Gefeliciteerd met de aankoop van deze Sony VAIO®-computer en welkom bij de Gebruikershandleiding op het scherm.
Sony heeft speerpunttechnologie op het gebied van audio, video, computertechnologie en communicatie gecombineerd en
geïntegreerd in deze uiterst geavanceerde computer.
!
Externe aanzichten die in deze handleiding worden geïllustreerd, kunnen enigszins verschillen van de werkelijke aanzichten van uw computer.
Locatie van specificaties
Mogelijk zijn niet alle voorzieningen, opties en meegeleverde items beschikbaar op uw computer.
Ga naar de website van VAIO-Link op http://www.vaio-link.com
voor meer informatie over de configuratie van uw computer.
Page 5
Voor gebruik >
Meer informatie over uw VAIO-computer
5
nN
Meer informatie over uw VAIO-computer
In dit gedeelte vindt u ondersteuningsinformatie over uw VAIO-computer.
1. Gedrukte documentatie
❑ Handleiding Snel aan de slag: een overzicht van het aansluiten van onderdelen, configuratiegegevens, enzovoort.
❑ Gids systeemherstel en probleemoplossing
❑ Voorschriften, Garantie en Ondersteuning
2. Documentatie op het scherm
❑ Gebruikershandleiding (deze handleiding): de functies van de computer en informatie over veelvoorkomende problemen.
U geeft deze handleiding als volgt op het scherm weer:
1Klik op Start , Alle programma's en VAIO Documentation.
2Open de map voor uw taal.
3Kies de handleiding die u wilt lezen.
Als u handmatig in de gebruikershandleiding wilt zoeken, gaat u naar Computer > VAIO (C:) (uw C-schijf) > Documentatie (Documentation) >
Documentatie (Documentation) en opent u de map voor uw taal.
❑ Windows Help en ondersteuning: een uitgebreide bron voor praktisch advies, zelfstudies en demo's die u leren uw
computer te gebruiken.
Voor toegang tot Windows Help en ondersteuning klikt u op Start en op Help en ondersteuning, of houdt u de
Microsoft Windows-toets ingedrukt en drukt u op F1.
Page 6
Voor gebruik >
Meer informatie over uw VAIO-computer
6
nN
3. Ondersteuningswebsites
Als u een probleem hebt met de computer, vindt u op de website van VAIO-Link op http://www.vaio-link.com instructies voor
probleemoplossing.
Verder zijn de volgende informatiebronnen beschikbaar:
❑ Via de Club VAIO community op http://club-vaio.com
VAIO-gebruikers.
❑ Informatie over producten vindt u op onze website met producten op http://www.vaio.eu/
http://www.sonystyle-europe.com
Zorg dat u het serienummer van uw VAIO-computer bij de hand hebt wanneer u contact opneemt met VAIO-Link.
Het serienummer bevindt zich aan de onderkant, aan de achterkant of in het batterijcompartiment van uw VAIO-computer.
Op de website van VAIO-Link vindt u aanvullende instructies, als u problemen hebt met het vinden van uw serienummer.
.
hebt u de mogelijkheid om vragen te stellen aan andere
of in de online winkel op
Page 7
Voor gebruik >
Ergonomische overwegingen
7
nN
Ergonomische overwegingen
U zult uw computer waarschijnlijk op verschillende plaatsen gebruiken. Indien mogelijk moet u rekening houden met de
volgende ergonomische overwegingen die zowel betrekking hebben op gewone als op draagbare computers:
❑ Positie van de computer: plaats de computer direct voor u. Houd uw onderarmen horizontaal, met uw polsen in een
neutrale, comfortabele positie als u het toetsenbord of aanwijsapparaat gebruikt. Houd uw bovenarmen ontspannen
naast uw bovenlichaam. Pauzeer regelmatig tijdens het gebruik van de computer. Als u te veel met de computer werkt,
kunt u uw ogen, spieren of pezen overbelasten.
❑ Meubilair en houding: gebruik een stoel met een goede rugsteun. Stel de hoogte van de stoel zo in dat uw voeten plat
op de grond staan. Gebruik een voetbankje als u daar comfortabeler mee zit. Neem een ontspannen houding aan, houd
uw rug recht en neig niet te ver naar voren (ronde rug) of naar achteren.
Page 8
Voor gebruik >
Ergonomische overwegingen
8
nN
❑ Gezichtshoek t.o.v. het scherm: kantel het scherm tot u de optimale gezichtshoek vindt. Dit is minder belastend voor
uw ogen en spieren. Stel ook de helderheid van het scherm optimaal in.
❑ Verlichting: zorg ervoor dat zonlicht of kunstlicht niet direct op het scherm valt om reflectie en schittering te vermijden.
Werk met indirecte verlichting om lichtvlekken op het scherm te vermijden. Met de juiste verlichting werkt u niet alleen
comfortabeler, maar ook efficiënter.
❑ Opstelling van een externe monitor: als u een externe monitor gebruikt, plaatst u deze op een comfortabele
gezichtsafstand. Plaats het scherm op ooghoogte of iets lager als u vlak voor de monitor zit.
Page 9
Aan de slag >
Aan de slag
In dit deel wordt beschreven hoe u aan de slag kunt met de VAIO-computer.
❑ De besturingselementen en poorten (pagina 10)
❑ De lampjes (pagina 16)
❑ Een stroombron aansluiten (pagina 17)
❑ De batterij gebruiken (pagina 19)
❑ De computer veilig uitschakelen (pagina 26)
❑ Energiebesparingsstanden gebruiken (pagina 27)
❑ Uw computer bijwerken (pagina 30)
9
nN
Page 10
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
De besturingselementen en poorten
Bekijk de besturingselementen en poorten op de volgende pagina's.
!
Het uiterlijk van uw computer zoals dit in deze handleiding wordt geïllustreerd, kan verschillen van het werkelijke uiterlijk van uw computer vanwege
verschillen in de specificaties. Het kan ook per land of regio verschillen.
10
nN
Page 11
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
Voorzijde
nN
A Ingebouwde microfoon (mono)
B Lampje voor ingebouwde MOTION EYE-camera (pagina 16)
C Ingebouwde MOTION EYE-camera (pagina 39)
D LCD-scherm (pagina 113)
E Ingebouwde luidsprekers (stereo)
F Numeriek toetsenblok
Hiermee typt u cijfers of voert u de meestgebruikte wiskundige
berekeningen uit.
G Toetsenbord (pagina 32)
H Linkerknop (pagina 34)
I Rechterknop (pagina 34)
J Touchpad (pagina 34)
K Hoofdtelefoonconnector (pagina 75)
L Microfoonconnector (pagina 84)
*Alleen op bepaalde modellen.
*
11
Page 12
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
nN
A Num lock-lampje (pagina 16)
B Caps lock-lampje (pagina 16)
C Scroll lock-lampje (pagina 16)
D ASSIST-knop (pagina 36)
E WEB-knop (pagina 36)
F VAIO-knop (pagina 36)
G Aan/uit-knop / Aan/uit-lampje (pagina 16)
H Memory Stick Duo-sleuf
I Lampje voor mediatoegang (pagina 16)
J Sleuf voor SD-geheugenkaart (pagina 57)
K WIRELESS-schakelaar (pagina 63), (pagina 68)
L WIRELESS-lampje (pagina 16)
M Batterijlampje (pagina 16)
N Lampje voor schijfstation (pagina 16)
*Uw computer ondersteunt alleen Memory Sticks in het Duo-formaat.
*
(pagina 47)
12
Page 13
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
Rechterzijde
13
nN
A USB-poorten
B Optisch station (pagina 40)
C Uitwerpknop voor station (pagina 40)
D Opening voor handmatig uitwerpen (pagina 144)
E Beveiligingssleuf
*Compatibel met de USB 2.0-standaard en onde rsteuning voor hoge/volle/lage
snelheid.
*
(pagina 85)
Page 14
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
Linkerzijde
14
nN
A DC IN-poort (pagina 17)
B Netwerkpoort (LAN) (pagina 62)
C Ventilatieopening
D Monitorpoort (pagina 77)
E HDMI-uitgangspoort (pagina 79)
F eSATA/USB-poort
Sluit een extern apparaat aan dat compatibel is met de eSATA- of
USB-standaard.
*
G ExpressCard/34-sleuf (pagina 54)
*Compatibel met de USB 2.0-standaard en onde rsteuning voor hoge/volle/lage
snelheid.
!
Opmerkingen over het gebruik van de eSATA-/USB-poort:
- Een eSATA-apparaat en een USB-apparaat kunnen niet tegelijkertijd op de poort
zijn aangesloten.
- Mogelijk herkent de computer het USB-apparaat niet vanwege de vorm van de
apparaatconnector. Gebruik in dat geval een van de speciale USB-poorten.
- Wanneer u de verbinding met een eSATA-apparaat verbreekt, dubbelklikt u op
het pictogram Hardware veilig verwijderenen media uitwerpen op de taakbalk
en selecteert u het apparaat voordat u het verwijdert.
- De poort biedt geen ondersteuning voor een eSATA-poortmultiplier.
Page 15
Aan de slag >
De besturingselementen en poorten
Achter/onderzijde
A Ventilatieopeningen
B Kapje van geheugenmodulecompartiment (pagina 100)
C Batterijconnector
15
nN
Page 16
Aan de slag >
De lampjes
De lampjes
Uw computer is voorzien van de volgende lampjes:
LampjeFuncties
Aan/uit 1Brandt groen als de computer is ingeschakeld, knippert langzaam oranje als de computer in de slaapstand is
Batterijlading
Ingebouwde MOTION EYE-cameraBrandt als de ingebouwde camera in gebruik is.
MediatoegangBrandt terwijl gegevens worden gelezen van een geheugenkaar t, zoals een Memory Stick of een
Schijfstation
Num lock
Caps lock
Scroll lock
WIRELESSBrandt als een of meer draadloze opties zijn ingeschakeld.
gezet en gaat uit als de computer wordt uitgeschakeld of in de sluimerstand is gezet.
Brandt als de batterij wordt opgeladen. Zie De batterij opladen (pagina 22) voor meer informatie.
SD-geheugenkaart. (Zet de computer niet in de slaapstand of schakel de computer niet uit wanneer dit lampje
brandt.) Als het lampje niet brandt, wordt de geheugenkaart niet gebruikt.
Brandt als gegevens worden gelezen van het ingebouwde opslagapparaat of het optische station. Zet de computer
niet in de slaapstand of schakel de computer niet uit wanneer dit lampje brandt.
Druk op de toets Num Lk om het numerieke toetsenblok in te schakelen. Druk er nogmaals op om het numerieke
toetsenblok uit te schakelen. Als het lampje niet brandt, is het numerieke toetsenblok uitgeschakeld.
Druk op de toets Caps Lock als u hoofdletters wilt typen. Letters worden als kleine letters weergegeven als u
op de toets Shift drukt terwijl het lampje brandt. Druk nogmaals op de toets om het lampje uit te schakelen.
U kunt weer normaal typen als het lampje Caps lock niet meer brandt.
Druk op de toetsen Fn+Scr Lk om het bladeren op het scherm te wijzigen. U kunt weer normaal bladeren als
het lampje Scroll lock niet meer brandt. De functies van de toets Scr Lk kunnen verschillen, afhankelijk van het
gebruikte programma. De toets werkt niet in alle programma's.
16
nN
Page 17
Aan de slag >
Een stroombron aansluiten
17
nN
Een stroombron aansluiten
De computer kan werken op netstroom (via een netadapter) of op een oplaadbare batterij.
De netadapter gebruiken
Wanneer de computer rechtstreeks op een netspanningsbron is aangesloten en er een batterij is geplaatst, wordt netspanning
gebruikt.
Gebruik alleen de meegeleverde netadapter voor uw computer.
De netadapter gebruiken
1Steek het ene uiteinde van het netsnoer (1) in de netadapter (3).
2Steek het andere uiteinde van het netsnoer in een stopcontact (2).
3Sluit de kabel van de netadapter (3) aan op de DC IN-poort (4) van de computer.
!
De vorm van de netadapterconnector kan variëren, afhankelijk van de netadapter.
Page 18
Aan de slag >
Een stroombron aansluiten
Als u de netstroom naar de computer volledig wilt verbreken, koppelt u de netadapter los van het stopcontact.
Zorg ervoor dat het stopcontact gemakkelijk toegankelijk is.
Als u de computer langere tijd niet gaat gebruiken, zet u de computer in de sluimerstand. Zie De sluimerstand gebruiken (pagina 29).
18
nN
Page 19
Aan de slag >
De batterij gebruiken
De batterij gebruiken
De batterij die bij uw computer wordt geleverd, is niet volledig opgeladen op het moment van de levering.
De batterij plaatsen/verwijderen
De batterij plaatsen
1Schakel de computer uit en sluit het LCD-scherm.
2Schuif het vergrendelingslipje LOCK voor de batterij (1) naar de ontgrendelstand.
19
nN
Page 20
Aan de slag >
De batterij gebruiken
20
nN
3Schuif de batterij diagonaal in het batterijcompartiment tot de uitsteeksels (2) aan beide kanten van het batterijcompartiment
in de U-vormige uitsparingen (3) aan beide kanten van de batterij vastzitten.
4Duw de batterij omlaag in het compartiment totdat deze op zijn plaats klikt.
5Schuif het vergrendelingslipje LOCK naar de stand LOCK om de batterij in de computer vast te zetten.
Page 21
Aan de slag >
De batterij gebruiken
21
nN
De batterij verwijderen
!
U kunt gegevens verliezen als u de batterij verwijdert wanneer de computer is ingeschakeld en niet op de netspanning is aangesloten, of wanneer u de
batterij verwijdert als de computer in de slaapstand is gezet.
1Schakel de computer uit en sluit het LCD-scherm.
2Schuif het vergrendelingslipje LOCK voor de batterij (1) naar de ontgrendelstand.
3Schuif de RELEASE-pal voor de batterij (2) en houd deze vast, plaats een vingertop onder het lipje (3) op de batterij en
til de batterij in de richting van de pijl. Schuif de batterij vervolgens uit de computer.
!
Sommige oplaadbare batterijen voldoen niet aan de kwaliteits- en veiligheidsstandaarden van Sony. Om veiligheidsredenen werkt deze computer alleen
met originele Sony-batterijen die voor dit model zijn ontworpen. Als u een niet-goedgekeurde batterij plaatst, wordt de batterij niet opgeladen en werkt
de computer niet.
Page 22
Aan de slag >
De batterij gebruiken
De batterij opladen
De batterij die bij uw computer wordt geleverd, is niet volledig opgeladen op het moment van de levering.
De batterij opladen
1Plaats de batterij.
2Sluit de computer met de netadapter aan op een stopcontact.
Het batterijlampje brandt als de batterij wordt opgeladen. Wanneer de batterijlading bijna het opgegeven maximale
percentage heeft bereikt, gaat het batterijlampje uit.
BatterijlampjeBetekenis
Brandt oranjeDe batterij wordt opgeladen.
Knippert samen met het groene aan/uit-lampje De batterij is bijna leeg. (Normale stand)
Knippert samen met het oranje aan/uit-lampje De batterij is bijna leeg. (Slaapstand)
Is oranje en knippert snelEr is een batterijstoring opgetreden vanwege een defecte
of niet goed vergrendelde batterij.
!
Laad de batterij vanaf de eerste keer op zoals is beschreven in deze handleiding.
22
nN
Page 23
Aan de slag >
De batterij gebruiken
Laat de batterij in de computer zitten als deze rechtstreeks op een netspanningsbron is aangesloten. De batterij wordt verder opgeladen terwijl u de
computer gebruikt.
Als de batterijlading bijna op is en de batterij- en stroomlampjes knipperen, moet u de netadapter aansluiten zodat de batterij weer kan worden opgeladen
of de computer uitschakelen en een volledig opgeladen batterij plaatsen.
Uw computer wordt geleverd met een oplaadbare lithium-ionbatterij. Het opladen van een gedeeltelijk ontladen batterij heeft geen invloed op de levensduur
van de batterij.
Tijdens het gebruik van sommige toepassingen of randapparaten is het mogelijk dat de computer niet overschakelt op de sluimerstand, zelfs niet als
de batterij bijna leeg is. Om te vermijden dat u gegevens verliest wanneer de computer op batterijstroom werkt, moet u uw gegevens geregeld opslaan
en handmatig een energiebeheerstand activeren, bijvoorbeeld de slaap- of sluimerstand.
Als de batterij leeg raakt terwijl de computer in de slaapstand staat, verliest u alle gegevens die nog niet zijn opgeslagen. Het is niet mogelijk terug te
keren naar de voorgaande werksituatie. Om te vermijden dat u gegevens verliest, moet u uw gegevens geregeld opslaan.
23
nN
Page 24
Aan de slag >
De batterij gebruiken
24
nN
De oplaadcapaciteit van de batterij controleren
De oplaadcapaciteit van de batterij neemt langzamerhand af, als de batterij vaker wordt opgeladen of als de batterij al langer
in gebruik is. Voor een optimaal profijt van de batterij controleert u de laadcapaciteit van de batterij en wijzigt u de instellingen
van de batterij.
De oplaadcapaciteit van de batterij controleren
1Klik op Start, Alle programma's en VAIO Control Center.
2Klik op Energiebeheer (Power Management) en Batterij (Battery).
U kunt ook de batterijbeheerfunctie inschakelen om de levensduur van de accu te verlengen.
Page 25
Aan de slag >
De batterij gebruiken
25
nN
De levensduur van de batterij verlengen
Als de computer op batterijstroom werkt, kunt u de levensduur van de batterij verlengen met de volgende methoden.
❑ Verminder de helderheid van uw computerscherm.
❑ Gebruik de energiebesparingsstand. Zie Energiebesparingsstanden gebruiken (pagina 27) voor meer informatie.
❑ Wijzig de instellingen voor energiebesparing bij Energiebeheer. Zie VAIO Energiebeheer gebruiken (pagina 97) voor
meer informatie.
❑ Stel de wallpaper in bij Een energiebesparende wallpaper instellen (Long Battery Life Wallpaper Setting) in het VAIO
Control Center als de achtergrond voor uw bureablad.
Page 26
Aan de slag >
De computer veilig uitschakelen
26
nN
De computer veilig uitschakelen
Zorg ervoor dat u de computer op de juiste manier afsluit om te vermijden dat u gegevens verliest, zoals hieronder wordt
beschreven.
De computer afsluiten
1Schakel alle op de computer aangesloten randapparaten uit.
2Klik op Start en op Afsluiten.
3Antwoord op alle waarschuwingen om documenten op te slaan of rekening te houden met andere gebruikers en wacht
tot de computer is uitgeschakeld.
Het stroomlampje gaat uit.
Page 27
Aan de slag >
Energiebesparingsstanden gebruiken
nN
Energiebesparingsstanden gebruiken
Via de instellingen voor energiebeheer kunt u ervoor zorgen dat de batterij minder snel leeg raakt. Naast de normale
werkingsmodus heeft de computer twee andere energiebesparingsstanden waaruit u kunt kiezen: slaap- en sluimerstand.
!
Als u de computer langere tijd niet gaat gebruiken terwijl deze is losgekoppeld van de netspanningsbron, zet u de computer in de sluimerstand of
schakelt u de computer uit.
Als de batterij leeg raakt terwijl de computer in de slaapstand staat, verliest u alle gegevens die nog niet zijn opgeslagen. Het is niet mogelijk terug te
keren naar de voorgaande werksituatie. Om te vermijden dat u gegevens verliest, moet u uw gegevens geregeld opslaan.
StandBeschrijving
Normale standDit is de normale toestand als de computer in gebruik is. Als de computer in deze stand staat, brandt het groene
stroomlampje.
SlaapstandIn de slaapstand wordt het LCD-scherm uitgeschakeld en worden de ingebouwde opslagapparatuur en de CPU
ingesteld op laag energieverbruik. Als de computer in deze stand staat, knippert het oranje stroomlampje langzaam.
De computer verlaat de slaapstand sneller dan de sluimerstand. In de slaapstand verbruikt de computer echter
meer stroom dan in de sluimerstand.
SluimerstandAls de computer in de sluimerstand staat, wordt de toestand van het systeem opgeslagen in de ingebouwde
opslagapparatuur en wordt de stroom uitgeschakeld. Zelfs als de batterij leeg raakt, zullen er geen gegevens
verloren gaan. Als de computer in deze stand staat, brandt het aan/uit-lampje niet.
27
Page 28
Aan de slag >
Energiebesparingsstanden gebruiken
Slaapstand gebruiken
De slaapstand activeren
Klik op Start, de pijl naast de knop Afsluiten en op Slaapstand.
Terugkeren naar de normale stand
❑ Druk op een willekeurige toets.
❑ Druk op de aan/uit-knop van uw computer.
!
Als u de aan/uit-knop langer dan vier seconden ingedrukt houdt, wordt de computer automatisch uitgeschakeld. Alle nog niet opgeslagen gegevens
gaan hierbij verloren.
28
nN
Page 29
Aan de slag >
Energiebesparingsstanden gebruiken
De sluimerstand gebruiken
De sluimerstand activeren
Druk op Fn+F12.
U kunt ook klikken op Start, op de pijl naast de knop Afsluiten en op Sluimerstand.
!
Verplaats de computer niet tot het stroomlampje uitgaat.
Terugkeren naar de normale stand
Druk op de aan/uit-knop.
!
Als u de aan/uit-knop langer dan vier seconden ingedrukt houdt, wordt de computer automatisch uitgeschakeld.
29
nN
Page 30
Aan de slag >
Uw computer bijwerken
30
nN
Uw computer bijwerken
Installeer updates voor de volgende softwaretoepassingen op uw VAIO-computer, zodat de computer efficiënter en veiliger
werkt.
Via de functie VAIO Update ontvangt u automatisch een melding als er op internet nieuwe updates beschikbaar zijn voor het
verbeteren van de werking van uw computer. Met deze functie kunt u de updates downloaden en op de computer installeren.
❑ Windows Update
Klik op Start, Alle programma's en Windows Update, en volg de instructies op het scherm.
❑ VAIO Update 5
Klik op Start, Alle programma's en VAIO Update 5, en volg de instructies op het scherm.
!
Uw computer moet verbinding hebben met het internet voordat u updates kunt downloaden.
Page 31
De VAIO-computer gebruiken >
De VAIO-computer gebruiken
In dit deel wordt beschreven hoe u optimaal kunt gebruikmaken van alle mogelijkheden van de VAIO-computer.
❑ Het toetsenbord gebruiken (pagina 32)
❑ Het touchpad gebruiken (pagina 34)
❑ De knoppen voor speciale functies gebruiken (pagina 36)
❑ De functie Snelle webtoegang gebruiken (pagina 37)
❑ De ingebouwde camera gebruiken (pagina 39)
❑ Het optische station gebruiken (pagina 40)
❑ De Memory Stick gebruiken (pagina 47)
❑ Andere modules/geheugenkaarten gebruiken (pagina 54)
❑ Het internet gebruiken (pagina 61)
❑ Het netwerk (LAN) gebruiken (pagina 62)
❑ Het draadloze LAN gebruiken (pagina 63)
❑ De Bluetooth-functie gebruiken (pagina 68)
31
nN
Page 32
De VAIO-computer gebruiken >
Het toetsenbord gebruiken
Het toetsenbord gebruiken
Het toetsenbord is voorzien van extra toetsen waarmee u specifieke taken voor een bepaald model kunt uitvoeren.
Combinaties en functies met de Fn-toets
Sommige toetsenbordfuncties kunnen pas worden gebruikt wanneer het besturingssysteem volledig is opgestart.
Combinaties/FunctieFunctie
Fn + % (F2): dempenHiermee worden de ingebouwde luidsprekers of de hoofdtelefoon in- en uitgeschakeld.
Fn + 2 (F3/F4): volumeregelingHiermee wijzigt u het volumeniveau.
Om het volume te verhogen, houdt u de toetsen Fn+F4 ingedrukt, of drukt u op de toetsen Fn+F4 en
vervolgens op de toets M of ,.
Om het volume te verlagen, houdt u de toetsen Fn+F3 ingedrukt, of drukt u op de toetsen Fn+F3 en
vervolgens op de toets m of <.
Fn + 8 (F5/F6): helderheidsregelingHiermee wijzigt u de helderheid van uw computerscherm.
Om de lichtintensiteit te verhogen, houdt u de toetsen Fn+F6 ingedrukt, of drukt u op de toetsen Fn+F6 en
vervolgens op de toets M of ,.
Om de lichtintensiteit te verlagen, houdt u de toetsen Fn+F5 ingedrukt, of drukt u op de toetsen Fn+F5 en
vervolgens op de toets m of <.
Fn + /T (F7): schermuitvoer
Hiermee wisselt u af tussen schermuitvoer naar het computerscherm, een extern beeldscherm, gelijktijdige
uitvoer naar beide en meerdere beeldschermen die dienst doen als één bureaublad. Druk op Enter om de
schermuitvoer te selecteren.
!
Als u een monitorkabel loskoppelt van de computer terwijl een extern beeldscherm is geselecteerd als bestemming voor
de schermuitvoer, gaat het scherm uit. Druk in dit geval tweemaal op F7 terwijl u de toets Fn ingedrukt houdt en druk
vervolgens op Enter om de schermuitvoer naar het computerscherm te verplaatsen.
32
nN
Mogelijk worden meerdere beeldschermen niet ondersteund. Dit is afhankelijk van het besturingssysteem van de computer.
Page 33
De VAIO-computer gebruiken >
Het toetsenbord gebruiken
Combinaties/FunctieFunctie
Fn + /(F9/F10): in- en uitzoomen
Fn + (F12): sluimerstand
33
nN
Wijzigt de weergavegrootte van een afbeelding of document in bepaalde software.
Als u de weergave wilt verkleinen en de afstand tot de inhoud wilt vergroten (uitzoomen), drukt u op de
toetsen Fn+F9.
Als u de weergave wilt vergroten en de afstand tot de inhoud wilt verkleinen (inzoomen), drukt u op de
toetsen Fn+F10.
Raadpleeg het Help-bestand dat bij VAIO Control Center wordt geleverd voor meer informatie.
In deze stand verbruikt de notebook de minste stroom. Als u deze opdracht uitvoert, wordt de status van het
systeem en de aangesloten randapparaten opgeslagen op het ingebouwde opslagapparaat en wordt de
systeemstroom uitgeschakeld. Om terug te keren naar de oorspronkelijke status van het systeem, schakelt
u de stroom in met de aan/uit-knop.
Zie Energiebesparingsstanden gebruiken (pagina 27) voor meer informatie over energiebeheer.
Page 34
De VAIO-computer gebruiken >
Het touchpad gebruiken
34
nN
Het touchpad gebruiken
U kunt objecten op het scherm aanwijzen, selecteren en slepen, en u kunt door een lijst met items bladeren met behulp van
het touchpad.
ActieBeschrijving
AanwijzenSchuif uw vinger over het touchpad (1) om de aanwijzer (2) op een item of object te plaatsen.
KlikkenDruk één keer op de linkerknop (3).
DubbelklikkenDruk twee keer achtereen op de linkerknop.
Klikken met de
rechtermuisknop
SlepenSchuif uw vinger over het touchpad terwijl u de linkerknop ingedrukt houdt.
BladerenSchuif uw vinger langs de rechterkant van het touchpad om verticaal te bladeren. Schuif uw vinger langs de onderkant om
Snel bewegenSchuif met twee vingers naast elkaar in een snelle beweging over op het touchpad. In webbrowsers of fotoviewers schuift u
KnijpbewegingIn sommige softwaretoepassingen kunt u met twee vingers een knijpbeweging maken op het touchpad om te zoomen.
Druk één keer op de rechterknop (4). In veel toepassingen verschijnt in dit geval een contextgevoelig snelmenu (indien
aanwezig).
horizontaal te bladeren. Als u bent begonnen met verticaal of horizontaal bladeren, kunt u uw vinger in cirkels over het
touchpad bewegen zonder uw vinger van het touchpad te halen (de scrollfunctie is alleen beschikbaar in toepassingen die
de scrollfunctie voor het touchpad ondersteunen).
naar links om terug te gaan en naar rechts om verder te gaan.
Knijp uw vingers van elkaar om in te zoomen en knijp uw vingers naar elkaar om uit te zoomen.
Page 35
De VAIO-computer gebruiken >
Het touchpad gebruiken
U kunt het touchpad in- of uitschakelen terwijl een muis is aangesloten op de computer. Als u de instellingen voor het touchpad wilt wijzigen, gebruikt
u VAIO Control Center.
!
Sluit een muis aan voordat u het touchpad uitschakelt. Als u dit niet doet, kunt u alleen het toetsenbord gebruiken voor aanwijsacties.
35
nN
Page 36
De VAIO-computer gebruiken >
De knoppen voor speciale functies gebruiken
De knoppen voor speciale functies gebruiken
De computer is uitgerust met speciale knoppen, waarmee u specifieke functies van de computer kunt gebruiken.
Knop met speciale functieFuncties
ASSIST-knop
WEB-knop
VAI O-knop
Start VAIO Care als de computer in de normale stand of de slaapstand staat.
Als de computer uit of in de sluimerstand staat, start u met de knop ASSIST het VAIO Herstelcentrum (VAIO
Recovery Center).
Als de computer in de normale modus staat, start u met de WEB-knop de webbrowser die standaard aan de
knop is toegewezen.
Als de computer is uitgeschakeld, activeert u met de WEB-knop de functie Snelle webtoegang en wordt de
webbrowser gestart die bij deze functie wordt gebruikt. Zie De functie Snelle webtoegang gebruiken
(pagina 37) voor meer informatie.
!
De WEB-knop werkt niet als de computer in de slaap- of sluimerstand staat.
Start de Media Gallery of schakelt het volume in of uit, afhankelijk van het model.
36
nN
Page 37
De VAIO-computer gebruiken >
De functie Snelle webtoegang gebruiken
nN
De functie Snelle webtoegang gebruiken
Met de functie Snelle wegtoegang krijgt u meteen toegang tot internet zonder dat u eerst het Windows-besturingsysteem
moet starten.
De functie Snelle webtoegang activeren
Zet de computer uit om de functie Snelle webtoegang te activeren.
De functie Snelle webtoegang activeren
1Druk op de WEB-knop op de computer.
2Volg de instructies in de wizard voor de eerste installatie.
Nadat u deze eerste installatie hebt voltooid, kunt u de volgende keer door op de WEB-knop te drukken de webbrowser
starten die aan de functie Snelle webtoegang is toegewezen.
De functie Snelle webtoegang afsluiten
!
Als u het Windows-besturingssysteem wilt starten, moet u eerst de functie Snelle webtoegang sluiten.
Voer een van de volgende handelingen uit als u de functie Snelle webtoegang wilt sluiten:
❑ Klik op het pictogram in de linkerbenedenhoek van het scherm.
❑ Druk op de WEB-knop.
❑ Druk op de aan/uit-knop van uw computer.
37
Voor meer informatie over het gebruik of restricties voor de functie Snelle webtoegang klikt u op het pictogram in de
rechterbenedenhoek van het scherm.
Page 38
De VAIO-computer gebruiken >
De functie Snelle webtoegang gebruiken
38
nN
Opmerkingen over de functie Snelle webtoegang
Als de functie Snelle webtoegang is geactiveerd, zijn de volgende voorzieningen niet beschikbaar:
❑ alle functietoetsen, met uitzondering van F2, F3 en F4, in combinatie met de Fn-toets voor sneltoetsen.
❑ de toets Scr Lk in combinatie met de Fn-toets voor een sneltoets.
❑ alle poorten en connectors behalve de DC IN-poort, de netwerkpoort (LAN), de USB-poorten en de hoofdtelefoonconnector.
❑ de Memory Stick Duo-sleuf, de SD-geheugenkaartsleuf en de ExpressCard-sleuf.
Page 39
De VAIO-computer gebruiken >
De ingebouwde camera gebruiken
De ingebouwde camera gebruiken
Uw computer is uitgerust met een ingebouwde MOTION EYE-camera.
Met behulp van de vooraf geïnstalleerde software voor het vastleggen van beelden kunt u het volgende doen:
❑ Stilstaande beelden en films vastleggen
❑ Bewegingen van voorwerpen detecteren en vastleggen voor bewakingsdoeleinden
❑ Vastgelegde gegevens bewerken
Als u de computer inschakelt, wordt de ingebouwde camera geactiveerd.
Als u over de juiste software beschikt, kunt u de computer gebruiken voor videovergaderingen.
!
Als u software voor expresberichten of videobewerkingssoftware start of afsluit, wordt de ingebouwde camera niet in- of uitgeschakeld.
Zet de computer nooit in de slaap- of sluimerstand als u de ingebouwde camera gebruikt.
De vooraf geïnstalleerde software voor het vastleggen van beelden gebruiken
1Klik op Start, Alle programma's, ArcSoft WebCam Companion 3 en WebCam Companion 3.
2Klik op het gewenste pictogram in het hoofdvenster.
Voor gedetailleerde informatie over het gebruik van de software raadpleegt u het Help-bestand dat bij de software wordt
geleverd.
39
nN
Wanneer u een beeld vastlegt of een film opneemt in een donkere ruimte, klikt u in het hoofdvenster op het pictogram Vastleggen (Capture), klikt u op
het pictogram WebCam Instellingen (WebCam Settings) en selecteert u de optie voor weinig licht of compensatie voor weinig licht in het
eigenschappenvenster.
Page 40
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
Het optische station gebruiken
De computer is uitgerust met een optisch station.
Mogelijk zijn niet alle voorzieningen en opties uit dit gedeelte beschikbaar op uw computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
Een schijf plaatsen
1Zet de computer aan.
2Druk op de uitwerpknop (1) om het station te openen.
De lade schuift uit het station.
40
nN
Page 41
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
41
nN
3Plaats een schijf met het label naar boven in het midden van de lade van het station en druk de schijf voorzichtig omlaag
totdat deze vastklikt.
!
Oefen geen druk uit op de lade van het station. Houd de onderkant van de lade van het station vast bij het plaatsen van een schijf in de lade of het
verwijderen van een schijf uit de lade.
4Sluit de lade van het station door deze voorzichtig in het station te duwen.
!
Verwijder de optische schijf niet als de computer in een energiebesparingsstand staat (slaap- of sluimerstand). Keer terug naar de normale modus
voordat u de schijf verwijdert.
Page 42
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
42
nN
Ondersteunde schijfmedia
Met de computer kunt u CD's, DVD's en Blu-ray Discs™ afspelen en opnemen, afhankelijk van het model dat u hebt gekocht.
Raadpleeg de onderstaande referentietabel voor de media die door de verschillende optische schijfstations worden ondersteund.
AB: afspeelbaar en beschrijfbaar
A: afspeelbaar maar niet beschrijfbaar
–: niet afspeelbaar of niet beschrijfbaar
CD-
Video-CDMuziek-CDCD
ROM
Extra
CD-R/RWDVD-
ROM
DVD-
DVD-R/RWDVD+R/RWDVD+R DL
Video
(Double
Layer)
DVD ±RW/
AA A A
±R DL/RAM
Blu-ray DiscAAAA
Blu-ray Disc-
AA A A
combinatiestation
*1
Het DVD±RW/RAM-schijfstation in de computer ondersteunt de DVD-RAM-cassette niet. Gebruik schijven zonder cassette of schijven met een verwijderbare cassette.
*2
Schrijven van gegevens op enkelzijdige DVD-RAM-schijven (2,6 GB) die compatibel zijn met DVD-RAM-versie 1.0 wordt niet ondersteund.
*5
AAABABABABAB––
AB
*5
AAABABABABABA
AB
*5
AAABABABABABAA
AB
DVD-R DL
(Dual
Layer)
DVD-
RAM
*1 *2
BDROM
BD-R/RE
AB
DVD-RAM-versie 2.2/12X-SPEED DVD-RAM-versie 5.0 wordt niet ondersteund.
*3
Het Blu-ray Disc-station van uw computer ondersteunt geen BD-RE Discs versie 1.0 en Blu-ray Discs met cassette.
*4
Ondersteuning voor schrijven van gegevens op BD-R Part1 versie 1.1/1.2/1.3-schijven (single-layer-schijven met een capaciteit van 25 GB, dual-layer-schijven met
een capaciteit van 50 GB) en BD-RE Part1 versie 2.1-schijven (single-layer-schijven met een capaciteit van 25 GB, dual-layer-schijven met een capaciteit van 50 GB).
*5
Het schrijven van gegevens op Ultra Speed CD-RW-schijven wordt niet ondersteund.
*3
*4
Page 43
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
!
Deze eenheid is ontworpen om schijven af te spelen die voldoen aan de CD-standaardspecificaties (Compact Disc). DualDiscs en bepaalde muziekschijven
die zijn gecodeerd met auteursrechtbeschermingstechnologieën voldoen niet aan de CD-standaard. Daarom zijn deze schijven mogelijk niet compatibel
met deze eenheid.
Bij het aanschaffen van voorbespeelde of lege schijven voor gebruik in uw VAIO-computer moet u eerst aandachtig de opmerkingen op de verpakking
van de schijven lezen om te zien of u de schijven in het optische station van de computer kunt gebruiken voor afspelen en opnemen. Sony geeft GEEN
garanties voor de compatibiliteit van VAIO optische stations met schijven die niet voldoen aan de officiële 'CD'-, 'DVD'- of 'Blu-ray Disc'-standaard. HET
GEBRUIK VAN INCOMPATIBELE SCHIJVEN KAN LEIDEN TOT ONHERSTELBARE SCHADE AAN UW VAIO PC, SOFTWARECONFLICTEN VEROORZAKEN
OF ERVOOR ZORGEN DAT HET SYSTEEM VASTLOOPT.
Neem voor vragen over schijfindelingen contact op met de uitgever van de vooraf opgenomen schijf of de leveranciers van de beschrijfbare schijf.
Het schrijven op 8cm-schijven wordt niet ondersteund.
!
Als u Blu-ray Discs met beveiliging van het auteursrecht continu wilt afspelen, moet u de AACS-sleutel bijwerken. Hiervoor hebt u internettoegang nodig.
Net als bij andere optische apparaten kunnen de omstandigheden de compatibiliteit beperken of het afspelen van Blu-ray Discs onmogelijk maken.
VAIO-computers bieden mogelijk geen ondersteuning voor het afspelen van films op voorverpakte media in AVC- of VC1-indeling met hoge bitsnelheden.
Voor bepaalde DVD- en BD-ROM Disc-inhoud zijn regio-instellingen vereist. Als de regio-instelling van het optische station niet overeenkomt met de
regio van de schijf, kan de schijf niet worden afgespeeld.
43
nN
U kunt de inhoud van Blu-ray Discs met beveiliging van het auteursrecht alleen afspelen of weergeven als uw externe scherm voldoet aan de
HDCP-norm (High-bandwidth Digital Content Protection).
Bepaalde inhoud kan de video-uitvoer beperken tot standaarddefinitie of de uitvoer van analoge video onmogelijk maken. Wanneer u videosignalen
uitvoert via digitale verbindingen als een HDMI- of een DVI-verbinding, wordt het ten zeerste aanbevolen een digitale HDCP-omgeving te gebruiken voor
optimale compatibiliteit en weergavekwaliteit.
Sluit alle geheugenresidente hulpsoftware af voordat een schijf wordt afgespeeld of beschreven aangezien de computer dan mogelijk niet correct werkt.
Page 44
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
44
nN
Opmerkingen over het gebruik van het optische station
Opmerkingen over het schrijven van gegevens op een schijf
❑ Gebruik alleen ronde schijven. Gebruik geen schijven met een andere vorm (ster, hart, kaart, enz.) omdat deze het optische
station kunnen beschadigen.
❑ De computer mag niet worden blootgesteld aan schokken wanneer een schijf wordt beschreven door het optische station.
❑ Het netsnoer of de netadapter mag niet worden aangesloten of losgekoppeld wanneer een schijf wordt beschreven door
het optische station.
Opmerkingen over het afspelen van schijven
Voor optimale prestaties bij het afspelen van schijven volgt u de volgende aanbevelingen:
❑ Sommige CD-spelers en optische stations van computers kunnen mogelijk geen audio-CD's afspelen die zijn gemaakt
met CD-R- of CD-RW-schijven.
❑ Sommige DVD-spelers en optische stations van computers kunnen mogelijk geen DVD's afspelen die zijn gemaakt met
DVD+R DL-, DVD-R DL-, DVD+R-, DVD+RW-, DVD-R-, DVD-RW- of DVD-RAM-schijven.
❑ Mogelijk kunt u bepaalde inhoud van Blu-ray Discs niet op uw computer afspelen of wordt de computer instabiel tijdens
het afspelen van Blu-ray Discs. Als u de inhoud wilt afspelen, moet u VAIO Update gebruiken om de meest recente updates
voor WinDVD BD te downloaden en te installeren.
Voor informatie over het gebruik van VAIO Update raadpleegt u Uw computer bijwerken (pagina 30).
❑ Afhankelijk van de systeemomgeving treden mogelijk onderbrekingen op in het geluid en/of gaan frames verloren tijdens
het afspelen van AVC HD.
❑ Zet de computer niet in een energiebesparingsstand terwijl u op de computer een schijf afspeelt.
Page 45
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
45
nN
Opmerkingen over regiocodes
❑ Op de schijf of de verpakking staat een regiocode vermeld om aan te geven in welke regio en op welk type speler u de
schijf kunt afspelen. Tenzij de regiocode '2' (Europa behoort tot regio '2'), '5' (Rusland behoort tot regio '5') of 'all' (dit
betekent dat u de schijf bijna overal ter wereld kunt afspelen) vermeld staat, kunt u de schijf niet afspelen op uw computer.
!
Als u de regiocode wijzigt terwijl de WinDVD- of WinDVD BD-software actief is, start u de software opnieuw op of verwijdert u de schijf en plaatst u
deze opnieuw in het station om de nieuwe instelling van kracht te laten worden.
❑ Probeer de regiocode-instellingen van het station niet te wijzigen. Problemen als gevolg van het wijzigen van de
regiocode-instellingen van het station worden niet gedekt door de garantie.
Page 46
De VAIO-computer gebruiken >
Het optische station gebruiken
46
nN
Schijven afspelen
Een schijf afspelen
1Plaats een schijf in het optische station.
!
Sluit de netadapter op de computer aan en sluit alle actieve softwaretoepassingen voordat u een schijf afspeelt.
2Als er niets op het bureaublad verschijnt, klikt u op Start, Alle programma's en de gewenste software om de schijf af te
spelen.
Voor instructies over het gebruik van de software raadpleegt u het Help-bestand dat bij de software wordt geleverd.
Bestanden naar schijven kopiëren
Bestanden naar een schijf kopiëren
1Plaats een beschrijfbare schijf in het optische station.
!
Sluit de netadapter op de computer aan en sluit alle actieve softwaretoepassingen voordat u bestanden naar een schijf kopieert.
2Als er niets op het bureaublad verschijnt, klikt u op Start, Alle programma's en de gewenste schijfschrijfsoftware om
bestanden naar de schijf te kopiëren.
Voor instructies over het gebruik van de software raadpleegt u het Help-bestand dat bij de software wordt geleverd.
Page 47
De VAIO-computer gebruiken >
De Memory Stick gebruiken
47
nN
De Memory Stick gebruiken
Een Memory Stick is een compact, draagbaar en veelzijdig IC-opnamemedium dat speciaal is ontworpen voor het uitwisselen
en delen van digitale gegevens met compatibele producten, zoals digitale camera's en mobiele telefoons. Doordat een Memory
Stick uitneembaar is, kan deze worden gebruikt voor externe gegevensopslag.
Voordat u een Memory Stick gebruikt
De Memory Stick Duo-sleuf van uw computer kan worden gebruikt voor de media met de hieronder vermelde omvang en
typen:
❑ Memory Stick Duo
❑ Memory Stick PRO Duo
❑ Memory Stick PRO-HG Duo
!
Uw computer ondersteunt alleen Memory Sticks in het Duo-formaat en geen Memory Sticks in het standaardformaat.
Ga voor de meest recente informatie over Memory Sticks naar [memorystick.com] op http://www.memorystick.com/en/.
Page 48
De VAIO-computer gebruiken >
De Memory Stick gebruiken
Een Memory Stick plaatsen en verwijderen
Een Memory Stick plaatsen
1Zoek de Memory Stick Duo-sleuf.
2Houd de Memory Stick met de pijl naar boven en in de richting van de sleuf.
48
nN
Page 49
De VAIO-computer gebruiken >
De Memory Stick gebruiken
3Schuif de Memory Stick voorzichtig in de sleuf tot deze vastklikt.
Forceer de media nooit in de sleuf.
Als de Memory Stick niet gemakkelijk in de sleuf kan worden geplaatst, verwijdert u de module voorzichtig en controleert u of de module in de juiste
richting is geplaatst.
De Memory Stick wordt automatisch gedetecteerd door het systeem en de inhoud van de Memory Stick wordt weergegeven. Als er niets op het bureaublad
verschijnt, klikt u op Start, Computer en dubbelklikt u op het pictogram van de Memory Stick.
Het pictogram Memory Stick verschijnt in het venster Computer nadat u de Memory Stick in de sleuf hebt geplaatst.
49
nN
!
Voordat u een Memory Stick Micro (M2) plaatst, moet u deze in een adapter in een M2 Duo-adapter schuiven. Als u de media rechtstreeks in de Memory
Stick Duo-sleuf plaatst zonder de adapter, kunt u deze mogelijk niet meer uit de sleuf verwijderen.
Page 50
De VAIO-computer gebruiken >
De Memory Stick gebruiken
Een Memory Stick verwijderen
!
Verwijder de Memory Stick niet terwijl het lampje voor mediatoegang brandt. Als u dit doet, kunnen gegevens verloren gaan. Het duurt even voordat
grote volumes gegevens worden geladen. Controleer dus of het lampje uit is voordat u de Memory Stick verwijdert.
1Zoek de Memory Stick Duo-sleuf.
2Controleer of het lampje voor mediatoegang uit is.
3Duw de Memory Stick in de sleuf en laat vervolgens los.
De Memory Stick wordt uitgeworpen.
4Trek de Memory Stick uit de sleuf.
!
Verwijder de Memory Stick altijd voorzichtig om te vermijden dat deze onverwachts uit de sleuf springt.
50
nN
Page 51
De VAIO-computer gebruiken >
De Memory Stick gebruiken
Een Memory Stick formatteren
Een Memory Stick formatteren
Memory Sticks worden geformatteerd met de standaardinstelling en zijn klaar voor gebruik.
Als u de media opnieuw wilt formatteren op uw computer, voert u de volgende stappen uit.
!
Gebruik voor het formatteren van een Memory Stick altijd een apparaat dat de Memory Stick ondersteunt en is ontworpen voor het formatteren van de
Memory Stick.
Als u een Memory Stick formatteert, worden alle gegevens op de Stick verwijderd. Voordat u een Memory Stick formatteert, moet u controleren of deze
geen belangrijke gegevens bevat.
Verwijder de Memory Stick niet uit de sleuf tijdens het formatteren. Dit kan een defect veroorzaken.
1Zoek de Memory Stick Duo-sleuf.
2Schuif de Memory Stick voorzichtig in de sleuf tot deze vastklikt.
3Klik op Start en Computer.
4Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de Memory Stick en kies Formatteren.
5Klik op Standaardinstellingen voor apparaten.
51
nN
!
Mogelijk worden de clustergrootte en het bestandssysteem gewijzigd.
Selecteer niet NTFS in de vervolgkeuzelijst Bestandssysteem omdat hierdoor een storing kan worden veroorzaakt.
Het formatteerproces is sneller als u Snelformatteren selecteert onder Opties voor formatteren.
Page 52
De VAIO-computer gebruiken >
De Memory Stick gebruiken
6Klik op Start.
7Volg de instructies op het scherm.
!
De tijd die nodig is om de Memory Stick te formatteren, is afhankelijk van het type van de media.
52
nN
Page 53
De VAIO-computer gebruiken >
De Memory Stick gebruiken
53
nN
Opmerkingen over het gebruik van Memory Sticks
❑ Uw computer is getest en compatibel bevonden met Memory Sticks van Sony met een capaciteit van maximaal 32 GB
die met ingang van september 2009 beschikbaar zijn. Compatibiliteit is echter niet gegarandeerd voor alle Memory Sticks.
❑ Als u de Memory Stick in de sleuf steekt, moet u erop letten dat de pijl in de juiste richting wijst. Forceer de Memory Stick
nooit in de sleuf om beschadiging van de computer of media te vermijden.
❑ Wees voorzichtig bij het plaatsen en verwijderen van de Memory Stick uit de sleuf. Forceer de geheugenkaart nooit in of
uit de sleuf.
❑ De compatibiliteit kan niet worden gegarandeerd als u Memory Sticks met meerdere conversieadapters plaatst.
❑ MagicGate is de algemene naam van de auteursrechtbeschermingstechnologie die door Sony is ontwikkeld. Gebruik
Memory Sticks met het MagicGate-logo als u deze technologie wilt gebruiken.
❑ Behalve voor persoonlijk gebruik is het verboden audio- en/of afbeeldingsgegevens die u hebt opgenomen, te gebruiken
zonder voorafgaande toestemming van de respectieve houders van het auteursrecht. Dit betekent dat Memory Sticks met
gegevens die onder het auteursrecht vallen, alleen mogen worden gebruikt in situaties die door de auteursrechtwet worden
toegestaan.
❑ Plaats niet meer dan één Memory Stick in de sleuf. Als u de media niet goed in de sleuf plaatst, kunt u zowel de computer
als de media beschadigen.
Page 54
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
54
nN
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
De ExpressCard-module gebruiken
Uw computer is uitgerust met een ExpressCard/34-sleuf* voor de overdracht van gegevens tussen digitale camera's, camcorders,
muziekspelers en andere audio- en videoapparaten. U kunt deze sleuf alleen voor een ExpressCard/34-module (34 mm breed)
gebruiken.
*In deze handleiding worden deze de ExpressCard-sleuf en de ExpressCard-module genoemd.
*
Page 55
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Een ExpressCard-module plaatsen
!
Uw computer wordt geleverd met een sleufbeveiliging in de ExpressCard-sleuf. Verwijder deze sleufbeveiliging voordat u de sleuf gebruikt.
1Zoek de ExpressCard-sleuf.
2Duw op de ExpressCard-sleufbeveiliging zodat de beveiliging naar buiten springt.
3Pak de beveiliging voor de ExpressCard-sleuf voorzichtig vast en trek deze uit de sleuf.
4Houd de ExpressCard-module met de pijl naar boven en in de richting van de sleuf.
5Schuif de ExpressCard-module voorzichtig in de sleuf tot deze vastklikt.
Forceer de module nooit in de sleuf.
55
nN
Page 56
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Als de module niet gemakkelijk in de sleuf kan worden geplaatst, verwijdert u de module voorzichtig en controleert u of de module in de juiste richting
is geplaatst.
Gebruik de meest recente stuurprogrammasoftware van de fabrikant van de ExpressCard-module.
Een ExpressCard-module verwijderen
!
Wanneer u geen ExpressCard-module gebruikt, plaatst u de beveiliging voor de ExpressCard-sleuf om te voorkomen dat er vreemde deeltjes in de sleuf
komen. Plaats de beveiliging voor de ExpressCard-sleuf voordat u de computer verplaatst.
Sla stap 1 tot 4 over als:
- uw computer uit is.
- het pictogram Hardware veilig verwijderen en media uitwerpen niet wordt weergegeven op de taakbalk.
- de hardware die u wilt verwijderen, niet wordt weergegeven in het venster Hardware veilig verwijderen en media uitwerpen.
1Zoek de ExpressCard-sleuf.
2Klik op het pictogram Hardware veilig verwijderen en media uitwerpen op de taakbalk.
3Kies de hardware die u wilt verwijderen.
4Volg de instructies op het scherm om de ExpressCard-module te verwijderen.
5Duw de ExpressCard-module in de sleuf zodat de module uitspringt.
6Neem de ExpressCard-module voorzichtig vast en trek deze uit de sleuf.
56
nN
Page 57
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
57
nN
De SD-geheugenkaart gebruiken
Uw computer is uitgerust met een SD-geheugenkaartsleuf. U kunt deze sleuf gebruiken voor de overdracht van gegevens
tussen digitale camera's, camcorders, muziekspelers en andere audio- en videoapparaten.
Voordat u een SD-geheugenkaart gebruikt
De SD-geheugenkaartsleuf op de computer is geschikt voor de volgende geheugenkaarten:
❑ SD-geheugenkaart
❑ SDHC-geheugenkaart
Zie Meer informatie over uw VAIO-computer (pagina 5) voor het adres van de overeenkomstige website met ondersteuning
voor de meest recente informatie over compatibele geheugenkaarten.
Page 58
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Een SD-geheugenkaart plaatsen
1Zoek de SD-geheugenkaartsleuf.
2Houd de SD-geheugenkaart met de pijl naar boven en in de richting van de sleuf.
3Schuif de SD-geheugenkaart voorzichtig in de sleuf tot deze vastklikt.
Forceer de kaart nooit in de sleuf.
58
nN
Het pictogram SD-geheugenkaart verschijnt in het venster Computer nadat u de kaart in de sleuf hebt geplaatst.
Page 59
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
Een SD-geheugenkaart verwijderen
1Zoek de SD-geheugenkaartsleuf.
2Controleer of het lampje voor mediatoegang uit is.
3Duw de SD-geheugenkaart in de sleuf en laat vervolgens los.
De SD-geheugenkaart wordt uitgeworpen.
4Trek de SD-geheugenkaart uit de sleuf.
59
nN
Page 60
De VAIO-computer gebruiken >
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken
60
nN
Opmerkingen over het gebruik van geheugenkaarten
Algemene opmerkingen over het gebruik van geheugenkaarten
❑ Gebruik alleen geheugenkaarten die voldoen aan de standaarden die door uw computer worden ondersteund.
❑ Als u de geheugenkaart in de sleuf steekt, moet u erop letten dat de pijl in de juiste richting wijst. Forceer de geheugenkaart
nooit in de sleuf om beschadiging van de computer of media te vermijden.
❑ Wees voorzichtig bij het plaatsen en verwijderen van de geheugenkaart. Forceer de geheugenkaart nooit in of uit de sleuf.
❑ Verwijder de geheugenkaart niet terwijl het lampje voor mediatoegang brandt. Als u dit doet, kunnen gegevens verloren
gaan.
❑ Probeer geen geheugenkaart of geheugenkaartadapter van een ander type in de geheugenkaartsleuf te plaatsen. Als u
een niet-compatibele geheugenkaart of geheugenkaartadapter plaatst, is deze mogelijk moeilijk uit de sleuf te verwijderen.
De geheugenkaart kan bovendien de computer beschadigen.
Opmerkingen over het gebruik van SD-geheugenkaarten
❑ Uw computer is alleen getest en compatibel bevonden met geheugenkaarten van de belangrijkste fabrikanten die vanaf
september 2009 verkrijgbaar zijn. Niet voor alle geheugenkaarten kan evenwel de compatibiliteit worden gegarandeerd.
❑ SD-geheugenkaarten met een capaciteit van maximaal 2 GB en SDHC-geheugenkaarten met een capaciteit van maximaal
32 GB zijn getest en compatibel bevonden met uw computer.
Page 61
De VAIO-computer gebruiken >
Het internet gebruiken
61
nN
Het internet gebruiken
Voordat u het internet kunt gebruiken, moet u een abonnement nemen bij een internetprovider en de apparatuur configureren
die u nodig hebt om uw computer met het internet te verbinden.
De volgende soorten internetverbindingsservices zijn mogelijk beschikbaar bij uw internetprovider:
❑ FTTH (Fiber to the Home)
❑ DSL (Digital Subscriber Line)
❑ Kabelmodem
❑ Satelliet
❑ Inbelverbinding
Neem contact op met uw internetprovider voor meer informatie over de apparatuur die u nodig hebt om verbinding te maken
met het internet en over hoe u uw computer met het internet kunt verbinden.
Stel een draadloos netwerk in als u uw computer met het internet wilt verbinden met behulp van de draadloze LAN-functie. Zie Het draadloze LAN gebruiken
(pagina 63) voor meer informatie.
!
Wanneer u uw computer met het internet verbindt, moet u de nodige veiligheidsmaatregelen in acht nemen om de computer tegen aanvallen via het
internet te beschermen.
Afhankelijk van het servicecontract met uw internetprovider, hebt u mogelijk een externe modem nodig (bijvoorbeeld een USB-telefoonmodem, een
DSL-modem of een kabelmodem) om verbinding te maken met het internet. Raadpleeg de handleiding bij de modem voor gedetailleerde informatie
over het aansluiten en configureren van de modem.
Page 62
De VAIO-computer gebruiken >
Het netwerk (LAN) gebruiken
62
nN
Het netwerk (LAN) gebruiken
U kunt de computer aansluiten op netwerken van het type 1000BASE-T/100BASE-TX/10BASE-T via een LAN-kabel.
Sluit het ene uiteinde van een LAN-kabel (niet meegeleverd) aan op de netwerkpoort (LAN) van de computer en het andere
uiteinde op het netwerk. Raadpleeg de netwerkbeheerder voor de gedetailleerde instellingen en de apparaten die nodig zijn
voor LAN-toegang.
Uw computer kan op elk netwerk worden aangesloten zonder de standaardinstellingen te wijzigen.
!
Sluit geen telefoonkabel aan op de netwerkpoort (LAN) van de computer.
Als de netwerkpoort (LAN) is aangesloten op een van de hieronder genoemde telefoonlijnen, kan door hoge elektrische stroom naar de poort schade,
oververhitting of brand worden veroorzaakt.
- Telefoonlijnen voor thuisgebruik (intercom-luidsprekertelefoon) of zakelijk gebruik (bedrijfstelefoon met meerdere lijnen)
- De lijnen van het openbare telefoonnet
- Private branch exchange (PBX)
Page 63
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze LAN gebruiken
Het draadloze LAN gebruiken
Via WLAN (Wireless LAN) kan uw computer verbinding maken met een netwerk via een draadloze verbinding.
WLAN maakt gebruik van de volgende standaard IEEE 802.11a/b/g/n, die de specificaties voor het gebruikte technologietype bevat.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
IEEE 802.11n5 GHz/2,4 GHzOp modellen die voldoen aan de standaard IEEE 802.11b/g/n, kan alleen de 2,4 GHz-band
worden gebruikt.
63
nN
Page 64
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze LAN gebruiken
64
nN
Opmerkingen over het gebruik van de WLAN-functie
Algemene opmerkingen over het gebruik van de WLAN-functie
❑ In sommige landen is het gebruik van WLAN-producten onderworpen aan lokale regelgeving (bijvoorbeeld een beperkt
aantal kanalen). Lees daarom de Voorschriften draadloos LAN grondig door alvorens u de WLAN-functie inschakelt.
❑ De standaarden IEEE 802.11a en IEEE 802.11n zijn niet beschikbaar in ad hoc-netwerken.
❑ De 2,4GHz-band die wordt gebruikt door apparaten die compatibel zijn met WLAN, wordt ook gebruikt door diverse
andere soorten apparaten. Ondanks dat apparaten die compatibel zijn met WLAN gebruikmaken van technieken om
storing van andere apparaten die dezelfde band gebruiken te minimaliseren, kan dergelijke storing leiden tot een lagere
communicatiesnelheid, een kleiner communicatiebereik of een onderbroken draadloze verbinding.
❑ De communicatiesnelheid en het bereik variëren afhankelijk van de volgende omstandigheden:
❑ De afstand tussen de communicerende apparaten
❑ Of zich obstakels tussen de apparaten bevinden
❑ De configuratie van de apparaten
❑ Zendcondities
❑ De onmiddellijke omgeving, waaronder de aanwezigheid van muren en de materialen waarvan deze gemaakt zijn
❑ De gebruikte software
❑ Afhankelijk van de zendcondities kan de communicatie worden afgesneden.
❑ De daadwerkelijke communicatiesnelheid kan lager zijn dan de snelheid die op de computer wordt weergegeven.
❑ Als u WLAN-producten met verschillende standaarden implementeert die dezelfde band gebruiken op hetzelfde draadloze
netwerk, kan de communicatiesnelheid lager worden als gevolg van radiostoring. Op basis van deze overweging zijn
WLAN-producten zo ontworpen dat de communicatiesnelheid wordt verlaagd om te garanderen dat communicatie mogelijk
is met een ander WLAN-product dat voldoet aan een andere standaard maar gebruikmaakt dezelfde band. Wanneer de
communicatiesnelheid lager is dan verwacht, kan de communicatiesnelheid hoger worden door het draadloze kanaal op
het toegangspunt te veranderen.
Page 65
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze LAN gebruiken
65
nN
Opmerking over gegevensversleuteling
De WLAN-standaard omvat de volgende coderingssystemen: Wired Equivalent Privacy (WEP), een beveiligingsprotocol,
Wi-Fi Protected Access 2 (WPA2) en Wi-Fi Protected Access (WPA). WPA2 en WPA zijn ontstaan uit een gezamenlijk
voorstel van de IEEE en de Wi-Fi Alliance. Beide zijn specificaties van standaarden gebaseerd op onderling uitwisselbare
verbeteringen in de beveiliging waardoor de bescherming van de gegevens en de toegangscontrole van de bestaande
Wi-Fi-netwerken worden verbeterd. WPA is ontwikkeld om voorwaarts compatibel te zijn met de specificatie IEEE 802.11i.
Het maakt gebruik van het verbeterde gegevenscodeersysteem Temporal Key Integrity Protocol (TKIP) naast de
gebruikersidentificatie met behulp van 802.1X en het Extensible Authentication Protocol (EAP). De kwetsbare draadloze
verbinding tussen de clients en de toegangspunten wordt beveiligd door middel van codering. Daarnaast zijn er een aantal
speciaal voor LAN's ontwikkelde beveiligingsmechanismen voor het beschermen van de privacy zoals: wachtwoordbeveiliging,
end-to-end codering, VPN's (virtual private networks) en verificatie. WPA2, de tweede generatie van WPA, biedt betere
gegevensbeveiliging en netwerktoegangscontrole, en is ook ontworpen om alle 802.11-apparaten te beveiligen, ongeacht de
versie (802.11b, 802.11a, 802.11g en 802.11n, multi-band en multi-mode). Bovendien biedt WPA2 op basis van de geratificeerde
norm IEEE 802.11i beveiliging van overheidsniveau door toepassing van de AES-coderingsalgoritme die voldoet aan NIST
(National Institute of Standards and Technology) FIPS 140-2, en op 802.1X-gebaseerde verificatie. WPA2 is achterwaarts
compatibel met WPA.
Page 66
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze LAN gebruiken
66
nN
Draadloze LAN-communicatie starten
U moet eerst de draadloze LAN-communicaties tussen uw computer en een toegangspunt (niet meegeleverd) tot stand
brengen. Zie Windows Help en ondersteuning voor meer informatie.
!
Verdere informatie over hoe u het kanaal selecteert dat door het toegangspunt zal worden gebruikt, vindt u in de handleiding bij uw toegangspunt.
Draadloze LAN-communicatie starten
1Controleer of een toegangspunt is ingesteld.
Raadpleeg de handleiding bij uw toegangspunt voor meer informatie.
2Schakel de schakelaar WIRELESS in.
3Klik op het pictogram VAIO Smart Network op de taakbalk.
4Klik op de schakelaar naast de gewenste optie(s) voor draadloze communicatie om deze op Aan (On) te zetten in het
venster VAIO Smart Network.
Controleer of het WIRELESS-lampje gaat branden.
!
Draadloze LAN-communicatie via de 5 GHz-band is slechts op bepaalde modellen beschikbaar en is standaard uitgeschakeld. Als u communicatie via
de 5GHz-band wilt inschakelen, selecteert u de optie voor het gebruik van de 5GHz-band of van zowel de 2,4- als de 5GHz-band in de vervolgkeuzelijst
met Instellingen voor draadloos LAN (Wireless LAN Settings) in het instellingenvenster VAIO Smart Network.
5Klik op of op de taakbalk.
6Selecteer het gewenste toegangspunt en klik op Verbinden.
Voor WPA-PSK- of WPA2-PSK-verificatie moet u een wachtwoordtekenreeks invoeren. Bij deze wachtwoordtekenreeks wordt een onderscheid gemaakt
tussen hoofdletters en kleine letters. De tekenreeks moet een lengte van 8 tot 63 tekens hebben, of een hexadecimale reeks van 64 tekens zijn.
Page 67
De VAIO-computer gebruiken >
Het draadloze LAN gebruiken
67
nN
Draadloze LAN-communicatie stoppen
Draadloze LAN-communicatie stoppen
Klik op de schakelaar naast Draadloos LAN (Wireless LAN) om deze op Uit (Off) te zetten in het venster VAIO Smart Network.
!
Als u de WLAN-functie uitschakelt terwijl externe documenten, bestanden of bronnen worden gebruikt, kan gegevensverlies optreden.
Page 68
De VAIO-computer gebruiken >
De Bluetooth-functie gebruiken
68
nN
De Bluetooth-functie gebruiken
De Bluetooth®-functie is mogelijk beschikbaar op uw computer.
Mogelijk zijn niet alle voorzieningen en opties uit dit gedeelte beschikbaar op uw computer.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
U kunt draadloze communicatie tot stand brengen tussen uw computer en andere Bluetooth-apparaten, zoals andere computers
of mobiele telefoons. U kunt zonder kabels informatie tussen deze apparaten uitwisselen tot op een afstand van 10 meter in
een open ruimte.
Bluetooth-beveiliging
De draadloze technologie van Bluetooth beschikt over een identificatiefunctie waarmee u kunt vaststellen met wie u
communiceert. Met de identificatiefunctie kunt u voorkomen dat anonieme Bluetooth-apparaten toegang kunnen krijgen tot
uw computer.
De eerste keer dat twee Bluetooth-apparaten met elkaar communiceren, dient voor beide apparaten een sleutel (een wachtwoord
dat nodig is voor de verificatie) te worden vastgesteld. Hiermee worden deze apparaten geregistreerd. Wanneer een apparaat
eenmaal is geregistreerd, hoeft u deze sleutel niet opnieuw in te voeren.
De sleutel kan iedere keer verschillend zijn, maar moet wel aan beide zijden hetzelfde zijn.
Voor bepaalde apparaten, zoals een muis, kan geen sleutel worden ingevoerd.
Page 69
De VAIO-computer gebruiken >
De Bluetooth-functie gebruiken
69
nN
Communiceren met een ander Bluetooth-apparaat
U kunt een draadloze verbinding tot stand brengen tussen de computer en een Bluetooth-apparaat, bijvoorbeeld een andere
computer, een mobiele telefoon, PDA, hoofdtelefoon, muis of digitale camera.
Page 70
De VAIO-computer gebruiken >
De Bluetooth-functie gebruiken
70
nN
Communiceren met een ander Bluetooth-apparaat
Voor de communicatie met een ander Bluetooth-apparaat moet u eerst de Bluetooth-functie instellen. Zoek informatie over
Bluetooth in Windows Help en ondersteuning voor het instellen en gebruiken van de Bluetooth-functie.
1Schakel de schakelaar WIRELESS in.
2Klik op het pictogram VAIO Smart Network op de taakbalk.
3Klik op de schakelaar naast Bluetooth om deze op Aan (On) te zetten in het venster VAIO Smart Network.
Controleer of het WIRELESS-lampje gaat branden.
Page 71
De VAIO-computer gebruiken >
De Bluetooth-functie gebruiken
Bluetooth-communicatie stoppen
Bluetooth-communicatie stoppen
1Schakel het Bluetooth-apparaat uit dat met uw computer communiceert.
2Klik op de schakelaar naast Bluetooth om deze op Uit (Off) te zetten in het venster VAIO Smart Network.
71
nN
Page 72
De VAIO-computer gebruiken >
De Bluetooth-functie gebruiken
72
nN
Opmerkingen over het gebruik van de Bluetooth-functie
❑ De gegevensoverdrachtsnelheid varieert, afhankelijk van de volgende omstandigheden:
❑ Obstakels, zoals muren, die zich tussen apparaten bevinden
❑ De afstand tussen de apparaten
❑ Het in de muren gebruikte materiaal
❑ De nabijheid van magnetrons en draadloze telefoons
❑ Radiofrequentie-interferentie en andere omgevingsfactoren
❑ De configuratie van de apparaten
❑ Het type softwaretoepassing
❑ Het type besturingssysteem
❑ Het gelijktijdig gebruik van functies voor draadloos LAN en Bluetooth op uw computer
❑ De grootte van het bestand dat wordt uitgewisseld
❑ Grote bestanden kunnen tijdens de continue overdracht soms beschadigd raken vanwege de beperkingen van de
Bluetooth-standaard en elektromagnetische interferentie in de omgeving.
❑ Alle Bluetooth-apparaten moeten zijn gecertificeerd om ervoor te zorgen dat de geldende standaardvereisten worden
aangehouden. Zelfs als aan de standaarden wordt voldaan, kunnen de prestaties, specificaties en bedieningsprocedures
van afzonderlijke apparaten verschillen. Niet in alle situaties is het mogelijk gegevens uit te wisselen.
❑ Video en audio zijn mogelijk niet gesynchroniseerd als u video's op uw computer afspeelt terwijl de audio wordt uitgevoerd
vanaf een aangesloten Bluetooth-apparaat. Dit komt regelmatig voor bij het gebruik van Bluetooth-technologie en wijst
niet op een defect.
Page 73
De VAIO-computer gebruiken >
De Bluetooth-functie gebruiken
❑ De 2,4GHz-band, waar Bluetooth-apparaten of draadloze LAN-apparaten mee werken, wordt door verschillende apparaten
gebruikt. Bluetooth-apparaten maken gebruik van een technologie die de interferentie van andere apparaten die dezelfde
golflengte gebruiken, minimaliseert. Gelijktijdig gebruik van de Bluetooth-functie en draadloze communicatieapparaten
kan echter leiden tot radiostoring. Hierdoor kunnen de communicatiesnelheden en -afstanden minder zijn dan de
standaardwaarden.
73
nN
Lees de Bluetooth-voorschriften voordat u de Bluetooth-functie gebruikt.
❑ Het is mogelijk dat de Bluetooth-functie niet met andere apparaten werkt, afhankelijk van de fabrikant of de softwareversie
die door de fabrikant wordt gebruikt.
❑ Als u meerdere Bluetooth-apparaten op de computer aansluit, kan dat leiden tot kanaalcongestie, waardoor de prestaties
van de apparaten verminderen. Dit is normaal bij het gebruik van Bluetooth-technologie en wijst niet op een defect.
Page 74
Randapparaten gebruiken >
Randapparaten gebruiken
U kunt de functies van de VAIO-computer uitbreiden met behulp van de verschillende poorten op de computer.
❑ Externe luidsprekers of een hoofdtelefoon aansluiten (pagina 75)
❑ Een externe monitor aansluiten (pagina 76)
❑ Weergavemodi selecteren (pagina 81)
❑ De meerdere-monitorsfunctie gebruiken (pagina 82)
❑ Een externe microfoon aansluiten (pagina 84)
❑ Een USB-apparaat aansluiten (pagina 85)
74
nN
Page 75
Randapparaten gebruiken >
Externe luidsprekers of een hoofdtelefoon aansluiten
75
nN
Externe luidsprekers of een hoofdtelefoon aansluiten
U kunt externe geluidsuitvoerapparaten (niet meegeleverd) op uw computer aansluiten, zoals luidsprekers of een hoofdtelefoon.
Externe luidsprekers aansluiten
Sluit alleen luidsprekers aan die zijn ontworpen voor gebruik met een computer.
!
Verlaag het volume vóór u de luidsprekers inschakelt.
Sluit externe luidsprekers (1) aan op de hoofdtelefoonconnector (2) i met behulp van een luidsprekerkabel (3)
(niet meegeleverd).
Page 76
Randapparaten gebruiken >
Een externe monitor aansluiten
76
nN
Een externe monitor aansluiten
U kunt een externe monitor (niet meegeleverd) aansluiten op de computer. U kunt de computer bijvoorbeeld gebruiken met
een computermonitor of een projector.
Mogelijk zijn niet alle voorzieningen en opties uit dit gedeelte beschikbaar op uw computer.
Page 77
Randapparaten gebruiken >
Een externe monitor aansluiten
Een monitor of een projector aansluiten
U kunt een extern scherm, zoals een monitor of een projector, op de computer aansluiten.
Een monitor of een projector aansluiten
1Steek het netsnoer (1) van het externe beeldscherm of de projector in een stopcontact.
2Sluit het externe beeldscherm of de projector aan op de monitorpoort (2) op de computer met behulp van een
monitorkabel (3).
77
nN
Sluit indien gewenst de hoofdtelefoonconnector op de projector en de hoofdtelefoonconnector (4) i op de computer aan met een luidsprekerkabel (5).
Page 78
Randapparaten gebruiken >
Een externe monitor aansluiten
!
Uw computer voldoet aan de voorwaarden van de HDCP-norm en kan het transmissiekanaal van digitale videosignalen coderen voor het in acht nemen
van de auteursrechtbeveiliging, zodat u videofilms van hoge kwaliteit kunt kiezen uit een breed scala bronnen met auteursrechtbeveiliging. Als u videofilms
met auteursrechtbeveiliging wilt bekijken, moet u een HDCP-compatibele monitor op de computer aansluiten. Als u een niet-compatibele monitor op
de computer aansluit, kunt u geen videofilms met auteursrechtbeveiliging bekijken.
Als de externe computermonitor is uitgerust met een HDMI-ingangspoort, steekt u het ene uiteinde van een HDMI-kabel in de HDMI-uitgangspoort van
de computer en het andere uiteinde in de HDMI-ingangspoort van de computermonitor.
Als u een TFT-/DVI-monitor wilt aansluiten, gebruikt u een HDMI-naar-DVI-D-adapter om de monitor te verbinden met de HDMI-uitgangspoort.
De HDMI-kabel verzendt zowel video- als audiosignalen.
78
nN
Page 79
Randapparaten gebruiken >
Een externe monitor aansluiten
79
nN
Een TV aansluiten op een HDMI-ingangspoort
U kunt een TV met een HDMI-ingangspoort aansluiten op de computer.
Een TV aansluiten op uw computer
!
Als u het geluid wilt beluisteren van het apparaat dat is aangesloten op de HDMI-uitgangspoort, moet u een ander geluidsuitvoerapparaat selecteren.
Zie Hoe selecteer ik een ander geluidsuitvoerapparaat? (pagina 160) voor gedetailleerde instructies.
1Steek het netsnoer van de TV (1) in een stopcontact.
2Steek het ene uiteinde van een HDMI-kabel (2) in de HDMI-uitgangspoort (3) van de computer en het andere uiteinde in
de TV.
3Stel het ingangskanaal van de TV in op de externe ingang.
4Stel het TV-configuratiesysteem in.
!
Als er een ander stuurprogramma wordt gebruikt dan het stuurprogramma van Sony, worden beeld en geluid niet weergegeven. Gebruik altijd het door
Sony meegeleverde stuurprogramma voor updates.
Page 80
Randapparaten gebruiken >
Een externe monitor aansluiten
80
nN
Raadpleeg de handleiding bij het TV-toestel voor meer informatie over het gebruik en de installatie.
De HDMI-kabel verzendt zowel video- als audiosignalen.
Een digitaal geluidsuitvoerapparaat van hoge kwaliteit tussen uw computer en een TV aansluiten
U kunt een 'home theater'-ontvanger van hoge kwaliteit of een ander 'surround sound'-decodeerapparaat tussen uw computer
en TV aansluiten via een HDMI-verbinding.
!
Voordat u het apparaat op de computer aansluit, controleert u eerst of de HDMI-verbinding tussen de TV en de 'home theater'-ontvanger of het
'surround sound'-decodeerapparaat tot stand is gebracht.
Als u het geluid wilt beluisteren van het apparaat dat is aangesloten op de HDMI-uitgangspoort, moet u een ander geluidsuitvoerapparaat selecteren.
Zie Hoe selecteer ik een ander geluidsuitvoerapparaat? (pagina 160) voor gedetailleerde instructies.
1Zet de TV aan en selecteer de HDMI-ingang als signaalbron.
2Zet de 'home theater'-ontvanger of het 'surround sound'-decodeerapparaat aan en selecteer de HDMI-ingang als
signaalbron.
3Steek het ene uiteinde van een HDMI-kabel in de HDMI-ingangspoort van de 'home theater'-ontvanger of het 'surround
sound'-decodeerapparaat en het andere uiteinde in de HDMI-uitgangspoort van de computer.
U kunt de schermresolutie van de aangesloten TV wijzigen vanaf de computer. Zie Waarom geeft mijn scherm geen video weer? (pagina 151) voor
meer informatie.
Bij het gebruik van een HDMI-verbinding kan het volume alleen door het aangesloten audioapparaat worden geregeld. De computer kan het uitgangsvolume
van aangesloten apparaten niet regelen.
Page 81
Randapparaten gebruiken >
Weergavemodi selecteren
81
nN
Weergavemodi selecteren
Wanneer er een externe monitor is aangesloten, kunt u het computerscherm of de aangesloten monitor als primair scherm
selecteren.
Het kan zijn dat gelijktijdige weergave van dezelfde inhoud op uw computerscherm en op de externe monitor of projector niet mogelijk is, afhankelijk
van het type externe monitor of projector.
Schakel het externe scherm in voordat u de computer inschakelt.
Een weergavemodus selecteren met de toetsen Fn+F7
U kunt een weergavemodus selecteren met de toetsen Fn+F7. Zie Combinaties en functies met de Fn-toets (pagina 32)
voor meer informatie.
Een weergavemodus selecteren uit de beelscherminstellingen
1Klik met de rechtermuisknop op het bureaublad en selecteer Beeldschermresolutie.
2Klik op de vervolgkeuzelijst naast Meerdere schermen, selecteer de gewenste instelling en klik op OK.
Page 82
Randapparaten gebruiken >
De meerdere-monitorsfunctie gebruiken
82
nN
De meerdere-monitorsfunctie gebruiken
Dankzij de meerdere-monitorsfunctie kunt u specifieke delen van het bureaublad weergeven op verschillende monitoren.
Als u bijvoorbeeld een extern beeldscherm op de monitorpoort hebt aangesloten, kunnen uw computerscherm en het externe
beeldscherm als één bureaubladmonitor fungeren.
U kunt de cursor van het ene naar het andere scherm verplaatsen. Hierdoor kunt u objecten (bijvoorbeeld een toepassingsvenster
of een werkbalk) van het ene scherm naar het andere slepen.
Page 83
Randapparaten gebruiken >
De meerdere-monitorsfunctie gebruiken
nN
De meerdere-monitorsfunctie gebruiken
Het is mogelijk dat het externe beeldscherm de meerdere-monitorsfunctie niet ondersteunt.
Het is mogelijk dat bepaalde software niet compatibel is met de instellingen van de meerdere-monitorsfunctie.
Zorg dat de computer niet in de slaap- of sluimerstand wordt gezet tijdens het gebruik van de meerdere-monitorsfunctie, omdat de computer dan
mogelijk niet kan worden teruggezet op de normale stand.
Als u voor elk scherm andere kleuren instelt, mag u één venster niet verdelen over twee schermen, anders is het mogelijk dat de software niet behoorlijk
werkt.
1Klik met de rechtermuisknop op het bureaublad en selecteer Beeldschermresolutie.
2Klik op de vervolgkeuzelijst naast Meerdere schermen, selecteer Deze beeldschermen uitbreiden en klik op OK.
U kunt de schermkleuren en resolutie voor elke monitor instellen en de meerdere-monitorsfunctie aanpassen.
Stel minder kleuren of een lagere resolutie in voor elk scherm.
83
Page 84
Randapparaten gebruiken >
Een externe microfoon aansluiten
Een externe microfoon aansluiten
U kunt een externe microfoon (niet meegeleverd) aansluiten op de computer.
Een externe microfoon aansluiten
Steek de microfoonkabel (1) in de microfoonconnector (2) m.
Sluit alleen microfoons aan die zijn ontworpen voor gebruik met een computer.
84
nN
Page 85
Randapparaten gebruiken >
Een USB-apparaat aansluiten
85
nN
Een USB-apparaat aansluiten
U kunt op uw computer een USB-apparaat (Universal Serial Bus) aansluiten, zoals een muis, diskettestation, luidspreker en
printer.
Een USB-apparaat aansluiten
1Kies de USB-poort (1) die u wilt gebruiken.
2Steek de USB-apparaatkabel (2) in de USB-poort.
Page 86
Randapparaten gebruiken >
Een USB-apparaat aansluiten
86
nN
Opmerkingen bij het aansluiten van een USB-apparaat
❑ U moet mogelijk de stuurprogrammasoftware installeren die bij uw USB-apparaat is geleverd voordat u het apparaat kunt
gebruiken. Raadpleeg de handleiding bij het USB-apparaat voor meer informatie.
❑ Als u documenten wilt afdrukken, moet u een USB-printer gebruiken die compatibel is met uw versie van Windows.
❑ Raadpleeg de handleiding bij het USB-apparaat voor meer informatie over het verwijderen van USB-apparaten.
❑ Om te voorkomen dat de computer en/of het USB-apparaat beschadigd worden, let u op de volgende punten:
❑ Als u de computer verplaatst terwijl er USB-apparaten zijn aangesloten, let u erop dat de USB-poorten niet worden
blootgesteld aan schokken of grote druk.
❑ Plaats de computer niet in een zak of draagdoos terwijl er USB-apparaten zijn aangesloten.
Page 87
Uw VAIO-computer aanpassen >
nN
Uw VAIO-computer aanpassen
In dit deel wordt kort beschreven hoe u de standaardinstellingen van uw VAIO-computer kunt aanpassen. U leert onder
andere hoe u uw Sony-software en -hulpprogramma's kunt gebruiken en het uiterlijk ervan kunt aanpassen.
❑ Het wachtwoord instellen (pagina 88)
❑ Intel(R) VT gebruiken (pagina 95)
❑ VAIO Control Center gebruiken (pagina 96)
❑ VAIO Energiebeheer gebruiken (pagina 97)
87
Page 88
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
88
nN
Het wachtwoord instellen
Stel een wachtwoord in om uw computer te beveiligen tegen onbevoegd gebruik. De gebruiker moet dat wachtwoord invoeren
als de computer wordt ingeschakeld en als de computer teruggaat naar de normale stand uit de slaapstand of de sluimerstand.
!
Zorg dat u het wachtwoord niet vergeet. Noteer het wachtwoord en bewaar het op een veilige plaats.
Type wachtwoordBeschrijving
OpstartwachtwoordGebruik de BIOS-functies om twee typen wachtwoorden in te stellen:
Windows-wachtwoordGebruikers kunnen zich aanmelden bij de computer en hun gebruikersaccount beveiligen met een eigen wachtwoord.
- Computerwachtwoord: bedoeld voor gebruikers met beheerdersrechten. Met dit wachtwoord kunnen ze alle
configuratieopties in het scherm BIOS Setup aanpassen en de computer opstarten.
- Gebruikerswachtwoord: bedoeld voor standaardgebruikers. Met dit wachtwoord kunnen ze een aantal configuratieopties
in het scherm BIOS Setup aanpassen en de computer opstarten. U kunt het gebruikerswachtwoord pas instellen nadat
u het wachtwoord voor de computer hebt ingesteld.
U wordt gevraagd om het opstartwachtwoord in te voeren nadat het VAIO-logo is weergegeven bij het opstarten van de computer.
!
Als u het computerwachtwoord vergeet, moet u het wachtwoord opnieuw instellen. Hiervoor worden kosten in rekening gebracht.
Neem contact op met een bevoegd service-/supportcenter van Sony om het wachtwoord opnieuw in te stellen. Ga naar Meer informatie over uw VAIO-computer (pagina 5) om een center of vertegenwoordiger bij u in de buurt te zoeken.
U kunt het gebruikerswachtwoord opnieuw instellen in het scherm BIOS Setup nadat u het computerwachtwoord hebt ingevoerd.
U wordt gevraagd het Windows-wachtwoord in te voeren wanneer u uw gebruikersaccount selecteert.
Page 89
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
89
nN
Het opstartwachtwoord instellen
Het opstartwachtwoord (wachtwoord voor de computer) toevoegen
1Zet de computer aan.
2Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit scherm niet verschijnt, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere
keren op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
3Druk op de knop < of , om Security te selecteren. Selecteer Set Machine Password om het tabblad Security weer
te geven en druk op Enter.
4Voer in het scherm voor invoer van het wachtwoord tweemaal het wachtwoord in en druk vervolgens op Enter.
Het wachtwoord mag maximaal 32 alfanumerieke tekens lang zijn (inclusief spaties).
5Selecteer Password when Power On onder Security en druk op Enter.
6Verander de instelling van Disabled in Enabled.
7Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
Page 90
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
90
nN
Het opstartwachtwoord (gebruikerswachtwoord) toevoegen
!
U kunt het gebruikerswachtwoord pas instellen nadat u het wachtwoord voor de computer hebt ingesteld.
1Zet de computer aan.
2Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm voor het invoeren van het wachtwoord verschijnt. Als dit scherm niet verschijnt, start u de computer opnieuw
op en drukt u meerdere keren op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
3Voer het wachtwoord voor de computer in en druk op Enter.
4Druk op de knop < of , om Security te selecteren. Selecteer Set User Password om het tabblad Security weer te
geven en druk op Enter.
5Voer in het scherm voor invoer van het wachtwoord tweemaal het wachtwoord in en druk vervolgens op Enter.
Het wachtwoord mag maximaal 32 alfanumerieke tekens lang zijn (inclusief spaties).
6Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
Page 91
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
91
nN
Het opstartwachtwoord wijzigen of verwijderen (wachtwoord voor de computer)
1Zet de computer aan.
2Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm voor het invoeren van het wachtwoord verschijnt. Als dit scherm niet verschijnt, start u de computer opnieuw
op en drukt u meerdere keren op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
3Voer het wachtwoord voor de computer in en druk op Enter.
4Druk op de knop < of , om Security te selecteren. Selecteer Set Machine Password om het tabblad Security weer
te geven en druk op Enter.
5Voer in het scherm voor invoer van het wachtwoord eenmaal het huidige wachtwoord in en voer vervolgens tweemaal een
nieuw wachtwoord in. Druk op Enter.
Als u het wachtwoord wilt verwijderen, laat u Enter New Password en Confirm New Password leeg en drukt u op Enter.
6Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
Page 92
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
92
nN
Het opstartwachtwoord wijzigen of verwijderen (gebruikerswachtwoord)
1Zet de computer aan.
2Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm voor het invoeren van het wachtwoord verschijnt. Als dit scherm niet verschijnt, start u de computer opnieuw
op en drukt u meerdere keren op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
3Voer het gebruikerswachtwoord in en druk op Enter.
4Druk op de knop < of , om Security te selecteren. Selecteer Set User Password om het tabblad Security weer te
geven en druk op Enter.
5Voer in het scherm voor invoer van het wachtwoord eenmaal het huidige wachtwoord in en voer vervolgens tweemaal een
nieuw wachtwoord in. Druk op Enter.
Als u het wachtwoord wilt verwijderen, laat u Enter New Password en Confirm New Password leeg en drukt u op Enter.
6Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
Page 93
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
nN
Het Windows-wachtwoord instellen
Het Windows-wachtwoord toevoegen
1Klik op Start en Configuratiescherm.
2Klik op het pictogram Gebruikersaccounts en Ouderlijk toezicht of Gebruikersaccounts.
3Klik op Gebruikersaccounts.
4Klik op Een wachtwoord voor uw account instellen onder Uw gebruikersaccount wijzigen.
5Voer in de velden Nieuw wachtwoord en Bevestig het nieuwe wachtwoord het wachtwoord voor uw account in.
6Klik op Wachtwoord instellen.
Zie WindowsHelp en ondersteuning voor meer informatie over het Windows-wachtwoord.
Het Windows-wachtwoord wijzigen
1Klik op Start en Configuratiescherm.
2Klik op het pictogram Gebruikersaccounts en Ouderlijk toezicht of Gebruikersaccounts.
3Klik op Gebruikersaccounts.
4Klik op Uw wachtwoord wijzigen.
5Voer in het veld Huidig wachtwoord het huidige wachtwoord in.
6Voer in de velden Nieuw wachtwoord en Bevestig het nieuwe wachtwoord het nieuwe wachtwoord in.
7Klik op Wachtwoord wijzigen.
93
Page 94
Uw VAIO-computer aanpassen >
Het wachtwoord instellen
Het Windows-wachtwoord verwijderen
1Klik op Start en Configuratiescherm.
2Klik op het pictogram Gebruikersaccounts en Ouderlijk toezicht of Gebruikersaccounts.
3Klik op Gebruikersaccounts.
4Klik op Mijn wachtwoord verwijderen.
5Voer in het veld Huidig wachtwoord het huidige wachtwoord in dat u wilt verwijderen.
Met Intel(R) Virtualization Technology (VT) kunt u software voor hardwarevirtualisatie gebruiken om de prestaties van uw
computer te verbeteren.
!
Of Intel VT beschikbaar is, hangt af van de CPU die in de computer is geïnstalleerd.
Neem voor meer informatie over virtualisatie en over het gebruiken van de software voor hardwarevirtualisatie, contact op met de leverancier van de
software.
Intel VT inschakelen
1Zet de computer aan.
2Druk op F2 wanneer het VAIO-logo verschijnt.
Het scherm BIOS Setup verschijnt. Als dit scherm niet verschijnt, start u de computer opnieuw op en drukt u meerdere
keren op de toets F2 als het VAIO-logo verschijnt.
3Druk op de toets < of , om Advanced te selecteren.
4Druk op de toets M of m om Intel(R) Virtualization Technology of Intel(R) VT te selecteren, druk op Enter, selecteer
Enabled en druk nogmaals op Enter.
!
Als het tabblad Advanced niet wordt weergegeven in het venster BIOS-setupvenster of als u Intel(R) Virtualization Technology niet kunt selecteren,
is Intel VT niet beschikbaar op de computer.
5Druk op de toets < of , om Exit te selecteren en selecteer Exit Setup. Druk vervolgens op Enter.
Druk wanneer om bevestiging wordt gevraagd op Enter.
Page 96
Uw VAIO-computer aanpassen >
VAIO Control Center gebruiken
96
nN
VAIO Control Center gebruiken
Met het hulpprogramma VAIO Control Center kunt u systeeminformatie bekijken en voorkeuren voor de werking van het
systeem instellen.
VAIO Control Center gebruiken
1Klik op Start, Alle programma's en VAIO Control Center.
2Selecteer het gewenste besturingselement en wijzig de instellingen.
3Als u klaar bent, klikt u op OK.
De instelling van het gewenste item is gewijzigd.
Raadpleeg het Help-bestand dat bij VAIO Control Center wordt geleverd voor meer informatie over de verschillende opties.
Niet alle besturingselementen zijn zichtbaar als u VAIO Control Center opent als een standaardgebruiker.
Dankzij energiebeheer kunt u energiebeheerschema's instellen voor werking op netstroom of batterijvoeding, geheel aangepast
aan uw eisen op het gebied van energieverbruik.
VAIO Energiebeheer (VAIO Power Management) wordt toegevoegd aan Energiebeheer van Windows. Met deze
softwaretoepassing kunt u de functies van Windows Energiebeheer gebruiken om een betere werking van de computer en
een langere levensduur van de batterijen zeker te stellen.
Een energiebeheerschema selecteren
Wanneer u de computer start, verschijnt een pictogram met de energiebeheerstatus op de taakbalk. Dit pictogram geeft aan
welke stroombron u momenteel gebruikt. Klik op dit pictogram om een venster te openen waarin de energiebeheerstatus
wordt weergegeven.
Een energiebeheerschema selecteren
1Klik met de rechtermuisknop op het pictogram met de energiebeheerstatus op de taakbalk en selecteer Energiebeheer.
2Selecteer het gewenste energiebeheerschema.
De instellingen voor het energiebeheerschema wijzigen
1Klik op De schema-instellingen wijzigen onder het gewenste energiebeheerschema in het venster Energiebeheer.
Breng de gewenste wijzigingen aan in de instellingen voor de slaapstand en het scherm.
2Als u de geavanceerde instellingen moet wijzigen, klikt u op Geavanceerde energie-instellingen wijzigen en gaat u
naar stap 3.
Als dat niet het geval is, klikt u op Wijzigingen opslaan.
3Klik op het tabblad VAIO Energiebeheer (VAIO Power Management).
Wijzig de instellingen van de verschillende items.
U kunt de huidige instellingen voor het energiebeheerschema controleren via de De weergave van VAIO Energiebeheer (VAIO Power Management
Viewer) in het VAIO Control Center.
98
nN
Page 99
Uw VAIO-computer uitbreiden >
nN
Uw VAIO-computer uitbreiden
Uw VAIO-computer en de geheugenmodules bevatten precisieonderdelen en werken op basis van een elektronischeconnectortechnologie. Om te vermijden dat de garantie vervalt tijdens de garantieperiode voor het product, volgt u de
onderstaande aanbevelingen:
❑ Neem contact op met de dealer als u een nieuwe geheugenmodule wilt installeren.
❑ Installeer geheugenmodules nooit zelf, tenzij u hiermee vertrouwd bent.
❑ Raak de connectors niet aan en open het kapje van het geheugenmodulecompartiment niet.
Neem als u hulp nodig hebt contact op met VAIO-Link.
Het type module en de hoeveelheid geheugen die op uw computer zijn geïnstalleerd, zijn afhankelijk van het model dat u hebt gekocht.
Zie de specificaties voor informatie over de configuratie van uw computer.
99
Page 100
Uw VAIO-computer uitbreiden >
Geheugen toevoegen en verwijderen
100
nN
Geheugen toevoegen en verwijderen
Als u de functies van uw computer wilt uitbreiden, kunt u de hoeveelheid geheugen uitbreiden door optionele geheugenmodules
te installeren. Voordat u een upgrade uitvoert voor het geheugen van uw computer, leest u de opmerkingen en procedures
op de volgende pagina's.
Opmerkingen over het toevoegen/verwijderen van geheugenmodules
❑ Plaats de computer op een plat oppervlak voordat u geheugenmodules toevoegt of verwijdert.
❑ Wees voorzichtig als u het geheugen vervangt. Onjuiste installatie van geheugenmodules kan schade aan het systeem
veroorzaken. Hierdoor kan de garantie van de fabrikant vervallen.
❑ Gebruik alleen geheugenmodules die compatibel zijn met de computer. Als een geheugenmodule niet door de computer
wordt gedetecteerd of het besturingssysteem Windows instabiel gedrag vertoont, neemt u contact op met de leverancier
of de fabrikant van uw geheugenmodule.
❑ Elektrostatische ontlading (ESD) kan elektronische componenten beschadigen. Zorg voordat u een geheugenmodule
aanraakt voor het volgende:
❑ Bij de stappen die worden beschreven in dit document wordt verondersteld dat u vertrouwd bent met algemene
computerterminologie en met de veiligheidsgebruiken en wettelijke voorschriften inzake het gebruik en de aanpassing
van elektronische apparatuur.
❑ Schakel de computer uit en koppel deze los van de voedingen (batterij en netadapter) en van alle
telecommunicatieverbindingen, netwerken of modems voordat u een kap of paneel van de computer verwijdert.
Als u dit niet doet, kan dit leiden tot lichamelijk letsel en/of materiële schade.
❑ ESD kan geheugenmodules en andere onderdelen beschadigen. Installeer de geheugenmodule alleen op een
ESD-werkstation. Als geen ESD-werkstation beschikbaar is, mag u niet werken in een ruimte met een vloerbedekking
en mag u geen materialen hanteren die statische elektriciteit kunnen opwekken of vasthouden (bijvoorbeeld
cellofaanverpakking). Maak een verbinding tussen uzelf en de aarde door een ongelakt, metalen deel van de behuizing
vast te houden terwijl u het werk uitvoert.
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.