Deze handleiding heeft betrekking op een
STIHL motorzaag, in deze handleiding ook
motorapparaat genoemd.
1.1Symbolen
Symbolen die op het apparaat zijn aangebracht
worden in deze handleiding toegelicht.
Afhankelijk van het apparaat en de uitrusting
kunnen de volgende symbolen op het apparaat
zijn aangebracht.
Benzinetank; brandstofmengsel van
benzine en motorolie
Tank voor kettingsmeerolie; ketting‐
smeerolie
Kettingrem blokkeren en lossen
Nalooprem
Kettingdraairichting
Ematic; hoeveelheidregeling ketting‐
smeerolie
Zaagketting spannen
Geleiding aanzuiglucht: winterstand
Geleiding aanzuiglucht: zomerstand
Handgreepverwarming
Decompressieklep bedienen
Hand-benzinepomp bedienen
1.2Codering van tekstblokken
WAARSCHUWING
Waarschuwing voor kans op ongevallen en letsel
voor personen alsmede voor zwaarwegende
materiële schade.
LET OP
Waarschuwing voor beschadiging van het appa‐
raat of afzonderlijke componenten.
1.3Technische doorontwikkeling
STIHL werkt continu aan de verdere ontwikkeling
van alle machines en apparaten; wijzigingen in
de leveringsomvang qua vorm, techniek en uit‐
rusting behouden wij ons daarom ook voor.
Originele handleiding
0000000394_026_NL
Gedrukt op chloorvrij gebleekt papier.
Drukinkten bevatten plantaardige olie, papier is recyclebaar.
Aan gegevens en afbeeldingen in deze handlei‐
ding kunnen dan ook geen aanspraken worden
ontleend.
2Veiligheidsinstructies
Er zijn speciale veiligheidsmaatrege‐
len nodig bij werkzaamheden met de
motorzaag omdat met een zeer hoge
kettingsnelheid wordt gewerkt en de
zaagtanden zeer scherp zijn.
De gehele handleiding voor de eerste
ingebruikneming aandachtig doorle‐
zen en voor later gebruik goed opber‐
gen. Het niet in acht nemen van de
handleiding kan levensgevaarlijk zijn.
2.1In het algemeen in acht nemen
De nationale veiligheidsvoorschriften, bijv. van
beroepsgroepen, sociale instanties, arbeidsin‐
spectie en andere in acht nemen.
Het gebruik van geluid producerende motorza‐
gen kan door nationale alsook plaatselijke, lokale
voorschriften tijdelijk worden beperkt.
Wie voor het eerst met de motorzaag werkt: door
de verkoper of door een andere deskundige
laten uitleggen hoe men hiermee veilig kan wer‐
ken – of deelnemen aan een cursus.
Minderjarigen mogen niet met de motorzaag
werken – behalve jongeren boven de 16 jaar die
onder toezicht leren met het apparaat te werken.
Kinderen, dieren en toeschouwers op afstand
houden.
De gebruiker is verantwoordelijk voor ongevallen
die andere personen of hun eigendommen over‐
komen, resp. voor de gevaren waaraan deze
worden blootgesteld.
De motorzaag alleen meegeven of uitlenen aan
personen die met het gebruik ervan vertrouwd
zijn – altijd de handleiding meegeven.
Wie met de motorzaag werkt moet goed uitge‐
rust en gezond zijn en een goede lichamelijke
conditie hebben. Wie zich om gezondheidsrede‐
nen niet mag inspannen, moet zijn arts raadple‐
gen of het werken met een motorzaag mogelijk
is.
Na gebruik van alcohol, medicijnen die het reac‐
tievermogen beïnvloeden of drugs mag niet met
de motorzaag worden gewerkt.
Bij ongunstige weersomstandigheden (regen,
sneeuw, ijzel, wind) de werkzaamheden uitstel‐
len – verhoogde kans op ongelukken!
Alleen voor dragers van een pacemaker: het ont‐
stekingssysteem van deze motorzaag genereert
een zeer gering elektromagnetisch veld. Beïn‐
vloeding van enkele typen pacemakers kan niet
geheel worden uitgesloten. Ter voorkoming van
gezondheidsrisico's adviseert STIHL de behan‐
delend arts en de fabrikant van de pacemaker te
raadplegen.
2.2Gebruik conform de voorschrif‐
ten
De motorzaag alleen gebruiken voor het zagen
van hout en houten voorwerpen.
Voor andere doeleinden mag de motorzaag niet
worden gebruikt – kans op ongelukken!
Geen wijzigingen aan de motorzaag aanbrengen
– uw veiligheid kan hierdoor in gevaar worden
gebracht. Voor persoonlijke en materiële schade
die door het gebruik van niet-vrijgegeven aan‐
bouwapparaten wordt veroorzaakt is STIHL niet
aansprakelijk.
2.3Kleding en uitrusting
De voorgeschreven kleding en uitrusting dragen.
De kleding moet doelmatig zijn en
mag tijdens het werk niet hinderen.
Nauwsluitende kleding met protectie
tegen snijwonden – geen stofjas.
Geen kleding dragen waarmee men aan takken,
struiken of de bewegende delen van de ketting‐
zaag kan blijven haken. Ook geen sjaal, das en
sieraden dragen. Lang haar in een paardenstaart
dragen en vastzetten (hoofddoek, muts, helm
enz.).
Geschikt schoeisel dragen – met pro‐
tectie tegen snijwonden, stroeve zool
en stalen neus.
WAARSCHUWING
Om de kans op oogletsel te reduce‐
ren een nauw aansluitende veilig‐
heidsbril volgens de norm EN 166 of
een gelaatsbeschermer dragen. Erop
letten dat de veiligheidsbril en de
gelaatsbeschermer goed zitten.
"Persoonlijke" gehoorbescherming dragen –
zoals bijv. oorkappen.
Veiligheidshelm dragen bij gevaar voor vallende
voorwerpen.
0458-209-1721-B3
001BA115 KN
Nederlands2 Veiligheidsinstructies
Robuuste werkhandschoenen van
slijtvast materiaal dragen (bijv. leer).
STIHL biedt een uitgebreid programma aan per‐
soonlijke beschermuitrusting.
2.4Vervoer
Voor het vervoeren – ook over korte afstanden –
de motorzaag altijd afzetten, de kettingrem blok‐
keren en de kettingbeschermer aanbrengen.
Hierdoor wordt het onbedoeld aanlopen van de
zaagketting voorkomen.
De motorzaag alleen aan de draagbeugel dra‐
gen – de hete uitlaatdemper van het lichaam
vandaan, het zaagblad naar achteren gericht.
Hete machineonderdelen, vooral de uitlaatdem‐
per, niet aanraken – kans op brandwonden!
In auto's: de motorzaag tegen omvallen, bescha‐
diging en tegen het weglekken van benzine en
kettingolie beveiligen.
gereedschap of toebehoren monteren. Als dit
wordt genegeerd bestaat de kans op ongevallen
of is er kans op schade aan de motorzaag.
STIHL adviseert originele STIHL gereedschap‐
pen, zaagbladen, zaagkettingen, kettingtandwie‐
len en toebehoren te monteren. Deze zijn qua
eigenschappen optimaal op het product en de
eisen van de gebruiker afgestemd.
2.7Tanken
Benzine is bijzonder licht ontvlambaar
– uit de buurt blijven van open vuur –
geen benzine morsen – niet roken.
Voor het tanken de motor afzetten.
Niet tanken zolang de motor nog heet is – de
benzine kan overstromen – brandgevaar!
De tankdop voorzichtig losdraaien, zodat de
heersende overdruk zich langzaam kan afbou‐
wen en er geen benzine uit de tank kan spuiten.
Uitsluitend op een goed geventileerde plek tan‐
ken. Als er benzine wordt gemorst, de motorzaag
direct schoonmaken. De kleding niet in aanra‐
king laten komen met benzine, anders direct
andere kleding aantrekken.
De motorzagen kunnen af fabriek zijn uitgerust
met de volgende tankdoppen:
Tankdop met inklapbare beugel (bajonetsluiting)
Tankdop met beugel (bajonetsluiting)
correct aanbrengen, tot aan de aan‐
slag draaien en de beugel inklappen.
2.5Reinigen
Kunststof onderdelen reinigen met een doek.
Agressieve reinigingsmiddelen kunnen het kunst‐
stof beschadigen.
Stof en vuil op de motorzaag verwijderen – geen
vetoplossende middelen gebruiken.
Koelluchtsleuven indien nodig reinigen.
Voor het reinigen van de motorzaag geen hoge‐
drukreiniger gebruiken. Door de harde waters‐
traal kunnen onderdelen van de motorzaag wor‐
den beschadigd.
2.6Toebehoren
Alleen dergelijke gereedschappen, zaagbladen,
zaagkettingen, kettingtandwielen, toebehoren of
technisch gelijkwaardige onderdelen monteren
die door STIHL voor deze motorzaag zijn vrijge‐
geven. Bij vragen hierover contact opnemen met
een geautoriseerde dealer. Alleen hoogwaardig
Hierdoor wordt het risico verkleind dat de tank‐
dop door de motortrillingen losloopt en er ben‐
zine wegstroomt.
Op lekkages letten! Als er benzine
weglekt de motor niet starten –
levensgevaar door verbranding!
2.8Voor de werkzaamheden
Controleren of de motorzaag in technisch goede
staat verkeert – het betreffende hoofdstuk in de
handleiding in acht nemen:
Het brandstofsysteem op lekkage controleren,
–
vooral de zichtbare onderdelen zoals bijv. de
tankdop, slangaansluitingen, hand-benzine‐
pomp (alleen bij motorzagen met hand-benzi‐
nepomp). Bij lekkages of beschadiging de
motor niet starten – brandgevaar! De motor‐
zaag voor de ingebruikneming door een geau‐
toriseerde dealer laten repareren.
40458-209-1721-B
001BA087 LÄ
2 VeiligheidsinstructiesNederlands
Goed werkende kettingrem, voorste handbe‐
–
schermer
Correct gemonteerd zaagblad
–
Correct gespannen zaagketting
–
De gashendel en de gashendelblokkering
–
moeten goed gangbaar zijn – de gashendel
moet na het loslaten automatisch terugveren
in de uitgangsstand
Combischakelaar gemakkelijk in de
–
stand STOP, 0, resp. † te plaatsen
Bougiesteker op vastzitten controleren – bij
–
een loszittende steker kunnen vonken ont‐
staan, hierdoor kan het vrijkomende benzineluchtmengsel ontbranden – brandgevaar!
Geen wijzigingen aan de bedieningselemen‐
–
ten en de veiligheidsinrichtingen aanbrengen
De handgrepen moeten schoon en droog zijn,
–
vrij van olie en vuil – belangrijk voor een vei‐
lige bediening van de motorzaag
Voldoende brandstof en kettingsmeerolie in de
–
tank
De motorzaag mag alleen in technisch goede
staat worden gebruikt – kans op ongelukken!
2.9Motorzaag starten
Alleen op een vlakke ondergrond. Op een veilige
en stabiele houding letten. De motorzaag hierbij
goed vasthouden – het zaaggarnituur mag geen
voorwerpen en ook de grond niet raken – kans
op letsel door de draaiende zaagketting.
De motorzaag wordt slechts door één persoon
bediend. Andere personen buiten het werkge‐
bied houden – ook tijdens het starten.
De motorzaag niet starten als de zaagketting
zich in een zaagsnede bevindt.
De motor op minstens 3 m van de plek waar
werd getankt en niet in een afgesloten ruimte
starten.
Voor het starten de kettingrem blokkeren – door
de ronddraaiende zaagketting is er kans op let‐
sel!
De motor niet 'los uit de hand' starten – starten
zoals in de handleiding staat beschreven.
2.10Tijdens de werkzaamheden
Altijd voor een stabiele en veilige houding zor‐
gen. Voorzichtig te werk gaan als de schors van
de boom nat is – kans op uitglijden!
De motorzaag altijd met beide handen vasthou‐
den: de rechterhand op de achterste handgreep
– geldt ook voor linkshandigen. Voor een goede
geleiding de draagbeugel en de handgreep met
de duimen omsluiten.
Bij dreigend gevaar, resp. in geval van nood,
direct de motor afzetten – de combischakelaar/
stopschakelaar richting STOP, 0, resp. † druk‐
ken.
De motorzaag nooit onbeheerd laten draaien.
Let op bij gladheid, regen, sneeuw, ijs, op hellin‐
gen, in oneffen terrein of op pas geschild hout of
schors – kans op uitglijden!
Let op bij boomstronken, wortels en greppels –
kans op struikelen!
Niet alleen werken – altijd binnen gehoorafstand
van anderen blijven die een EHBO-opleiding
hebben gevolgd en in geval van nood hulp kun‐
nen bieden. Als er zich in het werkgebied mede‐
werkers bevinden, moeten deze ook veiligheids‐
kleding dragen (helm!) en zij mogen niet direct
onder de af te zagen takken staan.
Bij gebruik van gehoorbeschermers moet extra
omzichtig en bedachtzaam worden gewerkt –
omdat geluiden die op gevaar wijzen (schreeu‐
wen, alarmsignalen e.d.) minder goed hoorbaar
zijn.
Op tijd rustpauzes nemen om vermoeidheid en
uitputting te voorkomen – kans op ongelukken!
De tijdens de zaagwerkzaamheden vrijkomende
stoffen (bijv. houtstof), dampen en rook kunnen
schadelijk zijn voor de gezondheid. Bij stofont‐
wikkeling een stofmasker dragen.
Als de motor draait, draait de zaagketting nog
even door nadat de gashendel wordt losgelaten
– naloopeffect.
Niet roken tijdens het gebruik en in de directe
omgeving van de motorzaag – brandgevaar! Uit
0458-209-1721-B5
Nederlands2 Veiligheidsinstructies
het brandstofsysteem kunnen ontvlambare ben‐
zinedampen ontsnappen.
De zaagketting regelmatig, met korte tussenpo‐
zen en bij merkbare wijzigingen direct controle‐
ren:
Motor afzetten, wachten tot de zaagketting stil‐
–
staat
Staat en vastzitten van de componenten con‐
–
troleren
Scherpte controleren
–
Bij draaiende motor de zaagketting niet aanra‐
ken. Als de zaagketting door een voorwerp wordt
geblokkeerd, de motor direct afzetten – dan pas
het voorwerp verwijderen – kans op letsel!
Voor het achterlaten van de motorzaag de motor
afzetten.
Voor het vervangen van de zaagketting de motor
afzetten. Door het onbedoeld aanlopen van de
motor – kans op letsel!
Licht ontvlambare materialen (bijv. houtspanen,
boomschors, droog gras, benzine) uit de buurt
van de hete uitlaatgassen en de hete uitlaatdem‐
per houden – brandgevaar! Uitlaatdempers met
katalysator kunnen bijzonder heet worden.
Nooit zonder kettingsmering werken, daarvoor
op het oliepeil in de olietank letten. Werkzaam‐
heden direct onderbreken als het oliepeil in de
olietank te laag is en kettingolie bijvullen – zie
ook "Kettingolie bijvullen" en "Kettingsmering
controleren".
Als de motorzaag niet volgens voorschrift
(bijv. door geweld van buitenaf, door stoten of
vallen) werd uitgeschakeld, voor het opnieuw in
gebruik nemen beslist de bedrijfszekerheid con‐
troleren – zie ook "Voor aanvang van de werk‐
zaamheden".
Vooral op lekkage van het brandstofsysteem en
de goede werking van de veiligheidsinrichtingen
letten. Een niet bedrijfszekere motorzaag in geen
geval verder gebruiken. In geval van twijfel con‐
tact opnemen met een geautoriseerde dealer.
Op een correct stationair toerental letten, zodat
de zaagketting na het loslaten van de gashendel
niet meer meedraait. Regelmatig instelling statio‐
nair toerental controleren, resp. indien mogelijk
corrigeren. Als de zaagketting bij stationair toe‐
rental toch meedraait, de motorzaag bij een
geautoriseerde dealer ter reparatie aanbieden.
De motorzaag produceert giftige uit‐
laatgassen zodra de motor draait.
Deze gassen kunnen geurloos en
onzichtbaar zijn en onverbrande kool‐
60458-209-1721-B
Bij het werken in greppels, slenken of op plaat‐
sen met weinig ruimte, steeds voor voldoende
luchtventilatie zorgen – levensgevaar door vergif‐
tiging!
Bij misselijkheid, hoofdpijn, gezichtsstoornissen
(bijv. kleiner wordend blikveld), gehoorverlies,
duizeligheid, afnemende concentratie, de werk‐
zaamheden direct onderbreken – deze sympto‐
men kunnen onder andere worden veroorzaakt
door een te hoge uitlaatgasconcentratie – kans
op ongelukken!
2.11Na de werkzaamheden
De motor afzetten, kettingrem blokkeren en de
kettingbeschermer aanbrengen.
2.12Opslaan
Als de motorzaag niet wordt gebruikt, deze zo
opbergen dat niemand in gevaar kan worden
gebracht. De motorzaag zo opbergen dat onbe‐
voegden er geen toegang toe hebben.
De motorzaag veilig in een droge ruimte bewa‐
ren.
2.13Trillingen
Langdurig gebruik van het motorapparaat kan
leiden tot door trillingen veroorzaakte doorbloed‐
ingsstoornissen aan de handen ("witte vingers").
Een algemeen geldende gebruiksduur kan niet
worden vastgesteld, omdat deze van meerdere
factoren afhankelijk is.
De gebruiksduur wordt verlengd door:
–
–
De gebruiksduur wordt verkort door:
–
–
–
Bij regelmatig, langdurig gebruik van het appa‐
raat en bij het herhaald optreden van de betref‐
fende symptomen (bijv. vingers kriebelen) wordt
een medisch onderzoek geadviseerd.
waterstoffen en benzol bevatten.
Nooit in afgesloten of slecht geventi‐
leerde ruimtes met de motorzaag
werken – ook niet bij machines met
katalysator.
Bescherming van de handen (warme hand‐
schoenen)
Rustpauzes
Bijzondere persoonlijke aanleg voor slechte
doorbloeding (kenmerk: vaak koude vingers,
kriebelen)
Lage buitentemperaturen
De mate van kracht uitgeoefend door de han‐
den (stevig beetpakken beïnvloedt de door‐
bloeding nadelig)
001BA036 KN
3 ReactiekrachtenNederlands
2.14Onderhoud en reparaties
Voor alle reparatie-, reinigings- en onderhouds‐
werkzaamheden, alsmede bij werkzaamheden
aan het zaaggarnituur altijd de motor afzetten.
Door het onbedoeld aanlopen van de zaagket‐
ting – kans op letsel!
Uitzondering: carburateurafstelling en instelling
stationair toerental.
De motorzaag regelmatig onderhouden. Alleen
die onderhouds- en reparatiewerkzaamheden
uitvoeren die in de handleiding staan beschre‐
ven. Alle andere werkzaamheden laten uitvoeren
door een geautoriseerde dealer.
STIHL adviseert onderhouds- en reparatiewerk‐
zaamheden alleen door de STIHL dealer te laten
uitvoeren. De STIHL dealers nemen regelmatig
deel aan scholingen en ontvangen Technische
informaties.
Alleen hoogwaardige onderdelen monteren. Als
dit wordt genegeerd bestaat de kans op ongeval‐
len of is er kans op schade aan de motorzaag.
Bij vragen hierover contact opnemen met een
geautoriseerde dealer.
Geen wijzigingen aan de motorzaag aanbrengen
– de veiligheid kan hierdoor in gevaar worden
gebracht – kans op ongevallen!
De motor van de motorzaag mag als de bougies‐
teker is losgetrokken of als de bougie is losge‐
draaid, alleen worden rondgedraaid als de com‐
bischakelaar in stand STOP, 0, resp. † staat –
brandgevaar door ontstekingsvonken buiten de
cilinder!
Het motorapparaat niet in de nabijheid van open
vuur onderhouden en opslaan – brandgevaar
door de brandstof!
De tankdop regelmatig op lekkage controleren.
Alleen in goede staat verkerende, door STIHL
vrijgegeven bougies – zie "Technische gege‐
vens" – monteren.
Slijphandleiding in acht nemen – voor een veilig
en correct gebruik de zaagketting en het zaag‐
blad altijd in een goede staat houden, de zaag‐
ketting correct geslepen, gespannen en vol‐
doende gesmeerd.
Zaagketting, zaagblad en kettingtandwiel tijdig
verwisselen.
Regelmatig controleren of de koppelingstrommel
in een goede staat verkeert.
De benzine en kettingsmeerolie alleen opslaan
in de hiervoor vrijgegeven jerrycans met duidelijk
leesbare opschriften. Opslaan (bewaren) in een
droge, koele en veilige plaats, beschermd tegen
licht en zonnestraling.
Bij een defecte kettingrem de motor direct afzet‐
ten – kans op letsel! Contact opnemen met een
geautoriseerde dealer – de motorzaag niet
gebruiken tot de storing is verholpen – zie "Ket‐
tingrem".
3Reactiekrachten
De meest voorkomende reactiekrachten zijn:
terugslag, terugstoten en het zich in het hout
trekken.
3.1Gevaar door terugslag
Terugslag kan tot dodelijk letsel lei‐
den.
0458-209-1721-B7
001BA257 KN
001BA037 KN
A
001BA038 KN
B
Nederlands3 Reactiekrachten
Alleen met een goed geslepen en correct
Bij terugslag (kick back) wordt de zaag plotseling
en oncontroleerbaar in de richting van de gebrui‐
ker geslingerd.
3.2Terugslag ontstaat bijv. als
–
gespannen zaagketting werken – afstand diep‐
tebegrenzer niet te groot
Een terugslagreducerende zaagketting en een
–
zaagblad met een kleine zaagbladneusradius
gebruiken
3.5Intrekken (A)
De zaagketting met het bovenste kwart van de
–
zaagbladneus per ongeluk in aanraking komt
met hout of een ander vast voorwerp – bijv. als
tijdens het snoeien per ongeluk een andere
tak wordt geraakt
De zaagketting bij de zaagbladneus tijdens het
–
zagen even wordt vastgeklemd
Als tijdens bovenhands zagen de zaagketting
klemt of een voorwerp in het hout raakt, kan de
motorzaag met een ruk tegen de stam worden
getrokken – om dit te voorkomen de kam altijd
stevig tegen de stam plaatsen.
3.3QuickStop-kettingrem:
Door deze rem wordt in bepaalde situaties de
kans op letsel verminderd – de terugslag zelf kan
niet worden voorkomen. Bij het inschakelen van
de kettingrem komt de zaagketting binnen een
fractie van een seconde tot stilstand –
zie hoofdstuk "Kettingrem" in deze gebruiksaan‐
wijzing.
3.6Terugslag (B)
3.4Terugslaggevaar verminderen
door weloverwogen, correct werken
–
De motorzaag met beide handen stevig vast‐
–
houden
Alleen met vol gas zagen
–
Op de zaagbladneus letten
–
Niet met de zaagbladneus zagen
–
Voorzichtig zijn bij het zagen van kleine, taaie
–
takken, laag kreupelhout en jonge scheuten –
de zaagketting kan hierin vastlopen
Nooit meerdere takken in één keer doorzagen
–
Niet te ver voorover gebogen zagen
–
Niet boven schouderhoogte zagen
–
Het zaagblad uiterst voorzichtig in een reeds
–
aanwezige zaagsnede aanbrengen
Het "steken", alleen toepassen indien u met de
–
techniek hiervan vertrouwd bent
Op de stand van de stam letten en op krach‐
–
ten die de zaagsnede dicht kunnen drukken,
waardoor de zaagketting wordt vastgeklemd
Als tijdens onderhands zagen de zaagketting
klemt of een vast voorwerp in het hout raakt, kan
de motorzaag in de richting van de motorzaagge‐
bruiker terug worden gestoten – om dit te voorko‐
men:
De bovenzijde van het zaagblad niet vastklem‐
–
men
Het zaagblad in de zaagsnede niet verdraaien
–
3.7De grootste voorzichtigheid is
geboden
Bij overhangende stammen
–
Bij stammen die, doordat ze op ongunstige
–
wijze zijn omgevallen, onder spanning staan
tussen andere bomen
80458-209-1721-B
001BA082 KN
4 WerktechniekNederlands
Bij werkzaamheden aan stammen die ten
–
gevolge van een storm over elkaar zijn geval‐
len
In deze gevallen niet met de motorzaag werken –
maar een kantelhaak, een lier of een tractor
gebruiken.
Vrij liggende of losgezaagde stammen wegtrek‐
ken. De opruimwerkzaamheden indien mogelijk
op een open plek voortzetten.
Dood hout (dor, vermolmd of dood hout) vormt
een wezenlijk, moeilijk in te schatten, gevaar.
Het herkennen van het gevaar is zeer moeilijk of
zo goed als onmogelijk. Hulpmiddelen als een
lier of tractor gebruiken.
Bij het vellen van bomen in de buurt van wegen,
spoorrails, elektriciteitskabels enz. moet bijzon‐
der voorzichtig te werk worden gegaan. Zo
nodig, de politie, het energiebedrijf of de spoor‐
wegen informeren.
4Werktechniek
Zaag- en velwerkzaamheden, alsmede alle daar‐
mee verbonden werkzaamheden (steeksnede,
snoeien etc.) mogen alleen worden uitgevoerd
door diegenen die daarvoor speciaal zijn opge‐
leid en geschoold. Wie geen ervaring met een
motorzaag of de werktechnieken heeft, mag der‐
gelijke werkzaamheden niet uitvoeren – ver‐
hoogde kans op ongevallen!
Bij velwerkzaamheden moeten beslist de natio‐
nale voorschriften met betrekking tot de veltech‐
niek worden opgevolgd.
4.1Zagen
Niet in de startgasstand werken. Het motortoe‐
rental is in deze stand van de gashendel niet
regelbaar.
Rustig en met overleg werken – alleen bij vol‐
doende licht en goed zicht. Anderen niet in
gevaar brengen – voorzichtig werken.
Voor iedereen die hiermee voor het eerst werkt,
adviseren wij het zagen van rondhout op een
zaagbok te oefenen – zie "Dun hout zagen".
Het kortst mogelijke zaagblad gebruiken: Zaag‐
ketting, zaagblad en kettingtandwiel moeten bij
elkaar en bij de kettingzaag passen.
Geen lichaamsdelen in het verlengde zwenkbe‐
reik van de zaagketting houden.
De motorzaag alleen met een draaiende zaag‐
ketting uit het hout trekken.
De motorzaag alleen voor het zagen gebruiken –
niet voor het loswippen of wegschuiven van tak‐
ken of worteluitlopers.
Vrijhangende takken niet vanaf de onderzijde
doorzagen.
Voorzichtig bij het afzagen van struikgewas en
jonge bomen. Dunne loten kunnen door de zaag‐
ketting worden gegrepen en in de richting van de
gebruiker worden geslingerd.
Voorzichtig zijn bij het zagen van versplinterd
hout – kans op letsel door afgescheurde stukken
hout!
Geen andere voorwerpen met de motorzaag in
aanraking laten komen: stenen, spijkers enz.
kunnen worden weggeslingerd en de zaagketting
beschadigen. De motorzaag kan omhoogslaan –
kans op ongelukken!
Als een draaiende zaagketting contact maakt
met een steen of een ander hard voorwerp, kan
dit leiden tot vonkvorming, waardoor onder
bepaalde omstandigheden licht ontvlambare
stoffen vlam zouden kunnen vatten. Ook droge
planten en struikgewas zijn licht ontvlambaar,
met name tijdens hete, droge weersomstandig‐
heden. Als er kans op brand aanwezig is, de
motorzaag niet in de buurt van licht ontvlambare
stoffen, droge planten of struikgewas gebruiken.
Absoluut bij de verantwoordelijke bosbeheerin‐
stantie informeren of er brandgevaar bestaat.
0458-209-1721-B9
001BA033 KN
1
001BA151 KN
2
1
001BA152 KN
2
001BA189 KN
Nederlands4 Werktechniek
zaagsnede klemmen of terugslaan –
sel!
Op hellingen altijd boven of naast de stam of lig‐
gende boom staan. Op naar beneden rollende
stammen letten.
Bij werkzaamheden die niet vanaf de grond kun‐
nen worden uitgevoerd:
Altijd een hoogwerker gebruiken
–
Nooit op een ladder of staande in de boom
–
werken
Nooit op onstabiele plaatsen
–
Nooit boven schouderhoogte werken
–
Nooit met één hand werken
–
De motorzaag met vol gas in de zaagsnede aan‐
brengen en de kam stevig tegen de stam druk‐
ken – pas dan met zagen beginnen.
Nooit zonder kam werken, de zaagketting kan de
gebruiker naar voren trekken. De kam altijd goed
tegen de stam plaatsen.
Aan het einde van een zaagsnede wordt de
motorzaag niet meer via het zaaggarnituur in de
zaagsnede ondersteund. De gebruiker moet het
gewicht van de motorzaag opnemen – kans op
verlies van de controle!
Dun hout zagen:
Een stabiele, stevige zaagbok gebruiken
–
Het hout niet met de voet tegenhouden
–
Andere personen mogen het hout niet vast‐
–
houden of op andere wijze meehelpen
Snoeien:
Een terugslagarme zaagketting gebruiken
–
De motorzaag zo veel mogelijk ondersteunen
–
Niet staand op de stam snoeien
–
Niet met de zaagbladneus zagen
–
Op takken letten die onder spanning staan
–
Nooit meerdere takken in één keer doorzagen
–
Liggende of staande stammen die onder span‐
ning staan:
De juiste volgorde van de zaagsneden beslist
aanhouden (eerst aan de drukzijde (1), vervol‐
gens aan de trekzijde (2)), als deze volgorde niet
wordt aangehouden kan het zaagblad in de
100458-209-1721-B
► Een ontlastingssnede aan de drukzijde (1)
zagen
► De kapzaagsnede aan de trekzijde (2) aan‐
brengen
Bij kapzaagsnede van onderen naar boven
(onderhands zagen) – kans op terugstoten!
LET OP
Liggende stammen mogen op de plaats waar
deze worden doorgezaagd niet de grond raken –
anders wordt de zaagketting beschadigd.
Langssnede:
Zaagtechniek zonder gebruik te maken van de
kam – kans dat de zaag in het hout wordt getrok‐
ken – het zaagblad onder een zo vlak mogelijke
hoek aanzetten – verhoogde kans op terugslag!
kans op let‐
001BA088 LÄ
2
/
1
2
11
/
1
2
001BA040 KN
B
B
001BA146 KN
001BA271 KN
C
C
4 WerktechniekNederlands
Vluchtweg begaanbaar maken, hindernissen
4.2Voorbereidende werkzaamhe‐
den voor het vellen
In de omgeving waar wordt geveld, mogen zich
alleen personen bevinden die met het vellen
bezig zijn.
Controleer of er niemand door de vallende boom
in gevaar kan worden gebracht – een schreeuw
kan door het motorlawaai worden overstemd.
Afstand tot de volgende werkplek minimaal
2 1/2 boomlengte.
Velrichting en vluchtwegen vastleggen
De open plek kiezen waar de boom kan vallen.
Hierbij letten op:
De natuurlijke hoek waaronder de boom staat
–
Buitengewoon sterke takvorming, asymmetri‐
–
sche groei, beschadigd hout
Windrichting en -snelheid – bij sterke wind niet
–
vellen
Hellingrichting
–
Naast staande bomen
–
Sneeuwbelasting
–
De conditie van de boom – bijzonder voorzich‐
–
tig te werk gaan bij een beschadigde stam of
dood hout (dor, vermolmd of dood hout)
–
opruimen
Gereedschap en apparaten op veilige afstand
–
neerleggen – maar niet op de vluchtwegen
Tijdens het vellen altijd aan de zijkant van de
–
stam staan en alleen zijwaarts de vluchtweg
inlopen
Vluchtwegen op steile hellingen evenwijdig
–
aan de helling aanbrengen
Tijdens het teruglopen op vallende takken en
–
op de kroon letten
Werkgebied bij de stam voorbereiden
Storende takken, struikgewas en obstakels uit
–
het werkgebied rondom de stam verwijderen –
veilige plek voor alle medewerkers
De voet van de stam grondig schoonmaken
–
(bijv. met de bijl) – zand, stenen en andere
dan houten voorwerpen zorgen ervoor dat de
zaagketting bot wordt
Grote worteluitlopers inzagen: eerst de groot‐
–
ste worteluitloper – eerst in verticale richting,
vervolgens in horizontale richting – alleen bij
gezond hout
4.3Valkerf
Valkerf voorbereiden
A Velrichting
B vluchtweg (analoog ontsnappingsweg)
Vluchtweg voor elk van de deelnemers vast‐
–
leggen – ca. 45° schuin tegen de velrichting in
0458-209-1721-B11
De valkerf (C) bepaalt de velrichting.
Belangrijk:
De valkerf haaks ten opzichte van de velrich‐
–
ting aanbrengen
Zo dicht mogelijk bij de grond zagen
–
001BA153 KN
001BA153 KN
001BA150 KN
001BA259 KN
G
E
C
C
Ø
1/10
Nederlands4 Werktechniek
Ca. 1/5 tot max. 1/3 van de stamdiameter
–
inzagen
4.4Spintsnede
Velrichting vastleggen – met vellijst op de kap en
het ventilatorhuis
Spintsneden voorkomen bij langvezelige hout‐
soorten dat het spinthout openscheurt als de
boom omvalt – aan beide zijden van de stam ter
hoogte van de valkerfzool circa 1/10 van de
Deze kettingzaag is voorzien van een vellijst op
de kap en het ventilatorhuis. Deze vellijst gebrui‐
ken.
Valkerf aanbrengen
Bij het aanbrengen van de valkerf de kettingzaag
zo uitlijnen dat de valkerf in een rechte hoek ten
opzichte van de velrichting ligt.
stamdiameter – bij dikkere stammen maximaal
tot de breedte van het zaagblad – inzagen.
Bij ziek hout geen spintsnede aanbrengen.
4.5Basisbeginselen voor de vel‐
snede
Maten
Bij de procedure voor het aanbrengen van de
valkerf met een horizontale zaagsnede (zool) en
een schuine zaagsnede (dak) zijn verschillende
volgorden toegestaan – let op de nationale voor‐
schriften met betrekking tot de veltechniek.
► Zoolzaagsnede (horizontale zaagsnede) aan‐
brengen
► De schuine zaagsnede (dak) in een hoek van
ca. 45°‑ 60° ten opzichte van de horizontale
zaagsnede aanbrengen
De velrichting controleren
De valkerf (C) bepaalt de velrichting.
De breuklijst (D) geleidt de boom als een schar‐
nier naar de grond.
Breedte van de breuklijst: ca. 1/10 van de
–
stamdiameter
De breuklijst mag in geen geval tijdens het
–
aanbrengen van de velsnede worden inge‐
zaagd – omdat dan geen controle meer moge‐
lijk is op de valrichting – kans op ongelukken!
Bij rottende stammen een bredere breuklijst
–
laten staan
► De kettingzaag met het zaagblad in de valkerf‐
zool plaatsen. De vellijst moet in de richting
van de vastgelegde velrichting zijn gericht –
voor zover nodig de velrichting door het op de
overeenkomstige wijze inzagen van de valkerf
corrigeren
120458-209-1721-B
Met behulp van de velsnede (E) wordt de boom
geveld.
Exact horizontaal
–
1/10 (min. 3 cm) van de stamdiameter boven
–
de zool van de valkerf (C)
De borglijst (F) of de veiligheidsband (G) steunt
de boom en voorkomt voortijdig omvallen.
001BA269 KN
3.
1.
2.
001BA270 KN
001BA260 KN
4 WerktechniekNederlands
Breedte van de band: ca. 1/10 tot 1/5 van de
–
stamdiameter
De band in geen geval tijdens het aanbrengen
–
van de velsnede inzagen
Bij rottende stammen een bredere band laten
–
staan
Insteken
Als ontlastingssnede tijdens het inkorten
–
Bij zaagwerkzaamheden
–
blad. De velwig in de velsnede aanbrengen en
met behulp van een hiertoe geschikt gereed‐
schap hierin drukken.
Alleen aluminium of kunststof wiggen gebruiken
– geen stalen wig gebruiken. Stalen wiggen kun‐
nen de zaagketting ernstig beschadigen en lei‐
den tot een gevaarlijke terugslag.
De juiste velwiggen, afhankelijk van de stamdia‐
meter en de breedte van de zaagsnede (analoog
velsnede (E)) selecteren.
Voor het kiezen van de velwig (juiste lengte,
breedte en hoogte) contact opnemen met de
STIHL dealer.
4.6Geschikte velsnede kiezen
Het kiezen van de juiste velsnede is afhankelijk
van dezelfde kenmerken, waarop moet worden
gelet bij het bepalen van de velrichting en de
► Een terugslagarme zaagketting gebruiken en
bijzonder voorzichtig te werk gaan
1. Het zaagblad met de onderzijde van de neus
tegen de stam plaatsen – niet met de boven‐
zijde – kans op terugslag! Met vol gas inza‐
gen, tot de zaagsnede tweemaal zo diep is
als de breedte van het zaagblad
2. Langzaam in de insteekstand zwenken –
kans op terugslag en terugstoten!
3. Het zaagblad voorzichtig in de stam steken –
kans op terugstoten!
vluchtweg.
Er zijn meerdere verschillende voorwaarden
waarop deze kenmerken worden onderscheiden.
In deze gebruiksaanwijzing worden alleen de
twee meest voorkomende vormen beschreven:
links:normale boom –verticaal staande
boom met een gelijkmatige kroon
rechts:overhangende boom – kroon van de
boom is gericht in de velrichting
4.7Velsnede met veiligheidsband
Indien mogelijk, steeklijst gebruiken. De steeklijst
en de boven-, resp. onderzijde van het zaagblad
lopen parallel aan elkaar.
Bij het insteken helpt de steeklijst erbij de breuk‐
lijst parallel, d.w.z. op alle plaatsen even dik, te
A) Dunne stammen
Deze velsnede uitvoeren als de stamdiameter
kleiner is dan de zaagbladlengte van de ketting‐
zaag.
houden. Hiervoor de steeklijst parallel aan de
valkerfzool houden.
Velwig
De velwig zo vroeg mogelijk aanbrengen, d.w.z.
zodra deze geen obstakel vormt voor het zaag‐
0458-209-1721-B13
(normale boom)
001BA261 KN
1.
2.
001BA273 KN
3.
001BA263 KN
4.
5.
1.
2.
3.
001BA274 KN
6.
Nederlands4 Werktechniek
Voor het begin van de velsnede de waarschu‐
wing "Attentie!" roepen.
► Velsnede (E) met steeksnede aanbrengen –
het zaagblad hierbij geheel in de stam steken
► Kam achter de breuklijst plaatsen en als draai‐
punt gebruiken – de kettingzaag zo min moge‐
lijk verzetten
► Velsnede tot aan de breuklijst maken (1)
De breuklijst hierbij niet inzagen
–
► De velsnede tot aan de veiligheidsband aan‐
brengen (2)
De veiligheidsband hierbij niet inzagen
–
► Velwig aanbrengen (3)
Direct voor het vallen van de boom een tweede
waarschuwingsroep "Attentie!" roepen.
► Veiligheidsband van buitenaf, horizontaal in
het vlak van de velsnede met uitgestrekte
armen doorzagen
B) Dikke stammen
Deze velsnede uitvoeren als de stamdiameter
groter is dan de zaagbladlengte van de ketting‐
zaag.
Voor het begin van de velsnede de waarschu‐
wing "Attentie!" roepen.
► De kam ter hoogte van de velsnede tegen de
stam drukken en als draaipunt gebruiken – de
kettingzaag zo min mogelijk verzetten
► De neus van het zaagblad gaat voor de breuk‐
lijst in het hout (1) – de kettingzaag beslist
horizontaal houden en zo ver mogelijk naar
buiten zwenken
► Velsnede tot aan de breuklijst maken (2)
De breuklijst hierbij niet inzagen
–
► De velsnede tot aan de veiligheidsband aan‐
brengen (3)
De veiligheidsband hierbij niet inzagen
–
Het aanbrengen van de velsnede wordt vanaf de
tegenoverliggende zijde van de stam vervolgd.
Erop letten dat de tweede zaagsnede in het‐
zelfde vlak ligt als de eerste zaagsnede.
► Velsnede door 'steken' aanbrengen
► Velsnede tot aan de breuklijst maken (4)
De breuklijst hierbij niet inzagen
–
► De velsnede tot aan de veiligheidsband aan‐
brengen (5)
De veiligheidsband hierbij niet inzagen
–
► Velwig aanbrengen (6)
Direct voor het vallen van de boom een tweede
waarschuwingsroep "Attentie!" roepen.
► Veiligheidsband van buitenaf, horizontaal in
het vlak van de velsnede met uitgestrekte
armen doorzagen
140458-209-1721-B
001BA265 KN
1.
2.
001BA266 KN
001BA267 KN
1.
2.
3.
4.
5.
6.
001BA268 KN
5 ZaaggarnituurNederlands
4.8Velsnede met borglijst (over‐
hangende boom)
A) Dunne stammen
Deze velsnede uitvoeren als de stamdiameter
kleiner is dan de zaagbladlengte van de ketting‐
zaag.
Deze velsnede uitvoeren als de stamdiameter
groter is dan de zaagbladlengte van de ketting‐
zaag.
► De kam achter de borglijst plaatsen en als
draaipunt gebruiken – de kettingzaag zo min
mogelijk verzetten
► De neus van het zaagblad gaat voor de breuk‐
lijst in het hout (1) – de kettingzaag beslist
horizontaal houden en zo ver mogelijk naar
buiten zwenken
De borglijst en de breuklijst hierbij niet inza‐
–
gen
► Velsnede tot aan de breuklijst maken (2)
De breuklijst hierbij niet inzagen
–
► De velsnede tot aan de borglijst aanbren‐
gen (3)
De borglijst hierbij niet inzagen
–
► Het zaagblad tot dit aan de andere kant uit de
stam komt, hierin steken
► Velsnede (E) tot aan de breuklijst aanbren‐
gen (1)
Exact horizontaal
–
De breuklijst hierbij niet inzagen
–
► De velsnede tot aan de borglijst zagen (2)
Exact horizontaal
–
De borglijst hierbij niet inzagen
–
Het aanbrengen van de velsnede wordt vanaf de
tegenoverliggende zijde van de stam vervolgd.
Erop letten dat de tweede zaagsnede in het‐
zelfde vlak ligt als de eerste zaagsnede.
► Kam achter de breuklijst plaatsen en als draai‐
punt gebruiken – de kettingzaag zo min moge‐
lijk verzetten
► De neus van het zaagblad gaat voor de borg‐
lijst in het hout (4) – de kettingzaag beslist
horizontaal houden en zo ver mogelijk naar
buiten zwenken
► Velsnede tot aan de breuklijst maken (5)
De breuklijst hierbij niet inzagen
–
► De velsnede tot aan de borglijst aanbren‐
gen (6)
De borglijst hierbij niet inzagen
–
Direct voor het vallen van de boom een tweede
waarschuwingsroep "Attentie!" roepen.
► De borglijst van buitenaf, schuin van boven
met uitgestrekte armen doorzagen
B) Dikke stammen
Direct voor het vallen van de boom een tweede
waarschuwingsroep "Attentie!" roepen.
► De borglijst van buitenaf, schuin van boven
met uitgestrekte armen doorzagen
5Zaaggarnituur
0458-209-1721-B15
Zaagketting, zaagblad en kettingtandwiel vormen
het zaaggarnituur.
001BA248 KN
1
2
3
a
001BA244 KN
001BA245 KN
1
1
143BA034 KN
1
2
001BA185 KN
Nederlands6 Zaagblad en zaagketting monteren
Het meegeleverde zaaggarnituur is optimaal
afgestemd op de motorzaag.
De steek (t) van de zaagketting (1), van het
–
kettingtandwiel en van het neustandwiel van
het Rollomatic-zaagblad moeten met elkaar
corresponderen
De dikte van de aandrijfschakels (2) van de
–
zaagketting (1) moet corresponderen met de
groefbreedte van het zaagblad (3)
Bij het combineren van componenten die niet bij
elkaar passen, kan het zaaggarnituur reeds na
een korte gebruiksduur onherstelbaar worden
beschadigd.
5.1Kettingbeschermer
Al naargelang de uitrusting, maakt de kettingbe‐
schermerverlenger deel uit van de leveringsom‐
vang of is leverbaar als speciaal toebehoren.
5.2Kettingbeschermerverlenger
aanbrengen
► Kettingbeschermerverlenger en de kettingbe‐
schermer in elkaar schuiven – de borgnok‐
ken (1) moeten vastklikken in de ketttingbe‐
schermer
6Zaagblad en zaagketting
monteren
6.1Kettingtandwieldeksel uitbou‐
wen
Tot de leveringsomvang behoort een bij het
zaaggarnituur passende kettingbeschermer.
Als er zaagbladen met verschillende lengtes op
één motorzaag worden gebruikt, moet altijd een
passende kettingbeschermer worden gebruikt,
die het complete zaagblad afdekt.
Op de kettingbeschermer is aan de zijkant de
lengte van het hierbij passende zaagblad inge‐
stempeld.
Bij zaagbladen groter dan 90 cm is een verleng‐
stuk voor de kettingbeschermer nodig. Bij zaag‐
bladen groter dan 120 cm zijn twee verlengstuk‐
ken voor de kettingbeschermer nodig.
► De moeren losdraaien en het kettingtandwiel‐
deksel wegnemen
► Bout (1) linksom draaien, tot de spanschuif (2)
links tegen de uitsparing van het carter ligt
160458-209-1721-B
001BA186 KN
143BA003 KN
3
1
1
2
4
001BA187 KN
1
133BA024 KN
143BA007 KN
7 Zaagketting spannenNederlands
6.2Kettingrem lossen
► De bout (4) rechtsom draaien, totdat de zaag‐
ketting aan de onderzijde nog maar iets door‐
hangt – en de nokken van de aandrijfschakels
in de groef van het zaagblad liggen
► Het kettingtandwieldeksel weer aanbrengen –
en de moeren handvast draaien
► Verder met "Zaagketting spannen"
7Zaagketting spannen
► De handbeschermer in de richting van de
draagbeugel trekken tot deze hoorbaar klikt –
de kettingrem is gelost
6.3Zaagketting op het zaagblad
plaatsen
Voor het naspannen tijdens het werk:
► Motor afzetten
► Moeren losdraaien
► Zaagblad bij de neus optillen
► Met behulp van een schroevendraaier de
bout (1) rechtsom draaien, tot de zaagketting
tegen de onderzijde van het zaagblad ligt
► Het zaagblad weer optillen en de moeren vast‐
draaien
► Verder: zie "Zaagkettingspanning controleren"
WAARSCHUWING
Handschoenen aantrekken – kans op letsel door
de scherpe zaagtanden
► Zaagketting aanbrengen – te beginnen bij de
zaagbladneus
Een nieuwe zaagketting moet vaker worden
nagespannen dan een die reeds langer mee‐
draait.
► Kettingspanning vaker controleren – zie
"Gebruiksvoorschriften"!
8Zaagkettingspanning con‐
troleren
► Het zaagblad over de bouten (1) plaatsen – de
snijvlakken van de zaagketting moeten naar
rechts zijn gericht
► De fixeerboring (2) over de pen van de span‐
schuif plaatsen – gelijktijdig de zaagketting
over het kettingtandwiel (3) leggen
0458-209-1721-B17
► Motor afzetten
► Veiligheidshandschoenen aantrekken
Nederlands9 Brandstof
► De zaagketting moet tegen de onderzijde van
de zaagbladgroef liggen – en moet bij een
geloste kettingrem met de hand over het zaag‐
blad kunnen worden getrokken
► Indien nodig, zaagketting naspannen
Een nieuwe zaagketting moet vaker worden
nagespannen dan een die reeds langer mee‐
draait.
► Kettingspanning vaker controleren – zie
"Gebruiksvoorschriften"!
9Brandstof
De motor draait op een brandstofmengsel van
benzine en motorolie.
WAARSCHUWING
Direct huidcontact met brandstof en het inade‐
men van brandstofdampen voorkomen.
9.1STIHL MotoMix
STIHL adviseert het gebruik van STIHL MotoMix.
Dit kant-en-klare brandstofmengsel bevat geen
benzol, is loodvrij, kenmerkt zich door een hoog
octaangetal en biedt altijd de juiste mengverhou‐
ding.
STIHL MotoMix is voor de langst mogelijke
levensduur van de motor gemengd met
STIHL tweetaktmotorolie HP Ultra.
MotoMix is niet in alle exportlanden leverbaar.
9.2Brandstof mengen
LET OP
Brandstoffen die niet geschikt zijn of met een
afwijkende mengverhouding, kunnen leiden tot
ernstige schade aan de motor. Benzine of motor‐
olie van een mindere kwaliteit kan de motor,
keerringen, leidingen en brandstoftank beschadi‐
gen.
9.2.1Benzine
Alleen benzine van een gerenommeerd merk
met een octaangetal van minimaal 90 RON
gebruiken – loodvrij of loodhoudend.
Benzine met een alcoholpercentage van meer
dan 10% kan bij motoren met handmatig instel‐
bare carburateurs storingen veroorzaken,
daarom mag deze benzine voor deze motoren
niet worden gebruikt.
180458-209-1721-B
Motoren met M-Tronic leveren met benzine met
een alcoholpercentage tot 27% (E27) het volle
motorvermogen.
9.2.2Motorolie
Als brandstof zelf wordt gemengd, mag alleen
een STIHL tweetaktmotorolie of een andere
hoogwaardige motorolie van de klasse JASO FB,
JASO FC, JASO FD, ISO-L-EGB, ISO-L-EGC of
ISO-L-EGD worden gebruikt.
STIHL schrijft de tweetaktmotorolie STIHL HP
Ultra of een gelijkwaardige hoogwaardige motor‐
olie voor om de emissiegrenswaarden gedu‐
rende de machinelevensduur te kunnen waarbor‐
gen.
9.2.3Mengverhouding
Bij STIHL tweetaktmotorolie 1:50;
1:50 = 1 deel olie + 50 delen benzine
eerst motorolie bijvullen en vervolgens ben‐
zine en goed mengen
STIHL tweetakt‐
olie 1:50
9.3Brandstofmengsel opslaan
Benzine alleen bewaren in voor brandstof vrijge‐
geven jerrycans op een veilige, droge en koele
plaats, beschermd tegen licht en zonnestralen.
Het brandstofmengsel veroudert – alleen de hoe‐
veelheid die nodig is voor enkele weken men‐
gen. Het brandstofmengsel niet langer dan
30 dagen bewaren. Door de inwerking van licht,
zon, lage of hoge temperaturen kan het brand‐
stofmengsel sneller onbruikbaar worden.
STIHL MotoMix kan echter tot 5 jaar probleem‐
loos worden bewaard.
► De jerrycan met brandstofmengsel voor het
tanken goed schudden
WAARSCHUWING
In de jerrycan kan zich druk opbouwen – de dop
voorzichtig losdraaien.
► De benzinetank en de jerrycan regelmatig
grondig reinigen
001BA229 KN
001BA240 KN
001BA218 KN
001BA219 KN
001BA224 KN
10 TankenNederlands
De restbrandstof en de voor de reiniging
gebruikte vloeistof volgens voorschrift en milieu‐
bewust opslaan en afvoeren!
10.3Tankdop zonder markering
10.3.1Losmaken
10Tanken
10.1Apparaat voorbereiden
► Beugel opklappen tot deze verticaal staat
► De tankdop en de omgeving ervan voor het
tanken reinigen zodat er geen vuil in de tank
valt
► Het apparaat zo neerleggen dat de tankdop
naar boven is gericht
10.2Verschillende markeringen op
tankdoppen
Tankdoppen en benzinetanks kunnen verschil‐
lend zijn gemarkeerd.
Afhankelijk van de uitvoering kunnen er een
tankdop en benzinetank met of zonder markerin‐
gen aanwezig zijn.
► De tankdop linksom draaien (ca. 1/4 slag)
► Tankdop wegnemen
10.3.2Tanken
Bij het tanken geen benzine morsen en de tank
niet tot aan de rand vullen.
STIHL adviseert het STIHL vulsysteem voor
brandstof (speciaal toebehoren).
► Tanken
Links:tankdop – zonder markeringen
Rechts:tankdop – met markeringen op dop
en benzinetank
0458-209-1721-B19
001BA220 KN
001BA221 KN
001BA222 KN
001BA223 KN
001BA225 KN
001BA227 KN
Nederlands10 Tanken
10.3.3Sluiten
Beugel staat verticaal:
► Tankdop aanbrengen – de positiemarkeringen
10.3.4Vergrendeling controleren
De nok van de beugel moet geheel in de uit‐
–
sparing (pijl) vallen
op de tankdop en de vulpijp moeten met elk‐
aar corresponderen
► De tankdop tot aan de aanslag naar beneden
drukken
► De tankdop vastpakken – de tankdop is cor‐
rect vergrendeld als deze niet kan worden
bewogen, noch kan worden weggenomen
10.3.5Als de tankdop kan worden bewogen
► Tankdop ingedrukt houden en rechtsom
draaien tot deze vastklikt
is het onderste deel ten opzichte van het boven‐
of kan worden weggenomen
ste deel verdraaid:
► Beugel tot aan de aanslag terugklappen
Links:onderste deel van de tankdop ver‐
draaid
Rechts:onderste deel van de tankdop in de
juiste stand
200458-209-1721-B
001BA226 KN
001BA236 KN
001BA232 KN
001BA234 KN
001BA237 KN
001BA234 KN
10 TankenNederlands
► De tankdop aanbrengen en zover linksom
draaien tot deze in de zitting van de vulpijp
aangrijpt
► De tankdop verder linksom draaien
(ca. 1/4 slag) – het onderste deel van de tank‐
dop wordt hierdoor in de juiste stand gedraaid
► De tankdop rechtsom draaien en sluiten – zie
hoofdstuk "Sluiten" en "Vergrendeling contro‐
leren"
10.4Tankdop met markering
10.4.1Losmaken
► Beugel opklappen
De markeringen op de tankdop en de benzine‐
tank moeten met elkaar corresponderen
► Tankdop wegnemen
10.4.2Tanken
Bij het tanken geen benzine morsen en de tank
niet tot aan de rand vullen.
STIHL adviseert het STIHL vulsysteem voor
brandstof (speciaal toebehoren).
► Tanken
10.4.3Sluiten
► Tankdop verdraaien (ca. 1/4 slag)
Beugel staat verticaal:
► Tankdop aanbrengen – de markeringen op de
tankdop en de benzinetank moeten met elkaar
corresponderen
► De tankdop tot aan de aanslag naar beneden
drukken
0458-209-1721-B21
001BA233 KN
001BA231 KN
001BA235 KN
001BA241 KN
1
001BA238 KN
001BA239 KN
Nederlands11 Kettingsmeerolie
10.4.4Als de tankdop niet in de benzinetank
kan worden vergrendeld
is het onderste deel ten opzichte van het boven‐
ste deel verdraaid.
► De tankdop uit de benzinetank nemen en
vanaf de bovenzijde controleren
► Tankdop ingedrukt houden en rechtsom
draaien tot deze vastklikt
In deze stand staan de markeringen op de tank‐
dop en de benzinetank met elkaar in lijn
► Beugel inklappen
Tankdop is vergrendeld
Links:onderste deel van de tankdop ver‐
draaid – de binnenliggende marke‐
ring (1) ligt in lijn met de buitenste
markering
Rechts:onderste deel van de tankdop in de
juiste stand – binnenliggende mar‐
kering ligt onder de beugel. Deze
ligt niet in lijn met de buitenste mar‐
kering
► De tankdop aanbrengen en zover linksom
draaien tot deze in de zitting van de vulpijp
aangrijpt
► De tankdop verder linksom draaien
(ca. 1/4 slag) – het onderste deel van de tank‐
dop wordt hierdoor in de juiste stand gedraaid
► De tankdop rechtsom draaien en sluiten – zie
hoofdstuk "Sluiten"
11Kettingsmeerolie
Voor een automatische, duurzame smering van
zaagketting en zaagblad – alleen milieuvriende‐
lijke kwaliteits-kettingsmeerolie gebruiken – bij
voorkeur het biologisch snel afbreekbare
STIHL BioPlus.
220458-209-1721-B
001BA158 KN
143BA024 KN
12 Kettingolie bijvullenNederlands
LET OP
Biologische kettingsmeerolie moet over goede
eigenschappen tegen veroudering beschikken
(bijv. STIHL BioPlus). Olie met minder goede
eigenschappen tegen veroudering neigt tot snel
verharsen. De gevolgen zijn vaste, moeilijk ver‐
wijderbare afzettingen, vooral ter hoogte van de
kettingaandrijving en op de zaagketting – tot aan
het blokkeren van de oliepomp.
De levensduur van zaagkettingen en zaagbladen
wordt wezenlijk beïnvloed door de kwaliteit van
de smeerolie – daarom alleen speciale ketting‐
smeerolie gebruiken.
WAARSCHUWING
Geen afgewerkte olie gebruiken! Afgewerkte olie
kan bij langdurig en veelvuldig huidcontact huid‐
kanker veroorzaken en is schadelijk voor het
milieu!
12.2Kettingolie bijvullen
► Kettingolie bijvullen – elke keer na het tanken
van benzine
Bij het tanken geen kettingolie morsen en de
tank niet tot aan de rand vullen.
STIHL adviseert het STIHL vulsysteem voor ket‐
tingolie (speciaal toebehoren).
► Tankdop dichtdraaien
Er moet zich nog een restje kettingolie in de olie‐
tank bevinden wanneer de benzinetank leeg is.
Als de inhoud van de olietank niet terugloopt,
kan er een storing in het smeersysteem zijn: ket‐
tingsmering controleren, oliekanalen reinigen,
eventueel contact opnemen met een geautori‐
seerde dealer. STIHL adviseert onderhouds- en
reparatiewerkzaamheden alleen door de STIHL
dealer te laten uitvoeren.
13Kettingsmering controleren
LET OP
Afgewerkte olie beschikt niet over de noodzake‐
lijke smeereigenschappen en is ongeschikt voor
de kettingsmering.
12Kettingolie bijvullen
De zaagketting moet altijd iets olie wegslingeren.
12.1Apparaat voorbereiden
► De tankdop en de omgeving ervan voor het
tanken grondig reinigen, zodat er geen vuil in
de olietank valt
► Het apparaat zo plaatsen, dat de tankdop naar
boven is gericht
► Tankdop opendraaien
0458-209-1721-B23
LET OP
Nooit zonder kettingsmering werken! Bij een
droog lopende ketting zal het zaaggarnituur bin‐
nen de kortste tijd onherstelbaar worden bescha‐
digd. Voor het begin van de werkzaamheden
altijd de kettingsmering en het oliepeil in de tank
controleren.
Elke nieuwe zaagketting heeft een inlooptijd van
2 tot 3 minuten nodig.
Na het inlopen de kettingspanning controleren
en indien nodig corrigeren – zie "Zaagketting‐
spanning controleren".
14Kettingrem
143BA011 KN
143BA012 KN
139BA016 KN
Nederlands15 Gebruik in de winter
14.1Zaagketting blokkeren
14.3Werking van de kettingrem
controleren
Elke keer voor begin van de werkzaamheden: bij
stationair toerental de zaagketting blokkeren
(handbeschermer in de richting van de zaagblad‐
neus drukken) en kortstondig (max. 3 seconden)
vol gas geven – de zaagketting mag niet mee‐
draaien. De handbeschermer moet vrij zijn van
vuil en moet goed gangbaar zijn.
14.4Kettingrem onderhouden
In geval van nood
–
Tijdens het starten
–
Bij stationair toerental
–
De handbeschermer met de linkerhand in de
richting van de zaagbladneus drukken – of auto‐
matisch door de terugslag van de zaag: de zaag‐
ketting wordt geblokkeerd – en staat stil.
14.2Kettingrem lossen.
De kettingrem staat bloot aan slijtage door wrij‐
ving (natuurlijke slijtage). Om goed te kunnen
blijven functioneren, de rem regelmatig door
geschoold personeel laten onderhouden. STIHL
adviseert onderhouds- en reparatiewerkzaamhe‐
den alleen door de STIHL dealer te laten uitvoe‐
ren. De volgende intervallen moeten worden
aangehouden:
Alvorens gas te geven (behalve bij de controle
op de werking) en voor het zagen, moet de ket‐
tingrem worden gelost.
Een verhoogd motortoerental bij een geblok‐
keerde kettingrem (zaagketting staat stil) leidt al
na korte tijd tot schade aan de motor en het ket‐
tingmechanisme (koppeling, kettingrem).
De kettingrem wordt automatisch ingeschakeld
bij een voldoende sterke terugslag – door de
massatraagheid van de handbeschermer: De
handbeschermer slaat naar voren in de richting
van de zaagbladneus – ook als de linkerhand
zich niet op de draagbeugel achter de handbe‐
schermer bevindt, zoals bijv. bij de velsnede.
De kettingrem functioneert alleen als er geen
enkele wijziging aan de handbeschermer wordt
doorgevoerd.
240458-209-1721-B
► De knop boven de achterste handgreep
linksom draaien – sleuf horizontaal
► Carburateurkastdeksel naar achteren toe los‐
trekken
1
139BA001 KN
139BA002 KN
2
139BA005 TR
139BA018 KN
1
139BA019 KN
1
15 Gebruik in de winterNederlands
► Voorfilter (1) naar boven toe lostrekken
►
► Bougiesteker (2) lostrekken van de bougie
Voorfilter (1) zo monteren, dat het symbool r
(winterstand) zich aan de bovenzijde bevindt
► Het deksel weer aanbrengen en met behulp
van de knop vergrendelen
Naast koude lucht wordt nu ook rondom de cilin‐
der warme lucht aangezogen – geen ijsvorming
in de carburateur.
15.2Bij temperaturen boven +20 °C
► De schuif en het voorfilter beslist weer in de
stand s (zomerstand) plaatsen!
► Schuif (3) met behulp van een schroeven‐
draaier uit de kap wippen
► De schuif 180° draaien en links naast de bou‐
gie weer aanbrengen
► De bougiesteker weer op de bougie drukken
0458-209-1721-B25
STOP
0
001BA140 KN
209BA014 KN
2
1
0
209BA022 KN
3
4
STOP
Nederlands16 Ter informatie voor het starten
LET OP
Kans op motorstoringen – oververhitting!
16Ter informatie voor het
starten
16.1De vier standen van de combi‐
schakelaar
Door het indrukken van de gashendel springt de
combischakelaar vanuit de warmestartstand n
in de werkstand F.
Voor het uitschakelen van de motor de combi‐
schakelaar in de stopstand 0 plaatsen.
17Motor starten/afzetten
17.1Motor starten
17.1.1Alleen uitvoeringen met decompres‐
sieklep
► In de richting van de pijl op de tule drukken –
de decompressieklep wordt geopend
Bij de eerste ontsteking wordt deze automatisch
gesloten.
► Daarom de decompressieklep voor elke ver‐
dere startpoging weer indrukken
17.1.2Bij alle uitvoeringen
Stop 0 – motor uit – ontsteking is uitgeschakeld
Werkstand F – de motor draait of kan aanslaan
Warme start n – in deze stand wordt de warme
motor gestart
Koude start l – in deze stand wordt de koude
motor gestart
16.2Combischakelaar instellen
Voor het verstellen van de combischakelaar van‐
uit de werkstand F in de koudestartstand l de
gashendelblokkering en de gashendel gelijktijdig
indrukken.
Voor het instellen van de warmestartstand n de
combischakelaar eerst in de koudestartstand l
plaatsen, en daarna de combischakelaar in de
warmestartstand n drukken.
De warmestartstand n kan alleen vanuit de
koudestartstand l worden ingesteld.
260458-209-1721-B
143BA018 KN
143BA019 KN
143BA020 KN
17 Motor starten/afzettenNederlands
► Veiligheidsvoorschriften in acht nemen
► Handbeschermer (1) naar voren drukken: de
zaagketting is geblokkeerd
► Gashendelblokkering (2) en de gashendel (3)
gelijktijdig indrukken en vasthouden – combi‐
schakelaar (4) instellen
Stand chokeklep gesloten l
Bij koude motor (ook als de motor na het star‐
–
ten bij het gas geven is afgeslagen)
Startgasstand n
Bij warme motor (zodra de motor ca. een
–
minuut heeft gedraaid)
Een andere mogelijkheid:
► De achterste handgreep tussen de knieën of
de bovenbenen klemmen
► Met de linkerhand de draagbeugel vasthouden
– de duim onder de draagbeugel
► De motorzaag zo op de grond plaatsen dat
deze stabiel ligt en een veilige houding aanne‐
men – de zaagketting mag geen voorwerpen
of de grond raken
WAARSCHUWING
Binnen het zwenkbereik van de zaag mag zich
geen andere persoon ophouden.
► De motorzaag met de linkerhand op de draag‐
beugel stevig op de grond drukken – de duim
onder de draagbeugel
► De rechtervoet in de achterste handgreep
plaatsen
0458-209-1721-B27
4
5
6
0
STOP
209BA008 KN
143BA012 KN
Nederlands17 Motor starten/afzetten
► Met de rechterhand de starthandgreep lang‐
zaam tot aan de aanslag uittrekken – en ver‐
volgens snel en krachtig verder trekken – hier‐
bij de draagbeugel naar beneden drukken –
het startkoord niet tot aan het uiteinde uit de
boring trekken – kans op breuk! De starthand‐
greep niet terug laten schieten – loodrecht
laten vieren, zodat het startkoord correct wordt
opgerold
Bij een nieuwe motor het startkoord meerdere
malen uittrekken, tot er voldoende benzine wordt
opgepompt.
LET OP
De motor moet direct in de stationaire stand wor‐
den geschakeld – anders kunnen, bij een geblok‐
keerde kettingrem, het carter en de kettingrem
worden beschadigd.
► De handbeschermer in de richting van de
draagbeugel trekken: U kettingrem is gelost –
de motorzaag is klaar voor gebruik
LET OP
Na de eerste ontsteking:
► De decompressieklep opnieuw indrukken
►
Combischakelaar (4) in stand n plaatsen en
verder starten – zodra de motor draait, direct
gashendel (5) even aantippen, de combischa‐
kelaar (4) springt in de werkstand F (6), en de
motor draait stationair
Gas geven alleen bij een geloste kettingrem. Een
verhoogd motortoerental bij een geblokkeerde
kettingrem (zaagketting staat stil) leidt al na korte
tijd tot schade aan de motor en het kettingme‐
chanisme (koppeling, kettingrem).
► Altijd eerst de kettingsmering controleren
17.1.3Bij zeer lage temperaturen
► Motor even met iets gas warm laten draaien
► Eventueel overschakelen op winterstand, zie
hoofdstuk "Winterstand"
17.2Motor afzetten
► Combischakelaar in de stopstand
0 plaatsen
17.3Als alle benzine werd verbruikt
► Decompressieklep indrukken
en de tank weer werd gevuld
280458-209-1721-B
18 GebruiksvoorschriftenNederlands
► Het startkoord meerdere malen uittrekken, tot
er voldoende benzine wordt opgepompt
► De motor opnieuw starten
17.4Als de motor niet aanslaat
Na de eerste ontsteking werd de combischake‐
laar niet tijdig in de warmestartstand n
geplaatst, de motor is verzopen.
► Bougie uitbouwen, zie "Bougie"
► Bougie droogwrijven
► Het startkoord meerdere malen uittrekken –
om de verbrandingskamer te ventileren
► Bougie monteren, zie "Bougie"
►
De combischakelaar in de warmestartstand n
plaatsen – ook bij koude motor
► Decompressieklep indrukken
► De motor opnieuw starten
18Gebruiksvoorschriften
18.1Gedurende de eerste bedrijfsu‐
ren
Het nieuwe apparaat tot aan de derde tankvul‐
ling niet onbelast met hoge toerentallen laten
draaien, om te voorkomen dat er tijdens de
inloopfase extra belasting optreedt. Gedurende
de inloopfase moeten de bewegende delen op
elkaar inlopen – in de motor heerst een ver‐
hoogde wrijvingsweerstand. De motor levert zijn
maximale vermogen pas na 5 tot 15 tankvullin‐
gen.
18.2Tijdens de werkzaamheden
18.2.2In koude staat
De zaagketting moet tegen de onderzijde van
het zaagblad liggen, maar moet met de hand
nog over het zaagblad kunnen worden getrok‐
ken. Indien nodig, de zaagketting spannen – zie
hoofdstuk "Zaagketting spannen".
18.2.3Bij bedrijfstemperatuur
De zaagketting zet uit en hangt door. De aan‐
drijfschakels aan de onderzijde van het zaagblad
mogen niet uit de groef komen – de zaagketting
kan anders van het zaagblad lopen. Zaagketting
spannen – zie hoofdstuk "Zaagketting spannen".
LET OP
Bij het afkoelen krimpt de zaagketting. Een nietontspannen zaagketting kan de krukas en de
lagers beschadigen.
18.2.4Na langdurig gebruik met vol gas
De motor nog even stationair laten draaien tot de
meeste warmte door de koelluchtstroom is afge‐
voerd, dit om te voorkomen dat de componenten
op de motor (ontstekingssysteem, carburateur)
door warmteophoping te zwaar worden belast.
18.3Na het werk
► Zaagketting ontspannen als deze tijdens de
werkzaamheden bij bedrijfstemperatuur werd
gespannen
LET OP
LET OP
De carburateur niet armer afstellen om een ver‐
meend hoger vermogen te bereiken – de motor
zou anders defect kunnen raken – zie "Carbura‐
teur afstellen".
LET OP
Gas geven alleen bij een geloste kettingrem. Een
verhoogd motortoerental bij een geblokkeerde
kettingrem (zaagketting staat stil) leidt al na korte
tijd tot schade aan de motor en het kettingme‐
chanisme (koppeling, kettingrem).
18.2.1Kettingspanning regelmatig controle‐
ren
Een nieuwe zaagketting moet vaker worden
nagespannen dan een die reeds langer mee‐
draait.
0458-209-1721-B29
De zaagketting na beëindiging van de werk‐
zaamheden beslist weer ontspannen! Bij het
afkoelen krimpt de zaagketting. Een niet-ont‐
spannen zaagketting kan de krukas en de lagers
beschadigen.
18.3.1Als het werk even wordt onderbroken
De motor laten afkoelen. Het apparaat met
gevulde benzinetank op een droge plaats, niet in
de buurt van ontstekingsbronnen, opbergen tot
het moment dat het apparaat weer wordt
gebruikt.
18.3.2Bij langdurige buitengebruikstelling
Zie hoofdstuk "Apparaat opslaan".
19Oliehoeveelheid instellen
Verstelbare oliepomp is speciale uitrusting.
001BA157 KN
1
3
1
2
143BA026 KN
139BA016 KN
Nederlands20 Zaagblad in goede staat houden
Afhankelijk van de lengte van het zaagblad, de
houtsoort en de werktechniek is er een verschil‐
lende hoeveelheid kettingolie nodig.
Met behulp van de stelpen (1) (aan de onder‐
zijde van de machine) kan de olieopbrengst naar
behoefte worden geregeld.
Ematic-stand (E), gemiddelde olieopbrengst –
► Stelpen in stand "E" (Ematic-stand) draaien
Olieopbrengst verhogen –
► De stelpen rechtsom draaien
Olieopbrengst verlagen –
► De stelpen linksom draaien
LET OP
De zaagketting mag nooit droog lopen.
20Zaagblad in goede staat
houden
Picco1/4“ P4,0 mm
Rapid1/4“4,0 mm
Picco3/8“ P5,0 mm
Rapid3/8“; 0.325“6,0 mm
Rapid0.404“7,0 mm
Als de groef niet ten minste zo diep is:
► Zaagblad vervangen
De aandrijfschakels raken anders de bodem van
de groef – hierdoor liggen de tandvoet en de ver‐
bindingsschakels niet meer op de randen van de
zaagbladgroef.
21Luchtfiltersysteem
Het luchtfiltersysteem kan door de montage van
verschillende filters worden aangepast aan de
verschillende bedrijfsomstandigheden. De
ombouwwerkzaamheden zijn gemakkelijk uit te
voeren.
Afhankelijk van de uitrusting is het motorappa‐
raat uitgerust met een geweven of vliesfilter.
21.1Geweven filter
Voor normale bedrijfsomstandigheden en
gebruik in de winter
21.2Vliesfilter
Voor droge, zeer stoffige omstandigheden
22Luchtfilter reinigen
22.1Als het motorvermogen merk‐
baar afneemt
► Gashendelblokkering indrukken en de combi‐
schakelaar in de koudestartstand k plaatsen
► Zaagblad omkeren – steeds nadat de ketting
is geslepen en nadat de ketting is verwisseld –
om eenzijdige slijtage te voorkomen, vooral bij
de zaagbladneus en aan de onderzijde
► Olietoevoerboring (1), oliekanaal (2) en zaag‐
bladgroef (3) regelmatig reinigen
► Groefdiepte meten – met behulp van het meet‐
kaliber op het vijlkaliber (speciaal toebehoren)
– op de plaats waar de slijtage het grootst is
KettingtypeKettingsteekMinimale
300458-209-1721-B
groef‐
diepte
► De knop boven de achterste handgreep
linksom draaien – sleuf horizontaal
► Carburateurkastdeksel naar achteren toe los‐
trekken
► Het grove vuil rondom het filter verwijderen
Vervuilde luchtfilters doen het motorvermogen
afnemen, verhogen het benzineverbruik en
bemoeilijken het starten.
139BA017 KN
3
2
1
2
HL
209BA010 KN
209BA009 KN
L
LA
209BA011 KN
23 Carburateur afstellenNederlands
23.3Carburateur met H = 1 en L = 1
► Voorfilter (1) naar boven toe lostrekken, sleuf‐
moeren (2) losdraaien en hoofdfilter (3) weg‐
nemen
► De filterhelften van elkaar trekken
► Filter uitkloppen of met perslucht van binnen
naar buiten uitblazen
Bij hardnekkige vervuiling:
► Filteronderdelen in STIHL speciale reiniger
(speciaal toebehoren) of schone, niet ontvlam‐
bare reinigingsvloeistof (bijv. warm sop) uit‐
wassen en laten drogen
22.1.1Vliesfilter niet uitborstelen!
► Beschadigd filter vervangen
► Filter weer inbouwen
► Standaardafstelling uitvoeren
► Motor starten en warm laten draaien
0458-209-1721-B31
1
1
1
139BA020 KN
Nederlands24 Vonkenrooster in uitlaatdemper
23.5.1Motor slaat bij stationair toerental af
► Aanslagschroef stationair toerental (LA)
rechtsom draaien tot de zaagketting mee
begint te draaien – vervolgens 1/4 slag terug‐
draaien
23.5.2Zaagketting draait bij stationair toeren‐
tal mee
► Aanslagschroef stationair toerental (LA)
linksom draaien tot de zaagketting stilstaat –
vervolgens 1/4 slag in dezelfde richting verder
draaien
WAARSCHUWING
Als de zaagketting na de uitgevoerde afstelling
bij stationair toerental niet stil blijft staan, de
motorzaag door een geautoriseerde dealer laten
repareren.
23.5.3Onregelmatig stationair toerental;
motor neemt slecht op (ondanks stel‐
schroef stationair toerental = stan‐
daardafstelling)
Stationaire afstelling is te arm.
► Stelschroef stationair toerental (L) linksom
draaien tot de motor regelmatig draait en goed
opneemt – bij carburateurs met L = 1/4 max.
tot aan de aanslag
Na elke correctie van de stand van de stel‐
schroef stationair toerental (L) moet meestal ook
de stand van de aanslagschroef stationair toe‐
rental (LA) worden gewijzigd.
23.5.4Correctie van de carburateurafstelling
bij gebruik op grotere hoogtes
Als de motor niet optimaal draait, kan een
geringe correctie noodzakelijk zijn:
► Standaardafstelling uitvoeren
► Motor warm laten draaien
► Hoofdstelschroef (H) iets rechtsom (armer)
draaien – max. tot aan de aanslag
LET OP
Nadat is teruggekeerd vanuit grote hoogte, de
carburateurafstelling weer terugzetten op de
standaardafstelling.
Bij een te arme afstelling bestaat de kans op
motorschade door een gebrek aan smering en
oververhitting.
24Vonkenrooster in uitlaat‐
demper
In enkele landen zijn de uitlaatdempers uitgerust
met een vonkenrooster.
WAARSCHUWING
Om het risico op brand door ontsnappende hete
deeltjes te verminderen, mag het toestel nooit
worden gebruikt met een ontbrekend of bescha‐
digd vonkenrooster. Breng nooit wijzigingen aan
in de uitlaatdemper of het vonkenrooster. Om het
risico op brand door ophoping van afval zoals
dennennaalden, takken of bladeren te verminde‐
ren, moet u voor aanvang van het werk controle‐
ren of de uitlaatdemperstoppen zijn aangebracht.
LET OP
Sommige plaatselijke wetten of verordeningen
kunnen voor bepaalde toepassingen een goed
onderhouden vonkenrooster vereisen.
ging of sterke koolaanslag vervangen
► Vonkenrooster weer aanbrengen
► Deksel monteren
► Als de uitlaatdemperstoppen ontbreken of zijn
beschadigd, nieuwe stoppen aanbrengen
25Bougie
► Bij onvoldoende motorvermogen, slecht star‐
ten of onregelmatig stationair toerental eerst
de bougie controleren.
► Na ca. 100 bedrijfsuren de bougie vervangen
– bij sterk ingebrande elektroden reeds eerder
– alleen door STIHL vrijgegeven, ontstoorde
bougies gebruiken – zie "Technische gege‐
vens"
25.1Bougie uitbouwen
► De combischakelaar in stand
► De knop boven de achterste handgreep
linksom draaien – sleuf horizontaal
► Carburateurkastdeksel naar achteren toe los‐
trekken
0 plaatsen
► Voorfilter (1) naar boven toe lostrekken
► Bougiesteker (2) lostrekken
► De bougie losdraaien
25.2Bougie controleren
► Vervuilde bougie reinigen
► Elektrodeafstand (A) controleren en zo nodig
afstellen, waarde voor elektrodeafstand – zie
"Technische gegevens"
► Oorzaken van de vervuiling van de bougie
opheffen
Mogelijke oorzaken zijn:
Te veel motorolie in de benzine
–
Vervuild luchtfilter
–
Ongunstige bedrijfsomstandigheden
–
0458-209-1721-B33
1
000BA045 KN
001BA121 KN
001BA122 KN
1
2
4
5
6
1
2
3
6
Nederlands26 Apparaat opslaan
► Kettingrem lossen – handbeschermer tegen
de draagbeugel trekken
27.1Kettingtandwiel vervangen
WAARSCHUWING
Bij een niet vastgedraaide of ontbrekende aan‐
sluitmoer (1) kunnen vonken worden gevormd.
Als in een licht brandbare of explosieve omge‐
ving wordt gewerkt, kunnen brand of explosies
ontstaan. Personen kunnen ernstig letsel oplo‐
pen of er kan materiële schade ontstaan.
► Ontstoorde bougies met een vaste aansluit‐
moer monteren
25.3Bougie monteren
► De bougie met de hand aanbrengen en in de
boring schroeven
► De bougie met behulp van de combisleutel
vastdraaien
► Bougiesteker vast op de bougie drukken
Na het verbruik van twee zaagkettingen of
–
eerder
Als de inloopsporen (pijl) dieper zijn dan
–
0,5 mm – anders wordt de levensduur van de
zaagketting nadelig beïnvloed – voor controle
het kaliber (speciaal toebehoren) gebruiken
Het kettingtandwiel heeft een langere levensduur
als er afwisselend met twee zaagkettingen wordt
gewerkt.
STIHL adviseert originele STIHL kettingtandwie‐
len te monteren om ervoor te zorgen dat de opti‐
male werking van de kettingrem is gewaarborgd.
26Apparaat opslaan
Bij buitengebruikstelling vanaf ca. 30 dagen
► De brandstoftank op een goed geventileerde
plaats aftappen en reinigen
► De brandstof volgens de voorschriften en mili‐
euwetgeving afvoeren
► Als er een hand-benzinepomp beschikbaar is:
hand-benzinepomp ten minste 5 keer indruk‐
ken, voordat de motor wordt gestart
► De motor en deze net zo lang stationair laten
draaien tot de motor afslaat
► Zaagketting en zaagblad wegnemen, schoon‐
maken en met conserveringsolie inspuiten
► Het apparaat goed schoonmaken, vooral de
cilinderribben en het luchtfilter
► Bij gebruik van biologische kettingsmeerolie
(bijv. STIHL BioPlus) de olietank geheel vullen
► Het apparaat op een droge en veilige plaats
opslaan. Beschermen tegen onbevoegd
gebruik (bijv. door kinderen)
27Kettingtandwiel controleren
► Het kettingtandwieldeksel, de zaagketting en
het zaagblad wegnemen
340458-209-1721-B
en vervangen
► Borgveer (1) met behulp van de schroeven‐
draaier losdrukken
► Ring (2) wegnemen
► Ringkettingtandwiel (3) lostrekken
689BA027 KN
a
A
B
689BA021 KN
28 Zaagketting onderhouden en slijpenNederlands
► Meeneemprofiel op de koppelingstrommel (4)
controleren – bij sterke slijtagesporen ook de
koppelingstrommel vervangen
► Koppelingstrommel of profielkettingtand‐
wiel (5) met naaldlager (6) lostrekken van de
krukas – bij het kettingremsysteem QuickStop
Super eerst de gashandelblokkering indrukken
27.2Profiel-, ringkettingtandwiel
WAARSCHUWING
De hierna genoemde hoeken en maten moeten
beslist worden aangehouden. Een verkeerd
geslepen zaagketting – vooral een te lage diep‐
tebegrenzer – kan leiden tot een verhoogde nei‐
ging tot terugslag van de motorzaag – kans op
letsel!
inbouwen
► De krukastap en het naaldlager reinigen en
invetten met STIHL smeervet (speciaal toebe‐
horen)
► Het naaldlager op de krukastap schuiven
► De koppelingstrommel, resp. het profielketting‐
tandwiel na het aanbrengen ca. 1 slag
draaien, zodat de meenemer voor de oliepom‐
paandrijving aangrijpt – bij het kettingremsys‐
teem QuickStop Super eerst de gashendel‐
blokkering indrukken
► Ringkettingtandwiel aanbrengen – de holle
ruimte naar buiten gericht
► Ring en borgveer weer op de krukas plaatsen
28Zaagketting onderhouden
en slijpen
28.1Moeiteloos zagen met een cor‐
rect geslepen/aangescherpte
zaagketting
Een goed geslepen/aangescherpte zaagketting
trekt zichzelf al bij een geringe aanlegdruk moei‐
teloos in het hout.
Niet met een botte of beschadigde zaagketting
werken – dit leidt tot een zwaardere lichamelijke
belasting, een hogere trillingsbelasting, een
onbevredigend zaagresultaat en een hoge slij‐
tage.
► Zaagketting reinigen
► Zaagketting op scheurtjes en beschadigde
klinknagels controleren
► Beschadigde of versleten delen van de ketting
vervangen en de nieuwe delen qua vorm en
slijtagegraad aan de rest van de ketting aan‐
passen – overeenkomstig nabewerken
Zaagkettingen met hardmetalen snijplaatjes
(Duro) zijn zeer slijtvast. Voor een optimaal slijp‐
resultaat adviseert STIHL de STIHL dealer.
28.2Kettingsteek
Op elke zaagtand is vlak bij de dieptebegrenzer
de codering (a) voor de kettingsteek gestempeld.
Codering (a)Kettingsteek
inchmm
71/4 P6,35
1 of 1/41/46,35
6, P of PM3/8 P9,32
2 of 3250.3258,25
3 of 3/83/89,32
4 of 4040.40410,26
De indeling van de vijldiameter vindt plaats aan
de hand van de kettingsteek – zie tabel "Gereed‐
schap voor het slijpen/aanscherpen".
De hoeken op de zaagtand moeten bij het slijpen
worden aangehouden.
28.3Aanscherp- en voorsnijvlak‐
hoek
0458-209-1721-B35
A aanscherphoek
689BA025 KN
001BA203 KN
689BA018 KN
90°
Nederlands28 Zaagketting onderhouden en slijpen
STIHL zaagkettingen worden geslepen/aange‐
scherpt met een aanscherphoek van 30°. Uitzon‐
dering hierop zijn de langszaagkettingen met
een aanscherphoek van 10°. Langszaagkettin‐
gen hebben een X in de benaming.
B voorsnijvlakhoek
Bij gebruik van de voorgeschreven vijlhouder en
vijldiameter wordt automatisch de juiste voorsnij‐
vlakhoek verkregen.
De hoeken moeten bij alle tanden van de zaag‐
ketting gelijk zijn. Bij ongelijke hoeken: ruw,
ongelijkmatig draaien van de zaagketting, sterke
slijtage – tot aan het breken van de zaagketting.
3075
3060
1075
28.4Vijlhouder
► Vijlhouder gebruiken
De zaagkettingen met de hand uitsluitend met
behulp van een vijlhouder (speciaal toebehoren,
zie tabel "Gereedschap voor het slijpen/
aanscherpen") aanscherpen. Vijlhouders zijn
voorzien van aanscherphoekmerktekens.
Alleen speciale zaagkettingvijlen gebruiken!
Andere vijlen zijn door hun vorm en kapping
ongeschikt.
28.5Ter controle van de hoeken
STlHL vijlkaliber (speciaal toebehoren, zie tabel
"Gereedschap voor het slijpen/aanscherpen") –
een universeel gereedschap voor de controle
van de aanscherp- en voorsnijvlakhoek, diepte‐
begrenzerafstand, tandlengte, groefdiepte en
voor het reinigen van de groef en de olietoevoer‐
boringen.
28.6Correct slijpen/aanscherpen
► Het gereedschap voor het slijpen/aanscherpen
aan de hand van de kettingsteek kiezen
► Het zaagblad eventueel inspannen
► Zaagketting blokkeren – handbeschermer naar
hoek ten opzichte van het zijvlak van het
zaagblad) overeenkomstig de voorgeschreven
hoeken – aan de hand van de markeringen op
de vijlhouder – vijlhouder op het tanddak en op
de dieptebegrenzer plaatsen
► Alleen van binnen naar buiten vijlen
► De vijl grijpt alleen aan bij de voorwaartse
streek – bij het achteruit geleiden de vijl optil‐
len
► Verbindings- en aandrijfschakels niet afvijlen
► De vijl regelmatig iets verdraaien, om eenzij‐
dige slijtage te voorkomen
► De bramen die bij het vijlen ontstaan verwijde‐
ren met behulp van een stuk hardhout
► De hoeken met behulp van het vijlkaliber con‐
troleren
Alle zaagtanden moeten even lang zijn.
Bij verschillende zaagtandlengtes zijn ook de
tandhoogtes verschillend, hetgeen leidt tot een
ruw draaiende zaagketting en zelfs tot het bre‐
ken van de ketting.
► Alle zaagtanden tot op de lengte van de kort‐
ste zaagtand terugvijlen – bij voorkeur door
een geautoriseerde dealer laten uitvoeren met
een elektrisch slijpapparaat
28.7Dieptebegrenzerafstand
3/8 P(9,32)0,65(0.026)
0.325(8,25)0,65(0.026)
3/8(9,32)0,65(0.026)
0.404(10,26)0,80(0.031)
28.8Dieptebegrenzer afvijlen
De dieptebegrenzerafstand wordt kleiner bij het
aanscherpen van de zaagtanden.
► De dieptebegrenzerafstand telkens na het
aanscherpen controleren
► Het bij de kettingsteek passende vijlkaliber (1)
op de zaagketting plaatsen en bij de te contro‐
leren zaagtand aandrukken – als de dieptebe‐
grenzer boven het vijlkaliber uitsteekt moet de
dieptebegrenzer worden nabewerkt
Zaagkettingen met knobbel-aandrijfschakel (2) –
bovenste deel van de knobbel-aandrijfschakel (2)
(met servicemarkering) wordt gelijktijdig met de
dieptebegrenzer van de zaagtand bewerkt.
De dieptebegrenzer bepaalt de diepte van de
zaagsnede in het hout en daarmee de spaan‐
dikte.
0458-209-1721-B37
689BA051 KN
689BA044 KN
689BA052 KN
Nederlands28 Zaagketting onderhouden en slijpen
► Na het slijpen/aanscherpen de zaagketting
WAARSCHUWING
Het overige deel van de knobbel-aandrijfschakel
mag niet worden bewerkt, omdat dan de neiging
tot terugslag van de motorzaag zou worden ver‐
hoogd.
grondig reinigen, aanhechtende vijlspanen of
slijpsel verwijderen – de zaagketting intensief
smeren
► Bij langere werkonderbrekingen de zaagket‐
ting reinigen en ingeolied bewaren
► De dieptebegrenzer nabewerken tot deze
gelijkligt met het vijlkaliber
► Aansluitend hierop evenwijdig aan de service‐
markering (zie pijl) het dak van de dieptebe‐
grenzer schuin afvijlen – hierbij het hoogste
punt van de dieptebegrenzer niet verder terug‐
zetten
WAARSCHUWING
Te lage dieptebegrenzers verhogen de neiging
tot terugslag van de motorzaag.
► Het vijlkaliber op de zaagketting plaatsen – het
hoogste punt van de dieptebegrenzer moet
gelijkliggen met het vijlkaliber
380458-209-1721-B
29 Onderhouds- en reinigingsvoorschriftenNederlands
Gereedschap voor het slijpen/aanscherpen (speciaal toebehoren)
Kettingsteek
Onderstaande gegevens zijn gebaseerd op normale bedrijfs‐
omstandigheden. Onder zware omstandigheden (sterke stof‐
overlast, hout met veel harsvorming, tropisch hout enz.) en bij
langere dagelijkse werktijden dienen de opgegeven interval‐
len navenant te worden verkort. Bij slechts incidenteel gebruik
kunnen de intervallen overeenkomstig worden verlengd.
Wekelijks
Na elke tankvulling
Jaarlijks
Maandelijks
Bij storingen
Bij beschadiging
Indien nodig
Voor begin van de werkzaamheden
Na beëindigen van de werkzaamheden, resp. dagelijks
Complete machineVisuele controle (staat, lek‐
XX
kage)
reinigenX
Gashendel, gashendelblokke‐
Werking controlerenXX
ring, chokehendel, chokeklep,
stopschakelaar, combischake‐
laar (afhankelijk van de uitrus‐
ting)
KettingremWerking controlerenXX
1)
STIHL adviseert de STIHL dealer
2)
Cilindervoetbouten bij de eerste ingebruikneming van professionele motorzagen (vanaf een vermo‐
gen van 3,4 kW) na een draaitijd van 10 tot 20 uur natrekken
0458-209-1721-B39
Nederlands29 Onderhouds- en reinigingsvoorschriften
Onderstaande gegevens zijn gebaseerd op normale bedrijfs‐
omstandigheden. Onder zware omstandigheden (sterke stof‐
overlast, hout met veel harsvorming, tropisch hout enz.) en bij
langere dagelijkse werktijden dienen de opgegeven interval‐
len navenant te worden verkort. Bij slechts incidenteel gebruik
kunnen de intervallen overeenkomstig worden verlengd.
Wekelijks
Jaarlijks
Maandelijks
Bij storingen
Bij beschadiging
Na elke tankvulling
Voor begin van de werkzaamheden
Indien nodig
Na beëindigen van de werkzaamheden, resp. dagelijks
Hand-benzinepomp (indien
gemonteerd)
Aanzuigmond/filter in de benzi‐
netank
laten controleren door geau‐
toriseerde dealer
controlerenX
laten repareren door geauto‐
riseerde dealer
controlerenX
reinigen, filterelement vervan‐
1)
1)
X
XX
gen
vervangenXXX
BenzinetankreinigenX
OlietankreinigenX
KettingsmeringcontrolerenX
Zaagkettingcontroleren, ook op het
Cilindervoetbouten bij de eerste ingebruikneming van professionele motorzagen (vanaf een vermo‐
gen van 3,4 kW) na een draaitijd van 10 tot 20 uur natrekken
400458-209-1721-B
30 Slijtage minimaliseren en schade voorkomenNederlands
Onderstaande gegevens zijn gebaseerd op normale bedrijfs‐
omstandigheden. Onder zware omstandigheden (sterke stof‐
overlast, hout met veel harsvorming, tropisch hout enz.) en bij
langere dagelijkse werktijden dienen de opgegeven interval‐
len navenant te worden verkort. Bij slechts incidenteel gebruik
kunnen de intervallen overeenkomstig worden verlengd.
Wekelijks
Jaarlijks
Maandelijks
Bij storingen
Bij beschadiging
Na elke tankvulling
Voor begin van de werkzaamheden
Indien nodig
Na beëindigen van de werkzaamheden, resp. dagelijks
stationair toerental instellen,
zo nodig motorzaag door een
geautoriseerde dealer laten
repareren
1)
Bougieelektrodeafstand afstellenX
steeds na 100 bedrijfsuren
vervangen
Bereikbare bouten, schroeven
en moeren (behalve stel‐
natrekken
2)
schroeven)
KettingvangercontrolerenX
vervangenX
VeiligheidsstickervervangenX
30Slijtage minimaliseren en
schade voorkomen
Het aanhouden van de voorschriften in deze
handleiding voorkomt overmatige slijtage en
schade aan het apparaat.
Gebruik, onderhoud en opslag van het apparaat
moeten net zo zorgvuldig plaatsvinden als staat
beschreven in de handleiding.
De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor alle
schade die door het niet in acht nemen van de
veiligheids-, bedienings- en onderhoudsaanwij‐
X
X
1)
STIHL adviseert de STIHL dealer
2)
Cilindervoetbouten bij de eerste ingebruikneming van professionele motorzagen (vanaf een vermo‐
gen van 3,4 kW) na een draaitijd van 10 tot 20 uur natrekken
0458-209-1721-B41
23
22
21
20
19
18
17
16
15
13
12
10
9
8
7
6
5
4
3
2
1
209BA023 KN
11
14
Nederlands31 Belangrijke componenten
Bougie
zingen wordt veroorzaakt. Dit geldt in het bijzon‐
der voor:
Niet door STIHL vrijgegeven wijzigingen aan
–
het product
Het gebruik van gereedschappen of toebeho‐
–
–
Dempingselementen van het antivibratiesys‐
–
teem
31Belangrijke componenten
ren die niet voor het apparaat zijn vrijgegeven,
niet geschikt of kwalitatief minderwaardig zijn
Het niet volgens voorschrift gebruikmaken van
–
het apparaat
Gebruik van het apparaat bij sportmanifesta‐
–
ties of wedstrijden
Vervolgschade door het blijven gebruiken van
–
het apparaat met defecte onderdelen
30.1Onderhoudswerkzaamheden
Alle in het hoofdstuk "Onderhouds- en reinigings‐
voorschriften" vermelde werkzaamheden moeten
regelmatig worden uitgevoerd. Voorzover deze
onderhoudswerkzaamheden niet door de gebrui‐
ker zelf kunnen worden uitgevoerd, moeten deze
worden overgelaten aan een geautoriseerde
dealer.
STIHL adviseert onderhouds- en reparatiewerk‐
zaamheden alleen door de STIHL dealer te laten
uitvoeren. De STIHL dealers worden regelmatig
geschoold en hebben de beschikking over Tech‐
nische informaties.
Als deze werkzaamheden niet of onvakkundig
worden uitgevoerd kan er schade ontstaan waar‐
voor de gebruiker zelf verantwoordelijk is. Hier‐
toe behoren o.a.:
Schade aan de motor ten gevolge van niet tij‐
–
dig of niet correct uitgevoerde onderhouds‐
werkzaamheden (bijv. lucht- en benzinefilter),
verkeerde carburateurafstelling of onvol‐
doende reiniging van de koelluchtgeleiding
(inlaatsleuven, cilinderribben)
Corrosie- en andere vervolgschade ten
–
gevolge van onjuiste opslag
Schade aan het apparaat ten gevolge van
–
gebruik van kwalitatief minderwaardige onder‐
delen
30.2Aan slijtage onderhevige delen
Sommige onderdelen van het motorapparaat
staan ook bij gebruik volgens de voorschriften
aan normale slijtage bloot en moeten, afhankelijk
van de toepassing en de gebruiksduur, tijdig wor‐
den vervangen. Hiertoe behoren o.a.:
Onafhankelijk van de stand werkende mem‐
braancarburateur met geïntegreerde benzine‐
pomp
Inhoud benzinetank:
32.4Kettingsmering
Toerentalafhankelijke, volautomatische oliepomp
met plunjer – als extra met handmatige oliehoe‐
veelheidsregeling
Inhoud olietank:
3
56,5 cm
3,0 kW (4,1 pk)
bij 9500 1/min
2800 1/min
3
59,0 cm
3,2 kW (4,4 pk)
bij 9500 1/min
2800 1/min
3
64,1 cm
3,4 kW (4,6 pk)
bij 9500 1/min
2800 1/min
NGK BPMR 7 A
560 cm3 (0,56 l)
330 cm3 (0,33 l)
32.5Gewicht
Zonder benzine/olie, zonder zaaggarnituur
MS 290:5,9 kg
MS 310:5,9 kg
MS 390:5,9 kg
32.6Zaaggarnituur
De werkelijke zaagbladlengte kan kleiner zijn
dan de vermelde zaagbladlengte.
32.6.1Rollomatic-zaagbladen
Zaagbladlengtes (steek .
325"):
Zaagbladlengtes
(steek 3/8"):
Groefbreedte:1,6 mm
32.6.2Zaagkettingen .325"
Rapid Micro 3 (26 RM3) type 3634
Rapid Micro (26 RM) type 3629
Rapid Super (26 RS) type 3639
Steek:.325" (8,25 mm)
Dikte aandrijfschakels:1,6 mm
32.6.3Zaagkettingen 3/8"
Rapid Micro (36 RM) type 3652
Rapid Super (36 RS) type 3621
Rapid Super 3 (36 RS3) type 3626
Steek:3/8" (9,32 mm)
Dikte aandrijfschakels:1,6 mm
32.6.4Kettingtandwielen
7-tands voor 3/8" (profielkettingtandwiel)
Max. kettingsnelheid volgens
ISO 11681:
Kettingsnelheid bij maximaal ver‐
mogen:
7-tands voor 3/8" (ringkettingtandwiel)
Max. kettingsnelheid volgens
ISO 11681:
Kettingsnelheid bij maximaal ver‐
mogen:
7-tands voor .325" (profielkettingtandwiel)
Max. kettingsnelheid volgens
ISO 11681:
Kettingsnelheid bij maximaal ver‐
mogen:
7-tands voor .325" (ringkettingtandwiel)
Max. kettingsnelheid volgens
ISO 11681:
Kettingsnelheid bij maximaal ver‐
mogen:
32, 37, 40, 45, 50 cm
32, 37, 40, 45, 50,
63 cm
27,5 m/s
21,7 m/s
27,5 m/s
21,7 m/s
27,5 m/s
21,7 m/s
27,8 m/s
22,0 m/s
32.7Geluids- en trillingswaarden
Gedetailleerde gegevens m.b.t. de arbo-wetge‐
ving voor wat betreft trillingen 2002/44/EG, zie
www.stihl.com/vib/
1)
volgens ISO 11681 +/- 50 1/min
0458-209-1721-B43
Nederlands33 Onderdelenlevering
32.7.1Geluiddrukniveau L
ISO 22868
MS 290:102 dB(A)
MS 310:102 dB(A)
MS 390:102 dB(A)
32.7.2Geluidvermogensniveau Lw volgens
ISO 22868
MS 290:116 dB(A)
MS 310:115 dB(A)
MS 390:116 dB(A)
32.7.3Trillingswaarde a
ISO 22867
Handgreep linksHand‐
MS 290:
MS 310:
MS 390:
4,6 m/s
4,3 m/s
5,9 m/s
Voor het geluiddrukniveau en het geluidvermo‐
gensniveau bedraagt de K‑-waarde volgens
RL 2006/42/EG = 2,0 dB(A); voor de trillings‐
waarde bedraagt de K‑-waarde volgens
RL 2006/42/EG = 2,0 m/s².
32.8REACH
REACH staat voor een EG voorschrift voor de
registratie, klassificatie en vrijgave van chemica‐
liën.
Informatie met betrekking tot het voldoen aan het
REACH voorschrift (EG) nr. 1907/2006 zie
www.stihl.com/reach
32.9Uitlaatgasemissiewaarde
De in de EU-typegoedkeuringsprocedure geme‐
ten CO2-waarde staat weergegeven bij
www.stihl.com/co2
in de productspecifieken technische gegevens.
De gemeten CO2-waarde werd op een represen‐
tatieve motor volgens een genormeerde testpro‐
cedure onder laboratoriumomstandigheden
bepaald en vormt geen uitdrukkelijke of impli‐
ciete garantie van het vermogen van een
bepaalde motor.
Door het in deze handleiding beschreven gebruik
conform de voorschriften en onderhoud, wordt
aan de geldende uitlaatgasemissie-eisen vol‐
daan. Bij modificaties aan de motor vervalt de
volgens
peq
33Onderdelenlevering
Noteer voor eventuele bestellingen van onderde‐
len de verkoopcode van de motorzaag, het
machinenummer en de nummers van het zaag‐
blad en de zaagketting in de onderstaande tabel.
Dit maakt het u gemakkelijker als u eventueel
later een nieuw zaaggarnituur moet aanschaffen.
Bij het zaagblad en de zaagketting gaat het om
onderdelen die blootstaan zijn aan slijtage. Bij
aankoop van onderdelen is het voldoende als de
hv,eq
volgens
verkoopcode van de motorzaag, het onderdeel‐
nummer en de benaming van de onderdelen
wordt aangegeven.
greep
2
2
2
rechts
5,7 m/s
4,7 m/s
5,1 m/s
2
2
2
Verkoopcode
machinenummer
Nummer van zaagblad
Nummer van de zaagketting
34Reparatierichtlijnen
Door de gebruiker van dit apparaat mogen alleen
die onderhouds- en reinigingswerkzaamheden
worden uitgevoerd die in deze handleiding staan
beschreven. Verdergaande reparaties mogen
alleen door geautoriseerde dealers worden uit‐
gevoerd.
STIHL adviseert onderhouds- en reparatiewerk‐
zaamheden alleen door de STIHL dealer te laten
uitvoeren. De STIHL dealers worden regelmatig
geschoold en hebben de beschikking over Tech‐
nische informaties.
Bij reparatiewerkzaamheden alleen onderdelen
inbouwen die door STIHL voor dit apparaat zijn
vrijgegeven of technisch gelijkwaardige onderde‐
len. Alleen hoogwaardige onderdelen monteren.
Als dit wordt nagelaten is er kans op ongelukken
of schade aan de apparaat.
STIHL adviseert originele STIHL onderdelen te
monteren.
Originele STlHL onderdelen zijn te herkennen
aan het STlHL onderdeelnummer, aan het logo
{ en, indien aanwezig, aan het STlHL
onderdeellogo K (op kleine onderdelen kan dit
logo ook als enig teken voorkomen.).
typegoedkeuring.
440458-209-1721-B
000BA073 KN
35 Milieuverantwoord afvoerenNederlands
35Milieuverantwoord afvoe‐
ren
Bij het milieuvriendelijk verwerken moeten de
nationale voorschriften met betrekking tot afval‐
stoffen in acht worden genomen.
STIHL producten behoren niet bij het huisvuil.
STIHL producten, accu's, toebehoren en verpak‐
king moeten worden ingeleverd voor een milieu‐
vriendelijke recycling.
Actuele informatie betreffende het milieuvriende‐
lijk verwerken van accu's is verkrijgbaar bij de
STIHL dealer.
36EU-conformiteitsverklaring
ANDREAS STIHL AG & Co. KG
Badstr. 115
D‑71336 Waiblingen
Duitsland
verklaart op eigen verantwoordelijkheid dat
Constructie:kettingzaag
Merk:STIHL
Type:MS 290
Serie-identificatie:1127
Cilinderinhoud
MS 290:
MS 310:
MS 390:
voldoet aan de betreffende bepalingen van de
richtlijnen 2011/65/EU, 2006/42/EG, 2014/30/EU
en 2000/14/EG en in overeenstemming met de
ten tijde van de productiedatum geldende ver‐
sies van de volgende normen is ontwikkeld en
geproduceerd:
EN ISO 11681‑1, EN 55012, EN 61000‑6‑1
Voor het bepalen van het gemeten en het gega‐
randeerde geluidsvermogenniveau werd volgens
richtlijn 2000/14/EG, bijlage V, onder toepassing
van de norm ISO 9207 gehandeld.
MS 310
MS 390
56,5 cm
59,0 cm
64,1 cm
3
3
3
Gemeten geluidsvermogenniveau
MS 290:116 dB(A)
MS 310:115 dB(A)
MS 390:116 dB(A)
Gegarandeerd geluidsvermogenniveau
MS 290:117 dB(A)
MS 310:116 dB(A)
MS 390:117 dB(A)
De EG-typegoedkeuring is uitgevoerd door
DPLF
Deutsche Prüf- und Zertifizierungsstelle für Landund Forsttechnik GbR (NB 0363)
Spremberger Straße 1
D‑64823 Groß-Umstadt
Certificeringsnr.
MS 290:K-EG- 2009/3142
MS 310:K-EG- 2009/3091
MS 390:K-EG- 2009/3143
Bewaren van technische documentatie:
ANDREAS STIHL AG & Co. KG
Produktzulassung
Het productiejaar en het machinenummer staan
vermeld op het apparaat.
Waiblingen, 3-2-2020
ANDREAS STIHL AG & Co. KG
Bij volmacht
Dr. Jürgen Hoffmann
Hoofd van de afdeling productgoedkeuring, regelgeving
0458-209-1721-B45
Nederlands36 EU-conformiteitsverklaring
460458-209-1721-B
36 EU-conformiteitsverklaringNederlands
0458-209-1721-B47
www.stihl.com
*04582091721B*
0458-209-1721-B
*04582091721B*
0458-209-1721-B
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.