Er zit plastic beschermfolie op het scherm. U moet de beschermfolie lostrekken voordat
u het aanraakscherm kunt gebruiken. Als u dat niet doet, werkt het aanraakscherm
mogelijk niet goed.
De micro-SIM-kaarten plaatsen
1
Steek een nagel in de opening tussen de cover van de micro-SIM-kaartsleuven en
het apparaat en maak de cover los.
2
Trek de micro-SIM-kaarthouders met de nagel naar buiten.
3
Plaats een micro-SIM-kaart in elke houder met de goudkleurige contacten op de
micro-SIM-kaart naar boven gericht.
4
Steek de micro-SIM-kaarthouders weer in het apparaat.
5
Plaats de cover van de micro-SIM-kaartsleuven terug.
Als u maar één SIM-kaart gebruikt voor uw apparaat, plaats deze dan in SIM-lade 1.
Een geheugenkaart plaatsen
1
Steek een nagel in de opening tussen de cover van de geheugenkaart en het
apparaat en maak de cover los.
2
Plaats de geheugenkaart in de daarvoor bestemde sleuf met de goudkleurige
contacten omlaag en druk de geheugenkaart naar binnen tot u een klik hoort.
3
Breng de cover van de geheugenkaartsleuf weer aan.
Verwijder de cover van de sleuf van de microsimkaart.
2
Trek de microsimkaarthouders eruit.
3
Verwijder de microsimkaarten.
4
Steek de microsimkaarthouders weer in het apparaat.
5
Plaats de cover van de sleuf van de microsimkaart terug.
De geheugenkaart verwijderen
1
Schakel het apparaat.
2
Verwijder het klepje van de geheugenkaartsleuf, en druk dan tegen de rand van de
geheugenkaart en laat deze vervolgens los om de geheugenkaart te verwijderen.
3
Trek de kaart naar buiten om deze volledig te verwijderen.
Uw apparaat voor de eerste keer inschakelen
De eerste keer dat u uw apparaat inschakelt, wordt er een setup wizard weergegeven
om u te helpen bij het instellen van basisinstellingen, het aanmelden bij een aantal
accounts, en het personaliseren van uw apparaat. Als u bijvoorbeeld een Sony
Entertainment Network-account hebt, kunt u zich hier aanmelden en het direct instellen.
En u kunt instellingen voor internet en Wi-Fi® downloaden.
U kunt de setup wizard ook later vanuit het Instellingenmenu openen.
Het apparaat inschakelen
Zorg dat de batterij minstens 30 minuten is opgeladen voordat u het apparaat voor de eerste
keer inschakelt.
Houd de aan/uit-toets ingedrukt totdat het apparaat gaat trillen.
2
Als uw scherm donker wordt, moet u kort op de aan-uittoets
drukken om het
scherm te activeren.
3
Voer de pincode in van uw simkaart wanneer hierom wordt gevraagd en tik
vervolgens op
4
Als het scherm is vergrendeld, plaatst u een vinger op het scherm en veeg u
.
omhoog of omlaag om het scherm te ontgrendelen.
5
Wacht even tot het apparaat start.
De pincode van uw simkaart wordt aanvankelijk door uw netwerkoperator geleverd, maar u
kunt deze later wijzigen in het menu Settings (Instellingen). Tik op als u een fout wilt
corrigeren tijdens het invoeren van de pincode van uw simkaart.
Het apparaat uitschakelen
1
Houd de aan-uitknop ingedrukt tot het optiemenu wordt weergegeven.
2
Tik in het optiemenu op
3
Tik op OK.
Het kan even duren voordat het apparaat uit gaat.
Uitschakelen
.
Waarom heb ik een Google™-account nodig?
Uw Xperia™-apparaat van Sony gebruikt het Android™-platform dat is ontwikkeld door
Google™. Een groot aantal verschillende Google™-applicaties en -services is bij
aankoop beschikbaar op uw apparaat, bijvoorbeeld Gmail™, Google Maps™,
YouTube™ en Google Play™, de online winkel voor het downloaden van Android™applicaties. Om het beste uit deze services te halen, hebt u een Google™-account
nodig. U heeft bijvoorbeeld een Google™-account nodig als u het volgende wilt:
•
Applicaties downloaden en installeren van Google Play™.
•
E-mail, contacten en de agenda synchroniseren.
•
Chatten met vrienden met de Hangouts™-applicatie.
•
Uw browsergeschiedenis en favorieten synchroniseren.
Ga naar
Google™.
www.sonymobile.com/support
voor meer informatie over Android™ en
Een Google™-account instellen op uw apparaat
1
Tik op het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Instellingen > Account toevoegen > Google.
3
Voer de stappen in de registratiewizard uit om een Google™-account te maken of
meld u aan als u al een account hebt.
U kunt zich ook aanmelden bij een Google™-account of er een maken vanuit de setup wizard
als u het apparaat voor het eerst opstart. Of u kunt online gaan en een account maken op
De batterij van het apparaat is bij aanschaf gedeeltelijk opgeladen. U kunt uw apparaat
blijven gebruiken wanneer deze wordt opgeladen. Lees meer over de batterij en het
verbeteren van de prestaties in
Uw apparaat opladen
1
Steek de stekker van de lader in een stopcontact.
2
Steek het ene uiteinde van de USB-kabel in de lader (of in de USB-poort van een
computer).
3
Steek het andere uiteinde van de kabel met het USB-symbool naar boven in de
micro-USB-poort op uw apparaat. Het meldingslampje gaat branden wanneer het
laden begint.
4
Wanneer het apparaat helemaal is opgeladen, koppelt u de kabel los van uw
apparaat door het recht naar buiten te trekken. Zorg ervoor dat u de connector
niet buigt.
Batterij- en stroombeheer
op pagina 115.
Als de batterij helemaal leeg is, kan het een paar minuten duren voordat het meldingslampje
gaat branden en het oplaadpictogram wordt weergegeven.
Status meldingslampje batterij
GroenDe batterij is voor meer dan 90% opgeladen
Knippert roodDe batterij laadt op en het oplaadniveau is minder dan 15%
OranjeDe batterij laadt op en het oplaadniveau is minder dan 90%
Blader snel, bijvoorbeeld in een lijst of een webpagina. U kunt het bladeren stoppen door
op het scherm te tikken.
Het scherm vergrendelen en ontgrendelen
Wanneer uw apparaat is ingeschakeld maar gedurende een bepaalde periode niet wordt
gebruikt, wordt het scherm verduisterd om de batterij te sparen; het scherm wordt
daarbij ook automatisch vergrendeld. Deze vergrendeling voorkomt dat u per ongeluk
ongewenste bewerkingen uitvoert op het aanraakscherm wanneer u de telefoon niet
gebruikt. Bij aankoop van uw apparaat is er al een eenvoudige schermvergrendeling met
behulp van vegen ingesteld. U moet dus op het scherm naar boven of beneden vegen
om het te ontgrendelen. U kunt de beveiligingsinstellingen zelf wijzigen en andere soorten
vergrendelingen toevoegen. Zie
Schermvergrendeling
op de pagina 37.
Het scherm activeren
•
Druk de toets kort in.
Het scherm vergrendelen
•
Wanneer het scherm actief is, drukt u kort op de aan-uitknop .
Startscherm
De Startscherm is het beginpunt voor het gebruik van uw apparaat. Het is vergelijkbaar
met het bureaublad op een computerscherm. Uw startscherm kan maximaal zeven
vensters bevatten, die groter zijn dan de normale breedte van de schermweergave. Het
aantal vensters van het startscherm wordt weergegeven door een reeks punten
bovenaan het startscherm. De gemarkeerde stip toont het venster waar u zich
momenteel in bevindt.
Ga naar de startpagina
•
Druk op .
Door het startscherm bladeren
Vensters startscherm
U kunt nieuwe vensters toevoegen aan uw startscherm (maximaal zeven vensters) en
vensters verwijderen. U kunt tevens het venster instellen dat u wilt gebruiken als het
hoofdvenster voor het startscherm.
Een venster instellen als het hoofdvenster van het startscherm
1
Houd een leeg gebied op het Startscherm aangeraakt tot het apparaat trilt.
2
Veeg naar links of rechts om te bladeren naar het venster dat u wilt instellen als
uw hoofdvenster van het startscherm, tik vervolgens op .
Een venster toevoegen aan het startscherm
1
Houd een leeg gebied op het Startscherm aangeraakt tot het apparaat trilt.
2
Veeg naar links of rechts om te bladeren door de vensters en tik op
Houd een leeg gebied op de Startscherm aangeraakt tot het apparaat trilt.
2
Veeg naar links of rechts om naar het venster te gaan dat u wilt verwijderen en tik
op .
Scherm Toepassingen
Het scherm Toepassingen, dat u opent vanuit het startscherm, bevat de applicaties die
vooraf op uw apparaat zijn geïnstalleerd en de applicaties die u downloadt.
Alle applicaties op het scherm Toepassingen weergeven
1
Tik op uw startscherm op .
2
Veeg naar links of rechts op het scherm Toepassingen.
Een applicatie openen vanuit het scherm Toepassingen
•
Veeg naar links of rechts om de applicatie te zoeken, tik vervolgens op de
applicatie.
Het schermmenu Toepassingen openen
•
Wanneer het scherm Toepassingen is geopend, sleept u de linker rand van het
scherm naar rechts.
Een applicatie verplaatsen op het scherm Toepassingen
1
Om het menu van het scherm Toepassingen te openen, sleept u de linker rand
van het scherm Toepassingen naar rechts.
2
Zorg dat Eigen volgorde is geselecteerd onder APPS WEERGEVEN.
3
Houd de applicatie aangeraakt tot hij groter wordt en het apparaat trilt. Sleep hem
vervolgens naar de nieuwe plek.
Een applicatiesnelkoppeling toevoegen aan het startscherm
1
Raak vanuit het scherm Toepassingen een applicatiepictogram aan en houd dit
vast totdat het scherm gaat trillen, sleep het pictogram vervolgens naar de
bovenkant van het scherm. Het startscherm wordt geopend.
2
Sleep het pictogram naar de gewenste locatie op het startscherm en laat uw
vinger vervolgens los.
Applicaties rangschikken op het applicatiescherm
1
Om het applicatiemenu te openen, sleept u de linkerrand van het applicatiescherm
naar rechts.
Vanuit het scherm Toepassingen naar een applicatie zoeken
1
Om het menu van het scherm Toepassingen te openen, sleept u de linker rand
van het scherm Toepassingen naar rechts.
2
Tik op Apps zoeken.
3
Voer de naam van de applicatie in waarnaar u wilt zoeken.
Een applicatie verwijderen vanuit het scherm Toepassingen
1
Om het schermmenu Toepassingen te openen, sleept u de linker rand van het
scherm Toepassingen naar rechts.
2
Tik op Verwijderen. Alle niet te installeren applicaties worden aangegeven met .
3
Tik op de applicatie die u wilt verwijderen en tik vervolgens op Verwijderen.
Navigeren door applicaties
U kunt tussen applicaties navigeren met de navigatietoetsen, de balk met kleine apps en
het venster met onlangs gebruikte applicaties, waarmee u eenvoudig kunt schakelen
tussen alle onlangs gebruikte applicaties. Bepaalde applicaties worden gesloten wanneer
u op de
achtergrond of kunnen worden gepauzeerd. Als de applicatie wordt gepauzeerd of actief
is op de achtergrond, kunt u, de volgende keer als u de applicatie opent, doorgaan waar
u gebleven was.
drukt om af te sluiten. Andere applicaties kunnen actief blijven op de
1Venster met onlangs gebruikte applicaties – Open een onlangs gebruikte applicatie
2Balk met kleine apps – Open een kleine app
3Taaknavigatietoets – Open het venster met onlangs gebruikte applicaties en de balk met kleine apps
4Navigatietoets startscherm – Sluit een applicatie af en ga terug naar het startscherm
5Navigatietoets terug – Ga terug naar het vorige scherm binnen een applicatie of sluit de applicatie
Het venster met onlangs gebruikte toepassingen openen
•
Druk op .
Een menu in een toepassing openen
•
Druk tijdens het gebruik van de toepassing op .
Niet in alle toepassingen is een menu beschikbaar.
Kleine apps
U kunt op elk gewenst moment snel toegang krijgen tot diverse kleine apps met de balk
kleine apps. Een kleine app beslaat slechts een klein gebied van uw scherm, dus u kunt
tegelijkertijd communiceren met een kleine app en een andere applicatie op hetzelfde
scherm. U kunt bijvoorbeeld een webpagina open hebben en vervolgens de kleine app
Rekenmachine erboven openen om berekeningen te maken. U kunt meer kleine apps
downloaden van Google Play™.
Een kleine app openen
1
Om de balk met kleine apps weer te geven drukt u op .
2
Tik op de kleine app die u wilt openen.
U kunt diverse kleine apps tegelijkertijd openen.
Een kleine app sluiten
•
Tik op op het venster van de kleine app.
Een kleine app downloaden
1
Tik vanuit de balk met kleine apps op
2
Zoek een kleine app op die u wilt downloaden en volg de aanwijzingen om het te
downloaden en de installatie af te ronden.
Een kleine app verplaatsen
•
Als de kleine app geopend is, houdt u de linkerbovenhoek aangeraakt en sleept u
hem naar de gewenste locatie.
Een kleine app minimaliseren
•
Als de kleine app geopend is, houdt u de linkerbovenhoek aangeraakt en sleept u
hem naar de rechterrand of naar de benedenrand van het scherm.
, op en vervolgens op .
De kleine apps opnieuw rangschikken in de balk met kleine apps
•
Raak een kleine app aan, houd deze vast en sleep het naar de gewenste positie.
Een Small App verwijderen uit de balk met Small Apps
•
Houd een Small App ingedrukt en sleep hem naar
Een eerder verwijderde kleine app herstellen
1
Open de balk met kleine apps en tik vervolgens op .
2
Houd de kleine app aangeraakt die u wilt herstellen en sleep hem naar de balk
met kleine apps.
Een widget toevoegen als small app
1
Druk op
2
Tik op > > .
3
Selecteer een widget.
4
Voer een naam voor de widget in, indien gewenst, en tik op OK.
om de balk met small apps weer te geven.
.
Widgets
Widgets zijn kleine applicaties die u direct op uw startscherm kunt gebruiken. Ze
functioneren tevens als snelkoppelingen. Met de widget Weer kunt u bijvoorbeeld
basisinformatie over het weer direct op uw startscherm bekijken. En wanneer u op de
widget tikt, wordt de volledige applicatie Weer geopend. U kunt meer widgets
downloaden via Google Play™.
Houd een leeg gebied op het Startscherm aangeraakt tot het apparaat trilt en tik
vervolgens op Widgets.
2
Tik op de widget die u wilt toevoegen.
De afmetingen van een widget wijzigen
1
Raak een widget aan en houd deze ingedrukt tot deze groter wordt en het
apparaat trilt. Laat de widget vervolgens los. Als de afmetingen van de widget
veranderd kunnen worden, zoals bijvoorbeeld de widget Agenda, verschijnen een
gemarkeerd kader en formaatpunten.
2
Sleep de punten naar binnen of naar buiten om de widget kleiner of groter te
maken.
3
Tik ergens op de Startscherm om de nieuwe afmetingen van de widget te
bevestigen.
Een widget verplaatsen
•
Raak de widget aan en houd deze ingedrukt tot hij groter wordt en het apparaat
trilt. Sleep het onderdeel vervolgens naar de nieuwe locatie.
Een widget verwijderen
•
Raak de widget aan en houd deze ingedrukt tot hij groter wordt en het apparaat
trilt. Sleep het onderdeel vervolgens naar
Een widget toevoegen aan het vergrendelingscherm
.
1
Als u het scherm wilt activeren, drukt u kort op de aan/uit-toets .
2
Veeg naar binnen vanaf het gebied linksboven van het scherm totdat
weergegeven, en tik hier vervolgens op.
3
Voer indien nodig uw pincode, patroon of wachtwoord in om het scherm te
ontgrendelen.
4
Zoek en tik op de widget die u wilt toevoegen.
5
Volg indien nodig de instructies op het scherm om het toevoegen van de widget af
te ronden.
wordt
Snelkoppelingen en mappen
Gebruik snelkoppelingen en mappen voor het beheren van uw applicaties en om uw
startscherm overzichtelijk te houden.
Houd een leeg gebied op het Startscherm aangeraakt tot het apparaat trilt en het
instelmenu wordt weergegeven.
2
Tik in het instelmenu op
3
Blader door de lijst met applicaties en selecteer een applicatie. De geselecteerde
Applicaties
.
applicatie wordt toegevoegd aan de Startscherm.
In stap 3 kunt u ook op
beschikbare lijst. Als u deze methode gebruikt voor het toevoegen van snelkoppelingen, laten
sommige van de beschikbare applicaties u een specifieke functionaliteit toevoegen aan de
snelkoppeling.
Snelkopp. tikken en vervolgens een applicatie selecteren in de
Een item verplaatsen op het startscherm
•
Raak een item aan en houd het ingedrukt tot het groter wordt en het apparaat trilt.
Sleep het item vervolgens naar de nieuwe locatie.
Een item verwijderen van de startpagina
•
Raak een item aan en houd het ingedrukt tot het groter wordt en het apparaat trilt.
Sleep het item vervolgens naar
.
Een map maken op het startscherm
•
Raak het pictogram of de snelkoppeling van een applicatie aan en houd het vast
tot het wordt vergroot en het apparaat trilt; sleep het vervolgens boven het
pictogram of de snelkoppeling van een applicatie en zet het daar neer.
Items toevoegen aan een map op het startscherm
•
Raak een item aan en houd het ingedrukt tot het groter wordt en het apparaat trilt.
Sleep het item vervolgens naar de map.
Een map op het startscherm hernoemen
1
Tik op de map om deze te openen.
2
Raak de titelbalk van de map aan om het veld Mapnaam weer te geven.
3
Voer de naam van de nieuwe map in en tik op Gereed.
Achtergrond en thema's
U kunt het startscherm aanpassen aan uw eigen stijl met achtergronden en verschillende
thema's. U kunt tevens de achtergrond op het vergrendelingscherm wijzigen.
Houd een leeg gebied op het Startscherm aangeraakt tot het apparaat trilt.
2
Tik op Achtergrond en selecteer een optie.
Een thema instellen
1
Houd een leeg gebied op het Startscherm aangeraakt tot het apparaat trilt.
2
Tik op Thema´s en selecteer een thema.
Als u een thema wijzigt, verandert ook de achtergrond in sommige applicaties.
De achtergrond voor het vergrendelingscherm wijzigen
1
Sleep de statusbalk omlaag en tik op .
2
Tik op Persoonlijk maken > Schermvergrendeling.
3
Selecteer een optie en volg vervolgens de instructies op het scherm voor het
wijzigen van uw achtergrond.
Een schermopname maken
U kunt stilstaande beelden maken van een scherm op uw apparaat als schermopname.
Schermopnames worden automatisch opgeslagen in Album.
Een schermopname maken
1
Houd de aan-uitknop en de volume-omlaagknop tegelijkertijd ingedrukt tot u een
klikgeluid hoort.
2
Wilt u de schermopname bekijken, sleep dan de statusbalk helemaal omlaag.
Status en meldingen
De pictogrammen in de statusbalk informeren u over zaken zoals nieuwe berichten en
agendameldingen, lopende activiteiten zoals bestandsdownloads, en statusinformatie
zoals batterijvermogen en signaalsterkte. U kunt de statusbalk omlaag slepen om het
meldingsvenster te openen en uw meldingen te verwerken.
U kunt ook dubbeltikken om het meldingsvenster te openen.
Actie ondernemen op een melding
•
Tik op de melding.
Een melding verwijderen van het meldingsvenster
•
Plaats uw vinger op een melding en veeg naar links of rechts.
Alle meldingen in het meldingsvenster wissen
•
Tik op
Alles wissen
.
Meldingslampje
Het meldingslampje informeert u over de batterijstatus en een aantal andere zaken. Een
wit knipperend lampje betekent bijvoorbeeld dat er een nieuw bericht of een gemist
gesprek is.
Afhankelijk van uw serviceprovider, netwerk en/of regio, kunnen sommige functies of diensten
die door sommige pictogrammen in deze lijst worden vertegenwoordigd al dan niet
beschikbaar zijn.
Meldingspictogrammen
De volgende meldingspictogrammen kunnen op het scherm worden weergegeven:
Nieuw e-mailbericht
Nieuw SMS-bericht of MMS-bericht
Nieuw voicemailbericht
Aanstaande agendagebeurtenis
Er wordt een nummer afgespeeld
Het apparaat is via een USB-kabel met een computer verbonden
Waarschuwingsbericht
Foutbericht
Gemist gesprek
Lopend gesprek
Gesprek in de wacht
Gesprekken doorverbinden is ingeschakeld
Een Wi-Fi®-verbinding is ingeschakeld en draadloze netwerken zijn beschikbaar
Identificeer muziektracks die u in uw omgeving hoort en krijg informatie over de
artiest en het album en eventuele andere informatie.
Gebruik YouTube™ om video's van overal ter wereld te delen en weer te geven.
Gebruik de ondersteuningsapplicatie voor toegang tot gebruikersondersteuning
op het apparaat. U hebt bijvoorbeeld toegang tot een gebruikershandleiding,
informatie voor het oplossen van problemen, tips en trucs.
Download en installeer nieuwe applicaties en updates.
Sommige applicaties worden niet door alle netwerken en/of mobiele aanbieders in alle
gebieden ondersteund.
Google Play™ is de officiële online Google-winkel voor het downloaden van applicaties,
spelletjes, muziek, films en boeken. Het bevat zowel gratis als betaalde applicaties.
Voordat u begint met het downloaden van Google Play™, moet u ervoor zorgen dat u
een werkende internetverbinding hebt, bij voorkeur via Wi-Fi®, om de kosten van
gegevensverkeer te beperken.
U moet een Google™-account hebben om Google Play™ te kunnen gebruiken. Google Play™
is mogelijk niet beschikbaar in alle landen of regio's.
Een applicatie downloaden van Google Play™
1
Tik op het Startscherm op .
2
Tik op Play Store.
3
Zoek een item dat u wilt downloaden door te bladeren door categorieën of via de
zoekfunctie.
4
Tik op het item waarvoor u de details wilt weergeven en volg de instructies om de
installatie te voltooien.
Sommige applicaties kunnen toegang nodig hebben tot gegevens, instellingen en diverse
functies op uw apparaat om goed te kunnen werken. Installeer en geef alleen toestemming aan
applicaties die u vertrouwt.
U kunt de verleende toestemmingen aan een gedownloade applicatie bekijken door op de
applicatie onder Instellingen > Apps te tikken.
Applicaties downloaden van andere bronnen
Wanneer uw apparaat is ingesteld om downloads toe te staan van andere bronnen dan
Google Play™, kunt u applicaties direct van andere websites downloaden door de
desbetreffende downloadinstructies te volgen.
Als u applicaties installeert van onbekende oorsprong of uit een onbetrouwbare bron, kan uw
apparaat beschadigd raken. Download alleen applicaties die afkomstig zijn van betrouwbare
bronnen. Neem contact op met de leverancier van de applicatie als u vragen hebt of
problemen ondervindt.
Het downloaden van applicaties van andere bronnen toestaan
1
Tik in het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op
3
Schakel het selectievakje Onbekende bronnen in.
4
Tik op OK.
Sommige applicaties kunnen toegang nodig hebben tot gegevens, instellingen en diverse
functies op uw apparaat om goed te kunnen werken. Installeer en geef alleen toestemming aan
applicaties die u vertrouwt.
U kunt de verleende toestemmingen aan een gedownloade applicatie bekijken door op de
applicatie onder Instellingen > Apps te tikken.
De Google Chrome™-webbrowser voor Android™-apparaten wordt voor de meeste
landen vooraf geïnstalleerd geleverd. Ga naar http://support.google.com/chrome en klik
op de link "Chrome for Mobile" voor meer gedetailleerde informatie over het gebruik van
deze webbrowser.
Bladeren met Google Chrome™
1
Tik in het Startscherm op
2
Tik op .
3
Voer een zoekterm of webadres in het zoek- en adresveld in en tik vervolgens op
Ga op het toetsenbord.
.
1Zoek- en adresveld
2Vernieuw de pagina
3Toegang tot browsertabbladen
4Geef help en opties weer
5Ga één pagina terug in de browsergeschiedenis
Instellingen voor internet en berichten
Als u toegang wilt hebben tot internet en multimediaberichten wilt versturen, moet u over
een mobiele gegevensverbinding met de juiste instellingen beschikken, ook wel APN
(Access Point Name)-instellingen genoemd. De APN identificeert het netwerk waarmee
een mobiel apparaat verbinding kan maken.
U kunt instellingen voor internet en berichten doorgaans downloaden wanneer u uw
apparaat voor het eerst instelt met een geplaatste simkaart. In andere gevallen kunnen
de instellingen vooraf worden geïnstalleerd. Indien dat niet het geval is, kunt u de
instellingen handmatig downloaden of toevoegen. Neem contact op met uw
netwerkoperator voor gedetailleerde informatie over de instellingen voor internet en
berichten.
Als u geen toegang kunt krijgen tot internet, wanneer u geen gegevensverbinding hebt of
geen multimediaberichten kunt versturen of ontvangen, kunt u proberen alle instellingen voor
internet en berichten te verwijderen en vervolgens weer toe te voegen.
Instellingen voor internet en berichten downloaden
1
Tik in het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Instellingen > Meer… > Internetinstellingen.
3
Selecteer de simkaart of simkaarten waarvoor u instellingen voor internet en
berichten wilt downloaden.
4
Tik op Accepteren.
Handmatig internetinstellingen toevoegen
1
Tik in het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Instellingen > Meer… > Mobiele netwerken.
3
Selecteer de simkaart waarvoor u de APN-instellingen wilt configureren.
4
Tik op Namen toegangspunten >
5
Tik op Naam en vul de naam in voor het netwerkprofiel dat u wilt maken.
6
Tik op APN en vul de naam van het toegangspunt in.
7
Vul alle overige informatie in die vereist is door uw netwerkaanbieder.
8
Als u klaar bent, tikt u op
, en vervolgens op Opslaan.
.
De huidige APN weergeven
1
Sleep de statusbalk omlaag en tik vervolgens op
2
Ga naar en tik op Meer… > Mobiele netwerken.
3
Selecteer de SIM-kaart waarvoor u het APN wilt weergeve.
4
Tik op Namen toegangspunten.
Als er meerdere verbindingen beschikbaar zijn, wordt de actieve netwerkverbinding
aangegeven met een geselecteerd keuzerondje.
.
Alle instellingen voor internet en berichten verwijderen
1
Tik in het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op
3
Selecteer de simkaart waarvoor u de instellingen wilt resetten.
4
Tik op
Namen toegangspunten
5
Tik op Standaardinstellingen. Alle internet- en berichtinstellingen worden
Instellingen
>
Meer…
>
Mobiele netwerken
en vervolgens op
.
.
verwijderd.
Wi-Fi®
Gebruik Wi-Fi®-verbindingen om op internet te surfen, applicaties te downloaden of emails te versturen en te ontvangen. Wanneer u verbinding hebt gemaakt met een WiFi®-netwerk, onthoudt uw apparaat het netwerk en maakt hier de volgende keer als u in
de buurt bent automatisch verbinding mee.
Sommige Wi-Fi®-netwerken vereisen dat u inlogt bij een webpagina voordat u toegang
krijgt. Neem contact op met de betreffende Wi-Fi®-netwerkbeheerder voor meer
informatie.
De signaalsterkte van Wi-Fi®-netwerken kan variëren. Door dichter naar het Wi-Fi®toegangspunt te gaan, wordt de signaalsterkte verhoogd.
Beschikbare Wi-Fi®-netwerken kunnen open of beveiligd zijn:
•
Open netwerken worden aangeduid met
•
Beveiligde netwerken worden aangeduid met naast de naam van het Wi-Fi®-netwerk.
Sommige Wi-Fi®-netwerken worden niet weergegeven in de lijst met beschikbare netwerken
omdat ze hun netwerknaam (SSID) niet uitzenden. Als u de naam van het netwerk kent, kunt u
het handmatig toevoegen aan uw lijst met beschikbare Wi-Fi®-netwerken.
naast de naam van het Wi-Fi®-netwerk.
Wi-Fi® inschakelen
1
Tik vanaf het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Instellingen.
3
Sleep de schuif naast Wi-Fi naar rechts om de functie Wi-Fi® in te schakelen.
Het kan een paar seconden duren voordat Wi-Fi® is ingeschakeld.
Automatisch verbinding maken met een Wi-Fi®-netwerk
1
Zorg dat de Wi-Fi®-functie is ingeschakeld.
2
Sleep de statusbalk omlaag en tik op .
3
Tik op Wi-Fi. Alle beschikbare Wi-Fi®-netwerken worden weergegeven.
4
Tik op een Wi-Fi®-netwerk om hiermee verbinding te maken. Voor beveiligde
netwerken voert u het desbetreffende wachtwoord in. wordt weergegeven in de
statusbalk wanneer u bent verbonden.
Tik op en vervolgens op Scannen om naar nieuwe beschikbare netwerken te zoeken.
Een Wi-Fi®-netwerk handmatig toevoegen
1
Zorg dat de Wi-Fi®-functie is ingeschakeld.
2
Sleep de statusbalk omlaag en tik op .
3
Tik op Wi-Fi.
4
Tik op
5
Voer de SSID van netwerkinformatie in.
6
Tik op het veld Beveiliging om een beveiligingstype te selecteren.
7
Voer een wachtwoord in als dat vereist is.
8
Tik op Opslaan.
Neem contact op met uw Wi-Fi®-netwerkbeheerder om de SSID van het netwerk en het
wachtwoord te krijgen.
.
Wi-Fi®-instellingen
Wanneer u bent verbonden met een Wi-Fi®-netwerk of wanneer er Wi-Fi®-netwerken
beschikbaar zijn in uw omgeving, kunt u de status van deze WLAN-netwerken bekijken.
U kunt op uw apparaat instellen dat u een melding ontvangt wanneer er een open WiFi®-netwerk wordt gedetecteerd.
Als u niet bent verbonden met een Wi-Fi®-netwerk, wordt op uw apparaat een mobiele
gegevensverbinding gebruikt voor internettoegang (indien u een mobiele
gegevensverbinding hebt ingesteld en ingeschakeld op uw apparaat). Door een Wi-Fi®slaapstandbeleid toe te voegen, kunt u kiezen wanneer u wilt overschakelen van Wi-Fi®
naar mobiele gegevens.
Meldingen van het Wi-Fi®-netwerk inschakelen
1
Schakel Wi-Fi® in als dat nog niet het geval was.
2
Tik op het Startscherm op
3
Ga naar en tik op
4
Druk op .
5
Tik op
Geavanceerd
6
Schakel het selectievakje Netwerkmelding in.
Gedetailleerde informatie over een verbonden Wi-Fi®-netwerk weergeven
1
Tik op het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Instellingen > Wi-Fi.
3
Tik op het Wi-Fi®-netwerk waarmee u momenteel bent verbonden. Er wordt
gedetailleerde informatie over het netwerk weergegeven.
Een Wi-Fi®-slaapbeleid toevoegen
1
Tik op het Startscherm op
2
Ga naar en tik op Instellingen > Wi-Fi.
3
Druk op .
4
Tik op Geavanceerd.
5
Tik op Wi-Fi behouden in slaapstand.
6
Selecteer een optie.
Instellingen
.
.
.
>
Wi-Fi
.
Uw mobiele gegevensverbinding delen
U kunt de mobiele gegevensverbinding van uw apparaat delen met één computer via
een USB-kabel. Dit proces heet USB-tethering. U kunt ook de gegevensverbinding van
uw apparaat met maximaal acht apparaten tegelijkertijd delen door van uw apparaat een
draagbare Wi-Fi®-hotspot te maken. Wanneer de mobiele gegevensverbinding van uw
apparaat succesvol is gedeeld, kunnen de delende apparaten de gegevensverbinding
van uw apparaat gebruiken om bijvoorbeeld op internet te surfen, applicaties te
downloaden of e-mails te versturen en te ontvangen.
U moet uw computer mogelijk voorbereiden op het tot stand brengen van een
netwerkverbinding via een USB-kabel. Ga naar www.android.com/tether voor de meest
recente informatie.
Uw gegevensverbinding delen via een USB-kabel
1
Deactiveer alle USB-kabelverbindingen met uw apparaat.
2
Gebruik de USB-kabel die bij uw apparaat is geleverd om uw apparaat op een
computer aan te sluiten.
3
Tik in het Startscherm op
4
Ga naar en tik op Instellingen > Meer… > Tethering/mobiele hotspot.
5
Markeer het selectievakje USB-tethering en tik vervolgens op OK wanneer dit
wordt gevraagd.
wordt weergegeven in de statusbalk wanneer u verbonden
.
bent.
6
Om te stoppen met het delen van uw gegevensverbinding, schakelt u het
selectievakje USB-tethering uit of koppelt u de USB-kabel los.
U kunt de gegevensverbinding van uw apparaat niet tegelijkertijd met een SD-kaart via een
USB-kabel delen.
Uw apparaat gebruiken als een draagbare Wi-Fi®-hotspot
1
Tik in het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op
3
Tik op Instellingen mobiele Wi-Fi-hotspot > Wi-Fi-hotspot configureren.
4
Voer de
5
Tik op het veld Beveiliging om een beveiligingstype te selecteren. Voer een
SSID van netwerk
Instellingen
>
Meer…
informatie in.
>
Tethering/mobiele hotspot
.
wachtwoord in als dat vereist is.
6
Tik op Opslaan.
7
Tik op
8
Wanneer dat wordt gevraagd, tikt u op OK om te bevestigen. verschijnt in de
en markeer het selectievakje
Mobiele Wi-Fi-hotspot
.
statusbalk zodra de draagbare Wi-Fi®-hotspot is ingeschakeld.
9
Om te stoppen met het delen van uw gegevensverbinding via Wi-Fi®, schakelt u
het selectievakje
Mobiele Wi-Fi-hotspot
uit.
Uw draagbare hotspot een nieuwe naam geven of beveiligen
1
Tik op het Startscherm op
2
Ga naar en tik op Instellingen > Meer… > Tethering/mobiele hotspot.
3
Tik op
Instellingen mobiele Wi-Fi-hotspot
4
Voer de SSID van netwerk voor het netwerk in.
5
Tik op het veld Beveiliging om een beveiligingstype te selecteren.
6
Voer een wachtwoord in als dat vereist is.
7
Tik op Opslaan.
.
>
Wi-Fi-hotspot configureren
.
Gegevensgebruik beheren
U kunt de hoeveelheid gegevens die van en naar uw apparaat wordt overgebracht,
gedurende een bepaalde periode bijhouden via uw mobiele gegevensverbinding of WiFi®-verbinding. U kunt bijvoorbeeld de hoeveelheid gegevens weergeven die door
individuele applicaties wordt gebruikt. Voor gegevens die via uw mobiele
gegevensverbinding wordt overgebracht, kunt u ook waarschuwingen en beperkingen
instellen om extra kosten te voorkomen.
Door de instellingen voor gegevensgebruik aan te passen, kunt u meer controle krijgen over
het gegevensgebruik. Dit garandeert echter niet dat u geen extra kosten zult oplopen.
Selecteer een SIM-kaart als u een gegevensnetwerkverbinding wilt inschakelen.
4
Tik op de aan-/uitschakelaar naast Mobiel dataverkeer om het dataverkeer in of
uit te schakelen.
U kunt dataverkeer ook in- of uitschakelen door het selectievakje Mobiel dataverkeer onder
Instellingen > Meer… > Mobiele netwerken te selecteren of deselecteren.
Een waarschuwing voor gegevensgebruik instellen
1
Zorg ervoor dat u gegevensverkeer hebt ingeschakeld.
2
Tik op het Startscherm op
3
Ga naar en tik op Instellingen > Datagebruik.
4
Selecteer een simkaart.
5
Als u het waarschuwingsniveau wilt instellen, sleept u de lijnen naar de gewenste
.
waarden. U ontvangt een waarschuwingsbericht wanneer de hoeveelheid
gegevens het ingestelde niveau nadert.
Een limiet voor gegevensgebruik instellen
1
Zorg ervoor dat u gegevensverkeer hebt ingeschakeld.
2
Tik op het Startscherm op
3
Ga naar en tik op Instellingen > Datagebruik.
4
Selecteer een simkaart.
5
Schakel het selectievakje Mobiele datalimiet instellen in indien dit is uitgeschakeld
.
en tik dan op OK.
6
Om de limiet voor gegevensgebruik in te stellen, sleept u de lijnen naar de
gewenste waarden.
Wanneer uw gegevensgebruik de ingestelde limiet bereikt, wordt gegevensverkeer op de
specifieke simkaart automatisch uitgeschakeld.
Het gegevensgebruik van individuele applicaties beheren
1
Tik op het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Instellingen > Datagebruik.
3
Selecteer een simkaart.
4
Zoek en tik op de gewenste applicatie.
5
Schakel het selectievakje
6
Voor meer specifieke instellingen voor de applicatie tikt u op Instellingen voor app
weergeven
Specifieke instellingen voor een applicatie zijn niet altijd beschikbaar.
De prestaties van individuele applicaties kunnen worden beïnvloed als u de betreffende
instellingen voor gegevensgebruik wijzigt.
en brengt u de gewenste wijzigingen aan.
Achtergronddata beperken
in.
Gegevens die via Wi-Fi® zijn overgebracht, weergeven
1
Tik vanaf het Startscherm op .
2
Ga naar en tik op Instellingen > Datagebruik.
3
Tik op en schakel vervolgens het Wi-Fi-gebruik weergeven-selectievakje aan als
dit is uitgeschakeld.
4
Tik op het tabblad Wi-Fi.
Mobiele netwerken selecteren
Afhankelijk van welke mobiele netwerken in de verschillende gebieden beschikbaar zijn,
schakelt uw apparaat automatisch tussen de mobiele netwerken. U kunt uw apparaat
ook handmatig instellen om toegang te krijgen tot een bepaald type mobiel netwerk,
bijvoorbeeld WCDMA of GSM.