur. Om ervoor te zorgen dat er extra warme lucht, die van de motor komt, rondom de carbu‐ rateur stroomt, moet de winterstand worden ingesteld.
LET OP
■ Als er bij temperaturen boven de +10 °C in de winterstand wordt gewerkt kan de motor over‐ verhit raken. ►
Zomerstand instellen.
► Motor afzetten en kettingrem inschakelen.
► Filterdeksel (1) uitbouwen. ► Schuif (2) omhoog trekken.
► Schuif (2) tot aan de aanslag in de geleidingen
(3) schuiven. De schuif klikt merkbaar vast.
► Filterdeksel (1) aanbrengen.

11.2 Zomerstand instellen

Als er bij temperaturen boven de +10 °C wordt gewerkt moet de zomerstand worden ingesteld. ► Motor afzetten en kettingrem inschakelen.
0458-890-7621-B. VA0.A21. 19
0000-GXX-A381-A0
1
2
0000-GXX-A384-A0
3
3
0000-GXX-3132-A0
H
0000-GXX-3131-A0
L
1
0000-GXX-7209-A0
Nederlands 11 Met de motorzaag werken
► Hoofdstelschroef H zolang rechtsom
draaien tot de kettingzaag bij de werkzaam‐ heden weer het optimale vermogen heeft.
11.4 Carburateurafstelling aanpas‐
sen voor werkzaamheden bij temperaturen beneden de ‑10 °C
► Filterdeksel (1) uitbouwen. ► Schuif (2) omhoog trekken.
► Schuif (2) tot aan de aanslag in de geleidingen
(3) schuiven. De schuif klikt merkbaar vast.
► Filterdeksel (1) aanbrengen.
Als met de kettingzaag wordt gewerkt bij tempe‐ raturen beneden de ‑10 °C, kan de motor niet meer correct accelereren. De carburateurafstel‐ ling kan dusdanig worden aangepast dat de motor weer correct accelereert. ► Motor starten en kettingrem lossen. ► motor ca. 1 minuut lang met gasgeven laten
opwarmen.
11.3 Carburateurafstelling aanpas‐ sen voor werkzaamheden op grote hoogtes
Als met de kettingzaag wordt gewerkt op grote hoogtes, kan de kettingzaag niet meer het opti‐ male vermogen hebben. De carburateurafstelling kan zo worden aangepast dat de kettingzaag weer het optimale vermogen heeft. ► Motor starten en kettingrem lossen. ► motor ca. 1 minuut lang met gasgeven laten
opwarmen.
LET OP
■ Als er weer met de kettingzaag wordt gewerkt bij temperaturen boven de ‑10 °C, kan het motorvermogen bij het zagen duidelijk afne‐ men. ►
Standaardafstelling uitvoeren.
► Stelschroef stationair toerental L 1/4 slag
linksom draaien.
► Als de zaagketting continu meedraait of de
motor afslaat: stationair toerental instellen.

11.5 Olieopbrengst instellen

De kettingzaag is voorzien van een instelbare oliepomp.
LET OP
■ Als weer op lagere hoogte met de kettingzaag wordt gewerkt kan de motor oververhit raken. ► Standaardafstelling uitvoeren.
20 0458-890-7621-B. VA0.A21.
0000-GXX-2948-A1
0000-GXX-2949-A1
0000-GXX-2950-A1
0000-GXX-1245-A0
1
2
1
2
11 Met de motorzaag werken Nederlands
Als de oliepompstelschroef (1) in stand E (Ema‐ tic) staat, is de olieopbrengst optimaal ingesteld voor de meeste toepassingen.
De opbrengst van de oliepomp kan voor verschil‐ lende zaaglengtes, houtsoorten en werktechnie‐ ken worden aangepast.
Olieopbrengst verhogen ► Motor afzetten en kettingrem inschakelen. ► Oliepompstelschroef (1) rechtsom draaien.
Olieopbrengst verlagen ► Motor afzetten en kettingrem inschakelen. ► Oliepompstelschroef (1) linksom draaien.
11.6 Kettingzaag vasthouden en
bedienen
► Kam tegen het hout plaatsen en als draaipunt
gebruiken.
► Zaagblad volledig zo door het hout geleiden,
dat de kam altijd weer opnieuw tegen het hout wordt geplaatst.
► Aan het einde van de zaagsnede het gewicht
van de kettingzaag opvangen.

11.8 Snoeien

► De kettingzaag zo met de linkerhand op de
draagbeugel en de rechterhand op de bedie‐ ningshandgreep vasthouden en bedienen, dat de duim van de linkerhand om de draagbeugel en de duim van de rechterhand om de bedie‐ ningshandgreep valt.

11.7 Zagen

► Kettingzaag op de stam laten rusten. ► Zaagblad met vol gas met een hefboombewe‐
ging tegen de tak drukken.
► Tak met de bovenzijde van het zaagblad door‐
zagen.
WAARSCHUWING
■ Als er een terugslag optreedt kan de ketting‐ zaag naar boven in de richting van de gebrui‐ ker worden geslingerd. De gebruiker kan ern‐ stig of dodelijk letsel oplopen. ►
Met vol gas zagen.
► Niet met het bovenste kwart gedeelte van de
zaagbladneus zagen.
► Zaagblad met vol gas zo in de zaagsnede
geleiden dat het zaagblad niet scheef wordt gedrukt.
► Als de tak onder spanning staat: ontlastings‐
snede (1) in de drukzijde zagen en vervolgens vanaf de trekzijde met een zaagsnede (2) doorzagen.

11.9 Vellen

11.9.1 Velrichting en vluchtwegen vastleggen ► Velrichting zo bepalen dat het gebied waarin
0458-890-7621-B. VA0.A21. 21
de boom valt open/vrij is.
B
B
0000-GXX-1246-A0
0000-GXX-1247-A0
Ø
1/10
0000-GXX-1251-A1
C
C
E
G
0000-GXX-1249-A0
0000-GXX-1250-A1
Nederlands 11 Met de motorzaag werken
NL Breuklijst
De breuklijst geleidt de boom als een schar‐ nier naar de grond. De breuklijst is 1/10 van de stamdiameter breed.
E Velsnede
Door middel van de velsnede wordt de stam doorgezaagd. De velsnede ligt 1/10 van de stamdiameter (minimaal 3 cm) boven de zool van de valkerf.
► Vluchtweg (B) zo bepalen dat aan de vol‐
gende voorwaarden wordt voldaan:
De vluchtweg (B) ligt in een hoek van 45°
ten opzichte van de velrichting (A). Op de vluchtweg (B) bevinden zich geen
obstakels. De boomkruin kan in het oog worden
gehouden. Als de vluchtweg (B) op een helling ligt
moet de vluchtweg (B) evenwijdig aan de helling lopen.
11.9.2 Werkgebied bij de stam voorbereiden
► Obstakels in het werkgebied op de stam ver‐
F Veiligheidsband
De veiligheidsband steunt de boom en voor‐ komt voortijdig omvallen. De veiligheidsband is 1/10 tot 1/5 van de stamdiameter breed.
G Borglijst
De borglijst steunt de boom en voorkomt voortijdig omvallen. De borglijst is 1/10 tot 1/5 van de stamdiameter breed.
11.9.4 Valkerf inzagen De valkerf bepaalt de richting waarin de boom
valt. De nationale richtlijnen voor het aanbrengen van de valkerf moeten worden aangehouden.
wijderen.
► Begroeiing op de stam verwijderen.
► De kettingzaag zo uitlijnen dat de valkerf
haaks op de velrichting wordt aangebracht en
► Als de stam grote, gezonde worteluitlopers
heeft: de worteluitlopers eerst loodrecht en vervolgens horizontaal inzagen en vervolgens verwijderen.
de kettingzaag vlak bij de grond is. ► Horizontale valkerfzool inzagen. ► De valkerfdakzaagsnede onder een hoek van
45° ten opzichte van de horizontale valkerfzool
inzagen.
11.9.3 Basisbeginselen voor de velsnede
C Valkerf
De valkerf bepaalt de velrichting.
22 0458-890-7621-B. VA0.A21.
3.
1.
2.
0000-GXX-1252-A0
0000-GXX-1253-A0
1
2
0000-GXX-1254-A0
1.
2.
11 Met de motorzaag werken Nederlands
► Als het hout gezond en langvezelig is: de
spintsnede zo inzagen dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
De spintsneden zijn aan beide zijden gelijk.
De spintsneden bevinden zich ter hoogte
van de valkerfzool. De spintsneden zijn 1/10 van de stamdia‐
meter breed.
De stam scheurt niet open als de boom valt.
11.9.5 Insteken Het insteken is een werktechniek die voor het
vellen noodzakelijk is.
1 Normale boom
Een normale boom staat rechtop en heeft een gelijkmatige boomkruin.
2 Overhangende boom
Een overhangende boom staat schuin en heeft een boomkruin die in de velrichting is gericht.
11.9.7 Normale boom met kleine stamdiame‐
ter vellen
Een normale boom wordt geveld door middel van een velsnede met veiligheidsband. Deze vel‐
► Het zaagblad met de onderzijde van de zaag‐
bladneus en vol gas aanbrengen.
► Zo ver inzagen, dat de zaagsnede tweemaal
zo diep is als de breedte van het zaagblad.
snede moet worden uitgevoerd als de stamdia‐ meter kleiner is dan de werkelijke zaagblad‐ lengte van de motorzaag. ► Waarschuwing roepen.
► In de insteekstand zwenken. ► Zaagblad insteken.
11.9.6 Geschikte velsnede kiezen Het kiezen van de juiste velsnede hangt van de volgende omstandigheden af:
de natuurlijke hoek waaronder de boom staat
de takvorming van de boom
beschadigingen aan de boom
de gezondheidstoestand van de boom
indien er sneeuw op de boom ligt: de sneeuw‐
belasting de hellingrichting
de windrichting en de windsnelheid
aanwezige naast staande bomen
Er wordt onderscheid gemaakt tussen de ver‐ schillende ontwikkelingen van deze omstandig‐ heden. In deze handleiding worden slechts 2 ontwikkelingen beschreven.
► Het zaagblad insteken in de velsnede tot dit
aan de andere zijde van de stam weer zicht‐
baar is, 11.9.5. ► De kam achter de breuklijst plaatsen en als
draaipunt gebruiken. ► De velsnede maken in de richting van de
breuklijst. ► De velsnede maken in de richting van de vei‐
ligheidsband.
0458-890-7621-B. VA0.A21. 23
0000-GXX-1255-A0
3.
0000-GXX-1256-A0
1.
2.
3.
4.
5.
6.
0000-GXX-1257-A0
0000-GXX-1258-A0
1.
2.
0000-GXX-1259-A0
Nederlands 11 Met de motorzaag werken
► Velwig aanbrengen. De velwig moet bij de
stamdiameter en de breedte van de velsnede
passen. ► Waarschuwing roepen. ► Veiligheidsband met uitgestrekte armen, van
buitenaf en horizontaal in het vlak van de vel‐
snede doorzagen.
De boom valt.
11.9.8 Normale boom met grote stamdiame‐
ter vellen
Een normale boom wordt geveld door middel van een velsnede met veiligheidsband. Deze vel‐ snede moet worden uitgevoerd als de stamdia‐ meter groter is dan de werkelijke zaagbladlengte van de motorzaag. ► Waarschuwing roepen.
► Kam ter hoogte van de velsnede aanbrengen
en als draaipunt gebruiken. ► Motorzaag horizontaal in de velsnede geleiden
en zo ver mogelijk zwenken. ► De velsnede maken in de richting van de
breuklijst. ► De velsnede maken in de richting van de vei‐
ligheidsband. ► Wisselen naar de tegenoverliggende zijde van
de stam. ► Zaagblad in hetzelfde vlak in de velsnede ste‐
ken. ► De velsnede maken in de richting van de
breuklijst. ► De velsnede maken in de richting van de vei‐
ligheidsband.
► Velwig aanbrengen. De velwig moet bij de
stamdiameter en de breedte van de velsnede
passen. ► Waarschuwing roepen. ► Veiligheidsband met uitgestrekte armen, van
buitenaf en horizontaal in het vlak van de vel‐
snede doorzagen.
De boom valt.
11.9.9 Overhangende boom met kleine stam‐
diameter vellen
Een overhangende boom wordt door middel van een velsnede met borglijst geveld. Deze vel‐ snede moet worden uitgevoerd als de stamdia‐ meter kleiner is dan de werkelijke zaagblad‐ lengte van de motorzaag. ► Waarschuwing roepen.
► Het zaagblad insteken in de velsnede tot dit
aan de andere zijde van de stam weer zicht‐
baar is, 11.9.5. ► De velsnede maken in de richting van de
breuklijst. ► De velsnede maken in de richting van de borg‐
lijst.
► Waarschuwing roepen.
24 0458-890-7621-B. VA0.A21.
0000-GXX-1260-A0
3.
2.
1.
5.
6.
4.
0000-GXX-1261-A0

12 Na de werkzaamheden Nederlands

► De borglijst met uitgestrekte armen van bui‐
tenaf en schuin van boven doorzagen. De boom valt.
11.9.10 Overhangende boom met grote stam‐ diameter vellen
Een overhangende boom wordt geveld door mid‐ del van een velsnede met borglijst. Deze vel‐ snede moet worden uitgevoerd als de stamdia‐ meter groter is dan de werkelijke zaagbladlengte van de motorzaag. ► Waarschuwing roepen.
► Kam ter hoogte van de velsnede achter de
borglijst aanbrengen en als draaipunt gebrui‐ ken.
► Motorzaag horizontaal in de velsnede geleiden
en zo ver mogelijk zwenken.
► De velsnede maken in de richting van de
breuklijst.
► De velsnede maken in de richting van de borg‐
lijst.
► Wisselen naar de tegenoverliggende zijde van
de stam.
► Kam ter hoogte van de velsnede achter de
breuklijst aanbrengen en als draaipunt gebrui‐ ken.
► Motorzaag horizontaal in de velsnede geleiden
en zo ver mogelijk zwenken.
► De velsnede maken in de richting van de
breuklijst.
► De velsnede maken in de richting van de borg‐
lijst.
De boom valt.
12 Na de werkzaamheden

12.1 Na de werkzaamheden

► Motor afzetten en kettingrem inschakelen. ► De kettingzaag laten afkoelen. ► Als de kettingzaag nat is: De kettingzaag laten
drogen. ► Kettingzaag reinigen. ► Zaagblad en zaagketting reinigen. ► De moeren op het kettingtandwieldeksel los‐
draaien ► Spanbout 2 slagen linksom draaien.
De zaagketting is ontspannen. ► De moeren op het kettingtandwieldeksel vast‐
draaien. ► Kettingbeschermer zo over het zaagblad
schuiven dat deze het gehele zaagblad afdekt.

13 Vervoeren

13.1 Kettingzaag vervoeren

► Motor afzetten en kettingrem inschakelen. ► Kettingbeschermer zo over het zaagblad
schuiven dat deze het gehele zaagblad afdekt.
Kettingzaag dragen ► Kettingzaag met de rechterhand zo op de
draagbeugel dragen dat het zaagblad naar
achteren is gericht.
Kettingzaag vervoeren in een voertuig ► De kettingzaag zo borgen dat deze niet kan
kantelen en verschuiven.

14 Opslaan

14.1 Kettingzaag opslaan

► Motor afzetten en kettingrem inschakelen. ► Kettingbeschermer zo over het zaagblad
schuiven dat deze het gehele zaagblad afdekt. ► De kettingzaag zo opslaan dat aan de vol‐
gende voorwaarden wordt voldaan:
De kettingzaag bevindt zich buiten het
bereik van kinderen. De kettingzaag is schoon en droog.

15 Reinigen

15.1 Kettingzaag reinigen

► Motor afzetten en kettingrem inschakelen. ► De kettingzaag laten afkoelen. ► Kettingzaag met een vochtige doek of
► Waarschuwing roepen. ► De borglijst met uitgestrekte armen van bui‐
tenaf en schuin van boven doorzagen.
0458-890-7621-B. VA0.A21. 25
STIHL harsoplosmiddel reinigen. ► Reinig de ventilatiesleuven met een kwast.
3
3
4
2
3
1
0000-GXX-A376-A0
1
2
0000-GXX-2951-A0
3
3
1 3
2
0000-GXX-A377-A0
Nederlands 15 Reinigen
door afborstelen of uitkloppen kan dit niet wor‐ den verwijderd. Het luchtfilter moet met behulp van een reinigingsmiddel worden gereinigd. ► Motor afzetten en kettingrem inschakelen. ► Gashendelblokkering indrukken en ingedrukt
houden. ► Gashendel indrukken en ingedrukt houden. ►
Combischakelaar in stand plaatsen. ► Gashendel en gashendelblokkering loslaten.
► Filterdeksel (1) uitbouwen. ► Bougiesteker (2) lostrekken. ► Kapsluitingen (3) zo ver linksom draaien tot de
kap (4) kan worden verwijderd. ► Kap (4) wegnemen. ► Kettingtandwieldeksel uitbouwen. ► Kettingtandwieldeksel, cilinderribben en bin‐
nenzijden van de kap en de filterdeksel reini‐
gen met behulp van een kwast, een vochtige
doek of STIHL harsoplosmiddel. ► Gebied rondom het kettingtandwiel met een
vochtige doek of STIHL harsoplosmiddel reini‐
gen. ► Kap (4) aanbrengen. ► Kapsluitingen (3) rechtsom draaien en stevig
aandraaien.
De kap (4) is gesloten. ► Bougiesteker (2) stevig aandrukken. ► Filterdeksel (1) aanbrengen. ► Kettingtandwieldeksel monteren.
15.2 Zaagblad en zaagketting reini‐
gen
► Motor afzetten en kettingrem inschakelen. ► Zaagblad en zaagketting uitbouwen.
► Olietoevoerboring (1), oliekanaal (2) en
groef (3) met een kwast, een zachte borstel of
STIHL harsoplosmiddel reinigen. ► Zaagketting met een kwast, een zachte borstel
of STIHL harsoplosmiddel reinigen. ► Zaagblad en zaagketting monteren.

15.3 Luchtfilter reinigen

In het luchtfilter kan zich zeer fijn stof ophopen. Door het stof kan het luchtfilter verstopt raken en
26 0458-890-7621-B. VA0.A21.
► De filterdekselsluiting (1) zo lang linksom
draaien tot de filterdeksel (2) kan worden weg‐
genomen. ► Filterdeksel (2) wegnemen. ► De omgeving rondom het luchtfilter (3) met
een vochtige doek of een kwast reinigen. ► Luchtfilter (3) lostrekken. ► Het grove vuil aan de buitenzijde van het
luchtfilter (3) afspoelen onder stromend water. ► Als het luchtfilter (3) is beschadigd: Luchtfilter
(3) vervangen.
WAARSCHUWING
■ Als reinigingsmiddel in contact komt met de
huid of de ogen, kunnen de huid of de ogen
geïrriteerd raken.
Op de gebruiksaanwijzing van het reinigings‐
middel letten. ► Contact met reinigingsmiddelen vermijden. ► Als contact met de huid heeft plaatsgevon‐
den: de betreffende plekken op de huid met
veel water en zeep wassen. ►
Als contact met de ogen heeft plaatsgevon‐
den: ogen minimaal 15 minuten spoelen met
veel water en een arts raadplegen.
De buiten- en binnenzijde van het luchtfil‐ ter (3) inspuiten met STIHL speciaal reini‐ gingsmiddel of een reinigingsmiddel met een pH‑waarde hoger dan 12.
► STIHL speciaal reinigingsmiddel of reinigings‐
middel 10 minuten laten inwerken.
► De buitenzijde van het luchtfilter (3) afborste‐
len met een zachte borstel.
► De buiten- en binnenzijde van het luchtfilter (3)
afspoelen onder stromend water.
3
1
2
0000-GXX-A378-A0
2
1
0000-GXX-A379-A0
2
0000-GXX-A380-A0

16 Onderhoud

► Luchtfilter (3) aan de lucht laten drogen.
► De bougie aanbrengen en vastdraaien. ► Bougiesteker (2) stevig aandrukken. ► Filterdeksel (1) aanbrengen.
Nederlands
16 Onderhoud

16.1 Onderhoudsintervallen

Onderhoudsintervallen zijn afhankelijk van de omgevings- en werkomstandigheden. STIHL adviseert de volgende onderhoudsinter‐
► Luchtfilter (3) met de hand aandrukken. ► Filterdeksel (2) aanbrengen. ► Filterdekselsluiting (1) rechtsom draaien en
met de hand stevig aandraaien. De filterdeksel (2) is gesloten.
► Gashendelblokkering indrukken en ingedrukt
houden. ► Gashendel indrukken en ingedrukt houden. ►
Combischakelaar in stand
De combischakelaar veert terug in de stand
plaatsen.

15.4 Bougie reinigen

► Motor afzetten en kettingrem inschakelen. ► De kettingzaag laten afkoelen.
► Filterdeksel (1) uitbouwen. ► Bougiesteker (2) lostrekken. ► Als het gebied rondom de bougie is vervuild:
het gebied rondom de bougie schoonmaken
met een vochtige doek. ► De bougie losdraaien. ► De bougie schoonmaken met een vochtige
doek. ► Als de bougie is gecorrodeerd: bougie vervan‐
gen.
0458-890-7621-B. VA0.A21. 27
vallen: Kettingrem
► De kettingrem met de volgende intervallen
door een STIHL dealer laten onderhouden:
Continu gebruik: elk kwartaal
Periodiek gebruik: halfjaarlijks
Incidenteel gebruik: jaarlijks
Elke 100 bedrijfsuren ► bougie vervangen.
.
Wekelijks ► Kettingtandwiel controleren. ► Zaagblad controleren en ontbramen. ► Zaagketting controleren en aanscherpen/slij‐
pen.
Maandelijks ► Luchtfilter reinigen. ► Olietank door een STIHL dealer laten reinigen. ► Brandstoftank door een STIHL dealer laten
reinigen.
► Aanzuigmond in de brandstoftank door
een STIHL dealer laten reinigen.
Jaarlijks ► Aanzuigmond in de brandstoftank door een
STIHL dealer laten vervangen.
16.2 Bramen verwijderen van zaag‐ blad
Aan de buitenzijde van het zaagblad kan een braam worden gevormd. ► Braam met behulp van een platte vijl of een
STIHL zaagbladrichter verwijderen.
► Als één en ander niet duidelijk is: verzoeken
wij u contact op te nemen met een STIHL dea‐ ler.

16.3 Zaagketting slijpen

Het vraagt veel oefening zaagkettingen correct aan te scherpen/slijpen.
STIHL vijlen, STIHL vijlhouders, STIHL slijpappa‐ raten en de brochure "STIHL zaagkettingen aan‐ scherpen/slijpen" helpen om de zaagketting cor‐ rect aan te scherpen/slijpen. De brochure is via
0000-GXX-1219-A0
0000-GXX-1220-A1

Nederlands 17 Repareren

www.stihl.com/sharpening-brochure beschik‐ baar.
STIHL adviseert de zaagkettingen door een STIHL dealer te laten aanscherpen/slijpen.
WAARSCHUWING
■ De zaagtanden van de zaagketting zijn scherp. De gebruiker kan zich verwonden. ► Werkhandschoenen van een slijtvast materi‐
aal dragen.
De aanscherphoek van 30° wordt aange‐
houden.
► Dieptebegrenzer met behulp van een vlakke
vijl zo vijlen dat deze gelijkligt met het STIHL vijlkaliber en evenwijdig aan de slijtage‐ markering. Het STIHL vijlkaliber moet passen bij de steek van de zaagketting.
► Als er onduidelijkheden zijn: contact opnemen
met een STIHL dealer.
17 Repareren
► Elke zaagtand met behulp van een ronde vijl
zo vijlen dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
De ronde vijl past bij de steek van de zaag‐
ketting. De ronde vijl wordt van binnen naar buiten
geleid. De ronde vijl wordt haaks ten opzichte van
het zaagblad gehouden.

17.1 Kettingzaag, zaagblad en zaagketting repareren

De gebruiker kan de kettingzaag, het zaagblad en zaagketting niet zelf repareren. ► Als de kettingzaag, het zaagblad of de zaag‐
ketting zijn beschadigd: de kettingzaag, het zaagblad of de zaagketting niet gebruiken en contact opnemen met een STIHL dealer.

18 Storingen opheffen

18.1 Storingen aan de kettingzaag opheffen

De meeste storingen hebben dezelfde oorzaken. ► De volgende maatregelen treffen:
► Luchtfilter reinigen. ► Bougie reinigen of vervangen. ► Winterstand of zomerstand instellen. ► Standaardafstelling uitvoeren. ► Stationair toerental instellen. ► Carburateurafstelling aanpassen voor werkzaamheden op grote hoogtes. ► Carburateurafstelling aanpassen voor werkzaamheden bij temperaturen beneden de ‑10 °C.
► Als de storing aanhoudt: maatregelen uit de volgende tabel treffen.
Storing Oorzaak Oplossing Motor kan niet wor‐
den gestart.
28 0458-890-7621-B. VA0.A21.
De brandstoftank bevat onvoldoende brandstof.
De motor is "verzo‐ pen".
De carburateur is te heet.
► Brandstof mengen en de kettingzaag bijvullen.
► Verbrandingskamer ventileren.
► De kettingzaag laten afkoelen. ► Als er een hand-benzinepomp beschikbaar is: hand-
benzinepomp ten minste 10-maal indrukken, voordat de motor wordt gestart.
0000-GXX-2946-A0
H
L
0000-GXX-2938-A0
18 Storingen opheffen Nederlands
Storing Oorzaak Oplossing
IJsvorming in de car‐
► Kettingzaag laten opwarmen tot +10 °C.
burateur.
De motor draait onre‐ gelmatig bij stationair
IJsvorming in de car‐ burateur.
► Kettingzaag laten opwarmen tot +10 °C.
toerental. De motor slaat bij
stationair toerental af. De motor neemt
slecht op.
IJsvorming in de car‐ burateur.
De zaagketting staat te strak.
De kettingsmering
► Kettingzaag laten opwarmen tot +10 °C.
► Zaagketting correct spannen.
► Olieopbrengst verhogen. levert te weinig zaag‐ kettingolie.
De zaagketting komt niet op gang als gas wordt gegeven.
De kettingrem is ingeschakeld.
De zaagketting staat
► Kettingrem lossen.
► Zaagketting correct spannen. te strak.
Het neustandwiel van het zaagblad is
► Het neustandwiel van het zaagblad met STIHL harso‐
plosmiddel reinigen.
geblokkeerd.
Tijdens de werk‐ zaamheden wordt rook gevormd of er is een brandlucht aan‐ wezig.
De zaagketting is niet correct aangescherpt/ geslepen.
In de olietank zit te weinig zaagketting‐
► Zaagketting correct aanscherpen/slijpen.
► Zaagkettingolie bijvullen.
olie. De kettingsmering
► Olieopbrengst verhogen. levert te weinig zaag‐ kettingolie.
De zaagketting staat
► Zaagketting correct spannen. te strak.
De kettingzaag wordt
► De werking laten toelichten en oefenen. niet correct gebruikt.

18.2 Standaardafstelling uitvoeren

18.3 Stationair toerental instellen

► Motor afzetten en kettingrem inschakelen.
► Hoofdstelschroef H tot aan de aanslag linksom
draaien. ► Hoofdstelschroef H 1/2 slag linksom draaien. ► Stelschroef stationair toerental L tot aan de
aanslag rechtsom draaien. ► Stelschroef stationair toerental L 1/4 slag
linksom draaien.
De motor slaat bij stationair toerental af ► Standaardafstelling uitvoeren. ► Motor starten en kettingrem lossen. ► Motor ca. 1 minuut warmdraaien door steeds
gas te geven.
► Als de motor nog steeds bij stationair toerental
afslaat: Aanslagschroef stationair toerental LA 1/2 slag rechtsom draaien en de motor opnieuw starten.
0458-890-7621-B. VA0.A21. 29
Loading...
+ 67 hidden pages