Dit is de Xperia™ XZ-gebruikershandleiding voor de Android™ 6.0.1-softwareversie. Als
u niet zeker weet welke softwareversie uw apparaat gebruikt, dan kunt u dat controleren
in het menu Instellingen. Voor meer informatie over software-updates, raadpleegt u
apparaat bijwerken
De huidige softwareversie van uw apparaat bekijken
1
Tik in het Startscherm op .
2
Ga naar Instellingen > Over de telefoon > Android™-versie.
Vingerafdrukfuncties zijn niet beschikbaar in de VS.
12. Hoofdmicrofoon
13. Lader-/USB Type-C™-kabelpoort
14. Wi-Fi®/Bluetooth-antenngebied
15. Hoofdcameralens
16. Lasersensor autofocus
17. RGBC-infraroodsensor
18. Flitser
19. GPS-antennegebied
20. Cover voor nano-SIM-kaart-/
geheugenkaartsleuf
Kaarten plaatsen
Uw apparaat ondersteunt alleen nano-SIM-kaarten. De nano-SIM-kaart en de
geheugenkaart hebben elk een eigen sleuf in dezelfde houder. Zorg ervoor dat u deze
niet met elkaar verwart.
Om gegevensverlies te voorkomen, moet u het apparaat uitschakelen of de geheugenkaart
ontkoppelen voordat u de houder er uit haalt om de nano-SIM-kaart of geheugenkaart uit het
apparaat te verwijderen.
nano-SIM-kaart en geheugenkaart plaatsen
1
Trek de SIM-/geheugenkaarthouder naar buiten met een vingernagel.
2
Plaats de SIM-kaart stevig in de juiste richting in positie (1), zoals weergegeven in
de afbeelding.
3
Plaats de geheugenkaart stevig in de juiste richting in positie (2), zoals
weergegeven in de afbeelding.
4
Duw de houder voorzichtig helemaal terug in de sleuf.
De nano-SIM-kaart verwijderen
1
Open de cover van de nano-SIM-/geheugenkaartsleuf terwijl u het scherm naar
beneden houdt.
2
Trek de nano-SIM-/geheugenkaarthouder naar buiten met een vingernagel.
3
Verwijder de nano-SIM-kaart en druk de houder voorzichtig helemaal terug in de
sleuf.
Schakel het apparaat uit of ontkoppel de geheugenkaart via Instellingen > Opslag
en geheugen > > Geavanceerd > Opslagruimte > naast SD-kaart.
2
Open de cover voor de nano-SIM-/geheugenkaartsleuf terwijl u het scherm naar
beneden houdt.
3
Trek de nano-SIM-/geheugenkaartlade naar buiten met een vingernagel.
4
Verwijder de geheugenkaart en druk de lade voorzichtig helemaal in de sleuf.
Schermbeveiliging
Verwijder
Het wordt aanbevolen om uw apparaat te beschermen met een schermhoes van Sony of
een bescherming die bedoeld is voor uw Xperia™-model. Door voor uw beeldscherm
gebruik te maken van beschermingsmiddelen van andere merken, kan het zijn dat uw
apparaat niet goed functioneert omdat sensoren, lenzen, luidsprekers of microfoons
mogelijk bedekt worden. Hierdoor kan de garantie komen te vervallen.
de beschermfolie door aan het lipje te trekken voordat u het apparaat gebruikt.
Uw apparaat voor de eerste keer inschakelen
De eerste keer dat u uw apparaat inschakelt, wordt u aan de hand van een
installatiehandleiding geholpen bij het configureren van de basisinstellingen, uw apparaat
te personaliseren en u aan te melden bij bepaalde accounts, bijvoorbeeld een Google™account.
Het apparaat inschakelen
Het is
belangrijk dat u de USB Type-C™-kabel gebruikt (meegeleverd) wanneer u uw apparaat
oplaadt. Andere USB-kabeltypen kunnen uw apparaat namelijk beschadigen. Laad de batterij
gedurende ten minste 30 minuten op voordat u het apparaat voor het eerst inschakelt.
1
Houd de aan-uittoets
2
Voer de pincode van uw simkaart in wanneer hierom wordt gevraagd en tik
vervolgens op .
3
Wacht even tot het apparaat start.
ingedrukt tot het apparaat trilt.
De pincode van uw simkaart wordt
kunt deze later wijzigen in het menu Instellingen. Als u een fout wilt corrigeren tijdens het
invoeren van de pincode van uw simkaart, tikt u op .
aanvankelijk door uw netwerkoperator geleverd, maar u
Het apparaat uitschakelen
1
Houd de aan-uitknop ingedrukt tot het optiemenu wordt weergegeven.
Uw Xperia™-apparaat van Sony gebruikt het Android™-platform dat is ontwikkeld door
Google™. Een groot aantal verschillende Google™-applicaties en -services is bij
aankoop van uw apparaat beschikbaar, bijvoorbeeld Gmail™, Google Maps™,
YouTube™ en de Play Store™-applicatie, waarmee u toegang hebt tot de Google
Play™-onlinewinkel voor het downloaden van Android™-applicaties. Om het beste uit
deze services te halen, hebt u een Google™-account nodig. Met een Google™-account
kunt u bijvoorbeeld het volgende doen:
•
Applicaties downloaden en installeren van Google Play™.
•
E-mail, contacten en de agenda synchroniseren met Gmail™.
•
Chatten met vrienden met de applicatie Hangouts™.
•
Uw browsegeschiedenis en bladwijzers synchroniseren met behulp van de webbrowser
Google Chrome™.
•
Uzelf na een softwarereparatie kenbaar maken als de bevoegde gebruiker met behulp
van Xperia™ Companion.
•
Een verloren of gestolen apparaat op afstand vinden, vergrendelen of wissen met behulp
van de apparaatbeheerservices van my Xperia™ of Android™.
Ga naar
Het is erg belangrijk dat u de gebruikersnaam en het wachtwoord van uw Google™-account
onthoudt. In sommige gevallen moet u zich vanwege veiligheidsredenen identificeren met uw
Google™-account. Als u in dergelijke gevallen de gebruikersnaam of het wachtwoord van
Google™ niet kunt invullen, wordt uw apparaat vergrendeld. Als u meerdere Google™accounts hebt, zorg dan dat u de gegevens van het betreffende account invult.
http://support.google.com
voor meer informatie over Android™ en Google™.
Een Google™-account instellen op uw apparaat
1
Tik in het
2
Tik vervolgens op Instellingen > Accounts en synchronisatie > Account
toevoegen
3
Volg de registratiewizard om een Google™-account te maken of meld u aan als u
Startscherm
>
Google
op .
.
al een account hebt.
U kunt u ook aanmelden
installatiegids wanneer u het apparaat voor het eerst start. Of maak online een account op
www.google.com/accounts
bij een Google™-account of een account maken aan de hand van de
.
Een Google™-account verwijderen
1
Tik in het Startscherm op .
2
Tik op
Instellingen
3
Selecteer het Google™-account dat u wilt verwijderen.
4
Tik op >
5
Tik opnieuw op Account verwijderen om te bevestigen.
Als u uw Google™-account
zijn gekoppeld, niet langer beschikbaar.
Account verwijderen
>
Accounts en synchronisatie > Google
.
verwijdert, zijn beveiligingsfuncties die aan uw Google™-account
.
Uw apparaat opladen
Uw apparaat beschikt over een ingebouwde oplaadbare batterij die alleen door een
geautoriseerd Sony-reparatiecentrum kan worden vervangen. Probeer nooit om het
apparaat zelf te openen of demonteren. Dit kan schade aan uw apparaat veroorzaken en
de garantie in gevaar brengen.
U wordt aangeraden de batterij minimaal dertig minuten op te laden voordat u het
apparaat voor de eerste keer inschakelt. U kunt uw apparaat gebruiken tijdens het
opladen. Ga voor meer informatie over het verbeteren van de prestaties van de batterij
Batterij- en energiebeheer
naar
op de pagina 29.
belangrijk dat u de USB Type-C™-kabel (meegeleverd) gebruikt wanneer u uw apparaat
Het is
oplaadt. Andere typen USB-kabels kunnen uw apparaat namelijk beschadigen.
Sluit het ene uiteinde van de USB Type C-kabel aan op de lader (of op de USBpoort van een computer).
3
Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de USB Type-C™-poort van uw
apparaat. Het meldingslampje gaat branden wanneer het laden begint.
4
Wanneer het apparaat helemaal is opgeladen, koppelt u de kabel los door het
recht uit het apparaat te trekken. Zorg ervoor dat u de connector niet buigt.
Het is
belangrijk dat u de USB Type-C™-kabel (meegeleverd) gebruikt wanneer u uw apparaat
oplaadt. Andere typen USB-kabels kunnen uw apparaat namelijk beschadigen.
Als de batterij helemaal leeg is, kan het een paar minuten duren voordat het meldingslampje
gaat branden en het oplaadpictogram wordt weergegeven.
Meldingslampje batterijstatus
GroenDe batterij laadt op en het oplaadniveau is meer dan negentig procent
OranjeDe batterij laadt op en het oplaadniveau is minder dan negentig procent
RoodDe batterij laadt op en het oplaadniveau is minder dan vijftien procent
Het apparaat bevat een aantal beveiligingsopties. Deze worden sterk aanbevolen in geval
van verlies of diefstal.
De opties zijn als volgt:
•
Stel een veilige schermvergrendeling op uw apparaat in met behulp van een pincode,
wachtwoord of patroon om te voorkomen dat anderen toegang hebben tot uw apparaat
of het resetten. Zie
•
Voeg een Google™-account toe om te voorkomen dat anderen uw apparaat gebruiken
als het gestolen of gewist wordt. Zie
pagina 9 voor meer informatie.
•
Activeer de webservice 'Protection by my Xperia' of Android™-apparaatbeheer. Als u
een van deze services gebruikt, kunt u een verloren apparaat op afstand vinden,
vergrendelen of wissen. Zie
meer informatie.
Schermvergrendeling
Een verloren apparaat terugvinden
De eigendom van het apparaat controleren
op de pagina 11 voor meer informatie.
Waarom heb ik een Google™-account nodig?
op pagina 20 voor
op
Voor bepaalde beveiligingsfuncties dient u het scherm te ontgrendelen met uw pincode,
wachtwoord, patroon, of door de gegevens van uw Google™-account in te voeren.
Hieronder vindt u voorbeelden van beveiligingsfuncties en enkele van de benodigde
inloggegevens:
Bescherming voor
fabrieksinstellingen
herstellen
Protection by my
Xperia
Android™apparaatbeheer
Softwarereparatie
U moet uw scherm ontgrendelen voordat u de fabrieksinstellingen
kunt herstellen.
Als u deze service gebruikt om uw apparaat op afstand te resetten,
dan moet u de gebruikersnaam en het wachtwoord voor een
Google™-account invullen dat aan de service gekoppeld is. Het
apparaat moet verbinding maken met internet voordat het
installatieproces kan worden voltooid. U kunt uw apparaat anders
na de resetpoging niet gebruiken.
Als u deze service gebruikt om uw apparaat op afstand te resetten,
dan moet u de gebruikersnaam en het wachtwoord voor een
Google™-account invullen. Het apparaat moet verbinding maken
met internet voordat het installatieproces kan worden voltooid. U
kunt uw apparaat anders na de resetpoging niet gebruiken.
Als u de applicatie Xperia™ Companion gebruikt om de software te
repareren, wordt u gevraagd de gebruikersnaam en het
wachtwoord van uw Google™-account in te vullen wanneer u het
apparaat na de reparatie weer inschakelt.
Voor Android™-apparaatbeheer is het noodzakelijk om informatie van een Google™-account
in te vullen. Dit kan elk Google™-account zijn dat u als eigenaar op het apparaat hebt
ingesteld. Als u de relevante accountgegevens niet kunt invoeren tijdens het instelproces, dan
kunt u het apparaat helemaal niet gebruiken.
Schermvergrendeling
Er zijn verschillende opties voor schermvergrendeling beschikbaar. Het beveiligingsniveau
van elk type vergrendeling staat hieronder vermeld op volgorde van zwak naar sterk:
•
Vegen: geen beveiliging, maar u hebt snel toegang tot het startscherm.
•
Patroon: teken een eenvoudig patroon met uw vinger om het apparaat te ontgrendelen.
•
PIN: voer een pincode in van minstens vier cijfers om het apparaat te ontgrendelen.
•
Wachtwoord: voer een alfanumeriek wachtwoord in om het apparaat te ontgrendelen.
Vingerafdruk: plaats een geregistreerde vinger op de aan/uit-knop om het apparaat te
ontgrendelen.
Het is heel belangrijk dat u het patroon, de PIN of het wachtwoord voor schermontgrendeling
onthoudt. Als u deze informatie vergeet, kunt u belangrijke gegevens, zoals contacten en
berichten, mogelijk niet meer herstellen.
Als u een Microsoft® Exchange ActiveSync®-account (EAS) op uw Xperia™-apparaat heeft
ingesteld, is het type schermvergrendeling mogelijk beperkt tot alleen PIN of wachtwoord op
basis van de EAS-beveiligingsinstellingen. Dit treedt op wanneer uw netwerkbeheerder uit
veiligheidsoogpunt voor het bedrijf een schermvergrendelingstype heeft ingesteld voor alle
EAS-accounts. Neem contact op met de netwerkbeheerder van uw bedrijf of organisatie om
te controleren welk netwerkbeveiligingsbeleid voor mobiele apparaten van toepassing is.
Vingerafdrukfuncties zijn niet beschikbaar in de Verenigde Staten.
Een patroon voor schermontgrendeling maken
1
Tik in het Startscherm op het .
2
Ga naar en tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging >
Schermvergrendeling > Patroon.
3
Volg de instructies op uw apparaat.
Als u vijf maal achtereen een onjuist vergrendelingspatroon invoert, dient u dertig seconden te
wachten voordat u het opnieuw kunt proberen.
Het schermvergrendelingstype wijzigen
1
Tik in het Startscherm op het .
2
Ga naar en tik op
Instellingen
>
Vergrendelingsscherm & beveiliging
Schermvergrendeling.
3
Volg de instructies op uw apparaat.
Het patroon voor schermontgrendeling wijzigen
1
Tik in het
2
Tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging >
Startscherm
Schermvergrendeling
3
Teken uw patroon voor schermontgrendeling.
4
Tik op
Patroon
en voer de instructies op uw apparaat uit.
op het .
.
Een pincode voor schermvergrendeling maken
1
Tik in het
2
Ga naar en tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging >
Startscherm
Schermvergrendeling
3
Voer een numerieke pincode in en tik op Doorgaan.
4
Voer de pincode opnieuw in, controleer deze en tik op OK.
op .
>
PIN
.
Een wachtwoord voor schermvergrendeling maken
1
Tik in het Startscherm op
2
Tik vervolgens op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging >
.
Schermvergrendeling > Wachtwoord.
3
Volg de instructies op uw apparaat.
>
De ontgrendelfunctie Vegen activeren
1
Tik in het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging >
Schermvergrendeling.
3
Teken het ontgrendelpatroon op uw scherm of vul uw pincode of wachtwoord in,
afhankelijk van welk type vergrendeling is ingeschakeld.
Als u de optie ontgrendelen met vingerafdruk hebt ingeschakeld, fungeert de
schermvergrendeling met patroon, pincode of wachtwoord als een alternatieve
ontgrendelingsmethode. Als u andere schermvergrendelingstypen selecteert, worden alle
vingerafdrukinstellingen gewist.
U kunt met uw vingerafdruk het apparaat snel ontgrendelen. U kunt deze functie pas
gebruiken als u een vingerafdruk hebt geregistreerd en als u deze functie in
Vingerafdrukbeheer hebt ingeschakeld. Zie
meer details over het registreren van vingerafdrukken.
Vingerafdrukfuncties zijn niet beschikbaar in de VS.
Ontgrendelen via vingerafdruk inschakelen
1
Tik in het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging >
Vingerafdrukbeheer.
3
Bevestig indien gevraagd uw patroon, pincode of wachtwoord.
4
Voer de instructies op uw apparaat uit om een vingerafdruk te registreren.
Het apparaat ontgrendelen met uw vingerafdruk
•
Als de schermvergrendeling is geactiveerd, plaatst u uw vinger op de aan-uitknop
zodat het apparaat uw vingerafdruk kan scannen en het scherm kan
ontgrendelen. Zorg dat u een vinger gebruikt die u in Vingerafdrukbeheer hebt
geregistreerd.
Vingerafdrukbeheer
op pagina 13 voor
Als het u na
kunt u het reservepatroon, de reservepincode of het reservewachtwoord gebruiken.
vijf pogingen niet is gelukt om het scherm met uw vingerafdruk te ontgrendelen,
Een vergeten schermvergrendeling opnieuw instellen
Als u de pincode, het wachtwoord of het patroon voor de schermvergrendeling bent
vergeten, kunt u deze opnieuw instellen met de service Protection by my Experia. Er gaat
geen inhoud op uw apparaat verloren nadat u de schermvergrendeling opnieuw hebt
ingesteld met deze service.
Een verloren apparaat terugvinden
Zie
Xperia wilt activeren.
Schermvergrendeling opnieuw instellen met Protection by my Xperia
1
U moet de gebruikersnaam en het wachtwoord voor uw Google™-account weten
en de service Protection by my Xperia moet op uw apparaat zijn ingeschakeld.
2
Ga naar
3
Meld u aan met hetzelfde Google™-account waarmee u uw apparaat hebt
myxperia.sonymobile.com
ingesteld.
4
Klik onder Uw apparaten op de afbeelding van uw apparaat.
5
Selecteer Vergrendelen of PIN2-code wijzigen om de huidige
schermvergrendeling te vervangen door een nieuwe pincode.
6
Volg de instructies op het scherm voor Protection by my Xperia.
Afhankelijk
schermvergrendeling opnieuw hebt ingesteld. U moet de gebruikersnaam en het wachtwoord
voor uw Google™-account invoeren voordat u het apparaat kunt gebruiken.
van de beveiligingsinstellingen, kan uw apparaat worden vergrendeld als u de
op pagina 20 als u de service Protection by my
op een apparaat met internetverbinding.
Vingerafdrukbeheer
Voordat u de Vingerafdruksensor gebruikt, controleert u of de sensor schoon is en
zichtbaar vocht.
Vingerafdrukbeheer registreert gegevens over vingerafdrukken die kunnen worden
gebruikt als extra beveiligingsmethode voor het ontgrendelen van het apparaat of om
aankopen te verifiëren. U mag maximaal vijf vingerafdrukken registreren op het apparaat.
Vingerafdrukfuncties zijn niet beschikbaar in de VS.
Voor de eerste keer een vingerafdruk registreren
1
Tik in het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging >
Vingerafdrukbeheer.
3
Volg de instructies op het scherm om de registratie van de vingerafdruk te
voltooien.
Stel een patroon, PIN of wachtwoord in als schermvergrendeling als u dit nog niet hebt
gedaan. Zie
schermvergrendeling.
De vingerafdruksensor bevindt zich op de aan-uitknop en niet op het scherm van uw
apparaat. Voordat u de Vingerafdruksensor gebruikt, controleert u of de sensor schoon is en
vrij is van zichtbaar vocht.
Extra vingerafdrukken registreren
1
Tik in het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging >
Vingerafdrukbeheer
3
Bevestig uw patroon, PIN of wachtwoord.
4
Tik op en volg de instructies op het scherm.
Schermvergrendeling
.
op pagina 11 voor meer informatie over het instellen van een
Een geregistreerde vingerafdruk verwijderen
1
Tik in het
2
Ga naar en tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging >
Startscherm
Vingerafdrukbeheer
3
Tik op de geregistreerde vingerafdruk en tik op Verwijderen > Verwijderen.
.
op
.
De naam van een geregistreerde vingerafdruk wijzigen
1
Tik in het Startscherm op
2
Ga naar en tik op
Instellingen
.
>
Vergrendelingsscherm & beveiliging
>
Vingerafdrukbeheer.
3
Tik op een geregistreerde vingerafdruk in de lijst en voer vervolgens een naam in
voor de vingerafdruk.
4
Tik op OK.
Het apparaat automatisch ontgrendelen
Met de functie Smart Lock kunt u het apparaat eenvoudiger ontgrendelen, doordat u
kunt instellen dat het apparaat in bepaalde situaties automatisch wordt ontgrendeld. U
kunt het apparaat ontgrendeld houden als het bijvoorbeeld is verbonden met een
Bluetooth®-apparaat of als u het met u meedraagt.
Voer de volgende stappen in deze volgorde uit om het apparaat automatisch te kunnen
ontgrendelen:
•
Zorg dat het apparaat beschikt over een geactiveerde internetverbinding. bij voorkeur
een Wi-Fi®-verbinding om kosten voor dataverkeer te beperken.
•
Zorg dat alle apps worden bijgewerkt met de applicatie Play Store™. Op deze manier
bent u er zeker van dat de serviceapp Google Play™ wordt bijgewerkt. Als de serviceapp
Google Play™ up-to-date is, weet u zeker dat u beschikt over de nieuwste functies van
Smart Lock.
•
Schakel Smart Lock in.
•
Stel in wanneer het apparaat automatisch moet ontgrendelen.
•
De functie Smart Lock is ontwikkeld door Google™ en de precieze functionaliteit kan
veranderen vanwege updates van de kant van Google™.
De functie Smart Lock is mogelijk niet in alle markten, landen of regio's beschikbaar.
Smart Lock inschakelen
1
Stel een patroon, pincode of wachtwoord in als schermvergrendeling als u dit nog
niet hebt gedaan.
2
Tik in het Startscherm op .
3
Ga naar en tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging > Trustagents.
4
Tik op de schuifregelaar Smart Lock (Google) om de functie in te schakelen.
5
Tik op de pijl-terug naast Trust-agents.
6
Tik vervolgens op Smart Lock.
7
Voer uw patroon, pincode of wachtwoord in. Telkens als u de Smart Lockinstellingen wilt wijzigen, moet deze schermvergrendeling worden ingevoerd.
8
Selecteer een Smart Lock-type.
Instellen wanneer het apparaat automatisch ontgrendeld moet blijven
Via de volgende instellingen van Smart Lock kunt u instellen dat het apparaat
ontgrendeld blijft:
•
Vertrouwde apparaten – houd het apparaat ontgrendeld als een vertrouwd Bluetooth®-
of NFC-apparaat is verbonden.
•
Vertrouwde plaatsen – houd het apparaat ontgrendeld als u zich op een vertrouwde
locatie bevindt.
•
Lichaamsdetectie – houd het apparaat ontgrendeld als u het bij u draagt.
•
Vertrouwd gezicht
•
Vertrouwde stem – stel spraakherkenning in om in schermen te zoeken of het apparaat
te ontgrendelen wanneer het geluid overeenkomt met uw spraakmodel.
U moet u het apparaat handmatig ontgrendelen als u het gedurende vier uur niet hebt
gebruikt of als u het opnieuw hebt opgestart.
– ontgrendel de telefoon door ernaar te kijken.
Verbinding maken met vertrouwde Bluetooth®-apparaten
U kunt een verbonden Bluetooth®-apparaat aanmerken als een vertrouwd apparaat. Het
Xperia™-apparaat blijft dan ontgrendeld terwijl het met het andere apparaat verbonden
is. Als u regelmatig verbinding maakt met bepaalde Bluetooth®-apparaten, bijvoorbeeld
een luidspreker in de auto of een thuisbioscoop, een Bluetooth®-horloge of
fitnesstracker, kunt u deze toevoegen als vertrouwde apparaten en de extra beveiliging
van het vergrendelde scherm omzeilen om tijd te sparen. Deze functie is met name
handig als u deze apparaten normaal gesproken op een relatief veilige plek gebruikt. In
bepaalde gevallen moet u het apparaat toch handmatig ontgrendelen voordat een
vertrouwd apparaat kan worden aangesloten.
Het wordt niet aanbevolen apparaten die onafgebroken verbonden
Bluetooth®-toetsenborden of -hoezen, aan te merken als vertrouwde apparaten.
Zodra een vertrouwd Bluetooth®-apparaat wordt uitgeschakeld of buiten bereik raakt, wordt
het scherm vergrendeld en dient u een pincode, patroon of wachtwoord in te voeren om het te
ontgrendelen.
Een vertrouwd Bluetooth®-apparaat toevoegen
1
Zorg dat het apparaat is gekoppeld en verbonden met het Bluetooth®-apparaat
dat u wilt toevoegen als vertrouwd apparaat.
2
Tik vervolgens op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging > Smart
Lock >Vertrouwd apparaat toevoegen > Bluetooth.
3
Tik op een apparaatnaam om dit apparaat uit de lijst met verbonden apparaten te
selecteren. In deze lijstverschijnen uitsluitend gekoppelde apparaten.
4
Afhankelijk van de beveiliging van de verbinding moet u het apparaat eventueel
handmatig ontgrendelen, voordat het vertrouwde apparaat dit kan ontgrendelen.
Ga naar en tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging > Smart
Lock > Vertrouwde apparaten.
3
Tik op het apparaat dat u wilt verwijderen.
4
Tik op Vertrouwd apparaat verwijderen.
Zorgen dat u veilig bent bij het gebruik van vertrouwde apparaten
Verschillende Bluetooth®-apparaten ondersteunen verschillende Bluetooth®standaarden en beveiligingsmogelijkheden. De mogelijkheid bestaat dat iemand uw
Xperia™-apparaat ontgrendeld houdt door uw Bluetooth®-verbinding te imiteren, zelfs
als het vertrouwde apparaat niet meer in de buurt is. Het apparaat kan niet altijd bepalen
of een verbinding beveiligd is tegen imitatie.
Als het apparaat niet kan bepalen of u een beveiligde verbinding gebruikt, verschijnt op
het Xperia™-apparaat een melding en moet u het eventueel handmatig ontgrendelen,
voordat het vertrouwde apparaat het ontgrendeld kan houden.
Het verbindingsbereik van Bluetooth® is afhankelijk van factoren als het apparaatmodel, het
verbonden Bluetooth®-apparaat en de omgeving. Afhankelijk van deze factoren kunnen
Bluetooth®-verbindingen functioneren over een afstand van wel honderd meter.
Verbinding maken met vertrouwde plaatsen
Als de functie vertrouwde plaatsen is ingesteld, wordt de beveiliging van het
vergrendelingsscherm op het Xperia™-apparaat uitgeschakeld als u zich in een
aangewezen vertrouwde locatie bevindt. Deze functie werkt alleen als u een
internetverbinding hebt (bij voorkeur via Wi-Fi®) en het apparaat toestemming heeft uw
actuele locatie te gebruiken.
U stelt vertrouwde plaatsen in door eerst te controleren of op het apparaat de
locatiemodus Hoge nauwkeurigheid of de locatiemodus Energiebesparing is
ingeschakeld. Vervolgens voegt u de thuislocatie of andere locaties toe.
De exacte afmetingen van een vertrouwde locatie worden geschat en kunnen buiten de fysieke
grenzen van uw huis liggen, of ander gebieden die zijn toegevoegd als vertrouwde locaties.
Met deze functie blijft uw apparaat ontgrendeld binnen een straal van tachtig meter. Houd er
rekening mee dat locatiesignalen kunnen worden gerepliceerd of gemanipuleerd. Iemand met
toegang tot speciale apparatuur kan uw apparaat ontgrendelen.
Uw thuislocatie toevoegen
1
Tik in het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op
Instellingen
de locatieservices in te schakelen.
3
Tik op
Modus
, kies vervolgens de Locatiemodus
Accubesparing.
4
Tik in het Startscherm op .
5
Tik vervolgens op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging > Smart
Lock >Vertrouwde plaatsen > Startscherm.
Ga naar en tik op Instellingen > Locatie en tik vervolgens op de schuifregelaar om
de locatieservices in te schakelen.
3
Tik op Modus, kies vervolgens de Locatiemodus Grote nauwkeurigheid of
Accubesparing.
4
Tik in het Startscherm op .
5
Ga naar en tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging > Smart
Lock > Vertrouwde plaatsen.
6
Selecteer uw thuislocatie.
7
Tik op Bewerken.
8
Voer in de zoekbalk de locatie in die u als thuislocatie wilt gebruiken.
Als er andere woningen hetzelfde adres hebben, voegt u de daadwerkelijke locatie van uw
woning binnen het gebouwencomplex toe als een aangepaste plaats.
Uw thuislocatie verwijderen
1
Tik in het Startscherm op
2
Ga naar en tik op Instellingen > Locatie en tik vervolgens op de schuifregelaar om
de locatieservices in te schakelen.
3
Tik op Modus, kies vervolgens de Locatiemodusinstelling Grote nauwkeurigheid
of Accubesparing.
4
Tik in het
5
Tik vervolgens op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging > Smart
Lock >Vertrouwde plaatsen
6
Tik op Deze locatie uitschakelen.
Startscherm
op .
.
>
Startscherm
.
Aangepaste locaties gebruiken
U kunt elke locatie toevoegen als een vertrouwde, aangepaste plaats waar het apparaat
ontgrendeld kan blijven.
Een aangepaste plaats toevoegen
1
Tik in het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op
de locatieservices in te schakelen.
3
Tik op
Modus
Accubesparing.
4
Tik in het
5
Ga naar en tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging > Smart
Lock
6
Tik op Vertrouwde plaats toevoegen.
7
Tik op
vertrouwde, aangepaste plaats.
8
U kunt ook een andere locatie invoeren, op het vergrootglaspictogram tikken en
het adres invoeren. De ingevoerde locatie wordt gezocht. Tik op het voorgestelde
adres als u dit wilt gebruiken.
9
U stelt de locatie nauwkeurig in door op de pijl-terug naast het adres te tikken.
Sleep vervolgens de locatienaald naar de gewenste locatie en tik op Deze locatie
Ga naar en tik op Instellingen > Locatie en tik vervolgens op de schuifregelaar om
de locatieservices in te schakelen.
3
Tik op Modus, kies vervolgens de Locatiemodusinstelling Grote nauwkeurigheid
of Accubesparing.
4
Tik in het Startscherm op .
5
Ga naar en tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging > Smart
Lock > Vertrouwde plaatsen.
6
Tik op de plaats die u wilt bewerken.
7
Tik op Adres bewerken.
8
Voer een andere locatie in door op het vergrootglas te tikken en het adres in te
voeren. De ingevoerde locatie wordt gezocht. Tik op het voorgestelde adres als u
dit wilt gebruiken.
9
U stelt de locatie nauwkeurig in door op de pijl-terug naast het adres te tikken.
Sleep vervolgens de locatienaald naar de gewenste locatie en tik op Deze locatie
selecteren.
Een aangepaste plaats verwijderen
1
Tik in het Startscherm op
2
Ga naar en tik op Instellingen > Locatie en tik vervolgens op de schuifregelaar om
de locatieservices in te schakelen.
3
Tik op Modus, kies vervolgens de Locatiemodus Grote nauwkeurigheid of
Accubesparing
4
Tik in het Startscherm op .
5
Ga naar en tik op
Lock > Vertrouwde plaatsen.
6
Selecteer de plek die u wilt verwijderen.
7
Tik op Verwijderen.
.
Instellingen
.
>
Vergrendelingsscherm & beveiliging
>
Smart
Het apparaat ontgrendeld houden terwijl u het bij u draagt
Met de functie Lichaamsdetectie blijft het apparaat ontgrendeld als u het meeneemt in
uw hand, broekzak of tas. Als de versnellingsmeter van het apparaat detecteert dat het
toestel wordt meegenomen, blijft het ontgrendeld. Het apparaat wordt vergrendeld als de
versnellingsmeter merkt dat het apparaat wordt neergelegd.
Let op de volgende acties als u de functie Lichaamdetectie gebruikt:
•
Telkens wanneer u het apparaat neerlegt en het apparaat detecteert dat het niet meer
wordt meegedragen, wordt het apparaat automatisch vergrendeld.
•
Het kan een minuut duren voordat het wordt vergrendeld.
•
Als u in een auto, bus, trein of ander voertuig stapt, kan het vijf tot tien minuten duren
voordat het apparaat wordt vergrendeld.
•
Let op dat als u aan boord van een vliegtuig of boot gaat (of een ander niet-landvoertuig),
het apparaat wellicht niet automatisch wordt vergrendeld. Indien nodig vergrendelt u het
apparaat handmatig.
•
Als u het apparaat weer oppakt of uit het voertuig stapt, ontgrendelt u het apparaat en
vervolgens blijft het ontgrendeld zolang u het bij u draagt.
De functie Lichaamsdetectie kan niet onderscheiden wie het apparaat heeft opgepakt. Als u
uw apparaat aan iemand anders geeft terwijl het is ontgrendeld met Lichaamsdetectie, blijft het
apparaat bij de andere gebruiker ontgrendeld. Vergeet niet dat Lichaamsdetectie als
beveiligingsfunctie minder veilig is dan een patroon, pincode of wachtwoord.
Lichaamdetectie in- of uitschakelen
1
Tik in het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging > Smart
Lock > Lichaamsdetectie.
3
Tik op de schuifregelaar om de functie in of uit te schakelen.
U kunt elke SIM-kaart die u in uw apparaat gebruikt, vergrendelen en ontgrendelen met
een pincode (persoonlijkidentificatienummer). Als een SIM-kaart is vergrendeld, is het
bijbehorende abonnement beschermd tegen ongeoorloofd gebruik. Telkens wanneer u
uw apparaat inschakelt, moet u dus een pincode invoeren.
Als u uw pincode te vaak onjuist invoert, wordt de SIM-kaart geblokkeerd. U moet dan
de PUK-code (Personal Unblocking Key) en een nieuwe pincode invoeren. U ontvangt de
pincode en de PUK-code van uw netwerkoperator.
Een SIM-kaartblokkering instellen of opheffen
1
Tik in het startscherm op
2
Ga naar en tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging > SIMkaartvergrendeling instellen.
3
Tik op de schuifregelaar SIM vergrendelen om de SIM-kaartblokkering in of uit te
schakelen.
4
Voer de pincode voor de SIM-kaart in en tik op OK. De SIM-kaartblokkering is nu
actief en telkens wanneer u het apparaat opnieuw start, wordt u gevraagd om de
pincode in te vullen.
De pincode van de SIM-kaart wijzigen
1
Tik in het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op
kaartvergrendeling instellen.
3
Tik op
SIM PIN-code wijzigen
4
Voer de oude pincode voor de SIM-kaart in en tik op OK.
5
Voer de nieuwe pincode voor de SIM-kaart in en tik op OK.
6
Voer de nieuwe pincode voor de SIM-kaart opnieuw in en tik op OK.
Instellingen
.
>
Vergrendelingsscherm & beveiliging
.
>
SIM-
Een geblokkeerde simkaart ontgrendelen met een pukcode
1
Voer de pukcode in en tik op
2
Voer een nieuwe pincode in en tik op .
3
Voer de nieuwe pincode nogmaals in en tik op
Als u te vaak een onjuiste pukcode hebt ingevoerd, kunt u contact opnemen met uw
netwerkprovider voor een nieuwe simkaart.
Het
identificatienummer van uw apparaat zoeken
Uw apparaat heeft een uniek identificatienummer. Dit nummer wordt de IMEI
(International Mobile Equipment Identity) genoemd. Zorg dat u een kopie van dit nummer
bewaart. U kunt dit bijvoorbeeld nodig hebben als u de ondersteuningsdienst Xperia™
Care gebruikt om uw apparaat te registreren. En als uw apparaat wordt gestolen, kunnen
sommige netwerkproviders uw IMEI-nummer gebruiken om ervoor te zorgen dat het
apparaat geen toegang meer krijgt tot het netwerk in uw land of regio.
Open de klep voor de Nano-Simkaart en de sleuf van de geheugenkaart.
2
Plaats een vingernagel of ander voorwerp met een lange, dunne punt onder de
rand van de etiketlade en trek de lade naar buiten. Het IMEI-nummer wordt
weergegeven op de etiketlade.
Om het IMEI-nummer de weer te geven, kunt u tevens de telefoonkiezer op het apparaat
openen en *#06# invullen.
Uw IMEI-nummer weergeven via de apparaatinstellingen
1
Tik in het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Instellingen > Over de telefoon > Status > IMEI-informatie.
Een verloren apparaat terugvinden
Als u een Google™-account hebt, kan de webservice 'Protection by my Xperia' u helpen
uw apparaat terug te vinden, mocht u het hebben verloren. Als u deze service hebt
ingeschakeld op uw apparaat kunt u:
•
Uw apparaat op een kaart lokaliseren.
•
Een alarm laten afgaan dat zelfs in de modus Niet storen werkt.
•
Het apparaat op afstand vergrendelen en uw contactgegevens op het apparaat
weergeven voor de persoon die het apparaat heeft gevonden.
•
Als laatste redmiddel: het interne en externe geheugen van uw apparaat op afstand
wissen.
Als u met de webservice 'Protection by my Xperia' het interne geheugen hebt gewist, moet u
zich, de volgende keer dat u dit apparaat inschakelt, u aanmelden met een Google™-account
dat eerder met dit apparaat is gesynchroniseerd.
De service 'Protection by my Xperia' is mogelijk niet in alle landen of regio's beschikbaar.
Protection by my Xperia activeren
1
Controleer of u over een actieve gegevensverbinding beschikt, en schakel
locatieservices op uw apparaat in.
2
Tik in het Startscherm op .
3
Ga naar en tik op Instellingen > Vergrendelingsscherm & beveiliging >
Bescherming door my Xperia > Activeren.
4
Vink het selectievakje aan om de voorwaarden en bepalingen van de service te
accepteren en tik vervolgens op Accepteren.
5
Als daarom wordt gevraagd, meldt u zich aan bij uw Google™-account of maakt u
een nieuw account als u er nog geen hebt.
6
Om te controleren of Protection by my Xperia uw apparaat kan lokaliseren, gaat u
myxperia.sonymobile.com
naar
en meldt u zich aan met het Google™-account
dat u voor uw apparaat gebruikt.
Als u een apparaat met meerdere gebruikers deelt, is de service Protection by my Xperia alleen
beschikbaar voor de gebruiker die als eigenaar is aangemeld.
Een verloren apparaat zoeken met behulp van Android™apparaatbeheer
Google™ biedt een locatie- en beveiligingswebservice die Android™-apparaatbeheer
heet. U kunt deze service gebruiken in combinatie met, of als alternatief voor, de my
Xperia service. Als u uw apparaat verliest, kunt u Android™-apparaatbeheer gebruiken
om:
•
naar de locatie van uw apparaat te zoeken en deze te tonen.
•
uw apparaat te bellen of vergrendelen, alles om uw apparaat te wissen, of een
telefoonnummer toe te voegen aan uw vergrendelingsscherm.
Ga voor meer informatie over Android™-apparaatbeheer naar
Android™-apparaatbeheer werkt niet als uw apparaat is uitgeschakeld of als het geen
verbinding heeft met het internetinternet. De service van Android™-apparaatbeheer is mogelijk
niet in alle landen of regio's beschikbaar.
Android™-apparaatbeheer activeren
1
Als u een apparaat met meerdere gebruikers deelt, zorg dan dat u bent
aangemeld als de eigenaar.
2
Controleer of u over een actieve gegevensverbinding beschikt en of locatieservices
op uw apparaat zijn ingeschakeld.
3
Tik in het Startscherm op
4
Ga naar en tik op
5
Tik op de schuifregelaars naast Dit apparaat op afstand lokaliseren en Op
afstand vergrendelen en wissen toestaan
6
Accepteer de voorwaarden door op Activeren te tikken als u hierom wordt
gevraagd.
7
Ga naar
account om te controleren of Android™-apparaatbeheer uw apparaat kan vinden
nadat u de service hebt geactiveerd.
Naar boven of naar beneden bladeren door een lijst.
•
Naar links of naar rechts bladeren, bijvoorbeeld tussen vensters van het startscherm.
•
Naar links of rechts vegen om meer opties te zien.
Vegen
•
Blader snel, bijvoorbeeld in een lijst of een webpagina. U kunt het bladeren stoppen door
op het scherm te tikken.
Het scherm vergrendelen en ontgrendelen
Wanneer uw apparaat is ingeschakeld en gedurende een bepaalde periode inactief is,
wordt het scherm verduisterd om batterijstroom te besparen en wordt het scherm ook
automatisch vergrendeld. Deze vergrendeling voorkomt dat u per ongeluk ongewenste
bewerkingen uitvoert op het aanraakscherm wanneer u de telefoon niet gebruikt.
Wanneer u het apparaat koopt, is er al een basisveegvergrendeling ingesteld. Dit
betekent dat u op het scherm omhoog of naar links moet vegen om het te ontgrendelen.
U kunt de beveiligingsinstellingen later wijzigen en andere typen vergrendeling
toevoegen. Zie
Wanneer het scherm actief is, drukt u kort op de aan/uit-knop .
2
U kunt ook dubbeltikken op een leeg gedeelte van het startscherm. Als u deze
functie wilt inschakelen, raakt u een willekeurig gebied in het startscherm aan en
houdt u het even vast totdat het apparaat trilt. Vervolgens tikt u op en tikt u op
de schuifregelaar naast Dubbeltikken om te slapen.
Startscherm
Het startscherm is het beginpunt voor het gebruik van uw apparaat. Het is vergelijkbaar
met het bureaublad op een computerscherm. Uw startscherm kan maximaal twintig
deelvensters bevatten, die groter zijn dan de normale breedte van de schermweergave.
Het aantal deelvensters in het startscherm wordt aangegeven met een reeks stippen
onder aan het startscherm. De gemarkeerde stip toont het deelvenster dat momenteel
wordt weergegeven.
1Welkom bij de Xperia™-widget: tik om de widget te openen en selecteer een taak zoals het kopiëren
van inhoud van het oude apparaat of het instellen van Xperia™-services
2Stippen: geven het aantal deelvensters in het startscherm aan
Ga naar de startpagina
•
Druk op .
Door het startscherm bladeren
Deelvensters van het startscherm
U kunt nieuwe vensters toevoegen aan uw startscherm (maximaal twintig vensters) en
vensters verwijderen. U kunt tevens het venster instellen dat u wilt gebruiken als het
hoofdvenster voor het startscherm.
Een deelvenster instellen als het hoofdvenster van het startscherm
1
Raak een gebied in het startscherm aan en houd het even vast tot het apparaat
trilt.
2
Veeg naar links of naar rechts om naar het deelvenster te bladeren dat u wilt
instellen als hoofdvenster van het startscherm en tik vervolgens linksboven in het
scherm op
Als u het meest linkse deelvenster reserveert voor Google Zoeken en Now, kan het
hoofdvenster van het startscherm niet meer worden gewijzigd. Zie
pagina 118 voor meer informatie.
.
Google Zoeken en Now
op
Een deelvenster toevoegen aan het startscherm
1
Raak een gebied in het startscherm aan en houd het even vast tot het apparaat
trilt.
2
Veeg helemaal naar rechts of naar links om door de deelvensters te bladeren en
tik vervolgens op .
Als u het meest linkse deelvenster reserveert voor de interface voor Google Zoeken en Now,
kunnen aan de linkerkant geen andere deelvensters meer worden toegevoegd. Zie
Zoeken en Now
op pagina 118 voor meer informatie.
Een deelvenster verwijderen van de startpagina
1
Houd een willekeurig gebied op het startscherm aangeraakt tot het apparaat trilt.
2
Veeg naar links of rechts om naar het deelvenster te gaan dat u wilt verwijderen en
tik op rechtsboven in de hoek van het deelvenster.
Instellingen startpagina
Een applicatie uitschakelen of verwijderen vanuit het startscherm
Als u een vooraf geïnstalleerde app uitschakelt, worden alle gegevens
app echter opnieuw inschakelen via Instellingen > Applicaties. Alleen gedownloade apps
kunnen volledig worden verwijderd.
1
Raak een gebied in het startscherm aan en houd het even vast tot het apparaat
trilt.
2
Veeg naar links of naar rechts om door de deelvensters te bladeren. Alle
applicaties die kunnen worden uitgeschakeld of verwijderd, worden aangeduid
.
met
3
Tik op de desbetreffende applicatie en tik vervolgens op Uitschakelen als het een
vooraf geïnstalleerde app op uw apparaat is of op VERWIJDEREN als u de app
zelf hebt gedownload.
verwijderd. U kunt de
Google
De grootte van pictogrammen op het startscherm aanpassen
1
Houd een willekeurig gebied op het startscherm aangeraakt totdat het apparaat
trilt en tik vervolgens op
2
Tik op Pictogramgrootte en selecteer vervolgens een optie.
Het scherm Toepassingen, dat u opent vanuit het startscherm, bevat de applicaties die
vooraf op uw apparaat zijn geïnstalleerd en de applicaties die u downloadt.
Alle applicaties op het scherm Toepassingen weergeven
1
Tik op uw startscherm op
2
Veeg naar links of rechts op het scherm Toepassingen.
.
De lijsten met aanbevolen apps in- of uitschakelen
De eerste keer dat u het applicatiescherm opent, krijgt u de mogelijkheid om lijsten met
aanbevolen apps in of uit te schakelen. U kunt deze functie ook later in- of uitschakelen
door de volgende stappen uit te voeren:
1
Raak een willekeurig gebied in het startscherm aan en houd het even vast totdat
het apparaat trilt. Tik vervolgens op
2
Tik op de schuifregelaar voor app-aanbevelingen.
Een applicatie openen vanuit het applicatiescherm
•
Als het applicatiescherm is geopend, veegt u naar links of rechts om de applicatie
te zoeken en tikt u vervolgens op de applicatie.
Een applicatie zoeken vanuit het applicatiescherm
1
Open het applicatiescherm en tik op
applicatiescherm of startscherm.
2
Voer de naam in van de applicatie die u wilt zoeken.
Applicaties rangschikken op het applicatiescherm
1
Wanneer het applicatiescherm is geopend, tikt u op
2
Tik op Apps sorteren en selecteer vervolgens een optie.
Een applicatiesnelkoppeling toevoegen aan het startscherm
1
Raak vanuit het applicatiescherm een applicatiepictogram aan en houd dit vast
totdat het scherm gaat trillen, sleep het pictogram vervolgens naar de bovenkant
van het scherm. Het startscherm wordt geopend.
2
Sleep het pictogram naar de gewenste locatie op het startscherm en laat het
vervolgens los.
.
Applicaties zoeken
.
of veeg omlaag in het
Een applicatie verplaatsen op het applicatiescherm
1
Open het applicatiescherm en tik op
2
Zorg dat Eigen volgorde is geselecteerd onder Apps sorteren.
3
Houd de applicatie aangeraakt tot het apparaat trilt. Sleep deze vervolgens naar
de nieuwe locatie.
Een applicatie uitschakelen of verwijderen vanuit het applicatiescherm
Als u een vooraf geïnstalleerde app uitschakelt, worden alle gegevens
app echter opnieuw inschakelen via Instellingen > Applicaties. Alleen gedownloade apps
kunnen volledig worden verwijderd.
Raak een gebied in het applicatiescherm aan en houd het even vast totdat het
apparaat trilt. Alle applicaties die kunnen worden uitgeschakeld of verwijderd,
worden vervolgens aangeduid met .
2
Tik op de desbetreffende applicatie en tik vervolgens op Uitschakelen als het een
vooraf geïnstalleerde app op uw apparaat is of op VERWIJDEREN als u de app
zelf hebt gedownload.
Navigeren door applicaties
U kunt tussen applicaties navigeren met de navigatietoetsen, de favorietenbalk en het
venster met onlangs gebruikte applicaties, waarmee u eenvoudig kunt schakelen tussen
alle onlangs gebruikte applicaties. De navigatietoetsen zijn de starttoets, de toets
Recente apps en de terug-toets. Bepaalde applicaties worden gesloten wanneer u op de
starttoets drukt om af te sluiten. Andere applicaties kunnen actief blijven op de
achtergrond of kunnen worden onderbroken. Als de applicatie wordt onderbroken of
actief is op de achtergrond, kunt u, de volgende keer wanneer u de applicatie opent,
doorgaan waar u gebleven was.
1Venster met onlangs gebruikte applicaties – Open een onlangs gebruikte applicatie
2Toets Recente apps – Open het venster met onlangs gebruikte applicaties en de favorietenbalk
3Starttoets – Sluit een applicatie af en ga terug naar het startscherm
4Terug-toets – Ga terug naar het vorige scherm binnen een applicatie of sluit de applicatie
Het venster met onlangs gebruikte toepassingen openen
•
Druk op .
Alle recent gebruikte applicaties sluiten
•
Tik op en tik vervolgens op .
Een menu in een applicatie openen
•
Druk tijdens het gebruik van de applicatie op .
Niet in alle applicaties is een menu beschikbaar.
Widgets
Widgets zijn kleine applicaties die u direct op uw startscherm kunt gebruiken. Ze werken
tevens als snelkoppelingen. Met de widget Weer kunt u bijvoorbeeld basisinformatie over
het weer direct op uw startscherm bekijken. Wanneer u op de widget tikt, wordt de
volledige applicatie Weer geopend. U kunt meer widgets downloaden via Google Play™.
Raak een leeg gebied in het Startscherm aan en houd het even vast tot het
apparaat trilt. Tik vervolgens op Widgets.
2
Tik op de widget die u wilt toevoegen.
De afmetingen van een widget wijzigen
1
Raak een widget aan en houd deze even vast tot het apparaat trilt. Laat de widget
vervolgens los. Als de afmetingen van de widget kunnen worden gewijzigd,bijvoorbeeld van de widget Agenda, worden een gemarkeerd kader en punten
voor het wijzigen van het formaat weergegeven.
2
Sleep de punten naar binnen of naar buiten om de widget kleiner of groter te
maken.
3
Tik op een willekeurige plaats in het Startscherm om de nieuwe afmetingen van
de widget te bevestigen.
Een widget verplaatsen
•
Houd de widget aangeraakt tot het apparaat trilt. Sleep deze vervolgens naar de
nieuwe locatie.
Een widget verwijderen
•
Houd de widget aangeraakt tot het apparaat trilt. Sleep deze vervolgens naar
Verwijderen van startscherm.
Snelkoppelingen en mappen
Gebruik snelkoppelingen en mappen voor het beheren van uw applicaties en om uw
startscherm overzichtelijk te houden.
1Open een applicatie met een snelkoppeling
2Open een map met applicaties
Een applicatiesnelkoppeling toevoegen aan het startscherm
1
Raak een leeg gebied in het Startscherm aan en houd dit even vast.
2
Tik in het instelmenu op Widgets > Snelkoppelingen.
3
Blader door de lijst en selecteer een applicatie. De geselecteerde applicatie wordt
toegevoegd aan het Startscherm.
Een item op het startscherm verplaatsen
•
Houd het item aangeraakt tot het apparaat trilt. Sleep het item vervolgens naar de
nieuwe locatie.
Een item van de startpagina verwijderen
•
Houd het item aangeraakt tot het apparaat trilt. Sleep het item vervolgens naar
Verwijderen van startscherm boven aan het scherm.
Houd het pictogram of de snelkoppeling van een applicatie aangeraakt tot het
apparaat trilt; sleep het vervolgens naar het pictogram of de snelkoppeling van
een andere applicatie.
Items toevoegen aan een map op het startscherm
•
Houd een item aangeraakt tot het apparaat trilt. Sleep het item vervolgens naar de
map.
Een map op het startscherm hernoemen
1
Tik op de map om deze te openen.
2
Raak de titelbalk van de map aan om het veld Mapnaam weer te geven.
3
Voer de naam van de nieuwe map in en tik op Gereed.
Achtergrond en thema's
U kunt het startscherm aanpassen aan uw eigen stijl met achtergronden en thema's.
De achtergrond van uw startscherm wijzigen
1
Raak een leeg gebied in het Startscherm aan en houd het even vast tot het
apparaat trilt.
2
Tik op
Achtergrond
en selecteer een optie.
Een thema instellen
1
Raak een leeg gebied in het
apparaat trilt.
2
Tik op
Thema´s
3
Selecteer een optie en volg de instructies op uw apparaat.
Wanneer u een thema
.
wijzigt, wordt ook de achtergrond in sommige applicaties gewijzigd.
Startscherm
aan en houd het even vast tot het
Batterij- en energiebeheer
Uw apparaat beschikt over een ingebouwde batterij. U kunt het batterijverbruik in de
gaten houden en zien hoe veel stroom applicaties verbruiken. U kunt apps verwijderen
en een aantal energiebesparende modi activeren om meer uit de batterij te halen. U kunt
ook een schatting weergeven van hoe veel batterijvermogen nog over is en uw
instellingen aanpassen om de prestaties te verbeteren en uw batterij langer te laten
meegaan.
Uw batterijverbruik en de geschatte batterijduur weergeven
1
Tik in het
2
Tik vervolgens op Instellingen > Batterij. Er wordt een overzicht weergegeven met
het batterijpercentage en de geschatte batterijduur.
3
Tik op BATTERIJGEBRUIK WEERGEVEN voor een lijst met functies en services
die energie hebben verbruikt sinds u het apparaat voor het laatst hebt opgeladen.
Tik op een functie of service als u de details over het energieverbruik wilt bekijken.
Startscherm
op
.
U kunt energiebesparingsmodi
Weergeven hoeveel batterijvermogen door applicaties wordt verbruikt
1
Tik in het Startscherm op .
2
Tik vervolgens op Instellingen > Apps.
3
Selecteer een applicatie en bekijk het batterijverbruik onder Batterijverbruik.
configureren en activeren via Instellingen > Batterij.
29
Batterijoptimalisatie
Batterijoptimalisatie is een krachtige en handige ingebouwde modus die de gebruiksduur
van uw batterijaanzienlijk verlengt door het batterijgebruik te verminderen wanneer u het
apparaat of bepaalde apps niet gebruikt.
Dit wordt bereikt door netwerkactiviteit die batterijvermogen verbruiken, op te schorten.
Denk hierbij aan locatieservices, synchronisatie en Wi-Fi® -scannen op de achtergrond
wanneer u het apparaat al geruime tijd niet gebruikt heeft.
Telefoongesprekken en sms-berichten worden niet beïnvloed.
Specifieke applicaties van optimalisatie uitsluiten
1
Tik in het Startscherm op
2
Tik vervolgens op Instellingen > Batterij.
3
Tik op
en selecteer Accuoptimalisatie. U ziet een lijst met applicaties die niet
.
geoptimaliseerd zijn.
4
Als u applicaties aan de lijst wilt toevoegen of uit de lijstverwijderen, tikt u op Apps
en selecteert of deselecteert u een applicatie in de lijst om de instellingen voor
optimalisatie ervan aan te passen.
5
De lijst met applicaties die niet worden geoptimaliseerd, wordt conform uw
aanpassingen bijgewerkt.
U kunt ook Accuoptimalisatie configureren vanuit het Applicaties-menu door op te tikken.
Stroombesparingsmodi
Wanneer u langer met de batterij wilt doen, heeft u meerdere stroombesparingsmodi tot
uw beschikking:
STAMINAmodus
Ultra
STAMINAmodus
Als u een apparaat met meerdere gebruikers deelt, moet u zich misschien aanmelden als de
eigenaar, d.w.z. de primaire gebruiker, om de energiebesparingsmodus in of uit te schakelen.
Schakelt GPS uit wanneer het scherm is uitgeschakeld en beperkt gegevensoverdracht op
de achtergrond. U kunt de STAMINA-modus verder aanpassen door een van de
verschillende STAMINA-niveaus te kiezen. wordt in de statusbalk weergegeven wanneer
deze modus actief is.
Beperkt de functionaliteit van het apparaat tot kerntaken zoals het voeren van
telefoongesprekken en versturen van sms-berichten. wordt in de statusbalk
weergegeven wanneer deze modus is geactiveerd.
STAMINA-modus activeren
1
Tik in het
2
Ga naar en tik op Instellingen > Batterij.
3
Tik op
Startscherm
STAMINA-modus
op .
en selecteer de gewenste optie.
wordt weergegeven op de statusbalk als STAMINA-modus actief is.
U kunt ook het percentage Automatisch starten naar wens aanpassen.
Ultra-STAMINA-modus activeren
1
Tik in het Startscherm op .
2
Tik vervolgens op Instellingen > Batterij.
3
Tik op Ultra STAMINA-modus en vervolgens op Activeren.
4
Bevestig om te activeren.
Uw startscherm wordt vervangen door het Ultra-STAMINA-startscherm en wordt in de
statusbalk weergegeven wanneer Ultra STAMINA-modus actief is.