Gefeliciteerd met de aankoop van deze VAIO®-computer en welkom bij de Gebruikershandleiding op het scherm. Sony
heeft de allernieuwste technologie op het gebied van audio, video, computertechnologie en communicatie gecombineerd
voor uiterst geavanceerd computergebruik.
!
De weergaven van de buitenkant van de computer in deze handleiding kunnen iets afwijken van hoe uw computer er werkelijk uitziet.
De specificaties vinden
Sommige functies, opties en geleverde artikelen zijn mogelijk niet beschikbaar voor uw computer.
Voor informatie over de configuratie van uw computer gaat u naar de VAIO Support-website op http://support.vaio.sony.eu/
.
Page 5
Voor gebruik >
Meer informatie over uw VAIO-computer
Meer informatie over uw VAIO-computer
In dit deel vindt u ondersteuningsinformatie over uw VAIO-computer.
1. Gedrukte documentatie
❑ Handleiding Snel aan de slag: een overzicht voor het aansluiten van onderdelen, installatie-informatie enz.
❑ Gids systeemherstel, back-up en probleemoplossing
❑ Veiligheidsvoorschriften en informatie over ondersteuning
✍
Lees de Veiligheidsvoorschriften en informatie over ondersteuning zorgvuldig door voordat u draadloze functies activeert zoals de draadloze LAN en
de BLUETOOTH-technologie.
5
nN
Page 6
Voor gebruik >
Meer informatie over uw VAIO-computer
nN
2. Documentatie op het scherm
❑ VAIO-gebruikershandleiding: algemene informatie over uw computer inclusief informatie voor ondersteuning en het
oplossen van problemen.
Voor toegang tot de VAIO-gebruikershandleiding, klikt u op Start , Alle programma's en Handleiding VAIO.
❑ Windows Help en ondersteuning: een uitgebreide bron voor praktisch advies, zelfstudies en demo's die u leren uw
computer te gebruiken.
Voor toegang tot Windows Help en ondersteuning, klikt u op Start en vervolgens op Help en ondersteuning, of houdt
u de Microsoft Windows-toets ingedrukt en drukt u op F1.
6
Page 7
Voor gebruik >
Meer informatie over uw VAIO-computer
7
nN
3. Ondersteuningswebsites
Bij eventuele problemen met uw VAIO-computer opent u VAIO Care, dit programma biedt verschillende opties om u te helpen
bij het oplossen van de meeste problemen. Zie VAIO Care gebruiken (pagina 37) voor meer informatie.
Als u meer hulp nodig hebt, gaat u naar de VAIO Support-website op http://support.vaio.sony.eu/
Wanneer u contact opneemt met VAIO Support hebt u het serienummer van de computer nodig.
Het serienummer bestaat uit 15 getallen en kan worden gevonden onder in het venster VAIO Care, onder of achter op de
computer, of in het batterijcompartiment.
Overige informatiebronnen voor de VAIO-computer zijn:
❑ Het VAIO-forum vindt u op http://www.sony.eu/discussions/community/en/support/vaio_and_computing/
mogelijk te communiceren met andere VAIO-gebruikers in de sociale VAIO-gemeenschap.
❑ De VAIO-website op http://www.vaio.eu/
❑ Sony Store, online op http://www.sony.eu/store
, waar u productinformatie kunt vinden
.
, hiermee is het
Page 8
Voor gebruik >
Ergonomische overwegingen
8
nN
Ergonomische overwegingen
U zult uw computer waarschijnlijk op verschillende plaatsen gebruiken. Indien mogelijk moet u rekening houden met de
volgende ergonomische overwegingen die zowel betrekking hebben op gewone als op draagbare computers:
❑ Positie van de computer: plaats de computer direct voor u. Houd uw onderarmen horizontaal, met uw polsen in een
neutrale, comfortabele positie als u het toetsenbord of het aanwijsapparaat gebruikt. Houd uw bovenarmen ontspannen
naast uw bovenlichaam. Neem regelmatig pauze wanneer u uw computer gebruikt. Als u te veel met de computer werkt,
kunt u uw ogen, spieren of pezen overbelasten.
❑ Meubilair en houding: gebruik een stoel met een goede rugsteun. Stel de hoogte van de stoel zo in dat uw voeten plat
op de grond staan. Gebruik een voetbankje als u daar comfortabeler mee zit. Neem een ontspannen houding aan, houd
uw rug recht en neig niet te ver naar voren (ronde rug) of naar achteren.
Page 9
Voor gebruik >
Ergonomische overwegingen
9
nN
❑ Gezichtshoek t.o.v. het scherm: gebruik de kantelfunctie van het beeldscherm om de juiste positie te bepalen.
Dit is minder belastend voor uw ogen en spieren. Stel ook het helderheidsniveau van het scherm optimaal in.
❑ Verlichting: zorg ervoor dat zonlicht of kunstlicht niet direct op het scherm valt om reflectie en schittering te vermijden.
Werk met indirecte verlichting om lichtvlekken op het scherm te vermijden. Met de juiste verlichting werkt u niet alleen
comfortabeler, maar ook efficiënter.
❑ Opstelling van een externe monitor: als u een externe monitor gebruikt, plaatst u deze op een comfortabele
gezichtsafstand. Plaats het scherm op ooghoogte of iets lager als u voor de monitor zit.
Page 10
Aan de slag >
Aan de slag
In dit deel wordt beschreven hoe u aan de slag kunt met de VAIO-computer.
!
Sluit wanneer u uw computer voor de eerste keer opstart geen hardware aan die niet bij uw computer is geleverd. Wanneer u klaar bent, sluit u één
apparaat tegelijk aan (bijvoorbeeld een printer, een externe harde schijf, een scanner enzovoort), volgens de instructies van de fabrikant.
❑ De besturingselementen en poorten (pagina 11)
❑ De lampjes (pagina 18)
❑ Een stroombron aansluiten (pagina 19)
❑ De batterij gebruiken (pagina 21)
❑ De computer veilig uitschakelen (pagina 31)
❑ Modi voor energiebesparing gebruiken (pagina 32)
❑ Uw computer in optimale toestand houden (pagina 35)
10
nN
Page 11
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
De besturingselementen en poorten
Bekijk de besturingselementen en poorten op de volgende pagina's.
!
Het uiterlijk van de computer verschilt mogelijk van de illustraties in deze handleiding vanwege variaties in specificaties.
Voorzijde
A Ingebouwde camera (pagina 47)
B Lampje van ingebouwde camera (pagina 18)
C Sensor omgevingslicht (pagina 41), (pagina 193), (pagina 194)
Hiermee wordt de intensiteit van het omgevingslicht gemeten
om de helderheid van het LCD-scherm automatisch in te stellen
op het optimale niveau.
D Num Lock-lampje (pagina 18)
E Caps Lock-lampje (pagina 18)
F Scroll Lock-lampje (pagina 18)
G Toetsenbord (pagina 39)
H ASSIST-knop (pagina 44)
I WEB-knop (pagina 44)
J VAIO-knop (pagina 44)
K LCD-scherm (pagina 151)
L Ingebouwde luidsprekers (stereo)
M Aan/uit-knop
Brandt afhankelijk van de werkingsmodus van de computer
(pagina 32).
11
nN
Page 12
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
nN
A Uitwerpknop voor station (pagina 44), (pagina 48)
B Prestatiekeuzeschakelaar (pagina 124)
C Touchpad (pagina 42)
D Linkerknop (pagina 42)
E Vingerafdruksensor
F Rechterknop (pagina 42)
G WIRELESS-schakelaar (pagina 70), (pagina 75), (pagina 80)
H WIRELESS-lampje (pagina 18)
I Lampje voor batterijlading (pagina 18)
J Stationsindicatielampje (pagina 18)
K Ingebouwde microfoon (mono)
L Numeriek toetsenblok
Hiermee typt u cijfers of voert u de meestgebruikte wiskundige
berekeningen uit.
*1
Alleen op bepaalde modellen.
*2
Alleen op de VPCSE-serie.
*1
(pagina 86)
*2
12
Page 13
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
Achterzijde
A Ventilatieopening
13
nN
Page 14
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
Rechterzijde
14
nN
De locatie van de poorten en sleuven aan de rechterkant van uw
computer verschilt afhankelijk van het aangeschafte model. De
VPCSA- of VPCSB-serie wordt bovenaan weergegeven en de
VPCSE-serie wordt weergegeven onder aan de vergrote afbeeldingen.
A 'Memory Stick Duo'-sleuf
*1
(pagina 56)
B Lampje voor mediatoegang (pagina 18)
C Beveiligingssleuf
D Sleuf voor SD-geheugenkaart (pagina 63)
E Monitorpoort
F HDMI-uitvoerpoort
G USB-poort
H USB-poorten
I LAN-poort
J DC IN-poort
*1
De computer ondersteunt alleen 'Memory Sticks' in Duo-formaat.
*2
Niet toegankelijk wanneer de computer op de poortreplicator is aangesloten.
*3
Voldoet aan de USB 2.0/3.0-standaards. USB-poorten die voldoen aan de
USB 3.0-standaard zijn herkenbaar aan hun blauwe kleur.
*4
Voldoet aan de USB 2.0-standaard.
*2
(pagina 111)
*2
*3
(pagina 121)
*4
(pagina 121)
*2
(pagina 68)
*2
(pagina 19)
(pagina 113)
Page 15
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
Linkerzijde
A Hoofdtelefoonconnector (pagina 109)
B Optisch station (pagina 48)
C Opening voor handmatig uitwerpen (pagina 185)
15
nN
Page 16
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
Onderzijde (met de onderkap)
A Ventilatieopeningen
B Kapje van aansluiting voor poortreplicator (pagina 103)
C Connectorkapje voor uitgebreide batterij
*1
D Knop batterij uit (pagina 26), (pagina 165), (pagina 174)
E Kapje voor simkaart
*2
(pagina 75)
F Onderkap
*1
Voor gedetailleerde instructies over het aansluiten van een uitgebreide
batterij raadpleegt u de handleiding van uw uitgebreide batterij.
Bewaar het connectorkapje voor later gebruik wanneer de uitgebreide
batterij op uw computer is aangesloten.
*2
Alleen op bepaalde modellen.
16
nN
Page 17
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
Onderzijde (zonder de onderkap)
A Geheugenmodule (pagina 139)
B Batterijconnector (pagina 21)
17
nN
Page 18
Aan de slag >
De lampjes
De lampjes
Uw computer is voorzien van de volgende lampjes:
LampjesFuncties
Batterijlading
Ingebouwde cameraBrandt als de ingebouwde camera in gebruik is.
MediatoegangBrandt wanneer er gegevens worden gelezen van een geheugenkaart zoals een 'Memory Stick' en een
Station
Num Lock
Caps Lock
Scroll Lock
WIRELESSBrandt wanneer één of meer draadloze opties zijn ingeschakeld.
Brandt wanneer de batterij wordt opgeladen. Zie De batterij opladen (pagina 27) voor meer informatie.
SD-geheugenkaart. (Zet de computer niet in de Slaapstandmodus of schakel de computer niet uit als dit lampje
brandt.) Als het lampje niet brandt, wordt de geheugenkaart niet gebruikt.
Brandt wanneer er gegevens worden gelezen van het ingebouwde opslagapparaat of het optische station.
Zet de computer niet in de Slaapstandmodus of schakel de computer niet uit als dit lampje brandt.
Gaat branden in de modus Num Lock. In deze modus kunt u de numerieke toetsen gebruiken om cijfers te typen
of om de meestgebruikte wiskundige berekeningen uit te voeren. Als u de modus Num Lock wilt activeren, drukt
u op de toetsen Fn+Num Lk op modellen zonder het numerieke toetsenblok of op de toets Num Lk op modellen
met het numerieke toetsenblok. Als u de modus Num Lock wilt uitschakelen, drukt u nogmaals op deze toetsen.
Het indicatielampje gaat uit.
Druk op de toets Caps Lock als u hoofdletters wilt typen. Letters worden als kleine letters weergegeven als
u op de toets Shift drukt terwijl het lampje brandt. Druk nogmaals op de toets om het lampje uit te schakelen.
U kunt weer normaal typen als het lampje Caps Lock niet meer brandt.
Druk op de toetsen Fn+Scr Lk om het bladeren op het scherm te wijzigen. U kunt weer normaal schuiven als
het lampje Scroll Lock niet meer brandt. De functies van de toets Scr Lk kunnen verschillen, afhankelijk van het
gebruikte programma. De toets werkt niet in alle programma's.
18
nN
Page 19
Aan de slag >
Een stroombron aansluiten
19
nN
Een stroombron aansluiten
De computer kan werken op netstroom (via een netadapter) of op een oplaadbare batterij. Sluit de netadapter aan op de
computer voordat u de computer voor het eerst gebruikt.
!
Gebruik de computer niet zonder dat de batterij geplaatst is, dit kan leiden tot storingen.
De netadapter gebruiken
Wanneer de computer rechtstreeks op netspanning is aangesloten en er een batterij is geplaatst, wordt netspanning gebruikt.
✍
Gebruik alleen de netadapter die is meegeleverd voor uw computer.
De netadapter gebruiken
1Steek het ene uiteinde van het netsnoer (1) in de netadapter (3).
2Steek het andere uiteinde van het netsnoer in een stopcontact (2).
3Sluit de kabel van de netadapter (3) aan op de DC IN-poort (4) van de computer.
!
De vorm van de netadapterconnector kan variëren, afhankelijk van de netadapter.
Page 20
Aan de slag >
Een stroombron aansluiten
✍
Als u de netstroom naar de computer volledig wilt verbreken, koppelt u de netadapter los van het wandcontact.
Zorg ervoor dat het stopcontact gemakkelijk toegankelijk is.
Als u de computer lange tijd niet gaat gebruiken, zet u deze in de sluimerstand. Zie De sluimerstand gebruiken (pagina 34).
20
nN
Page 21
Aan de slag >
De batterij gebruiken
De batterij gebruiken
De batterij is al in de computer geplaatst, maar is niet volledig opgeladen op het moment van de levering.
!
Gebruik de computer niet zonder dat de batterij geplaatst is, dit kan leiden tot storingen.
De batterij plaatsen/verwijderen
✍
Om onderscheid te maken tussen de batterij die bij levering van uw computer is geplaatst en een uitgebreide batterij (alleen meegeleverd bij bepaalde
modellen), wordt in deze handleiding aan de eerste gerefereerd als de primaire batterij.
Voor gedetailleerde instructies over het aansluiten en opladen van een uitgebreide batterij raadpleegt u de handleiding van uw uitgebreide batterij.
De batterij plaatsen
1Schakel de computer uit, sluit het LCD-scherm en koppel de netadaper los.
2Draai de twee schroeven los (1), schuif de onderkap in de richting van de pijl (2) en verwijder de kap.
21
nN
!
Zorg dat u de verwijderde schroeven niet kwijtraakt.
Zorg dat u de draden en uitsteeksels aan de binnenkant van de onderkap niet aanraakt.
Page 22
Aan de slag >
De batterij gebruiken
3Schuif de batterij in het batterijcompartiment, in de richting van de pijl.
4Druk de batterij in het batterijcompartiment totdat het uitsteeksel (3) op zijn plaats klikt.
22
nN
Page 23
Aan de slag >
De batterij gebruiken
23
nN
5Plaats de kap terug. Zorg dat alle lipjes op de kap op hun plek zitten en duw de kap in de richting van de pijl. Er zijn vijf
lipjes op de VPCSA- en VPCSB-serie en zes lipjes op de VPCSE-serie.
6Plaats de verwijderde schroeven terug en draai ze vast.
Page 24
Aan de slag >
De batterij gebruiken
De batterij verwijderen
!
Alle niet opgeslagen gegevens gaan verloren als de batterij verwijderd wordt wanneer de computer aan is en niet is aangesloten op de netadapter.
1Schakel de computer uit, sluit het LCD-scherm en koppel de netadaper los indien deze is aangesloten.
2Draai de twee schroeven los (1), schuif de onderkap in de richting van de pijl (2) en verwijder de kap.
!
Zorg dat u de verwijderde schroeven niet kwijtraakt.
24
nN
Page 25
Aan de slag >
De batterij gebruiken
3Trek aan het lipje en houd het vast in de richting van de pijl (3) en trek de batterij in de richting van de pijl (4).
4Schuif de batterij weg van de computer, in de richting van de pijl.
25
nN
Page 26
Aan de slag >
De batterij gebruiken
✍
Als de batterij niet door uw computer herkend wordt, schakelt u de computer uit en houdt u de batterij-uitknop drie seconden ingedrukt met een dun
en recht voorwerp (zoals een paperclip). Als het probleem hiermee niet wordt verholpen, verwijdert u de batterij en plaatst u deze opnieuw.
Als er een uitgebreide batterij op de computer is aangesloten, schakelt u de computer uit en verwijdert u de uitgebreide batterij. Als het probleem
hiermee niet wordt verholpen, houdt u de batterij-uitknop drie seconden ingedrukt. Als het probleem zich blijft voordoen, verwijdert u beide batterijen
en plaatst u ze opnieuw.
!
Voor uw veiligheid wordt het ten zeerste aanbevolen alleen originele oplaadbare batterijen en netadapters van Sony te gebruiken die voldoen aan de
kwaliteitsstandaard. Deze worden door Sony geleverd voor uw VAIO-computer. Sommige VAIO-computers werken alleen met een goedgekeurde
Sony-batterij.
26
nN
Page 27
Aan de slag >
De batterij gebruiken
De batterij opladen
De batterij die bij uw computer wordt geleverd, is niet volledig opgeladen op het moment van de levering.
De batterij opladen
1Plaats de batterij.
2Sluit de computer met de netadapter aan op een stopcontact.
Het lampje voor batterijlading gaat branden wanneer de batterij wordt opgeladen. Wanneer de batterij dicht bij het door
u geselecteerde maximale oplaadniveau wordt geladen, gaat het lampje voor batterijlading uit.
27
nN
Status van het lampje voor
batterijlading
Brandt oranjeDe batterij wordt opgeladen.
Knippert samen met het groene
aan/uit-lampje
Knippert samen met het oranje
aan/uit-lampje
Knippert snel oranjeEr is een batterijfout opgetreden door een
!
Laad de batterij op net als de eerste keer zoals in deze handleiding is beschreven.
Betekenis
De batterij is bijna leeg.
(Normale modus)
De batterij is bijna leeg.
(Slaapstandmodus)
batterijstoring of een niet-vergrendelde batterij.
Page 28
Aan de slag >
De batterij gebruiken
28
nN
✍
Laat de batterij in de computer zitten als deze rechtstreeks op netspanning is aangesloten. De batterij wordt verder opgeladen terwijl u de computer
gebruikt.
Als de batterij bijna leeg is en zowel het batterijlampje als het stroomlampje knipperen, sluit u de netadapter aan zodat de batterij weer kan worden
opgeladen, of schakelt u de computer uit om een volledig opgeladen batterij te plaatsen.
De computer wordt geleverd met een oplaadbare lithium-ionbatterij. Het opladen van een gedeeltelijk ontladen batterij heeft geen invloed op de
levensduur van de batterij.
Wanneer sommige toepassingen en randapparaten worden gebruikt, is het mogelijk dat de computer niet overschakelt op de sluimerstand, zelfs niet
als de batterij bijna leeg is. Om te vermijden dat u gegevens verliest wanneer de computer op batterijstroom werkt, moet u uw gegevens geregeld
opslaan en handmatig een energiebeheermodus activeren, bijvoorbeeld de slaapstand of sluimerstand.
Als de batterij leeg raakt terwijl de computer in de Slaapstandmodus staat, verliest u alle gegevens die nog niet zijn opgeslagen. Het is niet mogelijk
terug te keren naar de voorgaande werksituatie. Om te vermijden dat u gegevens verliest, moet u uw gegevens geregeld opslaan.
Het gebruik van een uitgebreide batterij
❑ Als er een uitgebreide batterij op uw computer is aangesloten, wordt de primaire batterij eerst tot ongeveer 80% van de
capaciteit opgeladen. Vervolgens wordt de uitgebreide batterij opgeladen tot ongeveer 80%. Nadat beide batterijen zijn
opgeladen tot ongeveer 80%, wordt de primaire batterij opgeladen tot 100%. Ten slotte wordt de uitgebreide batterij
opgeladen tot 100%.
❑ Als er een uitgebreide batterij op de computer is aangesloten, wordt eerst de voeding van de uitgebreide batterij gebruikt.
De batterijvoeding van de primaire batterij wordt gebruikt nadat de uitgebreide batterij geen stroom meer heeft.
Page 29
Aan de slag >
De batterij gebruiken
nN
De oplaadcapaciteit van de batterij controleren
De oplaadcapaciteit van de batterij gaat langzaam achteruit naarmate de batterij vaker is opgeladen en de batterij langer
wordt gebruikt. Om het meeste uit uw batterij te halen, controleert u de oplaadcapaciteit van de batterij en wijzigt u de
batterijinstellingen.
De oplaadcapaciteit van de batterij controleren
1Klik op Start, ga naar Alle programma's en klik vervolgens op VAIO Control Center.
2Klik op Energiebeheer (Power Management) en Batterij (Battery).
✍
U kunt tevens de functies voor de batterijlading inschakelen om de levensduur van de batterij te verlengen.
29
Page 30
Aan de slag >
De batterij gebruiken
De batterij langer laten meegaan
Wanneer de computer op de batterij werkt, kunt u de batterij met de volgende methoden langer laten meegaan.
❑ Verlaag de helderheid van uw computerscherm.
❑ Gebruik de modus voor energiebesparing. Zie Modi voor energiebesparing gebruiken (pagina 32) voor meer
informatie.
❑ U kunt de energiebesparende instellingen wijzigen onder Energiebeheer. Zie VAIO Energiebeheer gebruiken
(pagina 133) voor meer informatie.
✍
Voor meer informatie over het verlengen van de levensduur van de batterij raadpleegt u het Help-bestand na het volgen van de stappen in
De oplaadcapaciteit van de batterij controleren (pagina 29).
30
nN
Page 31
Aan de slag >
De computer veilig uitschakelen
nN
De computer veilig uitschakelen
Zorg ervoor dat u de computer op de juiste manier afsluit om te vermijden dat u gegevens verliest, zoals hieronder wordt
beschreven.
De computer afsluiten
1Schakel alle op de computer aangesloten randapparaten uit.
2Sla uw gegevens op en sluit alle actieve softwaretoepassingen.
3Klik op Start en vervolgens op de knop Afsluiten.
Na enige tijd wordt de computer automatisch uitgeschakeld. Controleer dat het stroomlampje uitgaat.
31
Page 32
Aan de slag >
Modi voor energiebesparing gebruiken
Modi voor energiebesparing gebruiken
U kunt via de instellingen voor energiebeheer ervoor zorgen dat de batterij minder snel leeg raakt. Naast de normale
werkingsmodus, heeft de computer twee andere modi voor energiebesparing: Slaapstand en sluimerstand.
!
Als u de computer lange tijd niet gaat gebruiken en deze niet is aangesloten op de netstroom, zet u de computer in de sluimerstand of schakelt u deze uit.
Als de batterij leeg raakt terwijl de computer in de slaapstand staat, verliest u alle gegevens die nog niet zijn opgeslagen. Het is niet mogelijk terug te
keren naar de voorgaande werksituatie. Om te vermijden dat u gegevens verliest, moet u uw gegevens geregeld opslaan.
ModusBeschrijving
Normale modusDit is de normale toestand als de computer in gebruik is. In deze modus brandt het groene stroomlampje van
de computer.
SlaapstandmodusMet de slaapstand wordt het LCD-scherm uitgeschakeld en worden de ingebouwde opslagapparaten en de
CPU ingesteld op laag energieverbruik. In deze stand knippert het oranje stroomlampje van de computer
langzaam. De computer komt sneller uit de slaapstand dan uit de sluimerstand. De computer verbruikt in de
slaapstand echter meer stroom dan in de sluimerstand.
SluimerstandIn de sluimerstand wordt de toestand van het systeem opgeslagen op het ingebouwde opslagapparaat en wordt
de stroom uitgeschakeld. Zelfs als de batterij leeg raakt, zullen er geen gegevens verloren gaan. In deze stand
brandt het stroomlampje van de computer niet.
32
nN
Page 33
Aan de slag >
Modi voor energiebesparing gebruiken
De slaapstand gebruiken
De slaapstand activeren
Klik op Start, vervolgens op de pijl naast de knop Afsluiten en daarna op Slaapstand.
Terugkeren naar de normale modus
❑ Druk op een willekeurige toets.
❑ Druk op de aan/uit-knop van uw computer.
!
Als u de aan/uit-knop langer dan vier seconden ingedrukt houdt, wordt de computer automatisch uitgeschakeld. Alle nog niet opgeslagen gegevens
gaan hierbij verloren.
33
nN
Page 34
Aan de slag >
Modi voor energiebesparing gebruiken
De sluimerstand gebruiken
De sluimerstand activeren
Druk op Fn+F12.
U kunt ook op Start klikken, vervolgens op de pijl naast de knop Afsluiten en daarna op Sluimerstand.
!
Verplaats de computer niet tot het stroomlampje uitgaat.
Terugkeren naar de normale modus
Druk op de aan/uit-knop.
!
Als u de aan/uit-knop langer dan vier seconden ingedrukt houdt, wordt de computer automatisch uitgeschakeld.
34
nN
Page 35
Aan de slag >
Uw computer in optimale toestand houden
35
nN
Uw computer in optimale toestand houden
Uw computer bijwerken
Zorg ervoor dat u de laatste updates met de volgende softwaretoepassing op uw VAIO-computer installeert, ter verbetering
van de efficiëntie, veiligheid en functionaliteit van de computer.
U wordt door VAIO Update gewaarschuwd als er nieuwe updates op internet beschikbaar zijn. Deze worden automatisch
gedownload en geïnstalleerd op de computer.
❑ Windows Update
Klik op Start, Alle programma's en Windows Update en volg de instructies op het scherm.
❑ VAIO Update
Klik op Start, Alle programma's, VAIO Care, VAIO-s o ftwar e (VAIO Software) en VAIO Update.
!
Uw computer moet verbinding hebben met internet voordat u updates kunt downloaden.
Page 36
Aan de slag >
Uw computer in optimale toestand houden
36
nN
De antivirussoftware van uw computer gebruiken
Bescherm uw computer tegen virussen door de antivirussoftware te gebruiken.
U kunt de antivirussoftware bijgewerkt houden met de recentste updates door deze te downloaden en te installeren van de
website van de fabrikant. Om uw antivirussoftware bij te werken kijkt u welke antivirussoftware op uw computer geïnstalleerd
is en volgt u hieronder de toepasselijke stappen.
!
Uw computer moet verbinding hebben met internet voordat u updates kunt downloaden.
❑ Trend Micro:
1Klik op Start, Alle programma's, Trend Micro Titanium Maximum Security 2012 en Trend Micro Titanium
Maximum Security 2012.
2Volg de instructies op het scherm.
❑ McAfee:
1Klik op Start, Alle programma's, McAfee en McAfee Internet Security of McAfee Total Protection.
2Volg de instructies op het scherm.
❑ Norton Internet Security:
1Klik op Start, Alle programma's, Norton Internet Security en LiveUpdate of Norton Internet Security.
2Volg de instructies op het scherm.
✍
Raadpleeg het Help-bestand van het softwareprogramma voor meer informatie.
!
De eigenlijke procedures kunnen afwijken van het bovenstaande, afhankelijk van de versie van de geïnstalleerde software op uw computer. Volg in dat
geval de instructies op het scherm.
Page 37
Aan de slag >
Uw computer in optimale toestand houden
37
nN
VAIO Care gebruiken
Met VAIO Care kunt u regelmatig prestatiecontroles uitvoeren en de computer afstellen om deze op een optimaal niveau te
laten presteren. Open VAIO Care wanneer er een probleem op de computer is aangetroffen. Met VAIO Care kunt u de juiste
maatregelen treffen om het probleem op te lossen.
VAIO Care openen
Druk op de toets ASSIST terwijl uw computer is ingeschakeld.
✍
Raadpleeg het Help-bestand van VAIO Care voor meer informatie.
Wanneer u op de toets ASSIST drukt wanneer de computer is uitgeschakeld wordt VAIO Care Rescue geopend. VAIO Care Rescue kan worden gebruikt
om uw computer te herstellen in geval van nood, bijvoorbeeld wanneer Windows niet wordt gestart.
Page 38
De VAIO-computer gebruiken >
De VAIO-computer gebruiken
In dit deel wordt beschreven hoe u optimaal kunt gebruikmaken van alle mogelijkheden van de VAIO-computer.
❑ Het toetsenbord gebruiken (pagina 39)
❑ Het touchpad gebruiken (pagina 42)
❑ De knoppen voor speciale functies gebruiken (pagina 44)
❑ De functie voor snelle internettoegang gebruiken (pagina 45)
❑ De ingebouwde camera gebruiken (pagina 47)
❑ Het optische station gebruiken (pagina 48)
❑ Een 'Memory Stick' gebruiken (pagina 56)
❑ Andere modules/geheugenkaarten gebruiken (pagina 63)
❑ Het internet gebruiken (pagina 67)
❑ Het netwerk (LAN) gebruiken (pagina 68)
❑ Draadloos LAN gebruiken (pagina 70)
❑ Draadloos WAN gebruiken (pagina 75)
❑ De BLUETOOTH-functie gebruiken (pagina 80)
❑ Vingerafdrukverificatie gebruiken (pagina 86)
❑ De TPM gebruiken (pagina 91)
38
nN
Page 39
De VAIO-computer gebruiken >
Het toetsenbord gebruiken
Het toetsenbord gebruiken
Het toetsenbord is voorzien van extra toetsen waarmee u specifieke taken kunt uitvoeren.
Combinaties en functies met de Fn-toets
✍
Sommige toetsenbordfuncties kunnen pas worden gebruikt wanneer het besturingssysteem volledig is opgestart.
Combinatie/FunctieFunctie
Fn + (F1): touchpadbediening
Fn + % (F2): dempenHiermee worden de ingebouwde luidsprekers of de hoofdtelefoon in- en uitgeschakeld.
Fn + 2 (F3/F4): volumeregelingHiermee past u het volumeniveau aan.
Fn + 8 (F5/F6): helderheidsregelingHiermee regelt u de helderheid van uw computerscherm.
Hiermee wordt het touchpad in- of uitgeschakeld.
Druk op Fn+F4 en vervolgens op M of ,, of druk enkele keren op Fn+F4 om het volume te
verhogen.
Druk op Fn+F3 en vervolgens op m of <, of druk enkele keren op Fn+F3 om het volume te
verlagen.
Houd om de helderheid van het scherm te verhogen Fn+F6 ingedrukt of druk op Fn+F6 en
vervolgens op M of ,.
Houd om de helderheid van het scherm te verlagen Fn+F5 ingedrukt of druk op Fn+F5 en
vervolgens op m of <.
39
nN
Page 40
De VAIO-computer gebruiken >
Het toetsenbord gebruiken
Combinatie/FunctieFunctie
Fn + /T (F7): schermuitvoer
Fn + /(F9/F10): in- en uitzoomen
Fn + (F12): sluimerstand
40
nN
Hiermee schakelt u de weergave tussen uw computerscherm en een extern beeldscherm. Druk
op Enter om de uitvoer te selecteren.
!
Als u een beeldschermkabel loskoppelt van uw computer wanneer een extern beeldscherm is geselecteerd
als het uitvoerdoel, wordt het computerscherm zwart. Druk in dat geval twee keer op F7 terwijl u de
Fn-toets ingedrukt houdt en druk vervolgens op Enter om de uitvoer in te stellen op het computerscherm.
Het gebruik van meerdere beeldschermen wordt mogelijk niet ondersteund afhankelijk van het aangesloten
externe beeldscherm.
Hiermee wordt het formaat van een afbeelding of document in sommige programma's
gewijzigd.
Druk op Fn+F9 als u de weergave er kleiner en verder weg wilt laten uitzien (uitzoomen).
Druk op Fn+F10 als u de schermweergave er groter en dichterbij wilt laten uitzien (inzoomen).
Raadpleeg het Help-bestand van VAIO Control Center voor meer informatie.
In deze stand verbruikt de notebook de minste stroom. Als u deze opdracht uitvoert, wordt de
status van het systeem en de aangesloten randapparaten opgeslagen op het ingebouwde
opslagapparaat en wordt de systeemstroom uitgeschakeld. Om terug te keren naar de
oorspronkelijke status van het systeem, schakelt u de stroom in met de aan/uit-knop.
Zie Modi voor energiebesparing gebruiken (pagina 32) voor meer informatie over
energiebeheer.
Page 41
De VAIO-computer gebruiken >
Het toetsenbord gebruiken
nN
De instellingen van het verlichte toetsenbord wijzigen
Als uw computer is uitgerust met een verlicht toetsenbord, kunt de toetsenbordverlichting automatisch in en uit laten
schakelen afhankelijk van het omgevingslicht.
Daarnaast kunt u een tijd instellen waarna de toetsenbordverlichting wordt uitgeschakeld als het toetsenbord niet wordt
gebruikt.
De instellingen van het verlichte toetsenbord wijzigen
1Klik op Start, ga naar Alle programma's en klik vervolgens op VAIO Control Center.
2Klik op Toetsenbord en muis (Keyboard and Mouse) en klik op Backlit toetsenbord (Backlit Keyboard).
✍
De intensiteit van het omgevingslicht wordt gemeten door de sensor voor omgevingslicht. Als de sensor voor het omgevingslicht wordt geblokkeerd,
wordt de toetsenbordverlichting mogelijk ingeschakeld.
41
Page 42
De VAIO-computer gebruiken >
Het touchpad gebruiken
42
nN
Het touchpad gebruiken
U kunt objecten op het scherm aanwijzen, selecteren en slepen, en u kunt door een lijst met items bladeren met behulp van
het touchpad.
ActieBeschrijving
AanwijzenSchuif uw vinger over het touchpad (1) om de aanwijzer (2) op een item of object te plaatsen.
KlikkenDruk één keer op de linkerknop (3).
DubbelklikkenDruk twee keer achter elkaar op de linkerknop.
Klikken met de
rechtermuisknop
SlepenSchuif uw vinger over het touchpad terwijl u de linkerknop ingedrukt houdt.
BladerenSchuif uw vinger langs de rechterkant van het touchpad om verticaal te bladeren. Schuif uw vinger langs de onderkant
VegenSchuif met twee vingers naast elkaar met een vlugge beweging over het touchpad. In internetbrowsers of software voor
KnijpbewegingIn sommige softwaretoepassingen kunt u met twee vingers een knijpbeweging maken op het touchpad om in of uit te
Druk één keer op de rechterknop (4). Bij veel toepassingen verschijnt in dit geval een contextueel snelmenu (indien
beschikbaar).
van het touchpad om horizontaal te bladeren. Wanneer u bent begonnen met verticaal of horizontaal bladeren, kunt
u met een draaiende beweging van uw vinger blijven bladeren zonder uw vinger van het touchpad te halen (de
bladerfunctie is alleen beschikbaar in toepassingen met ondersteuning van bladeren met het touchpad).
het bekijken van afbeeldingen kunt naar links vegen om terug te gaan en naar rechts vegen om vooruit te gaan.
zoomen. Maak een openende knijpbeweging om in te zoomen en een sluitende knijpbeweging om uit te zoomen.
Page 43
De VAIO-computer gebruiken >
Het touchpad gebruiken
✍
U kunt het touchpad uitschakelen/inschakelen door op de toetsencombinatie Fn+F1 te drukken. U kunt ook VAIO Control Center gebruiken om de
instellingen van het touchpad te wijzigen.
!
Sluit een muis aan voordat u het touchpad uitschakelt. Als u het touchpad uitschakelt voordat u een muis op de computer hebt aangesloten,
kunt u alleen het toetsenbord als aanwijzer gebruiken.
43
nN
Page 44
De VAIO-computer gebruiken >
De knoppen voor speciale functies gebruiken
De knoppen voor speciale functies gebruiken
De computer is uitgerust met speciale knoppen, waarmee u specifieke functies van de computer kunt gebruiken.
Knop met speciale functieFuncties
ASSIST-knop VAIO Care wordt geopend wanneer de computer is ingeschakeld.
WEB-knop Met de computer in de normale modus wordt met de WEB-knop de internetbrowser geopend die standaard
VAI O-knop Hiermee wordt de taak uitgevoerd die standaard aan de knop is toegewezen.
Uitwerpknop voor stationHiermee opent u de lade van het optische station.
Met de toets ASSIST wordt VAIO Care Rescue geopend wanneer de computer is uitgeschakeld. VAIO Care Rescue kan worden gebruikt om de computer te herstellen in geval van nood, bijvoorbeeld wanneer
Windows niet wordt gestart. Zie VAIO Care gebruiken (pagina 37) voor meer informatie.
is toegewezen aan die knop.
Als de computer is uitgeschakeld, wordt met de WEB-knop de functie voor snelle internettoegang
geactiveerd en wordt de browser geopend die hoort bij deze functie. Zie De functie voor snelle
internettoegang gebruiken (pagina 45) voor meer informatie.
!
De WEB-knop werkt niet als de computer in de slaapstand of sluimerstand staat.
U wijzigt deze standaardtoewijzing met VAIO Control Center.
44
nN
Page 45
De VAIO-computer gebruiken >
De functie voor snelle internettoegang gebruiken
45
nN
De functie voor snelle internettoegang gebruiken
Met de functie voor snelle internettoegang hebt u onmiddellijk toegang tot internet zonder het Windows-besturingssysteem
op te starten.
Sommige functies en opties in dit deel zijn mogelijk niet beschikbaar op uw computer.
De functie voor snelle internettoegang activeren
U kunt de functie voor snelle internettoegang alleen activeren wanneer de computer is uitgeschakeld.
Zo activeert u de functie voor snelle internettoegang
1Druk op de computer op de knop WEB.
2Volg de instructies in de wizard voor het eerste gebruik.
Wanneer deze wizard is voltooid, wordt de browser die wordt gebruikt met de functie voor snelle internettoegang in het
vervolg geopend door op de WEB-knop te drukken.
Page 46
De VAIO-computer gebruiken >
De functie voor snelle internettoegang gebruiken
46
nN
De functie voor snelle internettoegang afsluiten
!
Voor het openen van het Windows-besturingssysteem moet u de functie voor snelle internettoegang afsluiten.
Om de functie voor snelle internettoegang af te sluiten, voert u een van de volgende stappen uit:
❑ Klik op het pictogram links onder in het scherm.
❑ Druk op de knop WEB.
❑ Druk op de aan/uit-knop van de computer.
Voor meer informatie over het gebruik en de beperkingen van de functie voor snelle internettoegang klikt u op het pictogram
rechts onder in het scherm.
Opmerkingen bij de functie voor snelle internettoegang
Wanneer de functie voor snelle internettoegang is geactiveerd, kunt u de volgende onderdelen niet gebruiken:
❑ De ASSIST-knop.
❑ De toets Scr Lk in combinatie met de Fn-toets voor een snelkoppeling.
❑ De poorten en aansluitingen, met uitzondering van de DC IN-poort, de LAN-poort, de USB-poorten en de
hoofdtelefoonaansluiting.
❑ De 'Memory Stick Duo'-sleuf en de SD-geheugenkaartsleuf.
❑ De draadloze WAN-functionaliteit (alleen beschikbaar op bepaalde modellen).
❑ De Intel
❑ De WiMAX-functie (alleen beschikbaar op bepaalde modellen).
®
Wireless Display (alleen op bepaalde modellen).
Page 47
De VAIO-computer gebruiken >
De ingebouwde camera gebruiken
De ingebouwde camera gebruiken
Uw computer is uitgerust met een ingebouwde camera.
Met communicatiesoftware zoals Windows Live Messenger kunt u via internet een videogesprek voeren. Voor
gedetailleerde informatie over het gebruik van de software raadpleegt u de Help bij de software.
✍
Het lampje van de ingebouwde camera brandt als de ingebouwde camera in gebruik is.
De op uw computer geïnstalleerde software varieert afhankelijk van de configuraties van uw computer.
Zo voert u een videogesprek met Windows Live Messenger
1Klik op Start, ga naar Alle programma's en klik vervolgens op Windows Live Messenger.
✍
U moet zich aanmelden bij Windows Live Messenger om een videogesprek te kunnen voeren.
Zo geeft u beelden weer van uw ingebouwde camera
1Klik op Start, Alle programma's, ArcSoft Webcam Suite en WebCam Companion 4.
2Klik op Vastleggen (Capture).
✍
Als u afbeeldingen niet goed kunt vastleggen, vastgelegde worden afbeeldingen bijvoorbeeld niet soepel weergegeven, dan klikt u op de huidige
resolutie voor het vastleggen van afbeeldingen rechtsboven in het hoofdvenster en verlaagt u de resolutie.
47
nN
Page 48
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
Het optische station gebruiken
Uw computer is uitgerust met een ingebouwd optisch schijfstation.
Sommige functies en opties in dit deel zijn mogelijk niet beschikbaar op uw computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
!
U kunt geen optische schijven gebruiken als u het optische station uitschakelt in het scherm BIOS Setup. Volg de instructies in Ingebouwde apparaten
uitschakelen (pagina 135) om het station in te schakelen.
Een schijf plaatsen
1Zet de computer aan.
2Druk op de uitwerpknop (1) om het station te openen.
De stationslade schuift uit het station.
48
nN
Page 49
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
nN
3Plaats een schijf met het label naar boven in het midden van de lade en druk de schijf voorzichtig omlaag zodat deze
vastklikt.
!
Oefen geen druk uit op de lade van het station. Zorg dat u de onderzijde van de lade van het station vasthoudt wanneer u een schijf plaatst of verwijdert.
4Sluit de lade door deze voorzichtig in het station te duwen.
!
Verwijder de optische schijf niet als de computer in een energiebesparende modus staat (slaapstand of sluimerstand). Zet de computer weer in de
normale modus voor u de schijf verwijdert.
49
Page 50
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
50
nN
Ondersteunde schijven
Met de computer kunt u CD's, DVD's en Blu-ray Disc™-media afspelen en opnemen, afhankelijk van het model dat u hebt
gekocht.
Zie onderstaande referentietabel voor informatie over welke media door welk optisch station worden ondersteund.
AB: afspeelbaar en opneembaar
A: afspeelbaar, maar niet opneembaar
–: niet afspeelbaar en niet opneembaar
DVD-
RAM
*1 *2
BD-ROM
BD-R/RE
AB
DVD SuperMulti-station A
Blu-ray Disc™-station
met DVD SuperMulti
Blu-ray Disc™
ROM-station met
CD-ROM CD-R/RW DVD-ROM DVD-R/RWDVD+R/RWDVD+R DL
(Double
Layer)
*6
AB
A
A
AB
AB
*6
*6
A ABABABABAB– –
A ABABABABABA
A ABABABABABA A
DVD-R DL
(Dual
Layer)
DVD SuperMulti
*1
Het DVD SuperMulti-station in de computer ondersteunt de DVD-RAM-cassette niet. Gebruik schijven zonder cassette of schijven met een verwijderbare cassette.
*2
Schrijven van gegevens op enkelzijdige DVD-RAM-schijven (2,6 GB) die compatibel zijn met DVD-RAM-versie 1.0 wordt niet ondersteund.
DVD-RAM-versie 2.2/12X-SPEED DVD-RAM-herziening 5.0 schijf wordt niet ondersteund.
*3
Het Blu-ray Disc-station van uw computer ondersteunt geen BD-RE Disc-media in versie 1.0-indeling en Blu-ray Disc-media met een cassette.
*4
BDXL™ Disc-media worden niet ondersteund.
*5
Ondersteuning voor schrijven van gegevens op BD-R Part1-versie 1.1/1.2/1.3-schijven (single-layer-schijven met een capaciteit van 25 GB, dual-layer-schijven met
een capaciteit van 50 GB) en BD-RE Part1-versie 2.1-schijven (single-layer-schijven met een capaciteit van 25 GB, dual-layer-schijven met een capaciteit van 50 GB).
*6
Het schrijven van gegevens op Ultra Speed CD-RW-schijven wordt niet ondersteund.
*3 *4
*5
Page 51
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
!
Dit apparaat is ontworpen om schijven af te spelen die voldoen aan de CD-standaard (Compact Disc). DualDiscs en sommige muziekschijven met
technologie voor het beschermen van het auteursrecht voldoen niet aan de CD-standaard. Dergelijke schijven zijn daarom mogelijk niet compatibel met
dit apparaat.
Lees bij het aanschaffen van voorbespeelde of lege schijven voor gebruik in een VAIO-computer eerst aandachtig de opmerkingen op de verpakking
van de schijven om te zien of u de schijven in het optische station van de computer kunt gebruiken voor afspelen en opnemen. Sony geeft GEEN
garanties voor de compatibiliteit van de optische stations van VAIO met schijven die niet voldoen aan de officiële 'CD'-, 'DVD'- of 'Blu-ray Disc'standaard. HET GEBRUIK VAN INCOMPATIBELE SCHIJVEN KAN LEIDEN TOT ONHERSTELBARE SCHADE AAN UW VAIO COMPUTER, KAN
SOFTWARECONFLICTEN VEROORZAKEN OF ERVOOR ZORGEN DAT HET SYSTEEM VASTLOOPT.
Neem voor vragen over schijfindelingen contact op met de uitgever van de vooraf opgenomen schijf of de leveranciers van de opneembare schijf.
✍
Het schrijven op 8 cm-schijven wordt niet ondersteund.
!
Wanneer u Blu-ray Disc-media met beveiliging van het auteursrecht doorlopend wilt afspelen, werkt u de AACS-code bij. Voor het bijwerken van de
AACS-code is internettoegang vereist.
Net als bij andere optische media-apparaten kan door bepaalde omstandigheden de compatibiliteit worden beperkt of het afspelen van een Blu-ray
Disc-medium worden voorkomen. VAIO-computers ondersteunen mogelijk niet het afspelen op verpakte media opgenomen in de AVC- of VC1-indeling
met een hoge bitsnelheid.
Voor bepaalde inhoud op DVD's en BD-ROM's zijn regio-instellingen vereist. Als de regio-instelling op het optische station niet overeenkomt met de
regiocode op de schijf, kan er niet worden afgespeeld.
51
nN
Tenzij de externe weergave compatibel is met de HDCP-standaard (High-bandwidth Digital Content Protection), kunt u geen inhoud van Blu-ray
Disc-media met beveiliging van het auteursrecht afspelen of weergeven.
Bij sommige inhoud is de video-uitvoer beperkt tot standaarddefinitie of kan er geen analoge video worden uitgevoerd. Wanneer u videosignalen uitvoert
via digitale aansluitingen zoals een HDMI-verbinding, wordt u sterk aangeraden een met digitale HDCP compatible omgeving te implementeren voor
een optimale compatibiliteit en weergavekwaliteit.
Sluit alle geheugenresidente hulpsoftware af vóór het afspelen van of schrijven naar een schijf. Hierdoor kan een storing optreden.
Page 52
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
Opmerkingen over het gebruik van het optische station
52
nN
Opmerkingen over het schrijven van gegevens op een schijf
❑ Gebruik alleen ronde schijven. Gebruik geen schijven met een andere vorm (ster, hart, kaart, enz.) omdat deze het
optische station kunnen beschadigen.
❑ De computer mag niet worden blootgesteld aan schokken tijdens het beschrijven van een schijf.
❑ De voedingskabel of netadapter mag niet aangesloten of losgekoppeld worden tijdens het beschrijven van een schijf.
❑ U moet uw computer niet aansluiten op een poortreplicator (optioneel) of deze loskoppelen terwijl er gegevens naar een
schijf worden geschreven.
Opmerkingen over het afspelen van schijven
Voor optimale prestaties bij het afspelen van schijven volgt u de volgende aanbevelingen:
❑ Sommige CD-spelers en optische stations van de computer kunnen geen audio-CD's afspelen die met de CD-R- of
CD-RW-media zijn gemaakt.
❑ Sommige DVD-spelers en optische schijfstations van de computer kunnen geen DVD's afspelen die met de
DVD+R DL-, DVD-R DL-, DVD+R-, DVD+RW-, DVD-R-, DVD-RW- of DVD-RAM-media zijn gemaakt.
❑ Wanneer uw computer is uitgerust met een Blu-ray Disc-station kunt u op uw computer Blu-ray Discs afspelen. U kunt
sommige Blu-ray Discs mogelijk echter niet afspelen op uw computer, of de computer kan instabiel worden tijdens het
afspelen van een Blu-ray Disc. Om inhoud normaal te kunnen afspelen, downloadt en installeert u de laatste updates
voor de software voor het afspelen van Blu-ray Discs via VAIO Update.
Zie Uw computer bijwerken (pagina 35) voor informatie over het gebruik van VAIO Update.
❑ Afhankelijk van de systeemomgeving kunnen er onderbrekingen en/of verloren frames optreden tijdens afspelen in
AVC HD.
❑ Zet de computer niet in een energiebesparende modus terwijl u op de computer een schijf afspeelt.
Page 53
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
53
nN
Opmerkingen over regiocodes
Op elke schijf of de verpakking staat een regiocode vermeld om aan te geven in welke regio en op welk type speler u de schijf
kunt afspelen. Als de regiocode 'all' is, betekent dit dat u de schijf bijna overal ter wereld kunt afspelen. Als de regiocode van
uw gebied afwijkt van het label, kunt u de schijf niet op uw computer afspelen.
Zie de volgende tabel voor de regiocode van uw gebied.
GebiedRegiocodeGebiedRegiocodeGebiedRegiocode
Afrika5Australië*4China6
Europa2Hongkong*3India*5
Indonesië*3Japan*2Korea3
Koeweit*2Maleisië*3Nieuw-Zeeland*4
Filipijnen*3Rusland5Saudi-Arabië*2
Singapore*3Zuid-Afrika*2Taiwan3
Thailand*3Verenigde Arabische
Emiraten*
*Standaard is er aan het optische station van uw computer geen regiocode toegewezen.
2Vietnam3
Page 54
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
54
nN
Als het de eerste keer is dat u een DVD op uw computer afspeelt, voert u voor het plaatsen van de schijf de volgende stappen
uit:
1Klik op Start en selecteer Computer.
2Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het optische station en kies Eigenschappen.
3Klik op het tabblad Hardware.
4Selecteer het optische station uit de lijst Alle schijfstations en klik op Eigenschappen.
5Klik op het tabblad DVD-regio.
6Selecteer de juiste regio uit de lijst en klik op OK.
!
U kunt de regiocode slechts een beperkt aantal keren wijzigen. Wanneer u dit aantal overschrijdt, is de regiocode van het station permanent en kunt
u deze niet meer wijzigen. Dit aantal wordt ook niet hersteld door uw computer opnieuw te configureren.
Problemen als gevolg van het wijzigen van de regiocode-instellingen van het station vallen niet onder de garantie.
Page 55
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
nN
Schijven afspelen
Een schijf afspelen
1Plaats een schijf in het optische station.
!
Sluit de netadapter aan op de computer en sluit alle geopende softwaretoepassingen voor u een schijf afspeelt.
2Als er niets op het bureaublad verschijnt, klikt u op Start, gaat u naar Alle programma's en klikt u op de gewenste
software voor het afspelen van de schijf.
Voor instructies over het gebruik van de software raadpleegt u de Help bij de software.
Bestanden naar schijven kopiëren
Bestanden naar een schijf kopiëren
1Plaats een beschrijfbare schijf in het optische station.
!
Sluit de netadapter aan op de computer en sluit alle geopende softwaretoepassingen voor u bestanden naar een schijf kopieert.
2Als er niets op het bureaublad verschijnt, klikt u op Start, gaat u naar Alle programma's en klikt u op de gewenste
schrijfsoftware om de bestanden mee naar de schijf te kopiëren.
Voor instructies over het gebruik van de software raadpleegt u de Help bij de software.
55
Page 56
De VAIO-computer gebruiken >
Een 'Memory Stick' gebruiken
nN
Een 'Memory Stick' gebruiken
Een 'Memory Stick' is een compact, draagbaar en veelzijdig IC-opnamemedium dat speciaal is ontworpen voor het
uitwisselen en delen van digitale gegevens met compatibele producten, zoals digitale camera's en mobiele telefoons.
Doordat een 'Memory Stick' uitneembaar is, kan deze worden gebruikt voor externe gegevensopslag.
!
U kunt geen 'Memory Sticks' gebruiken als u de 'Memory Stick Duo'-sleuf uitschakelt in het scherm BIOS Setup. Volg de instructies in Ingebouwde
apparaten uitschakelen (pagina 135) om de sleuf in te schakelen.
Voordat u een 'Memory Stick' gebruikt
In de 'Memory Stick Duo'-sleuf op uw computer passen de volgende formaten en types:
❑ 'Memory Stick Duo'
❑ 'Memory Stick PRO Duo'
❑ 'Memory Stick PRO-HG Duo'
!
Alleen 'Memory Sticks' van Duo-formaat worden ondersteund, 'Memory Sticks' van standaardformaat worden niet ondersteund.
Ga voor meer informatie over 'Memory Stick' naar http://www.sony.net/memorycard/.
56
Page 57
De VAIO-computer gebruiken >
Een 'Memory Stick' gebruiken
Een 'Memory Stick' plaatsen en verwijderen
Zo plaatst u een 'Memory Stick'
1Zoek de 'Memory Stick Duo'-sleuf.
2Houd de 'Memory Stick' zo vast dat de pijl in de richting van de sleuf wijst.
3Schuif de 'Memory Stick' voorzichtig in de sleuf tot deze vastklikt.
Forceer het medium nooit in de sleuf.
57
nN
Page 58
De VAIO-computer gebruiken >
Een 'Memory Stick' gebruiken
✍
Als de 'Memory Stick' niet gemakkelijk in de sleuf kan worden geplaatst, verwijdert u de kaart voorzichtig en controleert u of de kaart in de juiste richting
is geplaatst.
Wanneer u voor het eerst een 'Memory Stick' in de sleuf plaatst, wordt u mogelijk gevraagd stuurprogramma's te installeren. Wanneer dit gebeurt, volgt
u de instructies op het scherm om de software te installeren.
De 'Memory Stick' wordt automatisch door het systeem gedetecteerd en de inhoud van de 'Memory Stick' wordt weergegeven. Als er niets op het
bureaublad verschijnt, klikt u op Start, Computer en dubbelklikt u op het 'Memory Stick'-pictogram.
Het 'Memory Stick'-pictogram wordt weergegeven in het venster Computer nadat de 'Memory Stick' in de sleuf is geplaatst.
!
Een 'Memory Stick Micro' ('M2') moet u eerst in een 'M2' Duo-adapter steken. Als u deze media rechtstreeks in de 'Memory Stick Duo'-sleuf steekt
zonder de adapter te gebruiken, kunt u ze mogelijk niet meer uit de sleuf verwijderen.
58
nN
Page 59
De VAIO-computer gebruiken >
Een 'Memory Stick' gebruiken
Zo verwijdert u een 'Memory Stick'
!
Verwijder de 'Memory Stick' niet terwijl het lampje voor mediatoegang brandt. Als u dit doet, kunnen gegevens verloren gaan. Het duurt even voordat
grote volumes gegevens worden geladen. Controleer dus of het lampje uit is voordat u de 'Memory Stick' verwijdert.
1Zoek de 'Memory Stick Duo'-sleuf.
2Controleer of het lampje voor mediatoegang uit is.
3Druk op de 'Memory Stick' in de sleuf en laat deze los.
De 'Memory Stick' wordt uitgeworpen.
4Trek de 'Memory Stick' uit de sleuf.
!
Verwijder de 'Memory Stick' altijd voorzichtig om te vermijden dat deze onverwachts uit de sleuf springt.
59
nN
Page 60
De VAIO-computer gebruiken >
Een 'Memory Stick' gebruiken
Een 'Memory Stick' formatteren
Zo formatteert u een 'Memory Stick'
De 'Memory Stick' is standaard geformatteerd en is gereed voor gebruik.
Als u het medium met uw computer opnieuw wilt formatteren, voert u de volgende stappen uit.
!
Gebruik een apparaat dat geschikt is voor het formatteren van het medium en 'Memory Stick' ondersteunt om de 'Memory Stick' te formatteren.
Als u een 'Memory Stick' formatteert, worden alle gegevens op het medium verwijderd. Zorg dat het medium geen waardevolle gegevens bevat voordat
u deze formatteert.
Verwijder de 'Memory Stick' niet uit de sleuf tijdens het formatteren. Dit kan een defect veroorzaken.
1Zoek de 'Memory Stick Duo'-sleuf.
2Schuif de 'Memory Stick' voorzichtig in de sleuf tot deze vastklikt.
3Klik op Start en selecteer Computer.
4Klik met de rechtermuisknop op het 'Memory Stick'-pictogram en selecteer Formatteren.
5Klik op Standaardinstellingen voor apparaten.
!
De grootte van de toewijzingseenheid en het bestandssysteem kan veranderen.
60
nN
Selecteer niet NTFS in de vervolgkeuzelijst Bestandssysteem, omdat dit een storing kan veroorzaken.
✍
Het formatteringsproces wordt sneller uitgevoerd als u Snelformatteren in Opties voor formatteren selecteert.
Page 61
De VAIO-computer gebruiken >
Een 'Memory Stick' gebruiken
6Klik op Starten.
7Volg de instructies op het scherm.
!
Het hangt van het medium af hoe lang het duurt om een 'Memory Stick' te formatteren.
61
nN
Page 62
De VAIO-computer gebruiken >
Een 'Memory Stick' gebruiken
62
nN
Opmerkingen over het gebruik van 'Memory Sticks'
❑ Uw computer is getest en compatibel bevonden met 'Memory Sticks' van Sony met een capaciteit van maximaal 32 GB die
sinds oktober 2011 beschikbaar zijn. Niet voor elke 'Memory Stick' kan evenwel de compatibiliteit worden gegarandeerd.
❑ Als u de 'Memory Stick' in de sleuf steekt, moet u erop letten dat de pijl in de juiste richting wijst. Forceer de 'Memory
Stick' nooit in de sleuf om beschadiging aan de computer of de 'Memory Stick' te voorkomen.
❑ Wees voorzichtig bij het plaatsen en verwijderen van een 'Memory Stick'. Forceer de module nooit in of uit de sleuf.
❑ De compatibiliteit kan niet worden gegarandeerd als u 'Memory Sticks' met meerdere conversieadapters plaatst.
❑ 'MagicGate' is de algemene naam van de auteursrechtbeschermingstechnologie die door Sony is ontwikkeld. Gebruik
'Memory Sticks' met het 'MagicGate'-logo als u van deze technologie wilt profiteren. De 'Memory Stick Duo'-sleuf van de
computer ondersteunt de 'MagicGate'-technologie van 'Memory Stick' niet met een capaciteit tot 256 MB.
❑ Uitgezonderd voor persoonlijk gebruik is het in strijd met de auteursrechtwetten om audio- en/of afbeeldingsgegevens te
gebruiken die u hebt opgenomen zonder voorafgaande toestemming van de respectieve houders van het auteursrecht.
'Memory Sticks' met dergelijke gegevens waarop auteursrecht rust mogen daarom alleen conform de wet worden
gebruikt.
❑ Plaats niet meer dan één geheugenkaart in de sleuf. Onjuiste plaatsing van de media kan zowel de computer als de media
beschadigen.
Page 63
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
63
nN
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Een SD-geheugenkaart gebruiken
U computer is uitgerust met een SD-geheugenkaartsleuf. U kunt deze sleuf gebruiken voor de overdracht van gegevens
tussen digitale camera's, camcorders, muziekspelers en andere audio- en videoapparaten.
!
U kunt geen SD-geheugenkaarten gebruiken als u de SD-geheugenkaartsleuf uitschakelt in het scherm BIOS Setup. Volg de instructies in Ingebouwde
apparaten uitschakelen (pagina 135) om de sleuf in te schakelen.
Voordat u de SD-geheugenkaart gebruikt
De sleuf voor de SD-geheugenkaart op de computer ondersteunt de volgende geheugenkaarten:
❑ SD-geheugenkaart
❑ SDHC-geheugenkaart
❑ SDXC-geheugenkaart
Raadpleeg voor de meest recente informatie over compatibele geheugenkaarten Meer informatie over uw VAIO-computer
(pagina 5) om naar de desbetreffende website met ondersteuning te gaan.
Page 64
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Zo plaatst u een SD-geheugenkaart
1Zoek de SD-geheugenkaartsleuf.
2Houd de SD-geheugenkaart zo vast dat de pijl in de richting van de sleuf wijst.
3Schuif de SD-geheugenkaart voorzichtig in de sleuf tot deze vastklikt.
Forceer de kaart nooit in de sleuf.
✍
Wanneer u voor het eerst een SD-geheugenkaart in de sleuf plaatst, wordt u mogelijk gevraagd stuurprogramma's te installeren. Wanneer dit gebeurt,
volgt u de instructies op het scherm om de software te installeren.
64
nN
Het pictogram van de SD-geheugenkaart wordt weergegeven in het venster Computer nadat de kaart in de sleuf is geplaatst.
Page 65
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Zo verwijdert u een SD-geheugenkaart
1Zoek de SD-geheugenkaartsleuf.
2Controleer of het lampje voor mediatoegang uit is.
3Druk op de SD-geheugenkaart in de sleuf en laat deze los.
De SD-geheugenkaart wordt uitgeworpen.
4Trek de SD-geheugenkaart uit de sleuf.
65
nN
Page 66
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
66
nN
Opmerkingen over het gebruik van geheugenkaarten
Algemene opmerkingen over het gebruik van de geheugenkaart
❑ Zorg dat de geheugenkaarten die u gebruikt voldoen aan de door uw computer ondersteunde standaarden.
❑ Als u de geheugenkaart in de sleuf steekt, moet u erop letten dat de pijl in de juiste richting wijst. Forceer de
geheugenkaart nooit in de sleuf om beschadiging aan de computer of de kaart te voorkomen.
❑ Wees voorzichtig bij het plaatsen en verwijderen van de geheugenkaart. Forceer de module nooit in of uit de sleuf.
❑ Verwijder de geheugenkaart niet terwijl het lampje voor mediatoegang brandt. Als u dit doet, kunnen gegevens verloren
gaan.
❑ Probeer geen geheugenkaart of geheugenkaartadapter van een ander type in de geheugenkaartsleuf te plaatsen.
Als u een niet-compatibele geheugenkaart of geheugenkaartadapter plaatst, is deze mogelijk moeilijk uit de sleuf te
verwijderen. De geheugenkaart of -adapter kan bovendien de computer beschadigen.
❑ Plaats niet meer dan één geheugenkaart in de sleuf. Onjuiste plaatsing van de media kan zowel de computer als de media
beschadigen.
Opmerkingen over het gebruik van de SD-geheugenkaart
❑ Uw computer is alleen getest en compatibel bevonden met geheugenkaarten van de belangrijkste fabrikanten die vanaf
oktober 2011 verkrijgbaar zijn. Niet voor alle geheugenkaarten kan evenwel de compatibiliteit worden gegarandeerd.
(maximaal 64 GB) zijn getest en compatibel bevonden met uw computer.
❑ Sommige SD-geheugenkaarttypes, bijvoorbeeld met de UHS-functie (Ultra High Speed) voor gegevensoverdracht,
kunnen bijzonder heet worden door voortdurende toegang tot de geheugenkaarten. Wacht in dat geval even tot de
geheugenkaart is afgekoeld voordat u de kaart verwijdert.
Page 67
De VAIO-computer gebruiken >
Het internet gebruiken
67
nN
Het internet gebruiken
Voordat u internet kunt gebruiken moet u een abonnement nemen bij een internetprovider en apparaten instellen die nodig
zijn om op uw computer verbinding te maken met internet.
De volgende types internetverbindingen zijn verkrijgbaar van internetproviders:
❑ Glasvezel (FTTH)
❑ DSL (Digital Subscriber Line)
❑ Via een kabelmodem
❑ Via satelliet
❑ Inbelverbinding
Vraag uw internetprovider voor meer informatie over de benodigde apparatuur en voor instructies voor het verbinden van uw
computer met internet.
✍
Om een draadloze internetverbinding te maken met uw computer, moet u een draadloos LAN-netwerk instellen. Zie Draadloos LAN gebruiken (pagina 70)
voor meer informatie.
!
Neem de nodige beveiligingsmaatregelen om uw computer te beveiligen tegen gevaren online wanneer u verbinding maakt met internet.
Afhankelijk van het servicecontract met uw internetprovider moet u voor de internetverbinding mogelijk een externe modem aansluiten, bijvoorbeeld
een USB-telefoonmodem, een DSL-modem of een kabelmodem. Voor gedetailleerde instructies over het aansluiten en configureren van uw modem
raadpleegt u de handleiding van uw modem.
Page 68
De VAIO-computer gebruiken >
Het netwerk (LAN) gebruiken
68
nN
Het netwerk (LAN) gebruiken
U kunt de computer aansluiten op netwerken van het type 1000BASE-T/100BASE-TX/10BASE-T met een LAN-kabel. Sluit
het ene uiteinde van een LAN-kabel (niet meegeleverd) aan op de LAN-poort van de computer of van de optionele
poortreplicator en het andere uiteinde op het netwerk. Raadpleeg de netwerkbeheerder voor de gedetailleerde instellingen
en de apparaten die nodig zijn voor toegang tot het LAN-netwerk.
!
De LAN-poort van de computer is niet beschikbaar als de computer op de optionele poortreplicator is aangesloten.
U hebt geen toegang tot LAN-netwerken als u de LAN-poort uitschakelt in het scherm BIOS Setup. Volg de instructies in Ingebouwde apparaten uitschakelen (pagina 135) om de poort in te schakelen.
✍
U kunt uw computer op verschillende netwerken aansluiten zonder de standaardinstellingen te wijzigen.
Page 69
De VAIO-computer gebruiken >
Het netwerk (LAN) gebruiken
!
Sluit geen telefoonkabel aan op de LAN-poort van uw computer.
Als de LAN-poort is aangesloten op de hieronder genoemde telefoonlijnen, kan door hoge elektrische stroom naar de poort schade, oververhitting of
brand worden veroorzaakt.
- Telefoonlijnen voor thuisgebruik (intercom-luidsprekertelefoon) of zakelijk gebruik (bedrijfstelefoon met meerdere lijnen)
- De lijnen van het openbare telefoonnet
- PBX (private branch exchange)
69
nN
Page 70
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos LAN gebruiken
Draadloos LAN gebruiken
Met draadloos LAN (WLAN) kan uw computer draadloos verbinding maken met een netwerk.
Het WLAN maakt gebruik van de volgende standaard IEEE 802.11a/b/g/n, die de specificaties voor de gebruikte technologie bevat.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
!
U hebt geen toegang tot draadloze netwerken als u de draadloze apparaten uitschakelt in het scherm BIOS Setup. Volg de instructies in Ingebouwde
apparaten uitschakelen (pagina 135) om de apparaten in te schakelen.
70
nN
WLAN-standaardFrequentiebandOpmerkingen
IEEE 802.11a5 GHzAlleen beschikbaar op modellen die voldoen aan de standaard IEEE 802.11a/b/g/n.
IEEE 802.11b/g2,4 GHzDe IEEE 802.11g-standaard biedt snellere communicatie dan de IEEE 802.11b-standaard.
IEEE 802.11n5 GHz/2,4 GHzOp modellen die voldoen aan de standaard IEEE 802.11b/g/n, kan alleen de band van 2,4 GHz
worden gebruikt.
Page 71
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos LAN gebruiken
71
nN
Opmerkingen over het gebruik van de functie voor draadloos LAN
Algemene opmerkingen over het gebruik van de functie voor draadloos LAN
❑ In sommige landen of regio's is het gebruik van WLAN-producten onderworpen aan lokale regelgeving (bijvoorbeeld een
beperkt aantal kanalen).
❑ De standaard IEEE 802.11a en IEEE 802.11n zijn niet beschikbaar op ad-hocnetwerken.
❑ De 2,4 GHz-band, waar draadloze LAN-apparaten mee werken, wordt door verschillende apparaten gebruikt. Hoewel de
draadloze LAN-apparaten technologie gebruiken om de radio-interferentie van apparaten die dezelfde band gebruiken te
minimaliseren, kan dergelijke interferentie toch leiden tot langzamere communicatie en een lager communicatiebereik,
of mislukte communicatie.
❑ De communicatiesnelheid en het bereik kunnen variëren, afhankelijk van de volgende omstandigheden:
❑ De afstand tussen de communicatieapparaten
❑ De aanwezigheid van obstakels tussen apparaten
❑ De configuratie van de apparaten
❑ Radio-omstandigheden
❑ De onmiddellijke omgeving, waaronder de aanwezigheid van muren en de materialen waarvan deze gemaakt zijn
❑ De gebruikte software
❑ De communicaties kunnen worden afgesneden, afhankelijk van de zendcondities.
❑ De eigenlijk communicatiesnelheid is mogelijk niet zo snel als wordt weergegeven op uw computer.
❑ Als u WLAN-producten die voldoen aan verschillende standaarden en die dezelfde band gebruiken implementeert op
hetzelfde draadloze netwerk, kan de communicatiesnelheid lager worden als gevolg van radiostoring. Bovendien zijn
WLAN-producten zodanig ontworpen dat ze de communicatiesnelheid verlagen om communicatie met een ander
WLAN-product te garanderen als dit voldoet aan een andere standaard die dezelfde band gebruikt. Wanneer de
communicatiesnelheid lager is dan verwacht, kan de communicatiesnelheid hoger worden door het draadloze kanaal op
het toegangspunt te veranderen.
Page 72
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos LAN gebruiken
72
nN
Opmerking over de gegevenscodering
De WLAN-standaard bevat de volgende coderingssystemen: Wired Equivalent Privacy (WEP), een beveiligingsprotocol, Wi-Fi
Protected Access 2 (WPA2) en Wi-Fi Protected Access (WPA). WPA2 en WPA zijn ontstaan uit een gezamenlijk voorstel van
de IEEE en de Wi-Fi Alliance. Beide zijn specificaties van op standaarden gebaseerde, onderling uitwisselbare verbeteringen
in de beveiliging waardoor de bescherming van de gegevens en de toegangscontrole van de bestaande Wi-Fi-netwerken
worden verbeterd. WPA is ontwikkeld om voorwaarts compatibel te zijn met de specificatie IEEE 802.11i. Het maakt gebruik
van het verbeterde gegevenscodeersysteem TKIP (Temporal Key Integrity Protocol) naast de gebruikersidentificatie met behulp
van 802.1X en EAP (Extensible Authentication Protocol). De kwetsbare draadloze verbinding tussen de clients en de
toegangspunten wordt beveiligd door middel van codering. Daarnaast zijn er een aantal speciaal voor LAN's ontwikkelde
beveiligingsmechanismen voor het beschermen van de privacy zoals: wachtwoordbeveiliging, end-to-end codering, VPN's
(virtual private networks) en verificatie. WPA2, de tweede generatie van WPA, biedt betere gegevensbeveiliging en
netwerktoegangscontrole, en is ook ontworpen om alle versies van 802.11-apparaten te beveiligen, inclusief de standaarden
802.11b, 802.11a, 802.11g en 802.11n en multi-band en multi-mode. Bovendien biedt WPA2 op basis van de geratificeerde
norm IEEE 802.11i beveiliging van overheidsniveau door toepassing van de AES-coderingsalgoritme die voldoet aan NIST
(National Institute of Standards and Technology) FIPS 140-2, en op 802.1X-gebaseerde verificatie. WPA2 is achterwaarts
compatibel met WPA.
Page 73
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos LAN gebruiken
73
nN
Draadloze LAN-communicatie starten
Eerst moet er draadloze LAN-communicatie tot stand worden gebracht tussen uw computer en een toegangspunt (niet
meegeleverd). Zie Windows Help en ondersteuning voor meer informatie. Klik voor hulp bij het instellen van een draadloos
netwerk op Start, Alle programma's en VAIO Easy Connect, en volg de instructies op het scherm van Gemakkelijke
installatie internetverbinding.
!
Verdere informatie over hoe u het kanaal selecteert dat door het toegangspunt zal worden gebruikt, vindt u in de handleiding bij uw toegangspunt.
Zo start u draadloze LAN-communicatie
1Controleer of een toegangspunt is ingesteld.
Raadpleeg de handleiding van uw toegangspunt voor meer informatie.
2Schakel de schakelaar WIRELESS in.
3Klik op Start, Alle programma's en VAIO Smart Network of klik op het VAIO Smart Network-pictogram op de
taakbalk.
4Klik op de schakelaar naast Draadloos LAN (Wireless LAN) om deze optie op On te zetten in het venster VAIO Smart
Network.
Controleer of het WIRELESS-lampje aan gaat.
!
Draadloze LAN-communicatie op de 5 GHz-band (alleen beschikbaar op bepaalde modellen) is standaard uitgeschakeld. Om communicatie op de 5 GHz
bandbreedte mogelijk te maken, moet u de optie inschakelen om de 5 GHz bandbreedte of zowel de 2,4 GHz en 5 GHz bandbreedte in de vervolgkeuzelijst
voor Instellingen voor draadloos LAN (Wireless LAN Settings) in het instellingenvenster VAIO Smart Network.
5Klik op of op de taakbalk.
6Selecteer het gewenste toegangspunt en klik op Verbinding maken.
✍
De functie Wi-Fi Direct kan worden gebruikt als Wi-Fi Direct wordt weergegeven in het venster VAIO Smart Network. Raadpleeg het Help-bestand van
VAIO Smart Network voor meer informatie.
Page 74
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos LAN gebruiken
Draadloze LAN-communicatie stoppen
nN
Draadloze LAN-communicatie stoppen
Klik op de schakelaar naast Draadloos LAN (Wireless LAN) om deze optie op Off te zetten in het venster VAIO Smart
Network.
!
Als u de WLAN-functie uitschakelt terwijl externe documenten, bestanden of bronnen worden gebruikt, kan gegevensverlies optreden.
74
Page 75
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos WAN gebruiken
75
nN
Draadloos WAN gebruiken
Met draadloos WAN kunt u met uw computer verbinding maken met internet via een draadloos netwerk waar er dekking voor
mobiele telefonie is.
Draadloos WAN is mogelijk niet in alle landen of regio's beschikbaar.
Sommige functies en opties in dit deel zijn mogelijk niet beschikbaar op uw computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
!
U hebt geen toegang tot draadloze netwerken als u de draadloze apparaten uitschakelt in het scherm BIOS Setup. Volg de instructies in Ingebouwde
apparaten uitschakelen (pagina 135) om de apparaten in te schakelen.
Een simkaart plaatsen
Om de functie voor draadloos WAN te kunnen gebruiken, plaatst u eerst een simkaart in de simkaarthouder van uw computer.
Uw simkaart zit in een kaart ter grootte van een creditcard.
✍
Afhankelijk van uw land en computermodel ontvangt u mogelijk een aanbieding van de voor VAIO geselecteerde telecomprovider. In dat geval bevindt
de simkaart zich in het simpakket van de provider in de doos of is de simkaart al in de houder geplaatst. Als er geen simkaart bij uw computer is geleverd,
kunt u een simkaart aanschaffen bij de provider van uw keuze.
Page 76
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos WAN gebruiken
Zo plaatst u een simkaart
1Zet de computer uit.
2Open het simkaartkapje aan de onderzijde van de computer.
76
nN
Page 77
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos WAN gebruiken
3Verwijder de simkaart (1) door deze uit de kaart te drukken.
4Schuif de simkaarthouder in de richting van de pijl (2) en til de houder op.
5Plaats de simkaart in de simkaarthouder met het elektronische circuit naar boven.
77
nN
Page 78
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos WAN gebruiken
6Sluit de simkaarthouder en schuif de houder in de richting van de pijl (3).
!
Raak het circuit van de simkaart niet aan. Houd de computer stevig vast wanneer u de kaart plaatst of verwijdert.
Beschadig de simkaart niet, bijvoorbeeld door deze te buigen of door er druk op uit te oefenen.
7Sluit het simkaartkapje.
78
nN
Page 79
De VAIO-computer gebruiken >
Draadloos WAN gebruiken
79
nN
Communicatie starten via draadloos WAN
Zo start u communicatie via draadloos WAN
!
Zorg dat het simkaartkapje goed gesloten is, ander werkt de functie voor draadloos WAN mogelijk niet.
1Schakel de schakelaar WIRELESS in.
2Klik op Start, Alle programma's en VAIO Smart Network of klik op het VAIO Smart Network-pictogram op de
taakbalk.
3Zorg dat de schakelaar naast Wireless WAN op On staat in het venster VAIO Smart Network.
4Klik op de pijl naast de schakelaar Wireless WAN en op de knop Verbinden (Connect) om, afhankelijk van uw model of
land, de software voor verbindingsbeheer, of de vooraf geïnstalleerde software van een telecomprovider te openen.
5Voer uw pincode in wanneer hierom wordt gevraagd.
6Klik op Verbinding maken.
7Voer indien nodig de APN-gegevens van uw telecomprovider in.
✍
Zie voor meer informatie over het gebruik van de functie voor draadloos WAN het helpbestand van VAIO Smart Network of de documentatie van uw
telecomprovider.
Page 80
De VAIO-computer gebruiken >
De BLUETOOTH-functie gebruiken
80
nN
De BLUETOOTH-functie gebruiken
U kunt draadloze communicatie tot stand brengen tussen uw computer en andere BLUETOOTH®-apparaten, zoals andere
computers of mobiele telefoons. U kunt zonder kabels informatie tussen deze apparaten uitwisselen tot op een afstand van
10 meter in een open ruimte.
!
U kunt de BLUETOOTH-functie niet gebruiken als u de draadloze apparaten uitschakelt in het scherm BIOS Setup. Volg de instructies in Ingebouwde
apparaten uitschakelen (pagina 135) om de apparaten in te schakelen.
BLUETOOTH-beveiliging
De draadloze technologie van BLUETOOTH beschikt over een identificatiefunctie waarmee u kunt vaststellen met wie
u communiceert. Met de identificatiefunctie kunt u voorkomen dat anonieme BLUETOOTH-apparaten toegang kunnen
krijgen tot uw computer.
De eerste keer dat twee BLUETOOTH-apparaten met elkaar communiceren, dient voor beide apparaten een sleutel (een
wachtwoord dat nodig is voor de verificatie) te worden vastgesteld. Hiermee worden deze apparaten geregistreerd. Wanneer
een apparaat eenmaal is geregistreerd, hoeft u deze sleutel niet opnieuw in te voeren.
✍
De sleutel kan iedere keer verschillend zijn, maar moet wel aan beide zijden hetzelfde zijn.
Voor bepaalde apparaten, zoals een muis, kan geen sleutel worden ingevoerd.
Page 81
De VAIO-computer gebruiken >
De BLUETOOTH-functie gebruiken
nN
Communiceren met een ander BLUETOOTH-apparaat
U kunt een draadloze verbinding tot stand brengen tussen de computer en een BLUETOOTH-apparaat, bijvoorbeeld een
andere computer, een mobiele telefoon, PDA, headset, muis of digitale camera.
81
Page 82
De VAIO-computer gebruiken >
De BLUETOOTH-functie gebruiken
82
nN
Communiceren met een ander BLUETOOTH-apparaat
Voor de communicatie met een ander BLUETOOTH-apparaat moet u eerst de BLUETOOTH-functie instellen. Zie Windows
Help en ondersteuning voor informatie over het instellen en gebruiken van de BLUETOOTH-functie.
1Schakel de schakelaar WIRELESS in.
2Klik op Start, Alle programma's en VAIO Smart Network of klik op het VAIO Smart Network-pictogram op de
taakbalk.
3Klik op de schakelaar naast BLUETOOTH om deze optie op On te zetten in het venster VAIO Smart Network.
Controleer of het WIRELESS-lampje aan gaat.
Page 83
De VAIO-computer gebruiken >
De BLUETOOTH-functie gebruiken
BLUETOOTH-communicatie stoppen
Zo stopt u de BLUETOOTH-communicatie
1Schakel het BLUETOOTH-apparaat uit dat met de computer communiceert.
2Klik op de schakelaar naast BLUETOOTH om deze optie op Off te zetten in het venster VAIO Smart Network.
83
nN
Page 84
De VAIO-computer gebruiken >
De BLUETOOTH-functie gebruiken
84
nN
Opmerkingen over het gebruik van de BLUETOOTH-functie
❑ De gegevensoverdrachtsnelheid varieert, afhankelijk van de volgende omstandigheden:
❑ Obstakels, zoals muren, die zich tussen apparaten bevinden
❑ De afstand tussen de apparaten
❑ Het in de muren gebruikte materiaal
❑ De nabijheid van magnetrons en draadloze telefoons
❑ Radiofrequentie-interferentie en andere omgevingsfactoren
❑ De configuratie van de apparaten
❑ Het type softwaretoepassing
❑ Het type besturingssysteem
❑ Het gelijktijdig gebruik van zowel draadloos LAN als BLUETOOTH-functies op uw computer
❑ De grootte van het bestand dat wordt uitgewisseld
❑ Vanwege de beperkingen van de BLUETOOTH-standaard kunnen grote bestanden tijdens de continue overdracht soms
beschadigd raken als gevolg van elektromagnetische interferentie in de omgeving.
❑ Alle BLUETOOTH-apparaten moeten zijn gecertificeerd om ervoor te zorgen dat de geldende standaardvereisten worden
aangehouden. Zelfs als aan de standaarden wordt voldaan, kunnen de prestaties, specificaties en bedieningsprocedures
van afzonderlijke apparaten verschillen. Niet in alle situaties is het mogelijk gegevens uit te wisselen.
❑ Video en geluid lopen mogelijk niet synchroon als u video's op uw computer afspeelt met het geluid op een aangesloten
BLUETOOTH-apparaat. Dit komt vaker voor met BLUETOOTH-technologie en is geen defect.
❑ De 2,4 GHz-band, waar BLUETOOTH-apparaten of draadloze LAN-apparaten mee werken, wordt door verschillende
apparaten gebruikt. Hoewel de BLUETOOTH-apparaten technologie gebruiken om de radio-interferentie van apparaten
die dezelfde band gebruiken te minimaliseren, kan dergelijke interferentie toch leiden tot langzamere communicatie op
kortere afstand, of mislukte communicatie.
Page 85
De VAIO-computer gebruiken >
De BLUETOOTH-functie gebruiken
85
nN
❑ De BLUETOOTH-functie werkt mogelijk niet met andere apparaten, afhankelijk van de fabrikant of de softwareversie die
wordt gebruikt door de fabrikant.
❑ Als u meerdere BLUETOOTH-apparaten op de computer aansluit, kan het gehele kanaal in beslag worden genomen,
waardoor de prestaties van de apparaten verminderen. Dit is een normale eigenschap van BLUETOOTH-technologie en
is geen defect.
❑ Snelle communicatie tussen uw computer en BLUETOOTH-apparaten zijn beschikbaar wanneer deze voldoen aan de
snelle BLUETOOTH-technologie. Voor een snelle communicatie moet u zowel de draadloze LAN- en BLUETOOTH-functie
op de computer inschakelen.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
Page 86
De VAIO-computer gebruiken >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
nN
Vingerafdrukverificatie gebruiken
Voor extra gebruiksgemak is de computer mogelijk uitgerust met een vingerafdruksensor.
Sommige functies en opties in dit deel zijn mogelijk niet beschikbaar op uw computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
Nadat u uw vingerafdruk(ken) hebt geregistreerd, biedt de functie voor vingerafdrukverificatie de volgende voorzieningen:
❑ Een alternatief voor het invoeren van een wachtwoord voor aanmelding bij Windows (pagina 90)
Als u uw vingerafdrukken hebt geregistreerd voor uw gebruikersaccount, kunt u in plaats van het wachtwoord
vingerafdrukverificatie gebruiken om u bij Windows aan te melden.
❑ Websiteaanmelding (Website Log On) voor snelle toegang tot websites
Nadat u uw gebruikersgegevens (gebruikersaccounts, wachtwoorden, enz.) voor websites hebt geregistreerd in
Websiteaanmelding (Website Log On), kunt u vingerafdrukverificatie gebruiken voor het invoeren van benodigde
gegevens en het verkrijgen van toegang tot websites die met een wachtwoord zijn beveiligd.
Zie het Help-bestand van True S uit e voor meer informatie.
✍
Voor het Help-bestand klikt u op Start, Alle programma's, TrueSuite en TrueSuite.
!
Het is mogelijk dat u de functie Websiteaanmelding (Website Log On) niet kunt gebruiken. Dit is afhankelijk van de website die u opent.
❑ De functie Snelstarten (Quick Launch) voor snelle toegang tot toepassingen
Met de functie Snelstarten (Quick Launch) van uw computer kunt u uw voorkeurstoepassing (een programmabestand)
starten als deze is toegewezen aan een vinger met een geregistreerde vingerafdruk. Nadat u een toepassing hebt
toegewezen aan uw vinger, opent u de toegewezen toepassing door met de vinger over de vingerafdruksensor te
bewegen.
86
Page 87
De VAIO-computer gebruiken >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
Een vingerafdruk registreren
Als u de functie voor vingerafdrukverificatie wilt gebruiken, moet u uw vingerafdruk(ken) registreren in de computer.
Een vingerafdruk registreren
1Klik op Start, Alle programma's, Tru e Suite en Tru e Suite.
2Klik op Aan de slag (Get Started).
3Volg de instructies op het scherm.
Stel het Windows-wachtwoord in als het venster voor het instellen van het Windows-wachtwoord wordt weergegeven.
✍
Raadpleeg het Help-bestand van TrueSuite voor meer informatie.
87
nN
Page 88
De VAIO-computer gebruiken >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
nN
Als het registreren van een vingerafdruk niet is gelukt, volgt u deze stappen om het nogmaals te proberen.
1Plaats het bovenste gewricht van de vinger plat in het midden van de vingerafdruksensor (1).
2Ga met uw vinger recht over de vingerafdruksensor en scan het bovenste gewricht van de vinger tot aan het topje.
88
Page 89
De VAIO-computer gebruiken >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
!
Zorg er tijdens het vegen voor dat de vinger in contact blijft met de vingerafdruksensor.
Het registreren van vingerafdrukken kan mislukken als u te snel of te langzaam beweegt met de vinger. Wacht ongeveer één seconde om de
vingerafdruksensor in staat te stellen de vingerafdruk te scannen.
Uw vingerafdruk wordt mogelijk niet geregistreerd en/of herkend als uw vinger bijvoorbeeld te droog of te nat, gerimpeld, gewond of vies is.
Registreer meer dan één vingerafdruk in het geval dat de vingerafdruksensor de vingerafdruk niet herkent.
Zorg dat uw vingertopje en de vingerafdruksensor schoon zijn voordat u gaat vegen om de prestaties bij het herkennen te optimaliseren.
89
nN
Page 90
De VAIO-computer gebruiken >
Vingerafdrukverificatie gebruiken
90
nN
Aanmelden bij Windows
Als u de functie voor vingerafdrukverificatie wilt gebruiken in plaats van het invoeren van een Windows-wachtwoord om u aan
te melden bij het systeem, moet u het Windows-wachtwoord instellen en de computer configureren voor
vingerafdrukverificatie. Zie Het wachtwoord instellen (pagina 126) voor informatie over het instellen van het
Windows-wachtwoord.
Aanmelden bij Windows
Ga met de geregistreerde vinger over de sensor wanneer het aanmeldingsvenster van Windows wordt weergegeven. Zie het
Help-bestand van TrueSuite voor meer informatie.
Page 91
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
nN
De TPM gebruiken
De Trusted Platform Module (TPM) is mogelijk geïntegreerd in uw computer en levert basisfuncties voor beveiliging. In
combinatie met de TPM kunt u uw gegevens coderen en decoderen als extra beveiliging tegen onbevoegde toegang.
Sommige functies en opties in dit deel zijn mogelijk niet beschikbaar op uw computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
TPM's, die ook wel beveiligingschips worden genoemd, worden gedefinieerd door de Trusted Computing Group (TCG).
91
Page 92
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
92
nN
Belangrijke opmerking
Opmerkingen bij het coderen van bestanden van het besturingssysteem of programma's
Door bestanden te coderen met het Encrypting File System (EFS) met de TPM die worden gebruikt door uw
besturingssysteem of softwaretoepassingen, wordt het uitvoeren en gebruiken van deze software onmogelijk.
Let om zulke problemen te voorkomen op het volgende voordat u het EFS gebruikt:
❑ Sla gegevens die u wilt coderen op in de volgende locaties:
❑ De map Encrypted Data die met de standaardinstellingen wordt gemaakt tijdens de gebruikersinitialisatie
❑ Een nieuwe gecodeerde map in de map Mijn documenten of de map Documenten onder uw account
❑ De Personal Secure Drive
✍
De Personal Secure Drive is een virtueel station dat wordt gemaakt met de functie Personal Secure Drive. Gegevens die hier worden opgeslagen worden
automatisch gecodeerd.
❑ Wijzig de volgende instellingen op het tabblad Weergave in het venster Mapopties niet. Dit venster wordt weergegeven
door op Map- en zoekopties te klikken in het menu Organiseren van Windows Verkenner.
❑ Verborgen bestanden, mappen of stations niet weergeven
❑ Wijzig wanneer dit niet nodig is de systeemkenmerken van de bestanden niet.
❑ Codeer nooit de map Windows of de map Program Files, inclusief alle bestanden in elke map.
❑ Codeer nooit de map Gebruikers of de accountmappen die erin staan.
Page 93
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
93
nN
Opmerkingen bij het coderen van sleutelbestanden of bestanden in de Personal Secure Drive
Wanneer u bestanden codeert die in de volgende mappen zijn gemaakt bij de initialisatie van uw gebruikersaccount en het
EFS is ingeschakeld, wordt het onmogelijk om de TPM-software te openen en de gecodeerde bestanden te decoderen.
Met de standaardinstellingen kunnen de bestanden in de mappen hieronder niet worden gecodeerd, doordat ze
systeemkenmerken hebben.
Wijzig de systeemkenmerken van de bestanden in de mappen hieronder niet.
!
De volgende mappen zijn standaard verborgen.
❑ Mappen met sleutelbestanden
❑ C:\ProgramData\Infineon
❑ C:\Gebruikers\All Users\Infineon
(C:\Gebruikers\All Users is een snelkoppeling naar C:\ProgramData.)
Opmerkingen bij het coderen van back-upbestanden of andere bestanden
Wanneer u back-upbestanden of token-bestanden voor noodherstel codeert, wordt het onmogelijk uw computersysteem te
herstellen in geval van nood. Wanneer u token-bestanden voor het herstellen van wachtwoorden of geheime bestanden
codeert, kunt u het wachtwoord niet meer herstellen.
De volgende bestanden of mappen mogen niet worden gecodeerd:
✍
Het standaardpad voor onderstaande bestanden of dat wordt weergegeven door op Browse te klikken is Mijn documenten (of Documenten)\Security
Platform of Security Platform op verwisselbare media.
❑ Automatisch back-upbestand
Standaardbestandsnaam: SPSystemBackup.xml of SPSystemBackup_<uw computernaam>.xml
❑ Opslagmap voor automatische back-upbestanden
Mapnaam (vast):
❑ SPSystemBackup (De map wordt gemaakt als de submap voor het bestand SPSystemBackup.xml.)
❑ SPSystemBackup_<uw computernaam> (De map wordt gemaakt als de submap voor het bestand
SPSystemBackup_<uw computernaam>.xml.)
❑ Token-bestand voor noodherstel
Standaardbestandsnaam: SPEmRecToken.xml
❑ Token-bestand voor wachtwoordherstel
Standaardbestandsnaam: SPPwResetToken.xml
❑ Token-bestand voor noodherstel/wachtwoord opnieuw instellen
Als u de geïntegreerde TPM wilt gebruiken, moet u het volgende doen:
1De TPM inschakelen in het scherm BIOS Setup.
2Het Infineon TPM Professional Package installeren.
3De TPM initialiseren en configureren.
U schakelt als volgt de TPM in het scherm BIOS Setup in
1Zet de computer aan en druk herhaaldelijk op de toets F2 totdat het VAIO-logo verdwijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als het scherm niet wordt weergegeven, start u de computer opnieuw op en probeert
u het opnieuw.
2Druk op < of , om het tabblad Security te selecteren, druk vervolgens op M of m om Change TPM State te selecteren
en druk ten slotte op Enter.
3Druk op de toets M of m om Enable te selecteren en druk op Enter.
4Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op Enter.
5Nadat het systeem opnieuw is opgestart, selecteert u Execute in het bevestigingsvenster en drukt u vervolgens op Enter.
✍
U kunt de TPM ook uitschakelen en de TPM-configuratie wissen in het scherm BIOS Setup.
!
Stel voordat u de TPM inschakelt het opstartwachtwoord in ter beveiliging tegen onbevoegde wijziging van de TPM-configuratie.
Als de TPM is ingeschakeld, duurt het langer voordat het VAIO-logo verschijnt. Dit wordt veroorzaakt door beveiligingscontroles tijdens het starten van
de computer.
Houd er rekening mee dat u geen toegang hebt tot via TPM beveiligde gegevens als u de TPM Ownership wist. Zorg dat u een back-up maakt van de
door TPM beveiligde gegevens voordat u de TPM-configuratie wist.
Page 97
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
97
nN
Het Infineon TPM Professional Package installeren
Lees het bestand Readme.txt in de map C:\Infineon\Readme. Dubbelklik vervolgens op setup.exe in de map C:\Infineon
om het pakket te installeren.
Voor installatie van dit pakket hebt u beheerdersrechten nodig op de computer.
!
Tijdens het installeren van het Infineon TPM Professional Package moet u een aantal wachtwoorden instellen. Zonder deze wachtwoorden kunt u geen
via TPM beveiligde gegevens of back-upbestanden herstellen. Schrijf de wachtwoorden op, bewaar ze op een veilige plek en geef ze niet aan anderen.
De TPM initialiseren en configureren
Raadpleeg de documentatie op het scherm voor gedetailleerde informatie. U opent de documentatie door op Start te klikken,
Alle programma's en Infineon Security Platform Solution aan te wijzen en op Help te klikken.
!
Het onderhoud en beheer van gegevens die via TPM's zijn beveiligd, moet op eigen risico worden uitgevoerd. Sony accepteert geen enkele
aansprakelijkheid voor enige defecten die voortvloeien uit uw gegevensonderhoud en -beheer.
Page 98
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
98
nN
BitLocker-stationsversleuteling gebruiken met de TPM
BitLocker-stationsversleuteling is een functie voor gegevensversleuteling die beschikbaar is op modellen met Windows 7
Ultimate of Windows 7 Enterprise. Door BitLocker-stationsversleuteling samen met de TPM in te schakelen, worden alle
gegevens op het ingebouwde opslagapparaat versleuteld.
Voor gedetailleerde informatie over het gebruik en de configuratie van BitLocker-stationsversleuteling raadpleegt
u Windows Help en ondersteuning.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
Opmerkingen over het gebruik van de BitLocker-stationsversleuteling
❑ Initialiseer de TPM met Infineon TPM Professional Package voordat u BitLocker-stationsversleuteling inschakelt. Als
u de versleuteling inschakelt zonder de TPM te initialiseren, wordt er geen TPM-eigenaarswachtwoord gegenereerd en
kunt u Infineon TPM Professional Package niet configureren.
❑ Infineon TPM Professional Package maakt geen reservekopie van een bestand (herstelwachtwoord) voor
BitLocker-stationsversleuteling.
❑ Er moet vooraf een extra BitLocker-systeempartitie worden geconfigureerd. Deze systeempartitie gebruikt 100 MB van
het totale volume van het ingebouwde opslagapparaat.
❑ U moet de TPM in het BIOS-configuratiescherm inschakelen om BitLocker-stationsversleuteling te kunnen gebruiken.
❑ Versleutel geen gegevens op een opslagapparaat (zoals een USB-flashgeheugen) waarop een herstelsleutel is
opgeslagen met BitLocker-stationsversleuteling.
Page 99
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
99
nN
De versleutelde gegevens ontgrendelen met een herstelsleutel die is opgeslagen op een
USB-flashgeheugen
Om de versleutelde gegevens te ontgrendelen met een herstelsleutel die is opgeslagen op een USB-flashgeheugen, heeft
uw systeem toegang nodig tot het USB-flashgeheugen bij het opstarten van de computer. Volg deze stappen om de
opstartvolgorde te configureren in het BIOS-configuratiescherm:
!
U kunt geen USB-apparaten gebruiken als u de USB-poorten uitschakelt in het scherm BIOS Setup. Volg de instructies in Ingebouwde apparaten
uitschakelen (pagina 135) om de poorten in te schakelen.
1Sluit een USB-flashgeheugen aan.
2Zet de computer aan en druk herhaaldelijk op de toets F2 totdat het VAIO-logo verdwijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als het scherm niet wordt weergegeven, start u de computer opnieuw op en probeert
u het opnieuw.
3Druk op < of , om het tabblad Security te selecteren, druk vervolgens op M of m om Change TPM State te selecteren
en druk ten slotte op Enter.
4Druk op de toets M of m om Enable te selecteren en druk op Enter.
5Druk op de toets < of , om Boot te selecteren en selecteer vervolgens Enabled voor External Device Boot.
6Druk op de toets M of m om Boot Priority te selecteren en druk op Enter.
7Druk op F5 of F6 om de opstartvolgorde van de apparaten te wijzigen zodat Internal Hard Disk hoger in de lijst staat dan
External Device.
!
Zet Internal Optical Drive boven aan de lijst om het computersysteem te herstellen met uw Herstelmedia.
8Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op Enter.
9Nadat het systeem opnieuw is opgestart, selecteert u Execute in het bevestigingsvenster en drukt u vervolgens op Enter.
10 Volg de instructies in Windows Help en ondersteuning om BitLocker-stationsversleuteling in te schakelen.
Page 100
De VAIO-computer gebruiken >
De TPM gebruiken
nN
11 Sla het herstelwachtwoord op het USB-flashgeheugen op in het venster voor het opslaan van het herstelwachtwoord.
12 Volg de instructies op het scherm.
De versleuteling begint.
!
Door uw BIOS bij te werken met daartoe bestemde software zoals VAIO Update, worden de BIOS-instellingen teruggezet naar de standaardwaarden.
Voer dan de bovenstaande stappen opnieuw uit.
Het voltooien van het versleutelingsproces duurt enkele uren.
100
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.