Dit is de Xperia™ SP gebruikershandleiding voor softwareversie Android™ 4.3 (Jelly
Bean). Als u niet zeker weet welke softwareversie uw apparaat gebruikt, kunt u dit
bekijken in het menu Instellingen. Voor meer informatie over software-updates, zie
apparaat bijwerken
De huidige softwareversie van uw apparaat bekijken
Tik in het Startscherm op .
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Over de telefoon > Android-versie.
Android™ – wat en waarom?
Uw Xperia™ van Sony gebruikt het Android™-platform. Android™-apparaten kunnen
veel functies uitvoeren die ook op een computer voorkomen en u kunt ze aan uw
eigen wensen aanpassen. U kunt bijvoorbeeld applicaties toevoegen en verwijderen,
of uitbreiden om de functionaliteit te verbeteren. In Google Play™ kunt u verschillende
applicaties en games downloaden uit een continu groeiende verzameling. U kunt ook
applicaties op uw Android™-apparaat integreren met andere applicaties en met
online-diensten die u gebruikt. U kunt een back-up maken van uw contacten, op één
plaats toegang krijgen tot uw verschillende e-mailaccounts en kalenders, uw
afspraken bijhouden en u bezig houden met sociaal netwerken.
Android™-apparaten evolueren constant. Wanneer een nieuwe softwareversie
verkrijgbaar is en uw apparaat deze nieuwe software ondersteunt, kunt u uw apparaat
bijwerken met nieuwe functies en de laatste verbeteringen.
.
Uw
Op uw Android™-apparaat zijn vooraf Google™-services geïnstalleerd. Om het meeste te
halen uit Google™-services, moet u een Google™-account maken en u hiermee aanmelden
wanneer u uw apparaat voor de eerste keer opstart. U moet ook internettoegang hebben voor
veel functies in Android™.
Nieuwe software is mogelijk niet compatibel met alle apparaten.
Schakel het apparaat uit en verwijder de achterklep, plaats vervolgens de
•
geheugenkaart en de micro-simkaart in de betreffende sleuven.
De geheugenkaart wordt mogelijk niet in alle markten bij de aankoop geleverd.
Voor uw apparaat is een micro-simkaart nodig. Als u een niet-compatibele simkaart in de sleuf
voor de micro-simkaart steekt, kan dit de kaart of het apparaat beschadigen. Sony biedt
hiervoor geen garantie en is niet verantwoordelijk voor schade als gevolg van het gebruik van
niet-compatibele of aangepaste simkaarten.
De achtercover vastmaken
Plaats de achtercover over de achterkant van het apparaat en druk omlaag op
1
de bovenste hoeken om ze op hun plaats te vergrendelen.
Ga van boven naar beneden en druk de zijkanten van de cover in. De
2
vergrendelingen op de binnenkant van de cover maken klikkende geluiden als
ze op hun plaats komen.
De verlichte transparante band
De transparante band op de telefoon licht op als u bepaalde applicaties gebruikt, bij
een binnenkomend gesprek, en als een alarm klinkt. Na een paar seconden vervaagt
hij om energie te sparen.
De kleur van de verlichte band is afhankelijk van het thema dat u gebruikt. Als u foto's
bekijkt in de galerij, verandert de kleur overeenkomstig de foto die u bekijkt. Als u
muziek afspeelt met de muziekplayer, verandert de kleur telkens wanneer een nieuwe
albumcover verschijnt. U kunt de verschillende lichteffecten aanpassen.
Zorg dat de batterij minstens 30 minuten is opgeladen voordat u het apparaat voor de eerste
keer inschakelt.
Houd de aan/uit-toets
1
Als uw scherm donker wordt, moet u kort op de aan-uittoets drukken om het
2
ingedrukt totdat het apparaat gaat trillen.
scherm te activeren.
Voer de pincode in van uw simkaart wanneer hierom wordt gevraagd en tik
3
vervolgens op .
Als het scherm is vergrendeld, plaatst u een vinger op het scherm en veeg u
4
omhoog of omlaag om het scherm te ontgrendelen.
Wacht even tot het apparaat start.
5
De pincode van uw simkaart wordt aanvankelijk door uw netwerkoperator geleverd, maar u
kunt deze later wijzigen in het menu Settings (Instellingen). Tik op als u een fout wilt
corrigeren tijdens het invoeren van de pincode van uw simkaart.
Het apparaat uitschakelen
Houd de aan-uitknop ingedrukt tot het optiemenu wordt weergegeven.
1
2Tik in het optiemenu op Uitschakelen.
3Tik op OK.
Houd de UIT-knop ingedrukt met de punt van een pen of een gelijksoortig
2
voorwerp. Het apparaat wordt automatisch uitgeschakeld.
Gebruik geen scherpe voorwerpen die de UIT-knop kunnen beschadigen.
Het scherm vergrendelen en ontgrendelen
Wanneer uw apparaat is ingeschakeld en gedurende een bepaalde periode inactief is,
wordt het scherm verduisterd om batterijstroom te besparen en wordt het scherm ook
automatisch vergrendeld. Deze vergrendeling voorkomt dat u per ongeluk ongewenste
bewerkingen uitvoert op het aanraakscherm wanneer u de telefoon niet gebruikt.
Het scherm activeren
Druk de toets kort in.
•
Het scherm ontgrendelen
Plaats een vinger op het scherm en veeg omhoog of omlaag.
•
Er zijn verschillende manieren om het scherm te ontgrendelen. Zie
instellen
op pagina 116 voor meer informatie.
Een schermvergrendeling
Het scherm vergrendelen
Wanneer het scherm actief is, drukt u kort op de aan-uitknop .
•
Installatiehandleiding
Bij de eerste keer dat u uw apparaat aanschakelt, wordt er een installatiehandleiding
geopend om u te helpen de basisinstellingen te configureren, aan te melden op
bepaalde accounts en uw apparaat aan te passen. Als u bijvoorbeeld een Sony
Entertainment Network-account hebt, kunt u zich aanmelden en op uw apparaat
genieten van muziek, video's en games van het Sony Entertainment Network. Of u
kunt rechtstreeks op uw apparaat een nieuwe account aanmaken.
U kunt de installatiehandleiding ook later openen vanuit het menu Instellingen.
Sony Entertainment Network met Video Unlimited en Music Unlimited is niet overal
beschikbaar. Apart abonnement vereist. Extra voorwaarden zijn van toepassing.
Meld u vanaf uw apparaat bij uw online serviceaccounts aan om eenvoudig toegang te
krijgen wanneer u op reis bent. Zo kunt u bijvoorbeeld contacten uit uw Google™account in uw contacten integreren, zodat u alles op één plaats hebt. U kunt zich
zowel vanaf uw apparaat als vanaf uw computer voor nieuwe online services
inschrijven.
Google™-account
U moet een Google™-account hebben om gebruik te maken van het aanbod aan
applicaties en services op uw Android™-apparaat. U hebt bijvoorbeeld een Google™account nodig om de applicatie Gmail™ op uw apparaat te gebruiken, om met
vrienden te chatten via Hangouts™, en om de agenda op uw apparaat te
synchroniseren met uw Google Calendar™. Verder hebt u een Google™-account
nodig voor het downloaden van applicaties en games, muziek, films en boeken van
Google Play™.
Microsoft® Exchange ActiveSync®-account
Synchroniseer uw apparaat met uw Microsoft® Exchange ActiveSync®-account. Op
deze manier hebt u uw bedrijfs-e-mail, contacten en kalendergebeurtenissen altijd bij
u.
Facebook™-account
Facebook™ is een social networkingservice waarmee u kunt verbinden met vrienden,
familie en collega's wereldwijd. Stel Facebook in op uw apparaat zodat u overal
contact kunt houden.
Plaats tegelijkertijd twee vingers op het scherm en breng ze samen (om uit te
•
zoomen) of spreid ze uit elkaar (om in te zoomen).
Wanneer u twee vingers op het scherm gebruikt om te zoomen, is het alleen mogelijk om te
zoomen als beide vingers zich binnen het zoombare gebied bevinden. Als u bijvoorbeeld op
een foto wilt inzoomen, zorgt u ervoor dat beide vingers zich binnen het fotokadergebied
bevinden.
Bladeren
Blader door uw vinger omhoog of omlaag te bewegen op het scherm. Op sommige
webpagina's kunt u ook naar links en rechts bladeren.
Er worden geen items op het scherm geactiveerd door te slepen of te vegen.
Bladeren
Sleep of veeg met uw vinger in de richting waarin u op het scherm wilt bladeren.
•
Veeg om sneller te bladeren met uw vinger in de gewenste richting op het scherm.
Veeg om sneller te bladeren met uw vinger in de gewenste richting op het
•
scherm. U kunt wachten tot het schuiven vanzelf stopt of het schuiven direct
stoppen door op het scherm te tikken.
Sensoren
Uw apparaat bevat sensoren die zowel licht als nabijheid detecteren. De lichtsensor
detecteert het niveau van het omgevingslicht en past de helderheid van het scherm
daarop aan. De nabijheidssensor schakelt het aanraakscherm uit tijdens
spraakoproepen als uw oor zich dichtbij het scherm bevindt. Hiermee wordt
voorkomen dat u ongewenst andere functies activeert tijdens een gesprek.
Batterij
Uw apparaat heeft een ingebouwde batterij.
De batterij opladen
Wanneer u het apparaat aanschaft, is de batterij gedeeltelijk opgeladen. Het kan een
paar minuten duren voordat het batterijpictogram
als u het snoer van de lader met een voedingsbron verbindt, zoals een USB-poort of
een lader. U kunt het apparaat blijven gebruiken tijdens het opladen. Het opladen van
het apparaat gedurende een langere periode, bijvoorbeeld de hele nacht, veroorzaakt
geen schade aan de batterij of het apparaat.
Steek het ene uiteinde van de USB-kabel in de lader (of in de USB-poort van
2
een computer).
Steek het andere uiteinde van de kabel met het USB-symbool naar boven in de
3
micro-USB-poort op uw apparaat. Het meldingslampje gaat branden wanneer
het laden begint.
Wanneer het apparaat helemaal is opgeladen, koppelt u de kabel los van uw
4
apparaat door het recht naar buiten te trekken. Zorg ervoor dat u de connector
niet buigt.
Gebruik de lader en USB-kabel die met het apparaat zijn meegeleverd om sneller te laden. Als
de batterij helemaal leeg is, kan het een paar minuten duren voordat het meldingslampje gaat
branden en het oplaadpictogram wordt weergegeven.
Status meldingslampje batterij
GroenDe batterij is voor meer dan 90 % opgeladen
Knippert roodHet batterijniveau is laag
OranjeDe batterij laadt op en het oplaadniveau is minder dan 90 %
Het batterijniveau controleren
Tik op het Startscherm op .
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Over de telefoon > Status > Accuniveau.
Prestaties van de batterij verbeteren
Aan de hand van de volgende tips kunt u ervoor zorgen dat de batterij langer
meegaat:
Laad het apparaat vaak op. Dit heeft geen invloed op de levensduur van de batterij.
•
Gegevens van het internet downloaden verbruikt veel energie. Wanneer u het internet
•
niet gebruikt, kunt u energie besparen door alle gegevensverbindingen via mobiele
netwerken uit te schakelen. Bij deze instelling kunt u niet verhinderen dat uw apparaat
gegevens verzendt via andere draadloze netwerken.
Schakel Bluetooth®- en Wi-Fi®-verbindingen uit als u deze functies niet nodig hebt. U
•
kunt ze eenvoudiger in- en uitschakelen in het venster Meldingen door de statusbalk
omlaag te slepen.
•Gebruik de functies STAMINA-modus en Batterijbesparingsmodus om het
batterijgebruik te beperken. U kunt de modus voor energiebesparing kiezen die het
beste past bij de manier waarop u het apparaat gebruikt. U kunt ook de instellingen
aanpassen voor elke modus van energiebesparing.
Stel uw synchronisatieapplicaties (die worden gebruikt om uw e-mail, agenda en
•
contacten te synchroniseren) in op handmatig synchroniseren. U kunt de telefoon ook
automatisch laten synchroniseren, maar vergroot in dat geval de synchronisatieintervallen.
Controleer het menu voor batterijgebruik op het apparaat om te zien welke applicaties
•
de meeste energie gebruiken. Uw batterij verbruikt meer energie wanneer u
applicaties voor het streamen van video en muziek, zoals YouTube™, gebruikt.
Sommige applicaties die zijn gedownload van Google Play™ kunnen ook meer
energie gebruiken.
Sluit de applicaties die u niet gebruikt, af.
•
Verlaag het helderheidsniveau van de schermweergave.
•
•Schakel uw apparaat uit of activeer de instelling Vliegmodus als u in een gebied
zonder netwerkdekking bent. Uw apparaat zal anders voortdurend naar beschikbare
netwerken scannen en dat kost stroom.
Gebruik een origineel handsfree apparaat van Sony™ om naar muziek te luisteren.
•
Handsfree apparaten gebruiken minder batterijstroom dan de luidsprekers van het
apparaat.
Houd uw apparaat zoveel mogelijk in stand-by. Stand-bytijd verwijst naar de tijd
•
tijdens welke uw apparaat op het netwerk is aangesloten en niet wordt gebruikt.
Schakel live achtergrond uit.
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Energiebeheer > Batterijverbruik.
De modus STAMINA
Schakel de functie STAMINA-modus in om uw Wi-Fi®-verbinding, gegevensverkeer
en verschillende energie-consumerende applicaties te onderbreken als het scherm
inactief is. U kunt nog steeds telefoongesprekken, SMS- en MMS-berichten ontvangen
als de modus STAMINA actief is. U kunt ook een lijst met applicaties instellen om te
zorgen dat bepaalde applicaties actief blijven als uw scherm inactief is. Nadat het
scherm weer actief is, worden alle onderbroken functies hervat.
Doe het volgende om de STAMINA-modus te activeren
Sleep de statusbalk omlaag en tik vervolgens op .
1
2Ga naar en tik op Energiebeheer.
3Sleep de schuifregelaar naast STAMINA-modus naar rechts, tik op Activeren.
verschijnt in de statusbalk als STAMINA-modus is geactiveerd.
Modus STAMINA uitschakelen
Tik vanuit Startscherm op .
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Energiebeheer.
3Tik op naast STAMINA-modus.
De instellingen veranderen voor de modus STAMINA
Tik op het Startscherm op .
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Energiebeheer.
3Tik om het instellingenmenu te openen op STAMINA-modus.
Voeg applicaties toe of verwijder ze naar wens.
4
5Als u klaar bent, tikt u op Gereed.
De stand-bytijd van uw apparaat inschatten
Stand-bytijd verwijst naar de tijdsperiode die uw batterij meegaat wanneer uw
apparaat is aangesloten op het netwerk maar niet actief wordt gebruikt, bijvoorbeeld
om te bellen of gebeld te worden. Wanneer de STAMINA-modus is geactiveerd, wordt
de resterende stand-bytijd voortdurend geëvalueerd, wat kan variëren afhankelijk van
het gebruik van uw apparaat. De STAMINA-modus is effectiever bij het verlengen van
de stand-bytijd als u het scherm van uw apparaat vergrendeld houdt. Als u het scherm
zelden vergrendelt, ziet u wellicht niet veel verbetering in de prestatie van de batterij.
Wanneer u uw apparaat voor de eerste keer gebruikt, is de geschatte stand-bytijd wellicht niet
nauwkeurig aangezien er geen gebruikshistorie bestaat waarmee dit kan worden ingeschat.
Het weergeven van de geschatte stand-bytijd
Tik vanuit uw Startscherm op .
1
2Zoek en tik op Instellingen > Energiebeheer.
Modus Lege batterij gebruiken
U kunt de functie Batterijbesparingsmodus inschakelen om energie te besparen als
de batterij bijna leeg is. Deze functie helpt bij het aanpassen van de instellingen voor
schermhelderheid, gegevensverkeer en trillen, zodat u het batterijgebruik kunt
beperken.
Modus Batterij bijna leeg activeren
Tik vanuit Startscherm op
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Energiebeheer.
3Tik op
Activeren.
, vervolgens op Batterijbesparingsmodus en tik vervolgens op
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Energiebeheer.
3Tik op naast Batterijbesparingsmodus.
De instellingen veranderen voor de modus Batterij bijna leeg
Tik op het Startscherm op .
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Energiebeheer.
3Tik om het instellingenmenu te openen op Batterijbesparingsmodus.
Pas de instellingen naar wens aan.
4
Als u klaar bent, tikt u op .
5
Schermvergrendeling
De schermvergrendeling is het scherm dat u ziet wanneer het apparaat is
vergrendeld, maar het scherm actief is. De schermvergrendeling kan tot vijf vensters
hebben en u kunt aan elk venster één widget toevoegen. Deze widgets kunt u
vervolgens vanuit de schermvergrendeling openen. U kunt bijvoorbeeld de widget
Agenda en een e-mailwidget toevoegen zodat u sneller toegang kunt krijgen tot deze
applicaties.
De widget Klok bevindt zich standaard in het middelste venster van de schermvergrendeling.
Een widget toevoegen aan het vergrendelingscherm
Als u het scherm wilt activeren, drukt u kort op de aan/uit-toets
1
Veeg naar binnen vanaf het gebied linksboven van het scherm totdat wordt
2
weergegeven, en tik hier vervolgens op.
Voer indien nodig uw pincode, patroon of wachtwoord in om het scherm te
3
ontgrendelen.
Zoek en tik op de widget die u wilt toevoegen.
4
Volg indien nodig de instructies op het scherm om het toevoegen van de widget
5
af te ronden.
Een widget verwijderen uit het vergrendelingscherm
Als u het scherm wilt activeren, drukt u kort op de aan/uit-toets .
1
Raak de widget aan die u wilt verwijderen en houd hem vast, sleep het
2
vervolgens naar .
Een widget verplaatsen op het vergrendelingscherm
Als u het scherm wilt activeren, drukt u kort op de aan/uit-toets .
1
Raak de widget die u wilt verplaatsen aan en houd deze ingedrukt. Sleep het
2
vervolgens naar de nieuwe locatie.
.
Startscherm
Het startscherm is het beginpunt voor het gebruik van uw apparaat. U kunt dit
aanpassen met applicaties, widgets, snelkoppelingen, mappen, thema's en
achtergronden. U kunt ook extra deelvensters toevoegen.
Het startscherm is groter dan de normale schermbreedte, zodat u naar links of rechts
moet vegen om de inhoud van alle deelvensters van het startscherm te bekijken.
geeft aan in welk deel van het startscherm u zich bevindt.
U kunt een deelvenster als startvenster instellen en deelvensters toevoegen of
verwijderen.
Een venster instellen als het hoofdvenster van het startscherm
Houd een leeg gebied op het Startscherm aangeraakt tot het apparaat trilt.
1
Veeg naar links of rechts om te bladeren naar het venster dat u wilt instellen als
2
uw hoofdvenster van het startscherm, tik vervolgens op .
Een venster toevoegen aan het startscherm
Houd een leeg gebied op het Startscherm aangeraakt tot het apparaat trilt.
1
Veeg naar links of rechts om te bladeren door de vensters en tik op .
2
Een venster verwijderen van de startpagina
Houd een leeg gebied op de Startscherm aangeraakt tot het apparaat trilt.
1
Veeg naar links of rechts om naar het venster te gaan dat u wilt verwijderen en
2
tik op .
Widgets
Widgets zijn kleine applicaties die u direct op uw Startschermkunt gebruiken. Met
bijvoorbeeld de widget “WALKMAN” kunt u direct muziek afspelen.
Van sommige widgets kunt u de afmetingen veranderen, zodat u ze kunt vergroten om
meer inhoud weer te geven, of verkleinen om ruimte te sparen op uw Startscherm.
Een widget toevoegen aan het startscherm
Houd een leeg gebied op het Startscherm aangeraakt tot het apparaat trilt en tik
1
vervolgens op Widgets.
Tik op de widget die u wilt toevoegen.
2
De afmetingen van een widget wijzigen
Raak een widget aan en houd deze ingedrukt tot deze groter wordt en het
1
apparaat trilt. Laat de widget vervolgens los. Als de afmetingen van de widget
veranderd kunnen worden, zoals bijvoorbeeld de widget Agenda, verschijnen
een gemarkeerd kader en formaatpunten.
Sleep de punten naar binnen of naar buiten om de widget kleiner of groter te
2
maken.
Tik ergens op de Startscherm om de nieuwe afmetingen van de widget te
Pas de vormgeving van uw startscherm aan en wijzig de functies die toegankelijk zijn
vanaf het startscherm. Wijzig de schermachtergrond, verplaats items, maak mappen
en voeg snelkoppelingen en widgets toe.
Opties voor aanpassen
Als u een leeg gebied aangeraakt houdt in het startscherm, verschijnen de volgende
opties voor aanpassen:
Widgets toevoegen aan het startscherm.
Applicaties en snelkoppelingen toevoegen.
Een achtergrond instellen voor uw startscherm.
Een achtergrondthema instellen.
Aanpassingsopties in het startscherm weergeven
Houd een leeg gebied aangeraakt op uw Startscherm totdat het apparaat trilt en
•
opties voor aanpassen onderin het scherm verschijnen.
Een snelkoppeling toevoegen aan uw startscherm
Houd een leeg gebied op het Startscherm aangeraakt tot het apparaat trilt en
1
het instelmenu wordt weergegeven.
2Tik in het instelmenu op Applicaties.
Blader door de lijst met applicaties en selecteer een applicatie. De
3
geselecteerde applicatie wordt toegevoegd aan de Startscherm.
In stap 3 kunt u ook op Snelkopp. tikken en vervolgens een applicatie selecteren in de
beschikbare lijst. Als u deze methode gebruikt voor het toevoegen van snelkoppelingen, laten
sommige van de beschikbare applicaties u een specifieke functionaliteit toevoegen aan de
snelkoppeling.
Een item verplaatsen op het startscherm
Raak een item aan en houd het ingedrukt tot het groter wordt en het apparaat
•
trilt. Sleep het item vervolgens naar de nieuwe locatie.
Een item verwijderen van de startpagina
Raak een item aan en houd het ingedrukt tot het groter wordt en het apparaat
•
trilt. Sleep het item vervolgens naar
Een map maken op het startscherm
Raak het pictogram of de snelkoppeling van een applicatie aan en houd het
•
vast tot het wordt vergroot en het apparaat trilt; sleep het vervolgens boven het
pictogram of de snelkoppeling van een applicatie en zet het daar neer.
Items toevoegen aan een map op het startscherm
Raak een item aan en houd het ingedrukt tot het groter wordt en het apparaat
•
trilt. Sleep het item vervolgens naar de map.
Een map op het startscherm hernoemen
Tik op de map om deze te openen.
1
2Raak de titelbalk van de map aan om het veld Mapnaam weer te geven.
3Voer de naam van de nieuwe map in en tik op Gereed.
.
De achtergrond van uw startscherm veranderen
Pas het Startscherm aan uw stijl aan met achtergronden en verschillende thema's.
Houd een leeg gebied op het Startscherm aangeraakt tot het apparaat trilt.
1
2Tik op Achtergrond en selecteer een optie.
Een thema instellen voor uw startscherm
Houd een leeg gebied op de Startscherm aangeraakt tot het apparaat trilt.
1
2Tik op Thema´s en selecteer vervolgens een thema.
Wanneer u een thema wijzigt, verandert in sommige applicaties ook de achtergrond.
Een schermopname maken
U kunt stilstaande beelden maken van een scherm op uw apparaat als
schermopname. Schermopnames worden automatisch opgeslagen in Album.
Een schermopname maken
Houd de aan-uitknop en de volume-omlaagknop tegelijkertijd ingedrukt tot u
1
een klikgeluid hoort.
Wilt u de schermopname bekijken, sleep dan de statusbalk helemaal omlaag.
2
Toepassingen openen en gebruiken
Open applicaties op basis van snelkoppelingen op uw Startscherm of vanuit het
scherm Toepassingen.
Scherm applicaties
Het scherm Applicaties, dat u opent vanaf uw Startscherm, bevat de applicaties die
vooraf geïnstalleerd zijn op uw apparaat evenals de applicaties die u downloadt.
Het scherm Toepassingen strekt zich uit buiten de normale schermbreedte. U moet
dus naar links en naar rechts vegen om alle content te bekijken.
Het scherm Toepassingen openen
Tik vanuit uw Startscherm op
•
Bladeren door het scherm Toepassingen
Veeg naar rechts of links vanuit het toepassingsscherm.
•
Het schermmenu Toepassingen openen
Wanneer het scherm Toepassingen is geopend, sleept u de linker rand van het
•
scherm naar rechts.
Een applicatiesnelkoppeling toevoegen aan het startscherm
Raak vanuit het scherm Toepassingen een applicatiepictogram aan en houd dit
1
vast totdat het scherm gaat trillen, sleep het pictogram vervolgens naar de
bovenkant van het scherm. Het startscherm wordt geopend.
Sleep het pictogram naar de gewenste locatie op het startscherm en laat uw
Tik vanaf uw Startscherm of het scherm Toepassingen op de toepassing.
•
Een toepassing sluiten
Druk op .
•
Bepaalde toepassingen worden gepauzeerd wanneer u drukt op om af te sluiten. Andere
toepassingen kunnen actief blijven op de achtergrond. In het eerste geval kunt u de volgende
keer dat u de toepassing opent doorgaan waar u bent gestopt. Sommige applicaties kunnen
dataverbindingskosten veroorzaken wanneer deze applicaties op de achtergronden actief
blijven, bijvoorbeeld sociale netwerkservices.
Het venster met onlangs gebruikte applicaties
Vanuit dit venster kunt u wisselen tussen onlangs gebruikte applicaties. U kunt ook
kleine apps openen.
Het venster met onlangs gebruikte toepassingen openen
•
Druk op
.
Kleine apps gebruiken
Vanuit het venster van onlangs gebruikte applicaties kunt u te allen tijde snel toegang
krijgen tot diverse kleine apps door middel van de balk met kleine apps. Een kleine
app neem slechts een klein deel van uw scherm in beslag. U kunt communiceren met
een kleine app en een andere applicatie op hetzelfde moment op hetzelfde scherm.
De balk Small Apps openen
Druk op .
•
Een kleine app openen
Om de balk met kleine apps weer te geven drukt u op .
1
Tik op de kleine app die u wilt openen.
2
U kunt diverse kleine apps tegelijkertijd openen.
Een kleine app sluiten
Tik op op het venster van de kleine app.
•
Een kleine app verplaatsen
Als de kleine app geopend is, houdt u de linkerbovenhoek aangeraakt en sleept
•
u hem naar de gewenste locatie.
Een kleine app minimaliseren
Als de kleine app geopend is, houdt u de linkerbovenhoek aangeraakt en sleept
•
u hem naar de rechterrand of naar de benedenrand van het scherm.
De kleine apps opnieuw rangschikken in de balk met kleine apps
Raak een kleine app aan, houd deze vast en sleep het naar de gewenste
•
positie.
Een Small App verwijderen uit de balk met Small Apps
Houd een Small App ingedrukt en sleep hem naar .
•
Een eerder verwijderde kleine app herstellen
Open de balk met kleine apps en tik vervolgens op .
1
Houd de kleine app aangeraakt die u wilt herstellen en sleep hem naar de balk
Tik vanuit de balk met kleine apps op , op en vervolgens op .
1
Zoek een kleine app op die u wilt downloaden en volg de aanwijzingen om het
2
te downloaden en de installatie af te ronden.
Een widget toevoegen als small app
Druk op om de balk met small apps weer te geven.
1
Tik op > > .
2
Selecteer een widget.
3
4Voer een naam voor de widget in, indien gewenst, en tik op OK.
Applicatiemenu
U kunt op elk moment een menu openen wanneer u een applicatie gebruikt.
Afhankelijk van de applicatie die u gebruikt, ziet het menu er anders uit.
Een menu in een toepassing openen
Druk tijdens het gebruik van de toepassing op
•
Niet in alle toepassingen is een menu beschikbaar.
.
Uw scherm Toepassingen organiseren
Verplaats de toepassingen op het scherm Toepassingen op basis van uw voorkeuren.
Applicaties rangschikken op het applicatiescherm
Om het applicatiemenu te openen, sleept u de linkerrand van het
1
applicatiescherm naar rechts.
2Selecteer de gewenste optie onder APPS WEERGEVEN.
Een applicatie verplaatsen op het applicatiescherm
Om het applicatiemenu te openen, sleept u de linkerrand van het
1
applicatiescherm naar rechts.
2Controleer of Eigen volgorde is geselecteerd onder APPS WEERGEVEN.
Raak de applicatie aan en houd deze ingedrukt tot hij groter wordt en het
3
apparaat trilt. Sleep hem vervolgens naar de nieuwe locatie.
Een applicatie verwijderen vanuit het scherm Toepassingen
Om het schermmenu Toepassingen te openen, sleept u de linker rand van het
1
scherm Toepassingen naar rechts.
2Tik op Verwijderen. Alle niet te installeren applicaties worden aangegeven met
.
3Tik op de applicatie die u wilt verwijderen en tik vervolgens op Verwijderen.
Status en meldingen
In de statusbalk boven aan het scherm wordt getoond wat er op uw apparaat
plaatsvindt. Aan de linkerkant krijgt u meldingen wanneer er iets nieuw of actief is.
Nieuwe berichten en kalendermeldingen worden bijvoorbeeld hier weergegeven. Aan
de rechterkant vindt u de signaalsterkte, de batterijstatus en andere informatie.
Met de statusbalk kunt u basisinstellingen op uw apparaat aanpassen, bijvoorbeeld
Wi-Fi®, Bluetooth™, dataverkeer en geluid. U kunt het instellingenmenu ook openen
vanuit het meldingenpaneel om andere instellingen aan te passen.
Een meldingslampje geeft batterijstatusinformatie en enkele meldingen weer. Een
blauw knipperend lampje betekent bijvoorbeeld dat er een nieuw bericht of een gemist
gesprek is. Het meldingslampje werkt mogelijk niet wanneer de batterij bijna leeg is.
Meldingen en lopende activiteiten controleren
U kunt de statusbalk omlaag slepen om het meldingsvenster te openen en meer
informatie te krijgen. U kunt het venster bijvoorbeeld gebruiken om een nieuw bericht
te openen of een gebeurtenis in de agenda te bekijken. U kunt ook een paar
applicaties openen die op de achtergrond actief zijn, zoals de muziekplayer.
Sleep het tabblad onderaan het meldingsvenster omhoog.
•
Actie ondernemen op een melding
Tik op de melding.
•
Een melding verwijderen van het meldingsvenster
Plaats uw vinger op een melding en veeg naar links of rechts.
•
Alle meldingen wissen van het meldingsvenster
•Tik op Wissen.
Het apparaat instellen vanuit het meldingenvenster
U kunt het instellingenmenu openen vanuit het meldingenpaneel om snelle
apparaatinstellingen aan te passen. U kunt bijvoorbeeld Wi-Fi® inschakelen.
Het instellingenmenu openen vanaf het meldingsvenster
Sleep de statusbalk omlaag.
1
Tik op .
2
Geluidsinstellingen aanpassen vanaf het meldingenpaneel
Sleep de statusbalk omlaag.
1
Tik op .
2
De functie Bluetooth® bedienen vanaf het meldingenscherm
Sleep de statusbalk omlaag.
1
Tik op .
2
De Wi-Fi®-functie bedienen vanaf het meldingenpaneel
Sleep de statusbalk omlaag.
1
Tik op .
2
Helderheidsinstellingen aanpassen vanaf het meldingenpaneel
Sleep de statusbalk omlaag.
1
Tik op .
2
Snelle instellingen aanpassen vanuit het meldingenvenster
U kunt snelle instellingen aanpassen vanuit het meldingenvenster door de gewenste
snelle instellingen te selecteren en de volgorde te wijzigen. U kunt maximaal 10 snelle
instellingen selecteren, of u selecteert er geen.
Snelle instellingen kiezen vanuit het meldingenvenster
Sleep de statusbalk omlaag en tik op .
1
2Ga naar en tik op Scherm > Snelle instellingen.
Selecteer de gewenste snelle instellingen.
3
De snelle instellingen vanaf het meldingenvenster opnieuw ordenen
Sleep de statusbalk omlaag en tik op .
1
2Ga naar en tik op Scherm > Snelle instellingen.
Tik op naast een snelle instelling en houd dit vast; verplaats de instelling
3
vervolgens naar de gewenste positie.
Instellingen openen
Instellingen voor uw apparaat weergeven en wijzigen vanuit het Instellingenmenu. Het
Instellingenmenu is toegankelijk vanuit zowel het meldingsvenster als het scherm
Toepassingen.
Uw apparaatinstellingen openen
Tik op het Startscherm op .
1
2Tik op Instellingen.
U kunt ook de statusbalk naar beneden slepen op het startscherm en op
toegang te krijgen tot de apparaatinstellingen.
tikken om
Virtueel toetsenbord
U kunt tekst invoeren met het virtuele QWERTY-toetsenbord door elke letter
afzonderlijk in te tikken, of u kunt de functie Vegen om te schrijven gebruiken en met
uw vinger van de ene naar de andere letter vegen om woorden te vormen.
U kunt maximaal drie talen selecteren voor tekstinvoer. Het toetsenbord detecteert de
taal die u gebruikt en voorspelt de woorden voor die taal tijdens het typen. Sommige
applicaties openen automatisch het virtuele toetsenbord, bijvoorbeeld applicaties voor
e-mail en tekstberichten.
1 Verwijder een teken vóór de cursor.
2 Voer een regeleinde in of bevestig de tekstinvoer.
3 Voer een spatie in.
4 Personaliseer uw toetsenbord. Deze toets verdwijnt nadat het toetsenbord is gepersonaliseerd.
5
Geef cijfers en symbolen weer. Voor nog meer symbolen, tikt u op .
6
Schakel tussen kleine letters , hoofdletters en alles hoofdletters . Voor bepaalde talen wordt
deze toets gebruikt om extra tekens in de taal te gebruiken.
Het virtuele toetsenbord weergeven om tekst in te voeren
Het virtuele toetsenbord in de liggende stand gebruiken
Wanneer het virtuele toetsenbord wordt weergegeven, draait u het apparaat in
•
de liggende stand.
Het kan nodig zijn om de instellingen bij sommige applicaties aan te passen om de liggende
stand in te schakelen.
Tekst teken voor teken invoeren
Als u een teken wilt invoeren dat zichtbaar is op het toetsenbord, tikt u op dit
1
teken.
Als u een tekenvariant wilt invoeren, raakt u een regulier teken op het
2
toetsenbord aan en houdt u dit vast om een lijst met beschikbare opties weer te
geven. Selecteer vervolgens een optie in de lijst. Als u bijvoorbeeld 'é' wilt
invoeren, raakt u 'e' aan en houd u het ingedrukt tot andere opties worden
weergegeven. Sleep terwijl u uw vinger op het toetsenbord houdt, naar 'é' en
selecteer deze optie.
Een punt invoeren
Tik tweemaal op de spatiebalk wanneer u klaar bent met het invoeren van een
•
woord.
Tekst invoeren met de functie Gebaren
Wanneer het virtuele toetsenbord wordt weergegeven, veeg dan met uw vinger
1
van letter naar letter om het woord te traceren dat u wilt schrijven.
Als u klaar bent met een woord tilt u uw vinger op. Uw apparaat stelt een woord
2
voor op basis van de letters waar u langs hebt geveegd.
Als u het woord dat u wilt niet verschijnt, tik dan op voor meer opties en kies
3
daaruit. Als de gewenste optie niet verschijnt, verwijder dan het hele woord en
veeg het opnieuw of voer het woord in door op alle letters apart te tikken.
De Vegen om te schrijven-instellingen wijzigen
Wanneer het virtuele toetsenbord wordt weergegeven, tikt u op .
1
2Tik op en vervolgens op Instellingen voor toetsenbord> Instellingen voor
tekstinvoer.
Voor het activeren of deactiveren van de functie Vegen om te schrijven,
3
schakelt u het selectievakje Vegen om te schrijven in of uit.
Toetsenblok
Het toetsenblok kan worden vergeleken met een standaard telefoontoetsenblok met
12 toetsen. Er zijn opties voor tekstvoorspelling en multitik tekstinvoer beschikbaar. U
kunt de tekstinvoermethode Toetsenblok activeren via de toetsenbordinstellingen. Het
toetsenblok is alleen beschikbaar in de staande stand.
1 Kies een tekstinvoeroptie. U kunt eenmaal op elk teken tikken en voorgestelde woorden gebruiken, of
u kunt op de toets blijven tikken totdat het gewenste teken is geselecteerd.
2 Verwijder een teken vóór de cursor.
3 Voer een regeleinde in of bevestig de tekstinvoer.
7 Schakel tussen hoofdletters en kleine letters en schakel Caps Lock in.
Het toetsenblok voor het eerst gebruiken
Tik op een tekstinvoerveld en tik vervolgens op .
1
2Tik op en vervolgens op Instellingen voor toetsenbord.
3Tik op Toetsenbordvormgeving > Toetsenbordindeling.
Selecteer het toetsenblok.
4
Tekst invoeren met het toetsenblok
Wanneer wordt weergegeven op het toetsenblok, tikt u één keer op elke
•
tekentoets, zelfs wanneer de gewenste letter niet de eerste letter op de toets is.
Tik op het woord dat wordt weergegeven of tik op om meer
woordsuggesties weer te geven en een woord uit de lijst te selecteren.
Wanneer wordt weergegeven op het toetsenblok, tikt u op de toetsen op het
•
scherm voor de tekens die u wilt invoeren. Blijf op deze knop tikken tot het
gewenste teken is geselecteerd. Doe vervolgens hetzelfde voor het volgende
teken dat u wilt invoeren, enzovoort.
Cijfers invoeren met het toetsenblok
Wanneer het toetsenblok wordt weergegeven, tikt u op
•
. Er wordt een
toetsenblok met cijfers weergegeven.
Symbolen en smileys invoegen met het toetsenblok
Wanneer het toetsenblok wordt weergegeven, tikt u op . Er wordt een raster
1
weergegeven met symbolen en smileys.
Blader omhoog of omlaag om meer opties weer te geven. Tik op een symbool
2
of smiley om het gewenste item te selecteren.
Tekst invoeren met spraakinvoer
Als u tekst invoert, kunt u de spraakinvoerfunctie gebruiken in plaats van de woorden
te typen. Zeg gewoon de woorden die u wilt invoeren. Spraakinvoer is een
experimentele technologie van Google™, en is beschikbaar voor een aantal talen en
landen.
Steminvoer inschakelen
Wanneer u tekst invoert met het virtuele toetsenbord of het toetsenblok, tikt u
1
op of op .
2Tik op
3Schakel het selectievakje Toets voor Google voice-typen in.
Druk op om uw instellingen op te slaan. Er verschijnt een
4
microfoonpictogram op uw virtuele toetsenbord of toetsenblok.
Tekst invoeren met spraakinvoer
Open het virtuele toetsenbord of het toetsenblok.
1
Tik op . Spreek als verschijnt om tekst in te voeren. Als u klaar bent, tikt u
2
nogmaals op . De voorgestelde tekst verschijnt.
Bewerk de tekst eventueel met de hand.
3
en op Instellingen voor toetsenbord.
Tekst bewerken
U kunt tekst selecteren, knippen, kopiëren en plakken terwijl u schrijft, zowel liggend
als staand, door tweemaal op de ingevoerde tekst te tikken. Bij staande tekst zijn de
benodigde bewerkingstools beschikbaar via een applicatiebalk. Bij liggende tekst
worden dezelfde tools geleverd door een knop Bewerken.
wordt alleen weergegeven als er tekst is opgeslagen op het klembord.
Tekst selecteren
Voer wat tekst in en tik twee keer op de tekst. Het woord dat u aantikt, wordt
1
aan beide zijden gemarkeerd door tabs.
Sleep de tabs naar links of rechts om meer tekst te selecteren.
2
De tekst bewerken in staande stand
Voer wat tekst in en dubbeltik op de ingevoerde tekst om de applicatiebalk te
1
laten verschijnen.
Selecteer de tekst die u wilt bewerken en gebruik vervolgens de applicatiebalk
2
om de gewenste wijzigingen aan te brengen.
Tekst bewerken in liggende stand
Voer wat tekst in en dubbeltik vervolgens op de ingevoerde tekst.
1
2Selecteer de tekst waarmee u wilt werken, tik vervolgens op Bewerken... en
selecteer een optie.
Het Xperia-toetsenbord personaliseren
Bij het invoeren van tekst met het virtuele toetsenbord of het toetsenblok, kunt u
toegang krijgen tot toetsenbordinstellingen en andere instellingen voor tekstinvoer
waarmee u opties kunt instellen voor schrijftalen, tekstvoorspelling, automatische
spatiëring en snelle punten. U kunt bijvoorbeeld bepalen hoe woordopties worden
weergegeven en hoe woorden tijdens het typen gecorrigeerd worden. En u kunt uw
berichtgegevens laten scannen zodat woordvoorspellingen bij uw schrijfstijl passen. U
kunt ook opgeven dat de applicatie voor tekstinvoer nieuwe woorden onthoudt die u
schrijft.
De instellingen voor het virtuele toetsenbord en het toetsenblok openen
Wanneer u tekst invoert met het virtuele toetsenbord of het toetsenblok, tikt u
1
op of op .
2Tik op
instellingen als gewenst.
3Voor het toevoegen van een schrijftaal voor tekstinvoer, tikt u op Schrijftalen en
markeert u de desbetreffende selectievakjes.
4Tik op OK om uw keuze te bevestigen.
en vervolgens op Instellingen voor toetsenbord, en wijzig de
Tekstinvoerinstellingen wijzigen
Wanneer u tekst invoert met het virtuele toetsenbord of het toetsenblok, tikt u
1
of op .
op
2Tik op en vervolgens op Instellingen voor toetsenbord > Instellingen voor
tekstinvoer en selecteer de relevante instellingen.
Wanneer u tekst invoert met het virtuele toetsenbord, tikt u op .
1
2Tik op en vervolgens op Instellingen voor toetsenbord >
Toetsenbordvormgeving > Aanvullende toetsen.
3Schakel het selectievakje Smiley-toets in.
Uw schrijfstijl gebruiken
Wanneer u tekst invoert met het virtuele toetsenbord of het toetsenblok, tikt u
1
op of op .
2Tik op , tik dan op Instellingen voor toetsenbord > Mijn schrijfstijl gebruiken
en selecteer een bron.
Een variant van een toetsenbordindeling selecteren
Indelingsvarianten zijn alleen beschikbaar voor het virtuele toetsenbord als u twee of drie
schrijftalen selecteert en zijn mogelijk niet beschikbaar voor alle schrijftalen.
Wanneer u tekst invoert met het virtuele toetsenbord, tikt u op .
1
2Tik op en vervolgens op Instellingen voor toetsenbord.
3Tik op Schrijftalen en vervolgens op .
Selecteer een variant van een toetsenbordindeling.
4
5Tik op OK om uw keuze te bevestigen.
Uw apparaat aanpassen
U kunt verschillende apparaatinstellingen aan uw wensen aanpassen. U kunt
bijvoorbeeld de taal wijzigen, een eigen beltoon toevoegen, of de schermhelderheid
wijzigen.
Het volume aanpassen
U kunt het beltoonvolume aanpassen voor inkomende gesprekken en meldingen
evenals voor het afspelen van muziek en video.
Het beltoonvolume aanpassen met de volumetoetsen
Beweeg de volumetoets omhoog of omlaag.
•
Het afspeelvolume voor media aanpassen met de volumetoets
Druk de volumetoets omhoog of omlaag wanneer u muziek afspeelt of een
•
video bekijkt.
De geluidsinstellingen aanpassen
U kunt verschillende geluidsinstellingen aanpassen. U kunt bijvoorbeeld uw apparaat
instellen op de stille modus zodat hij tijdens een vergadering niet overgaat.
De trilstand instellen voor het apparaat
Schuif de volumetoets omlaag totdat op de statusbalk wordt weergegeven.
•
De stille modus instellen voor het apparaat
Druk de volumetoets omlaag tot het apparaat trilt en op de statusbalk
1
verschijnt.
Druk de volumetoets nogmaals omlaag. verschijnt op de statusbalk.
2
De tril- en belmodus instellen voor het apparaat
Tik op het Startscherm op .
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Geluid.
3Schakel het selectievakje Trillen bij beltoon in.
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Datum en tijd.
3Schakel het selectievakje Automatische tijd en datum uit indien dit is
ingeschakeld.
4Tik op Datum instellen.
Pas de datum aan door naar boven of beneden te schuiven.
5
6Tik op Instellen.
De tijd handmatig instellen
Tik vanuit Startscherm op .
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Datum en tijd.
3Schakel het selectievakje Automatische tijd en datum uit indien dit is
ingeschakeld.
4Tik op Tijd instellen.
Schuif omhoog of omlaag om het uur en de minuten aan te passen.
5
6Scrol, indien van toepassing, omhoog om AM te wijzigen in PM, of vice versa.
7Tik op Instellen.
De tijdzone instellen
Tik op het Startscherm op .
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Datum en tijd.
3Schakel het selectievakje Automatische tijdzone uit indien dit is ingeschakeld.
4Tik op Tijdzone selecteren.
Selecteer een optie.
5
Instellingen voor beltonen
Een ringtone instellen
Tik op het Startscherm op .
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Geluid > Beltoon telefoon.
Selecteer een ringtone.
3
4Tik op Gereed.
Aanraaktonen inschakelen
Tik op Startscherm op
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Geluid.
3Schakel de selectievakjes Aanraaktonen toetsenblok en Aanraakgeluiden in.
Het meldingsgeluid selecteren
Tik op het Startscherm op
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Geluid > Meldingsgeluid.
Selecteer het geluid dat moet klinken bij ontvangst van een melding.
3
4Tik op Gereed.
.
.
Scherminstellingen
De schermhelderheid aanpassen
Tik op uw startscherm op .
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Scherm > Helderheid.
3Schakel het selectievakje Aanpassen aan lichtomstandigheden uit als dit is
ingeschakeld.
Versleep de schuifregelaar om de helderheid in te stellen.
4
Verlaag de helderheid om de prestaties van de batterij te verhogen.
Het scherm op trillen bij aanraken instellen
1Sleep de statusbalk omlaag en tik op > Geluid.
2Schakel het selectievakje Trillen bij aanraking in. Het scherm trilt nu wanneer u
op selectietoetsen en op bepaalde applicaties tikt.
Opgeven na hoeveel tijd het scherm moet worden uitgeschakeld als de telefoon
niet wordt gebruikt
Tik op het Startscherm op .
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Scherm > Slaapstand.
Selecteer een optie.
3
Als u het scherm snel wilt uitschakelen, drukt u kort op de aan/uit-toets .
Taalinstellingen
U kunt een standaardtaal selecteren voor uw apparaat en deze later weer wijzigen.
De taal wijzigen
Tik op het Startscherm op .
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Taal en invoer > Taal.
Selecteer een optie.
3
4Tik op OK.
Als u de verkeerde taal kiest en u de menuteksten niet meer kunt lezen, zoekt u het pictogram
en tikt u erop. Selecteer vervolgens de tekst naast en selecteer de eerste vermelding in
het menu dat verschijnt. U kunt vervolgens de gewenste taal selecteren.
Vliegmodus
In de vliegmodus zijn de netwerk- en radiozenders en -ontvangers uitgeschakeld om
storingen in gevoelige apparatuur te vermijden. U kunt echter nog altijd games spelen,
naar muziek luisteren, video's bekijken en andere content, zolang deze content op uw
geheugenkaart of in het interne geheugen wordt opgeslagen. U kunt ook
gewaarschuwd worden door alarmen als deze geactiveerd zijn.
Inschakelen van de vliegmodus beperkt het batterijgebruik.
De vliegmodus inschakelen
Tik vanuit Startscherm op
1
.
2Ga naar en tik op Instellingen > Meer….
3Schakel het selectievakje Vliegmodus in.
U kunt ook de aan/uittoets ingedrukt houden
verschijnt.
en Vliegmodus selecteren in het menu dat
Handschoenmodus
Met de handschoenmodus kunt u handschoenen dragen en nog steeds over het
scherm van het apparaat navigeren. Als u de handschoenmodus gebruikt, verschijnt
er een ring op het deel van het scherm dat u heeft aangeraakt.
De handschoenmodus inschakelen
1Tik vanuit uw Startscherm op
selectievakje Handschoenmodus is gemarkeerd.
Vergrendel het scherm van het apparaat.
2
Trek handschoenen aan.
3
Ontgrendel het scherm met een gehandschoende vinger. De
4
handschoenmodus is nu ingeschakeld. Het apparaat blijft in de
handschoenmodus tot het scherm weer vergrendeld is.
De gevoeligheid is afhankelijk van de grootte van het contactgebied tussen het scherm en de
gehandschoende vinger die u gebruikt om over het scherm te navigeren. Als het
contactgebied te klein is, is de gevoeligheid laag en wordt de handschoenmodus mogelijk niet
ingeschakeld.
U kunt content opslaan in het interne geheugen van het apparaat en op een
geheugenkaart.
De status van het geheugen bekijken
Tik vanaf uw Startscherm op .
1
2Tik op Instellingen > Opslagruimte om de status van het geheugen te bekijken.
Geheugenkaart
Het apparaat biedt ondersteuning voor microSD™-kaarten. Deze kaarten worden
gebruikt voor media-inhoud. Dit type kaart kan ook in andere compatibele apparaten
worden gebruikt als draadbare geheugenkaart.
U zult mogelijk apart een geheugenkaart moeten aanschaffen.
De geheugenkaart formatteren
U kunt de geheugenkaart formatteren op uw apparaat, bijvoorbeeld om geheugen vrij
te maken. Dit betekent dat u alle gegevens op de kaart wist.
Alle content op de geheugenkaart wordt gewist wanneer u deze formatteert. Zorg dat u een
back-up maakt van alle zaken die u wilt behouden voordat u de geheugenkaart formatteert.
Als u een back-up wilt maken van uw content, kunt u deze kopiëren naar de computer. Zie
voor meer informatie het hoofdstuk
De geheugenkaart formatteren
Sleep de statusbalk omlaag en tik vervolgens op .
1
2Ga naar en tik op Opslagruimte > SD-kaart wissen.
3Tik op SD-kaart wissen > Alles wissen om te bevestigen.
Uw apparaat op een computer aansluiten
op pagina 97.
Het applicatiegeheugen wissen
Het kan soms nodig zijn om het geheugen voor een applicatie te wissen. Dit zou
bijvoorbeeld kunnen gebeuren als het applicatiegeheugen vol raakt of als u de scores
voor een spelletje wilt wissen. U zou ook binnenkomende e-mail, tekst en
multimediaberichten kunnen willen wissen in sommige applicaties.
Het geheugen voor een applicatie wissen
Sleep de statusbalk omlaag en tik op
1
2Tik op Apps.
Tik op de applicatie waarvoor u het geheugen wilt wissen.
3
4Tik op Cache wissen.
Voor sommige applicaties is het niet mogelijk om het geheugen te wissen.
.
Een headset gebruiken
Gebruik de meegeleverde accessoires bij uw apparaat, of andere compatibele accessoires,
voor de beste prestaties.
Als u een gesprek wilt beantwoorden, drukt u op de toets voor afhandeling van
2
gesprekken.
Als u een gesprek wilt beëindigen, drukt u op de toets voor afhandeling van
3
gesprekken.
Als er geen headset bij het apparaat is geleverd, kunt u deze afzonderlijk aanschaffen.
Als u naar muziek luistert, stopt de muziek wanneer u een gesprek beantwoordt en gaat de
muziek verder nadat u het gesprek hebt beëindigt.
Instellingen voor internet en berichten
Als u toegang wilt hebben tot internet en multimediaberichten wilt versturen, moet u
over een mobiele gegevensverbinding met de juiste instellingen beschikken, ook wel
APN (Access Point Name)-instellingen genoemd. De APN identificeert het netwerk
waarmee een mobiel apparaat verbinding kan maken.
U kunt instellingen voor internet en berichten doorgaans downloaden wanneer u uw
apparaat voor het eerst instelt met een geplaatste simkaart. In andere gevallen
kunnen de instellingen vooraf worden geïnstalleerd. Indien dat niet het geval is, kunt u
de instellingen handmatig downloaden of toevoegen. Neem contact op met uw
netwerkoperator voor gedetailleerde informatie over de instellingen voor internet en
berichten.
Als u geen toegang kunt krijgen tot internet, wanneer u geen gegevensverbinding hebt of
geen multimediaberichten kunt versturen of ontvangen, kunt u proberen alle instellingen voor
internet en berichten te verwijderen en vervolgens weer toe te voegen.
Instellingen voor internet en berichten downloaden
Tik in het Startscherm op .
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Xperia™ > Internetinstellingen.
3Tik op Accepteren.
De standaardinstellingen voor internet herstellen
Sleep de statusbalk omlaag en tik vervolgens op .
1
2Tik op Meer… > Mobiele netwerken.
3Tik op Namen toegangspunten en vervolgens op
.
4Tik op Standaardinstellingen.
Namen toegangspunten (APN's)
Een APN wordt gebruikt voor het opzetten van een gegevensverbinding tussen uw
apparaat en het internet. De APN definieert welk type IP-adres moet worden gebruikt,
welke beveiligingsmethodes moeten worden aangeroepen en welke fixed-end
verbindingen moeten worden gebruikt. De APN controleren is handig als u geen
toegang kunt krijgen tot internet, geen gegevensverbinding hebt, of geen MMSberichten kunt verzenden of ontvangen.
De huidige APN weergeven
Tik op het Startscherm op .
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Meer… > Mobiele netwerken.
3Tik op Namen toegangspunten.
Als er meerdere verbindingen beschikbaar zijn, wordt de actieve netwerkverbinding
aangegeven met een geselecteerd keuzerondje.
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Meer… > Mobiele netwerken.
3Tik op Namen toegangspunten > .
4Tik op Naam en vul de naam in voor het netwerkprofiel dat u wilt maken.
5Tik op APN en vul de naam van het toegangspunt in.
Vul alle overige informatie in die vereist is door uw netwerkaanbieder.
6
7Als u klaar bent, tikt u op , en vervolgens op Opslaan.
Gebruiksinformatie
Voor kwaliteitsdoeleinden verzamelt Sony Mobile anonieme bugrapporten en
statistieken over het gebruik van uw apparaat. De verzamelde informatie bevat
persoonlijke gegevens.
Verzenden van gebruiksinformatie toestaan
Tik in het Startscherm op
1
.
2Ga naar en tik op Instellingen > Xperia™ > Instellingen voor
gebruiksinformatie.
3Schakel het selectievakje Gebruiksinfo verzenden in als dit is uitgeschakeld.
4Tik op OK.
Gegevensgebruik beheren
U kunt de hoeveelheid gegevens die van en naar uw apparaat wordt overgebracht,
gedurende een bepaalde periode bijhouden via uw mobiele gegevensverbinding of
Wi-Fi®-verbinding. U kunt bijvoorbeeld de hoeveelheid gegevens weergeven die door
individuele applicaties wordt gebruikt. Voor gegevens die via uw mobiele
gegevensverbinding wordt overgebracht, kunt u ook waarschuwingen en beperkingen
instellen om extra kosten te voorkomen.
Door de instellingen voor gegevensgebruik aan te passen, kunt u meer controle krijgen over
het gegevensgebruik. Dit garandeert echter niet dat u geen extra kosten zult oplopen.
Dataverkeer in- of uitschakelen
Sleep de statusbalk omlaag en tik vervolgens op .
1
2Tik op Datagebruik.
3Sleep de schuifregelaar naast Mobiel dataverkeer om dataverkeer in of uit te
schakelen.
Als dataverkeer is uitgeschakeld, kan het apparaat nog altijd Wi-Fi®- en Bluetooth®verbindingen gebruiken.
Een waarschuwing voor gegevensgebruik instellen
Zorg dat dataverkeerd is ingeschakeld.
1
Sleep de statusbalk omlaag en tik vervolgens op .
2
3Ga naar en tik op Datagebruik.
Als u het waarschuwingsniveau wilt instellen, sleept u de waarschuwingslijnen
4
naar de gewenste waarde. U ontvangt een waarschuwingsbericht wanneer de
hoeveelheid gegevens het ingestelde niveau nadert.
Een limiet voor gegevensgebruik instellen
Zorg dat dataverkeerd is ingeschakeld.
1
Sleep de statusbalk omlaag en tik vervolgens op .
2
3Ga naar en tik op Datagebruik.
4Schakel het selectievakje Mobiele datalimiet instellen in indien dit is
uitgeschakeld en tik dan op OK.
Om de limiet voor gegevensgebruik in te stellen, sleept u de betreffende lijn
5
naar de gewenste waarde.
Wanneer uw gegevensgebruik de limiet bereikt, wordt gegevensverkeer op uw apparaat
automatisch uitgeschakeld.
Het gegevensgebruik van individuele applicaties beheren
Sleep de statusbalk omlaag en tik vervolgens op .
1
2Ga naar en tik op Datagebruik.
Zoek en tik op de gewenste applicatie.
3
4Markeer het selectievakje Achtergronddata beperken.
Voor meer specifieke instellingen voor de applicatie (indien van toepassing) tikt
5
u op Instellingen voor app weergeven en brengt u de gewenste wijzigingen
aan.
De prestaties van individuele applicaties kunnen worden beïnvloed als u de betreffende
instellingen voor gegevensgebruik wijzigt.
Gegevens die via Wi-Fi® zijn overgebracht, weergeven
Tik vanaf het Startscherm op .
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Datagebruik.
3Tik op en schakel vervolgens het Wi-Fi-gebruik weergeven-selectievakje aan
als dit is uitgeschakeld.
4Tik op het tabblad Wi-Fi.
Mobiele netwerkinstellingen
Afhankelijk van welke mobiele netwerken in de verschillende gebieden beschikbaar
zijn, schakelt het apparaat automatisch tussen de mobiele netwerken. U kunt het
apparaat ook handmatig instellen om toegang te krijgen tot een bepaald type mobiel
netwerk, bijvoorbeeld WCDMA of GSM.
Een netwerkmodus selecteren
Tik op het Startscherm op .
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Meer… > Mobiele netwerken.
3Tik op Netwerkmodus.
Selecteer een netwerkmodus.
4
Handmatig een ander netwerk selecteren
Tik op het Startscherm op
1
.
2Ga naar en tik op Instellingen > Meer… > Mobiele netwerken >
Serviceproviders.
3Tik op Zoekmodus > Handmatig.
Selecteer een netwerk.
4
Als u handmatig een netwerk zoekt, wordt er op het apparaat niet naar andere netwerken
gezocht, zelfs wanneer u zich buiten het bereik van het geselecteerde netwerk begeeft.
Automatische netwerkselectie activeren
Sleep de statusbalk omlaag en tik vervolgens op .
1
2Ga naar en tik op Meer… > Mobiele netwerken > Serviceproviders.
3Tik op Zoekmodus > Automatisch.
Gegevensroaming
Bij sommige netwerkaanbieders kunt u mobiele gegevens verzenden en ontvangen
als u zich buiten het eigen netwerk bevindt (roamen). U kunt het beste om op
voorhand de betreffende tarieven voor gegevens overdracht te controleren.
Gegevensroaming activeren
Tik vanaf het Startscherm op .
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Meer… > Mobiele netwerken.
3Schakel het selectievakje Dataroaming in.
U kunt gegevensroaming niet activeren wanneer gegevensverbindingen zijn uitgeschakeld.
Google Play™ is de officiële online Google-winkel voor het downloaden van
applicaties, spelletjes, muziek, films en boeken. Het bevat zowel gratis als betaalde
applicaties. Voordat u begint met het downloaden van Google Play™, moet u ervoor
zorgen dat u een werkende internetverbinding hebt, bij voorkeur via Wi-Fi®, om de
kosten van gegevensverkeer te beperken.
U moet een Google™-account hebben om Google Play™ te kunnen gebruiken. Google Play™
is mogelijk niet beschikbaar in alle landen of regio's.
Een applicatie downloaden van Google Play™
Tik op het Startscherm op .
1
2Tik op Play Store.
Zoek een item dat u wilt downloaden door te bladeren door categorieën of via
3
de zoekfunctie.
Tik op het item waarvoor u de details wilt weergeven en volg de instructies om
4
de installatie te voltooien.
Sommige applicaties kunnen toegang nodig hebben tot gegevens, instellingen en diverse
functies op uw apparaat om goed te kunnen werken. Installeer en geef alleen toestemming aan
applicaties die u vertrouwt.
U kunt de verleende toestemmingen aan een gedownloade applicatie bekijken door op de
applicatie onder Instellingen > Apps te tikken.
Applicaties downloaden van andere bronnen
Wanneer uw apparaat is ingesteld om downloads toe te staan van andere bronnen
dan Google Play™, kunt u applicaties direct van andere websites downloaden door de
desbetreffende downloadinstructies te volgen.
Als u applicaties installeert van onbekende oorsprong of uit een onbetrouwbare bron, kan uw
apparaat beschadigd raken. Download alleen applicaties die afkomstig zijn van betrouwbare
bronnen. Neem contact op met de leverancier van de applicatie als u vragen hebt of
problemen ondervindt.
Het downloaden van applicaties van andere bronnen toestaan
Tik in het Startscherm op
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Beveiliging.
3Schakel het selectievakje Onbekende bronnen in.
4Tik op OK.
Sommige applicaties kunnen toegang nodig hebben tot gegevens, instellingen en diverse
functies op uw apparaat om goed te kunnen werken. Installeer en geef alleen toestemming aan
applicaties die u vertrouwt.
U kunt de verleende toestemmingen aan een gedownloade applicatie bekijken door op de
applicatie onder Instellingen > Apps te tikken.
U kunt bellen door handmatig een telefoonnummer te kiezen, door op een nummer te
tikken dat is opgeslagen in de contactenlijst op het apparaat of door op een
telefoonnummer te tikken in het oproeplogboek. U kunt de functie Smart Dial
gebruiken om snel nummers te zoeken in uw contacten en gesprekkenlijst. Wilt u een
videogesprek voeren, dan kunt u de (video-)chatapplicatie Hangouts™ op uw
apparaat gebruiken. Zie
Chatten en videochat
op pagina 51.
1Open uw lijst met contacten
2Geef de onderdelen in het oproeplogboek weer
3Geef uw favoriete contacten weer
4Geef alle contactgroepen weer die op uw apparaat zijn opgeslagen
5Verwijder nummer
6Toetsenblok
7Verberg of wis het oproeplogboek
8Belknop
9Verberg de kiezer of geef hem weer
Bellen door een nummer te kiezen
Tik vanaf het Startscherm op
1
.
2Ga naar en tik op Telefoon.
Voer het nummer van de ontvanger in en tik op
3
.
Bellen met smart dial
Tik op het Startscherm op .
1
2Ga naar en tik op Telefoon.
Gebruik het toetsenbord om letters of nummers in te voeren die horen bij het
3
contact dat u wilt bellen. Als u elke letter of elk nummer invoert, wordt er een
lijst met mogelijkheden weergegeven.
Tik op het contact dat u wilt bellen.
Raak 0 aan en houd dit vast tot er een plusteken (+) wordt weergegeven.
3
Voer de landcode, het netnummer (zonder de eerste 0) en het telefoonnummer
4
in. Tik vervolgens op .
Uw telefoonnummer weergeven of verbergen
U kunt kiezen of u uw telefoonnummer wilt weergegeven of verbergen op het apparaat
van ontvangers wanneer u ze belt.
Uw telefoonnummer weergeven of verbergen
Tik op het Startscherm op .
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Oproepinstellingen > Aanvullende instellingen
> Beller-id.
Oproepen ontvangen
Een gesprek beantwoorden
Een gesprek weigeren
De beltoon voor een inkomende oproep dempen
Druk op de volumetoets als u een oproep ontvangt.
•
Een gesprek weigeren met een bericht
U kunt een gesprek weigeren met een vooraf gedefinieerd bericht. Wanneer u
gesprek weigert met een dergelijk bericht, wordt het bericht automatisch naar de beller
gestuurd en op uw apparaat opgeslagen.
Op uw apparaat zijn zes berichten reeds voorgedefinieerd. U kunt kiezen uit deze
vooraf gedefinieerde berichten, die desgewenst kunnen worden bewerkt.
Een gesprek weigeren met een vooraf gedefinieerd bericht
•Sleep Weigeren met bericht omhoog en selecteer vervolgens een bericht.
Een tweede gesprek weigeren met een vooraf gedefinieerd bericht
•Sleep Weigeren met bericht omhoog en selecteer vervolgens een bericht
wanneer u tijdens een gesprek een herhalende pieptoon hoort.
Het bericht bewerken dat wordt gebruikt om een gesprek te weigeren
Tik vanuit Startscherm op .
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Oproepinstellingen > Gespr. weigeren met
bericht.
Tik op het bericht dat u wilt bewerken en breng de benodigde wijzigingen aan.
Het volume van de oorspeaker veranderen tijdens een oproep
Druk de volumetoets omhoog of omlaag.
•
Het scherm activeren tijdens een gesprek
Druk kort op .
•
Het gesprekkenlogboek gebruiken
In het gesprekkenlogboek vindt u gemiste , ontvangen en gekozen oproepen.
Uw gemiste gesprekken weergeven
Als u een gemiste gesprek hebt, wordt in de statusbalk weergegeven. sleep
1
de statusbalk omlaag.
2Tik op Gemiste oproep.
Een nummer uit uw gesprekkenlijst bellen
Tik op het Startscherm op .
1
2Ga naar en tik op Telefoon. De gesprekkenlijstweergave verschijnt bovenaan
het scherm.
Als u een nummer direct wilt bellen, tikt u op het nummer. Als u een nummer
3
wilt bewerken voordat u het belt, raakt u het gewenste nummer aan, houdt u het
vast en tikt u op Nummer bewerken voor bellen.
U kunt ook een nummer bellen door op
> Terugbellen te tikken.
Een nummer uit de gesprekkenlijst toevoegen aan uw contacten
Tik op het Startscherm op
1
.
2Ga naar en tik op Telefoon. De gesprekkenlijstweergave verschijnt bovenaan
het scherm.
3Raak het nummer aan en houd het vast en tik op Toevoegen aan Contacten.
4Tik op het gewenste contact of tik op Nieuw contact maken.
5Bewerk de contactgegevens en tik op Gereed.
1
2Ga naar en tik op Telefoon.
3Tik op > Gesprekkenlijst verbergen.
Oproepen doorschakelen
U kunt oproepen bijvoorbeeld naar een ander telefoonnummer of een antwoorddienst
doorschakelen.
Gesprekken doorschakelen
Tik op het Startscherm op .
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Oproepinstellingen > Gesprekken
doorverbinden.
Selecteer een optie.
3
Voer het nummer in waarnaar u de gesprekken wilt doorschakelen en tik
4
vervolgens op Insch..
Gesprekken doorschakelen uitschakelen
Tik op het Startscherm op .
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Oproepinstellingen > Gesprekken
doorverbinden.
3Selecteer een optie en tik vervolgens op Uitschakelen.
Gesprekken beperken
U kunt alle categorieën of slechts bepaalde categorieën van inkomende en uitgaande
gesprekken blokkeren. Als u een PIN2-code hebt ontvangen van uw serviceprovider,
kunt u een lijst met vaste nummers gebruiken om uitgaande gesprekken te beperken.
Inkomende of uitgaande gesprekken blokkeren
Tik in het Startscherm op .
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Oproepinstellingen.
3Tik op Gespreksblokkering en selecteer een optie.
4Voer het wachtwoord in en tik op Insch..
Wanneer u gespreksblokkering voor de eerste keer instelt, moet u een wachtwoord invoeren
om de gespreksblokkeringsfunctie te activeren. U moet hetzelfde wachtwoord later gebruiken
als u de gespreksblokkeringsinstellingen wilt bewerken.
Vaste belservice in- of uitschakelen
Tik op het Startscherm op .
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Oproepinstellingen > Vaste nummers.
3Tik op Vaste nummers activeren of Vaste nummers deactiveren.
4Voer uw PIN2-code in en tik op OK.
De lijst met geaccepteerde ontvangers voor gesprekken openen
Tik op het Startscherm op
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Oproepinstellingen > Vaste nummers > Vaste
nummers.
.
Meerdere gesprekken
Als u de wisselgespreksfunctie hebt geactiveerd, kunt u meerdere gesprekken tegelijk
verwerken. Als u de functie hebt geactiveerd, klinkt er een pieptoon wanneer u nog
een gesprek ontvangt.
1
2Zoek de volgende opties en tik erop: Instellingen > Oproepinstellingen >
Aanvullende instellingen.
3Als u wisselgesprek wilt activeren of deactiveren, tikt u op Wisselgesprek.
Een tweede gesprek beantwoorden en het actieve gesprek in de wacht plaatsen
Als u tijdens een gesprek herhaalde pieptonen hoort, sleept u naar rechts.
•
Een tweede gesprek weigeren
Als u tijdens een gesprek herhaalde pieptonen hoort, sleept u naar links.
•
Een tweede gesprek tot stand brengen
Tik tijdens een gesprek op .
1
Voer het nummer van de ontvanger in en tik op . Het eerste gesprek wordt in
2
de wacht geplaatst.
Schakelen tussen meerdere gesprekken
Als u naar de volgende oproep wilt schakelen en de huidige oproep in de wacht
•
wilt zetten, tikt u op Overschakelen naar deze oproep.
Telefonische vergaderingen
Met telefonische vergaderingen of gesprekken met meerdere partijen kunt u gelijktijdig
spreken met twee of meer personen.
Neem contact op met uw netwerkprovider voor informatie over het aantal deelnemers dat u
aan een telefonische vergadering kunt toevoegen.
Een telefonische vergadering tot stand brengen
Tik tijdens een gesprek op
1
Kies het nummer van de tweede deelnemer en tik op . Nadat de tweede
2
deelnemer heeft geantwoord, wordt de eerste deelnemer in de wacht geplaatst.
Tik op om de tweede deelnemer toe te voegen aan de telefonische
3
vergadering.
Herhaal stap 1 t/m 3 om meer deelnemers toe te voegen aan het gesprek.
4
Een privégesprek met een deelnemer aan een telefonische vergadering voeren
1Tik tijdens een telefonische vergadering op {0} deelnemers.
Tik op het nummer van de deelnemer met wie u een privégesprek wilt voeren.
2
Als u het privégesprek wilt beëindigen en wilt terugkeren naar de telefonische
3
vergadering, tikt u op
Een deelnemer vrijgeven vanuit een telefonische vergadering
Tik tijdens een actieve telefonische vergadering op de knop met het aantal
1
deelnemers. Tik bijvoorbeeld op 3 deelnemers als er drie deelnemers zijn.
Tik op naast de deelnemer die u wilt vrijgeven.
2
Een telefonische vergadering beëindigen
•Tik tijdens de telefonische vergadering op Tel. vergadering beëindigen.
.
.
Voicemail
Als in uw abonnement een voicemailservice is opgenomen, kunnen bellers een
voicemailbericht achterlaten als u een binnenkomend gesprek niet kunt
beantwoorden. Het nummer van uw voicemailservice is gewoonlijk op uw SIM-kaart
opgeslagen. Als dat niet het geval is, kunt u het nummer opvragen bij uw
netwerkoperator en het vervolgens handmatig invoeren.
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Oproepinstellingen > Voicemail >Instellingen
voor voicemail > Voicemailnummer.
Voer uw voicemailnummer in.
3
4Tik op OK.
Uw voicemailservice bellen
Tik op het Startscherm op .
1
2Ga naar en tik op Telefoon.
3Raak 1 aan en houd deze waarde ingedrukt.
Noodoproepen
Uw apparaat ondersteunt internationale alarmnummers, bijvoorbeeld 112 of 911. Dit
houdt in dat u deze nummers normaal vanuit elk land kunt bellen om een noodoproep
te doen, met of zonder SIM-kaart in het toestel, zolang u zich binnen het bereik van
een netwerk bevindt.
Een alarmnummer bellen
Tik vanaf het Startscherm op .
1
2Ga naar en tik op Telefoon.
Voer het alarmnummer in en tik op . Als u een nummer wilt verwijderen, tikt u
3
op .
U kunt ook alarmnummers bellen wanneer er geen SIM-kaart in de telefoon zit of wanneer
uitgaande gesprekken zijn geblokkeerd.
Een noodnummer bellen terwijl de SIM-kaart is vergrendeld
Er zijn verschillende manieren om contacten naar uw nieuwe apparaat over te
brengen. Voor hulp bij het kiezen van een overbrengmethode,
het overbrengen van contacten.
Contacten overbrengen met een computer
Xperia™ Transfer en Contacts Setup zijn applicaties binnen het programma PC
Companion waarmee u contacten vanaf uw oude apparaat kunt verzamelen en
overbrengen naar uw nieuwe apparaat. Deze applicaties ondersteunen verschillende
merken, zoals iPhone, Samsung, HTC, BlackBerry, LG, Motorola en Nokia.
U hebt hiervoor nodig:
Een computer met internetverbinding.
•
Een USB-kabel voor uw oude apparaat.
•
Een USB-kabel voor uw nieuwe Android™-apparaat.
•
Uw oude apparaat.
•
Uw nieuwe Android™-apparaat.
•
Contacten overbrengen naar uw nieuwe apparaat met een computer
Zorg ervoor dat
1
Open de applicatie PC Companion en klik vervolgens op
2
op
Contact Setup
PC Companion
en volg de instructies om uw contacten over te brengen.
is geïnstalleerd op de pc.
leest u het artikel
Xperia™ Transfer
of
over
Contacten overbrengen met een online account
Als u de contacten op uw oude apparaat of uw computer synchroniseert met een
online account, bijvoorbeeld Google Sync™, Facebook™ of Microsoft® Exchange
ActiveSync®, kunt u uw contacten overbrengen naar uw nieuwe apparaat met behulp
van dat account.
Contacten synchroniseren naar uw nieuwe apparaat met een synchronisatieaccount
Tik op het Startscherm op en vervolgens op .
1
2Tik op en vervolgens op Instellingen> Accounts en synchr..
Select het account waarmee u uw contacten wilt synchroniseren en tik
3
vervolgens op > Nu synchroniseren.
U moet zijn aangemeld bij het desbetreffende synchronisatie-account voordat u uw contacten
hiermee kunt synchroniseren.
Andere methoden voor overbrengen van contacten
Er zijn verschillende andere manieren om contacten over te brengen van uw oude
naar uw nieuwe apparaat. U kunt bijvoorbeeld contacten kopiëren naar een
geheugenkaart, contacten opslaan op een simkaart of gebruikmaken van Bluetooth®technologie. Voor meer specifieke informatie over het overbrengen van de contacten
van uw oude apparaat, raadpleegt u de desbetreffende gebruikershandleiding.
Contacten importeren vanaf een geheugenkaart
Tik op het Startscherm op en vervolgens op .
1
2Druk op
Selecteer waar uw contacten moeten worden opgeslagen.
Zorg ervoor dat de Bluetooth®-functie is ingeschakeld en uw apparaat op
zichtbaar is ingesteld.
Wanneer u op de hoogte wordt gebracht van een binnenkomend bestand op uw
2
apparaat, sleept u de statusbalk omlaag en tikt u op de melding om de
bestandsoverdracht te accepteren.
3Tik op Accepteren om de bestandsoverdracht te starten.
Sleep de statusbalk omlaag. Wanneer het overbrengen gereed is, tikt u op de
4
melding.
Tik op het ontvangen bestand en selecteer waar uw contacten moeten worden
5
opgeslagen.
Contacten importeren vanaf de simkaart
U kunt informatie kwijtraken of meerdere dezelfde contacten krijgen bij het overbrengen van
contacten met een simkaart.
Tik op het Startscherm op en vervolgens op .
1
2Tik op en vervolgens op Contacten importeren> SIM-kaart.
Selecteer waar uw contacten moeten worden opgeslagen.
3
Om een individueel contact te importeren, zoekt u het contact en tikt u erop. Tik
4
als u alle contacten wilt importeren op Alles importeren.
Contacten zoeken en weergeven
Overzicht Contacten-scherm
1Tabbladen Contacten, Bellen, Favorieten en Groepen
2Geef contactgegevens weer
3Ga direct naar contacten die beginnen met de geselecteerde letter
4Open communicatieopties voor het contact
5Zoek naar contacten
6Voeg een contact toe
7Geef meer opties weer
Een contact zoeken
Tik op het Startscherm op
1
2Tik op
en voer de eerste letters van de contactnaam in het veld Contacten
en vervolgens op .
zoeken in. Alle contactnamen die met de betreffende letters beginnen, worden
weergegeven.
Selecteren welke contacten moeten worden weergegeven in de applicatie
Contacten
Tik op het Startscherm op en vervolgens op .
1
2Druk op en tik op Filteren.
Selecteer en deselecteer de gewenste opties in de lijst die wordt weergegeven.
3
Als u uw contacten met een synchronisatie-account hebt gesynchroniseerd,
wordt dit account in de lijst weergegeven. Tik op de account om de lijst met
opties verder uit te vouwen.
4Als u klaar bent, tikt u op OK.
Contacten toevoegen en bewerken
Een contact toevoegen
Tik op het Startscherm op en vervolgens op .
1
Tik op .
2
Als u uw contacten hebt gesynchroniseerd met één of meerdere accounts, en u
3
voegt een contact voor het eerst toe, moet u het account selecteren waaraan u
dit contact wilt toevoegen. Tik anders op Telefooncontact als u dit contact
alleen op uw apparaat wilt gebruiken en opslaan.
Voer de gewenste gegevens voor het contact in of selecteer deze.
4
5Als u klaar bent, tikt u op Gereed.
Na het selecteren van een synchronisatieaccount in stap 3, wordt dat account de volgende
keer dat u een contact toevoegt als het standaardaccount weergegeven, maar u kunt het
account wijzigen door het contact na opslaan te bewerken.
Als u vóór het telefoonnummer van een contact een plusteken en de landcode toevoegt, hoeft
u het nummer niet opnieuw te bewerken wanneer u vanuit andere landen belt.
Een contact bewerken
Tik op het Startscherm op
1
Tik op het contact dat u wilt bewerken en tik vervolgens op .
2
Bewerk de gewenste informatie.
3
en vervolgens op .
4Als u klaar bent, tikt u op Gereed.
Sommige synchronisatieservices laten u geen contactgegevens bewerken.
Een afbeelding koppelen aan een contact
Tik op het Startscherm op en vervolgens op .
1
Tik op het contact dat u wilt bewerken en tik dan op .
2
Tik op en selecteer de gewenste methode voor het toevoegen van de
3
contactafbeelding.
4Als u de gewenste afbeelding hebt toegevoegd, tikt u op Gereed.
U kunt ook een afbeelding aan een contact toevoegen vanuit de applicatie Album .
De beltoon voor een contact personaliseren
Tik op het Startscherm op
1
Tik op het contact dat u wilt bewerken en tik vervolgens op .
2
3Tik op
> Beltoon instellen.
en vervolgens op .
4Selecteer een optie en tik vervolgens op Gereed.
5Tik op Gereed.
Contacten verwijderen
Tik op het Startscherm op en vervolgens op .
1
Houd het contact dat u wilt verwijderen, aangeraakt.
2
Om alle contacten te verwijderen, tikt u op de pijl omlaag om het
3
vervolgkeuzemenu te openen en vervolgens selecteert u Alles markeren.
Voer de nieuwe gegevens in of maak de gewenste wijzigingen.
3
4Als u klaar bent, tikt u op Gereed.
Een nieuw contact toevoegen uit een tekstbericht
Tik op uw Startscherm op , ga naar en tik hierop.
1
2Tik op > Opslaan.
3Selecteer een bestaand contact of tik op Nieuw contact maken.
4Bewerk de contactgegevens en tik op Gereed.
Favorieten en groepen
U kunt contactpersonen markeren zodat u snel toegang krijgt tot hun gegevens via de
applicatie contactpersonen. U kunt contactpersonen aan groepen toewijzen om sneller
toegang tot deze te krijgen vanuit de applicatie Contactpersonen.
Een contact als favoriet toevoegen of verwijderen
Tik vanaf het Startscherm op en vervolgens op .
1
Tik op het contact dat u wilt toevoegen aan of verwijderen uit uw favorieten.
2
Tik op .
3
Uw favoriete contacten weergeven
Tik vanuit Startscherm op , tik dan op .
1
Tik op .
2
Een contact aan een groep toewijzen
Tik in de applicatie Contacten op het contact dat u aan een groep wilt toewijzen.
1
2Tik op en tik daarna op de balk direct onder Groepen.
Markeer de selectievakjes voor de groepen waaraan u het contact wilt
3
toewijzen.
4Tik op Gereed.
Contactinformatie verzenden
Uw visitekaartje verzenden
Tik op het Startscherm op
1
2Tik op Mijzelf.
3Druk op
Selecteer een beschikbare overdrachtsmethode en volg de instructies op het
4
scherm.
Een contact verzenden
Tik op het Startscherm op en vervolgens op .
1
Tik op het contact waarvan u de details wilt verzenden.
2
3Druk op en tik op Contact verzenden > OK.
Selecteer een beschikbare overdrachtsmethode en volg de instructies op het
4
scherm.
Meerdere contacten tegelijkertijd verzenden
Tik op het Startscherm op en vervolgens op .
1
2Druk op
Markeer de contacten die u wilt verzenden of selecteer ze allemaal als u alle
3
contacten wilt verwijderen.
Tik op en selecteer vervolgens een beschikbare overdrachtsmethode en volg
Dubbele items in de applicatie Contacten vermijden
Als u uw contacten met een nieuw account synchroniseert of op een andere manier
contactgegevens importeert, kan dit mogelijk leiden tot dubbele vermeldingen in de
applicatie Contacten. Als dit het geval is, kunt u deze duplicaten samenvoegen tot één
vermelding. Als u per ongeluk vermeldingen samenvoegt, kunt u ze later ook opnieuw
splitsen.
Contacten koppelen
Tik op het Startscherm op en vervolgens op .
1
Tik op het contact dat u aan een ander contact wilt koppelen.
2
3Druk op en tik op Contact koppelen.
Tik op het contact waarvan u de informatie wilt samenvoegen met het eerste
4
contact en tik vervolgens op OK om te bevestigen. De informatie van het eerste
contact wordt samengevoegd met het tweede contact en de gekoppelde
contacten worden als één contact weergegeven in de lijst met contacten.
Gekoppelde contacten scheiden
Tik op het Startscherm op en vervolgens op .
1
Tik op het gekoppelde contact dat u wilt bewerken en tik vervolgens op .
2
3Tik op Contactkoppeling verw. > Ontkoppelen.
Een back-up maken van contactpersonen
U kunt een geheugenkaart of een SIM-kaart gebruiken om een back-up te maken van
contactpersonen.
Alle contacten exporteren naar een geheugenkaart
Tik op het Startscherm op en vervolgens op .
1
2Druk op en tik op Contacten exporteren > SD-kaart.
3Tik op OK.
Contacten exporteren naar een SIM-kaart
Tik in Startscherm op
1
2Druk op en tik vervolgens op Contacten exporteren > SIM-kaart.
3Markeer de contacten die u wilt exporteren of tik op Alles markeren als u alle
contacten wilt exporteren.
4Tik op Exporteren.
5Selecteer Contacten toevoegen als u de contacten wilt toevoegen aan de
bestaande contacten op uw simkaart of Alle contacten vervangen als u de
bestaande contacten op uw simkaart wilt vervangen.
Wanneer u contacten naar de simkaart exporteert, wordt mogelijk niet alle informatie
geëxporteerd. Dit heeft te maken met geheugenbeperkingen op simkaarten.
De applicatie Berichten geeft uw berichten weer als gesprekken. Dit betekent dat alle
berichten naar en van een specifieke persoon zijn gegroepeerd. Als u MMS-berichten
wilt verzenden, moeten de juiste MMS-instellingen zijn ingesteld op uw apparaat. Zie
Instellingen voor internet en berichten
op pagina 34.
1Ga terug naar de lijst met gesprekken
2Geef opties weer
3Verzonden en ontvangen berichten
4Knop Versturen
5Voeg een bestand bij
6Voeg een locatie bij
7Voeg een geluidsfragment bij
8Maak een foto en voeg deze bij
9Voeg een foto bij die is opgeslagen op uw apparaat
10 Tekstveld
Een bericht maken en verzenden
Tik op uw Startscherm op
1
Tik op .
2
3Tik op
, tik op Ontvanger toevoegen en selecteer vervolgens een contact uit de
, ga naar en tik hierop.
contactenlijst. Als de ontvanger niet in de contactenlijst voorkomt, voert u het
nummer van de ontvanger handmatig in en tikt u op .
4Als u klaar bent met het toevoegen van ontvangers, tikt u op Gereed.
5Tik op Bericht schrijven en voer de tekst van het bericht in.
Als u een mediabestand wilt toevoegen, tikt u op
6
en selecteert u een optie.
7Als u het bericht wilt verzenden, tikt u op Verz..
Als u een bericht afsluit voordat u het verzendt, wordt het bericht opgeslagen als een concept.
De conversatie wordt gelabeld met het woord Concept:.
Tik vanaf het Startscherm op , zoek naar en tik hierop.
1
2Tik op en vervolgens op Zoeken.
Voer uw zoektermen in. De zoekresultaten worden in een lijst weergegeven.
3
Bellen vanuit een bericht
De afzender van een bericht bellen
Tik op het Startscherm op , ga naar en tik hierop.
1
Tik op een conversatie.
2
Tik op de naam of het nummer van de ontvanger boven aan het scherm,
3
selecteer vervolgens de naam of het nummer van de ontvanger in de lijst die
wordt weergegeven.
Als de ontvanger is opgeslagen is uw contacten, tikt u op het telefoonnummer
4
dat u wilt bellen. Als u de ontvanger niet hebt opgeslagen in uw contacten, tikt u
op .
Het nummer van een afzender opslaan als contact
Tik op uw Startscherm op , ga naar en tik hierop.
1
2Tik op > Opslaan.
3Selecteer een bestaand contact of tik op Nieuw contact maken.
4Bewerk de contactgegevens en tik op Gereed.
Berichtinstellingen
De meldingsinstellingen voor berichten wijzigen
Tik op het Startscherm op
1
2Tik op
3Tik op Meldingstoon om een meldingsgeluid in te stellen en selecteer
vervolgens een optie.
For other notification settings, Schakel de relevante selectievakjes in of uit voor
4
andere meldingsinstellingen.
De instellingen voor leveringsrapporten voor uitgaande berichten wijzigen
Tik op het Startscherm op , ga naar en tik hierop.
1
2Tik op en op Instellingen.
3Tik op Ontvangstbevestiging om de leveringsrapporten te activeren of
deactiveren.
en op Instellingen.
, ga naar en tik hierop.
Chatten en videochat
U kunt de applicatie Hangouts™-chat en -videochat op uw apparaat gebruiken om te
chatten met vrienden die de applicatie ook gebruiken op computers, Android™apparaten en andere apparaten. U kunt van elk gesprek een videogesprek maken met
meerdere vrienden, en u kunt berichten sturen naar vrienden, zelfs wanneer zij offline
zijn. U kunt tevens gemakkelijk foto's bekijken en delen.
Voordat u Hangouts™ gaat gebruiken, dient u een werkende internetverbinding en
een Google™-account te hebben. Ga naar http://support.google.com/hangouts en klik
op de koppeling 'Hangouts op uw Android' voor uitgebreide informatie over het gebruik
van deze webbrowser.
De videogesprekfunctie werkt alleen op apparaten met een camera aan de voorzijde.
Gebruik de e-mailapplicatie op uw apparaat voor het versturen en ontvangen van emailberichten via uw e-mailaccounts. U kunt een of meerdere e-mailaccounts
tegelijkertijd hebben, inclusief zakelijke Microsoft Exchange ActiveSync-accounts.
Een e-mailaccount instellen
Tik in het Startscherm op .
1
2Tik op E-mail.
Volg de instructies die worden weergegeven op het scherm om de installatie te
3
voltooien.
Voor sommige e-mailservices moet u wellicht contact opnemen met uw provider voor
detailinformatie over de instellingen voor de e-mailaccount.
Een extra e-mailaccount toevoegen
Tik vanuit Startscherm op .
1
2Ga naar en tik op E-mail.
3Als u meerdere e-mailaccounts gebruikt, tikt u op
toevoegen.
4Voer het e-mailadres en wachtwoord in en tik vervolgens op Volgende. Als de
instellingen voor het e-mailaccount niet automatisch kunnen worden
gedownload, voltooit u de instelling handmatig.
Als dat wordt gevraagd, voert u een naam in voor uw e-mailaccount, zodat u
5
deze gemakkelijk kunt herkennen.
6Als u klaar bent, tikt u op Volgende.
en vervolgens op Account
Een e-mailaccount als uw standaardaccount instellen
Tik in het Startscherm op
1
2Tik op E-mail.
3Druk op
Selecteer het account dat u als standaardaccount wilt gebruiken voor het
4
opstellen en verzenden van e-mailberichten.
5Schakel het selectievakje Standaardaccount in. Het postvak IN van de
standaardaccount verschijnt telkens wanneer u de e-mailtoepassing opent.
Als u slechts één e-mailaccount hebt, dan is deze account automatisch de standaardaccount.
1Geef een lijst weer van alle e-mailaccounts en recente mappen
2Schrijf een nieuw e-mailbericht
3Zoek naar e-mailberichten
4Bekijk instellingen en opties
5Lijst met e-mailberichten
Nieuwe e-mailberichten downloaden
Tik vanuit Startscherm op .
1
2Ga naar en tik op E-mail.
3Als u meerdere e-mailaccounts hebt, tikt u op en selecteert u het Postvak IN
van de account die u wilt controleren.
Om nieuwe berichten te downloaden, tikt u op .
4
Wanneer Postvak In open staat, veegt u omlaag op het scherm om de berichtenlijst bij te
werken.
E-mailberichten lezen
Tik vanuit Startscherm op
1
.
2Ga naar en tik op E-mail.
Als u meerdere e-mailaccounts gebruikt, tik dan op
3
en selecteer de account
die u wilt controleren en tik op Postvak IN in het keuzemenu. Als u al uw emailaccount tegelijkertijd wilt controleren, tik dan op en tik op
Gecombineerd Postvak IN in het keuzemenu.
Blader omhoog of omlaag in het postvak IN en tik op het e-mailbericht dat u wilt
4
lezen.
Een e-mailbericht maken en verzenden
1Tik vanuit Startscherm op
Als u meerdere e-mailaccounts gebruikt, tik dan op en selecteer de account
2
, en tik vervolgens op E-mail.
waarmee u de e-mail wilt verzenden en tik op Postvak IN in het keuzemenu.
Tik op en typ de naam of het e-mailadres van de ontvanger, of tik op en
3
selecteer een of meer ontvangers in uw contactenlijst.
Vul het onderwerp van de e-mail in, de e-mail zelf en tik op .
4
Een e-mailbericht beantwoorden
Zoek en raak in het postvak IN het bericht aan waarop u wilt antwoorden en
1
houd het vast. Tik vervolgens op Antwoord of Allen antwoorden.
Voer uw antwoord in en tik op
2
.
Een e-mailbericht doorsturen
Raak in het postvak IN het bericht aan dat u wilt doorsturen en houd het vast.
1
Tik vervolgens op Doorsturen.
Voer het e-mailadres van de ontvanger handmatig in of tik op en selecteer
2
een ontvanger in de lijst met contacten.
Voer de tekst van het bericht in en tik vervolgens op .
3
De bijlage van een e-mailbericht weergeven
Zoek naar en tik op het e-mailbericht met de bijlage die u wilt weergeven. E-
1
mailberichten met bijlagen worden aangegeven met .
2Wanneer de e-mailbijlage opent, tikt u op Laden; de bijlage wordt gedownload.
3Als de bijlage is gedownload, tikt u op Weerg..
Het e-mailadres van een afzender opslaan bij uw contacten
Zoek en tik op een bericht in uw postvak IN.
1
2Tik op de naam van de afzender en tik op OK.
3Selecteer een bestaand contact of tik op Nieuw contact maken.
4Bewerk zo nodig de contactgegevens en tik op Gereed.
Er is een voorbeeldvenster beschikbaar voor het weergeven en lezen van uw emailberichten in de liggende stand. Wanneer dit is geactiveerd, kunt u het gebruiken
voor het tegelijkertijd weergeven van zowel de lijst met e-mailberichten als één
geselecteerd e-mailbericht.
Het voorbeeldvenster activeren
1Tik vanuit Startscherm op , en tik vervolgens op E-mail.
2Tik op , tik dan op Instellingen.
3Tik op Algemeen > Voorbeelddeelvenster.
4Selecteer een optie of een combinatie van opties en tik op OK.
E-mailberichten lezen met het voorbeeldvenster
Zorg ervoor dat het voorbeeldvenster is ingeschakeld.
1
Open uw Postvak IN.
2
Blader omhoog of omlaag en tik op het e-mailbericht dat u wilt lezen.
3
Tik op de scheidingsbalk (tussen e-maillijst en de hoofdtekst van het e-
4
mailbericht) om het e-mailbericht op volledig scherm te bekijken.
Als u wilt terugkeren naar de normale weergave Postvak IN, tikt u opnieuw op
5
de scheidingsbalk.
Uw e-mailberichten organiseren
Uw e-mails sorteren
Tik vanuit Startscherm op
1
2Ga naar en tik op E-mail.
Als u meerdere e-mailaccounts gebruikt, tik dan op en selecteer de account
3
die u wilt sorteren en tik op Postvak IN in het keuzemenu. Als u al uw emailaccounts tegelijkertijd wilt sorteren, tik dan op
Gecombineerd Postvak IN.
4Tik op , tik dan op Sorteren.
Selecteer een sorteringsoptie.
5
E-mails zoeken
1Tik vanuit Startscherm op
Als u meerdere e-mailaccounts gebruikt, tik dan op en selecteer de naam
2
van de account die u wilt controleren en tik op Postvak IN in het keuzemenu.
Als u al uw e-mailaccounts tegelijkertijd wilt doorzoeken, tik dan op en
vervolgens op Gecomb. weergave.
Tik op
3
Typ de tekst voor uw zoekopdracht en tik op op het toetsenbord.
4
Het zoekresultaat verschijnt in een lijst die is gesorteerd op datum. Tik op het e-
5
mailbericht dat u wilt openen.
Alle mappen voor één e-mailaccount weergeven
1Tik vanuit Startscherm op , en tik vervolgens op E-mail.
Als u meerdere e-mailaccounts gebruikt, tikt u op en selecteert u de account
2
die u wilt controleren.
3Onder de account die u wilt controleren, selecteert u Alle mappen tonen.
Er bestaan verschillende manieren om muziek van een computer op uw apparaat te
zetten:
Verbind het apparaat en de computer met een USB-kabel en sleep en zet
•
muziekbestanden direct neer in de applicatie bestandsbeheer op de computer. Zie
apparaat op een computer aansluiten
Als de computer een pc is, kunt u gebruikmaken van de applicatie Media Go™ van
•
Sony en uw muziekbestanden organiseren, playlists maken, abonneren op podcasts,
en nog veel meer. Meer informatie en de applicatie Media Go™ downloaden.
Als de computer een Apple® Mac® is, kunt u gebruikmaken van de applicatie Sony™
•
Bridge for Mac voor het overbrengen van mediabestanden van iTunes naar uw
apparaat.
Meer informatie en downloaden van Sony™ Bridge for Mac
Naar muziek luisteren
Gebruik de 'WALKMAN'-applicatie om naar uw favoriete muziek en audioboeken te
luisteren.
op pagina 97.
.
Uw
1Blader door uw muziek
2Zoek naar nummers op Music Unlimited en alle nummers die zijn opgeslagen op uw apparaat
3Geef de huidige afspeelwachtrij weer
4Album art (indien beschikbaar)
5Tik om naar het vorige nummer in de afspeelwachtrij te gaan
Raak aan en houd ingedrukt om terug te spoelen binnen het huidige nummer
6Speel een nummer af of pauzeer het
7Tik om naar het volgende nummer in de afspeelwachtrij te gaan
Raak aan en houd ingedrukt om snel door te spoelen binnen het huidige nummer
8Plaats nummers in de huidige afspeelwachtrij in willekeurige volgorde
9Herhaal alle nummers in de huidige afspeelwachtrij
10 Voortgangsindicator: versleep de indicator of tik langs de lijn om snel vooruit of terug te spoelen
Als het WALKMAN-startscherm niet wordt weergegeven, tikt u op .
2
3Selecteer een muziekcategorie, bijvoorbeeld onder Artiesten, Albums of
Nummers, en blader vervolgens naar het nummer dat u wilt openen.
Tik op een nummer om deze af te spelen.
4
Mogelijk kunt u geen auteursrechtelijk beschermde items afspelen. Verifieer dat u de
benodigde rechten heeft voor de materialen die u van plan bent te delen.
Nummer gerelateerde gegevens online zoeken
Wanneer een nummer wordt afgespeeld in de 'WALKMAN'-applicatie, tikt u op
•
de album art om de Oneindig-knop weer te geven, en vervolgens op .
De Oneindig-knop
YouTube™, songteksten en artiestinformatie op Wikipedia.
geeft u toegang tot diverse informatiebronnen, inclusief video's op
Het audiovolume aanpassen
Druk op de volumetoets.
•
De 'WALKMAN'-applicatie minimaliseren
Wanneer een nummer wordt afgespeeld, tikt u op om naar het Startscherm
•
te gaan. De 'WALKMAN'-applicatie blijft afspelen op de achtergrond.
De "WALKMAN"-applicatie openen wanneer muziek op de achtergrond wordt
afgespeeld
Tik, terwijl een nummer op de achtergrond wordt afgespeeld, op de
1
om het
onlangs gebruikte applicatievenster te openen.
Tik op de "WALKMAN"-applicatie.
2
WALKMAN-startscherm
Het WALKMAN-startscherm geeft u een overzicht van alle muziekstukken op uw
apparaat en de beschikbare muziekstukken op Music Unlimited. Van hieruit kunt u uw
albums en afspeellijsten beheren, snelkoppelingen maken en uw muziek indelen op
stemming en tempo met gebruik van SensMe™-kanalen.
1
Hitlijsten door Music Unlimited
2
Nieuwe uitgaves door Music Unlimited
3
Afspeellijsten in de schijnwerper door Music Unlimited
Verzamel koppelingen naar muziek en verwante inhoud die u en vrienden
hebben gedeeld met online-diensten
9
Beheer en bewerk uw muziek met Music Unlimited-kanalen
10
Open de 'WALKMAN'-muziekspeler
Sony Entertainment Network met Video Unlimited en Music Unlimited is niet overal
verkrijgbaar. Apart abonnement vereist. Aanvullende gebruiksvoorwaarden zijn van toepassing.
Het WALKMAN-startscherm weergeven
Tik vanuit de Startscherm op > .
1
Als het WALKMAN-startscherm niet wordt weergegeven, tikt u op .
2
Een snelkoppeling toevoegen aan een nummer
Blader vanuit het WALKMAN-startscherm naar het nummer waarvoor u een
1
snelkoppeling wilt maken.
Tik op de titel van het nummer en houd deze vast.
2
3Tik op Toevoegen als snelkoppeling. De snelkoppeling wordt nu weergegeven
op het WALKMAN-startscherm.
U kunt geen snelkoppelingen toevoegen aan nummers uit Music Unlimited.
Snelkoppelingen opnieuw schikken
Raak vanuit het WALKMAN-startscherm een snelkoppeling aan en houd deze
•
ingedrukt tot hij groter wordt en uw apparaat trilt. Sleep het item vervolgens
naar een nieuwe locatie.
Een snelkoppeling verwijderen
Raak vanuit het WALKMAN-startscherm een snelkoppeling aan en houd deze
•
ingedrukt tot deze groter wordt en uw apparaat trilt. Sleep het item vervolgens
naar
U kunt alleen snelkoppelingen verwijderen die u zelf hebt gemaakt.
.
U kunt tevens standaardsnelkoppelingen naar slepen, maar deze worden alleen verborgen
en niet verwijderd.
Uw muziek met de nieuwste informatie bijwerken
Tik vanaf het WALKMAN-startscherm op
1
.
2Tik op Muziekinfo downloaden > Starten. Uw apparaat zoekt online en
downloadt de meest recente album art en nummerinformatie voor uw muziek.
De SensMe™-kanalenapplicatie wordt geactiveerd wanneer u muziekinformatie downloadt.
De applicatie SensMe™-kanalen inschakelen
•Tik vanuit het WALKMAN-startscherm op en vervolgens op Muziekinfo
downloaden > Starten.
Voor deze applicatie is een mobiele of Wi-Fi®-netwerkverbinding nodig.
Een nummer verwijderen
Open het WALKMAN-startscherm en blader vervolgens naar het nummer dat u
1
wilt verwijderen.
Raak de titel van het nummer aan en houd deze vast, tik vervolgens op
3Selecteer een instelling en tik vervolgens op OK om te bevestigen.
Visualiser
De Visualiser voegt visuele effecten aan uw nummers toe tijdens het afspelen. De
effecten voor elk nummer zijn gebaseerd op de kenmerken van de muziek. Ze
veranderen bijvoorbeeld in reactie op wijzigingen in de geluidssterkte, het ritme en het
frequentieniveau van de muziek. U kunt ook het achtergrondthema wijzigen.
De Visualiser inschakelen
Tik in de 'WALKMAN'-applicatie op
1
2Tik op Visualizer.
Tik op het scherm om naar de weergave volledig scherm te gaan.
Het achtergrondthema wijzigen
Tik in de "WALKMAN"-applicatie op
1
2Tik op Visualizer.
3Tik op
> Thema en selecteer een thema.
.
.
Muziek herkennen met TrackID™
Gebruik TrackID™-muziekherkenning om een track te identificeren die in uw
omgeving wordt afgespeeld. Leg een kort stukje van de track vast en binnen enkele
seconden ziet u de info over artiest, titel en het album. U kunt tracks kopen die u met
TrackID™ hebt geïdentificeerd en u kunt TrackID™-lijsten weergeven om te zien waar
TrackID™-gebruikers wereldwijd naar zoeken. Gebruik TrackID™-technologie in een
rustige omgeving voor de beste resultaten.
De TrackID™-applicatie en de TrackID™-service worden niet in alle landen/regio's en door alle
netwerken en/of serviceproviders in alle gebieden ondersteund.
Muziek herkennen met TrackID™-technologie
Tik vanuit Startscherm op
1
2Zoek en tik op TrackID™ en houd het apparaat in de richting van de
muziekbron.
Tik op . Als de track wordt herkend door de TrackID™-service, verschijnen de
3
resultaten op het scherm.
Als u wilt terugkeren naar de startpagina van TrackID™, drukt u op
.
TrackID™-lijsten weergeven
•Open de applicatie TrackID™ en tik op Charts. Er wordt een lijst uit uw eigen
regio weergegeven.
TrackID™-lijsten uit een andere regio weergeven
1Open de applicatie TrackID™ en tik op Charts.
2Tik op
> Regio's en selecteer vervolgens een land of regio.
Een track kopen die herkend wordt door de applicatie TrackID™
1Nadat een track is herkend door de applicatie TrackID™, tikt u op Downloaden.
Volg de instructies op uw apparaat om de aankoop te voltooien.
2
U kunt ook een aan te schaffen track selecteren door de tabbladen Geschiedenis of Charts te
openen op het startscherm TrackID™.
Een track delen
1Nadat een track is herkend door de applicatie TrackID™, tikt u op Delen en
selecteert u een methode om te delen.
Volg de instructies op uw apparaat om de procedure te voltooien.
2
Artiestinformatie voor een track weergeven
•Nadat een track is herkend door de applicatie TrackID™, tikt u op Artiestinfo.
Een track verwijderen uit de trackgeschiedenis
1Open de applicatie TrackID™ en tik op Geschiedenis.
2Tik op de titel van een track en tik vervolgens op Verwijderen.
3Tik op Ja om uw keuze te bevestigen.
Music Unlimited™ is een op een abonnement gebaseerde service die toegang biedt
tot miljoenen nummers via een mobiel netwerk of Wi-Fi®-verbinding. U kunt uw
persoonlijke muziekbibliotheek in de cloud beheren en bewerken vanaf verschillende
apparaten, of playlists en muziek synchroniseren met een pc met Windows®. Ga naar
www.sonyentertainmentnetwork.com
Sony Entertainment Network met Video Unlimited en Music Unlimited is niet overal
verkrijgbaar. Apart abonnement vereist. Aanvullende gebruiksvoorwaarden zijn van toepassing.
Aan de slag met Music Unlimited
1Open het WALKMAN-startscherm.
2Tik op Music Unlimited en volg vervolgens de instructies op het scherm om
aan de slag te gaan met de service Music Unlimited.
De FM-radio in uw apparaat werkt net als elke andere FM-radio. U kunt bijvoorbeeld
bladeren door FM-radiozenders, deze beluisteren en de zenders opslaan als
favorieten. U moet een bekabelde headset of hoofdtelefoon op het apparaat
aansluiten voordat u de radio kunt gebruiken. Dat komt omdat de headset of
hoofdtelefoon als antenne werkt. Nadat een van deze apparaten is aangesloten, kunt
u het geluid van de radio eventueel door de luidspreker laten komen.
1Lijst met favorieten
2Aan-uitknop voor radio
3Geef menuopties weer
4Ingestelde frequentie
5Een zender als favoriet opslaan of verwijderen
6Afstemknop
7Ga naar links over de frequentieband om een zender te zoeken
8Ga naar rechts over de frequentieband om een zender te zoeken
9Een opgeslagen favoriete zender
De FM-radio beluisteren
Sluit een headset of een hoofdtelefoon aan op uw apparaat.
1
Tik vanaf uw Startscherm op
2
3Tik op FM-radio
. De beschikbare zenders worden weergegeven wanneer u
.
door de frequentieband bladert.
Wanneer u de FM-radio start, worden de beschikbare zenders automatisch weergegeven. Als
een zender RDS-informatie doorgeeft, verschijnt deze enkele seconden nadat u begonnen
bent met luisteren naar de zender.
Schakelen tussen radiozenders
Sleep de frequentieband naar links of rechts.
•
Opnieuw zoeken naar radiozenders
Wanneer de radio is geopend, drukt u op .
1
2Tik op Kanalen zoeken. De hele frequentieband wordt gescand en alle
Druk op en tik op Afsp. op hoofdtelefoon om het geluid terug te schakelen naar de bedrade
headset of hoofdtelefoon.
Een nummer identificeren op de FM-radio via TrackID™
Tik op terwijl het nummer op de FM-radio van uw apparaat wordt afgespeeld
1
en selecteer TrackID™.
Er wordt een voortgangsindicator weergegeven terwijl de TrackID™-applicatie
2
het nummer analyseert. Als dit lukt, krijgt u een trackresultaat of een lijst met
mogelijke nummers te zien.
Druk op om terug te keren naar de FM-radio.
3
De TrackID™-toepassing en de TrackID™-service worden niet in alle landen/regio's en door
alle netwerken en/of serviceproviders in alle gebieden ondersteund.
Favoriete radiozenders
Een zender als favoriet opslaan
Ga wanneer de radio is geopend naar de zender die u wilt opslaan als favoriet.
1
Tik op .
2
Voer een naam in en selecteer een kleur voor de zender en druk dan op
3
Opslaan.
Luisteren naar een favoriete radiozender
Tik op .
1
Selecteer een optie.
2
Een zender als favoriet verwijderen
Ga wanneer de radio is geopend naar de zender die u wilt verwijderen.
1
2Tik op en op Verwijderen.
Geluidsinstellingen
Wisselen tussen de mono- en stereogeluidsmodus
Wanneer de radio is geopend, drukt u op
1
2Tik op Stereogeluid inschakelen.
3Druk op
monogeluidsmodus te beluisteren.
De regio van de radio selecteren
Wanneer de radio is geopend, drukt u op .
1
2Tik op Radioregio instellen.
Selecteer een optie.
3
De Visualiser aanpassen
Wanneer de radio is geopend, tikt u op
1
2Tik op Visualizer.
Selecteer een optie.
3
en tik op Monogeluid afdwingen om de radio weer in
Als de videocamera niet is geselecteerd, tikt u op .
3
Druk op de cameratoets om het opnemen van een video te starten.
4
Druk opnieuw op de cameratoets om de opname te stoppen.
5
Een video opnemen door op het scherm te tikken
Activeer de camera.
1
Richt de camera op het onderwerp.
2
Tik op om de opname te starten.
3
Tik op om de opname te stoppen.
4
Deze functie is alleen beschikbaar in de opnamemodus Automatisch superieur.
Uw foto's en video's weergeven
Schakel de camera in en tik vervolgens op een miniatuurweergave om een foto
1
of video te openen.
Veeg naar links of rechts om uw foto's en video's weer te geven.
2
Een foto of een opgenomen video verwijderen
Blader naar de foto of de video die u wilt verwijderen.
1
Tik op het scherm zodat wordt weergegeven.
2
Tik op .
3
4Tik op Verwijderen om uw keuze te bevestigen.
Gezichtsdetectie
Met gezichtsdetectie kunt u de focus richten op een gezicht dat niet in het midden
staat. De camera kan maximaal vijf gezichten herkennen. De gezichten worden
gemarkeerd met witte kaders. Met een geel kader wordt aangegeven op welk gezicht
wordt scherpgesteld. De focus wordt ingesteld op het gezicht dat zich het dichtst bij de
camera bevindt. U kunt ook op een van de kaders tikken om te bepalen op welk
gezicht moet worden scherpgesteld.
Gezichtsdetectie inschakelen
Activeer de camera.
1
Tik op en selecteer vervolgens .
2
Tik op en vervolgens op .
3
4Tik op Scherpstel-modus > Gezichts-detectie.
Een foto maken met gezichtsdetectie
1Wanneer de camera is geopend en Gezichts-detectie is ingeschakeld, richt u
de camera op uw onderwerp. Er kunnen tot 5 gezichten worden gedetecteerd
en elk gedetecteerd gezicht wordt in een kader geplaatst.
Druk de cameratoets half in. Met een geel kader wordt het gezicht aangegeven
2
waarop wordt scherpgesteld.
Druk de cameratoets volledig in als u een foto wilt maken.
3
Smile Shutter™ gebruiken om lachende gezichten vast te
leggen
Gebruik de Smile Shutter™-technologie om alleen foto's van lachende gezichten te
maken. In de camera worden maximaal vijf gezichten herkend. Eén van deze
gezichten wordt geselecteerd voor glimlachdetectie en autofocus. Wanneer het
geselecteerde gezicht lacht, wordt automatisch een foto gemaakt.
2
3Tik op Glimlachdetectie en selecteer een lachniveau.
Een foto maken met Smile Shutter™
Wanneer de camera is geopend en Smile Shutter™ is ingeschakeld, richt u de
1
camera op uw onderwerp. In de camera wordt bepaald op welk gezicht moet
worden scherpgesteld.
Het geselecteerde gezicht verschijnt in een gekleurd kader en de foto wordt
2
automatisch gemaakt.
Druk op de cameratoets om de foto handmatig te maken als er geen glimlach
3
wordt gedetecteerd.
De geografische positie toevoegen aan uw foto's
Schakel geotagging in om een benadering van de geografische locatie (een geotag)
toe te voegen aan foto's die u maakt. De geografische locatie wordt bepaald met
behulp van draadloze netwerken (mobiele netwerken of Wi-Fi®) of GPS-technologie.
Wanneer wordt weergegeven op het camerascherm, is geotagging ingeschakeld
maar is de geografische positie niet gevonden. Wanneer wordt weergegeven, is
geotagging ingeschakeld en is de geografische locatie beschikbaar. U kunt dan een
geotag toevoegen aan uw foto. Wanneer geen van de twee symbolen wordt
weergegeven, is geotagging uitgeschakeld.
Geotags inschakelen
Tik in het Startscherm op .
1
2Tik op Instellingen > Locatieservices.
3Sleep de schuifregelaar naast Toegang tot mijn locatie naar rechts.
Activeer de camera.
4
5
Tik op
en vervolgens op .
6Sleep de schuifregelaar naast Geotags naar rechts.
7Tik op OK.
Algemene camera-instellingen
Overzicht instellingen opnamemodus
Automatisch superieur
Optimaliseer uw instellingen voor elke scène.
Handmatig
Pas camera-instellingen met de hand aan.
Foto-effect
Effecten toepassen op foto's.
Veegpanorama
Gebruik deze instelling om panoramische groothoekfoto's te maken. Druk op de cameratoets en
beweeg de camera rustig van de ene zijde naar de andere zijde.
Snel starten
Gebruik de instellingen voor snel starten om de camera in te schakelen wanneer het
scherm is vergrendeld.
Alleen starten
Wanneer deze instelling is geactiveerd, kunt u de camera inschakelen wanneer het scherm is vergrendeld
door de cameratoets ingedrukt te houden.
Starten en vastleggen
Wanneer deze instelling is geactiveerd, kunt u de camera inschakelen en automatisch een foto maken
wanneer het scherm is vergrendeld door de cameratoets ingedrukt te houden.
Wanneer deze instelling is geactiveerd, kunt u de camera inschakelen en beginnen met het maken van
een video wanneer het scherm is vergrendeld door de cameratoets ingedrukt te houden.
Uit
Geotags
Foto's labelen met informatie over de locatie waar de foto is gemaakt.
Vastleggen met aanraken
Kies een specifiek scherpstelgebied door het camerascherm met uw vinger aan te
raken. De foto wordt gemaakt zodra u uw vinger van het scherm haalt. Deze instelling
is alleen beschikbaar wanneer de focus-modus is ingesteld op aanraakfocus.
Sluitergeluid
Kies om het sluitergeluid in of uit te schakelen wanneer u een video opneemt.
Gegevensopslag
U kunt uw gegevens opslaan op een verwisselbare SD-kaart of in het interne
geheugen van het apparaat.
Intern geheugen
Foto's en video's worden opgeslagen in het apparaatgeheugen.
SD-kaart
Foto's en video's worden opgeslagen op de SD-kaart.
Witbalans
Deze functie past de kleurbalans automatisch aan de lichtomstandigheden aan. Het
pictogram voor de witbalansinstelling is beschikbaar op het camerascherm.
Auto
Hiermee wordt de kleurbalans automatisch aan de lichtomstandigheden aangepast.
Kunstlicht
Hiermee wordt kleurbalans aangepast voor warme lichtomstandigheden zoals onder gloeilampen.
Tl-licht
Hiermee wordt de kleurbalans aangepast voor tl-licht.
Daglicht
Hiermee wordt de kleurbalans aangepast voor zonnige omstandigheden buitenshuis.
Bewolkt
Hiermee wordt de kleurbalans aangepast voor een bewolkte lucht.
Deze instelling is alleen beschikbaar in de opnamemodus Handmatig.
Fotocamera-instellingen
De fotocamera-instellingen aanpassen
Activeer de camera.
1
Tik op
2
Selecteer de instellingen die u wilt aanpassen en bewerk deze dan zoals
3
gewenst.
om alle instellingen weer te geven.
Overzicht fotocamera-instellingen
Resolutie
Kies uit verschillende afbeeldingsformaten en hoogte-breedteverhoudingen voordat u
een foto maakt. Voor een foto met een hogere resolutie is meer geheugen vereist.
8 megapixel-fotoformaat met hoogte-breedteverhouding van 4:3. Geschikt voor foto's die u wilt weergeven
op niet-breedbeeldschermen of die u wilt afdrukken met een hoge resolutie.
3104×1746(16:9)
5 megapixel-fotoformaat met hoogte-breedteverhouding van 16:9. Geschikt voor foto's die u wilt
weergeven op niet-breedbeeldschermen of die u wilt afdrukken met een hoge resolutie.
1632×1224(4:3)
2 megapixel-fotoformaat met hoogte-breedteverhouding van 4:3. Geschikt voor foto's die u wilt weergeven
op niet-breedbeeldschermen.
1920×1080(16:9)
2 megapixel-fotoformaat met hoogte-breedteverhouding van 16:9. Geschikt voor foto's die u op
breedbeeldschermen wilt weergeven.
Zelfontspanner
Met de zelfontspanner kunt u een foto maken zonder het apparaat vast te houden.
Gebruik deze functie om zelfportretten te maken, of groepsfoto's waarbij iedereen op
de foto staat. U kunt de zelfontspanner ook gebruiken om te voorkomen dat de
camera beweegt terwijl u foto's maakt.
Aan (10 seconden)
Een vertraging van 10 seconden instellen vanaf het moment dat u op het camerascherm tikt tot het
moment dat de foto wordt gemaakt
Aan (2 seconden)
Een vertraging van 2 seconden instellen vanaf het moment dat u op het camerascherm tikt tot het moment
dat de foto wordt gemaakt
Uit
De foto wordt gemaakt zodra u op het camerascherm tikt.
Smile Shutter™
Gebruik de functie Smile Shutter™ om te bepalen op wat voor lach de camera
reageert voordat u een foto neemt.
Scherpstel-modus
Met de scherpstelfunctie bepaalt u welk deel van een foto scherp moet zijn. Wanneer
continue autofocus is ingeschakeld, blijft de camera scherpstellen zodat het gebied in
het gele focuskader scherp blijft.
Enkelv. automat. scherpstellen
De camera stelt automatisch scherp op het geselecteerde onderwerp. Continue autofocus is
ingeschakeld. Raak het camerascherm aan en houd het vast totdat het gele focuskader blauw wordt; dit
geeft aan dat er is scherpgesteld. De foto wordt gemaakt wanneer u uw vinger van het scherm haalt.
Meerv. automat. scherpstellen
Er wordt automatisch scherpgesteld op verschillende gebieden van het beeld. Raak het camerascherm
aan en houd het vast totdat het gele focuskader blauw wordt; dit geeft aan dat er is scherpgesteld. De foto
wordt gemaakt wanneer u uw vinger van het scherm haalt. Continue autofocus is uitgeschakeld.
Gezichts-detectie
De camera kan maximaal vijf gezichten herkennen. De gezichten worden gemarkeerd met kaders op het
scherm. De camera stelt automatisch scherp op het dichtstbijzijnde gezicht. U kunt ook selecteren op welk
gezicht u wilt scherpstellen door erop te tikken op het scherm. Wanneer u op het camerascherm tikt, geeft
een blauw kader het gezicht aan dat is geselecteerd en waarop wordt scherpgesteld. Gezichtsdetectie
kan niet worden gebruikt voor alle scènetypen. Continue autofocus is ingeschakeld.
Aanraakfocus
Raak een specifiek gebied op het camerascherm aan om het scherpstelgebied in te stellen. Continue
autofocus is uitgeschakeld. Raak het camerascherm aan en houd het vast totdat het gele focuskader
blauw wordt; dit geeft aan dat er is scherpgesteld. De foto wordt gemaakt wanneer u uw vinger van het
scherm haalt.
Deze instelling is alleen beschikbaar in de opnamemodus Handmatig.
U kunt de vervaging van het beeld die wordt veroorzaakt door donkere
omstandigheden of bewegende onderwerpen, verminderen door de ISO-gevoeligheid
te verhogen.
Automatisch
Stelt de ISO-gevoeligheid automatisch in.
100
Stelt de ISO-gevoeligheid in op 100.
200
Stelt de ISO-gevoeligheid in op 200.
400
Stelt de ISO-gevoeligheid in op 400.
800
Stelt de ISO-gevoeligheid in op 800.
Deze instelling is alleen beschikbaar in de opnamemodus Handmatig.
Lichtmeting
Met deze functie wordt automatisch een gebalanceerde belichting vastgesteld door de
hoeveelheid licht te meten voor het beeld dat u wilt vastleggen.
Centrum
Hiermee wordt de belichting aangepast aan het centrum van de zoeker.
Gemiddeld
Hiermee wordt de belichting berekend op basis van de hoeveelheid licht voor het gehele beeld.
Spot
Hiermee wordt de belichting aangepast voor een uiterst klein deel van het beeld dat u wilt vastleggen.
Deze instelling is alleen beschikbaar in de opnamemodus Handmatig.
Image stabiliser
Het kan lastig zijn het apparaat stil te houden wanneer u een foto maakt. De
stabilisator helpt u hierbij door kleine bewegingen van de hand te compenseren.
Deze instelling is alleen beschikbaar in de opnamemodus Handmatig.
Voorbeeld
U kunt kiezen om een voorbeeld te bekijken van foto's en video's net nadat u deze
hebt gemaakt.
Onbeperkt
Het voorbeeld van de foto of video wordt weergegeven nadat u deze hebt gemaakt.
5 seconden
Het voorbeeld van de foto of video wordt weergegeven 5 seconden nadat u deze hebt gemaakt.
3 seconden
Het voorbeeld wordt weergegeven 3 seconden nadat u de foto of video hebt gemaakt.
Bewerken
De foto of video wordt geopend voor bewerken nadat u deze hebt gemaakt.
Uit
De foto of video wordt opgeslagen nadat u deze hebt gemaakt en er worden geen voorbeelden
weergegeven.
Gebruik de flitser om foto's te maken bij slechte lichtomstandigheden of bij tegenlicht.
De volgende opties zijn beschikbaar wanneer u tikt op het pictogram flitser op het
camerascherm:
Automatisch
De camera bepaalt automatisch of de lichtomstandigheden het gebruik van een flitser vereisen.
Opvulflits
Gebruik deze instelling als de achtergrond helderder is dan het onderwerp. Hiermee worden
ongewenste donkere schaduwen verwijderd.
Rode-ogenreductie
Vermindert de rode kleur van ogen wanneer u een foto maakt.
Uit
De flitser is uitgeschakeld. Soms kan de kwaliteit van een foto beter zijn zonder het gebruik van de
flitser, zelfs onder omstandigheden met slecht licht. Als u een goede foto wilt maken zonder de flitser
te gebruiken, hebt u een vaste hand nodig. Gebruik de zelfontspanner om wazige foto's te
voorkomen.
Zaklantaarn
Er gaat een lantaarn of cameralamp aan wanneer u foto's maakt.
Videocamera-instellingen
Videocamera-instellingen aanpassen
Activeer de camera.
1
Tik op één van de pictogrammen voor instellingen op het scherm.
2
Tik op om alle instellingen weer te geven.
3
Selecteer de instelling die u wilt aanpassen en breng vervolgens uw wijzigingen
4
aan.
Overzicht van videocamera-instellingen
Videoresolutie
Pas de videoresolutie aan voor verschillende indelingen.
Full HD
1980×1080(16:9)
Full HD-indeling (Full High Definition) met hoogte-breedteverhouding 16:9. 1980 × 1080 pixels.
HD
1280×720(16:9)
HD-indeling (High Definition) met hoogte-breedteverhouding 16:9. 1280 × 720 pixels.
MMS
Video's opnemen die geschikt zijn voor verzending in MMS-berichten. De opnametijd van deze videoindeling is beperkt zodat de video's aan MMS-berichten kunnen worden toegevoegd.
Deze instelling is alleen beschikbaar in de opnamemodus Handmatig.
Zelfontspanner
Met de zelfontspanner kunt u een video opnemen zonder het apparaat vast te
houden. Gebruik deze optie om groepsvideo's op te nemen waarbij iedereen op de
video staat. U kunt de zelfontspanner gebruiken om te voorkomen dat de camera
beweegt tijdens het opnemen van video's.
Aan (10 seconden)
Stel een vertraging van 10 seconden in vanaf het moment dat u op het camerascherm tikt tot het moment
dat de video-opname begint.
Aan (2 seconden)
Stel een vertraging van 2 seconden in vanaf het moment dat u op het camerascherm tikt tot het moment
dat de video-opname begint.
De video-opname begint zodra u op het camerascherm tikt.
Scherpstel-modus
Met de scherpstelinstellingen bepaalt u welk deel van een video scherp moet zijn.
Wanneer continue autofocus is ingeschakeld, blijft de camera scherpstellen zodat het
gebied in het witte scherpstelkader scherp blijft.
Enkelv. automat. scherpstellen
De camera stelt automatisch scherp op het geselecteerde onderwerp. Continue autofocus is
ingeschakeld.
Gezichts-detectie
De camera kan maximaal vijf gezichten herkennen. De gezichten worden gemarkeerd met kaders op het
scherm. De camera stelt automatisch scherp op het dichtstbijzijnde gezicht. U kunt ook selecteren op welk
gezicht u wilt scherpstellen door erop te tikken op het scherm. Wanneer u op het camerascherm tikt, geeft
een geel kader het gezicht aan dat is geselecteerd en waarop wordt scherpgesteld. Gezichtsdetectie kan
niet worden gebruikt voor alle scènetypen. Continue autofocus is ingeschakeld.
Objecttracering
Bij het selecteren van een object door het aan te raken in de zoeker, zoekt de camera het voor u op.
Deze instelling is alleen beschikbaar in de opnamemodus Handmatig.
Lichtmeting
Met deze functie wordt automatisch een gebalanceerde belichting vastgesteld door de
hoeveelheid licht te meten voor het beeld dat u wilt vastleggen.
Centrum
Hiermee wordt de belichting aangepast aan het centrum van de zoeker.
Gemiddeld
Hiermee wordt de belichting berekend op basis van de hoeveelheid licht voor het gehele beeld.
Spot
Hiermee wordt de belichting aangepast voor een uiterst klein deel van het beeld dat u wilt vastleggen.
Deze instelling is alleen beschikbaar in de opnamemodus Handmatig.
Microfoon
Selecteer of het omgevingsgeluid moet worden opgenomen tijdens video-opnamen.
Flitser
Gebruik de flitser om video's op te nemen bij slechte lichtomstandigheden of bij
tegenlicht. Het pictogram videoflitser is alleen beschikbaar op het scherm van de
videocamera. Denk eraan dat de videokwaliteit soms beter kan zijn zonder verlichting,
zelfs bij slechte lichtomstandigheden.
Gebruik het tabblad Afbeeldingen in de toepassing Album om foto's weer te geven en
video's af te spelen die u met de camera hebt vastgelegd of om soortgelijke content
weer te geven die u op het apparaat hebt opgeslagen. Alle foto's en video's worden in
een raster in chronologische volgorde weergegeven.
1Geef foto's en video's weer in het tabblad Afbeeldingen
2Geef foto's en video's weer in het tabblad Mijn albums
3Geef menuopties weer
4De datum van items in de groep
5Tik op een foto of video om deze te bekijken
6Blader omhoog of omlaag om de inhoud weer te geven
Foto's en video's weergeven
Tik in het Startscherm op .
1
2Tik op Album .
Tik op een foto of video om deze te bekijken.
3
Veeg naar links om de volgende foto of video weer te geven. Veeg naar rechts
4
om de vorige foto of video weer te geven.
Als de schermstand niet automatisch verandert wanneer u uw apparaat een kwartslag draait,
schakelt u onder Scherm automatisch draaien het selectievakje Instellingen > Scherm in.
De grootte van de miniaturen wijzigen
Spreid twee vingers uit elkaar om uit te zoomen of knijp twee vingers samen om
•
in te zoomen als u miniaturen van foto's en video's in Album bekijkt.
In- of uitzoomen op een foto
Spreid twee vingers uit elkaar om uit te zoomen of knijp twee vingers samen om uit te
•
zoomen als u een foto bekijkt.
Een diavoorstelling van uw foto's bekijken
Tik bij het bekijken van een foto op het scherm om de werkbalken weer te
1
geven en en trik op > Diavoorstelling om het afspelen te starten van alle foto's
in een album.
Tik op een foto om de diavoorstelling te beëindigen.
Een diavoorstelling van uw foto's bekijken met muziek
Als u een foto bekijkt, tikt u op het scherm om de werkbalken weer te geven,
1
waarna u op > SensMe™ slideshow tikt.
Selecteer de muziek en het thema die u wilt gebruiken voor de diavoorstelling
2
en tik vervolgens op . De albumapplicatie analyseert uw foto's en maakt
gebruik van de SensMe™-muziekgegevens om een diavoorstelling af te spelen.
Als u het afspelen wilt onderbreken, tikt u op het scherm om de knoppen weer
3
te geven en tikt u vervolgens op .
Een video afspelen
1Open het tabblad Afbeeldingen of het tabblad Mijn albums in Album.
Gebruik de rasterweergave of de lijstweergave om te zoeken naar de video die
2
u wilt openen.
Tik op de video om deze af te spelen.
3
Als er geen afspeelknoppen worden weergegeven, tikt u op het scherm om
4
deze weer te geven. Tik nogmaals op het scherm om de knoppen weer te
verbergen.
Een video onderbreken
Wanneer een video wordt afgespeeld, tikt u op het scherm om de
1
zoombesturingselementen weer te geven.
Tik op .
2
Een video vooruit- en terugspoelen
Wanneer een video wordt afgespeeld, tikt u op het scherm om de
1
zoombesturingselementen weer te geven.
Sleep de voortgangsbalkmarkering naar links om terug te spoelen of naar
2
rechts om vooruit te spoelen.
Het volume van een video aanpassen
Druk op de volumetoets.
•
Foto's en video's delen en beheren
U kunt foto's en video's delen die u op uw apparaat hebt opgeslagen. U kunt ze
tevens op verschillende manieren beheren. U kunt bijvoorbeeld werken met foto's in
batches, foto's verwijderen en ze koppelen aan contacten.
U kunt auteursrechtelijk beschermde items mogelijk niet kopiëren, verzenden of overbrengen.
Sommige items verzenden mogelijk niet, indien het bestandsformaat te groot is.
Een foto of video delen
Zoek en tik in Album op de foto of video die u wilt delen.
1
Tik op het scherm om de werkbalken weer te geven en tik vervolgens op
2
Tikt op de applicatie die u wilt gebruiken om de foto te delen en volg de stappen
3
om de foto te verzenden.
Een foto als contactafbeelding gebruiken
Als u een foto bekijkt, tikt u op het scherm om de werkbalken weer te geven en
1
tikt u vervolgens op
> Gebruiken als > Contactafbeelding.
2Indien u hierom wordt gevraagd, selecteert u Contacten > Een keer en
selecteert u vervolgens een contact.
Een foto gebruiken als achtergrond
Als u een foto bekijkt, tikt u op het scherm om de werkbalken weer te geven en
1
tikt u vervolgens op
Volg de instructies op het scherm.
Als u een foto bekijkt, tikt u op het scherm om de werkbalken weer te geven,
1
waarna u op tikt.
2Selecteer Draaien. De foto wordt opgeslagen in de nieuwe stand.
Een foto of video verwijderen
Als u een foto bekijkt, tikt u op het scherm om de werkbalken weer te geven,
1
waarna u op tikt.
2Tik op Verwijderen.
Werken met foto- of videobatches in Album
Tik bij het weergeven van miniaturen van foto's en video's in Album op en tik
1
op Items selecteren.
Tik op de items waarmee u wilt werken. Geselecteerde items worden met een
2
blauw kader aangegeven.
Gebruik de tools in de werkbalken om met uw geselecteerde items te werken.
3
Om de selectiemodus te activeren, kunt u ook een item aanraken en vasthouden tot het kader
blauw wordt. Daarna kunt u op andere items tikken om ze te selecteren.
Foto's met gezichten analyseren in Album
U kunt alle foto's op uw apparaat analyseren die gezichten van mensen bevatten.
Eenmaal geactiveerd blijft de functie voor fotoanalyse actief en worden nieuwe foto's
geanalyseerd terwijl ze worden toegevoegd. Na het uitvoeren van een analyse kunt u
alle foto's van dezelfde persoon in een map groeperen.
De functie voor fotoanalyse inschakelen
Tik in het Startscherm op .
1
2Ga naar en tik op Album > Mijn albums > Gezichten.
Alle foto's op uw apparaat worden geanalyseerd en gegroepeerd in de map
3
Gezichten zonder naam.
Een gezicht een naam geven
1In de tegel Gezichten tikt u op de map Gezichten zonder naam en bladert u
vervolgens naar de map Overige gezichten en kiest u het gezicht dat u een
naam wilt geven.
2Tik op Naam toevoegen.
3Typ een naam en tik op Gereed > Toevoegen als nieuwe persoon.
De naam van een gezicht bewerken
Wanneer u een gezicht op volledig scherm weergeeft, tikt u op het scherm voor
1
het weergeven van de werkbalken, en vervolgens op
2Tik op OK.
Tik op de naam van het gezicht dat u wilt bewerken.
3
4Bewerk de naam en tik vervolgens op Gereed >Toevoegen als nieuwe
persoon.
> Naamtags bewerken.
Foto's bewerken met de applicatie Foto-editor
U kunt originele foto's die u met uw camera hebt gemaakt, bewerken en er effecten op
toepassen. U kunt bijvoorbeeld de lichteffecten wijzigen. Na het opslaan van de
bewerkte foto, blijft de originele ongewijzigde versie van de foto op uw apparaat staan.
Een foto bewerken
Als u een foto bekijkt, tikt u op het scherm om de werkbalken weer te geven,
Als u een foto bekijkt, tikt u op het scherm om de werkbalken weer te geven,
1
waarna u op tikt.
2Als u hierom wordt gevraagd, selecteert u Foto-editor > Een keer.
3Tik op > Bijsnijden.
Tik op om een optie te selecteren.
4
Raak de rand van het bijsnijdframe aan en houd de rand vast om het
5
bijsnijdframe aan te passen. Als de vierkanten op de randen verdwijnen, sleept
u naar binnen of naar buiten om het formaat van het kader te wijzigen.
Als u het formaat van alle zijden van het bijsnijdkader tegelijkertijd wilt wijzigen,
6
raakt u één van de vier hoeken aan en houdt u deze vast om de vierkanten aan
de randen te laten verdwijnen; vervolgens versleept u de hoek.
Als u het bijsnijdframe wilt verplaatsen naar een ander gebied van de foto, raakt
7
u het frame aan de binnenzijde aan en houdt u het vast, en sleept u het frame
vervolgens naar de gewenste positie.
8Tik op Bijsnijden toepassen.
9Tik op Opslaan om een kopie van de foto op te slaan wanneer u deze hebt
bijgesneden.
Speciale effecten toepassen op een foto
Als u een foto bekijkt, tikt u op het scherm om de werkbalken weer te geven,
1
waarna u op tikt.
2Als u hierom wordt gevraagd, selecteert u Foto-editor > Een keer.
Tik op en selecteer vervolgens een optie.
3
4Voor het opslaan van een kopie van de bewerkte foto, tikt u op Opslaan.
Een foto verbeteren met geavanceerde instellingen
Als u een foto bekijkt, tikt u op het scherm om de werkbalken weer te geven,
1
waarna u op tikt.
2Als u hierom wordt gevraagd, selecteert u Foto-editor > Een keer.
Tik op en selecteer vervolgens een optie.
3
4Voor het opslaan van een kopie van de bewerkte foto, tikt u op Opslaan.
De lichtinstellingen voor een foto afstellen
Als u een foto bekijkt, tikt u op het scherm om de werkbalken weer te geven,
1
waarna u op
2Als u hierom wordt gevraagd, selecteert u Foto-editor > Een keer.
Tik op en selecteer vervolgens een optie.
3
4Voor het opslaan van een kopie van de bewerkte foto, tikt u op Opslaan.
Het verzadigingsniveau van kleuren in een foto instellen
Als u een foto bekijkt, tikt u op het scherm om de werkbalken weer te geven,
1
waarna u op tikt.
2Als u hierom wordt gevraagd, selecteert u Foto-editor > Een keer.
Tik op
3
4Voor het opslaan van een kopie van de bewerkte foto, tikt u op Opslaan.
tikt.
en selecteer vervolgens een optie.
Fotoalbums
Op het tabblad Mijn albums in de applicatie Album worden al uw fotoalbums
verzameld, inclusief albums van foto's en video's die zijn gemaakt met de camera, en
content die u online deelt via services zoals PlayMemories, Picasa en Facebook.
Wanneer u bent aangemeld bij dergelijke services, kunt u content beheren, reacties
toevoegen bij foto's en video's, en reacties van vrienden bekijken. Vanuit de applicatie
Album kunt u tevens geotags toevoegen aan foto's, standaard bewerkingstaken
uitvoeren en gebruikmaken van methoden zoals draadloze Bluetooth®-technologie, email en berichten om content te delen.
1Geef foto's en video's weer met de online service PlayMemories
2Geef foto's en video's op Facebook™ weer
3Geef foto's en video's weer in Picasa™
4Geef foto's weer met de online service Flickr™
5Geef alle foto's en video's weer die met de camera van uw apparaat zijn gemaakt
6Geef alle foto's en video's weer die in de interne opslag van uw apparaat zijn opgeslagen
7Geef uw foto's weer in de modus globe
8Geef uw foto’s op een kaart weer
9Geef alle foto's en video's weer die zijn opgeslagen op de verwisselbare geheugenkaart
10 Geef alle foto's met gezichten weer
De online service PlayMemories is niet in alle landen of regio's beschikbaar.
Foto's vanaf online service weergeven in Album
Tik in het Startscherm op
1
.
2Ga naar en tik op Album > Mijn albums.
Tik op de gewenste online-service.
3
4Tik op Verbinding maken. Alle beschikbare online-albums worden
weergegeven die u naar de dienst hebt geüpload.
Tik op een album om de inhoud weer te geven en tik op een foto in het album.
5
Veeg naar links om de volgende foto of video weer te geven. Veeg naar rechts
6
om de vorige foto of video weer te geven.
Opmerkingen weergeven en toevoegen aan de inhoud van online albums
Tik tijdens het weergeven van een foto uit een online album op het scherm om
1
de werkbalken weer te geven, en tik op
om de opmerkingen weer te geven.
2Voer uw opmerkingen in het invoerveld in en tik vervolgens op Posten.
Een foto of video leuk vinden op Facebook™
Tik terwijl u een foto of video uit één van uw Facebook™-albums weergeeft, op
•
het scherm om de werkbalken te weer te geven en tik vervolgens op
om te
tonen dat u het item op Facebook™ "leuk vindt".
Uw foto’s op een kaart weergeven
Het toevoegen van locatiegegevens aan foto's wordt ook wel geotagging genoemd. U
kunt uw foto’s op een kaart weergeven en aan uw vrienden en familie laten zien waar
Als u locatiedetectie hebt ingeschakeld en geotagging in de camera hebt geactiveerd, kunt u
uw foto's direct labelen voor latere weergave op de kaart.
1Zoek een locatie op de kaart.
2Geef menuopties weer
3Een groep foto's en/of video's geotagged met dezelfde locatie.
4Dubbeltik om in te zoomen. Knijp om uit te zoomen. Sleep om andere delen van de kaart weer te
geven.
5Miniaturen van de geselecteerde groep foto's en/of video's. Tik op een item om het op het volledige
scherm weer te geven.
op
Als meerdere foto's op dezelfde locatie zijn gemaakt, verschijnt slechts één daarvan op de
kaart. Het totale aantal foto's wordt in de rechterbovenhoek weergegeven, bijvoorbeeld .
Tik om alle foto's in de groep weer te geven op de eerste foto en tik op een van de miniaturen
onderin het scherm.
Een geotag aan een foto toevoegen
Als u een foto bekijkt, tikt u op het scherm om de werkbalken weer te geven,
1
waarna u op Tik om loc. in te stellen tikt om het kaartscherm te openen.
Zoek en tik op de gewenste locatie om de foto op de kaart te zetten.
2
Om de locatie van de foto aan te passen, tikt u op de locatie op de kaart waar u
3
de foto naartoe wilt verplaatsen.
4Als u klaar bent, tikt u op OK om de geotag op te slaan en terug te keren naar
de fotoviewer.
Foto's met een geotag op een kaart weergeven
Tik in het Startscherm op
1
.
2Ga naar en tik op Album > Mijn albums > Kaarten.
Tik op een foto om deze op het volledige scherm weer te geven.
3
Foto's met een geotag op een wereldbol weergeven
Tik in het Startscherm op .
1
2Ga naar en tik op Album > Mijn albums > Wereld.
Tik op een foto om deze op het volledige scherm weer te geven.
Gebruik de applicatie Films om films en andere videocontent af te spelen die u op uw
apparaat hebt opgeslagen of naar uw apparaat hebt gedownload. De applicatie Films
helpt u ook bij het ophalen van poster art, plot-samenvattingen, genre-informatie en
informatie over de regisseur voor elke film. U kunt uw films ook op andere apparaten
afspelen die met hetzelfde netwerk zijn verbonden.
Video's die zijn gemaakt met de camera van het apparaat worden weergegeven in de
applicatie Album, niet in de applicatie Films.
Sommige videobestanden kunnen niet in de applicatie Films worden afgespeeld.
Overzicht van Films
1Open de applicatie Video Unlimited
2Geef menuopties weer
3Tik voor het afspelen van uw meest recentelijk bekeken video
4Blader door alle op uw apparaat gedownloade of opgeslagen video's
5Tik voor het afspelen van opgeslagen of gedownloade videobestanden
6Tik voor het weergeven van alle video's in Video Unlimited
7Tik voor het weergeven van gegevens van een video in Video Unlimited
Sony Entertainment Network met Video Unlimited en Music Unlimited is niet overal
verkrijgbaar. Apart abonnement vereist. Aanvullende gebruiksvoorwaarden zijn van toepassing.
Een video afspelen in Films
1Tik op uw Startscherm op , ga naar Films en tik hierop.
Zoek en tik op de video die u wilt toevoegen. Als de video niet op het scherm
2
verschijnt, tikt u op Alles op het tabblad Mijn verzameling, zoekt u de video op
die u wilt afspelen en tikt u daar op.
Tik op het scherm om de bedieningsknoppen weer te geven of te verbergen.
3
4
Tik op
om het afspelen te onderbreken. Tik op om het afspelen te
hervatten.
Sleep de markering op de voortgangsbalk naar links om terug te spoelen. Sleep
5
de markering op de voortgangsbalk naar rechts om snel vooruit te spoelen.
Wanneer een video wordt afgespeeld, tikt u op het scherm om alle
1
besturingselementen weer te geven.
2Tik op > Throw.
Selecteer een extern apparaat waarop u de video wilt weergeven. Volg de
3
aanwijzingen op het scherm om een extern apparaat toe te voegen als er geen
beschikbaar is.
De instellingen in Films wijzigen
1Tik op uw Startscherm op , ga naar Films en tik hierop.
Tik op en wijzig de instellingen als gewenst.
2
De geluidsinstellingen wijzigen terwijl een video wordt afgespeeld
Wanneer een video wordt afgespeeld, tikt u op het scherm om de
1
besturingselementen weer te geven.
2Tik op en op Geluidsinstellingen.
Schakel de selectievakjes in voor de geluidsinstellingen die u wilt activeren.
3
4Als u klaar bent, tikt u op OK.
Een video delen
1Tik op en tik op Delen terwijl een video wordt afgespeeld.
Tik in het menu dat wordt geopend, op de applicatie die u wilt gebruiken om de
2
geselecteerde video te delen en volg dan de relevante stappen om de video te
verzenden.
Videocontent overbrengen naar uw apparaat
Voordat u begint met het gebruiken van de applicatie Films, is het een goed idee om
films, televisieshows en andere videocontent over te brengen naar uw apparaat vanaf
andere apparaten zoals een computer. U kunt uw content op verschillende manieren
overbrengen:
Sluit uw apparaat aan op een computer met een USB-kabel en sleep en zet
•
videobestanden direct neer met de applicatie bestandsbeheer op de computer. Zie
Uw apparaat op een computer aansluiten
Als u een pc hebt, gebruikt u de applicatie Media Go™ van Sony™ voor het
•
organiseren van content en het overbrengen van videobestanden naar uw apparaat
via de pc. Meer informatie en de applicatie Media Go™ downloaden.
Als uw computer een Apple® Mac® is, kunt u gebruikmaken van Sony™ Bridge for
•
Mac voor het overbrengen van videobestanden van iTunes naar uw apparaat.
Meer informatie en downloaden van Sony™ Bridge for Mac
op pagina 97.
.
Videocontent beheren
Handmatig informatie over films ophalen
Controleer of uw apparaat over een actieve gegevensverbinding beschikt.
1
2Tik op uw Startscherm op , ga naar Films en tik hierop.
3Tik op Alles op het tabblad Mijn verzameling om naar de miniatuur van een
bestand te gaan waarover u informatie wilt hebben.
4Houd de miniatuur van de video vast en tik op Informatie zoeken.
Als daarom wordt gevraagd, laat u het apparaat details over de video
5
downloaden via uw mobiele gegevensverbinding.
Typ in het zoekveld trefwoorden voor de video en tik op de bevestigingstoets op
6
het toetsenbord. Alle overeenkomsten worden in een lijst weergegeven.
7Selecteer een zoekresultaat en tik op Gereed. Het downloaden van de
informatie begint.
U kunt automatisch informatie ophalen over nieuw toegevoegde video's telkens wanneer de
applicatie Films opent, als u het selectievakje Videodetails ophalen onder Instellingen
aanvinkt. Kosten voor data-overdracht kunnen van toepassing zijn.
Als de gedownloade informatie onjuist is, zoekt u nogmaals met andere trefwoorden.
Gebruik de Video Unlimited-service om films of tv-programma's te huren en te kopen
die u niet alleen op uw Android™-apparaat kunt weergeven, maar ook op uw pc,
PlayStation® Portable (PSP®), PlayStation® 3 of PlayStation® Vita. Maak uw keuze uit
de nieuwste Hollywood-films, actiefilms, komische films, klassieke films en een reeks
andere categorieën.
U moet een Video Unlimited-account maken als u films wilt kopen of huren via de
Video Unlimited-service. Als u al beschikt over een PlayStation®-netwerkaccount of
een Sony Entertainment Network-account, kunt u in plaats hiervan dat account
gebruiken.
Sony Entertainment Network met Video Unlimited en Music Unlimited is niet overal
beschikbaar. Apart abonnement vereist. Extra voorwaarden zijn van toepassing.
Starten met Video Unlimited
Tik vanaf het Startscherm op .
1
Ga naar en tik op .
2
3Als u Video Unlimited voor het eerst start, tik dan op Doorgaan in het
welkomstscherm en voer zo nodig uw geboortedatum in. Tik dan nogmaals op
Doorgaan om naar het hoofdscherm van Video Unlimited te gaan.
4Tik op
bij uw account of om een nieuwe account te maken, om films te kopen of te
huren.
> Aanmelden en volg de instructies op het scherm om u aan te melden
De Google Chrome™-webbrowser voor Android™-apparaten wordt voor de meeste
landen vooraf geïnstalleerd geleverd. Ga naar http://support.google.com/chrome en
klik op de link "Chrome for Mobile" voor meer gedetailleerde informatie over het
gebruik van deze webbrowser.
Bladeren met Google Chrome™
Tik in het Startscherm op .
1
Tik op .
2
Voer een zoekterm of webadres in het zoek- en adresveld in en tik vervolgens
U hebt vanaf uw apparaat toegang tot internet met behulp van de Wi-Fi®-technologie.
Op deze manier kunt u over het web surfen en mediabestanden delen over hetzelfde
Wi-Fi® netwerk met andere DLNA Certified™ apparaten, zoals tv's en computers.
Als uw bedrijf of organisatie over een VPN (Virtual Private Network) beschikt, kunt u
verbinding met dit netwerk maken met uw apparaat. U kunt een VPN gebruiken om
toegang te krijgen tot intranetten en andere interne services in uw bedrijf.
Voordat u Wi-Fi® gaat gebruiken
Om op het internet te surfen met een Wi-Fi®-verbinding moet u een beschikbaar WiFi®-netwerk zoeken en ermee verbinding maken en vervolgens de internetbrowser
openen. De signaalsterkte van het Wi-Fi®-netwerk kan verschillen afhankelijk van de
locatie van uw telefoon. Verbeter de signaalsterkte door uw afstand tot het Wi-Fi®toegangspunt te verkleinen.
Wi-Fi® inschakelen
Tik vanaf het Startscherm op .
1
2Ga naar en tik op Instellingen.
3Sleep de schuif naast Wi-Fi naar rechts om de functie Wi-Fi® in te schakelen.
Het kan een paar seconden duren voordat Wi-Fi® is ingeschakeld.
Automatisch verbinding maken met een Wi-Fi®-netwerk
Zorg dat de Wi-Fi®-functie is ingeschakeld.
1
Sleep de statusbalk omlaag en tik op
2
3Tik op Wi-Fi. Alle beschikbare Wi-Fi®-netwerken worden weergegeven.
Tik op een Wi-Fi®-netwerk om hiermee verbinding te maken. Voor beveiligde
4
netwerken voert u het desbetreffende wachtwoord in.
de statusbalk wanneer u bent verbonden.
en vervolgens op Scannen om naar nieuwe beschikbare netwerken te zoeken.
Tik op
Verbinden met een ander Wi-Fi®-netwerk
Tik op het Startscherm op .
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Wi-Fi. Gedetecteerde Wi-Fi®-netwerken
worden weergegeven.
Tik op een ander Wi-Fi®-netwerk om hiermee verbinding te maken.
3
Handmatig scannen naar Wi-Fi®-netwerken
Tik vanaf uw Startscherm op .
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Wi-Fi.
3Druk op
Tik op het netwerk om verbinding te maken met een Wi-Fi®-netwerk.
4
Een Wi-Fi®-netwerk handmatig toevoegen
Zorg dat de Wi-Fi®-functie is ingeschakeld.
1
Sleep de statusbalk omlaag en tik op .
2
3Tik op Wi-Fi.
Tik op
4
5Voer de SSID van netwerkinformatie in.
6Tik op het veld Beveiliging om een beveiligingstype te selecteren.
Voer een wachtwoord in als dat vereist is.
7
8Tik op Opslaan.
en tik op Scannen.
.
.
wordt weergegeven in
Neem contact op met uw Wi-Fi®-netwerkbeheerder om de SSID van het netwerk en het
wachtwoord te krijgen.
Als u bent verbonden met een Wi-Fi®-netwerk of wanneer er Wi-Fi®-netwerken
beschikbaar zijn in uw omgeving, is het mogelijk de status van deze Wi-Fi®-netwerken
te bekijken. U kunt op uw apparaat tevens instellen dat u een melding ontvangt
wanneer een open Wi-Fi®-netwerk wordt gedetecteerd.
Meldingen van het Wi-Fi®-netwerk inschakelen
Schakel Wi-Fi® in als dat nog niet het geval was.
1
Tik op het Startscherm op .
2
3Ga naar en tik op Instellingen > Wi-Fi.
Druk op .
4
5Tik op Geavanceerd.
6Schakel het selectievakje Netwerkmelding in.
Gedetailleerde informatie over een verbonden Wi-Fi®-netwerk weergeven
Tik op het Startscherm op
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Wi-Fi.
Tik op het Wi-Fi®-netwerk waarmee u momenteel bent verbonden. Er wordt
3
gedetailleerde informatie over het netwerk weergegeven.
.
Wi-Fi®-slaapbeleid
Door een Wi-Fi®-slaaptoestand toe te voegen, kunt u kiezen wanneer u wilt
overschakelen van Wi-Fi® naar een mobiele gegevensverbinding.
Als u niet bent verbonden met een Wi-Fi®-netwerk, wordt op de telefoon een mobiele
dataverbinding gebruikt voor internettoegang (indien u een mobiele dataverbinding hebt
ingesteld en ingeschakeld op uw apparaat).
Een Wi-Fi®-slaapbeleid toevoegen
Tik op het Startscherm op
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Wi-Fi.
Druk op
3
4Tik op Geavanceerd.
5Tik op Wi-Fi behouden in slaapstand.
Selecteer een optie.
6
.
.
Wi-Fi Direct™
Gebruik Wi-Fi Direct™ om rechtstreeks verbinding te maken met andere apparaten,
zonder een traditioneel thuisnetwerk, bedrijfsnetwerk of hotspotnetwerk samen te
voegen. U kunt uw apparaat bijvoorbeeld inschakelen om direct te worden
aangesloten op een computer zodat u op de computer toegang krijgt tot de inhoud van
uw apparaat. De apparaten waarmee u inhoud deelt, moeten Wi-Fi Direct™certificering hebben.
Wi-Fi Direct™ inschakelen
Zorg er voor dat de functie Wi-Fi® op het apparaat is ingeschakeld.
1
Tik op het Startscherm op .
2
3Ga naar en tik op Instellingen > Wi-Fi.
4Tik op
> Wi-Fi Direct.
Uw mobiele gegevensverbinding delen
U kunt de mobiele gegevensverbinding van uw apparaat delen met één computer via
een USB-kabel. Dit proces heet USB-tethering. U kunt ook de gegevensverbinding
van uw apparaat met maximaal acht apparaten tegelijkertijd delen door van uw
apparaat een draagbare Wi-Fi®-hotspot te maken. Wanneer de mobiele
gegevensverbinding van uw apparaat succesvol is gedeeld, kunnen de delende
apparaten de gegevensverbinding van uw apparaat gebruiken om bijvoorbeeld op
internet te surfen, applicaties te downloaden of e-mails te versturen en te ontvangen.
U moet uw computer mogelijk voorbereiden op het tot stand brengen van een
netwerkverbinding via een USB-kabel. Ga naar www.android.com/tether voor de meest
recente informatie.
Uw gegevensverbinding delen via een USB-kabel
Deactiveer alle USB-kabelverbindingen met uw apparaat.
1
Gebruik de USB-kabel die bij uw apparaat is geleverd om uw apparaat op een
2
computer aan te sluiten.
Tik in het Startscherm op .
3
4Ga naar en tik op Instellingen > Meer… > Tethering/mobiele hotspot.
5Markeer het selectievakje USB-tethering en tik vervolgens op OK wanneer dit
wordt gevraagd. wordt weergegeven in de statusbalk wanneer u verbonden
bent.
Om te stoppen met het delen van uw gegevensverbinding, schakelt u het
6
selectievakje USB-tethering uit of koppelt u de USB-kabel los.
U kunt de gegevensverbinding van uw apparaat niet tegelijkertijd met een SD-kaart via een
USB-kabel delen.
Uw apparaat gebruiken als een draagbare Wi-Fi®-hotspot
Tik in het Startscherm op .
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Meer… > Tethering/mobiele hotspot.
3Tik op Instellingen mobiele Wi-Fi-hotspot > Wi-Fi-hotspot configureren.
4Voer de SSID van netwerkinformatie in.
5Tik op het veld Beveiliging om een beveiligingstype te selecteren. Voer een
wachtwoord in als dat vereist is.
6Tik op Opslaan.
7Tik op
en markeer het selectievakje Mobiele Wi-Fi-hotspot.
8Wanneer dat wordt gevraagd, tikt u op OK om te bevestigen. verschijnt in de
statusbalk zodra de draagbare Wi-Fi®-hotspot is ingeschakeld.
Om te stoppen met het delen van uw gegevensverbinding via Wi-Fi®, schakelt
9
u het selectievakje Mobiele Wi-Fi-hotspot uit.
Uw draagbare hotspot een nieuwe naam geven of beveiligen
Tik op het Startscherm op
1
.
2Ga naar en tik op Instellingen > Meer… > Tethering/mobiele hotspot.
3Tik op Instellingen mobiele Wi-Fi-hotspot > Wi-Fi-hotspot configureren.
4Voer de SSID van netwerk voor het netwerk in.
5Tik op het veld Beveiliging om een beveiligingstype te selecteren.
Voer een wachtwoord in als dat vereist is.
6
7Tik op Opslaan.
VPN's (Virtual Private Network)
Gebruik uw apparaat om verbinding te maken met VPN's, waarmee u vanuit een
openbaar netwerk toegang kunt krijgen tot bronnen binnen een beveiligd lokaal
netwerk. VPN-verbindingen worden bijvoorbeeld vaak gebruikt door organisaties en
onderwijsinstellingen voor gebruikers die toegang moeten krijgen tot intranetten en
andere interne services terwijl ze zich buiten het interne netwerk bevinden, zoals
vertegenwoordigers van een bedrijf die op reis zijn.
VPN-verbindingen kunnen op veel verschillende manieren tot stand worden gebracht,
afhankelijk van het netwerk. Voor bepaalde netwerken moet u mogelijk een
beveiligingscertificaat overbrengen naar uw apparaat om het daar te installeren. Als u
meer gedetailleerde informatie wilt hebben over het tot stand brengen van een
verbinding met uw VPN, neemt u contact op met de netwerkbeheerder van uw bedrijf
of organisatie.
Verbinding maken met een VPN (Virtual Private Network)
Tik op het Startscherm op .
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Meer… > VPN.
Tik in de lijst met beschikbare netwerken op het VPN waarmee u verbinding wilt
3
maken.
Voer de vereiste informatie in.
4
5Tik op Verbinding maken.
De verbinding verbreken met een VPN (Virtual Private Network)
Sleep de statusbalk omlaag.
1
Tik op de melding voor de VPN-verbinding om deze uit te schakelen.
2
Inhoud delen met DLNA Certified™-apparaten
U kunt media-inhoud weergeven of afspelen die is opgeslagen op uw apparaat op
andere apparaten, bijvoorbeeld een tv of een computer. Deze apparaten moeten
DLNA Certified™ zijn door Digital Living Network Alliance en alle apparaten moeten
verbinding maken met hetzelfde Wi-Fi®-netwerk om inhoud te kunnen delen. U kunt
ook inhoud van andere DLNA Certified™-apparaten weergeven of afspelen op uw
apparaat.
Nadat u het delen van inhoud tussen apparaten hebt ingesteld, kunt u bijvoorbeeld op
uw apparaat luisteren naar muziekbestanden die op uw thuiscomputer zijn
opgeslagen of foto's die u hebt gemaakt met de camera op uw apparaat, weergeven
op een groot telefvisiescherm.
Bestanden van DLNA Certified™-apparaten afspelen op uw apparaat
Wanneer u bestanden van een ander DLNA Certified™-apparaat afspeelt op uw
apparaat, dient het andere apparaat als een server. Met andere woorden, het deelt
inhoud via een netwerk. Op het serverapparaat moet de functie voor het delen van
inhoud zijn ingeschakeld en moet toegang aan uw apparaat toestaan. Het moet ook
verbonden zijn met hetzelfde Wi-Fi®-netwerk als uw apparaat.
Een gedeelde track op uw apparaat afspelen
Zorg ervoor dat de apparaten waarmee u bestanden wilt delen, met hetzelfde
1
Wi-Fi®-netwerk als uw apparaat zijn verbonden.
2Tik op uw Startscherm op
Selecteer een apparaat in de lijst met verbonden apparaten.
3
Blader in de mappen van het verbonden apparaat en selecteer de track die u
4
wilt afspelen. De track wordt automatisch afgespeeld.
Een gedeelde video op uw apparaat afspelen
Zorg ervoor dat de apparaten waarmee u bestanden wilt delen, met hetzelfde
1
Wi-Fi®-netwerk als uw apparaat zijn verbonden.
2Tik op uw Startscherm op , ga naar Films en tik hierop.
Selecteer een apparaat in de lijst met verbonden apparaten.
3
Blader in de mappen van het verbonden apparaat en selecteer de video die u
Zorg ervoor dat de apparaten waarmee u bestanden wilt delen, met hetzelfde
1
Wi-Fi®-netwerk als uw apparaat zijn verbonden.
Tik op het Startscherm op .
2
3Ga naar en tik op Album > Mijn albums. Al uw beschikbare online albums en
verbonden apparaten worden weergegeven.
Selecteer een apparaat in de lijst met verbonden apparaten.
4
Blader in de mappen van het verbonden apparaat en selecteer een foto die u
5
wilt weergeven.
Voorbereiden van afspelen van inhoud op het apparaat DLNA
Certified™-apparaten
U moet het delen van bestanden op uw apparaat instellen voordat u mediabestanden
die zijn opgeslagen op het apparaat kunt weergegeven of afspelen op andere DLNA
Certified™-apparaten. De apparaten waarmee u inhoud deelt, worden clientapparaten
genoemd. Een tv, computer of tablet kan als clientapparaat dienen. Wanneer inhoud
beschikbaar wordt gemaakt voor clientapparaten, dient uw apparaat als mediaserver.
Wanneer u het delen van bestanden op uw apparaat instelt, moet u toegangsrechten
verlenen aan clientapparaten. Als u dit hebt gedaan, worden deze apparaten als
geregistreerde apparaten weergegeven. Apparaten die wachten op toegangsrechten,
worden weergegeven als apparaten in behandeling.
Delen van bestanden instellen met de functie Verbonden apparaten[MR2]
Verbind uw apparaat met een Wi-Fi®-netwerk.
1
Tik op uw Startscherm op , ga naar en tik hierop.
2
3Tik op en vervolgens op Mediaserver.
4Versleep de schuifregelaar om de functie Media delen in te schakelen.
verschijnt in de statusbalk. Uw apparaat kan nu als mediaserver functioneren.
Verbind uw computer of andere apparaten met hetzelfde Wi-Fi®-netwerk als uw
5
apparaat.
Er verschijnt een melding op de statusbalk van het apparaat. Open de melding
6
en stel de relevante toegangsrechten voor andere apparaten in.
De bovenstaande instructies kunnen verschillen afhankelijk van de gebruikte clientapparaten.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van uw clientapparaat voor meer informatie. Als het
apparaat geen verbinding kan maken, controleert u of uw Wi-Fi®-netwerk werkt.
U kunt het menu Mediaserver ook openen onder Instellingen > Xperia™ >
Mediaserverinstellingen. Als u de weergave Mediaserver sluit, blijft de functie bestanden
delen op de achtergrond actief.
Delen van bestanden met andere DLNA Certified™-apparaten stoppen
Tik op uw Startscherm op , ga naar en tik hierop.
1
2Tik op en vervolgens op Mediaserver.
3Sleep de schuifregelaar om de Media delen-functie uit te schakelen.
Toegangsmachtigingen instellen voor een apparaat dat in behandeling is
Tik op uw Startscherm op
1
, ga naar en tik hierop.
2Tik op en vervolgens op Mediaserver.
3Selecteer een apparaat in de Apparaten in behandeling-lijst.
Selecteer een toegangsmachtigingniveau.
4
De naam van een geregistreerd apparaat wijzigen
Tik op uw Startscherm op
1
, ga naar en tik hierop.
2Tik op en vervolgens op Mediaserver.
3Selecteer een apparaat in de lijst Geregistreerde apparaten en selecteer
vervolgens Naam wijzigen.
Voer een nieuwe naam voor het apparaat in.
Het toegangsniveau van een geregistreerd apparaat wijzigen
Tik op uw Startscherm op , ga naar en tik hierop.
1
2Tik op en vervolgens op Mediaserver.
3Selecteer een apparaat in de Geregistreerde apparaten-lijst.
4Tik op Toegangsniveau wijzigen en selecteer een optie.
Hulp krijgen over het delen van inhoud met andere DLNA Certified™-apparaten
Tik op uw Startscherm op , ga naar en tik hierop.
1
2Tik op en vervolgens op Mediaserver.
Tik op .
3
Bestanden afspelen op een Digital Media Renderer-apparaat
Met DLNA™-technologie kunt u media-inhoud die op uw apparaat is opgeslagen naar
een ander apparaat sturen dat op hetzelfde Wi-Fi®-netwerk is aangesloten. Het
andere apparaat moet als een Digital Media Renderer (DMR)-apparaat kunnen
werken. Dat betekent dat het content die het van uw apparaat ontvangt kan renderen
of afspelen. Een DMR-apparaat kan bijvoorbeeld een tv zijn met een DLNA-functie of
een pc waarop Windows® 7 of hoger draait.
De instellingen voor het inschakelen van de Digital Media Renderer kunnen variëren afhankelijk
van het gebruikte apparaat. Raadpleeg de gebruikershandleiding voor het respectievelijke
apparaat voor meer gedetailleerde informatie.
Inhoud met Digital Rights Management (DRM) kan niet worden afgespeeld op een Digital
Media Renderer apparaat met DLNA™-technologie.
Foto's of video's van uw apparaat op een DMR-apparaat weergeven
Controleer of u het DMR-apparaat correct hebt ingesteld en dat het verbonden
1
is met hetzelfde Wi-Fi®-netwerk als uw apparaat.
Tik in het Startscherm op
2
.
3Tik op Album .
Blader naar en open het bestand dat u wilt bekijken.
4
Tik op het scherm om de werkbalken weer te geven, tik op
5
en selecteer een
DMR-apparaat waarmee u uw content wilt delen. De geselecteerde bestanden
worden in chronologische volgorde afgespeeld op het geselecteerde apparaat.
Als u de verbinding met het DMR-apparaat wilt verbreken, tikt u op en
6
selecteert u uw apparaat. Het bestand stopt met afspelen op het DMRapparaat, maar blijft afspelen op uw apparaat.
U kunt ook een video delen uit de applicatie Films op uw apparaat door op de video te tikken
en vervolgens op te tikken.
Een muziek-track vanaf uw apparaat op een DMR-apparaat afspelen
Controleer of u het DMR-apparaat correct hebt ingesteld en dat het verbonden
1
is met hetzelfde Wi-Fi®-netwerk als uw apparaat.
2Tik op uw Startscherm op , ga naar WALKMAN en tik hierop.
Selecteer een muziekcategorie en blader naar de track die u wilt delen. Tik
3
vervolgens op de track.
Tik op en selecteer een DMR-apparaat waarmee u uw inhoud wilt delen. De
4
track speelt automatisch af op het geselecteerde apparaat.
Als u de verbinding met het DMR-apparaat wilt verbreken, tikt u op en
5
selecteert u uw apparaat. De track stopt met afspelen op het DMR-apparaat,
maar blijft afspelen op uw apparaat.
NFC
Gebruik Near Field Communications (NFC) om gegevens te delen met andere
apparaten, zoals een video, foto, adres van een webpagina, muziekbestand of
contacten. U kunt NFC ook gebruiken om tags te scannen die u meer informatie
geven over een product of dienst en om tags te scannen die bepaalde functies op het
apparaat activeren.
NFC is een draadloze technologie met een maximumbereik van één centimeter, dus
de apparaten die gegevens delen moeten dicht bij elkaar worden gehouden. Voordat
u NFC kunt gebruiken, moet u de functie NFC eerst inschakelen en het scherm van
het apparaat moet actief zijn.
NFC is mogelijk niet beschikbaar in alle landen of regio's.
De NFC-functie inschakelen
Tik op het Startscherm op .
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Meer….
3Schakel het selectievakje NFC in.
NFC-detectiegebied
De locatie van het NFC-detectiongebied is niet op alle apparaten dezelfde. Raadpleeg de
gebruikershandleiding van de andere telefoon voor meer informatie wanneer u NFC gebruikt
om gegevens te delen met een ander apparaat.
Een contact delen met een ander apparaat door middel van NFC
Zorg ervoor dat de NFC-functie op beide apparaten is ingeschakeld en dat
1
beide schermen actief zijn.
Ga om contacten weer te geven naar uw Startscherm en tik op en tik
2
vervolgens op .
Tik op het contact dat u wilt delen.
3
Houd uw apparaat en het ontvangende apparaat met de achterzijden tegen
4
elkaar zodat de NFC-detectiegebieden van beide apparaten elkaar aanraken.
Als de apparaten verbinding maken, trillen ze en spelen ze een kort geluid af.
Een icoon van het contact verschijnt.
Tik op de icoon om de overdracht te starten.
5
Als de overdracht is voltooid, worden de contactgegevens weergegeven op het
6
scherm van het ontvangende apparaat en ook opgeslagen op het ontvangende
apparaat.
Zorg ervoor dat de NFC-functie op uw apparaat en op het ontvangende
1
apparaat is ingeschakeld en dat beide schermen actief zijn.
Tik op om de applicatie "WALKMAN™" te openen en tik vervolgens op .
2
Selecteer een muziekcategorie en blader naar de track die u wilt delen.
3
Tik op een track om deze af te spelen. Daarna kunt u op het tikken om de
4
track te pauzeren. De overdracht werkt, ongeacht of de track afspeelt of
gepauzeerd is.
Houd uw apparaat en het ontvangende apparaat met de achterkanten tegen
5
elkaar zodat de NFC-detectiegebieden van beide apparaten elkaar raken. Als
de apparaten verbinding maken, trillen ze en spelen ze een kort geluid af. Een
icoon van de track verschijnt.
Tik op de icoon om de overdracht te starten.
6
Als de overdracht gereed is, speelt het muziekbestand direct af op het
7
ontvangende apparaat. Op datzelfde moment wordt het bestand op het
ontvangende apparaat opgeslagen.
U kunt auteursrechtelijk beschermde items mogelijk niet kopiëren, verzenden of overbrengen.
Een foto or video delen met een ander apparaat door middel van NFC
Zorg ervoor dat de NFC-functie op beide apparaten is ingeschakeld en dat
1
beide schermen actief zijn.
Ga om foto's en video's op uw apparaat te bekijken naar uw Startscherm, tik op
2
en zoek en tik vervolgens op Album .
Tik op de foto of video die u wilt delen.
3
Houd uw apparaat en het ontvangende apparaat met de achterzijden tegen
4
elkaar zodat de NFC-detectiegebieden elkaar aanraken. Als de apparaten
verbinding maken, trillen ze en spelen ze een kort geluid af. Een icoon van de
foto of video verschijnt.
Tik op de icoon om de overdracht te starten.
5
Als de overdracht is voltooid, wordt de foto of video weergegeven op het
6
scherm van het ontvangende apparaat. Op datzelfde moment wordt het item op
het ontvangende apparaat opgeslagen.
U kunt NFC ook gebruiken om een video te delen uit de Films-applicatie.
Een webadres delen met een ander apparaat door middel van NFC
Zorg ervoor dat de NFC-functie op beide apparaten is ingeschakeld en dat
1
beide schermen actief zijn.
Tik vanuit Startscherm op .
2
Tik op om de webbrowser te openen. .
3
Laad de webpagina die u wilt delen.
4
Houd uw apparaat en het ontvangende apparaat met de achterzijden tegen
5
elkaar zodat de NFC-detectiegebieden elkaar aanraken. Als de apparaten
verbinding maken, trillen ze en spelen ze een kort geluid af. Een icoon van de
webpagina verschijnt.
Tik op de icoon om de overdracht te starten.
6
Nadat de overdracht is voltooid, wordt de webpagina weergegeven op het
7
scherm van het ontvangende apparaat.
NFC-tags scannen
Uw apparaat kan verschillende soorten NFC-tags scannen. Hij kan bijvoorbeeld
geëmbedde tags scannen op een poster, een affiche of naast een product in een
winkel. U kunt aanvullende informatie ontvangen, zoals een webadres.
Een NFC-tag scannen
Zorg ervoor dat de NFC-functie op uw apparaat is ingeschakeld en dat het
1
scherm actief is.
Plaats uw apparaat boven de tag zodat deze contact heeft met het NFC-
2
detectiegebied. Uw apparaat scant de tag en toont de verzamelde content. Tik
op de content van de tag om deze te openen.
Tik op de tag om deze te openen.
Verbinding maken met een apparaat dat NFC ondersteunt
U kunt het apparaat aansluiten op andere apparaten met NFC-compatibiliteit die door
Sony worden geproduceerd, zoals een speaker of een hoofdtelefoon. Wanneer u dit
type verbinding gebruikt, raadpleeg dan de gebruikershandleiding van het compatibele
apparaat voor meer informatie.
Mogelijk moet u Wi-Fi® of Bluetooth® op beide apparaten activeren om de verbinding te laten
werken.
Draadloze Bluetooth®-technologie
Gebruik de Bluetooth®-functie om bestanden te verzenden naar andere Bluetooth®apparaten of om een verbinding te maken met handsfree accessoires. Schakel de
Bluetooth®-functie op uw apparaat in en breng draadloze verbindingen tot stand met
andere Bluetooth®-apparaten, zoals computers, headsets en telefoons. De
Bluetooth®-verbindingen werken beter binnen een straal van 10 meter zonder vaste
voorwerpen tussen de apparaten. In sommige gevallen moet u uw apparaat
handmatig koppelen met andere Bluetooth®-apparaten.
De interoperabiliteit en compatibiliteit tussen Bluetooth®-apparaten varieert.
De functie Bluetooth® inschakelen en uw apparaat zichtbaar maken
Sleep de statusbalk omlaag en tik op .
1
2
Tik op de aan/uit-schakelaar naast Bluetooth om de functie Bluetooth® in te
schakelen.
3
Tik op Bluetooth. Uw apparaat en een lijst met beschikbare Bluetooth®apparaten verschijnt.
Tik op de naam van uw apparaat om dit zichtbaar te maken voor andere
4
Bluetooth®-apparaten.
De zichtbaarheidsduur van uw apparaat voor andere Bluetooth®-apparaten
aanpassen
Sleep de statusbalk omlaag en tik op
1
2Ga naar Bluetooth en tik erop.
3Druk op
Selecteer een optie.
4
en selecteer Time-out voor zichtbaarheid.
.
Uw apparaat een naam geven
U kunt uw apparaat een naam geven. Deze naam wordt aan andere apparaten
getoond, als u de Bluetooth®-functie hebt ingeschakeld en uw apparaat hebt ingesteld
op zichtbaar.
Uw apparaat een naam geven
1
Zorg dat de Bluetooth®-functie is ingeschakeld.
Sleep de statusbalk omlaag en tik op .
2
3Ga naar Bluetooth en tik erop.
4Tik op
Voer een naam in voor uw apparaat.
5
6Tik op Naam wijzigen.
en selecteer vervolgens Naam van telefoon wijzigen.
Koppelen met een ander Bluetooth®-apparaat
Als u uw apparaat met een ander apparaat koppelt, kunt u het apparaat bijvoorbeeld
verbinden met een Bluetooth®-headset of een Bluetooth®-carkit, en deze apparaten
Nadat u uw apparaat hebt gekoppeld met een ander Bluetooth®-apparaat, onthoudt
uw apparaat deze koppeling. Als u uw apparaat koppelt met een Bluetooth®-apparaat,
moet u mogelijk een toegangscode invoeren. Uw apparaat probeert automatisch de
generieke code 0000. Als dat niet werkt, moet u de handleiding van uw Bluetooth®-
apparaat raadplegen voor het wachtwoord. U hoeft de toegangscode de volgende
keer dat u verbinding maakt met een gekoppeld Bluetooth®-apparaat, niet meer in te
voeren.
Bepaalde Bluetooth®-apparaten, zoals de meeste Bluetooth®-headsets, moeten aan een
apparaat worden gekoppeld en hiermee worden verbonden voordat u ze kunt gebruiken.
U kunt uw apparaat met meerdere Bluetooth®-apparaten koppelen. U kunt echter met slechts
één Bluetooth®-profiel tegelijk verbinding maken.
Uw apparaat koppelen met een ander Bluetooth®-apparaat
1
Controleer of Bluetooth® is geactiveerd op het apparaat dat u met uw apparaat
wilt koppelen en of het zichtbaar is voor andere Bluetooth®-apparaten.
Sleep de statusbalk omlaag en tik op .
2
3
Ga naar Bluetooth en tik erop. Alle beschikbare Bluetooth®-apparaten
verschijnen in de lijst.
4
Tik op het Bluetooth®-apparaat waarmee u de telefoon wilt koppelen.
Voer indien nodig een toegangscode of bevestig dezelfde toegangscode op
5
beide apparaten. Uw apparaat en het Bluetooth®-apparaat zijn nu gekoppeld.
Uw apparaat verbinden met een ander Bluetooth®-apparaat
1
Als u een verbinding maakt met een Bluetooth®-apparaat dat vereist dat u uw
apparaat eerst koppelt vóór het verbinden, volgt u de relevante stappen om uw
apparaat te koppelen aan dat apparaat.
Sleep de statusbalk omlaag en tik op
2
.
3Ga naar Bluetooth en tik erop.
4
Tik op het Bluetooth®-apparaat waarmee u uw apparaat wilt verbinden.
De koppeling van een Bluetooth®-apparaat opheffen
Sleep de statusbalk omlaag en tik op .
1
2Tik op Bluetooth.
3Tik onder Gekoppelde apparaten op naast de naam van het apparaat
waarvan u de koppeling wilt opheffen.
4Tik op Koppeling ongedaan maken.
Items verzenden en ontvangen via Bluetooth®-technologie
Items delen met andere Bluetooth®-compatibele apparaten zoals telefoons of
computers. U kunt meerdere soorten items verzenden en ontvangen via de
Ontvangend apparaat: Controleer dat de Bluetooth®-functie is ingeschakeld en
®
dat het apparaat zichtbaar is voor andere Bluetooth®-apparaten.
2Verzendend apparaat: Open de applicatie die het item bevat dat u wilt
verzenden en ga naar het item.
Afhankelijk van de applicatie en het item dat u wilt verzenden, moet u het item
3
bijvoorbeeld aanraken en vasthouden, openen, en drukken op . Er zijn
mogelijk andere manieren om een item te verzenden.
4Selecteer Bluetooth.
5
Schakel Bluetooth® in als u hierom wordt gevraagd.
Tik op de naam van het ontvangende apparaat.
6
7Ontvangend apparaat: Accepteer de verbinding indien hierom wordt gevraagd.
8Verzendend apparaat: Bevestig de overdracht naar het ontvangend apparaat
indien hierom wordt gevraagd.
9Ontvangend apparaat: Accepteer het inkomende item.
Items ontvangen via Bluetooth
1
Zorg dat de Bluetooth®-functie is ingeschakeld en zichtbaar is voor andere
®
Bluetooth®-apparaten.
Het zendende apparaat begint nu met het verzenden van gegevens naar uw
2
apparaat.
Indien u dat wordt gevraagd, voert u dezelfde toegangscode in op beide
3
apparaten of bevestigt u de voorgestelde toegangscode.
Wanneer u op de hoogte wordt gebracht van een binnenkomend bestand op uw
4
apparaat, sleept u de statusbalk omlaag en tikt u op de melding om de
bestandsoverdracht te accepteren.
5Tik op Accepteren om de bestandsoverdracht te starten.
Om de voortgang van de overdracht weer te geven, sleept u de statusbalk
6
omlaag.
Om een ontvangen item te openen, sleept u de statusbalk omlaag en tikt u op
7
de relevante melding.
Bestanden weergeven die u via Bluetooth® hebt ontvangen
Sleep de statusbalk omlaag en tik op
1
.
2Ga naar Bluetooth en tik erop.
3Druk op en selecteer Ontvangen bestanden tonen.
Uw apparaat op een computer aansluiten
Maak met uw apparaat verbinding met een computer en start het overbrengen van
afbeeldingen, muziek en andere bestandstypen. De eenvoudigste manieren om
verbinding te maken, is het gebruik van een USB-kabel of van draadloze Bluetooth®technologie.
Als u uw apparaat met de computer verbindt via een USB-kabel, wordt u gevraagd om
software op de computer te installeren, bijvoorbeeld de applicatie PC Companion op
een pc of Sony™ Bridge for Mac op een Apple® Mac®-computer. Met de applicatie PC
Companion en Sony™ Bridge for Mac hebt u toegang tot aanvullende toepassingen
waarmee u mediabestanden kunt overbrengen en ordenen, uw apparaat kunt
bijwerken, de content van uw apparaat synchroniseren, en nog veel meer.
Het is mogelijk dat u geen door copyright beschermde content kunt overbrengen tussen uw
apparaat en computer.
Content overbrengen en verwerken met een USB-kabel
Gebruik een USB-kabelverbinding tussen een computer en uw apparaat om uw
bestanden eenvoudig over te brengen en te beheren. Als de verbinding tussen de
twee apparaten is gemaakt, kunt u inhoud met behulp van de bestandsverkenner van
uw computer tussen uw apparaat en de computer slepen of tussen het interne
geheugen van uw apparaat en de SD-kaart.
Als u muziek- of videobestanden, foto's of andere mediabestanden overbrengt naar
uw apparaat, kunt u het beste de Media Go™-applicatie op uw computer gebruiken.
Met Media Go™ worden mediabestanden geconverteerd, zodat u deze op uw
apparaat kunt gebruiken.
Content overdragen tussen uw apparaat en een computer via een USB-kabel
1Sluit uw apparaat aan op een computer met behulp van een USB-kabel. Intern
geheugen en SD-kaart verbonden verschijnt in de statusbalk.
2Computer: Open Microsoft® Windows® Verkenner vanaf het bureaublad en
wacht tot het interne geheugen van uw apparaat en uw SD-kaart als externe
schijven in Microsoft® Windows® Verkenner verschijnen.
3Computer: Sleep de gewenste bestanden tussen uw telefoon en de computer.
Inhoud overzetten tussen het interne geheugen en een SD-kaart via USB
1Sluit uw apparaat aan op een computer met behulp van een USB-kabel. Intern
geheugen en SD-kaart verbonden verschijnt in de statusbalk.
2Computer: Open Microsoft® Windows® Verkenner vanaf het bureaublad en
wacht tot het interne geheugen van uw apparaat en uw SD-kaart als externe
schijven in Microsoft® Windows® Verkenner verschijnen.
3Computer: Sleep de gewenste bestanden tussen de interne opslag van het
apparaat en de SD-kaart.
Bestanden rechtstreeks overbrengen van het interne geheugen naar een SD-kaart
in het apparaat
Tik op het Startscherm op .
1
2Ga naar en tik op Instellingen > Opslagruimte > Data overbrengen naar SD-
kaart.
Markeer de bestandstypen die u naar de SD-kaart wilt overbrengen.
3
4Tik op Overbrengen.
De rechtstreekse overdrachtmethode betekent dat een verbinding via een USB-kabel met de
computer niet nodig is.
Bestanden overbrengen met de mediaoverdrachtmodus via Wi-Fi
U kunt bestanden via een Wi-Fi®-verbinding overbrengen van uw apparaat naar
andere met MTP compatibele apparaten, zoals een computer, en andersom. Voordat
u verbinding maakt, moet u de twee apparaten koppelen. Als u muziek, video's, foto's
of andere mediabestanden overbrengt tussen uw apparaat en een computer, kunt u
het beste de applicatie Media Go™ op uw computer gebruiken. Met Media Go™
worden mediabestanden geconverteerd, zodat u deze op uw apparaat kunt gebruiken.
®
Als u deze functie wilt gebruiken, hebt u een apparaat met Wi-Fi
mediaoverdracht ondersteunt, zoals een computer waarop Microsoft® Windows Vista® of
Windows® 7 wordt uitgevoerd.
Uw apparaat draadloos aan een computer koppelen met de
mediaoverdrachtmodus
Controleer of de mediaoverdrachtmodus is ingeschakeld op het apparaat. Deze
1
modus is standaard ingeschakeld.
Verbind het apparaat met de computer via een USB-kabel.
2
3Computer: Zodra de naam van uw apparaat wordt weergegeven op het
scherm, klikt u op
Netwerkconfiguratie
en volgt u de instructies op om de
computer te koppelen.
Wanneer u het koppelen hebt voltooid, verwijdert u de USB-kabel uit beide
4
apparaten.
-mogelijkheden nodig dat
®
De bovenstaande instructies werken alleen als Windows
de computer via een netwerkkabel is verbonden met een Wi-Fi®-toegangspunt.
Gekoppelde apparaten draadloos verbinden in de mediaoverdrachtmodus[MR2]
Controleer of de mediaoverdrachtmodus is ingeschakeld op het apparaat. Deze
1
modus is standaard ingeschakeld.
Sleep de statusbalk omlaag en tik op .
2
3Tik op Xperia™ > USB-verbinding.
Tik op het gekoppelde apparaat waarmee u verbinding wilt maken in
4
Vertrouwde apparaten.
5Tik op Verb..
Zorg dat Wi-Fi® is ingeschakeld.
De verbinding verbreken met een apparaat [MR2]
Sleep de statusbalk omlaag en tik op .
1
2Tik op Instellingen > Xperia™ > USB-verbinding.
Tik op het gekoppelde apparaat waarvoor u de verbinding wilt verbreken in
3
Vertrouwde apparaten.
4Tik op Verbinding verbreken.
Verwijderen van een gekoppelde host [MR2]
Sleep de statusbalk omlaag en tik op .
1
2Tik op Instellingen > Xperia™ > USB-verbinding.
Tik op het gekoppelde apparaat dat u wilt verwijderen.
3
4Tik op Vergeten.
PC Companion
PC Companion is een computerapplicatie waarmee u toegang krijgt tot extra functies
en diensten die u helpen bij het overbrengen van muziek, video en foto's van en naar
uw apparaat. U kunt PC Companion ook gebruiken om uw apparaat bij te werken en
de meest recente softwareversie op te halen. De installatiebestanden voor PC
Companion zijn opgeslagen op uw apparaat en de installatie start vanaf het apparaat
als u dit via een USB-kabel met een computer verbindt.
U moet beschikken over een computer die met internet is verbonden en waarop een
van de volgende besturingssystemen is geïnstalleerd om de applicatie PC Companion
te kunnen gebruiken:
Microsoft® Windows® 7
•
Microsoft® Windows® 8
•
Microsoft® Windows Vista®
•
Microsoft® Windows® XP (Service Pack 3 of hoger)
•
PC Companion installeren [MR2]
1Controleer of het selectievakje Software installeren onder Instellingen >
Xperia™ > USB-verbinding is ingeschakeld.
Sluit uw apparaat aan op een computer met behulp van een USB-kabel.
2
3Apparaat: Tik op Installeren.
4Computer: PC Companion start na enkele seconden automatisch. Volg de
instructies op het scherm om PC Companion te installeren.
PC Companion starten
Zorg dat PC Companion is geïnstalleerd op uw pc.
1
2Open de applicatie PC Companion op de pc en klik vervolgens op Start om een
van de functies die u wilt gebruiken, te openen.
Media Go™
De computerapplicatie Media Go™ helpt u media-inhoud in uw apparaat en computer
over te dragen en te beheren. U kunt Media Go™ installeren en openen vanaf de
applicatie PC Companion.
U hebt een van deze besturingssystemen nodig om de applicatie Media Go™ te
gebruiken:
Sluit uw apparaat aan op een computer met een USB-kabel.
1
2Apparaat: Intern geheugen verbonden wordt weergegeven in de statusbalk.
3Computer: Open eerst de applicatie PC Companion op de pc. Klik in
PC Companion op
sommige gevallen moet u wachten totdat Media Go™ is geïnstalleerd.
Gebruik Media Go™ om bestanden te slepen en neer te zetten tussen uw
4
computer en uw apparaat.
Media Go
om de Media Go™-applicatie te starten. In
Sony™ Bridge for Mac
De Sony™ Bridge for Mac-applicatie helpt u bij het overbrengen van muziek-, video-,
foto- of andere soorten mediabestanden van en naar uw apparaat en een Apple
Mac®-computer. U kunt de Sony™ Bridge for Mac-applicatie ook gebruiken om
bestanden te beheren via een bestandsbrowser, uw apparaatsoftware bij te werken en
een back-up te maken van inhoud op uw apparaat en deze te herstellen.
Om de Sony™ Bridge for Mac-applicatie te gebruiken, moet u een met internet
verbonden Apple® Mac®-computer hebben met MacOS-versie 10.6 of later.
Sony™ Bridge for Mac op een Apple® Mac®-computer installeren
1Controleer of het selectievakje Software installeren onder Instellingen >
Xperia™-connectiviteit > USB-verbinding is ingeschakeld.
2
Sluit uw apparaat met een USB-kabel aan op een Apple® Mac®-computer.
3Apparaat: Tik op Installeren.
4Computer: Het installatieprogramma voor Sony™ Bridge for Mac start na een
paar seconden automatisch. Volg de instructies op het scherm om de installatie
te voltooien.
®
De Sony™ Bridge for Mac-applicatie openen
1
Zorg dat op uw Apple® Mac®-computer de Sony™ Bridge for Mac-applicatie is
geïnstalleerd.
2Computer: Dubbelklik op het pictogram voor de Sony™ Bridge for Mac-
applicatie in de map Applicaties.
Inhoud overbrengen met gebruik van Sony™ Bridge for Mac
1
Gebruik een USB-kabel om uw apparaat aan te sluiten op een Apple® Mac®computer.
2Computer: De Sony™ Bridge for Mac-applicatie openen. Na enkele momenten
detecteert de Sony™ Bridge for Mac-applicatie uw apparaat.
3Computer: Sleep de gewenste bestanden en zet deze neer tussen uw apparaat
en de Apple® Mac® computer.
Uw apparaat aansluiten op een televisie met behulp van een
kabel
Sluit uw apparaat aan op een televisie en begin met het weergeven van in uw
apparaat opgeslagen content op een groter scherm. Wanneer u uw apparaat op de
televisie aansluit, wordt de applicatie tv-starter geopend. Met deze applicatie kunt u
mediabestanden van uw apparaat weergeven op televisies en andere apparaten.
U moet de MHL-kabel mogelijk afzonderlijk aanschaffen.