Stihl MS 290, MS 310, MS 390 Instruction Manual [nl]

MS 290, 310, 390
2 - 45 Handleiding
Nederlands
Inhoudsopgave
1 Met betrekking tot deze handleiding........... 2
2 Veiligheidsinstructies.................................. 3
3 Reactiekrachten.......................................... 7
4 Werktechniek.............................................. 9
5 Zaaggarnituur............................................15
6 Zaagblad en zaagketting monteren.......... 16
7 Zaagketting spannen................................ 17
8 Zaagkettingspanning controleren..............17
9 Brandstof...................................................18
10 Tanken...................................................... 19
11 Kettingsmeerolie....................................... 22
12 Kettingolie bijvullen................................... 23
13 Kettingsmering controleren....................... 23
14 Kettingrem.................................................23
15 Gebruik in de winter.................................. 24
16 Ter informatie voor het starten..................26
17 Motor starten/afzetten............................... 26
18 Gebruiksvoorschriften............................... 29
19 Oliehoeveelheid instellen.......................... 29
20 Zaagblad in goede staat houden.............. 30
21 Luchtfiltersysteem..................................... 30
22 Luchtfilter reinigen.....................................30
23 Carburateur afstellen................................ 31
24 Vonkenrooster in uitlaatdemper................ 32
25 Bougie.......................................................33
26 Apparaat opslaan......................................34
27 Kettingtandwiel controleren en vervangen34
28 Zaagketting onderhouden en slijpen.........35
29 Onderhouds- en reinigingsvoorschriften... 39 30 Slijtage minimaliseren en schade voorko‐
men........................................................... 41
31 Belangrijke componenten......................... 42
32 Technische gegevens............................... 43
33 Onderdelenlevering...................................44
34 Reparatierichtlijnen................................... 44
35 Milieuverantwoord afvoeren......................45
36 EU-conformiteitsverklaring........................45
1 Met betrekking tot deze
Deze handleiding heeft betrekking op een STIHL motorzaag, in deze handleiding ook motorapparaat genoemd.

1.1 Symbolen

Symbolen die op het apparaat zijn aangebracht worden in deze handleiding toegelicht.
Afhankelijk van het apparaat en de uitrusting kunnen de volgende symbolen op het apparaat zijn aangebracht.
Benzinetank; brandstofmengsel van benzine en motorolie
Tank voor kettingsmeerolie; ketting‐ smeerolie
Kettingrem blokkeren en lossen
Nalooprem
Kettingdraairichting
Ematic; hoeveelheidregeling ketting‐ smeerolie
Zaagketting spannen
Geleiding aanzuiglucht: winterstand
Geleiding aanzuiglucht: zomerstand
Handgreepverwarming
Decompressieklep bedienen
Hand-benzinepomp bedienen

1.2 Codering van tekstblokken

WAARSCHUWING
Waarschuwing voor kans op ongevallen en letsel voor personen alsmede voor zwaarwegende materiële schade.
LET OP
Waarschuwing voor beschadiging van het appa‐ raat of afzonderlijke componenten.

1.3 Technische doorontwikkeling

STIHL werkt continu aan de verdere ontwikkeling van alle machines en apparaten; wijzigingen in de leveringsomvang qua vorm, techniek en uit‐ rusting behouden wij ons daarom ook voor.
Originele handleiding
0000000394_026_NL
Gedrukt op chloorvrij gebleekt papier.
Drukinkten bevatten plantaardige olie, papier is recyclebaar.
© ANDREAS STIHL AG & Co. KG 2022
0458-209-1721-B. VA0.E22.
2 0458-209-1721-B

2 Veiligheidsinstructies Nederlands

Aan gegevens en afbeeldingen in deze handlei‐ ding kunnen dan ook geen aanspraken worden ontleend.
2 Veiligheidsinstructies
Er zijn speciale veiligheidsmaatrege‐ len nodig bij werkzaamheden met de motorzaag omdat met een zeer hoge kettingsnelheid wordt gewerkt en de zaagtanden zeer scherp zijn.
De gehele handleiding voor de eerste ingebruikneming aandachtig doorle‐ zen en voor later gebruik goed opber‐ gen. Het niet in acht nemen van de handleiding kan levensgevaarlijk zijn.

2.1 In het algemeen in acht nemen

De nationale veiligheidsvoorschriften, bijv. van beroepsgroepen, sociale instanties, arbeidsin‐ spectie en andere in acht nemen.
Het gebruik van geluid producerende motorza‐ gen kan door nationale alsook plaatselijke, lokale voorschriften tijdelijk worden beperkt.
Wie voor het eerst met de motorzaag werkt: door de verkoper of door een andere deskundige laten uitleggen hoe men hiermee veilig kan wer‐ ken – of deelnemen aan een cursus.
Minderjarigen mogen niet met de motorzaag werken – behalve jongeren boven de 16 jaar die onder toezicht leren met het apparaat te werken.
Kinderen, dieren en toeschouwers op afstand houden.
De gebruiker is verantwoordelijk voor ongevallen die andere personen of hun eigendommen over‐ komen, resp. voor de gevaren waaraan deze worden blootgesteld.
De motorzaag alleen meegeven of uitlenen aan personen die met het gebruik ervan vertrouwd zijn – altijd de handleiding meegeven.
Wie met de motorzaag werkt moet goed uitge‐ rust en gezond zijn en een goede lichamelijke conditie hebben. Wie zich om gezondheidsrede‐ nen niet mag inspannen, moet zijn arts raadple‐ gen of het werken met een motorzaag mogelijk is.
Na gebruik van alcohol, medicijnen die het reac‐ tievermogen beïnvloeden of drugs mag niet met de motorzaag worden gewerkt.
Bij ongunstige weersomstandigheden (regen, sneeuw, ijzel, wind) de werkzaamheden uitstel‐ len – verhoogde kans op ongelukken!
Alleen voor dragers van een pacemaker: het ont‐ stekingssysteem van deze motorzaag genereert een zeer gering elektromagnetisch veld. Beïn‐ vloeding van enkele typen pacemakers kan niet geheel worden uitgesloten. Ter voorkoming van gezondheidsrisico's adviseert STIHL de behan‐ delend arts en de fabrikant van de pacemaker te raadplegen.
2.2 Gebruik conform de voorschrif‐ ten
De motorzaag alleen gebruiken voor het zagen van hout en houten voorwerpen.
Voor andere doeleinden mag de motorzaag niet worden gebruikt – kans op ongelukken!
Geen wijzigingen aan de motorzaag aanbrengen – uw veiligheid kan hierdoor in gevaar worden gebracht. Voor persoonlijke en materiële schade die door het gebruik van niet-vrijgegeven aan‐ bouwapparaten wordt veroorzaakt is STIHL niet aansprakelijk.

2.3 Kleding en uitrusting

De voorgeschreven kleding en uitrusting dragen.
De kleding moet doelmatig zijn en mag tijdens het werk niet hinderen. Nauwsluitende kleding met protectie tegen snijwonden – geen stofjas.
Geen kleding dragen waarmee men aan takken, struiken of de bewegende delen van de ketting‐ zaag kan blijven haken. Ook geen sjaal, das en sieraden dragen. Lang haar in een paardenstaart dragen en vastzetten (hoofddoek, muts, helm enz.).
Geschikt schoeisel dragen – met pro‐ tectie tegen snijwonden, stroeve zool en stalen neus.
WAARSCHUWING
Om de kans op oogletsel te reduce‐ ren een nauw aansluitende veilig‐ heidsbril volgens de norm EN 166 of een gelaatsbeschermer dragen. Erop letten dat de veiligheidsbril en de gelaatsbeschermer goed zitten.
"Persoonlijke" gehoorbescherming dragen – zoals bijv. oorkappen.
Veiligheidshelm dragen bij gevaar voor vallende voorwerpen.
0458-209-1721-B 3
001BA115 KN
Nederlands 2 Veiligheidsinstructies
Robuuste werkhandschoenen van slijtvast materiaal dragen (bijv. leer).
STIHL biedt een uitgebreid programma aan per‐ soonlijke beschermuitrusting.

2.4 Vervoer

Voor het vervoeren – ook over korte afstanden – de motorzaag altijd afzetten, de kettingrem blok‐ keren en de kettingbeschermer aanbrengen. Hierdoor wordt het onbedoeld aanlopen van de zaagketting voorkomen.
De motorzaag alleen aan de draagbeugel dra‐ gen – de hete uitlaatdemper van het lichaam vandaan, het zaagblad naar achteren gericht. Hete machineonderdelen, vooral de uitlaatdem‐ per, niet aanraken – kans op brandwonden!
In auto's: de motorzaag tegen omvallen, bescha‐ diging en tegen het weglekken van benzine en kettingolie beveiligen.
gereedschap of toebehoren monteren. Als dit wordt genegeerd bestaat de kans op ongevallen of is er kans op schade aan de motorzaag.
STIHL adviseert originele STIHL gereedschap‐ pen, zaagbladen, zaagkettingen, kettingtandwie‐ len en toebehoren te monteren. Deze zijn qua eigenschappen optimaal op het product en de eisen van de gebruiker afgestemd.

2.7 Tanken

Benzine is bijzonder licht ontvlambaar – uit de buurt blijven van open vuur – geen benzine morsen – niet roken.
Voor het tanken de motor afzetten.
Niet tanken zolang de motor nog heet is – de benzine kan overstromen – brandgevaar!
De tankdop voorzichtig losdraaien, zodat de heersende overdruk zich langzaam kan afbou‐ wen en er geen benzine uit de tank kan spuiten.
Uitsluitend op een goed geventileerde plek tan‐ ken. Als er benzine wordt gemorst, de motorzaag direct schoonmaken. De kleding niet in aanra‐ king laten komen met benzine, anders direct andere kleding aantrekken.
De motorzagen kunnen af fabriek zijn uitgerust met de volgende tankdoppen:
Tankdop met inklapbare beugel (bajonetsluiting)
Tankdop met beugel (bajonetsluiting) correct aanbrengen, tot aan de aan‐ slag draaien en de beugel inklappen.

2.5 Reinigen

Kunststof onderdelen reinigen met een doek. Agressieve reinigingsmiddelen kunnen het kunst‐ stof beschadigen.
Stof en vuil op de motorzaag verwijderen – geen vetoplossende middelen gebruiken.
Koelluchtsleuven indien nodig reinigen.
Voor het reinigen van de motorzaag geen hoge‐ drukreiniger gebruiken. Door de harde waters‐ traal kunnen onderdelen van de motorzaag wor‐ den beschadigd.

2.6 Toebehoren

Alleen dergelijke gereedschappen, zaagbladen, zaagkettingen, kettingtandwielen, toebehoren of technisch gelijkwaardige onderdelen monteren die door STIHL voor deze motorzaag zijn vrijge‐ geven. Bij vragen hierover contact opnemen met een geautoriseerde dealer. Alleen hoogwaardig
Hierdoor wordt het risico verkleind dat de tank‐ dop door de motortrillingen losloopt en er ben‐ zine wegstroomt.
Op lekkages letten! Als er benzine weglekt de motor niet starten – levensgevaar door verbranding!

2.8 Voor de werkzaamheden

Controleren of de motorzaag in technisch goede staat verkeert – het betreffende hoofdstuk in de handleiding in acht nemen:
Het brandstofsysteem op lekkage controleren,
vooral de zichtbare onderdelen zoals bijv. de tankdop, slangaansluitingen, hand-benzine‐ pomp (alleen bij motorzagen met hand-benzi‐ nepomp). Bij lekkages of beschadiging de motor niet starten – brandgevaar! De motor‐ zaag voor de ingebruikneming door een geau‐ toriseerde dealer laten repareren.
4 0458-209-1721-B
001BA087 LÄ
2 Veiligheidsinstructies Nederlands
Goed werkende kettingrem, voorste handbe‐
schermer Correct gemonteerd zaagblad
Correct gespannen zaagketting
De gashendel en de gashendelblokkering
moeten goed gangbaar zijn – de gashendel moet na het loslaten automatisch terugveren in de uitgangsstand Combischakelaar gemakkelijk in de
stand STOP, 0, resp. te plaatsen Bougiesteker op vastzitten controleren – bij
een loszittende steker kunnen vonken ont‐ staan, hierdoor kan het vrijkomende benzine­luchtmengsel ontbranden – brandgevaar! Geen wijzigingen aan de bedieningselemen‐
ten en de veiligheidsinrichtingen aanbrengen De handgrepen moeten schoon en droog zijn,
vrij van olie en vuil – belangrijk voor een vei‐ lige bediening van de motorzaag Voldoende brandstof en kettingsmeerolie in de
tank
De motorzaag mag alleen in technisch goede staat worden gebruikt – kans op ongelukken!

2.9 Motorzaag starten

Alleen op een vlakke ondergrond. Op een veilige en stabiele houding letten. De motorzaag hierbij goed vasthouden – het zaaggarnituur mag geen voorwerpen en ook de grond niet raken – kans op letsel door de draaiende zaagketting.
De motorzaag wordt slechts door één persoon bediend. Andere personen buiten het werkge‐ bied houden – ook tijdens het starten.
De motorzaag niet starten als de zaagketting zich in een zaagsnede bevindt.
De motor op minstens 3 m van de plek waar werd getankt en niet in een afgesloten ruimte starten.
Voor het starten de kettingrem blokkeren – door de ronddraaiende zaagketting is er kans op let‐ sel!
De motor niet 'los uit de hand' starten – starten zoals in de handleiding staat beschreven.

2.10 Tijdens de werkzaamheden

Altijd voor een stabiele en veilige houding zor‐ gen. Voorzichtig te werk gaan als de schors van de boom nat is – kans op uitglijden!
De motorzaag altijd met beide handen vasthou‐ den: de rechterhand op de achterste handgreep – geldt ook voor linkshandigen. Voor een goede geleiding de draagbeugel en de handgreep met de duimen omsluiten.
Bij dreigend gevaar, resp. in geval van nood, direct de motor afzetten – de combischakelaar/ stopschakelaar richting STOP, 0, resp. druk‐ ken.
De motorzaag nooit onbeheerd laten draaien.
Let op bij gladheid, regen, sneeuw, ijs, op hellin‐ gen, in oneffen terrein of op pas geschild hout of schors – kans op uitglijden!
Let op bij boomstronken, wortels en greppels – kans op struikelen!
Niet alleen werken – altijd binnen gehoorafstand van anderen blijven die een EHBO-opleiding hebben gevolgd en in geval van nood hulp kun‐ nen bieden. Als er zich in het werkgebied mede‐ werkers bevinden, moeten deze ook veiligheids‐ kleding dragen (helm!) en zij mogen niet direct onder de af te zagen takken staan.
Bij gebruik van gehoorbeschermers moet extra omzichtig en bedachtzaam worden gewerkt – omdat geluiden die op gevaar wijzen (schreeu‐ wen, alarmsignalen e.d.) minder goed hoorbaar zijn.
Op tijd rustpauzes nemen om vermoeidheid en uitputting te voorkomen – kans op ongelukken!
De tijdens de zaagwerkzaamheden vrijkomende stoffen (bijv. houtstof), dampen en rook kunnen schadelijk zijn voor de gezondheid. Bij stofont‐ wikkeling een stofmasker dragen.
Als de motor draait, draait de zaagketting nog even door nadat de gashendel wordt losgelaten – naloopeffect.
Niet roken tijdens het gebruik en in de directe omgeving van de motorzaag – brandgevaar! Uit
0458-209-1721-B 5
Nederlands 2 Veiligheidsinstructies
het brandstofsysteem kunnen ontvlambare ben‐ zinedampen ontsnappen.
De zaagketting regelmatig, met korte tussenpo‐ zen en bij merkbare wijzigingen direct controle‐ ren:
Motor afzetten, wachten tot de zaagketting stil‐
staat Staat en vastzitten van de componenten con‐
troleren Scherpte controleren
Bij draaiende motor de zaagketting niet aanra‐ ken. Als de zaagketting door een voorwerp wordt geblokkeerd, de motor direct afzetten – dan pas het voorwerp verwijderen – kans op letsel!
Voor het achterlaten van de motorzaag de motor afzetten.
Voor het vervangen van de zaagketting de motor afzetten. Door het onbedoeld aanlopen van de motor – kans op letsel!
Licht ontvlambare materialen (bijv. houtspanen, boomschors, droog gras, benzine) uit de buurt van de hete uitlaatgassen en de hete uitlaatdem‐ per houden – brandgevaar! Uitlaatdempers met katalysator kunnen bijzonder heet worden.
Nooit zonder kettingsmering werken, daarvoor op het oliepeil in de olietank letten. Werkzaam‐ heden direct onderbreken als het oliepeil in de olietank te laag is en kettingolie bijvullen – zie ook "Kettingolie bijvullen" en "Kettingsmering controleren".
Als de motorzaag niet volgens voorschrift (bijv. door geweld van buitenaf, door stoten of vallen) werd uitgeschakeld, voor het opnieuw in gebruik nemen beslist de bedrijfszekerheid con‐ troleren – zie ook "Voor aanvang van de werk‐ zaamheden".
Vooral op lekkage van het brandstofsysteem en de goede werking van de veiligheidsinrichtingen letten. Een niet bedrijfszekere motorzaag in geen geval verder gebruiken. In geval van twijfel con‐ tact opnemen met een geautoriseerde dealer.
Op een correct stationair toerental letten, zodat de zaagketting na het loslaten van de gashendel niet meer meedraait. Regelmatig instelling statio‐ nair toerental controleren, resp. indien mogelijk corrigeren. Als de zaagketting bij stationair toe‐ rental toch meedraait, de motorzaag bij een geautoriseerde dealer ter reparatie aanbieden.
De motorzaag produceert giftige uit‐ laatgassen zodra de motor draait. Deze gassen kunnen geurloos en onzichtbaar zijn en onverbrande kool‐
6 0458-209-1721-B
Bij het werken in greppels, slenken of op plaat‐ sen met weinig ruimte, steeds voor voldoende luchtventilatie zorgen – levensgevaar door vergif‐ tiging!
Bij misselijkheid, hoofdpijn, gezichtsstoornissen (bijv. kleiner wordend blikveld), gehoorverlies, duizeligheid, afnemende concentratie, de werk‐ zaamheden direct onderbreken – deze sympto‐ men kunnen onder andere worden veroorzaakt door een te hoge uitlaatgasconcentratie – kans op ongelukken!

2.11 Na de werkzaamheden

De motor afzetten, kettingrem blokkeren en de kettingbeschermer aanbrengen.

2.12 Opslaan

Als de motorzaag niet wordt gebruikt, deze zo opbergen dat niemand in gevaar kan worden gebracht. De motorzaag zo opbergen dat onbe‐ voegden er geen toegang toe hebben.
De motorzaag veilig in een droge ruimte bewa‐ ren.

2.13 Trillingen

Langdurig gebruik van het motorapparaat kan leiden tot door trillingen veroorzaakte doorbloed‐ ingsstoornissen aan de handen ("witte vingers").
Een algemeen geldende gebruiksduur kan niet worden vastgesteld, omdat deze van meerdere factoren afhankelijk is.
De gebruiksduur wordt verlengd door:
De gebruiksduur wordt verkort door:
– –
Bij regelmatig, langdurig gebruik van het appa‐ raat en bij het herhaald optreden van de betref‐ fende symptomen (bijv. vingers kriebelen) wordt een medisch onderzoek geadviseerd.
waterstoffen en benzol bevatten. Nooit in afgesloten of slecht geventi‐ leerde ruimtes met de motorzaag werken – ook niet bij machines met katalysator.
Bescherming van de handen (warme hand‐ schoenen) Rustpauzes
Bijzondere persoonlijke aanleg voor slechte doorbloeding (kenmerk: vaak koude vingers, kriebelen) Lage buitentemperaturen De mate van kracht uitgeoefend door de han‐ den (stevig beetpakken beïnvloedt de door‐ bloeding nadelig)
001BA036 KN

3 Reactiekrachten Nederlands

2.14 Onderhoud en reparaties

Voor alle reparatie-, reinigings- en onderhouds‐ werkzaamheden, alsmede bij werkzaamheden aan het zaaggarnituur altijd de motor afzetten. Door het onbedoeld aanlopen van de zaagket‐ ting – kans op letsel!
Uitzondering: carburateurafstelling en instelling stationair toerental.
De motorzaag regelmatig onderhouden. Alleen die onderhouds- en reparatiewerkzaamheden uitvoeren die in de handleiding staan beschre‐ ven. Alle andere werkzaamheden laten uitvoeren door een geautoriseerde dealer.
STIHL adviseert onderhouds- en reparatiewerk‐ zaamheden alleen door de STIHL dealer te laten uitvoeren. De STIHL dealers nemen regelmatig deel aan scholingen en ontvangen Technische informaties.
Alleen hoogwaardige onderdelen monteren. Als dit wordt genegeerd bestaat de kans op ongeval‐ len of is er kans op schade aan de motorzaag. Bij vragen hierover contact opnemen met een geautoriseerde dealer.
Geen wijzigingen aan de motorzaag aanbrengen – de veiligheid kan hierdoor in gevaar worden gebracht – kans op ongevallen!
De motor van de motorzaag mag als de bougies‐ teker is losgetrokken of als de bougie is losge‐ draaid, alleen worden rondgedraaid als de com‐ bischakelaar in stand STOP, 0, resp. staat – brandgevaar door ontstekingsvonken buiten de cilinder!
Het motorapparaat niet in de nabijheid van open vuur onderhouden en opslaan – brandgevaar door de brandstof!
De tankdop regelmatig op lekkage controleren.
Alleen in goede staat verkerende, door STIHL vrijgegeven bougies – zie "Technische gege‐ vens" – monteren.
Bougiekabel controleren (goede isolatie, vaste aansluiting).
Controleer of de uitlaatdemper in goede staat verkeert.
Niet met een defecte of zonder uitlaatdemper werken – brandgevaar, gehoorschade!
De hete uitlaatdemper niet aanraken – gevaar voor brandwonden!
De staat van de antivibratie-elementen beïn‐ vloedt het trillingsgedrag – de antivibratie-ele‐ menten regelmatig controleren.
Kettingvanger controleren – indien beschadigd, vervangen.
Motor afzetten
Voor het controleren van de kettingspanning
Voor het spannen van de zaagketting
Voor het vervangen van de zaagketting
Voor het opheffen van storingen
Slijphandleiding in acht nemen – voor een veilig en correct gebruik de zaagketting en het zaag‐ blad altijd in een goede staat houden, de zaag‐ ketting correct geslepen, gespannen en vol‐ doende gesmeerd.
Zaagketting, zaagblad en kettingtandwiel tijdig verwisselen.
Regelmatig controleren of de koppelingstrommel in een goede staat verkeert.
De benzine en kettingsmeerolie alleen opslaan in de hiervoor vrijgegeven jerrycans met duidelijk leesbare opschriften. Opslaan (bewaren) in een droge, koele en veilige plaats, beschermd tegen licht en zonnestraling.
Bij een defecte kettingrem de motor direct afzet‐ ten – kans op letsel! Contact opnemen met een geautoriseerde dealer – de motorzaag niet gebruiken tot de storing is verholpen – zie "Ket‐ tingrem".
3 Reactiekrachten
De meest voorkomende reactiekrachten zijn: terugslag, terugstoten en het zich in het hout trekken.

3.1 Gevaar door terugslag

Terugslag kan tot dodelijk letsel lei‐ den.
0458-209-1721-B 7
001BA257 KN
001BA037 KN
A
001BA038 KN
B
Nederlands 3 Reactiekrachten
Alleen met een goed geslepen en correct
Bij terugslag (kick back) wordt de zaag plotseling en oncontroleerbaar in de richting van de gebrui‐ ker geslingerd.

3.2 Terugslag ontstaat bijv. als

gespannen zaagketting werken – afstand diep‐ tebegrenzer niet te groot Een terugslagreducerende zaagketting en een
zaagblad met een kleine zaagbladneusradius gebruiken

3.5 Intrekken (A)

De zaagketting met het bovenste kwart van de
zaagbladneus per ongeluk in aanraking komt met hout of een ander vast voorwerp – bijv. als tijdens het snoeien per ongeluk een andere tak wordt geraakt De zaagketting bij de zaagbladneus tijdens het
zagen even wordt vastgeklemd
Als tijdens bovenhands zagen de zaagketting klemt of een voorwerp in het hout raakt, kan de motorzaag met een ruk tegen de stam worden getrokken – om dit te voorkomen de kam altijd stevig tegen de stam plaatsen.

3.3 QuickStop-kettingrem:

Door deze rem wordt in bepaalde situaties de kans op letsel verminderd – de terugslag zelf kan niet worden voorkomen. Bij het inschakelen van de kettingrem komt de zaagketting binnen een fractie van een seconde tot stilstand – zie hoofdstuk "Kettingrem" in deze gebruiksaan‐ wijzing.

3.6 Terugslag (B)

3.4 Terugslaggevaar verminderen

door weloverwogen, correct werken
De motorzaag met beide handen stevig vast‐
houden Alleen met vol gas zagen
Op de zaagbladneus letten
Niet met de zaagbladneus zagen
Voorzichtig zijn bij het zagen van kleine, taaie
takken, laag kreupelhout en jonge scheuten – de zaagketting kan hierin vastlopen Nooit meerdere takken in één keer doorzagen
Niet te ver voorover gebogen zagen
Niet boven schouderhoogte zagen
Het zaagblad uiterst voorzichtig in een reeds
aanwezige zaagsnede aanbrengen Het "steken", alleen toepassen indien u met de
techniek hiervan vertrouwd bent Op de stand van de stam letten en op krach‐
ten die de zaagsnede dicht kunnen drukken, waardoor de zaagketting wordt vastgeklemd
Als tijdens onderhands zagen de zaagketting klemt of een vast voorwerp in het hout raakt, kan de motorzaag in de richting van de motorzaagge‐ bruiker terug worden gestoten – om dit te voorko‐ men:
De bovenzijde van het zaagblad niet vastklem‐
men Het zaagblad in de zaagsnede niet verdraaien

3.7 De grootste voorzichtigheid is geboden

Bij overhangende stammen
Bij stammen die, doordat ze op ongunstige
wijze zijn omgevallen, onder spanning staan tussen andere bomen
8 0458-209-1721-B
001BA082 KN

4 Werktechniek Nederlands

Bij werkzaamheden aan stammen die ten
gevolge van een storm over elkaar zijn geval‐ len
In deze gevallen niet met de motorzaag werken – maar een kantelhaak, een lier of een tractor gebruiken.
Vrij liggende of losgezaagde stammen wegtrek‐ ken. De opruimwerkzaamheden indien mogelijk op een open plek voortzetten.
Dood hout (dor, vermolmd of dood hout) vormt een wezenlijk, moeilijk in te schatten, gevaar. Het herkennen van het gevaar is zeer moeilijk of zo goed als onmogelijk. Hulpmiddelen als een lier of tractor gebruiken.
Bij het vellen van bomen in de buurt van wegen, spoorrails, elektriciteitskabels enz. moet bijzon‐ der voorzichtig te werk worden gegaan. Zo nodig, de politie, het energiebedrijf of de spoor‐ wegen informeren.
4 Werktechniek
Zaag- en velwerkzaamheden, alsmede alle daar‐ mee verbonden werkzaamheden (steeksnede, snoeien etc.) mogen alleen worden uitgevoerd door diegenen die daarvoor speciaal zijn opge‐ leid en geschoold. Wie geen ervaring met een motorzaag of de werktechnieken heeft, mag der‐ gelijke werkzaamheden niet uitvoeren – ver‐ hoogde kans op ongevallen!
Bij velwerkzaamheden moeten beslist de natio‐ nale voorschriften met betrekking tot de veltech‐ niek worden opgevolgd.

4.1 Zagen

Niet in de startgasstand werken. Het motortoe‐ rental is in deze stand van de gashendel niet regelbaar.
Rustig en met overleg werken – alleen bij vol‐ doende licht en goed zicht. Anderen niet in gevaar brengen – voorzichtig werken.
Voor iedereen die hiermee voor het eerst werkt, adviseren wij het zagen van rondhout op een zaagbok te oefenen – zie "Dun hout zagen".
Het kortst mogelijke zaagblad gebruiken: Zaag‐ ketting, zaagblad en kettingtandwiel moeten bij elkaar en bij de kettingzaag passen.
Geen lichaamsdelen in het verlengde zwenkbe‐ reik van de zaagketting houden.
De motorzaag alleen met een draaiende zaag‐ ketting uit het hout trekken.
De motorzaag alleen voor het zagen gebruiken – niet voor het loswippen of wegschuiven van tak‐ ken of worteluitlopers.
Vrijhangende takken niet vanaf de onderzijde doorzagen.
Voorzichtig bij het afzagen van struikgewas en jonge bomen. Dunne loten kunnen door de zaag‐ ketting worden gegrepen en in de richting van de gebruiker worden geslingerd.
Voorzichtig zijn bij het zagen van versplinterd hout – kans op letsel door afgescheurde stukken hout!
Geen andere voorwerpen met de motorzaag in aanraking laten komen: stenen, spijkers enz. kunnen worden weggeslingerd en de zaagketting beschadigen. De motorzaag kan omhoogslaan – kans op ongelukken!
Als een draaiende zaagketting contact maakt met een steen of een ander hard voorwerp, kan dit leiden tot vonkvorming, waardoor onder bepaalde omstandigheden licht ontvlambare stoffen vlam zouden kunnen vatten. Ook droge planten en struikgewas zijn licht ontvlambaar, met name tijdens hete, droge weersomstandig‐ heden. Als er kans op brand aanwezig is, de motorzaag niet in de buurt van licht ontvlambare stoffen, droge planten of struikgewas gebruiken. Absoluut bij de verantwoordelijke bosbeheerin‐ stantie informeren of er brandgevaar bestaat.
0458-209-1721-B 9
001BA033 KN
1
001BA151 KN
2
1
001BA152 KN
2
001BA189 KN
Nederlands 4 Werktechniek
zaagsnede klemmen of terugslaan – sel!
Op hellingen altijd boven of naast de stam of lig‐ gende boom staan. Op naar beneden rollende stammen letten.
Bij werkzaamheden die niet vanaf de grond kun‐ nen worden uitgevoerd:
Altijd een hoogwerker gebruiken
Nooit op een ladder of staande in de boom
werken Nooit op onstabiele plaatsen
Nooit boven schouderhoogte werken
Nooit met één hand werken
De motorzaag met vol gas in de zaagsnede aan‐ brengen en de kam stevig tegen de stam druk‐ ken – pas dan met zagen beginnen.
Nooit zonder kam werken, de zaagketting kan de gebruiker naar voren trekken. De kam altijd goed tegen de stam plaatsen.
Aan het einde van een zaagsnede wordt de motorzaag niet meer via het zaaggarnituur in de zaagsnede ondersteund. De gebruiker moet het gewicht van de motorzaag opnemen – kans op verlies van de controle!
Dun hout zagen:
Een stabiele, stevige zaagbok gebruiken
Het hout niet met de voet tegenhouden
Andere personen mogen het hout niet vast‐
houden of op andere wijze meehelpen
Snoeien:
Een terugslagarme zaagketting gebruiken
De motorzaag zo veel mogelijk ondersteunen
Niet staand op de stam snoeien
Niet met de zaagbladneus zagen
Op takken letten die onder spanning staan
Nooit meerdere takken in één keer doorzagen
Liggende of staande stammen die onder span‐ ning staan:
De juiste volgorde van de zaagsneden beslist aanhouden (eerst aan de drukzijde (1), vervol‐ gens aan de trekzijde (2)), als deze volgorde niet wordt aangehouden kan het zaagblad in de
10 0458-209-1721-B
► Een ontlastingssnede aan de drukzijde (1)
zagen
► De kapzaagsnede aan de trekzijde (2) aan‐
brengen
Bij kapzaagsnede van onderen naar boven (onderhands zagen) – kans op terugstoten!
LET OP
Liggende stammen mogen op de plaats waar deze worden doorgezaagd niet de grond raken – anders wordt de zaagketting beschadigd.
Langssnede:
Zaagtechniek zonder gebruik te maken van de kam – kans dat de zaag in het hout wordt getrok‐ ken – het zaagblad onder een zo vlak mogelijke hoek aanzetten – verhoogde kans op terugslag!
kans op let‐
001BA088 LÄ
2
/
1
2
1 1
/
1
2
001BA040 KN
B
B
001BA146 KN
001BA271 KN
C
C
4 Werktechniek Nederlands
Vluchtweg begaanbaar maken, hindernissen
4.2 Voorbereidende werkzaamhe‐ den voor het vellen
In de omgeving waar wordt geveld, mogen zich alleen personen bevinden die met het vellen bezig zijn.
Controleer of er niemand door de vallende boom in gevaar kan worden gebracht – een schreeuw kan door het motorlawaai worden overstemd.
Afstand tot de volgende werkplek minimaal 2 1/2 boomlengte.
Velrichting en vluchtwegen vastleggen
De open plek kiezen waar de boom kan vallen.
Hierbij letten op:
De natuurlijke hoek waaronder de boom staat
Buitengewoon sterke takvorming, asymmetri‐
sche groei, beschadigd hout Windrichting en -snelheid – bij sterke wind niet
vellen Hellingrichting
Naast staande bomen
Sneeuwbelasting
De conditie van de boom – bijzonder voorzich‐
tig te werk gaan bij een beschadigde stam of dood hout (dor, vermolmd of dood hout)
opruimen Gereedschap en apparaten op veilige afstand
neerleggen – maar niet op de vluchtwegen Tijdens het vellen altijd aan de zijkant van de
stam staan en alleen zijwaarts de vluchtweg inlopen Vluchtwegen op steile hellingen evenwijdig
aan de helling aanbrengen Tijdens het teruglopen op vallende takken en
op de kroon letten
Werkgebied bij de stam voorbereiden
Storende takken, struikgewas en obstakels uit
het werkgebied rondom de stam verwijderen – veilige plek voor alle medewerkers De voet van de stam grondig schoonmaken
(bijv. met de bijl) – zand, stenen en andere dan houten voorwerpen zorgen ervoor dat de zaagketting bot wordt
Grote worteluitlopers inzagen: eerst de groot‐
ste worteluitloper – eerst in verticale richting, vervolgens in horizontale richting – alleen bij gezond hout

4.3 Valkerf

Valkerf voorbereiden
A Velrichting
B vluchtweg (analoog ontsnappingsweg)
Vluchtweg voor elk van de deelnemers vast‐
leggen – ca. 45° schuin tegen de velrichting in
0458-209-1721-B 11
De valkerf (C) bepaalt de velrichting.
Belangrijk:
De valkerf haaks ten opzichte van de velrich‐
ting aanbrengen Zo dicht mogelijk bij de grond zagen
001BA153 KN
001BA153 KN
001BA150 KN
001BA259 KN
G
E
C
C
Ø
1/10
Nederlands 4 Werktechniek
Ca. 1/5 tot max. 1/3 van de stamdiameter
inzagen

4.4 Spintsnede

Velrichting vastleggen – met vellijst op de kap en het ventilatorhuis
Spintsneden voorkomen bij langvezelige hout‐ soorten dat het spinthout openscheurt als de boom omvalt – aan beide zijden van de stam ter
hoogte van de valkerfzool circa 1/10 van de Deze kettingzaag is voorzien van een vellijst op de kap en het ventilatorhuis. Deze vellijst gebrui‐ ken.
Valkerf aanbrengen
Bij het aanbrengen van de valkerf de kettingzaag zo uitlijnen dat de valkerf in een rechte hoek ten opzichte van de velrichting ligt.
stamdiameter – bij dikkere stammen maximaal
tot de breedte van het zaagblad – inzagen.
Bij ziek hout geen spintsnede aanbrengen.
4.5 Basisbeginselen voor de vel‐ snede
Maten
Bij de procedure voor het aanbrengen van de valkerf met een horizontale zaagsnede (zool) en een schuine zaagsnede (dak) zijn verschillende volgorden toegestaan – let op de nationale voor‐ schriften met betrekking tot de veltechniek. ► Zoolzaagsnede (horizontale zaagsnede) aan‐
brengen
► De schuine zaagsnede (dak) in een hoek van
ca. 45°‑ 60° ten opzichte van de horizontale zaagsnede aanbrengen
De velrichting controleren
De valkerf (C) bepaalt de velrichting.
De breuklijst (D) geleidt de boom als een schar‐ nier naar de grond.
Breedte van de breuklijst: ca. 1/10 van de
stamdiameter De breuklijst mag in geen geval tijdens het
aanbrengen van de velsnede worden inge‐ zaagd – omdat dan geen controle meer moge‐ lijk is op de valrichting – kans op ongelukken! Bij rottende stammen een bredere breuklijst
laten staan
► De kettingzaag met het zaagblad in de valkerf‐
zool plaatsen. De vellijst moet in de richting van de vastgelegde velrichting zijn gericht – voor zover nodig de velrichting door het op de overeenkomstige wijze inzagen van de valkerf corrigeren
12 0458-209-1721-B
Met behulp van de velsnede (E) wordt de boom geveld.
Exact horizontaal
1/10 (min. 3 cm) van de stamdiameter boven
de zool van de valkerf (C)
De borglijst (F) of de veiligheidsband (G) steunt de boom en voorkomt voortijdig omvallen.
001BA269 KN
3.
1.
2.
001BA270 KN
001BA260 KN
4 Werktechniek Nederlands
Breedte van de band: ca. 1/10 tot 1/5 van de
stamdiameter De band in geen geval tijdens het aanbrengen
van de velsnede inzagen Bij rottende stammen een bredere band laten
staan
Insteken
Als ontlastingssnede tijdens het inkorten
Bij zaagwerkzaamheden
blad. De velwig in de velsnede aanbrengen en met behulp van een hiertoe geschikt gereed‐ schap hierin drukken.
Alleen aluminium of kunststof wiggen gebruiken – geen stalen wig gebruiken. Stalen wiggen kun‐ nen de zaagketting ernstig beschadigen en lei‐ den tot een gevaarlijke terugslag.
De juiste velwiggen, afhankelijk van de stamdia‐ meter en de breedte van de zaagsnede (analoog velsnede (E)) selecteren.
Voor het kiezen van de velwig (juiste lengte, breedte en hoogte) contact opnemen met de STIHL dealer.

4.6 Geschikte velsnede kiezen

Het kiezen van de juiste velsnede is afhankelijk van dezelfde kenmerken, waarop moet worden gelet bij het bepalen van de velrichting en de
► Een terugslagarme zaagketting gebruiken en
bijzonder voorzichtig te werk gaan
1. Het zaagblad met de onderzijde van de neus tegen de stam plaatsen – niet met de boven‐ zijde – kans op terugslag! Met vol gas inza‐ gen, tot de zaagsnede tweemaal zo diep is als de breedte van het zaagblad
2. Langzaam in de insteekstand zwenken – kans op terugslag en terugstoten!
3. Het zaagblad voorzichtig in de stam steken – kans op terugstoten!
vluchtweg.
Er zijn meerdere verschillende voorwaarden waarop deze kenmerken worden onderscheiden. In deze gebruiksaanwijzing worden alleen de twee meest voorkomende vormen beschreven:
links: normale boom –verticaal staande
boom met een gelijkmatige kroon
rechts: overhangende boom – kroon van de
boom is gericht in de velrichting
4.7 Velsnede met veiligheidsband
Indien mogelijk, steeklijst gebruiken. De steeklijst en de boven-, resp. onderzijde van het zaagblad lopen parallel aan elkaar.
Bij het insteken helpt de steeklijst erbij de breuk‐ lijst parallel, d.w.z. op alle plaatsen even dik, te
A) Dunne stammen
Deze velsnede uitvoeren als de stamdiameter kleiner is dan de zaagbladlengte van de ketting‐
zaag. houden. Hiervoor de steeklijst parallel aan de valkerfzool houden.
Velwig
De velwig zo vroeg mogelijk aanbrengen, d.w.z. zodra deze geen obstakel vormt voor het zaag‐
0458-209-1721-B 13
(normale boom)
001BA261 KN
1.
2.
001BA273 KN
3.
001BA263 KN
4.
5.
1.
2.
3.
001BA274 KN
6.
Nederlands 4 Werktechniek
Voor het begin van de velsnede de waarschu‐ wing "Attentie!" roepen. ► Velsnede (E) met steeksnede aanbrengen –
het zaagblad hierbij geheel in de stam steken
► Kam achter de breuklijst plaatsen en als draai‐
punt gebruiken – de kettingzaag zo min moge‐ lijk verzetten
► Velsnede tot aan de breuklijst maken (1)
De breuklijst hierbij niet inzagen
► De velsnede tot aan de veiligheidsband aan‐
brengen (2)
De veiligheidsband hierbij niet inzagen
► Velwig aanbrengen (3)
Direct voor het vallen van de boom een tweede waarschuwingsroep "Attentie!" roepen. ► Veiligheidsband van buitenaf, horizontaal in
het vlak van de velsnede met uitgestrekte armen doorzagen
B) Dikke stammen
Deze velsnede uitvoeren als de stamdiameter groter is dan de zaagbladlengte van de ketting‐ zaag.
Voor het begin van de velsnede de waarschu‐
wing "Attentie!" roepen.
► De kam ter hoogte van de velsnede tegen de
stam drukken en als draaipunt gebruiken – de kettingzaag zo min mogelijk verzetten
► De neus van het zaagblad gaat voor de breuk‐
lijst in het hout (1) – de kettingzaag beslist horizontaal houden en zo ver mogelijk naar buiten zwenken
► Velsnede tot aan de breuklijst maken (2)
De breuklijst hierbij niet inzagen
► De velsnede tot aan de veiligheidsband aan‐
brengen (3)
De veiligheidsband hierbij niet inzagen
Het aanbrengen van de velsnede wordt vanaf de
tegenoverliggende zijde van de stam vervolgd.
Erop letten dat de tweede zaagsnede in het‐
zelfde vlak ligt als de eerste zaagsnede.
► Velsnede door 'steken' aanbrengen
► Velsnede tot aan de breuklijst maken (4)
De breuklijst hierbij niet inzagen
► De velsnede tot aan de veiligheidsband aan‐
brengen (5)
De veiligheidsband hierbij niet inzagen
► Velwig aanbrengen (6)
Direct voor het vallen van de boom een tweede
waarschuwingsroep "Attentie!" roepen.
► Veiligheidsband van buitenaf, horizontaal in
het vlak van de velsnede met uitgestrekte armen doorzagen
14 0458-209-1721-B
001BA265 KN
1.
2.
001BA266 KN
001BA267 KN
1.
2.
3.
4.
5.
6.
001BA268 KN

5 Zaaggarnituur Nederlands

4.8 Velsnede met borglijst (over‐
hangende boom)
A) Dunne stammen
Deze velsnede uitvoeren als de stamdiameter kleiner is dan de zaagbladlengte van de ketting‐ zaag.
Deze velsnede uitvoeren als de stamdiameter
groter is dan de zaagbladlengte van de ketting‐
zaag.
► De kam achter de borglijst plaatsen en als
draaipunt gebruiken – de kettingzaag zo min mogelijk verzetten
► De neus van het zaagblad gaat voor de breuk‐
lijst in het hout (1) – de kettingzaag beslist horizontaal houden en zo ver mogelijk naar buiten zwenken
De borglijst en de breuklijst hierbij niet inza‐
gen
► Velsnede tot aan de breuklijst maken (2)
De breuklijst hierbij niet inzagen
► De velsnede tot aan de borglijst aanbren‐
gen (3)
De borglijst hierbij niet inzagen
► Het zaagblad tot dit aan de andere kant uit de
stam komt, hierin steken
► Velsnede (E) tot aan de breuklijst aanbren‐
gen (1)
Exact horizontaal
De breuklijst hierbij niet inzagen
► De velsnede tot aan de borglijst zagen (2)
Exact horizontaal
De borglijst hierbij niet inzagen
Het aanbrengen van de velsnede wordt vanaf de
tegenoverliggende zijde van de stam vervolgd.
Erop letten dat de tweede zaagsnede in het‐
zelfde vlak ligt als de eerste zaagsnede.
► Kam achter de breuklijst plaatsen en als draai‐
punt gebruiken – de kettingzaag zo min moge‐ lijk verzetten
► De neus van het zaagblad gaat voor de borg‐
lijst in het hout (4) – de kettingzaag beslist horizontaal houden en zo ver mogelijk naar buiten zwenken
► Velsnede tot aan de breuklijst maken (5)
De breuklijst hierbij niet inzagen
► De velsnede tot aan de borglijst aanbren‐
gen (6)
De borglijst hierbij niet inzagen
Direct voor het vallen van de boom een tweede waarschuwingsroep "Attentie!" roepen. ► De borglijst van buitenaf, schuin van boven
met uitgestrekte armen doorzagen
B) Dikke stammen
Direct voor het vallen van de boom een tweede
waarschuwingsroep "Attentie!" roepen.
► De borglijst van buitenaf, schuin van boven
met uitgestrekte armen doorzagen
5 Zaaggarnituur
0458-209-1721-B 15
Zaagketting, zaagblad en kettingtandwiel vormen
het zaaggarnituur.
001BA248 KN
1
2
3
a
001BA244 KN
001BA245 KN
1
1
143BA034 KN
1
2
001BA185 KN

Nederlands 6 Zaagblad en zaagketting monteren

Het meegeleverde zaaggarnituur is optimaal afgestemd op de motorzaag.
De steek (t) van de zaagketting (1), van het
kettingtandwiel en van het neustandwiel van het Rollomatic-zaagblad moeten met elkaar corresponderen De dikte van de aandrijfschakels (2) van de
zaagketting (1) moet corresponderen met de groefbreedte van het zaagblad (3)
Bij het combineren van componenten die niet bij elkaar passen, kan het zaaggarnituur reeds na een korte gebruiksduur onherstelbaar worden beschadigd.

5.1 Kettingbeschermer

Al naargelang de uitrusting, maakt de kettingbe‐
schermerverlenger deel uit van de leveringsom‐
vang of is leverbaar als speciaal toebehoren.

5.2 Kettingbeschermerverlenger aanbrengen

► Kettingbeschermerverlenger en de kettingbe‐
schermer in elkaar schuiven – de borgnok‐ ken (1) moeten vastklikken in de ketttingbe‐ schermer
6 Zaagblad en zaagketting
monteren
6.1 Kettingtandwieldeksel uitbou‐ wen
Tot de leveringsomvang behoort een bij het zaaggarnituur passende kettingbeschermer.
Als er zaagbladen met verschillende lengtes op één motorzaag worden gebruikt, moet altijd een passende kettingbeschermer worden gebruikt, die het complete zaagblad afdekt.
Op de kettingbeschermer is aan de zijkant de lengte van het hierbij passende zaagblad inge‐ stempeld.
Bij zaagbladen groter dan 90 cm is een verleng‐ stuk voor de kettingbeschermer nodig. Bij zaag‐ bladen groter dan 120 cm zijn twee verlengstuk‐ ken voor de kettingbeschermer nodig.
► De moeren losdraaien en het kettingtandwiel‐
deksel wegnemen
► Bout (1) linksom draaien, tot de spanschuif (2)
links tegen de uitsparing van het carter ligt
16 0458-209-1721-B
001BA186 KN
143BA003 KN
3
1
1
2
4
001BA187 KN
1
133BA024 KN
143BA007 KN

7 Zaagketting spannen Nederlands

6.2 Kettingrem lossen

► De bout (4) rechtsom draaien, totdat de zaag‐
ketting aan de onderzijde nog maar iets door‐ hangt – en de nokken van de aandrijfschakels in de groef van het zaagblad liggen
► Het kettingtandwieldeksel weer aanbrengen –
en de moeren handvast draaien
► Verder met "Zaagketting spannen"
7 Zaagketting spannen
► De handbeschermer in de richting van de
draagbeugel trekken tot deze hoorbaar klikt – de kettingrem is gelost

6.3 Zaagketting op het zaagblad plaatsen

Voor het naspannen tijdens het werk: ► Motor afzetten ► Moeren losdraaien ► Zaagblad bij de neus optillen ► Met behulp van een schroevendraaier de
bout (1) rechtsom draaien, tot de zaagketting tegen de onderzijde van het zaagblad ligt
► Het zaagblad weer optillen en de moeren vast‐
draaien
► Verder: zie "Zaagkettingspanning controleren"
WAARSCHUWING
Handschoenen aantrekken – kans op letsel door de scherpe zaagtanden
► Zaagketting aanbrengen – te beginnen bij de
zaagbladneus
Een nieuwe zaagketting moet vaker worden nagespannen dan een die reeds langer mee‐ draait. ► Kettingspanning vaker controleren – zie
"Gebruiksvoorschriften"!
8 Zaagkettingspanning con‐
troleren
► Het zaagblad over de bouten (1) plaatsen – de
snijvlakken van de zaagketting moeten naar rechts zijn gericht
► De fixeerboring (2) over de pen van de span‐
schuif plaatsen – gelijktijdig de zaagketting over het kettingtandwiel (3) leggen
0458-209-1721-B 17
► Motor afzetten ► Veiligheidshandschoenen aantrekken

Nederlands 9 Brandstof

► De zaagketting moet tegen de onderzijde van
de zaagbladgroef liggen – en moet bij een geloste kettingrem met de hand over het zaag‐ blad kunnen worden getrokken
► Indien nodig, zaagketting naspannen
Een nieuwe zaagketting moet vaker worden nagespannen dan een die reeds langer mee‐ draait. ► Kettingspanning vaker controleren – zie
"Gebruiksvoorschriften"!
9 Brandstof
De motor draait op een brandstofmengsel van benzine en motorolie.
WAARSCHUWING
Direct huidcontact met brandstof en het inade‐ men van brandstofdampen voorkomen.

9.1 STIHL MotoMix

STIHL adviseert het gebruik van STIHL MotoMix. Dit kant-en-klare brandstofmengsel bevat geen benzol, is loodvrij, kenmerkt zich door een hoog octaangetal en biedt altijd de juiste mengverhou‐ ding.
STIHL MotoMix is voor de langst mogelijke levensduur van de motor gemengd met STIHL tweetaktmotorolie HP Ultra.
MotoMix is niet in alle exportlanden leverbaar.

9.2 Brandstof mengen

LET OP
Brandstoffen die niet geschikt zijn of met een afwijkende mengverhouding, kunnen leiden tot ernstige schade aan de motor. Benzine of motor‐ olie van een mindere kwaliteit kan de motor, keerringen, leidingen en brandstoftank beschadi‐ gen.
9.2.1 Benzine
Alleen benzine van een gerenommeerd merk met een octaangetal van minimaal 90 RON gebruiken – loodvrij of loodhoudend.
Benzine met een alcoholpercentage van meer dan 10% kan bij motoren met handmatig instel‐ bare carburateurs storingen veroorzaken, daarom mag deze benzine voor deze motoren niet worden gebruikt.
18 0458-209-1721-B
Motoren met M-Tronic leveren met benzine met een alcoholpercentage tot 27% (E27) het volle motorvermogen.
9.2.2 Motorolie
Als brandstof zelf wordt gemengd, mag alleen een STIHL tweetaktmotorolie of een andere hoogwaardige motorolie van de klasse JASO FB, JASO FC, JASO FD, ISO-L-EGB, ISO-L-EGC of ISO-L-EGD worden gebruikt.
STIHL schrijft de tweetaktmotorolie STIHL HP Ultra of een gelijkwaardige hoogwaardige motor‐ olie voor om de emissiegrenswaarden gedu‐ rende de machinelevensduur te kunnen waarbor‐ gen.
9.2.3 Mengverhouding
Bij STIHL tweetaktmotorolie 1:50; 1:50 = 1 deel olie + 50 delen benzine
9.2.4 Voorbeelden
Hoeveelheid ben‐ zine Liter Liter (ml) 1 0,02 (20) 5 0,10 (100) 10 0,20 (200) 15 0,30 (300) 20 0,40 (400) 25 0,50 (500)
► In een voor brandstof vrijgegeven jerrycan
eerst motorolie bijvullen en vervolgens ben‐ zine en goed mengen
STIHL tweetakt‐ olie 1:50

9.3 Brandstofmengsel opslaan

Benzine alleen bewaren in voor brandstof vrijge‐ geven jerrycans op een veilige, droge en koele plaats, beschermd tegen licht en zonnestralen.
Het brandstofmengsel veroudert – alleen de hoe‐ veelheid die nodig is voor enkele weken men‐ gen. Het brandstofmengsel niet langer dan 30 dagen bewaren. Door de inwerking van licht, zon, lage of hoge temperaturen kan het brand‐ stofmengsel sneller onbruikbaar worden.
STIHL MotoMix kan echter tot 5 jaar probleem‐ loos worden bewaard. ► De jerrycan met brandstofmengsel voor het
tanken goed schudden
WAARSCHUWING
In de jerrycan kan zich druk opbouwen – de dop voorzichtig losdraaien.
► De benzinetank en de jerrycan regelmatig
grondig reinigen
001BA229 KN
001BA240 KN
001BA218 KN
001BA219 KN
001BA224 KN

10 Tanken Nederlands

De restbrandstof en de voor de reiniging gebruikte vloeistof volgens voorschrift en milieu‐ bewust opslaan en afvoeren!

10.3 Tankdop zonder markering

10.3.1 Losmaken
10 Tanken

10.1 Apparaat voorbereiden

► Beugel opklappen tot deze verticaal staat
► De tankdop en de omgeving ervan voor het
tanken reinigen zodat er geen vuil in de tank valt
► Het apparaat zo neerleggen dat de tankdop
naar boven is gericht

10.2 Verschillende markeringen op tankdoppen

Tankdoppen en benzinetanks kunnen verschil‐ lend zijn gemarkeerd.
Afhankelijk van de uitvoering kunnen er een tankdop en benzinetank met of zonder markerin‐ gen aanwezig zijn.
► De tankdop linksom draaien (ca. 1/4 slag)
► Tankdop wegnemen
10.3.2 Tanken
Bij het tanken geen benzine morsen en de tank niet tot aan de rand vullen.
STIHL adviseert het STIHL vulsysteem voor brandstof (speciaal toebehoren).
► Tanken Links: tankdop – zonder markeringen Rechts: tankdop – met markeringen op dop
en benzinetank
0458-209-1721-B 19
001BA220 KN
001BA221 KN
001BA222 KN
001BA223 KN
001BA225 KN
001BA227 KN
Nederlands 10 Tanken
10.3.3 Sluiten
Beugel staat verticaal: ► Tankdop aanbrengen – de positiemarkeringen
10.3.4 Vergrendeling controleren
De nok van de beugel moet geheel in de uit‐
sparing (pijl) vallen
op de tankdop en de vulpijp moeten met elk‐ aar corresponderen
► De tankdop tot aan de aanslag naar beneden
drukken
► De tankdop vastpakken – de tankdop is cor‐
rect vergrendeld als deze niet kan worden bewogen, noch kan worden weggenomen
10.3.5 Als de tankdop kan worden bewogen
► Tankdop ingedrukt houden en rechtsom
draaien tot deze vastklikt
is het onderste deel ten opzichte van het boven‐
of kan worden weggenomen
ste deel verdraaid:
► Beugel tot aan de aanslag terugklappen
Links: onderste deel van de tankdop ver‐
draaid
Rechts: onderste deel van de tankdop in de
juiste stand
20 0458-209-1721-B
001BA226 KN
001BA236 KN
001BA232 KN
001BA234 KN
001BA237 KN
001BA234 KN
10 Tanken Nederlands
► De tankdop aanbrengen en zover linksom
draaien tot deze in de zitting van de vulpijp aangrijpt
► De tankdop verder linksom draaien
(ca. 1/4 slag) – het onderste deel van de tank‐ dop wordt hierdoor in de juiste stand gedraaid
► De tankdop rechtsom draaien en sluiten – zie
hoofdstuk "Sluiten" en "Vergrendeling contro‐ leren"

10.4 Tankdop met markering

10.4.1 Losmaken
► Beugel opklappen
De markeringen op de tankdop en de benzine‐
tank moeten met elkaar corresponderen
► Tankdop wegnemen
10.4.2 Tanken
Bij het tanken geen benzine morsen en de tank
niet tot aan de rand vullen.
STIHL adviseert het STIHL vulsysteem voor
brandstof (speciaal toebehoren).
► Tanken
10.4.3 Sluiten
► Tankdop verdraaien (ca. 1/4 slag)
Beugel staat verticaal:
► Tankdop aanbrengen – de markeringen op de
tankdop en de benzinetank moeten met elkaar corresponderen
► De tankdop tot aan de aanslag naar beneden
drukken
0458-209-1721-B 21
001BA233 KN
001BA231 KN
001BA235 KN
001BA241 KN
1
001BA238 KN
001BA239 KN

Nederlands 11 Kettingsmeerolie

10.4.4 Als de tankdop niet in de benzinetank kan worden vergrendeld
is het onderste deel ten opzichte van het boven‐ ste deel verdraaid. ► De tankdop uit de benzinetank nemen en
vanaf de bovenzijde controleren
► Tankdop ingedrukt houden en rechtsom
draaien tot deze vastklikt
In deze stand staan de markeringen op de tank‐ dop en de benzinetank met elkaar in lijn
► Beugel inklappen
Tankdop is vergrendeld
Links: onderste deel van de tankdop ver‐
draaid – de binnenliggende marke‐ ring (1) ligt in lijn met de buitenste markering
Rechts: onderste deel van de tankdop in de
juiste stand – binnenliggende mar‐ kering ligt onder de beugel. Deze ligt niet in lijn met de buitenste mar‐ kering
► De tankdop aanbrengen en zover linksom
draaien tot deze in de zitting van de vulpijp aangrijpt
► De tankdop verder linksom draaien
(ca. 1/4 slag) – het onderste deel van de tank‐ dop wordt hierdoor in de juiste stand gedraaid
► De tankdop rechtsom draaien en sluiten – zie
hoofdstuk "Sluiten"
11 Kettingsmeerolie
Voor een automatische, duurzame smering van zaagketting en zaagblad – alleen milieuvriende‐ lijke kwaliteits-kettingsmeerolie gebruiken – bij voorkeur het biologisch snel afbreekbare STIHL BioPlus.
22 0458-209-1721-B
001BA158 KN
143BA024 KN

12 Kettingolie bijvullen Nederlands

LET OP
Biologische kettingsmeerolie moet over goede eigenschappen tegen veroudering beschikken (bijv. STIHL BioPlus). Olie met minder goede eigenschappen tegen veroudering neigt tot snel verharsen. De gevolgen zijn vaste, moeilijk ver‐ wijderbare afzettingen, vooral ter hoogte van de kettingaandrijving en op de zaagketting – tot aan het blokkeren van de oliepomp.
De levensduur van zaagkettingen en zaagbladen wordt wezenlijk beïnvloed door de kwaliteit van de smeerolie – daarom alleen speciale ketting‐ smeerolie gebruiken.
WAARSCHUWING
Geen afgewerkte olie gebruiken! Afgewerkte olie kan bij langdurig en veelvuldig huidcontact huid‐ kanker veroorzaken en is schadelijk voor het milieu!

12.2 Kettingolie bijvullen

► Kettingolie bijvullen – elke keer na het tanken
van benzine
Bij het tanken geen kettingolie morsen en de tank niet tot aan de rand vullen.
STIHL adviseert het STIHL vulsysteem voor ket‐ tingolie (speciaal toebehoren). ► Tankdop dichtdraaien
Er moet zich nog een restje kettingolie in de olie‐ tank bevinden wanneer de benzinetank leeg is.
Als de inhoud van de olietank niet terugloopt, kan er een storing in het smeersysteem zijn: ket‐ tingsmering controleren, oliekanalen reinigen, eventueel contact opnemen met een geautori‐ seerde dealer. STIHL adviseert onderhouds- en reparatiewerkzaamheden alleen door de STIHL dealer te laten uitvoeren.

13 Kettingsmering controleren

LET OP
Afgewerkte olie beschikt niet over de noodzake‐ lijke smeereigenschappen en is ongeschikt voor de kettingsmering.
12 Kettingolie bijvullen
De zaagketting moet altijd iets olie wegslingeren.

12.1 Apparaat voorbereiden

► De tankdop en de omgeving ervan voor het
tanken grondig reinigen, zodat er geen vuil in de olietank valt
► Het apparaat zo plaatsen, dat de tankdop naar
boven is gericht
► Tankdop opendraaien
0458-209-1721-B 23
LET OP
Nooit zonder kettingsmering werken! Bij een droog lopende ketting zal het zaaggarnituur bin‐ nen de kortste tijd onherstelbaar worden bescha‐ digd. Voor het begin van de werkzaamheden altijd de kettingsmering en het oliepeil in de tank controleren.
Elke nieuwe zaagketting heeft een inlooptijd van 2 tot 3 minuten nodig.
Na het inlopen de kettingspanning controleren en indien nodig corrigeren – zie "Zaagketting‐ spanning controleren".

14 Kettingrem

143BA011 KN
143BA012 KN
139BA016 KN

Nederlands 15 Gebruik in de winter

14.1 Zaagketting blokkeren

14.3 Werking van de kettingrem
controleren
Elke keer voor begin van de werkzaamheden: bij stationair toerental de zaagketting blokkeren (handbeschermer in de richting van de zaagblad‐ neus drukken) en kortstondig (max. 3 seconden) vol gas geven – de zaagketting mag niet mee‐ draaien. De handbeschermer moet vrij zijn van vuil en moet goed gangbaar zijn.

14.4 Kettingrem onderhouden

In geval van nood
Tijdens het starten
Bij stationair toerental
De handbeschermer met de linkerhand in de richting van de zaagbladneus drukken – of auto‐ matisch door de terugslag van de zaag: de zaag‐ ketting wordt geblokkeerd – en staat stil.

14.2 Kettingrem lossen.

De kettingrem staat bloot aan slijtage door wrij‐ ving (natuurlijke slijtage). Om goed te kunnen blijven functioneren, de rem regelmatig door geschoold personeel laten onderhouden. STIHL adviseert onderhouds- en reparatiewerkzaamhe‐ den alleen door de STIHL dealer te laten uitvoe‐ ren. De volgende intervallen moeten worden aangehouden:
Continu gebruik: elk kwartaal periodiek gebruik: halfjaarlijks incidenteel gebruik: Jaarlijks
15 Gebruik in de winter
15.1 Bij temperaturen beneden
+10 °C:
► De handbeschermer naar de draagbeugel
trekken
LET OP
Alvorens gas te geven (behalve bij de controle op de werking) en voor het zagen, moet de ket‐ tingrem worden gelost.
Een verhoogd motortoerental bij een geblok‐ keerde kettingrem (zaagketting staat stil) leidt al na korte tijd tot schade aan de motor en het ket‐ tingmechanisme (koppeling, kettingrem).
De kettingrem wordt automatisch ingeschakeld bij een voldoende sterke terugslag – door de massatraagheid van de handbeschermer: De handbeschermer slaat naar voren in de richting van de zaagbladneus – ook als de linkerhand zich niet op de draagbeugel achter de handbe‐ schermer bevindt, zoals bijv. bij de velsnede.
De kettingrem functioneert alleen als er geen enkele wijziging aan de handbeschermer wordt doorgevoerd.
24 0458-209-1721-B
► De knop boven de achterste handgreep
linksom draaien – sleuf horizontaal
► Carburateurkastdeksel naar achteren toe los‐
trekken
1
139BA001 KN
139BA002 KN
2
139BA005 TR
139BA018 KN
1
139BA019 KN
1
15 Gebruik in de winter Nederlands
► Voorfilter (1) naar boven toe lostrekken
► Bougiesteker (2) lostrekken van de bougie
Voorfilter (1) zo monteren, dat het symbool r (winterstand) zich aan de bovenzijde bevindt
► Het deksel weer aanbrengen en met behulp
van de knop vergrendelen
Naast koude lucht wordt nu ook rondom de cilin‐ der warme lucht aangezogen – geen ijsvorming in de carburateur.

15.2 Bij temperaturen boven +20 °C

► De schuif en het voorfilter beslist weer in de
stand s (zomerstand) plaatsen!
► Schuif (3) met behulp van een schroeven‐
draaier uit de kap wippen
► De schuif 180° draaien en links naast de bou‐
gie weer aanbrengen
► De bougiesteker weer op de bougie drukken
0458-209-1721-B 25
STOP
0
001BA140 KN
209BA014 KN
2
1
0
209BA022 KN
3
4
STOP

Nederlands 16 Ter informatie voor het starten

LET OP
Kans op motorstoringen – oververhitting!
16 Ter informatie voor het
starten
16.1 De vier standen van de combi‐ schakelaar
Door het indrukken van de gashendel springt de combischakelaar vanuit de warmestartstand n in de werkstand F.
Voor het uitschakelen van de motor de combi‐ schakelaar in de stopstand 0 plaatsen.

17 Motor starten/afzetten

17.1 Motor starten

17.1.1 Alleen uitvoeringen met decompres‐ sieklep
► In de richting van de pijl op de tule drukken –
de decompressieklep wordt geopend
Bij de eerste ontsteking wordt deze automatisch gesloten. ► Daarom de decompressieklep voor elke ver‐
dere startpoging weer indrukken
17.1.2 Bij alle uitvoeringen
Stop 0 – motor uit – ontsteking is uitgeschakeld Werkstand F – de motor draait of kan aanslaan Warme start n – in deze stand wordt de warme
motor gestart Koude start l – in deze stand wordt de koude
motor gestart

16.2 Combischakelaar instellen

Voor het verstellen van de combischakelaar van‐ uit de werkstand F in de koudestartstand l de gashendelblokkering en de gashendel gelijktijdig indrukken.
Voor het instellen van de warmestartstand n de combischakelaar eerst in de koudestartstand l plaatsen, en daarna de combischakelaar in de warmestartstand n drukken.
De warmestartstand n kan alleen vanuit de koudestartstand l worden ingesteld.
26 0458-209-1721-B
143BA018 KN
143BA019 KN
143BA020 KN
17 Motor starten/afzetten Nederlands
► Veiligheidsvoorschriften in acht nemen ► Handbeschermer (1) naar voren drukken: de
zaagketting is geblokkeerd
► Gashendelblokkering (2) en de gashendel (3)
gelijktijdig indrukken en vasthouden – combi‐ schakelaar (4) instellen
Stand chokeklep gesloten l
Bij koude motor (ook als de motor na het star‐
ten bij het gas geven is afgeslagen)
Startgasstand n
Bij warme motor (zodra de motor ca. een
minuut heeft gedraaid)
Een andere mogelijkheid: ► De achterste handgreep tussen de knieën of
de bovenbenen klemmen
► Met de linkerhand de draagbeugel vasthouden
– de duim onder de draagbeugel
► De motorzaag zo op de grond plaatsen dat
deze stabiel ligt en een veilige houding aanne‐ men – de zaagketting mag geen voorwerpen of de grond raken
WAARSCHUWING
Binnen het zwenkbereik van de zaag mag zich geen andere persoon ophouden.
► De motorzaag met de linkerhand op de draag‐
beugel stevig op de grond drukken – de duim onder de draagbeugel
► De rechtervoet in de achterste handgreep
plaatsen
0458-209-1721-B 27
4
5
6
0
STOP
209BA008 KN
143BA012 KN
Nederlands 17 Motor starten/afzetten
► Met de rechterhand de starthandgreep lang‐
zaam tot aan de aanslag uittrekken – en ver‐ volgens snel en krachtig verder trekken – hier‐ bij de draagbeugel naar beneden drukken – het startkoord niet tot aan het uiteinde uit de boring trekken – kans op breuk! De starthand‐ greep niet terug laten schieten – loodrecht laten vieren, zodat het startkoord correct wordt opgerold
Bij een nieuwe motor het startkoord meerdere malen uittrekken, tot er voldoende benzine wordt opgepompt.
LET OP
De motor moet direct in de stationaire stand wor‐ den geschakeld – anders kunnen, bij een geblok‐ keerde kettingrem, het carter en de kettingrem worden beschadigd.
► De handbeschermer in de richting van de
draagbeugel trekken: U kettingrem is gelost – de motorzaag is klaar voor gebruik
LET OP
Na de eerste ontsteking: ► De decompressieklep opnieuw indrukken ►
Combischakelaar (4) in stand n plaatsen en verder starten – zodra de motor draait, direct gashendel (5) even aantippen, de combischa‐ kelaar (4) springt in de werkstand F (6), en de motor draait stationair
Gas geven alleen bij een geloste kettingrem. Een verhoogd motortoerental bij een geblokkeerde kettingrem (zaagketting staat stil) leidt al na korte tijd tot schade aan de motor en het kettingme‐ chanisme (koppeling, kettingrem).
► Altijd eerst de kettingsmering controleren
17.1.3 Bij zeer lage temperaturen
► Motor even met iets gas warm laten draaien ► Eventueel overschakelen op winterstand, zie
hoofdstuk "Winterstand"

17.2 Motor afzetten

► Combischakelaar in de stopstand
0 plaatsen
17.3 Als alle benzine werd verbruikt
► Decompressieklep indrukken
en de tank weer werd gevuld
28 0458-209-1721-B

18 Gebruiksvoorschriften Nederlands

► Het startkoord meerdere malen uittrekken, tot
er voldoende benzine wordt opgepompt
► De motor opnieuw starten

17.4 Als de motor niet aanslaat

Na de eerste ontsteking werd de combischake‐ laar niet tijdig in de warmestartstand n geplaatst, de motor is verzopen. ► Bougie uitbouwen, zie "Bougie" ► Bougie droogwrijven ► Het startkoord meerdere malen uittrekken –
om de verbrandingskamer te ventileren ► Bougie monteren, zie "Bougie" ►
De combischakelaar in de warmestartstand n
plaatsen – ook bij koude motor ► Decompressieklep indrukken ► De motor opnieuw starten
18 Gebruiksvoorschriften
18.1 Gedurende de eerste bedrijfsu‐
ren
Het nieuwe apparaat tot aan de derde tankvul‐ ling niet onbelast met hoge toerentallen laten draaien, om te voorkomen dat er tijdens de inloopfase extra belasting optreedt. Gedurende de inloopfase moeten de bewegende delen op elkaar inlopen – in de motor heerst een ver‐ hoogde wrijvingsweerstand. De motor levert zijn maximale vermogen pas na 5 tot 15 tankvullin‐ gen.

18.2 Tijdens de werkzaamheden

18.2.2 In koude staat
De zaagketting moet tegen de onderzijde van het zaagblad liggen, maar moet met de hand nog over het zaagblad kunnen worden getrok‐ ken. Indien nodig, de zaagketting spannen – zie hoofdstuk "Zaagketting spannen".
18.2.3 Bij bedrijfstemperatuur
De zaagketting zet uit en hangt door. De aan‐ drijfschakels aan de onderzijde van het zaagblad mogen niet uit de groef komen – de zaagketting kan anders van het zaagblad lopen. Zaagketting spannen – zie hoofdstuk "Zaagketting spannen".
LET OP
Bij het afkoelen krimpt de zaagketting. Een niet­ontspannen zaagketting kan de krukas en de lagers beschadigen.
18.2.4 Na langdurig gebruik met vol gas
De motor nog even stationair laten draaien tot de meeste warmte door de koelluchtstroom is afge‐ voerd, dit om te voorkomen dat de componenten op de motor (ontstekingssysteem, carburateur) door warmteophoping te zwaar worden belast.

18.3 Na het werk

► Zaagketting ontspannen als deze tijdens de
werkzaamheden bij bedrijfstemperatuur werd gespannen
LET OP
LET OP
De carburateur niet armer afstellen om een ver‐ meend hoger vermogen te bereiken – de motor zou anders defect kunnen raken – zie "Carbura‐ teur afstellen".
LET OP
Gas geven alleen bij een geloste kettingrem. Een verhoogd motortoerental bij een geblokkeerde kettingrem (zaagketting staat stil) leidt al na korte tijd tot schade aan de motor en het kettingme‐ chanisme (koppeling, kettingrem).
18.2.1 Kettingspanning regelmatig controle‐
ren
Een nieuwe zaagketting moet vaker worden nagespannen dan een die reeds langer mee‐ draait.
0458-209-1721-B 29
De zaagketting na beëindiging van de werk‐ zaamheden beslist weer ontspannen! Bij het afkoelen krimpt de zaagketting. Een niet-ont‐ spannen zaagketting kan de krukas en de lagers beschadigen.
18.3.1 Als het werk even wordt onderbroken
De motor laten afkoelen. Het apparaat met gevulde benzinetank op een droge plaats, niet in de buurt van ontstekingsbronnen, opbergen tot het moment dat het apparaat weer wordt gebruikt.
18.3.2 Bij langdurige buitengebruikstelling
Zie hoofdstuk "Apparaat opslaan".

19 Oliehoeveelheid instellen

Verstelbare oliepomp is speciale uitrusting.
001BA157 KN
1
3
1
2
143BA026 KN
139BA016 KN

Nederlands 20 Zaagblad in goede staat houden

Afhankelijk van de lengte van het zaagblad, de houtsoort en de werktechniek is er een verschil‐ lende hoeveelheid kettingolie nodig.
Met behulp van de stelpen (1) (aan de onder‐ zijde van de machine) kan de olieopbrengst naar behoefte worden geregeld.
Ematic-stand (E), gemiddelde olieopbrengst – ► Stelpen in stand "E" (Ematic-stand) draaien
Olieopbrengst verhogen – ► De stelpen rechtsom draaien
Olieopbrengst verlagen – ► De stelpen linksom draaien
LET OP
De zaagketting mag nooit droog lopen.
20 Zaagblad in goede staat
houden
Picco 1/4“ P 4,0 mm Rapid 1/4“ 4,0 mm Picco 3/8“ P 5,0 mm Rapid 3/8“; 0.325“ 6,0 mm Rapid 0.404“ 7,0 mm
Als de groef niet ten minste zo diep is: ► Zaagblad vervangen
De aandrijfschakels raken anders de bodem van de groef – hierdoor liggen de tandvoet en de ver‐ bindingsschakels niet meer op de randen van de zaagbladgroef.

21 Luchtfiltersysteem

Het luchtfiltersysteem kan door de montage van verschillende filters worden aangepast aan de verschillende bedrijfsomstandigheden. De ombouwwerkzaamheden zijn gemakkelijk uit te voeren.
Afhankelijk van de uitrusting is het motorappa‐ raat uitgerust met een geweven of vliesfilter.

21.1 Geweven filter

Voor normale bedrijfsomstandigheden en gebruik in de winter

21.2 Vliesfilter

Voor droge, zeer stoffige omstandigheden

22 Luchtfilter reinigen

22.1 Als het motorvermogen merk‐ baar afneemt
► Gashendelblokkering indrukken en de combi‐
schakelaar in de koudestartstand k plaatsen
► Zaagblad omkeren – steeds nadat de ketting
is geslepen en nadat de ketting is verwisseld – om eenzijdige slijtage te voorkomen, vooral bij de zaagbladneus en aan de onderzijde
► Olietoevoerboring (1), oliekanaal (2) en zaag‐
bladgroef (3) regelmatig reinigen
► Groefdiepte meten – met behulp van het meet‐
kaliber op het vijlkaliber (speciaal toebehoren) – op de plaats waar de slijtage het grootst is
Kettingtype Kettingsteek Minimale
30 0458-209-1721-B
groef‐ diepte
► De knop boven de achterste handgreep
linksom draaien – sleuf horizontaal
► Carburateurkastdeksel naar achteren toe los‐
trekken
► Het grove vuil rondom het filter verwijderen
Vervuilde luchtfilters doen het motorvermogen afnemen, verhogen het benzineverbruik en bemoeilijken het starten.
139BA017 KN
3
2
1
2
HL
209BA010 KN
209BA009 KN
L
LA
209BA011 KN

23 Carburateur afstellen Nederlands

23.3 Carburateur met H = 1 en L = 1

► Voorfilter (1) naar boven toe lostrekken, sleuf‐
moeren (2) losdraaien en hoofdfilter (3) weg‐
nemen ► De filterhelften van elkaar trekken ► Filter uitkloppen of met perslucht van binnen
naar buiten uitblazen
Bij hardnekkige vervuiling: ► Filteronderdelen in STIHL speciale reiniger
(speciaal toebehoren) of schone, niet ontvlam‐
bare reinigingsvloeistof (bijv. warm sop) uit‐
wassen en laten drogen
22.1.1 Vliesfilter niet uitborstelen! ► Beschadigd filter vervangen ► Filter weer inbouwen
► De beide stelschroeven voorzichtig rechtsom
vastdraaien ► Hoofdstelschroef (H) 1 slag linksom draaien ► Stelschroef stationair toerental (L) 1 slag
linksom draaien
23.4 Carburateur met H = 3/4 en
L = 1/4
23 Carburateur afstellen

23.1 Basisinformatie

De carburateur is af fabriek op de standaardaf‐ stelling afgesteld.
De carburateur is zo afgesteld dat de motor onder alle bedrijfsomstandigheden wordt voor‐ zien van een optimaal benzine-luchtmengsel.
Met de instelling van de hoofdstelschroef worden het vermogen en het maximumtoerental van de onbelaste motor beïnvloed.

23.2 Standaardafstelling

► Motor afzetten ► Luchtfilter controleren – indien nodig reinigen
of vervangen
► Vonkenrooster (afhankelijk van de exportuit‐
voering) in de uitlaatdemper controleren – indien nodig reinigen of vervangen
► Hoofdstelschroef (H) tot aan de aanslag
linksom draaien – max. 3/4 slag ► Stelschroef stationair toerental (L) voorzichtig
tot aan de aanslag rechtsom draaien – vervol‐
gens 1/4 slag terugdraaien

23.5 Stationair toerental instellen

► Standaardafstelling uitvoeren ► Motor starten en warm laten draaien
0458-209-1721-B 31
1
1
1
139BA020 KN

Nederlands 24 Vonkenrooster in uitlaatdemper

23.5.1 Motor slaat bij stationair toerental af ► Aanslagschroef stationair toerental (LA)
rechtsom draaien tot de zaagketting mee begint te draaien – vervolgens 1/4 slag terug‐ draaien
23.5.2 Zaagketting draait bij stationair toeren‐ tal mee
► Aanslagschroef stationair toerental (LA)
linksom draaien tot de zaagketting stilstaat – vervolgens 1/4 slag in dezelfde richting verder draaien
WAARSCHUWING
Als de zaagketting na de uitgevoerde afstelling bij stationair toerental niet stil blijft staan, de motorzaag door een geautoriseerde dealer laten repareren.
23.5.3 Onregelmatig stationair toerental; motor neemt slecht op (ondanks stel‐ schroef stationair toerental = stan‐ daardafstelling)
Stationaire afstelling is te arm. ► Stelschroef stationair toerental (L) linksom
draaien tot de motor regelmatig draait en goed opneemt – bij carburateurs met L = 1/4 max. tot aan de aanslag
Na elke correctie van de stand van de stel‐ schroef stationair toerental (L) moet meestal ook de stand van de aanslagschroef stationair toe‐ rental (LA) worden gewijzigd.
23.5.4 Correctie van de carburateurafstelling bij gebruik op grotere hoogtes
Als de motor niet optimaal draait, kan een geringe correctie noodzakelijk zijn: ► Standaardafstelling uitvoeren ► Motor warm laten draaien ► Hoofdstelschroef (H) iets rechtsom (armer)
draaien – max. tot aan de aanslag
LET OP
Nadat is teruggekeerd vanuit grote hoogte, de carburateurafstelling weer terugzetten op de standaardafstelling.
Bij een te arme afstelling bestaat de kans op motorschade door een gebrek aan smering en oververhitting.
24 Vonkenrooster in uitlaat‐
demper
In enkele landen zijn de uitlaatdempers uitgerust met een vonkenrooster.
WAARSCHUWING
Om het risico op brand door ontsnappende hete deeltjes te verminderen, mag het toestel nooit worden gebruikt met een ontbrekend of bescha‐ digd vonkenrooster. Breng nooit wijzigingen aan in de uitlaatdemper of het vonkenrooster. Om het risico op brand door ophoping van afval zoals dennennaalden, takken of bladeren te verminde‐ ren, moet u voor aanvang van het werk controle‐ ren of de uitlaatdemperstoppen zijn aangebracht.
LET OP
Sommige plaatselijke wetten of verordeningen kunnen voor bepaalde toepassingen een goed onderhouden vonkenrooster vereisen.
► Bij onvoldoende motorvermogen het vonken‐
rooster in de uitlaatdemper controleren
► Uitlaatdemper laten afkoelen
► Moeren (1) losdraaien en verwijderen
32 0458-209-1721-B
139 BA021 KN
3
2
139BA016 KN
1
139BA001 KN
139BA002 KN
2
000BA039 KN
A

25 Bougie Nederlands

► Deksel (2) verwijderen ► Vonkenrooster (3) verwijderen ► Vervuild vonkenrooster reinigen, bij beschadi‐
ging of sterke koolaanslag vervangen ► Vonkenrooster weer aanbrengen ► Deksel monteren ► Als de uitlaatdemperstoppen ontbreken of zijn
beschadigd, nieuwe stoppen aanbrengen
25 Bougie
► Bij onvoldoende motorvermogen, slecht star‐
ten of onregelmatig stationair toerental eerst
de bougie controleren. ► Na ca. 100 bedrijfsuren de bougie vervangen
– bij sterk ingebrande elektroden reeds eerder
– alleen door STIHL vrijgegeven, ontstoorde
bougies gebruiken – zie "Technische gege‐
vens"

25.1 Bougie uitbouwen

► De combischakelaar in stand
► De knop boven de achterste handgreep
linksom draaien – sleuf horizontaal ► Carburateurkastdeksel naar achteren toe los‐
trekken
0 plaatsen
► Voorfilter (1) naar boven toe lostrekken
► Bougiesteker (2) lostrekken ► De bougie losdraaien

25.2 Bougie controleren

► Vervuilde bougie reinigen ► Elektrodeafstand (A) controleren en zo nodig
afstellen, waarde voor elektrodeafstand – zie "Technische gegevens"
► Oorzaken van de vervuiling van de bougie
opheffen
Mogelijke oorzaken zijn:
Te veel motorolie in de benzine
Vervuild luchtfilter
Ongunstige bedrijfsomstandigheden
0458-209-1721-B 33
1
000BA045 KN
001BA121 KN
001BA122 KN
1
2
4
5
6
1
2
3
6

Nederlands 26 Apparaat opslaan

► Kettingrem lossen – handbeschermer tegen
de draagbeugel trekken

27.1 Kettingtandwiel vervangen

WAARSCHUWING
Bij een niet vastgedraaide of ontbrekende aan‐ sluitmoer (1) kunnen vonken worden gevormd. Als in een licht brandbare of explosieve omge‐ ving wordt gewerkt, kunnen brand of explosies ontstaan. Personen kunnen ernstig letsel oplo‐ pen of er kan materiële schade ontstaan.
► Ontstoorde bougies met een vaste aansluit‐
moer monteren

25.3 Bougie monteren

► De bougie met de hand aanbrengen en in de
boring schroeven ► De bougie met behulp van de combisleutel
vastdraaien ► Bougiesteker vast op de bougie drukken
Na het verbruik van twee zaagkettingen of
eerder Als de inloopsporen (pijl) dieper zijn dan
0,5 mm – anders wordt de levensduur van de zaagketting nadelig beïnvloed – voor controle het kaliber (speciaal toebehoren) gebruiken
Het kettingtandwiel heeft een langere levensduur als er afwisselend met twee zaagkettingen wordt gewerkt.
STIHL adviseert originele STIHL kettingtandwie‐ len te monteren om ervoor te zorgen dat de opti‐ male werking van de kettingrem is gewaarborgd.
26 Apparaat opslaan
Bij buitengebruikstelling vanaf ca. 30 dagen ► De brandstoftank op een goed geventileerde
plaats aftappen en reinigen ► De brandstof volgens de voorschriften en mili‐
euwetgeving afvoeren ► Als er een hand-benzinepomp beschikbaar is:
hand-benzinepomp ten minste 5 keer indruk‐
ken, voordat de motor wordt gestart ► De motor en deze net zo lang stationair laten
draaien tot de motor afslaat ► Zaagketting en zaagblad wegnemen, schoon‐
maken en met conserveringsolie inspuiten ► Het apparaat goed schoonmaken, vooral de
cilinderribben en het luchtfilter ► Bij gebruik van biologische kettingsmeerolie
(bijv. STIHL BioPlus) de olietank geheel vullen ► Het apparaat op een droge en veilige plaats
opslaan. Beschermen tegen onbevoegd
gebruik (bijv. door kinderen)
27 Kettingtandwiel controleren
► Het kettingtandwieldeksel, de zaagketting en
het zaagblad wegnemen
34 0458-209-1721-B
en vervangen
► Borgveer (1) met behulp van de schroeven‐
draaier losdrukken ► Ring (2) wegnemen ► Ringkettingtandwiel (3) lostrekken
689BA027 KN
a
A
B
689BA021 KN

28 Zaagketting onderhouden en slijpen Nederlands

► Meeneemprofiel op de koppelingstrommel (4)
controleren – bij sterke slijtagesporen ook de koppelingstrommel vervangen
► Koppelingstrommel of profielkettingtand‐
wiel (5) met naaldlager (6) lostrekken van de krukas – bij het kettingremsysteem QuickStop Super eerst de gashandelblokkering indrukken
27.2 Profiel-, ringkettingtandwiel
WAARSCHUWING
De hierna genoemde hoeken en maten moeten beslist worden aangehouden. Een verkeerd geslepen zaagketting – vooral een te lage diep‐ tebegrenzer – kan leiden tot een verhoogde nei‐ ging tot terugslag van de motorzaag – kans op letsel!
inbouwen
► De krukastap en het naaldlager reinigen en
invetten met STIHL smeervet (speciaal toebe‐
horen) ► Het naaldlager op de krukastap schuiven ► De koppelingstrommel, resp. het profielketting‐
tandwiel na het aanbrengen ca. 1 slag
draaien, zodat de meenemer voor de oliepom‐
paandrijving aangrijpt – bij het kettingremsys‐
teem QuickStop Super eerst de gashendel‐
blokkering indrukken ► Ringkettingtandwiel aanbrengen – de holle
ruimte naar buiten gericht ► Ring en borgveer weer op de krukas plaatsen
28 Zaagketting onderhouden
en slijpen
28.1 Moeiteloos zagen met een cor‐
rect geslepen/aangescherpte zaagketting
Een goed geslepen/aangescherpte zaagketting trekt zichzelf al bij een geringe aanlegdruk moei‐ teloos in het hout.
Niet met een botte of beschadigde zaagketting werken – dit leidt tot een zwaardere lichamelijke belasting, een hogere trillingsbelasting, een onbevredigend zaagresultaat en een hoge slij‐ tage. ► Zaagketting reinigen ► Zaagketting op scheurtjes en beschadigde
klinknagels controleren ► Beschadigde of versleten delen van de ketting
vervangen en de nieuwe delen qua vorm en
slijtagegraad aan de rest van de ketting aan‐
passen – overeenkomstig nabewerken
Zaagkettingen met hardmetalen snijplaatjes (Duro) zijn zeer slijtvast. Voor een optimaal slijp‐ resultaat adviseert STIHL de STIHL dealer.

28.2 Kettingsteek

Op elke zaagtand is vlak bij de dieptebegrenzer de codering (a) voor de kettingsteek gestempeld.
Codering (a) Kettingsteek inch mm 7 1/4 P 6,35 1 of 1/4 1/4 6,35 6, P of PM 3/8 P 9,32 2 of 325 0.325 8,25 3 of 3/8 3/8 9,32 4 of 404 0.404 10,26
De indeling van de vijldiameter vindt plaats aan de hand van de kettingsteek – zie tabel "Gereed‐ schap voor het slijpen/aanscherpen".
De hoeken op de zaagtand moeten bij het slijpen worden aangehouden.
28.3 Aanscherp- en voorsnijvlak‐ hoek
0458-209-1721-B 35
A aanscherphoek
689BA025 KN
001BA203 KN
689BA018 KN
90°
Nederlands 28 Zaagketting onderhouden en slijpen
STIHL zaagkettingen worden geslepen/aange‐ scherpt met een aanscherphoek van 30°. Uitzon‐ dering hierop zijn de langszaagkettingen met een aanscherphoek van 10°. Langszaagkettin‐ gen hebben een X in de benaming.
B voorsnijvlakhoek
Bij gebruik van de voorgeschreven vijlhouder en vijldiameter wordt automatisch de juiste voorsnij‐ vlakhoek verkregen.
Beiteltandvormen Hoek (°) A B Micro = halve beiteltand bijv. 63 PM3, 26 RM3, 36 RM Super = volle beiteltand bijv. 63 PS3, 26 RS, 36 RS3 Langszaagketting, bijv. 63 PMX, 36 RMX
De hoeken moeten bij alle tanden van de zaag‐ ketting gelijk zijn. Bij ongelijke hoeken: ruw, ongelijkmatig draaien van de zaagketting, sterke slijtage – tot aan het breken van de zaagketting.
30 75
30 60
10 75

28.4 Vijlhouder

► Vijlhouder gebruiken
De zaagkettingen met de hand uitsluitend met behulp van een vijlhouder (speciaal toebehoren, zie tabel "Gereedschap voor het slijpen/ aanscherpen") aanscherpen. Vijlhouders zijn voorzien van aanscherphoekmerktekens.
Alleen speciale zaagkettingvijlen gebruiken! Andere vijlen zijn door hun vorm en kapping ongeschikt.

28.5 Ter controle van de hoeken

STlHL vijlkaliber (speciaal toebehoren, zie tabel "Gereedschap voor het slijpen/aanscherpen") – een universeel gereedschap voor de controle van de aanscherp- en voorsnijvlakhoek, diepte‐ begrenzerafstand, tandlengte, groefdiepte en voor het reinigen van de groef en de olietoevoer‐ boringen.

28.6 Correct slijpen/aanscherpen

► Het gereedschap voor het slijpen/aanscherpen
aan de hand van de kettingsteek kiezen ► Het zaagblad eventueel inspannen ► Zaagketting blokkeren – handbeschermer naar
voren ► De handbeschermer naar de draagbeugel
trekken om de zaagketting verder te trekken:
kettingrem is gelost. Bij het kettingremsysteem
QuickStop Super ook de gashendelblokkering
indrukken ► Regelmatig slijpen/aanscherpen, weinig mate‐
riaal wegnemen – voor het gebruikelijke aan‐
scherpen zijn meestal twee tot drie vijlstreken
voldoende
36 0458-209-1721-B
689BA043 KN
689BA023 KN
a
2
689BA061 KN
1
28 Zaagketting onderhouden en slijpen Nederlands
a richtafstand tussen de dieptebegrenzer en
snijkant
Bij het zagen in zacht hout buiten de vorstperi‐ ode kan de afstand met maximaal 0,2 mm (0,008") worden vergroot.
Kettingsteek Dieptebegrenzer Afstand (a) inch (mm) mm (inch) 1/4 P (6,35) 0,45 (0.018) 1/4 (6,35) 0,65 (0.026)
► De vijl geleiden: horizontaal (in een rechte
hoek ten opzichte van het zijvlak van het zaagblad) overeenkomstig de voorgeschreven hoeken – aan de hand van de markeringen op de vijlhouder – vijlhouder op het tanddak en op
de dieptebegrenzer plaatsen ► Alleen van binnen naar buiten vijlen ► De vijl grijpt alleen aan bij de voorwaartse
streek – bij het achteruit geleiden de vijl optil‐
len ► Verbindings- en aandrijfschakels niet afvijlen ► De vijl regelmatig iets verdraaien, om eenzij‐
dige slijtage te voorkomen ► De bramen die bij het vijlen ontstaan verwijde‐
ren met behulp van een stuk hardhout ► De hoeken met behulp van het vijlkaliber con‐
troleren
Alle zaagtanden moeten even lang zijn.
Bij verschillende zaagtandlengtes zijn ook de tandhoogtes verschillend, hetgeen leidt tot een ruw draaiende zaagketting en zelfs tot het bre‐ ken van de ketting. ► Alle zaagtanden tot op de lengte van de kort‐
ste zaagtand terugvijlen – bij voorkeur door
een geautoriseerde dealer laten uitvoeren met
een elektrisch slijpapparaat

28.7 Dieptebegrenzerafstand

3/8 P (9,32) 0,65 (0.026)
0.325 (8,25) 0,65 (0.026) 3/8 (9,32) 0,65 (0.026)
0.404 (10,26) 0,80 (0.031)

28.8 Dieptebegrenzer afvijlen

De dieptebegrenzerafstand wordt kleiner bij het aanscherpen van de zaagtanden. ► De dieptebegrenzerafstand telkens na het
aanscherpen controleren
► Het bij de kettingsteek passende vijlkaliber (1)
op de zaagketting plaatsen en bij de te contro‐ leren zaagtand aandrukken – als de dieptebe‐ grenzer boven het vijlkaliber uitsteekt moet de dieptebegrenzer worden nabewerkt
Zaagkettingen met knobbel-aandrijfschakel (2) – bovenste deel van de knobbel-aandrijfschakel (2) (met servicemarkering) wordt gelijktijdig met de dieptebegrenzer van de zaagtand bewerkt.
De dieptebegrenzer bepaalt de diepte van de zaagsnede in het hout en daarmee de spaan‐ dikte.
0458-209-1721-B 37
689BA051 KN
689BA044 KN
689BA052 KN
Nederlands 28 Zaagketting onderhouden en slijpen
► Na het slijpen/aanscherpen de zaagketting
WAARSCHUWING
Het overige deel van de knobbel-aandrijfschakel mag niet worden bewerkt, omdat dan de neiging tot terugslag van de motorzaag zou worden ver‐ hoogd.
grondig reinigen, aanhechtende vijlspanen of slijpsel verwijderen – de zaagketting intensief smeren
► Bij langere werkonderbrekingen de zaagket‐
ting reinigen en ingeolied bewaren
► De dieptebegrenzer nabewerken tot deze
gelijkligt met het vijlkaliber
► Aansluitend hierop evenwijdig aan de service‐
markering (zie pijl) het dak van de dieptebe‐
grenzer schuin afvijlen – hierbij het hoogste
punt van de dieptebegrenzer niet verder terug‐
zetten
WAARSCHUWING
Te lage dieptebegrenzers verhogen de neiging tot terugslag van de motorzaag.
► Het vijlkaliber op de zaagketting plaatsen – het
hoogste punt van de dieptebegrenzer moet
gelijkliggen met het vijlkaliber
38 0458-209-1721-B

29 Onderhouds- en reinigingsvoorschriften Nederlands

Gereedschap voor het slijpen/aanscherpen (speciaal toebehoren) Kettingsteek
Ronde vijl ^
inch (mm) mm (inch) onderdeel‐
1/4P (6,35) 3,2 (1/8) 5605 771
Ronde vijl Vijlhouder Vijlkaliber Platte vijl Slijp-, aan‐
scherpset
nummer
3206
onderdeel‐ nummer 5605 750 4300
onderdeel‐ nummer 0000 893 4005
onderdeel‐ nummer 0814 252 3356
onderdeel‐ nummer 5605 007 1000
1)
1/4 (6,35) 4,0 (5/32) 5605 772 40065605 750 43271110 893 40000814 252 33565605 007
1027
3/8 P (9,32) 4,0 (5/32) 5605 772
4006
0.325 (8,25) 4,8 (3/16) 5605 772
4806
3/8 (9,32) 5,2 (13/64) 5605 772
5206
0.404 (10,26) 5,5 (7/32) 5605 772
5506
1)
Bestaande uit vijlhouder met ronde vijl, platte vijl en vijlkaliber
5605 750 4327 5605 750 4328 5605 750 4329 5605 750 4330
1110 893 4000 1110 893 4000 1110 893 4000 1106 893 4000
0814 252 3356 0814 252 3356 0814 252 3356 0814 252 3356
5605 007 1027 5605 007 1028 5605 007 1029 5605 007 1030
29 Onderhouds- en reinigingsvoorschriften
Onderstaande gegevens zijn gebaseerd op normale bedrijfs‐ omstandigheden. Onder zware omstandigheden (sterke stof‐ overlast, hout met veel harsvorming, tropisch hout enz.) en bij langere dagelijkse werktijden dienen de opgegeven interval‐ len navenant te worden verkort. Bij slechts incidenteel gebruik
kunnen de intervallen overeenkomstig worden verlengd.
Wekelijks
Na elke tankvulling
Jaarlijks
Maandelijks
Bij storingen
Bij beschadiging
Indien nodig
Voor begin van de werkzaamheden
Na beëindigen van de werkzaamheden, resp. dagelijks
Complete machine Visuele controle (staat, lek‐
X X
kage) reinigen X
Gashendel, gashendelblokke‐
Werking controleren X X ring, chokehendel, chokeklep, stopschakelaar, combischake‐ laar (afhankelijk van de uitrus‐ ting)
Kettingrem Werking controleren X X
1)
STIHL adviseert de STIHL dealer
2)
Cilindervoetbouten bij de eerste ingebruikneming van professionele motorzagen (vanaf een vermo‐
gen van 3,4 kW) na een draaitijd van 10 tot 20 uur natrekken
0458-209-1721-B 39
Nederlands 29 Onderhouds- en reinigingsvoorschriften
Onderstaande gegevens zijn gebaseerd op normale bedrijfs‐ omstandigheden. Onder zware omstandigheden (sterke stof‐ overlast, hout met veel harsvorming, tropisch hout enz.) en bij langere dagelijkse werktijden dienen de opgegeven interval‐ len navenant te worden verkort. Bij slechts incidenteel gebruik
kunnen de intervallen overeenkomstig worden verlengd.
Wekelijks
Jaarlijks
Maandelijks
Bij storingen
Bij beschadiging
Na elke tankvulling
Voor begin van de werkzaamheden
Indien nodig
Na beëindigen van de werkzaamheden, resp. dagelijks
Hand-benzinepomp (indien gemonteerd)
Aanzuigmond/filter in de benzi‐ netank
laten controleren door geau‐
toriseerde dealer
controleren X
laten repareren door geauto‐
riseerde dealer
controleren X
reinigen, filterelement vervan‐
1)
1)
X
X X
gen
vervangen X X X Benzinetank reinigen X Olietank reinigen X Kettingsmering controleren X Zaagketting controleren, ook op het
X X
scherp zijn letten
kettingspanning controleren X X
slijpen/aanscherpen X Zaagblad controleren (slijtage, bescha‐
X
diging)
reinigen en omkeren X
bramen verwijderen X
vervangen X X Kettingtandwiel controleren X Luchtfilter reinigen X X
vervangen X Antivibratie-elementen controleren X X
X
1)
STIHL adviseert de STIHL dealer
2)
Cilindervoetbouten bij de eerste ingebruikneming van professionele motorzagen (vanaf een vermo‐
gen van 3,4 kW) na een draaitijd van 10 tot 20 uur natrekken
40 0458-209-1721-B

30 Slijtage minimaliseren en schade voorkomen Nederlands

Onderstaande gegevens zijn gebaseerd op normale bedrijfs‐ omstandigheden. Onder zware omstandigheden (sterke stof‐ overlast, hout met veel harsvorming, tropisch hout enz.) en bij langere dagelijkse werktijden dienen de opgegeven interval‐ len navenant te worden verkort. Bij slechts incidenteel gebruik
kunnen de intervallen overeenkomstig worden verlengd.
Wekelijks
Jaarlijks
Maandelijks
Bij storingen
Bij beschadiging
Na elke tankvulling
Voor begin van de werkzaamheden
Indien nodig
Na beëindigen van de werkzaamheden, resp. dagelijks
Luchttoevoer op het ventilator‐
laten vervangen door geauto‐
riseerde dealer
1)
reinigen X X X
X
huis Cilinderribben reinigen X X X Carburateur stationair toerental controle‐
X X ren, de zaagketting mag niet meedraaien
stationair toerental instellen, zo nodig motorzaag door een geautoriseerde dealer laten
repareren
1)
Bougie elektrodeafstand afstellen X
steeds na 100 bedrijfsuren vervangen
Bereikbare bouten, schroeven en moeren (behalve stel‐
natrekken
2)
schroeven) Kettingvanger controleren X
vervangen X
Veiligheidssticker vervangen X
30 Slijtage minimaliseren en
schade voorkomen
Het aanhouden van de voorschriften in deze handleiding voorkomt overmatige slijtage en schade aan het apparaat.
Gebruik, onderhoud en opslag van het apparaat moeten net zo zorgvuldig plaatsvinden als staat beschreven in de handleiding.
De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor alle schade die door het niet in acht nemen van de veiligheids-, bedienings- en onderhoudsaanwij‐
X
X
1)
STIHL adviseert de STIHL dealer
2)
Cilindervoetbouten bij de eerste ingebruikneming van professionele motorzagen (vanaf een vermo‐
gen van 3,4 kW) na een draaitijd van 10 tot 20 uur natrekken
0458-209-1721-B 41
23
22
21
20
19
18
17
16
15
13
12
10
9
8
7
6
5
4
3
2
1
209BA023 KN
11
14

Nederlands 31 Belangrijke componenten

Bougie
zingen wordt veroorzaakt. Dit geldt in het bijzon‐ der voor:
Niet door STIHL vrijgegeven wijzigingen aan
het product Het gebruik van gereedschappen of toebeho‐
Dempingselementen van het antivibratiesys‐
teem
31 Belangrijke componenten
ren die niet voor het apparaat zijn vrijgegeven, niet geschikt of kwalitatief minderwaardig zijn Het niet volgens voorschrift gebruikmaken van
het apparaat Gebruik van het apparaat bij sportmanifesta‐
ties of wedstrijden Vervolgschade door het blijven gebruiken van
het apparaat met defecte onderdelen

30.1 Onderhoudswerkzaamheden

Alle in het hoofdstuk "Onderhouds- en reinigings‐ voorschriften" vermelde werkzaamheden moeten regelmatig worden uitgevoerd. Voorzover deze onderhoudswerkzaamheden niet door de gebrui‐ ker zelf kunnen worden uitgevoerd, moeten deze worden overgelaten aan een geautoriseerde dealer.
STIHL adviseert onderhouds- en reparatiewerk‐ zaamheden alleen door de STIHL dealer te laten uitvoeren. De STIHL dealers worden regelmatig geschoold en hebben de beschikking over Tech‐ nische informaties.
Als deze werkzaamheden niet of onvakkundig worden uitgevoerd kan er schade ontstaan waar‐ voor de gebruiker zelf verantwoordelijk is. Hier‐ toe behoren o.a.:
Schade aan de motor ten gevolge van niet tij‐
dig of niet correct uitgevoerde onderhouds‐ werkzaamheden (bijv. lucht- en benzinefilter), verkeerde carburateurafstelling of onvol‐ doende reiniging van de koelluchtgeleiding (inlaatsleuven, cilinderribben) Corrosie- en andere vervolgschade ten
gevolge van onjuiste opslag Schade aan het apparaat ten gevolge van
gebruik van kwalitatief minderwaardige onder‐ delen

30.2 Aan slijtage onderhevige delen

Sommige onderdelen van het motorapparaat staan ook bij gebruik volgens de voorschriften aan normale slijtage bloot en moeten, afhankelijk van de toepassing en de gebruiksduur, tijdig wor‐ den vervangen. Hiertoe behoren o.a.:
Zaagketting, zaagblad
Aandrijfcomponenten (centrifugaalkoppeling,
koppelingstrommel, kettingtandwiel) Filter (voor lucht, olie, benzine)
Startmechanisme
42 0458-209-1721-B
1 Knop carburateurkastdeksel
2 Carburateurstelschroeven
3 Bougiesteker
4 Kettingtandwieldeksel
5 Kettingtandwiel
6 Kettingrem
7 Kettingspanner
8 Kettingvanger
9 Kam
10 Zaagblad
11 Oilomatic-zaagketting
12 Olietankdop
13 Uitlaatdemper
14 Voorste handbeschermer
15 Voorste handgreep (draagbeugel)
16 Decompressieklep (afhankelijk van de expor‐
tuitvoering)
17 Starthandgreep
18 Combischakelaar
19 Benzinetankdop
20 Gashendel

32 Technische gegevens Nederlands

21 Gashendelblokkering
22 Achterste handgreep
23 Achterste handbeschermer
# Machinenummer
32 Technische gegevens

32.1 Motor

STIHL eencilinder-tweetaktmotor
32.1.1 MS 290
Cilinderinhoud: Boring: 46 mm
Slag: 34 mm Vermogen volgens ISO 7293:
Stationair toerental:
32.1.2 MS 310
Cilinderinhoud: Boring: 47 mm
Slag: 34 mm Vermogen volgens ISO 7293:
Stationair toerental:
32.1.3 MS 390
Cilinderinhoud: Boring: 49 mm
Slag: 34 mm Vermogen volgens ISO 7293:
Stationair toerental:
1)
1)
1)

32.2 Ontstekingssysteem

Elektronisch geregelde magneetontsteking
Bougie (ontstoord): Bosch WSR 6 F,
Elektrodeafstand: 0,5 mm

32.3 Brandstofsysteem

Onafhankelijk van de stand werkende mem‐ braancarburateur met geïntegreerde benzine‐ pomp
Inhoud benzinetank:

32.4 Kettingsmering

Toerentalafhankelijke, volautomatische oliepomp met plunjer – als extra met handmatige oliehoe‐ veelheidsregeling
Inhoud olietank:
3
56,5 cm
3,0 kW (4,1 pk) bij 9500 1/min 2800 1/min
3
59,0 cm
3,2 kW (4,4 pk) bij 9500 1/min 2800 1/min
3
64,1 cm
3,4 kW (4,6 pk) bij 9500 1/min 2800 1/min
NGK BPMR 7 A
560 cm3 (0,56 l)
330 cm3 (0,33 l)

32.5 Gewicht

Zonder benzine/olie, zonder zaaggarnituur MS 290: 5,9 kg MS 310: 5,9 kg MS 390: 5,9 kg

32.6 Zaaggarnituur

De werkelijke zaagbladlengte kan kleiner zijn dan de vermelde zaagbladlengte.
32.6.1 Rollomatic-zaagbladen
Zaagbladlengtes (steek . 325"): Zaagbladlengtes (steek 3/8"): Groefbreedte: 1,6 mm
32.6.2 Zaagkettingen .325"
Rapid Micro 3 (26 RM3) type 3634 Rapid Micro (26 RM) type 3629 Rapid Super (26 RS) type 3639 Steek: .325" (8,25 mm) Dikte aandrijfschakels: 1,6 mm
32.6.3 Zaagkettingen 3/8"
Rapid Micro (36 RM) type 3652 Rapid Super (36 RS) type 3621 Rapid Super 3 (36 RS3) type 3626 Steek: 3/8" (9,32 mm) Dikte aandrijfschakels: 1,6 mm
32.6.4 Kettingtandwielen
7-tands voor 3/8" (profielkettingtandwiel) Max. kettingsnelheid volgens ISO 11681: Kettingsnelheid bij maximaal ver‐ mogen: 7-tands voor 3/8" (ringkettingtandwiel) Max. kettingsnelheid volgens ISO 11681: Kettingsnelheid bij maximaal ver‐ mogen: 7-tands voor .325" (profielkettingtandwiel) Max. kettingsnelheid volgens ISO 11681: Kettingsnelheid bij maximaal ver‐ mogen: 7-tands voor .325" (ringkettingtandwiel) Max. kettingsnelheid volgens ISO 11681: Kettingsnelheid bij maximaal ver‐ mogen:
32, 37, 40, 45, 50 cm
32, 37, 40, 45, 50, 63 cm
27,5 m/s
21,7 m/s
27,5 m/s
21,7 m/s
27,5 m/s
21,7 m/s
27,8 m/s
22,0 m/s

32.7 Geluids- en trillingswaarden

Gedetailleerde gegevens m.b.t. de arbo-wetge‐ ving voor wat betreft trillingen 2002/44/EG, zie www.stihl.com/vib/
1)
volgens ISO 11681 +/- 50 1/min
0458-209-1721-B 43

Nederlands 33 Onderdelenlevering

32.7.1 Geluiddrukniveau L ISO 22868
MS 290: 102 dB(A) MS 310: 102 dB(A) MS 390: 102 dB(A)
32.7.2 Geluidvermogensniveau Lw volgens ISO 22868
MS 290: 116 dB(A) MS 310: 115 dB(A) MS 390: 116 dB(A)
32.7.3 Trillingswaarde a ISO 22867
Handgreep linksHand‐
MS 290: MS 310: MS 390:
4,6 m/s 4,3 m/s 5,9 m/s
Voor het geluiddrukniveau en het geluidvermo‐ gensniveau bedraagt de K‑-waarde volgens RL 2006/42/EG = 2,0 dB(A); voor de trillings‐ waarde bedraagt de K‑-waarde volgens
RL 2006/42/EG = 2,0 m/s².

32.8 REACH

REACH staat voor een EG voorschrift voor de registratie, klassificatie en vrijgave van chemica‐ liën.
Informatie met betrekking tot het voldoen aan het REACH voorschrift (EG) nr. 1907/2006 zie
www.stihl.com/reach

32.9 Uitlaatgasemissiewaarde

De in de EU-typegoedkeuringsprocedure geme‐ ten CO2-waarde staat weergegeven bij
www.stihl.com/co2
in de productspecifieken technische gegevens.
De gemeten CO2-waarde werd op een represen‐ tatieve motor volgens een genormeerde testpro‐
cedure onder laboratoriumomstandigheden bepaald en vormt geen uitdrukkelijke of impli‐ ciete garantie van het vermogen van een bepaalde motor.
Door het in deze handleiding beschreven gebruik conform de voorschriften en onderhoud, wordt aan de geldende uitlaatgasemissie-eisen vol‐ daan. Bij modificaties aan de motor vervalt de
volgens
peq
33 Onderdelenlevering
Noteer voor eventuele bestellingen van onderde‐ len de verkoopcode van de motorzaag, het machinenummer en de nummers van het zaag‐ blad en de zaagketting in de onderstaande tabel. Dit maakt het u gemakkelijker als u eventueel later een nieuw zaaggarnituur moet aanschaffen.
Bij het zaagblad en de zaagketting gaat het om onderdelen die blootstaan zijn aan slijtage. Bij aankoop van onderdelen is het voldoende als de
hv,eq
volgens
verkoopcode van de motorzaag, het onderdeel‐ nummer en de benaming van de onderdelen wordt aangegeven.
greep
2
2
2
rechts 5,7 m/s 4,7 m/s 5,1 m/s
2
2
2
Verkoopcode
machinenummer
Nummer van zaagblad
Nummer van de zaagketting

34 Reparatierichtlijnen

Door de gebruiker van dit apparaat mogen alleen die onderhouds- en reinigingswerkzaamheden worden uitgevoerd die in deze handleiding staan beschreven. Verdergaande reparaties mogen alleen door geautoriseerde dealers worden uit‐ gevoerd.
STIHL adviseert onderhouds- en reparatiewerk‐ zaamheden alleen door de STIHL dealer te laten uitvoeren. De STIHL dealers worden regelmatig geschoold en hebben de beschikking over Tech‐ nische informaties.
Bij reparatiewerkzaamheden alleen onderdelen inbouwen die door STIHL voor dit apparaat zijn vrijgegeven of technisch gelijkwaardige onderde‐ len. Alleen hoogwaardige onderdelen monteren. Als dit wordt nagelaten is er kans op ongelukken of schade aan de apparaat.
STIHL adviseert originele STIHL onderdelen te monteren.
Originele STlHL onderdelen zijn te herkennen aan het STlHL onderdeelnummer, aan het logo { en, indien aanwezig, aan het STlHL onderdeellogo K (op kleine onderdelen kan dit logo ook als enig teken voorkomen.).
44 0458-209-1721-B
000BA073 KN

35 Milieuverantwoord afvoeren Nederlands

35 Milieuverantwoord afvoe‐
ren
Bij het milieuvriendelijk verwerken moeten de nationale voorschriften met betrekking tot afval‐ stoffen in acht worden genomen.
STIHL producten behoren niet bij het huisvuil. STIHL producten, accu's, toebehoren en verpak‐ king moeten worden ingeleverd voor een milieu‐ vriendelijke recycling.
Actuele informatie betreffende het milieuvriende‐ lijk verwerken van accu's is verkrijgbaar bij de STIHL dealer.

36 EU-conformiteitsverklaring

ANDREAS STIHL AG & Co. KG Badstr. 115 D‑71336 Waiblingen
Duitsland
verklaart op eigen verantwoordelijkheid dat
Constructie: kettingzaag Merk: STIHL Type: MS 290
Serie-identificatie: 1127 Cilinderinhoud MS 290:
MS 310: MS 390:
voldoet aan de betreffende bepalingen van de richtlijnen 2011/65/EU, 2006/42/EG, 2014/30/EU en 2000/14/EG en in overeenstemming met de ten tijde van de productiedatum geldende ver‐ sies van de volgende normen is ontwikkeld en geproduceerd:
EN ISO 11681‑1, EN 55012, EN 61000‑6‑1
Voor het bepalen van het gemeten en het gega‐ randeerde geluidsvermogenniveau werd volgens richtlijn 2000/14/EG, bijlage V, onder toepassing van de norm ISO 9207 gehandeld.
MS 310 MS 390
56,5 cm 59,0 cm 64,1 cm
3
3
3
Gemeten geluidsvermogenniveau
MS 290: 116 dB(A) MS 310: 115 dB(A) MS 390: 116 dB(A)
Gegarandeerd geluidsvermogenniveau
MS 290: 117 dB(A) MS 310: 116 dB(A) MS 390: 117 dB(A)
De EG-typegoedkeuring is uitgevoerd door
DPLF Deutsche Prüf- und Zertifizierungsstelle für Land­und Forsttechnik GbR (NB 0363) Spremberger Straße 1 D‑64823 Groß-Umstadt
Certificeringsnr. MS 290: K-EG- 2009/3142 MS 310: K-EG- 2009/3091 MS 390: K-EG- 2009/3143
Bewaren van technische documentatie:
ANDREAS STIHL AG & Co. KG Produktzulassung
Het productiejaar en het machinenummer staan vermeld op het apparaat.
Waiblingen, 3-2-2020
ANDREAS STIHL AG & Co. KG
Bij volmacht
Dr. Jürgen Hoffmann
Hoofd van de afdeling productgoedkeuring, ­regelgeving
0458-209-1721-B 45
Nederlands 36 EU-conformiteitsverklaring
46 0458-209-1721-B
36 EU-conformiteitsverklaring Nederlands
0458-209-1721-B 47
www.stihl.com
*04582091721B*
0458-209-1721-B
*04582091721B*
0458-209-1721-B
Loading...