Sony CYBER-SHOT DSC-T2 User Manual [nl]

VKLIK!
Inhoud
Basisbedieningen
De opnamefuncties gebruiken
Digitale camera
Cyber-shot-handboek
DSC-T2
Alvorens het apparaat te bedienen, leest u dit handboek, de "Gebruiksaanwijzing" en de "Geavanceerde Cyber-shot-handleiding" aandachtig door en bewaart u deze voor latere naslag.
De weergavefuncties gebruiken
De instellingen veranderen
Beelden weergeven op een televisie
De camera met uw computer gebruiken
Stilstaande beelden afdrukken
Problemen oplossen
Overige
Index
© 2007 Sony Corporation 3-273-224-72(2)
NL

Opmerkingen over het gebruik van de camera

Opmerkingen over de typen "Memory Stick" die kunnen worden gebruikt (niet bijgeleverd)
"Memory Stick Duo": u kunt in deze camera een "Memory Stick Duo" gebruiken.
"Memory Stick": u kunt in deze camera geen "Memory Stick" gebruiken.
Andere geheugenkaarten kunnen niet worden gebruikt.
• Voor verdere informatie over de "Memory Stick Duo", zie pagina 129.
Bij gebruik van een "Memory Stick Duo" in een "Memory Stick"-compatibel apparaat
U kunt de "Memory Stick Duo" gebruiken door deze in de Memory Stick Duo-adapter (niet bijgeleverd) te steken.
Memory Stick Duo-adapter
Opmerkingen over de accu
• Laad de accu (bijgeleverd) op voordat u de camera voor het eerst gebruikt.
• U kunt de accu opladen ook als deze niet volledig leeg is. Bovendien, zelfs als de accu niet volledig is opgeladen, kunt u de gedeeltelijke lading van de accu gebruiken.
• Als u van plan bent de accu gedurende een lange tijd niet te gebruiken, verbruikt u eerst de resterende lading, verwijdert u daarna de accu uit de camera, en bewaart u deze op een droge, koele plaats. Dit dient om de functies van de accu te behouden.
• Voor verdere informatie over bruikbare accu’s, zie pagina 131.
Carl Zeiss-lens
De camera is uitgerust met een lens van Carl Zeiss die in staat is scherpe beelden met een uitstekend contrast te reproduceren. De lens van de camera is geproduceerd onder een kwaliteitsborgingssysteem dat is gecertificeerd door Carl Zeiss in overeenstemming met de kwaliteitsnormen van Carl Zeiss in Duitsland.
Opmerkingen over het LCD-scherm en de lens
• Het LCD-scherm is vervaardigd met behulp van uiterste precisietechnologie zodat meer dan 99,99% van de beeldpunten effectief werkt. Echter, enkele kleine zwarte en/of heldere punten (wit, rood, blauw of groen) kunnen zichtbaar zijn op het LCD-scherm. Deze punten zijn een normaal gevolg van het productieproces en hebben géén invloed op de opnamen.
Zwarte, witte, rode, blauwe of groene puntjes
• Als water of een ander vloeistof op het LCD­scherm spettert waardoor het nat wordt, veegt u het scherm onmiddellijk af met een zachte doek. Als vloeistof op het oppervlak van het LCD­scherm blijft zitten, kan de kwaliteit ervan achteruitgaan en een storing worden veroorzaakt.
• Als het LCD-scherm of de lens langdurig wordt blootgesteld aan direct zonlicht, kan dit tot defecten leiden. Wees voorzichtig wanneer u de camera bij een venster of buiten neerzet.
• Druk niet op het LCD-scherm. Het scherm kan dan verkleuren, waardoor een storing wordt veroorzaakt.
• In een koude omgeving kunnen de beelden op het LCD-scherm nasporen vertonen. Dit is normaal.
• Wees voorzichtig dat u niet tegen de lens stoot en er geen kracht op uitoefent.
2
Opmerkingen over het gebruik van de camera
De beelden in dit handboek
De beelden die in dit handboek gebruikt worden als voorbeeld, zijn gereproduceerde beelden die niet daadwerkelijk met deze camera zijn opgenomen.
3

Inhoud

Opmerkingen over het gebruik van de camera.........................................2
Kenmerken van de camera....................................................................... 8
Opslaan – Beelden opslaan in het interne geheugen.......................................8
Opnemen – Automatisch beeldbeheer ............................................................. 9
Weergeven – Beelden op verschillende manieren bekijken ............................. 9
Delen – Upload-selectiefunctie ....................................................................... 10
Basistechnieken voor betere beelden..................................................... 11
Scherpstellen – Het onderwerp met succes scherpstellen ............................. 11
Belichting – De lichtintensiteit instellen ........................................................... 13
Kleur – Over het effect van de lichtbron .......................................................... 14
Kwaliteit – Over "beeldkwaliteit" en "beeldformaat" ......................................... 15
Flitser – Over het gebruik van de flitser ........................................................... 17
Plaats van de onderdelen ....................................................................... 18
Indicators op het scherm.........................................................................20
Bediening van het aanraakscherm .........................................................25
Het scherm veranderen .......................................................................... 26
Basisbedieningen
Eenvoudig beelden opnemen ................................................................. 28
Beeldformaat/zelfontspanner/flitsfunctie/macro-opname instellen .................30
Scherpstellingsfunctie/lichtmeetfunctie/ISO-gevoeligheid/belichtingswaarde
(EV) instellen.................................................................................................... 32
Beelden bekijken.....................................................................................38
Selecteren hoe beelden moeten worden weergegeven ................................. 39
Het SCRAPBOOK gebruiken ........................................................................... 42
Beelden wissen.......................................................................................44
Meer informatie over de verschillende functies – HOME/Menu..............46
Menuonderdelen..................................................................................... 49
De opnamefuncties gebruiken
De opnamefunctie veranderen................................................................ 50
Beelden opnemen met Scènekeuze.......................................................51
Menu voor opnemen............................................................................... 54
Opn.functie: De ononderbroken opnamefunctie kiezen EV: De lichtintensiteit instellen Scherpstellen: De scherpstellingsmethode veranderen Lichtmeetfunctie: De lichtmeetfunctie kiezen Witbalans: De kleurtinten instellen Kleurfunctie: De levendigheid van het beeld veranderen of speciale effecten toevoegen
4
Inhoud
Flitsniveau: De hoeveelheid flitslicht instellen Rode-ogeneffect: Het rode-ogeneffect verminderen Gezichtsherkenning: Het gezicht van het onderwerp herkennen SteadyShot: De antiwaasfunctie selecteren Setup: De opname-instellingen selecteren
De weergavefuncties gebruiken
Beelden weergeven vanaf het HOME-scherm ...........................62
(Albumlijst): Een lijst met beeldgroepen weergeven (Kalender): Beelden weergeven op een kalender (Diavoorstelling): Een serie beelden weergeven (Memory Stick): Beelden op de Memory Stick weergeven
Menu voor weergeven ......................................................................66
(Favorieten toevoegen/verw.): Favorieten toevoegen/verwijderen (Toev./verw. van upload selectie): Een reservering voor het uploaden naar het web
toevoegen/verwijderen (Favorieten verwijderen): Favorieten verwijderen (Upload selectie verwijderen): Upload-selectiemarkering verwijderen om de
reservering voor het uploaden naar het web te annuleren
(Bijwerken): Stilstaande beelden bijwerken (Kleuren): Tekenen op stilstaande beelden (Diavoorstelling): Een serie beelden weergeven (Wissen): Beelden wissen (Beveiligen): Per ongeluk wissen voorkomen
(Albumweergave): Terugkeren naar het albumscherm (Afdrukken): Beelden afdrukken met een printer (Roteren): Beelden roteren (Importeren): Beelden importeren (Exporteren): Beelden exporteren (Map kiezen): De map selecteren voor het weergeven van beelden (Volume-instellingen): Het volume instellen (Achtergrond): De achtergrond veranderen
Tekenen of stempels zetten op stilstaande beelden (Kleuren)
............................................................................................ 78
5
Inhoud
De instellingen veranderen
De geheugenbeheerfunctie en de instellingen veranderen
Geheugen beheren .....................................................................81
Geheugen-tool — Memory Stick-tool ...............................................81
Formatteren Opnamemap maken
Opnamemap wijz. Mass Storage
Geheugen-tool — Intern geheugen-tool...........................................83
Formatteren
Instellingen .................................................................................... 84
Hoofdinstellingen — Hoofdinstellingen 1.......................................... 84
Pieptoon Functiegids
Initialiseren Kalibratie
Hoofdinstellingen — Hoofdinstellingen 2.......................................... 86
USB-aansluiting COMPONENT
Video-uit
Opname-instellingn — Opname-instellingen 1................................. 88
AF-verlicht. Stramienlijn
AF-functie Digitale zoom
Opname-instellingn — Opname-instellingen 2................................. 90
Autom. Oriëntatie Auto Review
Lach-niveau
Klokinstellingen.................................................................................91
Language Setting .............................................................................92
Beelden weergeven op een televisie
..........80
Beelden weergeven op een televisie...................................................... 93
Beelden bekijken door de camera aan te sluiten op een televisie met behulp
van de kabel voor de multifunctionele aansluiting (niet bijgeleverd).............. 93
Beelden bekijken door de camera aan te sluiten op een HD-televisie ...........95
6
Inhoud
De camera met uw computer gebruiken
Werken met uw Windows-computer........................................................97
De software (bijgeleverd) installeren.....................................................100
Over "Picture Motion Browser" (bijgeleverd).........................................102
Aansluiten op een computer..................................................................103
"Music Transfer" (bijgeleverd) gebruiken ..............................................106
De "Geavanceerde Cyber-shot-handleiding" raadplegen .....................107
Stilstaande beelden afdrukken
Stilstaande beelden afdrukken..............................................................108
Rechtstreeks beelden afdrukken op een PictBridge-compatibele
printer.............................................................................................109
Problemen oplossen
Problemen oplossen..............................................................................112
Foutcodes en meldingen.......................................................................124
Overige
Uw camera in het buitenland gebruiken — Stroomvoorziening ............128
Informatie over de "Memory Stick Duo" ................................................129
Informatie over de accu.........................................................................131
Informatie over de acculader.................................................................132
Informatie over het "Cyber-shot Station" ...............................................133
Index
Index......................................................................................................135
7

Kenmerken van de camera

Opslaan

De camera heeft ongeveer 4 GB aan intern geheugen waarin zeer veel beelden kunnen worden opgeslagen. U kunt te allen tijde beelden importeren vanaf een computer en deze door de camera laten weergeven.
Gebruik het bijgeleverde softwareprogramma "Picture Motion Browser". Voor meer
informatie raadpleegt u "Gids voor Picture Motion Browser".
Zelfs als een "Memory Stick Duo" in de camera is geplaatst, worden de beelden niet op de
"Memory Stick Duo" opgeslagen voordat het interne geheugen vol is. Om beelden op te slaan op de "Memory Stick Duo", kopieert (exporteert) u de beelden in het interne geheugen naar de "Memory Stick Duo" (pagina 76).
Beelden opslaan in het interne geheugen
Haal de beelden uit uw computer en geniet ervan!
8
Kenmerken van de camera

Opnemen

Deze camera classificeert de beelden automatisch in albums aan de hand van het opname­interval en de frequentie. U kunt de beelden per album doorzoeken.
<Voorbeeld>

Weergeven

Favorieten
U kunt uw favoriete beelden uit een album kiezen en deze opslaan als uw favorieten (pagina 66).
Automatisch beeldbeheer
1e album 2e album 3e album
Aantal beelden
Tijd (Datum)
Beelden op verschillende manieren bekijken
Plakboek
Wanneer u op de SCRAPBOOK-toets drukt, worden de beelden opgeslagen in het interne geheugen weergegeven op een achtergrond. U kunt de achtergrond veranderen en van de weergave genieten (pagina 43).
SCRAPBOOK-toets
9
Kenmerken van de camera

Delen

In de camera is de toepassing "PMB Portable" ingebouwd. Door in de camera opgeslagen beelden op te slaan als upload-selectie, kunt u deze eenvoudig uploaden naar het internet met behulp van een computer. Als u de camera met behulp van een USB-kabel op een computer aansluit, zal "PMB Portable" automatisch opstarten.
Upload-selectiefunctie
Uploaden
Zie pagina 67 voor het opslaan van beelden als upload-selectie.
10

Basistechnieken voor betere beelden

Scherp­stellen
Scherp­stellen
Belichting
Kleur
Kwaliteit
Flitser
Het onderwerp met succes scherpstellen
Dit gedeelte beschrijft de basishandelingen voor het gebruik van uw camera. Hier wordt het gebruik beschreven van verschillende camerafuncties, zoals het HOME-scherm (pagina 46) en de menu’s (pagina 48).
Als u de ontspanknop tot halverwege indrukt, stelt de camera automatisch scherp (Automatische scherpstelling). Vergeet niet dat de ontspanknop slechts tot halverwege ingedrukt moet worden.
AE/AF-vergrende-
Druk de ontspanknop niet gelijk helemaal in.
Als scherpstellen moeilijk is
Druk de ontspanknop tot halverwege in.
t [Scherpstellen] (pagina 33)
lingsindicator knippert , licht op/
piept
Druk daarna de ontspanknop helemaal in.
Als het beeld zelfs na scherpstellen wazig is, kan dit komen doordat de camera is bewogen.
t Zie "Tips om wazige beelden te voorkomen" hierna.
11
Basistechnieken voor betere beelden
Tips om wazige beelden te voorkomen
De camera werd per ongeluk bewogen toen u een beeld opnam. Dit heet de "camerabeweging". Het kan ook zijn dat het onderwerp bewoog toen u het beeld opnam. Dit heet dan "onderwerpbeweging".
Camerabeweging
Oorzaak
Uw hand of lichaam bewoog terwijl u de camera vasthield en op de ontspanknop drukte, waardoor het gehele beeld wazig is geworden.
Wat u moet doen om wazige beelden te voorkomen
• Gebruik een statief of plaats de camera op een vlakke, stabiele ondergrond zodat de camera stilstaat.
• Neem op met een zelfontspanner met een vertraging van 2 seconden en stabiliseer uw camera door uw armen stevig tegen uw zij te drukken nadat u op de ontspanknop hebt gedrukt.
Onderwerpbeweging
Oorzaak
Ondanks dat de camera stil wordt gehouden, kan het onderwerp bewegen tijdens de belichtingstijd nadat op de ontspanknop is gedrukt, waardoor het onderwerp wazig is.
Opmerkingen
• De antiwaasfunctie ter voorkoming van wazige beelden is in de fabriek als standaardinstelling ingeschakeld zodat camerabewegingen automatisch worden verminderd. Dit helpt echter niet tegen onderwerpbewegingen.
• Bovendien treden camerabewegingen en onderwerpbewegingen vaak op bij zwakke belichting of lange sluitertijden, zoals die optreden wanneer (Schemer) of (Schemer-portret) is gekozen als de scènekeuzefunctie. In dergelijke gevallen houdt u bij het opnemen de bovenstaande tips in gedachten.
Wat u moet doen om wazige beelden te voorkomen
• Selecteer (Hoge gevoeligheid) als de scènekeuzefunctie.
• Selecteer een hogere ISO-gevoeligheid om de sluitertijd korter te maken, en druk op de ontspanknop voordat het onderwerp beweegt.
12
Basistechnieken voor betere beelden

Belichting

U kunt diverse beelden creëren door de belichting en de ISO-gevoeligheid in te stellen. Belichting is de hoeveelheid licht die door de lens in de camera valt wanneer u de ontspanknop indrukt.
De lichtintensiteit instellen
Sluitertijd = De tijdsduur gedurende welke het licht in
Belichting:
Diafragma = De grootte van de opening waardoor het
Overbelichting
= te veel licht Te licht beeld
Juiste belichting
Onderbelichting
= te weinig licht Te donker beeld
de camera valt
licht in de camera valt
ISO-gevoeligheid (aanbevolen­belichtingsindex)
=
Gevoeligheid van het opnamemedium
In de automatische instelfunctie wordt de belichting automatisch ingesteld op de juiste waarde. U kunt deze echter ook handmatig instellen met behulp van de hieronder beschreven functies.
Belichtingswaarde (EV) aanpassen:
Hiermee kunt u de belichting aanpassen die door de camera is ingesteld (pagina’s 27 en 37).
Lichtmeetfunctie:
Hiermee kunt u het gedeelte van het onderwerp wijzigen dat wordt gemeten om de belichting in te stellen (pagina 35).
13
Basistechnieken voor betere beelden
ISO-gevoeligheid aanpassen (aanbevolen-belichtingsindex)
De ISO-gevoeligheid is een snelheidswaarde voor opnamemedia die gebruik maken van een beeldsensor die het licht opvangt. Zelfs wanneer de belichting hetzelfde is, zullen de beelden verschillen afhankelijk van de ISO-gevoeligheid. Om de ISO-gevoeligheid aan te passen, raadpleegt u pagina 36.
Hoge ISO-gevoeligheid
Neemt een helder beeld op, zelfs op donkere plaatsen, door een kortere sluitertijd in te stellen om onderwerpbeweging tegen te gaan. Het beeld wordt echter korrelig.
Lage ISO-gevoeligheid
Neemt een vloeiender beeld op. Echter, als de belichting onvoldoende is, kan het beeld donkerder worden.

Kleur

De natuurlijke kleur van het onderwerp wordt beïnvloed door de belichtingsomstandigheden.
Over het effect van de lichtbron
Voorbeeld: De kleur van een beeld wordt beïnvloed door de lichtbronnen
Weer/lichtbron
Eigenschappen van het licht
In de automatische instelfunctie worden de kleurtinten automatisch ingesteld. U kunt de kleurtinten echter ook handmatig instellen met [Witbalans] (pagina 56).
Daglicht Bewolkt Fluorescerend Gloeilamp
Wit (standaard) Blauwachtig Groengetint Roodachtig
14
Basistechnieken voor betere beelden

Kwaliteit

Over "beeldkwaliteit" en "beeldformaat"
Een digitaal beeld is samengesteld uit een groot aantal kleine puntjes, genaamd pixels. Als een beeld uit veel pixels bestaat, zal het beeld groot zijn, meer geheugenruimte in beslag nemen, en met scherpe details worden weergegeven. Het "Beeldformaat" wordt aangegeven met het aantal pixels. Ondanks dat u op het scherm van de camera het verschil niet kunt zien, verschillen de kleine details en de verwerkingstijd wanneer het beeld wordt afgedrukt of weergegeven op een computerscherm.
Beschrijving van de pixels en het beeldformaat
1 Beeldformaat: 8M
3264 pixels × 2448 pixels = 7.990.272 pixels
2 Beeldformaat: VGA
Pixels
640 pixels × 480 pixels = 307.200 pixels
Het gewenste beeldformaat selecteren (pagina 16)
Pixel
Veel pixels (Hoge beeldkwaliteit en groot bestand)
Weinig pixels (Lage beeldkwaliteit en klein bestand)
Voorbeeld: Afdrukken tot A3-formaat
Voorbeeld: Beeld versturen als bijlage bij e-mailberichten
15
Basistechnieken voor betere beelden
De standaardinstellingen worden aangegeven met .
Beeldformaat Aanwijzingen voor gebruik Aantal beelden Afdrukken
8M
Voor afdrukken tot A3 Minder
(3264×2448)
*1
3:2
(3264×2176)
Met beeldverhouding 3:2 opnemen
Fijn
5M
Voor afdrukken tot A4
(2592×1944)
3M
(2048×1536)
VGA
(640×480)
*2
16:9
(1920×1080)
*1 De beelden worden opgenomen met een beeldverhouding 3:2, net als afgedrukte foto’s, ansichtkaarten,
enz.
*2 Beide randen van het beeld kunnen worden afgesneden tijdens het afdrukken (pagina 121).
Videoformaat Frames/seconde Aanwijzingen voor gebruik
640(Fijn)
(640×480)
640(Standaard)
(640×480)
Voor afdrukken tot 10×15 cm of 13×18 cm
Klein beeldformaat opnemen voor verzenden per e-mail
Meer
Met HDTV-beeldverhouding opnemen
Ong. 30 Bewegend beelden van hoge kwaliteit opn.
voor TV-weerg
Ong. 17 Bewegende beelden van std. kwaliteit opn.
voor TV-weerg
Grof
320 (320×240) Ong. 8 Klein formaat opnemen voor verzenden per
e-mail
• Hoe groter het beeldformaat, hoe hoger de beeldkwaliteit.
• Hoe hoger het aantal frames per seconde, hoe vloeiender het weergavebeeld.
16
Basistechnieken voor betere beelden

Flitser

Over het gebruik van de flitser
De ogen van het onderwerp kunnen in het beeld rood zijn, of wazige, witte, ronde vlekken kunnen in het beeld verschijnen. Dit fenomeen kan worden tegengegaan door de volgende stappen te nemen.
Het "rode-ogeneffect"
Pupillen worden groter in een donkere omgeving. Het flitslicht wordt gereflecteerd door de bloedvaten op de achterkant van het oog (het netvlies) waardoor het "rode-ogeneffect" optreedt.
Camera Oog
Netvlies
Hoe kunt u het "rode-ogeneffect" verminderen?
• Stel [Rode-ogeneffect] in op [Aan] (pagina 59).
• Selecteer (Hoge gevoeligheid)* als de scènekeuzefunctie (pagina 51). (De flitser wordt automatisch
uitgesch akeld.)
• Als de ogen van het onderwerp in het beeld rood zijn, corrigeert u het beeld met behulp van [Bijwerken] in het weergavemenu (pagina 69) of met behulp van het bijgeleverde softwareprogramma "Picture Motion Browser".
De "witte, ronde vlekken"
Dit wordt veroorzaakt door deeltjes (stof, pollen, enz.) die dichtbij de lens zweven. Wanneer deze worden belicht door het flitslicht van de camera, worden ze zichtbaar als witte, ronde vlekken.
Camera
Onderwerp
Deeltjes (stof,
pollen, enz.) in
de lucht
Hoe kunt u de "witte, ronde vlekken" tegengaan?
• Verlicht het vertrek en neem het onderwerp zonder flitser op.
• Selecteer (Hoge gevoeligheid)* als de scènekeuzefunctie. (De flitser wordt automatisch uitgesch akeld.)
* Ondanks dat u (Hoge gevoeligheid) hebt geselecteerd als de scènekeuzefunctie, kan de sluitertijd
langer zijn bij zwakke belichting of op donkere plaatsen. In dergelijke gevallen gebruikt u een statief of houdt u uw armen stevig tegen uw zij gedrukt nadat u op de ontspanknop hebt gedrukt.
17

Plaats van de onderdelen

Nadere bijzonderheden over de bediening vindt u op de tussen haakjes vermelde pagina’s.
A POWER-lampje B POWER-toets C Ontspanknop (29) D Flitser (31) E Microfoon F Lens G Zelfontspannerlampje (30)/
Lach-sluiterlamp (53)/ AF-verlichting (88)
H Lensafdekking
Onderkant
A Luidspreker B (weergave-) toets (38) C SCRAPBOOK-toets (42) D LCD-scherm/aanraakscherm (25, 26) E Oog voor polsriem F T/W-zoomknop (30) G Schroefgat voor statief
• Als de bevestigingsschroef van het statief langer is dan 5,5 mm, kunt u de camera niet stevig erop bevestigen. Als u de schroef met kracht aandraait, kan de camera worden beschadigd.
H Accu/"Memory Stick Duo"-deksel I Accu-uitwerphendel J Gleuf voor de "Memory Stick Duo" K Toegangslampje
18
Plaats van de onderdelen
L Multifunctionele aansluiting
Wordt gebruikt in de volgende situaties:
• Bij het tot stand brengen van een USB­verbinding tussen de camera en de computer.
• Bij het aansluiten op de audio/video­ingangsaansluitingen van de televisie.
• Bij het aansluiten op een PictBridge­compatibele printer.
M Accu-insteekgleuf
19

Indicators op het scherm

Raak [DISP] aan op het scherm om de aanduidingen op het scherm te veranderen (pagina 26). Nadere bijzonderheden over de bediening vindt u op de tussen haakjes vermelde pagina’s.
Bij opname van stilstaande beelden
Bij opname van bewegende beelden
Schermbediening
U kunt de instelling veranderen door het volgende aan te raken: 1, 2, 3.
Door een pictogram aan te raken wordt de
gids van het aangeraakte onderdeel afgebeeld. Om deze gids weer te verbergen, raakt u [?] (pagina 25) aan.
A
Indicator Betekenis
HOME
Zelfontspannerinstellingen
Opnamefunctie-instellingen
MENU
Beeldt het HOME-scherm af.
Beeldformaatinstellingen (16)
(30)
(50)
Opnamefunctie-instellingen (scènekeuze-instellingen) (51)
• Raak aan bij de instellingen van de opnamefunctie om de scènekeuzefunctie te selecteren.
Beeldt het MENU-scherm af.
20
Indicators op het scherm
B
Indicator Betekenis
BACK Gaat terug naar het
voorgaande scherm.
Dit annuleert de scherpstelling op het onderwerp dat is gekozen door middel van de aanraakbediening.
Flitsfunctie-instellingen
(31)
Macro/Close-
scherpstellingsinstellingen (32)
DISP Verandert de aanduidingen
op het scherm.
C
Indicator Betekenis
0.5m 1.0m
3.0m 7.0m
AF-functie-/scherpstelling­voorkeuze-instellingen (33, 34)
Lichtmeetfunctie-
instellingen (35)
ISO­gevoeligheidsinstellingen (36)
+2.0EV Belichtingswaarde-
instellingen (37)
Aanduidingen op het scherm
De schermaanduidingen van 4 t/m 6 laten de huidige instelling zien.
D
Indicator Betekenis
Resterende acculading
Lach-sluiter (aantal stilstaande beelden)
Zoomvergroting (30, 89)
Opladen flitser
SteadyShot (61)
• Wordt afgebeeld wanneer de ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt in de standaardinstellingen.
Opnamemedium
(Intern geheugen, "Memory Stick Duo")
Opnamemap (81)
• Dit wordt niet afgebeeld wanneer het interne geheugen wordt gebruikt.
AF-verlichting (88)
Trillingswaarschuwing
• Geeft aan dat trillingen kunnen verhinderen dat de beelden scherp worden opgenomen als gevolg van onvoldoende belichting. Zelfs als de trillingswaarschuwing wordt afgebeeld, kunt u toch het beeld opnemen. Wij adviseren u echter de antiwaasfunctie in te schakelen, de flitser te gebruiken om een betere belichting te verkrijgen, of een statief te gebruiken om de camera te stabiliseren (pagina 12).
21
Indicators op het scherm
EF
Indicator Betekenis
C:32:00 Zelfdiagnosefunctie (124)
Zelfontspanner (30)
96 Aantal opneembare beelden
00:25:05 Opneembare tijd
(uur:min:sec)
Vermindering van het rode­ogeneffect (59)
Flitsniveau (58)
Opnamemodus (54)
Gezichtsherkenning (60)
Aanraak-AF-indicator (28)
Witbalans (56)
Kleurfunctie (57)
AF-bereikzoekerframe (33)
Indicator Betekenis
z AE/AF-
vergrendelingsindicator (29)
NR lange-sluitertijd
• Als de sluitertijd onder
zwakke belichting langer wordt dan een bepaalde tijdsduur, treedt automatische NR (ruisonderdrukking) lange­sluitertijdfunctie in werking om de beeldruis te verminderen.
125 Sluitertijd F3.5 Diafragmawaarde ISO400 ISO-nummer (36) +2.0EV Belichtingswaarde (37) Standby
OPNMN.
Standby/opnemen van bewegende beelden
0:12 Opnametijd (min:sec)
Waarschuwing voor zwakke accu (124)
Histogram (26)
Flitsfunctie (31)
• Als [Scherminstellingen] is ingesteld op [Alleen bld.], worden de huidige instellingen afgebeeld.
Macro/Close-scherpstelling
(32)
• Als [Scherminstellingen] is ingesteld op [Alleen bld.], worden de huidige instellingen afgebeeld.
22
Indicators op het scherm
Bij weergave van stilstaande beelden
Bij weergave van bewegende beelden
Schermbediening
U kunt de instelling veranderen door het volgende aan te raken: 1, 2.
A
Indicator Betekenis
HOME
MENU
Beeldt het HOME-scherm af.
Verandert naar het indexweergavescherm.
Geeft een diavoorstelling weer.
Wist het beeld.
Beeldt het MENU-scherm af.
Selecteert de weergavemap.
Keert terug van het indexweergavesche rm naar het enkelbeeldweergavescherm.
B
Indicator Betekenis
Hiermee kunt u het volumeniveau instellen (38)
/ Weergavezoom (39)
Schakelt v/V/b/B aan/uit
N Weergave
x Stopt de weergave
Beeldt het vorige/volgende beeld af.
DISP Verandert de aanduidingen
op het scherm.
Aanduidingen op het scherm
De schermaanduidingen van 3 t/m 5 laten de huidige instelling zien.
C
Indicator Betekenis
Resterende acculading
Favorieten
Upload selectie
Vinkje
Beveiliging (73)
Weergavezoom (39)
C:32:00 Zelfdiagnosefunctie (124)
23
Indicators op het scherm
DE
Indicator Betekenis
Weergavemedium
(intern geheugen, "Memory Stick Duo")
Weergavemap (77)
• Dit wordt niet afgebeeld wanneer het interne geheugen wordt gebruikt.
8/8 Beeldnummer/Aantal
beelden opgenomen in de gekozen map
Map veranderen (77)
• Dit wordt niet afgebeeld wanneer het interne geheugen wordt gebruikt.
Opnamemap (81)
• Dit wordt niet afgebeeld wanneer het interne geheugen wordt gebruikt.
PictBridge-aansluiting (111)
• Koppel de USB-kabel niet los terwijl het pictogram wordt afgebeeld.
Beeldformaat (16)
PictBridge-aansluiting
Indicator Betekenis
Waarschuwing voor zwakke accu (124)
125 Sluitertijd F3.5 Diafragmawaarde ISO400 ISO-nummer (36) +2.0EV Belichtingswaarde (37)
Lichtmeetfunctie (35)
Flitser
Witbalans (56)
N Weergave (38)
Weergavebalk
0:00:12 Teller DSC00123 Bestandsnummer
(intern geheugen)
101-0012 Map-bestandsnummer (77)
("Memory Stick Duo")
2007 1 1 9:30 AM
Opgenomen datum/tijd van het weergavebeeld
Histogram (26)
wordt afgebeeld wanneer het histogram is uitgeschakeld.
(109)
24

Bediening van het aanraakscherm

Dit LCD-scherm beeldt ook de toetsen af voor het bedienen van de camera (aanraakscherm).
Aanraakscherm
1 Open de lensafdekking om de camera in te schakelen.
De toetsen worden op het scherm afgebeeld.
2 Raak de toetsen op het scherm lichtjes met uw vinger aan.
Over de toetsen op het aanraakscherm
Als het onderdeel dat u wilt instellen niet op het scherm wordt afgebeeld, kunt u met de v/V
toetsen een andere pagina kiezen.
U kunt terugkeren naar het voorgaande scherm door [BACK] aan te raken.
Door [?] aan te raken wordt de gids van het aangeraakte onderdeel afgebeeld. Om deze gids
weer te verbergen, raakt u nogmaals [?] aan.
[?]
Om het aanraakscherm te bedienen, raakt u het licht aan met uw vinger of de bijgeleverde
tekenpen.
Raak het scherm niet aan met enig ander puntig voorwerp dan de bijgeleverde tekenpen.
Druk niet harder op het LCD-scherm dan noodzakelijk.
Wanneer u tijdens het opnemen de rechterbovenhoek van het scherm aanraakt, gaan de
pictogrammen tijdelijk uit. Nadat de vinger het scherm heeft losgelaten, worden de pictogrammen weer afgebeeld.
25

Het scherm veranderen

Raak [DISP] aan op het scherm om de aanduidingen op het scherm te veranderen.
• In de indexweergavefunctie kunt u instellen hoeveel beelden tegelijk worden weergegeven.
• Andere instellingen dan [LCD-helderheid] kunnen afzonderlijk gemaakt worden voor opnemen en weergeven.
DISP
[Scherminstellingen]
Hiermee stelt u in of de pictogrammen op het scherm worden afgebeeld.
Normaal
Simpel
Alleen bld.
• [DISP] wordt alleen tijdens het opnemen op het scherm afgebeeld.
• Tijdens weergeven raakt u de linker- of rechterkant van het scherm aan om het vorige respectievelijk volgende beeld weer te geven, en raakt u het midden van het scherm aan op de gids af te beelden.
26
Het scherm veranderen
[LCD-helderheid]
Hiermee stelt u de helderheid van het LCD­scherm in.
• Als u buitenshuis beelden bekijkt in sterk licht terwijl [LCD-helderheid] is ingesteld op [Normaal], stelt u dit in op [Helder]. Echter, bij deze instelling wordt de acculading sneller verbruikt.
[Histogr afbeelden]
Hiermee stelt u in of een histogram op het scherm wordt afgebeeld.
A
B
HelderDonker
Een histogram is een grafiek die de helderheid van een beeld weergeeft. De grafiek duidt op een helder beeld wanneer de rechterkant ervan hoog is, en op een donker beeld wanneer de linkerkant ervan hoog is.
A Aantal pixels B Helderheid
• Het histogram wordt tevens afgebeeld bij weergave van een enkelbeeld, doch u kunt de belichting hiervan niet instellen.
• Het histogram wordt in de volgende gevallen niet afgebeeld wanneer: Tijdens het opnemen
– het menu wordt afgebeeld. – bewegende beelden worden opgenomen. Tijdens het weergeven – het menu wordt afgebeeld. – u de indexweergavefunctie gebruikt – u de weergavezoom gebruikt. – u stilstaande beelden roteert. – bewegende beelden worden weergegeven – u weergeeft met behulp van de Albumlijst. – u weergeeft met behulp van de Favorietenlijst. – u weergeeft met behulp van de Upload
selectielijst. – u weergeeft met behulp van de Kalender. – u weergeeft met behulp van het plakboek.
• Er kan een groot verschil optreden tussen de histogrammen die worden afgebeeld tijdens het opnemen en tijdens het weergeven, wanneer:
– de flitser afgaat. – de sluitertijd lang of kort is.
• Het histogram wordt misschien niet afgebeeld voor beelden opgenomen op andere camera’s.
27

Basisbedieningen

Eenvoudig beelden opnemen

Onderstaande stappen laten zien hoe u beelden kunt opnemen met de basisfuncties van de camera.
Ontspanknop
Aanraakscherm
T/W-zoomknop
1 Open de lensafdekking.
2 Houd de camera stil met uw armen tegen uw lichaam.
Plaats het onderwerp in het midden van het scherpstelkader of raak het punt aan waarop u wilt scherpstellen.
z U kunt het scherm aanraken om het punt te kiezen waarop
moet worden scherpgesteld.
Door het onderwerp op het aanraakscherm aan te raken wordt een kader afgebeeld, en door vervolgens de ontspanknop tot halverwege in te drukken, wordt op het kader scherpgesteld. Als in het kader een gezicht aanwezig is, worden naast de scherpstelling tevens de helderheid en tint automatisch geoptimaliseerd.
wordt afgebeeld als een gezicht wordt herkend op de aangeraakte plaats of wordt afgebeeld als een ander onderwerp dan het gezicht van een persoon wordt herkend. Raak aan om deze functie te annuleren.
• U kunt deze functie niet gebruiken in de digitale-zoomfunctie en Close-scherpstellingsfunctie.
• Deze functie kan alleen worden gebruikt in de (Autom. instellen) functie of de (Soft Snap) functie.
• Als u aanraakt buiten het instelbare scherpstellingsbereik, wordt het instelbare bereik afgebeeld.
28
Eenvoudig beelden opnemen
3 Neem op met de ontspanknop.
1 Houd de ontspanknop tot halverwege ingedrukt om scherp te stellen.
De z (AE/AF-vergrendelings-) indicator knippert (groen), een pieptoon klinkt, de indicator stopt met knipperen en blijft aan.
2 Druk de ontspanknop helemaal in.
AE/AF-vergrendelingsindicator
Opnemen van bewegende beelden
Raak eerst [HOME] aan en daarna (Opnemen) t (Bewegende beeldn) (pagina 46). Of raak eerst het pictogram voor het instellen van de opnamefunctie en daarna
(Bewegende beeldn) aan.
Pictogram voor het instellen van de opnamefunctie
Een stilstaand beeld opnemen van een onderwerp waarop moeilijk scherpgesteld kan worden
• De minimale opnameafstand is ongeveer 50 cm. Neem op in de close-up-opnamefunctie (macro­opnamefunctie) of in de Close-scherpstellingsfunctie wanneer u een onderwerp wilt opnemen vanaf een kortere afstand dan de minimale opnameafstand (pagina 32).
• Als de camera niet automatisch op het onderwerp kan scherpstellen, verandert de AE/AF­vergrendelingsindicator naar langzaam knipperen en klinkt geen pieptoon. Bovendien gaat het AF­bereikzoekerframe uit. Stel het beeld opnieuw samen en stel opnieuw scherp.
In de volgende situaties kan het moeilijk zijn scherp te stellen:
– Als het donker is en het onderwerp ver weg is. – Als het contrast tussen het onderwerp en de achtergrond slecht is. – Als het onderwerp door glas wordt opgenomen. – Als het onderwerp snel beweegt. – Bij reflecterend licht of glimmende oppervlakken. – Als het onderwerp van achteren wordt belicht of als er een zwaailicht in de buurt is.
Basisbedieningen
29
Eenvoudig beelden opnemen
De zoom gebruiken T/W
Druk op T om in te zoomen en druk op W om uit te zoomen.
• Als de zoomvergroting hoger is dan 3×, gebruikt de camera de digitale-zoomfunctie.
Voor informatie over de [Digitale zoom]-instellingen en de beeldkwaliteit, zie pagina 89.
• De camera zoomt langzaam tijdens het opnemen van bewegende beelden.
• Als de gezichtsherkenningsfunctie is ingeschakeld, kunt u de digitale-zoomfunctie niet gebruiken.
• Als u de digitale zoom gebruikt, kunt u niet scherpstellen door het scherm aan te raken.

Beeldformaat/zelfontspanner/flitsfunctie/macro-opname instellen

1 Het beeldformaat veranderen 2 De zelfontspanner gebruiken 3 Een flitsfunctie kiezen voor stilstaande beelden 4 Een close-up opnemen
Het beeldformaat veranderen
Raak het pictogram voor het instellen van de beeldformaat op het scherm aan. Raak het gewenste onderdeel aan en raak daarna [BACK] aan. Voor meer informatie over het beeldformaat, zie pagina 15.
Pictogram voor het instellen van de beeldformaat
De zelfontspanner gebruiken
Raak het pictogram voor het instellen van de zelfontspanner op het scherm aan. Raak het gewenste onderdeel aan en raak daarna [BACK] aan.
Pictogram voor het instellen van de zelfontspanner
Zelfontspanner Uit ( ): Zelfontspanner buiten gebruik Zelfontsp. 10 sec ( ): Zelfontspanner instellen op een vertraging van 10 seconden Zelfontspanner 2 sec ( ): Zelfontspanner instellen op een vertraging van 2 seconden
30
Loading...
+ 109 hidden pages