Sony VPCZ12X9E, VPCZ12Z9E, VPCZ12L9E, VPCZ12Z9R, VPCZ12E7E User Manual [nl]

...
Page 1
Gebruikershandleiding
Personal computer
VPCZ12-serie
N
Page 2
Inhoudsgave
2
nN
Voor gebruik ....................................................................... 4
Ergonomische overwegingen........................................ 8
Aan de slag....................................................................... 10
De besturingselementen en poorten ........................... 11
De lampjes .................................................................. 17
Een stroombron aansluiten ......................................... 18
De batterij gebruiken ................................................... 20
De computer veilig uitschakelen ................................. 27
Modi voor energiebesparing gebruiken ....................... 28
Uw computer in optimale toestand houden ................. 30
De VAIO-computer gebruiken........................................... 32
Het toetsenbord gebruiken.......................................... 33
Het touchpad gebruiken .............................................. 36
De knoppen voor speciale functies gebruiken ............ 38
De ingebouwde camera gebruiken ............................. 39
Het optische station gebruiken.................................... 40
Een 'Memory Stick' gebruiken ..................................... 48
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken ............ 55
Het internet gebruiken ................................................. 63
Het netwerk (LAN) gebruiken...................................... 64
Draadloos LAN gebruiken ........................................... 65
Draadloos WAN gebruiken ..........................................70
De Bluetooth-functie gebruiken ...................................74
Vingerafdrukverificatie gebruiken ................................80
De TPM gebruiken.......................................................87
Randapparaten gebruiken.................................................97
De ruisonderdrukkende hoofdtelefoon gebruiken ........98
Een poortreplicator aansluiten ...................................105
Een optisch station aansluiten ...................................113
Externe luidsprekers of een hoofdtelefoon
aansluiten ..................................................................115
Een externe monitor aansluiten .................................116
Weergavemodi selecteren .........................................123
De meerdere-monitorsmodus gebruiken ...................124
Een externe microfoon aansluiten .............................126
Een USB-apparaat aansluiten ...................................127
Uw VAIO-computer aanpassen.......................................129
Prestatiemodi selecteren ...........................................130
Het wachtwoord instellen...........................................133
Intel(R) VT gebruiken ................................................141
VAIO Control Center gebruiken .................................142
VAIO Energiebeheer gebruiken.................................143
De weergavetaal wijzigen..........................................144
Page 3
3
nN
Uw VAIO-computer uitbreiden ........................................ 145
Geheugen toevoegen en verwijderen ....................... 146
Voorzorgsmaatregelen ................................................... 152
Veiligheidsinformatie ................................................. 153
Verzorging en onderhoud.......................................... 156
Met de computer omgaan ......................................... 157
Met het LCD-scherm omgaan ................................... 159
De stroomvoorziening gebruiken .............................. 160
Met de ingebouwde camera omgaan ........................ 161
Met schijven omgaan ................................................ 162
De batterij gebruiken ................................................. 163
Met 'Memory Sticks' omgaan .................................... 164
Met het ingebouwde opslagapparaat omgaan ..........165
Vingerafdrukverificatie gebruiken .............................. 166
De TPM gebruiken .................................................... 167
Problemen oplossen ....................................................... 169
Computerbediening ................................................... 171
Systeemupdate/beveiliging ....................................... 177
Herstel....................................................................... 179
Batterij ....................................................................... 182
Ingebouwde camera.................................................. 185
Netwerk (LAN/draadloos LAN).................................. 187
Draadloos WAN ........................................................ 191
Bluetooth-technologie ............................................... 192
Optische schijven ......................................................196
Beeldscherm..............................................................201
Afdrukken ..................................................................205
Microfoon ...................................................................206
Luidsprekers ..............................................................207
Touchpad...................................................................209
Toetsenbord ..............................................................210
Diskettes ....................................................................211
Audio/video ................................................................212
'Memory Stick'............................................................214
Randapparatuur.........................................................215
Poortreplicator ...........................................................216
Handelsmerken ...............................................................217
Opmerking.......................................................................219
Page 4
Voor gebruik >
nN
Voor gebruik
Gefeliciteerd met de aankoop van deze Sony VAIO®-computer en welkom bij de Gebruikershandleiding op het scherm. Sony heeft de allernieuwste technologie op het gebied van audio, video, computertechnologie en communicatie gecombineerd voor uiterst geavanceerd computergebruik.
!
De weergaven van de buitenkant van de computer in deze handleiding kunnen iets afwijken van hoe uw computer er werkelijk uitziet.
De specificaties vinden
Sommige functies, opties en geleverde artikelen zijn mogelijk niet beschikbaar voor uw computer.
Voor informatie over de configuratie van uw computer gaat u naar de VAIO Link-website op http://support.vaio.sony.eu/
.
4
Page 5
Voor gebruik > Meer informatie over uw VAIO-computer
Meer informatie over uw VAIO-computer
In dit deel vindt u ondersteuningsinformatie over uw VAIO-computer.
1. Gedrukte documentatie
Handleiding Snel aan de slag: een overzicht voor het aansluiten van onderdelen, installatie-informatie enz.
Gids systeemherstel, back-up en probleemoplossing
Voorschriften, Garantie en Ondersteuning
Lees de Voorschriften, Garantie en Ondersteuning zorgvuldig door voordat u draadloze functies activeert zoals de draadloze LAN en de Bluetooth-technologie.
5
nN
Page 6
Voor gebruik > Meer informatie over uw VAIO-computer
nN
2. Documentatie op het scherm
Gebruikershandleiding (deze handleiding): functies van de computer en informatie over het oplossen van
veelvoorkomende problemen.
U geeft deze handleiding als volgt op het scherm weer:
1 Klik op Start , ga naar Alle programma's en klik vervolgens op VAIO Documentation.
2 Open de map voor uw taal.
3 Kies de handleiding die u wilt lezen.
U kunt de gebruikershandleidingen ook vinden door handmatig te bladeren naar Computer > VAIO (C:) (de C-schijf) > Documentatie (Documentation) > Documentatie (Documentation) en vervolgens de map van uw taal te openen.
Windows Help en ondersteuning: een uitgebreide bron voor praktisch advies, zelfstudies en demo's die u leren uw
computer te gebruiken.
Voor toegang tot Windows Help en ondersteuning klikt u op Start en vervolgens op Help en ondersteuning, of houdt u de Microsoft Windows-toets ingedrukt en drukt u op F1.
6
Page 7
Voor gebruik > Meer informatie over uw VAIO-computer
7
nN
3. Ondersteuningswebsites
Als u problemen hebt met de computer gaat u naar de VAIO-Link-website op http://support.vaio.sony.eu/ voor het oplossen van problemen.
Er zijn tevens andere informatiebronnen beschikbaar:
Bij de Club VAIO-gemeenschap op http://club-vaio.com
Voor productinformatie kunt u onze productwebsite bezoeken op http://www.vaio.eu/
http://www.sonystyle-europe.com
Houd het serienummer van uw VAIO-computer bij de hand wanneer u contact opneemt met VAIO-Link. U vindt het serienummer op de onderzijde, de achterzijde of in het batterijcompartiment van uw VAIO-computer. Als u het serienummer niet kunt vinden, gaat u naar de website van VAIO-Link voor meer aanwijzingen.
.
kunt u vragen stellen aan andere VAIO-gebruikers.
, of onze online winkel op
Page 8
Voor gebruik > Ergonomische overwegingen
8
nN
Ergonomische overwegingen
U zult uw computer waarschijnlijk op verschillende plaatsen gebruiken. Indien mogelijk moet u rekening houden met de volgende ergonomische overwegingen die zowel betrekking hebben op gewone als op draagbare computers:
Positie van de computer: plaats de computer direct voor u. Houd uw onderarmen horizontaal, met uw polsen in een
neutrale, comfortabele positie als u het toetsenbord of het aanwijsapparaat gebruikt. Houd uw bovenarmen ontspannen naast uw bovenlichaam. Neem regelmatig pauze wanneer u uw computer gebruikt. Als u te veel met de computer werkt, kunt u uw ogen, spieren of pezen overbelasten.
Meubilair en houding: gebruik een stoel met een goede rugsteun. Stel de hoogte van de stoel zo in dat uw voeten plat
op de grond staan. Gebruik een voetbankje als u daar comfortabeler mee zit. Neem een ontspannen houding aan, houd uw rug recht en neig niet te ver naar voren (ronde rug) of naar achteren.
Page 9
Voor gebruik > Ergonomische overwegingen
9
nN
Gezichtshoek t.o.v. het scherm: gebruik de kantelfunctie van het beeldscherm om de juiste positie te bepalen. Dit is
minder belastend voor uw ogen en spieren. Stel ook het helderheidsniveau van het scherm optimaal in.
Verlichting : zorg ervoor dat zonlicht of kunstlicht niet direct op het scherm valt om reflectie en schittering te vermijden.
Werk met indirecte verlichting om lichtvlekken op het scherm te vermijden. Met de juiste verlichting werkt u niet alleen comfortabeler, maar ook efficiënter.
Opstelling van een externe monitor: als u een externe monitor gebruikt, plaatst u deze op een comfortabele
gezichtsafstand. Plaats het scherm op ooghoogte of iets lager als u voor de monitor zit.
Page 10
Aan de slag >
Aan de slag
In dit deel wordt beschreven hoe u aan de slag kunt met de VAIO-computer.
De besturingselementen en poorten (pagina 11)
De lampjes (pagina 17)
Een stroombron aansluiten (pagina 18)
De batterij gebruiken (pagina 20)
De computer veilig uitschakelen (pagina 27)
Modi voor energiebesparing gebruiken (pagina 28)
Uw computer in optimale toestand houden (pagina 30)
10
nN
Page 11
Aan de slag > De besturingselementen en poorten
De besturingselementen en poorten
Bekijk de besturingselementen en poorten op de volgende pagina's.
!
Het uiterlijk van de computer verschilt mogelijk van de illustraties in deze handleiding vanwege variaties in specificaties.
Voorzijde
A LCD-scherm (pagina 159) B Toetsenbord (pagina 33) C Ingebouwde MOTION EYE-camera (pagina 39) D Lampje voor ingebouwde MOTION EYE-camera (pagina 17) E Ingebouwde luidsprekers (stereo) F Sensor omgevingslicht (pagina 35), (pagina 203)
Hiermee wordt de intensiteit van het omgevingslicht gemeten om de helderheid van het LCD-scherm automatisch in te stellen op het optimale niveau.
G Num Lock-lampje (pagina 17) H Caps Lock-lampje (pagina 17) I Scroll Lock-lampje (pagina 17) J WIRELESS-lampje (pagina 17) K Lampje voor batterijlading (pagina 17) L Stationsindicatielampje (pagina 17) M Touchpad (pagina 36) N Linkerknop (pagina 36)
O Vingerafdruksensor P Rechterknop (pagina 36)
* Alleen op bepaalde modellen.
*
(pagina 80)
11
nN
Page 12
Aan de slag > De besturingselementen en poorten
nN
A ASSIST-knop (pagina 38) B Knop voor het schikken van vensters (pagina 38) C VAI O-knop (pagina 38)
D Uitwerpknop voor station E Presentatieknop
*2
F Lampje voor SPEED-modus (pagina 17), (pagina 130) G Prestatiekeuzeschakelaar (pagina 130) H Lampje voor AUTO-modus (pagina 17), (pagina 130) I Lampje voor STAMINA-modus (pagina 17), (pagina 130)
J 'Memory Stick Duo'-sleuf K Lampje voor mediatoegang (pagina 17) L Sleuf voor SD-geheugenkaart (pagina 59) M WIRELESS-schakelaar (pagina 65), (pagina 70), (pagina 74) N Ingebouwde microfoon (mono) O Hoofdtelefoonaansluiting (pagina 115), (pagina 98) P Microfoonconnector (pagina 126)
*1
Alleen bij modellen met ingebouwd optisch station.
*2
Bij modellen zonder ingebouwd optisch station.
*3
De computer ondersteunt alleen 'Memory Sticks' in Duo-formaat.
*1
(pagina 38), (pagina 40)
(pagina 38)
*3
(pagina 48)
12
Page 13
Aan de slag > De besturingselementen en poorten
Achterzijde
A Batterijconnector (pagina 20) B Sleuf voor simkaart
* Alleen op bepaalde modellen.
*
(pagina 70)
13
nN
Page 14
Aan de slag > De besturingselementen en poorten
Rechterzijde
14
nN
A USB-poort B Optisch station C Opening voor handmatig uitwerpen D Monitorpoor t
*1
(pagina 127)
*2
(pagina 40)
*3
(pagina 117)
*2
(pagina 196)
E Aan/uit-knop/Aan/uit-lampje (pagina 17)
*1
Voldoet aan de USB 2.0-standaard en ondersteunt hoge/volle/lage snelheid.
*2
Alleen op bepaalde modellen.
*3
Niet toegankelijk wanneer de computer op de poortreplicator is aangesloten.
Page 15
Aan de slag > De besturingselementen en poorten
Linkerzijde
A DC IN-poort (pagina 18) B Ventilatieopening C Beveiligingssleuf
D Netwerkpoort (LAN) E HDMI-uitvoerpoort F USB-poorten
*1
(pagina 64)
*2
(pagina 120)
*3
(pagina 127)
G ExpressCard/34-sleuf (pagina 55)
*1
Niet toegankelijk wanneer de computer op de poortreplicator is aangesloten.
*2
U hoort gedurende de eerste seconden van het afspelen mogelijk geen geluid van een uitvoerapparaat dat is aangesloten op de HDMI-uitvoerpoort. Dit is geen defect.
*3
Voldoet aan de USB 2.0-standaard en ondersteunt hoge/volle/lage snelheid.
15
nN
Page 16
Aan de slag > De besturingselementen en poorten
Onderzijde
A Ventilatieopeningen B Kapje van aansluiting voor poortreplicator (pagina 106) C Kapje van geheugenmodulecompartiment (pagina 146)
16
nN
Page 17
Aan de slag > De lampjes
De lampjes
Uw computer is voorzien van de volgende lampjes:
Lampjes Functies
Aan/Uit 1 Brandt groen wanneer de computer in de normale modus is, knippert langzaam oranje wanneer de computer
Batterijlading
Ingebouwde MOTION EYE-camera Brandt als de ingebouwde camera in gebruik is.
Mediatoegang Brandt wanneer er gegevens worden gelezen van een geheugenkaart zoals een 'Memory Stick' en een
AUTO-modus Brandt wanneer de computer zich in de AUTO-modus bevindt voor optimale prestaties.
STAMINA-modus Brandt wanneer de computer zich in de STAMINA-modus bevindt zodat de batterij minder snel leeg raakt.
SPEED-modus Brandt wanneer de computer zich in de SPEED-modus bevindt voor snellere prestaties.
Station
Num Lock
Caps Lock
Scroll Lock
WIRELESS Brandt wanneer één of meer draadloze opties zijn ingeschakeld.
* Alleen op bepaalde modellen.
in de slaapstandmodus staat en brandt niet als de computer in de sluimerstand staat of is uitgeschakeld.
Brandt wanneer de batterij wordt opgeladen. Zie De batterij opladen (pagina 24) voor meer informatie.
SD-geheugenkaart. (Zet de computer niet in de Slaapstandmodus of schakel de computer niet uit als dit lampje brandt.) Als het lampje niet brandt, wordt de geheugenkaart niet gebruikt.
Brandt wanneer er gegevens worden gelezen van het ingebouwde opslagapparaat of het optische station Zet de computer niet in de Slaapstandmodus of schakel de computer niet uit als dit lampje brandt.
Druk op de toets Num Lk om het numerieke toetsenblok in te schakelen. Druk er nogmaals op om het numerieke toetsenblok uit te schakelen. Als het lampje niet brandt, is het numerieke toetsenblok uitgeschakeld.
Druk op de toets Caps Lock als u hoofdletters wilt typen. Letters worden als kleine letters weergegeven als u op de toets Shift drukt terwijl het lampje brandt. Druk nogmaals op de toets om het lampje uit te schakelen. U kunt weer normaal typen als het lampje Caps Lock niet meer brandt.
Druk op de toetsen Fn+Scr Lk om het bladeren op het scherm te wijzigen. U kunt weer normaal schuiven als het lampje Scroll Lock niet meer brandt. De functies van de toets Scr Lk kunnen verschillen, afhankelijk van het gebruikte programma. De toets werkt niet in alle programma's.
17
nN
*
.
Page 18
Aan de slag > Een stroombron aansluiten
18
nN
Een stroombron aansluiten
De computer kan werken op netstroom (via een netadapter) of op een oplaadbare batterij. Sluit de netadapter aan op de computer voordat u de computer voor het eerst gebruikt.
!
Gebruik de computer niet zonder dat de batterij geplaatst is, dit kan leiden tot storingen.
De netadapter gebruiken
Wanneer de computer rechtstreeks op netspanning is aangesloten en er een batterij is geplaatst, wordt netspanning gebruikt.
Gebruik alleen de netadapter die is meegeleverd voor uw computer.
De netadapter gebruiken
1 Steek het ene uiteinde van het netsnoer (1) in de netadapter (3).
2 Steek het andere uiteinde van het netsnoer in een stopcontact (2).
3 Sluit de kabel van de netadapter (3) aan op de DC IN-poort (4) van de computer.
!
De vorm van de netadapterconnector kan variëren, afhankelijk van de netadapter.
Page 19
Aan de slag > Een stroombron aansluiten
Als u de netstroom naar de computer volledig wilt verbreken, koppelt u de netadapter los van het wandcontact.
Zorg ervoor dat het stopcontact gemakkelijk toegankelijk is.
Als u de computer lange tijd niet gaat gebruiken, zet u deze in de sluimerstand. Zie De sluimerstand gebruiken (pagina 29).
19
nN
Page 20
Aan de slag > De batterij gebruiken
De batterij gebruiken
De batterij is al in de computer geplaatst, maar is niet volledig opgeladen op het moment van de levering.
!
Gebruik de computer niet zonder dat de batterij geplaatst is, dit kan leiden tot storingen.
De batterij plaatsen/verwijderen
De batterij plaatsen
1 Schakel de computer uit en sluit het LCD-scherm.
2 Schuif het vergrendelingslipje LOCK (1) van de batterij naar buiten.
20
nN
Page 21
Aan de slag > De batterij gebruiken
3 Schuif de batterij diagonaal in het batterijcompartiment tot de uitsteeksels (2) aan beide kanten van het
batterijcompartiment in de U-vormige uitsparingen (3) aan beide kanten van de batterij zitten.
21
nN
Page 22
Aan de slag > De batterij gebruiken
4 Druk de batterij in het batterijcompartiment totdat deze op zijn plaats klikt.
5 Schuif het vergrendelingslipje LOCK van de batterij naar binnen om de batterij aan de computer vast te koppelen.
22
nN
Page 23
Aan de slag > De batterij gebruiken
23
nN
De batterij verwijderen
!
Alle niet opgeslagen gegevens gaan verloren als de batterij verwijderd wordt wanneer de computer aan is en niet is aangesloten op de netadapter.
1 Schakel de computer uit en sluit het LCD-scherm.
2 Schuif het vergrendelingslipje LOCK (1) van de batterij naar buiten.
3 Schuif en houd de RELEASE-pal voor de batterij (2) naar buiten, plaats een vingertop onder het lipje (3) op de batterij
en til de batterij in de richting van de pijl. Schuif de batterij vervolgens uit de computer.
!
Voor uw veiligheid wordt het ten zeerste aanbevolen alleen originele oplaadbare batterijen en netadapters van Sony te gebruiken die voldoen aan de kwaliteitsstandaard. Deze worden door Sony geleverd voor uw VAIO-computer. Sommige VAIO-computers werken alleen met een goedgekeurde Sony-batterij.
Page 24
Aan de slag > De batterij gebruiken
De batterij opladen
De batterij die bij uw computer wordt geleverd, is niet volledig opgeladen op het moment van de levering.
De batterij opladen
1 Plaats de batterij.
2 Sluit de computer met de netadapter aan op een stopcontact.
Het lampje voor batterijlading gaat branden wanneer de batterij wordt opgeladen. Wanneer de batterij dicht bij het door u geselecteerde maximale oplaadniveau wordt geladen, gaat het lampje voor batterijlading uit.
24
nN
Status van het lampje voor batterijlading
Brandt oranje De batterij wordt opgeladen.
Knippert samen met het groene aan/uit-lampje
Knippert samen met het oranje aan/uit-lampje
Knippert snel oranje Er is een batterijfout opgetreden door een
!
Laad de batterij op net als de eerste keer zoals in deze handleiding is beschreven.
Betekenis
De batterij is bijna leeg. (Normale modus)
De batterij is bijna leeg. (Slaapstandmodus)
batterijstoring of een niet-vergrendelde batterij.
Page 25
Aan de slag > De batterij gebruiken
Laat de batterij in de computer zitten als deze rechtstreeks op netspanning is aangesloten. De batterij wordt verder opgeladen terwijl u de computer gebruikt.
Als de batterij bijna leeg is en zowel het batterijlampje als het stroomlampje knipperen, sluit u de netadapter aan zodat de batterij weer kan worden opgeladen, of schakelt u de computer uit om een volledig opgeladen batterij te plaatsen.
De computer wordt geleverd met een oplaadbare lithium-ionbatterij. Het opladen van een gedeeltelijk ontladen batterij heeft geen invloed op de levensduur van de batterij.
Wanneer sommige toepassingen en randapparaten worden gebruikt, is het mogelijk dat de computer niet overschakelt op de sluimerstand, zelfs niet als de batterij bijna leeg is. Om te vermijden dat u gegevens verliest wanneer de computer op batterijstroom werkt, moet u uw gegevens geregeld
opslaan en handmatig een energiebeheermodus activeren, bijvoorbeeld de slaapstand of sluimerstand.
Als de batterij leeg raakt terwijl de computer in de Slaapstandmodus staat, verliest u alle gegevens die nog niet zijn opgeslagen. Het is niet mogelijk terug te keren naar de voorgaande werksituatie. Om te vermijden dat u gegevens verliest, moet u uw gegevens geregeld opslaan.
25
nN
Page 26
Aan de slag > De batterij gebruiken
26
nN
De oplaadcapaciteit van de batterij controleren
De oplaadcapaciteit van de batterij gaat langzaam achteruit naarmate de batterij vaker is opgeladen en de batterij langer wordt gebruikt. Om het meeste uit uw batterij te halen, controleert u de oplaadcapaciteit van de batterij en wijzigt u de batterijinstellingen.
De oplaadcapaciteit van de batterij controleren
1 Klik op Start, ga naar Alle programma's en klik vervolgens op VAIO Control Center.
2 Klik op Energiebeheer (Power Management) en Batterij (Battery).
U kunt tevens de functies voor de batterijlading inschakelen om de levensduur van de batterij te verlengen.
De batterij langer laten meegaan
Wanneer de computer op de batterij werkt, kunt u de batterij met de volgende methoden langer laten meegaan.
Verlaag de helderheid van uw computerscherm.
Gebruik de modus voor energiebesparing. Zie Modi voor energiebesparing gebruiken (pagina 28) voor meer
informatie.
U kunt de energiebesparende instellingen wijzigen onder Energiebeheer. Zie VAIO Energiebeheer gebruiken
(pagina 143) voor meer informatie.
Gebruik Een energiebesparende wallpaper instellen (Long Battery Life Wallpaper Setting) voor het instellen van een
bureaubladachtergrond met VAIO Control Center.
Page 27
Aan de slag > De computer veilig uitschakelen
27
nN
De computer veilig uitschakelen
Zorg ervoor dat u de computer op de juiste manier afsluit om te vermijden dat u gegevens verliest, zoals hieronder wordt beschreven.
De computer afsluiten
1 Schakel alle op de computer aangesloten randapparaten uit.
2 Klik op Start en vervolgens op de knop Afsluiten.
3 Antwoord op alle waarschuwingen om documenten op te slaan of rekening te houden met andere gebruikers en wacht
tot de computer is uitgeschakeld. Het stroomlampje gaat uit.
Page 28
Aan de slag > Modi voor energiebesparing gebruiken
Modi voor energiebesparing gebruiken
U kunt via de instellingen voor energiebeheer ervoor zorgen dat de batterij minder snel leeg raakt. Naast de normale werkingsmodus, heeft de computer twee andere modi voor energiebesparing: Slaapstand en sluimerstand.
!
Als u de computer lange tijd niet gaat gebruiken en deze niet is aangesloten op de netstroom, zet u de computer in de sluimerstand of schakelt u deze uit.
Als de batterij leeg raakt terwijl de computer in de slaapstand staat, verliest u alle gegevens die nog niet zijn opgeslagen. Het is niet mogelijk terug te keren naar de voorgaande werksituatie. Om te vermijden dat u gegevens verliest, moet u uw gegevens geregeld opslaan.
Modus Beschrijving
Normale modus Dit is de normale toestand als de computer in gebruik is. In deze modus brandt het groene stroomlampje van
de computer.
Slaapstandmodus Met de slaapstand wordt het LCD-scherm uitgeschakeld en worden de ingebouwde opslagapparaten en de
CPU ingesteld op laag energieverbruik. In deze stand knippert het oranje stroomlampje van de computer langzaam. De computer komt sneller uit de slaapstand dan uit de sluimerstand. De computer verbruikt in de slaapstand echter meer stroom dan in de sluimerstand.
Sluimerstand In de sluimerstand wordt de toestand van het systeem opgeslagen op het ingebouwde opslagapparaat en wordt
de stroom uitgeschakeld. Zelfs als de batterij leeg raakt, zullen er geen gegevens verloren gaan. In deze stand brandt het stroomlampje van de computer niet.
28
nN
Page 29
Aan de slag > Modi voor energiebesparing gebruiken
De slaapstand gebruiken
De slaapstand activeren
Klik op Start, vervolgens op de pijl naast de knop Afsluiten en daarna op Slaapstand.
Terugkeren naar de normale modus
Druk op een willekeurige toets.
Druk op de aan/uit-knop van uw computer.
!
Als u de aan/uit-knop langer dan vier seconden ingedrukt houdt, wordt de computer automatisch uitgeschakeld. Alle nog niet opgeslagen gegevens gaan hierbij verloren.
De sluimerstand gebruiken
De sluimerstand activeren
Druk op Fn+F12.
U kunt ook op Start klikken, vervolgens op de pijl naast de knop Afsluiten en daarna op Sluimerstand.
!
Verplaats de computer niet tot het stroomlampje uitgaat.
29
nN
Terugkeren naar de normale modus
Druk op de aan/uit-knop.
!
Als u de aan/uit-knop langer dan vier seconden ingedrukt houdt, wordt de computer automatisch uitgeschakeld.
Page 30
Aan de slag > Uw computer in optimale toestand houden
30
nN
Uw computer in optimale toestand houden
Uw computer bijwerken
Zorg ervoor dat u de laatste updates met de volgende softwaretoepassing op uw VAIO-computer installeert, ter verbetering van de efficiëntie, veiligheid en functionaliteit van de computer.
U wordt door VAIO Update gewaarschuwd als er nieuwe updates op internet beschikbaar zijn. Deze worden automatisch gedownload en geïnstalleerd op de computer.
Windows Update
Klik op Start, Alle programma's en Windows Update en volg de instructies op het scherm.
VAIO Update 5
Klik op Start, Alle programma's en VAIO Update 5 en volg de instructies op het scherm.
!
Uw computer moet verbinding hebben met internet voordat u updates kunt downloaden.
Page 31
Aan de slag > Uw computer in optimale toestand houden
31
nN
VAIO Care gebruiken
Met VAIO Care kunt u regelmatig prestatiecontroles uitvoeren en de computer afstellen om deze op een optimaal niveau te laten presteren. Open VAIO Care wanneer er een probleem op de computer is aangetroffen. Met VAIO Care kunt u de juiste maatregelen treffen om het probleem op te lossen.
VAIO Care openen
Op modellen met de toets ASSIST
Druk op de toets ASSIST terwijl uw computer is ingeschakeld.
Op modellen zonder de toets ASSIST
Klik op Start, ga naar Alle programma's, VAIO Care en klik vervolgens op VAIO Care.
!
Druk niet op de toets ASSIST terwijl de computer in de sluimerstand staat.
Raadpleeg het Help-bestand van VAIO Care voor meer informatie.
Als u op modellen met de toets ASSIST op de toets ASSIST drukt terwijl de computer is uitgeschakeld, dan wordt VAIO Care Rescue geopend. VAIO Care Rescue kan worden gebruikt om uw computer te herstellen in geval van nood, bijvoorbeeld wanneer Windows niet wordt gestart.
Page 32
De VAIO-computer gebruiken >
De VAIO-computer gebruiken
In dit deel wordt beschreven hoe u optimaal kunt gebruikmaken van alle mogelijkheden van de VAIO-computer.
Het toetsenbord gebruiken (pagina 33)
Het touchpad gebruiken (pagina 36)
De knoppen voor speciale functies gebruiken (pagina 38)
De ingebouwde camera gebruiken (pagina 39)
Het optische station gebruiken (pagina 40)
Een 'Memory Stick' gebruiken (pagina 48)
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken (pagina 55)
Het internet gebruiken (pagina 63)
Het netwerk (LAN) gebruiken (pagina 64)
Draadloos LAN gebruiken (pagina 65)
Draadloos WAN gebruiken (pagina 70)
De Bluetooth-functie gebruiken (pagina 74)
Vingerafdrukverificatie gebruiken (pagina 80)
De TPM gebruiken (pagina 87)
32
nN
Page 33
De VAIO-computer gebruiken > Het toetsenbord gebruiken
Het toetsenbord gebruiken
Het toetsenbord is voorzien van extra toetsen waarmee u specifieke taken kunt uitvoeren.
Combinaties en functies met de Fn-toets
Sommige toetsenbordfuncties kunnen pas worden gebruikt wanneer het besturingssysteem volledig is opgestart.
Combinatie/Functie Functie
Fn + % (F2): dempen Hiermee worden de ingebouwde luidsprekers of de hoofdtelefoon in- en uitgeschakeld.
Fn + 2 (F3/F4): volumeregeling Hiermee past u het volumeniveau aan.
Fn + 8 (F5/F6): helderheidsregeling Hiermee regelt u de helderheid van uw computerscherm.
Fn + /T (F7): schermuitvoer
Druk op Fn+F4 en vervolgens op M of ,, of druk enkele keren op Fn+F4 om het volume te verhogen. Druk op Fn+F3 en vervolgens op m of <, of druk enkele keren op Fn+F3 om het volume te verlagen.
Houd om de helderheid van het scherm te verhogen Fn+F6 ingedrukt of druk op Fn+F6 en vervolgens op M of ,. Houd om de helderheid van het scherm te verlagen Fn+F5 ingedrukt of druk op Fn+F5 en vervolgens op m of <.
Hiermee schakelt u de weergave tussen uw computerscherm en een extern beeldscherm. Druk op Enter om de uitvoer te selecteren.
!
Als u een beeldschermkabel loskoppelt van uw computer wanneer een extern beeldscherm is geselecteerd als het uitvoerdoel, wordt het computerscherm zwart. Druk in dat geval twee keer op F7 terwijl u de Fn-toets ingedrukt houdt en druk vervolgens op Enter om de uitvoer in te stellen op het computerscherm.
33
nN
Het gebruik van meerdere beeldschermen wordt mogelijk niet ondersteund afhankelijk van het aangesloten externe beeldscherm.
Page 34
De VAIO-computer gebruiken > Het toetsenbord gebruiken
Combinatie/Functie Functie
Fn + / (F9/F10): in- en uitzoomen
Fn + (F12): sluimerstand
34
nN
Hiermee wordt het formaat van een afbeelding of document in sommige programma's gewijzigd. Druk op Fn+F9 als u de weergave er kleiner en verder weg wilt laten uitzien (uitzoomen). Druk op Fn+F10 als u de schermweergave er groter en dichterbij wilt laten uitzien (inzoomen). Raadpleeg het Help-bestand van VAIO Control Center voor meer informatie.
In deze stand verbruikt de notebook de minste stroom. Als u deze opdracht uitvoert, wordt de status van het systeem en de aangesloten randapparaten opgeslagen op het ingebouwde opslagapparaat en wordt de systeemstroom uitgeschakeld. Om terug te keren naar de oorspronkelijke status van het systeem, schakelt u de stroom in met de aan/uit-knop. Zie Modi voor energiebesparing gebruiken (pagina 28) voor meer informatie over energiebeheer.
Page 35
De VAIO-computer gebruiken > Het toetsenbord gebruiken
nN
De instellingen van het verlichte toetsenbord wijzigen
Sommige functies en opties zijn mogelijk niet beschikbaar op uw computer.
Als uw computer is uitgerust met een verlicht toetsenbord, kunt de toetsenbordverlichting automatisch in en uit laten schakelen afhankelijk van het omgevingslicht.
Daarnaast kunt u een tijd instellen waarna de toetsenbordverlichting wordt uitgeschakeld als het toetsenbord niet wordt gebruikt.
De instellingen van het verlichte toetsenbord wijzigen
1 Klik op Start, ga naar Alle programma's en klik vervolgens op VAIO Control Center.
2 Klik op Toetsenbord en muis (Keyboard and Mouse) en klik op Achtergrondlicht TB (Backlit KB).
De intensiteit van het omgevingslicht wordt gemeten door de sensor voor omgevingslicht. Als de sensor voor het omgevingslicht wordt geblokkeerd, wordt de toetsenbordverlichting mogelijk ingeschakeld.
35
Page 36
De VAIO-computer gebruiken > Het touchpad gebruiken
36
nN
Het touchpad gebruiken
U kunt objecten op het scherm aanwijzen, selecteren en slepen, en u kunt door een lijst met items bladeren met behulp van het touchpad.
Actie Beschrijving
Aanwijzen Schuif uw vinger over het touchpad (1) om de aanwijzer (2) op een item of object te plaatsen.
Klikken Druk één keer op de linkerknop (3).
Dubbelklikken Druk twee keer achter elkaar op de linkerknop.
Klikken met de rechtermuisknop
Slepen Schuif uw vinger over het touchpad terwijl u de linkerknop ingedrukt houdt.
Bladeren Schuif uw vinger langs de rechterkant van het touchpad om verticaal te bladeren. Schuif uw vinger langs de onderkant
Vegen Schuif met twee vingers naast elkaar met een vlugge beweging over het touchpad. In internetbrowsers of software voor
Knijpbeweging In sommige softwaretoepassingen kunt u met twee vingers een knijpbeweging maken op het touchpad om in of uit te
Druk één keer op de rechterknop (4). Bij veel toepassingen verschijnt in dit geval een contextueel snelmenu (indien beschikbaar).
van het touchpad om horizontaal te bladeren. Wanneer u bent begonnen met verticaal of horizontaal bladeren, kunt u met een draaiende beweging van uw vinger blijven bladeren zonder uw vinger van het touchpad te halen (de bladerfunctie is alleen beschikbaar in toepassingen met ondersteuning van bladeren met het touchpad).
het bekijken van afbeeldingen kunt naar links vegen om terug te gaan en naar rechts vegen om vooruit te gaan.
zoomen. Maak een openende knijpbeweging om in te zoomen en een sluitende knijpbeweging om uit te zoomen.
Page 37
De VAIO-computer gebruiken > Het touchpad gebruiken
U kunt het touchpad in- of uitschakelen wanneer er een muis op de computer is aangesloten. Gebruik VAIO Control Center om de instellingen van het touchpad te wijzigen.
!
Sluit een muis aan voordat u het touchpad uitschakelt. Als u het touchpad uitschakelt voordat u een muis op de computer hebt aangesloten, kunt u alleen het toetsenbord als aanwijzer gebruiken.
37
nN
Page 38
De VAIO-computer gebruiken > De knoppen voor speciale functies gebruiken
De knoppen voor speciale functies gebruiken
De computer is uitgerust met speciale knoppen, waarmee u specifieke functies van de computer kunt gebruiken.
Sommige functies en opties in dit deel zijn mogelijk niet beschikbaar op uw computer. Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
Knop met speciale functie Functies
ASSIST-knop
Knop voor het schikken van vensters Standaard worden met de knop voor het schikken van vensters alle geopende vensters weergegeven door
VAI O-knop
Uitwerpknop voor station
Presentatieknop
*1
Alleen bij modellen met een ingebouwd optisch station.
*2
Bij modellen zonder een ingebouwd optisch station.
*2
*1
VAIO Care wordt geopend wanneer de computer is ingeschakeld. Wanneer de computer is uitgeschakeld wordt met de toets ASSIST dan wordt VAIO Care Rescue geopend.
!
Druk niet op de toets ASSIST terwijl de computer in de sluimerstand staat.
deze zo aan te passen dat ze allemaal op het bureaublad passen. Druk nogmaals op deze knop om het vorige formaat van de vensters te herstellen. U wijzigt deze standaardtoewijzing met VAIO Control Center.
Hiermee wordt Media Gallery geopend of het geluid aan- en uitgezet, afhankelijk van het model.
Hiermee opent u de lade van het optische station.
Hiermee wordt de taak uitgevoerd die standaard aan de knop is toegewezen. U wijzigt deze standaardtoewijzing met VAIO Control Center.
38
nN
Page 39
De VAIO-computer gebruiken > De ingebouwde camera gebruiken
De ingebouwde camera gebruiken
Uw computer is uitgerust met een ingebouwde MOTION EYE-camera.
Met toepasselijke opnamesoftware hebt u de volgende mogelijkheden:
Foto's en films vastleggen
Bewegingen van objecten registreren en vastleggen voor controledoeleinden
Vastgelegde gegevens bewerken
Bij het inschakelen van de computer wordt de ingebouwde camera geactiveerd.
Met de juiste software kunt u videogesprekken voeren.
!
Als u software voor expresberichten of videobewerkingssoftware start of afsluit, wordt de ingebouwde camera niet in- of uitgeschakeld.
Zet de computer nooit in de Slaapstand of in de Sluimerstand als u de ingebouwde camera gebruikt.
Software voor het vastleggen van beelden gebruiken
1 Klik op Start, Alle programma's, ArcSoft WebCam Companion 3 en WebCam Companion 3.
2 Klik op het gewenste pictogram in het hoofdvenster.
Voor gedetailleerde informatie over het gebruik van de software raadpleegt u de Help bij de software.
39
nN
Wanneer u een foto of film maakt in een donkere omgeving klikt u in het hoofdvenster op het pictogram Vastleggen (Capture). Klik vervolgens op het pictogram WebCam Instellingen (WebCam Settings) en selecteer de optie voor het compenseren van weinig licht in het venster met eigenschappen.
Page 40
De VAIO-computer gebruiken > Het optische station gebruiken
nN
Het optische station gebruiken
Uw computer is mogelijk uitgerust met een ingebouwd optisch schijfstation.
Sommige functies en opties in dit deel zijn mogelijk niet beschikbaar op uw computer. Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
Een schijf plaatsen
1 Zet de computer aan.
2 Druk op de uitwerpknop (1) om het station te openen.
De stationslade schuift uit het station.
3 Plaats een schijf met het label naar boven in het midden van de lade en druk de schijf voorzichtig omlaag zodat deze
vastklikt.
40
!
Oefen geen druk uit op de lade van het station. Zorg dat u de onderzijde van de lade van het station vasthoudt wanneer u een schijf plaatst of verwijdert.
Page 41
De VAIO-computer gebruiken > Het optische station gebruiken
4 Sluit de lade door deze voorzichtig in het station te duwen.
!
Verwijder de optische schijf niet als de computer in een energiebesparende modus staat (slaapstand of sluimerstand). Zet de computer weer in de normale modus voor u de schijf verwijdert.
41
nN
Page 42
De VAIO-computer gebruiken > Het optische station gebruiken
42
nN
Ondersteunde schijven
Met de computer kunt u CD's, DVD's en Blu-ray Disc™-media afspelen en opnemen, afhankelijk van het model dat u hebt gekocht.
Zie onderstaande referentietabel voor informatie over welke media door welk optisch station worden ondersteund.
AB: afspeelbaar en opneembaar A: afspeelbaar, maar niet opneembaar –: niet afspeelbaar en niet opneembaar
CD-
Video-CDMuziek-CDCD
ROM
DVD±RW/ ±R DL/RAM
Blu-ray Disc™­station met DVD SuperMulti
Blu-ray Disc™ ROM-station met DVD SuperMulti
*1
Het DVD±RW/RAM-schijfstation in de computer ondersteunt de DVD-RAM-cassette niet. Gebruik schijven zonder cassette of schijven met een verwijderbare cassette.
*2
Schrijven van gegevens op enkelzijdige DVD-RAM-schijven (2,6 GB) die compatibel zijn met DVD-RAM-versie 1.0 wordt niet ondersteund. DVD-RAM-versie 2.2/12X-SPEED DVD-RAM-herziening 5.0 schijf wordt niet ondersteund.
*3
Het Blu-ray Disc-station van uw computer ondersteunt geen BD-RE Disc-media in versie 1.0-indeling en Blu-ray Disc-media met een cassette.
*4
Ondersteuning voor schrijven van gegevens op BD-R Part1-versie 1.1/1.2/1.3-schijven (single-layer-schijven met een capaciteit van 25 GB, dual-layer-schijven met een capaciteit van 50 GB) en BD-RE Part1-versie 2.1-schijven (single-layer-schijven met een capaciteit van 25 GB, dual-layer-schijven met een capaciteit van 50 GB).
*5
Het schrijven van gegevens op Ultra Speed CD-RW-schijven wordt niet ondersteund.
AA A A
AA A A
AA A A
Extra
CD-R/RWDVD-
*5
AB
*5
AB
*5
AB
DVD-
ROM
A A AB AB AB AB AB
A A AB AB AB AB AB A
A A AB AB AB AB AB A A
DVD-R/RWDVD+R/RWDVD+R DL
Video
(Double Layer)
DVD-R DL (Dual Layer)
DVD-RAM
*1 *2
BD-ROM
BD-R/RE
*4
AB
*3
Page 43
De VAIO-computer gebruiken > Het optische station gebruiken
!
Dit apparaat is ontworpen om schijven af te spelen die voldoen aan de CD-standaard (Compact Disc). DualDiscs en sommige muziekschijven met technologie voor het beschermen van het auteursrecht voldoen niet aan de CD-standaard. Dergelijke schijven zijn daarom mogelijk niet compatibel met dit apparaat.
Lees bij het aanschaffen van voorbespeelde of lege schijven voor gebruik in een VAIO-computer eerst aandachtig de opmerkingen op de verpakking van de schijven om te zien of u de schijven in het optische station van de computer kunt gebruiken voor afspelen en opnemen. Sony geeft GEEN garanties voor de compatibiliteit van de optische stations van VAIO met schijven die niet voldoen aan de officiële 'CD'-, 'DVD'- of 'Blu-ray Disc'­standaard. HET GEBRUIK VAN INCOMPATIBELE SCHIJVEN KAN LEIDEN TOT ONHERSTELBARE SCHADE AAN UW VAIO COMPUTER, KAN SOFTWARECONFLICTEN VEROORZAKEN OF ERVOOR ZORGEN DAT HET SYSTEEM VASTLOOPT. Neem voor vragen over schijfindelingen contact op met de uitgever van de vooraf opgenomen schijf of de leveranciers van de opneembare schijf.
Het schrijven op 8 cm-schijven wordt niet ondersteund.
!
Wanneer u Blu-ray Disc-media met beveiliging van het auteursrecht doorlopend wilt afspelen, werkt u de AACS-code bij. Voor het bijwerken van de AACS-code is internettoegang vereist.
Net als bij andere optische media-apparaten kan door bepaalde omstandigheden de compatibiliteit worden beperkt of het afspelen van een Blu-ray Disc­medium worden voorkomen. VAIO-computers ondersteunen mogelijk niet het afspelen op verpakte media opgenomen in de AVC- of VC1-indeling met een hoge bitsnelheid.
Voor bepaalde inhoud op DVD's en BD-ROM's zijn regio-instellingen vereist. Als de regio-instelling op het optische station niet overeenkomt met de regiocode op de schijf, kan er niet worden afgespeeld.
43
nN
Tenzij de externe weergave compatibel is met de HDCP-standaard (High-bandwidth Digital Content Protection), kunt u geen inhoud van Blu-ray Disc­media met beveiliging van het auteursrecht afspelen of weergeven.
Bij sommige inhoud is de video-uitvoer beperkt tot standaarddefinitie of kan er geen analoge video worden uitgevoerd. Wanneer u videosignalen uitvoert via digitale aansluitingen zoals een HDMI- of DVI-verbinding, wordt u sterk aangeraden een met digitale HDCP compatible omgeving te implementeren
voor een optimale compatibiliteit en weergavekwaliteit.
Sluit alle geheugenresidente hulpsoftware af vóór het afspelen van of schrijven naar een schijf. Hierdoor kan een storing optreden.
Page 44
De VAIO-computer gebruiken > Het optische station gebruiken
Opmerkingen over het gebruik van het optische station
44
nN
Opmerkingen over het schrijven van gegevens op een schijf
Gebruik alleen ronde schijven. Gebruik geen schijven met een andere vorm (ster, hart, kaart, enz.) omdat deze het
optische station kunnen beschadigen.
De computer mag niet worden blootgesteld aan schokken tijdens het beschrijven van een schijf.
De voedingskabel of netadapter mag niet aangesloten of losgekoppeld worden tijdens het beschrijven van een schijf.
U moet uw computer niet aansluiten op een poortreplicator (optioneel) of deze loskoppelen terwijl er gegevens naar een
schijf worden geschreven.
Opmerkingen over het afspelen van schijven
Voor optimale prestaties bij het afspelen van schijven volgt u de volgende aanbevelingen:
Sommige CD-spelers en optische stations van de computer kunnen geen audio-CD's afspelen die met de CD-R- of
CD-RW-media zijn gemaakt.
Sommige DVD-spelers en optische schijfstations van de computer kunnen geen DVD's afspelen die met de DVD+R DL-,
DVD-R DL-, DVD+R-, DVD+RW-, DVD-R-, DVD-RW- of DVD-RAM-media zijn gemaakt.
Wanneer uw computer is uitgerust met een Blu-ray Disc-station kunt u op uw computer Blu-ray Discs afspelen. U kunt
sommige Blu-ray Discs mogelijk niet afspelen op uw computer, of de computer kan instabiel worden tijdens het afspelen van een Blu-ray Disc. Om inhoud normaal te kunnen afspelen, downloadt en installeert u de laatste updates voor WinDVD BD via VAIO Update. Zie Uw computer bijwerken (pagina 30) voor informatie over het gebruik van VAIO Update.
Afhankelijk van de systeemomgeving kunnen er onderbrekingen en/of verloren frames optreden tijdens afspelen in
AVC HD.
Zet de computer niet in een energiebesparende modus terwijl u op de computer een schijf afspeelt.
Page 45
De VAIO-computer gebruiken > Het optische station gebruiken
45
nN
Opmerkingen over regiocodes
Op elke DVD of de verpakking staat een regiocode vermeld om aan te geven in welke regio en op welk type speler u de DVD kunt afspelen. Als de regiocode 'all' is, betekent dit dat u de schijf bijna overal ter wereld kunt afspelen. Als de regiocode van uw gebied afwijkt van het label, kunt u de schijf niet op uw computer afspelen.
Zie de volgende tabel voor de regiocode van uw gebied.
Gebied Regiocode Gebied Regiocode Gebied Regiocode
Afrika 5 Australië* 4 China 6
Europa 2 Hongkong* 3 India* 5
Indonesië* 3 Japan* 2 Korea 3
Koeweit* 2 Maleisië* 3 Nieuw-Zeeland* 4
Filipijnen* 3 Rusland 5 Saudi-Arabië* 2
Singapore* 3 Zuid-Afrika* 2 Taiwan 3
Thailand* 3 Verenigde Arabische
Emiraten*
* Standaard is er aan het optische station van uw computer geen regiocode toegewezen.
2 Vietnam 3
Page 46
De VAIO-computer gebruiken > Het optische station gebruiken
nN
Als het de eerste keer is dat u een DVD op uw computer afspeelt, voert u voor het plaatsen van de schijf de volgende stappen uit:
1 Klik op Start en selecteer Computer.
2 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het optische station en kies Eigenschappen.
3 Klik op het tabblad Hardware.
4 Selecteer het optische station uit de lijst Alle schijfstations en klik op Eigenschappen.
5 Klik op het tabblad Dvd-regio.
6 Selecteer de juiste regio uit de lijst en klik op OK.
!
U kunt de regiocode slechts een beperkt aantal keren wijzigen. Wanneer u dit aantal overschrijdt, is de regiocode van het station permanent en kunt u deze niet meer wijzigen. Dit aantal wordt ook niet hersteld door uw computer opnieuw te configureren. Problemen als gevolg van het wijzigen van de regiocode-instellingen van het station vallen niet onder de garantie.
Als u de regiocode wijzigt terwijl WinDVD of WinDVD BD actief is, start u de software opnieuw op of verwijdert u de schijf en plaatst u deze opnieuw in het station om de nieuwe instelling van kracht te laten worden.
46
Page 47
De VAIO-computer gebruiken > Het optische station gebruiken
nN
Schijven afspelen
Een schijf afspelen
1 Plaats een schijf in het optische station.
!
Sluit de netadapter aan op de computer en sluit alle geopende softwaretoepassingen voor u een schijf afspeelt.
2 Als er niets op het bureaublad verschijnt, klikt u op Start, gaat u naar Alle programma's en klikt u op de gewenste
software voor het afspelen van de schijf. Voor instructies over het gebruik van de software raadpleegt u de Help bij de software.
Bestanden naar schijven kopiëren
Bestanden naar een schijf kopiëren
1 Plaats een beschrijfbare schijf in het optische station.
!
Sluit de netadapter aan op de computer en sluit alle geopende softwaretoepassingen voor u bestanden naar een schijf kopieert.
2 Als er niets op het bureaublad verschijnt, klikt u op Start, gaat u naar Alle programma's en klikt u op de gewenste
schrijfsoftware om de bestanden mee naar de schijf te kopiëren. Voor instructies over het gebruik van de software raadpleegt u de Help bij de software.
47
Page 48
De VAIO-computer gebruiken > Een 'Memory Stick' gebruiken
nN
Een 'Memory Stick' gebruiken
Een 'Memory Stick' is een compact, draagbaar en veelzijdig IC-opnamemedium dat speciaal is ontworpen voor het uitwisselen en delen van digitale gegevens met compatibele producten, zoals digitale camera's en mobiele telefoons. Doordat een 'Memory Stick' uitneembaar is, kan deze worden gebruikt voor externe gegevensopslag.
Voordat u een 'Memory Stick' gebruikt
In de 'Memory Stick Duo'-sleuf op uw computer passen de volgende formaten en types:
'Memory Stick Duo'
'Memory Stick PRO Duo'
'Memory Stick PRO-HG Duo'
!
Alleen 'Memory Sticks' van Duo-formaat worden ondersteund, 'Memory Sticks' van standaardformaat worden niet ondersteund.
Ga voor meer informatie over 'Memory Stick' naar [memorystick.com] op http://www.memorystick.com/en/.
48
Page 49
De VAIO-computer gebruiken > Een 'Memory Stick' gebruiken
Een 'Memory Stick' plaatsen en verwijderen
Zo plaatst u een 'Memory Stick'
1 Zoek de 'Memory Stick Duo'-sleuf.
2 Houd de 'Memory Stick' zo vast dat de pijl in de richting van de sleuf wijst.
3 Schuif de 'Memory Stick' voorzichtig in de sleuf tot deze vastklikt.
Forceer het medium nooit in de sleuf.
Als de 'Memory Stick' niet gemakkelijk in de sleuf kan worden geplaatst, verwijdert u de kaart voorzichtig en controleert u of de kaart in de juiste richting is geplaatst.
Wanneer u voor het eerst een 'Memory Stick' in de sleuf plaatst, wordt u mogelijk gevraagd stuurprogramma's te installeren. Wanneer dit gebeurt, volgt u de instructies op het scherm om de software te installeren.
De 'Memory Stick' wordt automatisch door het systeem gedetecteerd en de inhoud van de 'Memory Stick' wordt weergegeven. Als er niets op het bureaublad verschijnt, klikt u op Start, Computer en dubbelklikt u op het 'Memory Stick'-pictogram.
Het 'Memory Stick'-pictogram wordt weergegeven in het venster Computer nadat de 'Memory Stick' in de sleuf is geplaatst.
49
nN
Page 50
De VAIO-computer gebruiken > Een 'Memory Stick' gebruiken
!
Een 'Memory Stick Micro' ('M2') moet u eerst in een 'M2' Duo-adapter steken. Als u deze media rechtstreeks in de 'Memory Stick Duo'-sleuf steekt zonder de adapter te gebruiken, kunt u ze mogelijk niet meer uit de sleuf verwijderen.
50
nN
Page 51
De VAIO-computer gebruiken > Een 'Memory Stick' gebruiken
Zo verwijdert u een 'Memory Stick'
!
Verwijder de 'Memory Stick' niet terwijl het lampje voor mediatoegang brandt. Als u dit doet, kunnen gegevens verloren gaan. Het duurt even voordat grote volumes gegevens worden geladen. Controleer dus of het lampje uit is voordat u de 'Memory Stick' verwijdert.
1 Zoek de 'Memory Stick Duo'-sleuf.
2 Controleer of het lampje voor mediatoegang uit is.
3 Druk op de 'Memory Stick' in de sleuf en laat deze los.
De 'Memory Stick' wordt uitgeworpen.
4 Trek de 'Memory Stick' uit de sleuf.
!
Verwijder de 'Memory Stick' altijd voorzichtig om te vermijden dat deze onverwachts uit de sleuf springt.
51
nN
Page 52
De VAIO-computer gebruiken > Een 'Memory Stick' gebruiken
Een 'Memory Stick' formatteren
Zo formatteert u een 'Memory Stick'
De 'Memory Stick' is standaard geformatteerd en is gereed voor gebruik.
Als u het medium met uw computer opnieuw wilt formatteren, voert u de volgende stappen uit.
!
Gebruik een apparaat dat geschikt is voor het formatteren van het medium en 'Memory Stick' ondersteunt om de 'Memory Stick' te formatteren.
Als u een 'Memory Stick' formatteert, worden alle gegevens op het medium verwijderd. Zorg dat het medium geen waardevolle gegevens bevat voordat u deze formatteert.
Verwijder de 'Memory Stick' niet uit de sleuf tijdens het formatteren. Dit kan een defect veroorzaken.
1 Zoek de 'Memory Stick Duo'-sleuf.
2 Schuif de 'Memory Stick' voorzichtig in de sleuf tot deze vastklikt.
3 Klik op Start en selecteer Computer.
4 Klik met de rechtermuisknop op het 'Memory Stick'-pictogram en selecteer Formatteren.
5 Klik op Standaardinstellingen voor apparaten.
!
De grootte van de toewijzingseenheid en het bestandssysteem kan veranderen.
52
nN
Selecteer niet NTFS in de vervolgkeuzelijst Bestandssysteem, omdat dit een storing kan veroorzaken.
Het formatteringsproces wordt sneller uitgevoerd als u Snelformatteren in Opties voor formatteren selecteert.
Page 53
De VAIO-computer gebruiken > Een 'Memory Stick' gebruiken
6 Klik op Starten.
7 Volg de instructies op het scherm.
!
Het hangt van het medium af hoe lang het duurt om een 'Memory Stick' te formatteren.
53
nN
Page 54
De VAIO-computer gebruiken > Een 'Memory Stick' gebruiken
54
nN
Opmerkingen over het gebruik van 'Memory Sticks'
Uw computer is getest en compatibel bevonden met 'Memory Sticks' van Sony met een capaciteit van maximaal 32 GB
die sinds januari 2010 beschikbaar zijn. Niet voor elke 'Memory Stick' kan evenwel de compatibiliteit worden gegarandeerd.
Als u de 'Memory Stick' in de sleuf steekt, moet u erop letten dat de pijl in de juiste richting wijst. Forceer de
'Memory Stick' nooit in de sleuf om beschadiging aan de computer of de 'Memory Stick' te voorkomen.
Wees voorzichtig bij het plaatsen en verwijderen van een 'Memory Stick'. Forceer de module nooit in of uit de sleuf.
De compatibiliteit kan niet worden gegarandeerd als u 'Memory Sticks' met meerdere conversieadapters plaatst.
'MagicGate' is de algemene naam van de auteursrechtbeschermingstechnologie die door Sony is ontwikkeld.
Gebruik 'Memory Sticks' met het 'MagicGate'-logo als u van deze technologie wilt profiteren.
Uitgezonderd voor persoonlijk gebruik is het in strijd met de auteursrechtwetten om audio- en/of afbeeldingsgegevens te
gebruiken die u hebt opgenomen zonder voorafgaande toestemming van de respectieve houders van het auteursrecht. 'Memory Sticks' met dergelijke gegevens waarop auteursrecht rust mogen daarom alleen conform de wet worden gebruikt.
Plaats niet meer dan één 'Memory Stick' in de sleuf. Onjuiste plaatsing van de media kan zowel de computer als de media
beschadigen.
Page 55
De VAIO-computer gebruiken > Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
nN
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
ExpressCard-module gebruiken
Uw computer is uitgerust met een een ExpressCard/34-sleuf* voor de overdracht van gegevens tussen digitale camera's, camcorders, muziekspelers en andere audio- en videoapparaten. In deze sleuf kan alleen een ExpressCard/34-module
(34 mm breed) worden geplaatst.
* Deze worden de ExpressCard-sleuf en de ExpressCard-module genoemd.
*
55
Page 56
De VAIO-computer gebruiken > Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Een ExpressCard-module plaatsen
!
Uw computer wordt geleverd met een sleufbeveiliging in de ExpressCard-sleuf. Verwijder deze sleufbeveiliging voordat u de sleuf gebruikt.
1 Zoek de ExpressCard-sleuf.
2 Duw op de ExpressCard-sleufbeveiliging zodat deze eruit springt.
3 Neem de ExpressCard-sleufbeveiliging voorzichtig vast en trek deze uit de sleuf.
4 Houd de ExpressCard-module zo vast dat de pijl in de richting van de sleuf wijst.
5 Schuif de ExpressCard-module voorzichtig in de sleuf tot deze vastklikt.
Forceer de module nooit in de sleuf.
56
nN
Page 57
De VAIO-computer gebruiken > Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Als de module niet gemakkelijk in de sleuf kan worden geplaatst, verwijdert u de kaart voorzichtig en controleert u of de kaart in de juiste richting is geplaatst.
Gebruik het meest recente stuurprogramma van de fabrikant van de ExpressCard-module.
57
nN
Page 58
De VAIO-computer gebruiken > Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Een ExpressCard-module verwijderen
!
Wanneer u geen ExpressCard-module gebruikt, plaatst u de ExpressCard-sleufbeveiliging om de sleuf te beschermen tegen stof en vuil. Plaats de ExpressCard-sleufbeveiliging in de sleuf voordat u de computer verplaatst.
U kunt stap 1 tot en met 4 overslaan wanneer:
- uw computer is uitgeschakeld.
- het pictogram Hardware veilig verwijderen en media uitwerpen niet op de taakbalk wordt weergegeven.
- de hardware die u wilt loskoppelen niet wordt weergegeven in het venster Hardware veilig verwijderen en media uitwerpen.
1 Zoek de ExpressCard-sleuf.
2 Klik op de taakbalk op het pictogram Hardware veilig verwijderen en media uitwerpen.
3 Selecteer de hardware die u wilt loskoppelen.
4 Volg de instructies op het scherm om de ExpressCard-module verwijderen.
5 Duw de ExpressCard-module in de sleuf zodat de module uitspringt.
6 Neem de ExpressCard-module voorzichtig vast en trek deze uit de sleuf.
58
nN
Page 59
De VAIO-computer gebruiken > Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
59
nN
Een SD-geheugenkaart gebruiken
U computer is uitgerust met een SD-geheugenkaartsleuf. U kunt deze sleuf gebruiken voor de overdracht van gegevens tussen digitale camera's, camcorders, muziekspelers en andere audio- en videoapparaten.
Voordat u de SD-geheugenkaart gebruikt
De sleuf voor de SD-geheugenkaart op de computer ondersteunt de volgende geheugenkaarten:
SD-geheugenkaart
SDHC-geheugenkaart
Raadpleeg voor de meest recente informatie over compatibele geheugenkaarten Meer informatie over uw VAIO-computer
(pagina 5) om naar de desbetreffende website met ondersteuning te gaan.
Page 60
De VAIO-computer gebruiken > Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Zo plaatst u een SD-geheugenkaart
1 Zoek de SD-geheugenkaartsleuf.
2 Houd de SD-geheugenkaart zo vast dat de pijl in de richting van de sleuf wijst.
3 Schuif de SD-geheugenkaart voorzichtig in de sleuf tot deze vastklikt.
Forceer de kaart nooit in de sleuf.
60
nN
Wanneer u voor het eerst een SD-geheugenkaart in de sleuf plaatst, wordt u mogelijk gevraagd stuurprogramma's te installeren. Wanneer dit gebeurt, volgt u de instructies op het scherm om de software te installeren.
Het pictogram van de SD-geheugenkaart wordt weergegeven in het venster Computer nadat de kaart in de sleuf is geplaatst.
Page 61
De VAIO-computer gebruiken > Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Zo verwijdert u een SD-geheugenkaart
1 Zoek de SD-geheugenkaartsleuf.
2 Controleer of het lampje voor mediatoegang uit is.
3 Druk op de SD-geheugenkaart in de sleuf en laat deze los.
De SD-geheugenkaart wordt uitgeworpen.
4 Trek de SD-geheugenkaart uit de sleuf.
61
nN
Page 62
De VAIO-computer gebruiken > Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
62
nN
Opmerkingen over het gebruik van geheugenkaarten
Algemene opmerkingen over het gebruik van de geheugenkaart
Zorg dat de geheugenkaarten die u gebruikt voldoen aan de door uw computer ondersteunde standaarden.
Als u de geheugenkaart in de sleuf steekt, moet u erop letten dat de pijl in de juiste richting wijst. Forceer de
geheugenkaart nooit in de sleuf om beschadiging aan de computer of de kaart te voorkomen.
Wees voorzichtig bij het plaatsen en verwijderen van de geheugenkaart. Forceer de module nooit in of uit de sleuf.
Verwijder de geheugenkaart niet terwijl het lampje voor mediatoegang brandt. Als u dit doet, kunnen gegevens verloren
gaan.
Probeer geen geheugenkaart of geheugenkaartadapter van een ander type in de geheugenkaartsleuf te plaatsen.
Als u een niet-compatibele geheugenkaart of geheugenkaartadapter plaatst, is deze mogelijk moeilijk uit de sleuf te verwijderen. De geheugenkaart of -adapter kan bovendien de computer beschadigen.
Opmerkingen over het gebruik van de SD-geheugenkaart
Uw computer is alleen getest en compatibel bevonden met geheugenkaarten van de belangrijkste fabrikanten die vanaf
januari 2010 verkrijgbaar zijn. Niet voor alle geheugenkaarten kan evenwel de compatibiliteit worden gegarandeerd.
SD-geheugenkaarten met een capaciteit van maximaal 2 GB en SDHC-geheugenkaarten met een capaciteit van
maximaal 32 GB zijn getest en compatibel bevonden met uw computer.
Page 63
De VAIO-computer gebruiken > Het internet gebruiken
63
nN
Het internet gebruiken
Voordat u internet kunt gebruiken moet u een abonnement nemen bij een internetprovider en apparaten instellen die nodig zijn om op uw computer verbinding te maken met internet.
De volgende types internetverbindingen zijn verkrijgbaar van internetproviders:
Glasvezel (FTTH)
DSL (Digital Subscriber Line)
Via een kabelmodem
Via satelliet
Inbelverbinding
Vraag uw internetprovider voor meer informatie over de benodigde apparatuur en voor instructies voor het verbinden van uw computer met internet.
Om een draadloze internetverbinding te maken met uw computer, moet u een draadloos LAN-netwerk instellen. Zie Draadloos LAN gebruiken (pagina 65) voor meer informatie.
!
Neem de nodige beveiligingsmaatregelen om uw computer te beveiligen tegen gevaren online wanneer u verbinding maakt met internet.
Afhankelijk van het servicecontract met uw internetprovider moet u voor de internetverbinding mogelijk een externe modem aansluiten, bijvoorbeeld een USB-telefoonmodem, een DSL-modem of een kabelmodem. Voor gedetailleerde instructies over het aansluiten en configureren van uw modem
raadpleegt u de handleiding van uw modem.
Page 64
De VAIO-computer gebruiken > Het netwerk (LAN) gebruiken
nN
Het netwerk (LAN) gebruiken
U kunt de computer aansluiten op netwerken van het type 1000BASE-T/100BASE-TX/10BASE-T met een LAN-kabel. Sluit het ene uiteinde van een LAN-kabel (niet meegeleverd) aan op de netwerkpoort (LAN) van de computer of van de optionele poortreplicator en het andere uiteinde op het netwerk. Raadpleeg de netwerkbeheerder voor de gedetailleerde instellingen en de apparaten die nodig zijn voor toegang tot het LAN-netwerk.
!
De netwerkpoort (LAN) van de computer is niet bereikbaar als de computer op de optionele poortreplicator is aangesloten.
U kunt uw computer op verschillende netwerken aansluiten zonder de standaardinstellingen te wijzigen.
64
!
Sluit geen telefoonkabel aan op de netwerkpoort (LAN) van uw computer. Als de netwerkpoort (LAN) is aangesloten op de hieronder genoemde telefoonlijnen, kan door hoge elektrische stroom naar de poort schade, oververhitting of brand worden veroorzaakt.
- Telefoonlijnen voor thuisgebruik (intercom-luidsprekertelefoon) of zakelijk gebruik (bedrijfstelefoon met meerdere lijnen)
- De lijnen van het openbare telefoonnet
- PBX (private branch exchange)
Page 65
De VAIO-computer gebruiken > Draadloos LAN gebruiken
Draadloos LAN gebruiken
Met draadloos LAN (WLAN) kan uw computer draadloos verbinding maken met een netwerk.
Het WLAN maakt gebruik van de volgende standaard IEEE 802.11a/b/g/n, die de specificaties voor de gebruikte technologie bevat. Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
WLAN-standaard Frequentieband Opmerkingen
IEEE 802.11a 5 GHz -
IEEE 802.11b/g 2,4 GHz De IEEE 802.11g-standaard biedt snellere communicatie dan de IEEE 802.11b-standaard.
IEEE 802.11n 5 GHz/2,4 GHz Op modellen die voldoen aan de standaard IEEE 802.11b/g/n, kan alleen de band van 2,4 GHz
worden gebruikt.
65
nN
Page 66
De VAIO-computer gebruiken > Draadloos LAN gebruiken
66
nN
Opmerkingen over het gebruik van de functie voor draadloos LAN
Algemene opmerkingen over het gebruik van de functie voor draadloos LAN
In sommige landen of regio's is het gebruik van WLAN-producten onderworpen aan lokale regelgeving (bijvoorbeeld een
beperkt aantal kanalen).
De standaard IEEE 802.11a en IEEE 802.11n zijn niet beschikbaar op ad-hocnetwerken.
De 2,4 GHz-band, waar draadloze LAN-apparaten mee werken, wordt door verschillende apparaten gebruikt. Hoewel de
draadloze LAN-apparaten technologie gebruiken om de radio-interferentie van apparaten die dezelfde band gebruiken te minimaliseren, kan dergelijke interferentie toch leiden tot langzamere communicatie en een lager communicatiebereik, of mislukte communicatie.
De communicatiesnelheid en het bereik kunnen variëren, afhankelijk van de volgende omstandigheden:
De afstand tussen de communicatieapparaten
De aanwezigheid van obstakels tussen apparaten
De configuratie van de apparaten
Radio-omstandigheden
De onmiddellijke omgeving, waaronder de aanwezigheid van muren en de materialen waarvan deze gemaakt zijn
De gebruikte software
De communicaties kunnen worden afgesneden, afhankelijk van de zendcondities.
De eigenlijk communicatiesnelheid is mogelijk niet zo snel als wordt weergegeven op uw computer.
Als u WLAN-producten die voldoen aan verschillende standaarden en die dezelfde band gebruiken implementeert op
hetzelfde draadloze netwerk, kan de communicatiesnelheid lager worden als gevolg van radiostoring. Bovendien zijn WLAN-producten zodanig ontworpen dat ze de communicatiesnelheid verlagen om communicatie met een ander WLAN-product te garanderen als dit voldoet aan een andere standaard die dezelfde band gebruikt. Wanneer de communicatiesnelheid lager is dan verwacht, kan de communicatiesnelheid hoger worden door het draadloze kanaal op het toegangspunt te veranderen.
Page 67
De VAIO-computer gebruiken > Draadloos LAN gebruiken
67
nN
Opmerking over de gegevenscodering
De WLAN-standaard bevat de volgende coderingssystemen: Deze standaard bevat de volgende coderingssystemen: Wired Equivalent Privacy (WEP), een beveiligingsprotocol, Wi-Fi Protected Access 2 (WPA2) en Wi-Fi Protected Access (WPA). WPA2 en WPA zijn ontstaan uit een gezamenlijk voorstel van de IEEE en de Wi-Fi Alliance. Beide zijn specificaties van op standaarden gebaseerde, onderling uitwisselbare verbeteringen in de beveiliging waardoor de bescherming van de gegevens en de toegangscontrole van de bestaande Wi-Fi-netwerken worden verbeterd. WPA is ontwikkeld om voorwaarts compatibel te zijn met de specificatie IEEE 802.11i. Het maakt gebruik van het verbeterde gegevenscodeersysteem TKIP (Temporal Key Integrity Protocol) naast de gebruikersidentificatie met behulp van 802.1X en EAP (Extensible Authentication Protocol). De kwetsbare draadloze verbinding tussen de clients en de toegangspunten wordt beveiligd door middel van codering. Daarnaast zijn er een aantal speciaal voor LAN's ontwikkelde beveiligingsmechanismen voor het beschermen van de privacy zoals: wachtwoordbeveiliging, end-to-end codering, VPN's (virtual private networks) en verificatie. WPA2, de tweede generatie van WPA, biedt betere gegevensbeveiliging en netwerktoegangscontrole, en is ook ontworpen om alle versies van 802.11-apparaten te beveiligen, inclusief de standaarden 802.11b, 802.11a, 802.11g en 802.11n en multi-band en multi-mode. Bovendien biedt WPA2 op basis van de geratificeerde norm IEEE 802.11i beveiliging van overheidsniveau door toepassing van de AES-coderingsalgoritme die voldoet aan NIST (National Institute of Standards and Technology) FIPS 140-2, en op 802.1X-gebaseerde verificatie. WPA2 is achterwaarts compatibel met WPA.
Page 68
De VAIO-computer gebruiken > Draadloos LAN gebruiken
Draadloze LAN-communicatie starten
Eerst moet er draadloze LAN-communicatie tot stand worden gebracht tussen uw computer en een toegangspunt (niet meegeleverd). Zie Windows Help en ondersteuning voor meer informatie.
!
Verdere informatie over hoe u het kanaal selecteert dat door het toegangspunt zal worden gebruikt, vindt u in de handleiding bij uw toegangspunt.
Zo start u draadloze LAN-communicatie
1 Controleer of een toegangspunt is ingesteld.
Raadpleeg de handleiding van uw toegangspunt voor meer informatie.
2 Schakel de schakelaar WIRELESS in.
3 Klik op het pictogram VAIO Smart Network op de taakbalk.
4 Klik op de schakelaar naast de gewenste draadloze optie(s) om deze Aan (On) te zetten in het venster
VAIO Smart Network. Controleer of het WIRELESS-lampje aan gaat.
!
Draadloze LAN-communicatie op de 5 GHz-band (alleen beschikbaar op bepaalde modellen) is standaard uitgeschakeld. Om communicatie op de 5 GHz bandbreedte mogelijk te maken, moet u de optie inschakelen om de 5 GHz bandbreedte of zowel de 2,4 GHz en 5 GHz bandbreedte in de vervolgkeuzelijst voor Instellingen voor draadloos LAN (Wireless LAN Settings) in het instellingenvenster VAIO Smart Network.
68
nN
5 Klik op of op de taakbalk.
6 Selecteer het gewenste toegangspunt en klik op Verbinding maken.
Voor WPA-PSK of WPA2-PSK verificatie moet u een woordgroep invoeren. De woordgroep is hoofdlettergevoelig en moet een tekstreeks zijn met tussen de 8 en 63 tekens, of een hexadecimale reeks van 64 tekens.
Page 69
De VAIO-computer gebruiken > Draadloos LAN gebruiken
Draadloze LAN-communicatie stoppen
Draadloze LAN-communicatie stoppen
Klik op de schakelaar naast Draadloos LAN (Wireless LAN) om deze optie Uit (Off) te zetten in het venster
VAIO Smart Network.
!
Als u de WLAN-functie uitschakelt terwijl externe documenten, bestanden of bronnen worden gebruikt, kan gegevensverlies optreden.
69
nN
Page 70
De VAIO-computer gebruiken > Draadloos WAN gebruiken
nN
Draadloos WAN gebruiken
Met draadloos WAN (WWAN) kunt u met uw computer verbinding maken met internet via een draadloos netwerk waar er dekking voor mobiele telefonie is.
WWAN is mogelijk niet in alle landen of regio's beschikbaar.
Sommige functies en opties in dit deel zijn mogelijk niet beschikbaar op uw computer. Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
70
Page 71
De VAIO-computer gebruiken > Draadloos WAN gebruiken
71
nN
Een simkaart plaatsen
Om de functie voor draadloos WAN te kunnen gebruiken, plaatst u eerst een simkaart in de simkaartsleuf van uw computer. Uw simkaart zit in een kaart ter grootte van een creditcard.
Afhankelijk van uw land en computermodel ontvangt u mogelijk een aanbieding van de voor VAIO geselecteerde telecomprovider. In dat geval bevindt de simkaart zich in het simpakket van de provider in de doos of is de simkaart al in de sleuf geplaatst. Als er geen simkaart bij uw computer is geleverd, kunt u een simkaart aanschaffen bij de provider van uw keuze.
Zo plaatst u een simkaart
1 Zet de computer uit.
2 Haal de batterij van de computer.
Zie De batterij verwijderen (pagina 23) voor gedetailleerde instructies.
3 Verwijder de simkaart (1) door deze uit de kaart te drukken.
Page 72
De VAIO-computer gebruiken > Draadloos WAN gebruiken
4 Steek de simkaart in de simkaartsleuf met het elektronische circuit naar beneden.
!
Raak het circuit van de simkaart niet aan. Houd de computer stevig vast wanneer u de kaart plaatst of verwijdert.
Beschadig de simkaart niet, bijvoorbeeld door deze te buigen of door er druk op uit te oefenen.
5 Plaats de batterij terug.
!
Zorg dat de batterij correct is geplaatst.
72
nN
Page 73
De VAIO-computer gebruiken > Draadloos WAN gebruiken
73
nN
Communicatie starten via draadloos WAN
Zo start u communicatie via draadloos WAN
1 Schakel de schakelaar WIRELESS in.
2 Klik op het pictogram VAIO Smart Network op de taakbalk.
3 Zorg dat de schakelaar naast Draadloos WAN (Wireless WAN) op Aan (On) staat in het venster VAIO Smart Network.
4 Klik op de pijl naast de schakelaar Draadloos WAN (Wireless WAN) en op de knop Verbinden (Connect) om, afhankelijk
van uw model of land, de software voor verbindingsbeheer, of de vooraf geïnstalleerde software van een telecomprovider te openen.
5 Voer uw pincode in wanneer hierom wordt gevraagd.
6 Klik op Verbinding maken.
Zie voor meer informatie over het gebruik van de functie voor draadloos WAN het helpbestand van VAIO Smart Network of de documentatie van uw telecomprovider.
Page 74
De VAIO-computer gebruiken > De Bluetooth-functie gebruiken
nN
De Bluetooth-functie gebruiken
U kunt draadloze communicatie tot stand brengen tussen uw computer en andere Bluetooth®-apparaten, zoals andere computers of mobiele telefoons. U kunt zonder kabels informatie tussen deze apparaten uitwisselen tot op een afstand van 10 meter in een open ruimte.
Bluetooth-beveiliging
De draadloze technologie van Bluetooth beschikt over een identificatiefunctie waarmee u kunt vaststellen met wie u communiceert. Met de identificatiefunctie kunt u voorkomen dat anonieme Bluetooth-apparaten toegang kunnen krijgen tot uw computer.
De eerste keer dat twee Bluetooth-apparaten met elkaar communiceren, dient voor beide apparaten een sleutel (een wachtwoord dat nodig is voor de verificatie) te worden vastgesteld. Hiermee worden deze apparaten geregistreerd. Wanneer een apparaat eenmaal is geregistreerd, hoeft u deze sleutel niet opnieuw in te voeren.
De sleutel kan iedere keer verschillend zijn, maar moet wel aan beide zijden hetzelfde zijn.
Voor bepaalde apparaten, zoals een muis, kan geen sleutel worden ingevoerd.
74
Page 75
De VAIO-computer gebruiken > De Bluetooth-functie gebruiken
75
nN
Communiceren met een ander Bluetooth-apparaat
U kunt een draadloze verbinding tot stand brengen tussen de computer en een Bluetooth-apparaat, bijvoorbeeld een andere computer, een mobiele telefoon, PDA, headset, muis of digitale camera.
Page 76
De VAIO-computer gebruiken > De Bluetooth-functie gebruiken
76
nN
Communiceren met een ander Bluetooth-apparaat
Voor de communicatie met een ander Bluetooth-apparaat moet u eerst de Bluetooth-functie instellen. Zoek voor informatie over het instellen en gebruiken van de Bluetooth-functie naar informatie over Bluetooth in Windows Help en ondersteuning.
1 Schakel de schakelaar WIRELESS in.
2 Klik op het pictogram VAIO Smart Network op de taakbalk.
3 Klik op de schakelaar naast Bluetooth om deze optie Aan (On) te zetten in het venster VAIO Smart Network.
Controleer of het WIRELESS-lampje aan gaat.
Page 77
De VAIO-computer gebruiken > De Bluetooth-functie gebruiken
Bluetooth-communicatie stoppen
Zo stopt u de Bluetooth-communicatie
1 Schakel het Bluetooth-apparaat uit dat met de computer communiceert.
2 Klik op de schakelaar naast Bluetooth om deze optie Uit (Off) te zetten in het venster VAIO Smart Network.
77
nN
Page 78
De VAIO-computer gebruiken > De Bluetooth-functie gebruiken
78
nN
Opmerkingen over het gebruik van de Bluetooth-functie
De gegevensoverdrachtsnelheid varieert, afhankelijk van de volgende omstandigheden:
Obstakels, zoals muren, die zich tussen apparaten bevinden
De afstand tussen de apparaten
Het in de muren gebruikte materiaal
De nabijheid van magnetrons en draadloze telefoons
Radiofrequentie-interferentie en andere omgevingsfactoren
De configuratie van de apparaten
Het type softwaretoepassing
Het type besturingssysteem
Het gelijktijdig gebruik van zowel draadloos LAN als Bluetooth-functies op uw computer
De grootte van het bestand dat wordt uitgewisseld
Vanwege de beperkingen van de Bluetooth-standaard kunnen grote bestanden tijdens de continue overdracht soms
beschadigd raken als gevolg van elektromagnetische interferentie in de omgeving.
Alle Bluetooth-apparaten moeten zijn gecertificeerd om ervoor te zorgen dat de geldende standaardvereisten worden
aangehouden. Zelfs als aan de standaarden wordt voldaan, kunnen de prestaties, specificaties en bedieningsprocedures van afzonderlijke apparaten verschillen. Niet in alle situaties is het mogelijk gegevens uit te wisselen.
Video en geluid lopen mogelijk niet synchroon als u video's op uw computer afspeelt met het geluid op een aangesloten
Bluetooth-apparaat. Dit komt vaker voor met Bluetooth-technologie en is geen defect.
De 2,4 GHz-band, waar Bluetooth-apparaten of draadloze LAN-apparaten mee werken, wordt door verschillende
apparaten gebruikt. Hoewel de Bluetooth-apparaten technologie gebruiken om de radio-interferentie van apparaten die dezelfde band gebruiken te minimaliseren, kan dergelijke interferentie toch leiden tot langzamere communicatie op kortere afstand, of mislukte communicatie.
Page 79
De VAIO-computer gebruiken > De Bluetooth-functie gebruiken
79
nN
De Bluetooth-functie werkt mogelijk niet met andere apparaten, afhankelijk van de fabrikant of de softwareversie die wordt
gebruikt door de fabrikant.
Als u meerdere Bluetooth-apparaten op de computer aansluit, kan het gehele kanaal in beslag worden genomen,
waardoor de prestaties van de apparaten verminderen. Dit is een normale eigenschap van Bluetooth-technologie en is geen defect.
Page 80
De VAIO-computer gebruiken > Vingerafdrukverificatie gebruiken
nN
Vingerafdrukverificatie gebruiken
Voor extra gebruiksgemak is de computer mogelijk uitgerust met een vingerafdruksensor.
Sommige functies en opties in dit deel zijn mogelijk niet beschikbaar op uw computer. Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
Nadat u uw vingerafdruk(ken) hebt geregistreerd, biedt de functie voor vingerafdrukverificatie de volgende voorzieningen:
Een alternatief voor het invoeren van een wachtwoord
Aanmelden bij Windows (pagina 85)
Als u uw vingerafdrukken hebt geregistreerd voor uw gebruikersaccount, kunt u in plaats van het wachtwoord vingerafdrukverificatie gebruiken om u bij Windows aan te melden.
De functie Power-on Security (pagina 85)
Als u het opstartwachtwoord (pagina 135) hebt ingesteld, kunt u in plaats van het wachtwoord vingerafdrukverificatie gebruiken als u de computer inschakelt.
Wachtwoorddatabank (Password Bank) voor snelle toegang tot websites
Nadat u uw gebruikersgegevens (gebruikersaccounts, wachtwoorden, enz.) voor websites hebt geregistreerd in de Wachtwoorddatabank (Password Bank), kunt u vingerafdrukverificatie gebruiken voor het invoeren van benodigde gegevens en het verkrijgen van toegang tot websites die met een wachtwoord zijn beveiligd. Zie het Help-bestand van Protector Suite voor meer informatie.
80
!
Het is mogelijk dat u de functie Wachtwoorddatabank (Password Bank) niet kunt gebruiken. Dit is afhankelijk van de website die u opent.
Page 81
De VAIO-computer gebruiken > Vingerafdrukverificatie gebruiken
Archieven coderen
De functie File Safe om gegevens te coderen/decoderen
Met de functie File Safe kunt u een gecodeerd archief maken om een bestand en/of map op te nemen om te beveiligen tegen onbevoegde toegang. Het gecodeerde archief kan worden gedecodeerd of ontgrendeld om een bestand of map te openen door met uw vinger over de vingerafdruksensor te vegen of door het back-upwachtwoord in te voeren die u voor codering hebt opgegeven.
De functie Persoonlijke safe (Personal Safe)
Met de functie Persoonlijke safe (Personal Safe) kunt u de inhoud van elke beveiligde map op het bureaublad of het ingebouwde opslagapparaat coderen. De gecodeerde map wordt verborgen voor andere gebruikers die uw computer delen.
Toepassingsstartfunctie voor een snelle toegang
Met de toepassingsstartfunctie van uw computer kunt u uw voorkeurstoepassing (een programmabestand) starten als deze is toegewezen aan een vinger met een geregistreerde vingerafdruk. Nadat u een toepassing hebt toegewezen aan uw vinger, opent u de toegewezen toepassing door met de vinger over de vingerafdruksensor te bewegen.
De functie Generator voor sterke wachtwoorden (Strong Password Generator)
Met de functie Generator voor sterke wachtwoorden (Strong Password Generator) kunt u de beveiliging van uw computer verhogen door een wachtwoord te genereren dat bestand is tegen woordenboekaanvallen. Het gegenereerde wachtwoord kan worden geregistreerd in de Wachtwoorddatabank (Password Bank).
81
nN
Page 82
De VAIO-computer gebruiken > Vingerafdrukverificatie gebruiken
82
nN
Een vingerafdruk registreren
Als u de functie voor vingerafdrukverificatie wilt gebruiken, moet u uw vingerafdruk(ken) registreren in de computer.
Stel het Windows-wachtwoord op de computer in voordat u de vingerafdruk(ken) registreert. Zie Het Windows-wachtwoord instellen (pagina 139) voor gedetailleerde instructies.
Een vingerafdruk registreren
1 Klik op Start, ga naar Alle programma's, klik op Protector Suite en vervolgens op Controlecentrum (Control Center).
2 Lees de gebruiksrechtovereenkomst grondig door en klik op Accepteren (Accept).
3 Volg de instructies op het scherm.
Raadpleeg het Help-bestand voor meer informatie.
Page 83
De VAIO-computer gebruiken > Vingerafdrukverificatie gebruiken
Als het registreren van een vingerafdruk niet is gelukt, volgt u deze stappen om het nogmaals te proberen.
1 Plaats het bovenste gewricht van de vinger op de vingerafdruksensor (1).
2 Veeg loodrecht met de vinger over de vingerafdruksensor.
83
nN
Page 84
De VAIO-computer gebruiken > Vingerafdrukverificatie gebruiken
!
Plaats het topje van de vinger in het midden van de vingerafdruksensor.
Scan de vingerafdruk van het bovenste gewricht van de vinger tot aan het topje.
Zorg er tijdens het vegen voor dat de vinger in contact blijft met de vingerafdruksensor.
Het registreren van vingerafdrukken kan mislukken als u te snel of te langzaam beweegt met de vinger. Wacht ongeveer één seconde om de vingerafdruksensor in staat te stellen de vingerafdruk te scannen.
Uw vingerafdruk wordt mogelijk niet geregistreerd en/of herkend als uw vinger bijvoorbeeld te droog of te nat, gerimpeld, gewond of vies is.
Registreer meer dan één vingerafdruk in het geval dat de vingerafdruksensor de vingerafdruk niet herkent.
Zorg dat uw vingertopje en de vingerafdruksensor schoon zijn voordat u gaat vegen om de prestaties bij het herkennen te optimaliseren.
U kunt alleen een beperkt aantal vingerafdrukken registreren voor het aanmelden bij het systeem met de functie Power-on Security (pagina 85). Het maximumaantal vingerafdrukken dat kan worden geregistreerd is afhankelijk van de hoeveelheid gegevens van elke vingerafdruk.
Het is ook mogelijk de vingerafdruk te selecteren die u later wilt gebruiken voor de functie Power-on Security.
84
nN
Page 85
De VAIO-computer gebruiken > Vingerafdrukverificatie gebruiken
85
nN
Aanmelden bij het systeem
Als u de functie voor vingerafdrukverificatie wilt gebruiken in plaats van het invoeren van een wachtwoord om u aan te melden bij het systeem, moet u het wachtwoord voor inschakelen en Windows instellen en de computer configureren voor vingerafdrukverificatie.
Raadpleeg Het wachtwoord instellen (pagina 133) voor meer informatie over het instellen van het wachtwoord voor inschakelen en Windows.
Zie het Help-bestand van Protector Suite voor meer informatie.
Aanmelden bij Windows
Als u uw vingerafdrukken hebt geregistreerd voor uw gebruikersaccount, kunt u in plaats van het wachtwoord vingerafdrukverificatie gebruiken om u bij Windows aan te melden. U meldt zich aan bij Windows door met de geregistreerde vinger over de sensor te bewegen wanneer het aanmeldingsvenster van Windows wordt weergegeven.
De functie Power-on Security
Als u het opstartwachtwoord (pagina 135) hebt ingesteld, kunt u in plaats van het wachtwoord vingerafdrukherkenning gebruiken als u de computer inschakelt.
Page 86
De VAIO-computer gebruiken > Vingerafdrukverificatie gebruiken
86
nN
Geregistreerde vingerafdrukken wissen
Voordat u de computer wegdoet of overdraagt aan een derde, wordt het ten zeerste aanbevolen de vingerafdrukgegevens die voor de vingerafdruksensor zijn geregistreerd, te wissen nadat u de gegevens op het ingebouwde opslagapparaat hebt gewist.
Geregistreerde vingerafdrukken wissen
1 Zet de computer aan.
2 Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als het scherm niet wordt weergegeven, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
3 Druk op de toets < of , om Security te selecteren en het tabblad Security weer te geven.
4 Druk op de toets
5 Selecteer wanneer om bevestiging wordt gevraagd Continue en druk op Enter.
De vingerafdrukgegevens die voor de vingerafdruksensor zijn geregistreerd, worden automatisch gewist wanneer het systeem opnieuw wordt opgestart.
m om Clear Fingerprint Data te selecteren en druk op Enter.
Page 87
De VAIO-computer gebruiken > De TPM gebruiken
nN
De TPM gebruiken
De Trusted Platform Module (TPM) is mogelijk geïntegreerd in uw computer en levert basisfuncties voor beveiliging. In combinatie met de TPM kunt u uw gegevens coderen en decoderen als extra beveiliging tegen onbevoegde toegang.
Sommige functies en opties in dit deel zijn mogelijk niet beschikbaar op uw computer. Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
TPM's, die ook wel beveiligingschips worden genoemd, worden gedefinieerd door de Trusted Computing Group (TCG).
87
Page 88
De VAIO-computer gebruiken > De TPM gebruiken
88
nN
Belangrijke opmerking
Opmerkingen bij het coderen van bestanden van het besturingssysteem of programma's
Door bestanden te coderen met het Encrypting File System (EFS) met de TPM die worden gebruikt door uw besturingssysteem of softwaretoepassingen, wordt het uitvoeren en gebruiken van deze software onmogelijk.
Let om zulke problemen te voorkomen op het volgende voordat u het EFS gebruikt:
Sla gegevens die u wilt coderen op in de volgende locaties:
De map Encrypted Data die met de standaardinstellingen wordt gemaakt tijdens de gebruikersinitialisatie
Een nieuwe gecodeerde map in de map Mijn documenten of de map Documenten onder uw account
De Personal Secure Drive
De Personal Secure Drive is een virtueel station dat wordt gemaakt met de functie Personal Secure Drive. Gegevens die hier worden opgeslagen worden automatisch gecodeerd.
Wijzig de volgende instellingen op het tabblad Weergave in het venster Mapopties niet. Dit venster wordt weergegeven
door op Map- en zoekopties te klikken in het menu Organiseren van Windows Verkenner.
Verborgen bestanden, mappen of stations niet weergeven
Beveiligde besturingssysteembestanden verbergen (aanbevolen)
Wijzig wanneer dit niet nodig is de systeemkenmerken van de bestanden niet.
Codeer nooit de map Windows of de map Program Files, inclusief alle bestanden in elke map.
Codeer nooit de map Gebruikers of de accountmappen die erin staan.
Page 89
De VAIO-computer gebruiken > De TPM gebruiken
89
nN
Opmerkingen bij het coderen van sleutelbestanden of bestanden in de Personal Secure Drive
Wanneer u bestanden codeert die in de volgende mappen zijn gemaakt bij de initialisatie van uw gebruikersaccount en het EFS is ingeschakeld, wordt het onmogelijk om de TPM-software te openen en de gecodeerde bestanden te decoderen.
Met de standaardinstellingen kunnen de bestanden in de mappen hieronder niet worden gecodeerd, doordat ze systeemkenmerken hebben. Wijzig de systeemkenmerken van de bestanden in de mappen hieronder niet.
!
De volgende mappen zijn standaard verborgen.
Mappen met sleutelbestanden
C:\ProgramData\Infineon
C:\Gebruikers\All Users\Infineon
(C:\Gebruikers\All Users is een snelkoppeling naar C:\ProgramData.)
C:\Gebruikers\<account>\AppData\Roaming\Infineon
Bestanden in de Personal Secure Drive
C:\Security Platform\Personal Secure Drive\System Data\xxx.FSF
Page 90
De VAIO-computer gebruiken > De TPM gebruiken
90
nN
Opmerkingen bij het coderen van back-upbestanden of andere bestanden
Wanneer u back-upbestanden of token-bestanden voor noodherstel codeert, wordt het onmogelijk uw computersysteem te herstellen in geval van nood. Wanneer u token-bestanden voor het herstellen van wachtwoorden of geheime bestanden codeert, kunt u het wachtwoord niet meer herstellen.
De volgende bestanden of mappen mogen niet worden gecodeerd:
Het standaardpad voor onderstaande bestanden of dat wordt weergegeven door op Browse te klikken is Mijn documenten (of Documenten)\Security Platform of Security Platform op verwisselbare media.
Automatisch back-upbestand
Standaardbestandsnaam: SPSystemBackup.xml of SPSystemBackup_<uw computernaam>.xml
Opslagmap voor automatische back-upbestanden
Mapnaam (vast):
SPSystemBackup (De map wordt gemaakt als de submap voor het bestand SPSystemBackup.xml.)
SPSystemBackup_<uw computernaam> (De map wordt gemaakt als de submap voor het bestand
SPSystemBackup_<uw computernaam>.xml.)
Token-bestand voor noodherstel
Standaardbestandsnaam: SPEmRecToken.xml
Token-bestand voor wachtwoordherstel
Standaardbestandsnaam: SPPwResetToken.xml
Token-bestand voor noodherstel/wachtwoord opnieuw instellen
Standaardbestandsnaam: SPToken_<uw computernaam>.xml
Geheim bestand voor wachtwoordherstel
Standaardbestandsnaam: SPPwdResetSecret.xml of SPPwdResetSecret_<uw computernaam>_ <gebruikersnaam>.<domeinnaam>.xml
Page 91
De VAIO-computer gebruiken > De TPM gebruiken
Back-upbestand voor sleutels en certificaten
Standaardbestandsnaam: SpBackupArchive.xml
PSD-back-upbestand
Standaardbestandsnaam: <Stationsnaam>-Personal Secure Drive.fsb
Back-upbestand eigenaarswachtwoord
Standaardbestandsnaam: SpOwner_<uw computernaam>.tpm
Protocolbestand
Standaardbestandsnaam: SpProtocol_<uw computernaam>_<gebruikersnaam>.<domeinnaam>.txt
91
nN
Page 92
De VAIO-computer gebruiken > De TPM gebruiken
92
nN
De TPM configureren
Als u de geïntegreerde TPM wilt gebruiken, moet u het volgende doen:
1 De TPM inschakelen in het scherm BIOS Setup.
2 Het Infineon TPM Professional Package installeren.
3 De TPM initialiseren en configureren.
U schakelt als volgt de TPM in het scherm BIOS Setup in
1 Zet de computer aan.
2 Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als het scherm niet wordt weergegeven, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
3 Druk op < of , om het tabblad Security te selecteren, druk vervolgens op M of m om Change TPM State te selecteren
en druk ten slotte op Enter.
4 Druk op de toets M of m om Enable te selecteren en druk op Enter. 5 Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op Enter.
6 Nadat het systeem opnieuw is opgestart, selecteert u Execute in het bevestigingsvenster en drukt u vervolgens op Enter.
U kunt de TPM ook uitschakelen en de TPM-configuratie wissen in het scherm BIOS Setup.
!
Stel voordat u de TPM inschakelt het opstartwachtwoord in ter beveiliging tegen onbevoegde wijziging van de TPM-configuratie.
Als de TPM is ingeschakeld, duurt het langer voordat het VAIO-logo verschijnt. Dit wordt veroorzaakt door beveiligingscontroles tijdens het starten van de computer.
Houd er rekening mee dat u geen toegang hebt tot via TPM beveiligde gegevens als u de TPM Ownership wist. Zorg dat u een back-up maakt van de door TPM beveiligde gegevens voordat u de TPM-configuratie wist.
Page 93
De VAIO-computer gebruiken > De TPM gebruiken
93
nN
Het Infineon TPM Professional Package installeren
Lees het bestand Readme.txt in de map C:\Infineon\Readme. Dubbelklik vervolgens op setup.exe in de map C:\Infineon om het pakket te installeren.
Voor installatie van dit pakket hebt u beheerdersrechten nodig op de computer.
!
Tijdens het installeren van het Infineon TPM Professional Package moet u een aantal wachtwoorden instellen. Zonder deze wachtwoorden kunt u geen via TPM beveiligde gegevens of back-upbestanden herstellen. Schrijf de wachtwoorden op, bewaar ze op een veilige plek en geef ze niet aan anderen.
De TPM initialiseren en configureren
Raadpleeg de documentatie op het scherm voor gedetailleerde informatie. U opent de documentatie door op Start te klikken,
Alle programma's en Infineon Security Platform Solution aan te wijzen en op Help te klikken.
!
Het onderhoud en beheer van gegevens die via TPM's zijn beveiligd, moet op eigen risico worden uitgevoerd. Sony accepteert geen enkele aansprakelijkheid voor enige defecten die voortvloeien uit uw gegevensonderhoud en -beheer.
Page 94
De VAIO-computer gebruiken > De TPM gebruiken
94
nN
BitLocker-stationsversleuteling gebruiken met de TPM
BitLocker-stationsversleuteling is een functie voor gegevensversleuteling die beschikbaar is op modellen met Windows 7 Ultimate. Door BitLocker-stationsversleuteling samen met de TPM in te schakelen, worden alle gegevens op het ingebouwde opslagapparaat versleuteld.
Voor gedetailleerde informatie over het gebruik en de configuratie van BitLocker-stationsversleuteling raadpleegt u Windows Help en ondersteuning.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
Opmerkingen over het gebruik van de BitLocker-stationsversleuteling
Initialiseer de TPM met Infineon TPM Professional Package voordat u BitLocker-stationsversleuteling inschakelt.
Als u de versleuteling inschakelt zonder de TPM te initialiseren, wordt er geen TPM-eigenaarswachtwoord gegenereerd en kunt u Infineon TPM Professional Package niet configureren.
Infineon TPM Professional Package maakt geen reservekopie van een bestand (herstelwachtwoord) voor
BitLocker-stationsversleuteling.
Er moet vooraf een extra BitLocker-systeempartitie worden geconfigureerd. Deze systeempartitie gebruikt 100 MB van
het totale volume van het ingebouwde opslagapparaat.
U moet de TPM in het BIOS-configuratiescherm inschakelen om BitLocker-stationsversleuteling te kunnen gebruiken.
Versleutel geen gegevens op een opslagapparaat (zoals een USB-flashgeheugen) waarop een herstelsleutel is
opgeslagen met BitLocker-stationsversleuteling.
Page 95
De VAIO-computer gebruiken > De TPM gebruiken
95
nN
De versleutelde gegevens ontgrendelen met een herstelsleutel die is opgeslagen op een USB-flashgeheugen
Om de versleutelde gegevens te ontgrendelen met een herstelsleutel die is opgeslagen op een USB-flashgeheugen, heeft uw systeem toegang nodig tot het USB-flashgeheugen bij het opstarten van de computer. Volg deze stappen om de opstartvolgorde te configureren in het BIOS-configuratiescherm:
1 Zet de computer aan.
2 Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als het scherm niet wordt weergegeven, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere keren op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
3 Druk op < of , om het tabblad Security te selecteren, druk vervolgens op M of m om Change TPM State te selecteren
en druk ten slotte op Enter.
4 Druk op de toets M of m om Enable te selecteren en druk op Enter. 5 Druk op de toets < of , om Boot te selecteren en selecteer vervolgens Enabled voor External Device Boot. 6 Druk op de toets M of m om Boot Priority te selecteren en druk op Enter.
7 Druk op F5 of F6 om de opstartvolgorde van de apparaten te wijzigen zodat Internal Hard Disk hoger in de lijst staat dan
External Device.
!
Zet Internal Optical Drive boven aan de lijst om het computersysteem te herstellen met uw herstelmedia.
8 Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op Enter.
9 Nadat het systeem opnieuw is opgestart, selecteert u Execute in het bevestigingsvenster en drukt u vervolgens op Enter.
10 Volg de instructies in Windows Help en ondersteuning om BitLocker-stationsversleuteling in te schakelen.
11 Sla het herstelwachtwoord op het USB-flashgeheugen op in het venster voor het opslaan van het herstelwachtwoord.
12 Volg de instructies op het scherm.
De versleuteling begint.
Page 96
De VAIO-computer gebruiken > De TPM gebruiken
!
Door uw BIOS bij te werken met daartoe bestemde software zoals VAIO Update, worden de BIOS-instellingen teruggezet naar de standaardwaarden. Voer dan de bovenstaande stappen opnieuw uit.
Het voltooien van het versleutelingsproces duurt enkele uren.
96
nN
Page 97
Randapparaten gebruiken >
Randapparaten gebruiken
U kunt de functies van de VAIO-computer uitbreiden met behulp van de verschillende poorten op de computer.
De ruisonderdrukkende hoofdtelefoon gebruiken (pagina 98)
Een poortreplicator aansluiten (pagina 105)
Een optisch station aansluiten (pagina 113)
Externe luidsprekers of een hoofdtelefoon aansluiten (pagina 115)
Een externe monitor aansluiten (pagina 116)
Weergavemodi selecteren (pagina 123)
De meerdere-monitorsmodus gebruiken (pagina 124)
Een externe microfoon aansluiten (pagina 126)
Een USB-apparaat aansluiten (pagina 127)
97
nN
Page 98
Randapparaten gebruiken > De ruisonderdrukkende hoofdtelefoon gebruiken
98
nN
De ruisonderdrukkende hoofdtelefoon gebruiken
Er is mogelijk een ruisonderdrukkende hoofdtelefoon bij de computer geleverd.
Sommige functies en opties in dit deel zijn mogelijk niet beschikbaar op uw computer. Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
De ruisonderdrukkende hoofdtelefoon is uitgerust met een ingebouwde microfoon die het omgevingsgeluid opvangt en een geluid met tegenfase produceert om het geluid te onderdrukken.
Page 99
Randapparaten gebruiken > De ruisonderdrukkende hoofdtelefoon gebruiken
99
nN
Voor het gebruik van de ruisonderdrukkende hoofdtelefoon
U kunt de ruisonderdrukkingsfunctie alleen gebruiken wanneer de meegeleverde ruisonderdrukkende hoofdtelefoon is
aangesloten op de hoofdtelefoonaansluiting die deze functie ondersteunt.
De ruisonderdrukkingsfunctie werkt niet bij geluid dat wordt afgespeeld op de volgende apparaten:
Externe luidsprekersHoofdtelefoons zonder ruisonderdrukkingsfunctieGeluidsapparaten die via Bluetooth met de computer zijn verbonden
De ruisonderdrukkingsfunctie heeft alleen volledig effect wanneer u de hoofdtelefoon goed draagt. Zorg dat elk oorstuk
van de hoofdtelefoon goed in uw oren is geplaatst.
Als u het idee hebt dat de ruisonderdrukkingsfunctie weinig effect heeft, past u de positie van de oordopjes in de oorstukken van de hoofdtelefoon aan of vervangt u de oordopjes door een paar met een andere maat. Standaard zijn oordopjes met een tussenmaat op de oorstukken gezet. Er zijn twee extra paren meegeleverd met de hoofdtelefoon, een kleine en een grote maat.
Met de ruisonderdrukkingsfunctie wordt omgevingsgeluid met een lage frequentie onderdrukt, geluid met hoge
frequenties wordt niet onderdrukt. Het zorgt ook niet voor een volledige onderdrukking van het omgevingsgeluid.
Page 100
Randapparaten gebruiken > De ruisonderdrukkende hoofdtelefoon gebruiken
100
nN
Wanneer de ruisonderdrukkingsfunctie niet lijkt te werken, koppelt u de meegeleverde hoofdtelefoon met
ruisonderdrukking los en sluit u deze weer aan.
Zorg dat de ingebouwde microfoon (1) van de hoofdtelefoon met ruisonderdrukking niet wordt geblokkeerd zodat de
ruisonderdrukkingsfunctie goed kan functioneren.
U kunt een zacht ruisgeluid horen wanneer de ruisonderdrukkingsfunctie is ingeschakeld. Dit geluid wordt geproduceerd
wanneer de functie in gebruik is en duidt niet op een defect.
Als u het idee hebt dat de ruisonderdrukkingsfunctie weinig effect heeft of het omgevingsgeluid juist versterkt, ligt dit aan
het soort geluid of de mate van stilte in de omgeving. Schakel in dat geval de ruisonderdrukkingsfunctie uit.
Het gebruik van een mobiele telefoon kan radio-interferentie veroorzaken bij het gebruik van de hoofdtelefoon met
ruisonderdrukking. Houd bij het gebruik van de hoofdtelefoon mobiele telefoons uit de buurt.
U hoort een geluid bij het loskoppelen of aansluiten van de ruisonderdrukkende hoofdtelefoon. Dit is normaal en wijst niet
op een defect. Zorg dat u de hoofdtelefoon uit uw oren haalt voor u deze aansluit of loskoppelt.
U hoort een geluid bij het in-/uitschakelen van de ruisonderdrukkingsfunctie of bij het in-/uitschakelen van het geluid via
de volumebediening van Windows. Dit wordt veroorzaakt door het inschakelen van het geluidonderdrukkingscircuit en duidt niet op een defect.
Gebruik alleen de meegeleverde ruisonderdrukkende hoofdtelefoon. U kunt de hoofdtelefoon van een Walkman
®
gebruiken op uw computer, maar de ruisonderdrukkingsfunctie van de computer werkt niet goed met zulke hoofdtelefoons.
De geluiden worden versterkt als u de ruisonderdrukkende hoofdtelefoon wilt configureren om geluiden op te pikken met
de ingebouwde microfoon en deze uit te voeren via de oorstukken. Wees voorzichtig met het volume wanneer u de configuratie wijzigt.
Loading...