Veiligheidsvoorschriften en gebruikshandleiding voor
EUROPESE
21" (53 CM)
LOOPMAAIERS MET
STALEN MAAIHUIS
REEKS 19
ZELFRIJDENDE
MODELLEN
ERP217019BV
VERKLARING VAN DE MODELNUMMERS
ER P 21 70 19 B V
EUROPEES MODEL
RECYCLAGEMODEL BENAMING MOTOR
ZELFRIJDEND REEKSNAAM
MAAIBREEDTE MOTORVERMOGEN *
E – Europees model 21 – 21" (53 cm) Maaibreedte 19 - Reeksbenaming B – Briggs & Stratton
R – Recyclagemodel 70 – 7,0 (Motorvermogen)
P – Model met aandrijving
Dank u voor de aanschaf van een SNAPPER-product! Gelieve vóór u de Loopmaaier gebruikt deze handleiding zorgvuldig te lezen
en in het bijzonder aandacht te schenken aan de "BELANGRIJKE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN" op bladzijden 2 & 3. Onthoud dat
alle gemotoriseerde machines gevaarlijk kunnen zijn wanneer men ze verkeerd gebruikt. Onthoud dat veiligheid een voorzichtig
gebruik veronderstelt. Respecteer de instructies en gebruik uw gezond verstand.
OPMERKING: De specificaties zijn correct op het ogenblik van het ter perse gaan en kunnen zonder kennisgeving worden gewijzigd.
* De reëel motorvermogen zal als gevolg van beperkingen tijdens het gebruik en milieufactoren waarschijnlijk lage r zijn.
WAARSCHUWING: Deze krachtige maaier kan handen en voeten amputeren en voorwerpen wegslingeren die verwondingen en
schade kunnen veroorzaken! Het niet naleven van deze VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN kan de gebruiker of andere personen
ernstig of zelfs dodelijk verwonden. De eigenaar van de machine moet deze voorschriften begrijpen en mag de maaier uitsluitend
laten gebruiken door personen die de voorschriften begrijpen. Elke persoon die de machine gebruikt moet bij zijn volle verstand
zijn, lichamelijk gezond, en niet onder de invloed van eender welke stof die het gezicht, de motoriek of het beoordelingsvermogen
kan beïnvloeden. Als u vragen over uw machine hebt waarop uw distributeur het antwoord schuldig blijft, belt of schrijft u naar de
klantendienst van SNAPPER, McDonough, Georgia 30253, telefoon 00-1-800-935-2 967.
VOORZORGEN VOOR KINDEREN
Er kunnen tragische ongevallen gebeuren als de gebruiker
niet alert is voor de aanwezigheid van kinderen. Kinderen
worden vaak aangetrokken door de machine en het maaien.
Veronderstel nooit dat kinderen op de plaats zullen blijven
waar u hen het laatst hebt gezien.
1. HOUD KINDEREN UIT DE BUURT van de maaizone en
zorg dat ze door een verantw oordelijk e volw assene (niet
de bestuurder) in de gaten worden gehouden.
2. LAAT GEEN kinderen in de tuin wanneer de machine in
gebruik is. Schakel de machine UIT wanneer iemand het
terrein betreedt.
3. LAAT DE MACHINE niet gebruiken door kinderen onder
de 13 jaar.
4. LAAT ALLEEN volwassenen of verantwoordelijke tieners
met het beoordelingsvermogen van een volwassene en
onder volwassen toezicht de machine gebruiken.
5.
Trek de maaier NIET achterwaarts, tenzij het volstrekt
noodzakelijk is. KIJK terwijl u achterwaarts gaat
achterom en naar omlaag, zodat u kinderen,
huisdieren en gevaren kunt ZIEN.
6. WEES BIJZONDER VOORZICHTIG wanneer u blinde
hoeken nadert, struiken, bomen of andere objecten die
het gezicht belemmeren.
GEBRUIK OP EEN HELLING
1. Hellingen zijn een belangrijke oorzaak van ongevallen
door uitglijden en vallen, die tot ernstige verwondingen
kunnen leiden. Wees op elke helling extra voorzichtig.
Maai de helling NIET als u zich niet veilig voelt.
2. Maai heen en w eer in de breedte van de helling, nooit op
en neer. Wees UITERST VOORZICHTIG als u op een
helling van richting verandert. MAAI NIET op steile
hellingen of op andere terreinen waar de stabiliteit of de
tractie onzeker zijn.
3. Wees extra voorzichtig met graszakken en andere
uitbreidingen; ze beïnvloeden de hanteerbaarheid en de
stabiliteit van de machine.
VOORBEREIDING
1. Lees deze handleiding en respecteer de
waarschuwingen en de voorschriften in deze
handleiding, op maaimachine, op de motor en op de
uitbreidingen. Zorg dat u de bedieningen en het juiste
gebruik van de machine kent voor u ze start.
2. De machine mag uitsluitend worden gebruikt door rijpe,
verantwoordelijke personen die de nodige instructies
hebben ontvangen.
VOORBEREIDING
(vervolg van vorige kolom)
3. Uit de statistieken blijkt dat gebruikers van 60 jaar en
ouder betrokken zijn bij een hoog percentage
ongevallen met maaiers. Deze gebruikers moeten
beoordelen of zij in staat zijn om de maaier voldoende
veilig te bedienen om zichzelf en anderen tegen ernstige
verwondingen te beschermen.
4. Ga uiterst voorzichtig om met brandstof. Brandstof is
ontvlambaar en dampen kunnen ontploffen. Gebruik
uitsluitend goedgekeurde brandstofcontainers. Verwijder
NOOIT het deksel van de brandstoftank en voeg nooit
brandstof toe terwijl de motor draait. Voeg in de buitenlucht
alleen brandstof toe wanneer de motor uitgeschakeld en
koud is. Verwijder gemorste brandstof van de machine.
ROOK NIET.
5. Controleer het terrein dat gemaaid moet worden. Verwijder
alle voorwerpen zoals speelgoed, kabels, stenen,
boomtakken en andere voorwerpen die verwondingen
kunnen veroorzaken als ze door het mes worden
weggeslingerd of het maaien hinderen. Let ook op de plaats
van kuilen, stronken en andere mogelijke gevaren.
6. Houd mensen en dieren op een veilige afstand van de
machine. Indien iemand het terrein betreedt, moet u
onmiddellijk de messen STOPPEN, de motor STOPPEN
en de machine STOPPEN.
7. Controleer de beschermkappen, deflectors, schakelaars,
mesregelaars en andere veiligheidsvoorzieningen
regelmatig op hun goede werking en plaatsing.
8. Zorg dat alle veiligheidslabels duidelijk leesbaar zijn.
Vervang ze als ze beschadigd zijn.
9. Bescherm uzelf tijdens het maaien. Draag een
veiligheidsbril, een lange broek en stevig schoeisel.
MAAI NIET op blote voeten of sandalen.
10. Zorg dat u weet hoe u het mes en de motor snel kunt
UITSCHAKELEN, zodat u voorbereid bent op
noodsituaties.
11. Wees bijzonder voorzichtig wanneer u de machine op
een aanhangwagen of vrachtwagen laadt of lost.
12. Controleer de onderdelen van de grasbak regelmatig op
sporen van slijtage of beschadiging. Vervang ze indien
nodig, om verwondingen te voorkomen als gevolg van
weggeslingerde voorwerpen die door zwakke of
versleten plaatsen zouden scheuren.
VEILIG OMGAAN MET BENZINE
Om persoonlijke letsels of schade aan eigendommen te
voorkomen, moet u uiterst voorzichtig met benzine omgaan.
Benzine is buitengewoon ontvlambaar en produceert
explosieve dampen.
1. Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere bronnen
van vuur.
2. Gebruik uitsluitend goedgekeurde benzinecontainers.
2
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
VEILIG OMGAAN MET BENZINE
(vervolg van de vorige bladzijde)
3. Verwijder de tankstop NIET en vul de tank NIET bij terwijl
de motor draait. Laat de motor afkoelen voor u bijtankt.
4. Vul de brandstoftank NIET binnenshuis.
5. Bewaar de machine of brandstofcontainers NIET
binnenhuis, in de buurt van open vuur, vonken of
waakvlammen van bijvoorbeeld een boiler of andere
toestellen.
6. Vul een brandstofcontainer NOOIT in een voertuig of op
een vrachtwagen of aanhangwagen met plastic vloer. Zet
de containers altijd op de grond, weg van het voertui g, voor
u ze vult.
7. Verwijder gasmotoren uit het voertuig of de aanhangwagen
en vul ze op de grond. Als dat onmogelijk is, vult u ze met
behulp van een draagbare container en niet via een
benzinepomp.
8. Start een benzinemotor NOOIT in een besloten voertuig of
aanhangwagen.
9. Houd het mondstuk altijd in contact met de rand van de
tank of container tot u klaar bent met het vullen. GEBRUIK
GEEN systeem dat de vergrendeling van het mondstuk
openhoudt.
10. Als u benzine op uw kleding morst, moet u onmiddellijk
andere kleren aantrekken.
11. De brandstoftank NOOIT overvullen. Plaats de stop terug
en draai hem stevig vast.
GEBRUIK
1. Houd uw handen en voeten UIT DE BUURT van d raaiende
onderdelen. Blijf uit de buurt van de uitw orp wanneer de
motor draait.
2. STOP de motor als u grindpaden , wandelpaden of wegen
oversteekt en in alle situaties waarin weggeslingerde
voorwerpen gevaar kunnen oplev eren.
3. Maai alleen overdag of bij goed kunstlicht.
4. GEBRUIK DE MAAIER nie t onder de in vloed van alcoho l of
drugs.
5. Als u een vreemd voorwerp raakt of als de maaier abnormaal
vibreert, STOPT u de motor, koppelt u de bougiekabel af en
bevestigt u hem uit de buurt van de bougie. Inspecteer de
maaier op schade en herstel de schade voor u opnieuw start.
6. MAAI NIET in de buurt van abrupte niveauverschillen,
grachten of dijken. U zou kunnen uitglijden en vallen.
7. KIJK UIT voor kuilen en andere verborgen gevaren. Hoog
gras kan obstakels verbergen. Blijf uit de buurt van grachten,
weggespoelde grond, duikers, omheiningen en
uitspringende objecten.
8. MAAI NIET op nat gras. Wees altijd op uw hoede voor
uitglijden. Houd de duwboom stevig vast. Stap rustig in
plaats van te lopen. Uitglijden kan verwondingen
veroorzaken.
9. Blijf ALTIJD achter de duwboom wanneer de motor draait
10. Laat de maaier NIET met draaiende motor achter. STOP DE
MESSEN en STOP DE MOTOR voor u om gelijk welke reden
de gebruikersplaats verlaat.
GEBRUIK
(vervolg van vorige kolom)
11. Voor u de maaier reinigt, herstelt of inspecteert, moet u
zorgen dat de motor, de messen en alle bewegende delen
GESTOPT ZIJN. Koppel de bougiekabel af en bevestig hem
uit de buurt van de bougie, om toevallig starten te
voorkomen.
12. STOP de motor en wacht tot de messen volledig
STILSTAAN voor u de graszak verwijdert en/of gras
opruimt
13. Gebruik de machine NIET als de grasvanger of de
beveiligingen niet volledig geïnstalleerd zijn en niet
operationeel zijn. Richt de uitwerpopening nooit op
mensen, voorbijrijdende a uto's , v ensters of deur en.
14. Werp het maaisel NIET uit tegen een muur of een
versperring. Het maaisel kan dan terugslaan in d e richting
van de bestuurder.
15. Vertraag voor u draait.
16. Kijk uit voor verkeer in de omgeving of bij het oversteken
van wegen.
17. Laat de motor NIET draaien in een gesloten ruimte.
Uitlaatgassen bevatten koolmon oxide, een dodelij k vergif.
18. Gebruik uitsluitend door de fabrikant goedgekeurde
accessoires. Raadpleeg de instructies van de fabrikant
voor de juiste installatie en be diening v an de ac cessoire s.
ONDERHOUD EN OPSLAG
1. Bewaar de machine of een brandstofcontainer NOOIT in
een gesloten ruimte waar brandstofdampen in contact
zouden kunnen komen met een open vlam, een vonk of een
waakvlam, zoals van een boiler, oven, droger of een ander
gastoestel. Laat de motor afkoelen voor u de machine in
een gesloten ruimte plaatst. B ewaar de brandstofc ontainer
buiten het bereik van kinderen, in een goed geventileerd,
onbewoond gebouw.
2. Zorg dat de motor vrij blijft van gras, bladeren of overtollig
vet, om het gevaar op brand of oververhitting van de motor
te beperken.
3. Wanneer u de brandstoftank laat leeglopen, vangt u de
brandstof op in een goedgekeurde container, bu itenshuis
en uit de buurt van elke open vlam.
4. Zorg dat alle bouten, moeren en schroeven stevig
vastzitten. Controleer of alle splitpennen goed zijn
aangebracht.
5. Zorg altijd voor voldoende verluchting als u de motor
binnenshuis laat draaien. Uitlaatgassen bevatten
koolmonoxide, een reukloos en dodelijk vergif.
6. Voer onderhoud en afstellingen uitsluitend uit nadat de
motor gestopt is. Koppel de bougiekabel af en bevestig
hem uit de buurt van de bougie, om toevallig starten te
voorkomen.
7. Wijzig NOOIT de afstelling van de toerenregelaar en laat de
motor niet tegen een te hoog toerental draaien.
8. Controleer de graszak regelmatig op slijtage en
beschadiging, om te voorkomen dat voorwerpen zouden
worden weggeslingerd of bewegende onderdelen
bereikbaar zouden zijn. Vervang de glijder of de adapter
van de zak als hij gebroken o f gebar sten is.
3
ONDERHOUD EN OPSLAG
(vervolg van de vorige bladzijde)
9. Messen zijn scherp en kunnen snijden. Wanneer u ze
hanteert, moet u ze inpakken of dikke leren handschoenen
dragen. Wees altijd VOORZICHTIG.
10. T est de vonk NOOIT door de bougie naast het bougiegat
tegen de massa te houden: de vonk zou brands tofdampen
die uit de motor ontsnappen kunnen doen ont ploffen.
11. Laat de machine minstens één keer per jaar nakijken door
een bevoegde SNAPPER distributeur. Laat de distributeur
eventuele nieuwe veiligheidsvoorzieningen i nstalleren.
12. Gebruik uitsluitend originele SNAPPER onderdelen, als
garantie voor uw veiligheid en de kwaliteit van het
resultaat.
De figuren en illustraties in deze handleiding dienen slechts als aanduiding en kunnen afwijken van uw specifieke model.
Raadpleeg uw Snapper distributeur indien u vragen hebt.
BELANGRIJK
5
Deel 1 - DE MACHINE LEREN KENNEN
REGELAAR
WIELAANDRIJVING
SNELHEIDS
REGELAAR
MOTOR
HANDGREEP
STARTKOORD
GRENDEL VOOR
DE ACHTERSTE
HOOGTEREGELING
RECYCLEERDEKSEL
1.1 INLEIDING
Deze handleiding is opgesteld voor de gebruikers van de
SNAPPER LOOPMAAIERS. Ze beschrijft de standaard
gebruiksprocedures en het normale onderhoud, maar is ook
bedoeld om de veiligheid te bevorderen door de correcte
technieken en voorzorgen aan te bevelen. Zorg dat u de
"BELANGRIJKE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN" op
bladzijde 2 - 4 van deze handleiding en alle veiligheidsberichten op de maaier en zijn uitbreidingen leest, begrijpt en
respecteert voor u de maaier gebruikt.
MESHENDEL
SNELHEIDSREGELAAR
TANKSTOP
FIGUUR 1.1
1.2 BENAMINGEN
Figuur 1.1 toont de essentiële delen van de SNAPPER
LOOPMAAIERS. Het is aanbevolen dat elke gebruiker van
deze machine zich goed vertrouwd maakt met de bedieningen,
onderdelen en werking van de maaier voor hij ze gebruikt.
Specifieke details over de motor vindt u in de afzonderlijke
handleiding van de motor. Bestudeer de handleidingen voor u
de machine gebruikt en bewaar ze, zodat u ze later kunt
raadplegen.
OLIESTOP EN
PEILSTOK
GRENDELS VOOR DE
HOOGTEREGELING
SNELHEIDS-
REGELAAR
MOTOR
SNEL
LANGZAAM
INJECTORKNOP
6
Deel 2 - GEBRUIKSINSTRUCTIES
2.1 CHECKLIST VÓÓR HET STARTEN
Voer de volgende controles en het gepa ste onderhoud uit vóór u
de machine start.
2.1.1. Controleer of alle beschermkappen, deflectors, de
grasvanger, de adapter en deksels goed aangebracht en stevig
bevestigd zijn.
2.1.2. Controleer of de meshendel en de hendel voor de
wielaandrijving vrij bewegen. Zie Figuur 2.1.
HENDEL
WIELAANDRIJVING
SNELHEIDSREGELAAR IN DE
POSITIE "SNEL"
2.1.3. Controleer de maaihoogte. Stel ze af op de gewenste
hoogte. Zie het gedeelte "GEBRUIKSINSTRUCTIES - DE
MAAIHOOGTE AFSTELLEN".
2.1.4. Control eer het oliepeil van de motor en voeg olie tot het
merkteken bereikt is. Raadpleeg de handleiding van de motor
voor de specificaties va n de olie. Zie Figu ur 2.2.
2.1.5. Vul de brandstof pas nadat u de maaier naar buiten
hebt gebracht, zodat dampen veilig kunnen ontsnappen. Zorg
dat u na het vullen de tankdop goed sluit. Raadpleeg de
handleiding van de motor voor de specificaties.
FIGUUR 2.1
MESHENDEL
2.1.6. Reinig de buitenzijde van het maaihuis en de motor en
verwijder gemorste brandstof, zand, gras, olie enz. Zorg dat het
rooster van de luchtinlaat en de koelvinnen altijd vrij zijn.
2.2 STARTEN EN GEBRUIK
2.2.1. MOTOR & MES
1. Plaats de toerenregelaar in de stand "FAST" (Konijn). Zie
Figuur 2.4 en “DE MACHINE LEREN KENNEN”.
2. Druk drie keer op de injectorknop om een koude motor te
star ten. Zie Figuur 2.3. OPMERKING: Gebruik de injector niet
om een warme motor te starten. Zie Figuur 2.4.
INJECTOR
FIGUUR 2.3
3. Trek de meshendel tegen de duwboom.
4. Trek aan het startmotor om de motor te starten.
MESHENDEL
VULOPENING
OLIE/PEILSTOK
VULOPENING
BRANDSTOF
7
HANDGREEP
STARTKOORD
SNELHEIDSREGELAAR
IN DE POSITIE "SNEL"
FIGU U R 2.4
5. Laat de motor na het starten even opwarmen, tot hij vlot
draait.
OPMERKING: Stop de motor (en het mes) door de mesregelaar
los te laten.
Deel 2 - GEBRUIKSINSTRUCTIES
2.2.2. MET DE MAAIER RIJDEN
1. Start de motor. Raadpleeg het gedeelte"Starten &
Gebruik".
2. Plaats de toerenregelaar in de stand voor de gewenste
snelheid. Zie Figuur 2.6.
3. Trek de hendel van de wielaandrijving tegen de
duwboom, om de aandrijving in te schakelen en de maaier
voorwaarts te doen rijden. Terwijl de maaier rijdt, kunt u de
rijsnelheid aanpassen door de positie van de
snelheidsregelaar te wijzigen. Zie Figuur 2.6.
REGELAAR
WIELAANDRIJVING
2.3 STOPPEN
Stop motor en het mes door de meshendel los te laten. Stop
de voorwaartse beweging door de hendel van de
wielaandrijving los te laten.
2.4 DE HOOGTE VAN DE DUWBOOM AFSTELLEN
De hoogte van de duwboom kan als volgt worden afgesteld:
1. Draai de onderste moeren van de twee delen van het
onderstuk van de duwboom los, zoals op Figuur 2.7.
INSCHAKELEN
ONDERSTUK
HENDEL
FIGUUR 2.5
TRAGER
HOGER
LAGER
DRAAI DE ONDERSTE
MOEREN AAN BEIDE
ZIJDEN VAN HET
ONDERSTUK LOS
REGELAAR
GRONDSNELHEID
STAND VAN DE
VERGRENDELING
WAARSCHUWING
STOP de motor en het mes door de meshendel los te laten
vóór u de maaihoogte of de hoogte van de duwboom wijzigt.
2.5 DE MAAIHOOGTE AFSTELLEN
1. Trek de vergrendeling voor het afstellen van de hoogte
naar buiten en plaats op de gewenste maaihoogte. Zie
Figuur 2.8.
BELANGRIJK: Verplaats de vergrendeling voor de hoogte van de
achterwielen, om hun hoogte aan te passen aan die van de
voorwielen, zodat het maaihuis horizontaal blijft.
2. Stel alle wielen af op dezelfde maaihoogte. De hoogste
maaihoogte komt overeen met inkeping 7. De laagste
maaihoogte komt overeen met inkeping 1. Zie Figuren 2.8 &
2.9
LAAGSTE
1
MAAIHOOGTE
2
3
FIGUUR 2.8
4
5
6
7
VERGRENDELING
HOOGSTE
MAAIHOOGTE
7
FIGUUR 2.6
2. Plaats de duwboom hoger of lager, tot op de gewenste
hoogte.
3. Draai de onderste moeren van de twee delen van het
onderstuk van de duwboom vast, om de duwboom in de
gewenste positie te bevestigen.
8
INSTELLINGEN MAAIHOOGTE
FIGUUR 2.9
Deel 2 - GEBRUIKSINSTRUCTIES
A
2.6 DE GRASZAKADAPTER INSTALLEREN
WAARSCHUWING
Voer GEEN afstellingen, onderhoud of herstellingen uit terwijl
de motor en het mes draaien. STOP de motor en het mes.
Verwijder de bougiekabel van de bougie en bevestig hem uit
de buurt van de bougie. De onderdelen en de motor zijn HEET.
Laat de motor en de onderdelen voldoende afkoelen, om
ernstige brandwonden te voorkomen.
Stap 1: Installeer de adapter van de grasvanger en bevestig hem met
de twee op de machine aanwezige moeren aan de zijkant en de
bovenkant van het deksel van het recycleerhuis. De gleuf aan de
voorste rand van de adapter moet onder de moer aan de bovenzijde
van het recycleerhuis komen. Zie Figuur 2. 10.
BEVESTIG
MET
MOEREN
ADAPTER
FIGUUR 2.10
2.7 INSTALLATIE VAN DE RECYCLAGEPLUG
(Facultatief accessoire bij sommige modellen)
STAP 1: Na de installatie van de graszak, wilt u misschien recycleren.
Plaats de recyclageplug volledig en stevig in de adapter. Zie Figuur
2.11. Installeer de graszak bij wijze van beveiliging.
STAP 2: Zie het gedeelte: "GEBRUIKSINSTRUCTIES - RECYCLAGE"
BEVESTIG DE ADAPTER
MET DE MOEREN AAN
HET MAAIHUIS
PLAATS DE
PLUG
ADAPTER
RECYCLAGEPLUG
VOLLEDIG EN STEVIG
IN DE ADAPTER.
FIGUUR 2.11
2.8 INSTALLATIE VAN DE GRA SZAK
(Deurtype)
Installeer de graszak door de connector over de flens van de
adapter te schuiven. Zie Figuur 2.12.
Bevestig de haken van de graszak aan de middelste dwars stang
van de duwboom. Zie Figuur 2.12.
HAAK OVER DE MIDDELSTE
DWARSSTANG
SCHUIF DE CONNECTOR OVER DE
FLENS
GRASZAK
MIDDENSTUK
DUWBOOM
HET ADAPTERDEKSEL
VEERT DICHT WANNEER
DE GRASZAK WORDT
VERWIJDERD
CHTERSTE
VEILIGHEIDSSTANG
FIGUUR 2.12
ADAPTER
ADAPTERDEKSEL
ADAPTER
9
Loading...
+ 19 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.