Smeg PLAL18DNL, PVE128, PVNL98, PV128, PVB96 User Manual [nl]

...
Inhoudsopgave
1. VEILIGHEIDS- EN GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN_______________62
2. INSTALLATIE VAN HET APPARAAT _________________________64
3. REGELING VAN HET GAS _________________________________69
4. LAATSTE HANDELINGEN__________________________________72
5. GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT ____________________________73
6. REINIGING EN ONDERHOUD ______________________________75
DEZE INSTRUCTIES ZIJN ALLEEN GELDIG VOOR DE LANDEN VAN BESTEMMING WAARVAN DE IDENTIFICATIESYMBOLEN OP DE VOORZIJDE VAN DEZE HANDLEIDING STAAN.
INSTRUCTIES VOOR DE INSTALLATEUR: zijn bestemd voor de gekwalificeerde technicus die de gasinstallatie moet controleren en de installatie, de inbedrijfstelling en de keuring van het apparaat moet uitvoeren.
INSTRUCTIES VOOR DE GEBRUIKER: geven gebruiksadviezen, beschrijving van de bedieningen en de juiste reinigings- en onderhoudswerkzaamheden voor het apparaat.
61
Presentatie
1. VEILIGHEIDS- EN GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
DEZE HANDLEIDING MAAKT DEEL UIT VAN HET APPARAAT EN MOET DERHALVE IN ZIJN GEHEEL BINNEN HANDBEREIK ERVAN BEWAARD WORDEN GEDURENDE DE HELE LEVENSDUUR VAN DE KOOKPLAAT. WIJ ADVISEREN DEZE HANDLEIDING EN ALLE AANWIJZINGEN ERIN AANDACHTIG DOOR TE LEZEN ALVORENS DE KOOKPLAAT TE GEBRUIKEN. BEWAAROOK DE SERIE BIJGELEVERDEMONDSTUKKEN. HET APPARAAT MOET WORDEN GEÏNSTALLEERD DOOR GEKWALIFICEERD PERSONEEL MET INACHTNEMING VAN DE GELDENDE NORMEN. DIT APPARAAT IS BEDOELD VOOR HUISHOUDELIJK GEBRUIK EN VOLDOET AAN DE GELDENDE NORMEN DIE OP DIT MOMENT VAN KRACHT ZIJN. HET APPARAAT IS GEBOUWD OM DE VOLGENDE FUNCTIE TE VERVULLEN: BEREIDING EN OPWARMEN VAN VOEDSEL; IEDER ANDERSOORTIGE GEBRUIK DIENT ALS ONEIGENLIJK GEBRUIK TE WORDEN BESCHOUWD.
DE FABRIKANT WIJST ELKE AANSPRAKELIJKHEID VOOR ANDER GEBRUIK DAN IS AANGEGEVEN, AF.
LAAT DE RESTEN VAN DE VERPAKKING NIET ONBEWAAKT IN HUIS ACHTER. SCHEID DE VERSCHILLENDE AFVALMATERIALEN VAN DE VERPAKKING EN OVERHANDIG HEN AAN HET DICHTSTBIJZIJNDE CENTRUM VOOR GESCHEIDEN AFVALVERWERKING.
VERBINDING MET DE AARDE IS VERPLICHT VOLGENS DE TOEPASSELIJKE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN VAN DEELEKTRISCHE INSTALLATIE.
62
DE STEKKER DIE AAN DE VOEDINGSKABEL EN HET BIJBEHORENDE STOPCONTACT MOETEN WORDEN BEVESTIGD, MOETEN VAN HETZELFDE TYPE ZIJN, EN AANDE GELDENDE VOORSCHRIFTEN VOLDOEN.
TREK DE STEKKERNOOIT AAN DE KABEL UIT HET STOPCONTACT.
KEUR DE KOOKPLAAT ONMIDDELLIJK NA INSTALLATIE AAN DE HAND VAN DE INSTRUCTIES DIE VERDEROP GEGEVEN WORDEN. IN GEVAL VAN SLECHTE WERKING MOET HET APPARAAT WORDEN AFGEKOPPELD VAN HET ELEKTRICITEITSNET EN MOET HET DICHTSTBIJZIJNDE TECHNISCHE SERVICECENTRUM WORDEN GECONTACTEERD. PROBEER NOOIT HET APPARAAT TE REPAREREN.
CONTROLEER TELKENS NA HET GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT OF DE BEDIENINGSKNOPPEN IN DE STAND
DE IDENTIFICATIEPLAAT MET DE TECHNISCHE GEGEVENS, HET SERIENUMMER EN DE MARKERING IS ZICHTBAAR GEPLAATST ONDER DE KAP. DE PLAAT OP DE KAP MAG IN GEEN GEVAL WORDENVERWIJDERD.
OF 0 (UIT) STAAN.
Presentatie
ZET GEEN PANNEN OP DE ROOSTERS VAN DE KOOKPLAAT DIE NIET
VOLKOMEN GLAD EN REGELMATIG ZIJN.
GEBRUIK GEEN SCHALEN OF (GRILL)PANNEN DIE DE OMTREK VAN DE KOOKPLAAT TE BUITEN GAAN.
HET APPARAAT IS BESTEMD VOOR GEBRUIK DOOR VOLWASSENEN. STA HET NIET TOE DAT DE KOOKPLAAT GEBRUIKT WORDT ALS SPEELGOED DOOR KINDEREN, ZONDER VOLDOEND TOEZICHT.
ALS HET APPARAAT WORDT AFGEDANKT DIENT HET TE WORDEN AFGEGEVEN BIJ EEN CENTRUM VOOR GESCHEIDEN AFVALVERWERKING.
De fabrikant wijst elke aansprakelijkheid voor persoonlijk letsel of materiële schade of die veroorzaakt worden door het veronachtzamen van bovenstaande voorschriften of door het onklaar maken van afzonderlijke onderdelen van het apparaat, of door gebruik van niet-originele vervangingsonderdelen.
63
Instructies Voor de Installateur
2. INSTALLATIEVAN HET APPARAAT
Het apparaat dient te worden geïnstalleerd door een gekwalificeerd technicus, in overeenstemming met de geldende normen.
2.1 Plaatsing
De volgende ingreep vergt metsel- of timmerwerk en moet derhalve worden verricht door een technicus die op dit vlak bekwaam is. De installatie is mogelijk op structuren van verschillende materialen, zoals metselwerk, metaal, massief hout en met plastic gelamineerd hout, als het maar hittebestendig is (T 90°C).
2.1.1 Bevestiging
Plaats de schroeven A van de beugels (worden samen geleverd) in de gaten B onderaan het toestel. Voeg de beugels volledig in de gaten B. Plaats het toestel op de ondersteunende structuur en bevestig het hier aan vast met behulp van de schroeven C.
64
Voor aansluiting v an het toestel op het elektriciteitsnet moet u - per model verschillende - openingen aanbrengen in het meubel. De grootte van de openingen wordt in de onderstaande tekeningen weergegeven met de gearceerde gebieden.
Instructies Voor de Installateur
2.2 Elektrische aansluiting
Controleer of het voltage en de dimensionering van de voedingslijn corresponderen met de eigenschappen op het plaatje onder de kap van het apparaat. Dit plaatje mag in geen geval worden verwijderd.
De stecker aan het uiteinde van de snoer moet overeenstemmen met het stopcontact en moet bovendien aan de desbetreffende geldende voorschriften conform zijn. Controleer of de voedingslijn naar behoren geaard is.
Breng op de voedingslijn van het apparaat een veelpolig onderbrekings­mechanisme aan met en afstand tussen de contacten van minstens 3mm, op een gemakkelijk toegankelijke plaats en in de buurt van het apparaat.
Gebruik geen reductoren, adapters of aftakmoffen.
In geval van vervanging van de voedingskabel, mag de doorsnede van de draden van de nieuwe kabel niet minder zijn dan 0.75 mm2(kabel van 3 x 0.75), en denk eraan dat het uiteinde dat met het apparaat verbonden moet worden een minstens 20 mm langere aardingsdraad (geel-groen) moet hebben. Gebruik uitsluitend een snoer van type H05V2V2-F of gelijkwaardig die bestendig is tegen een temperatuur van 90°C. Het vervangen van de snoer mag slechts door een gespecialiseerd technicus worden uitgevoerd die aansluiting op het stroomnet volgens het hiernavolgende schema zal moeten uitvoeren.
L =bruin N = blauw
= geel-groen
Voor persoonlijk letsel of materiële schade, veroorzaakt door het veronachtzamen van bovenstaande voorschriften of door onklaar maken van een afzonderlijk deel van het apparaat: de fabrikant wijst elke
aansprakelijkheid af.
65
Instructies Voor de Installateur
2.3 Ventilatie van de vertrekken
Het apparaat mag alleen worden geïnstalleerd in ruimten met permanente ventilatie, zoals voorzien door de normen. In het vertrek waarin het apparaat geïnstalleerd is moet zoveel lucht kunnen toestromen als nodig is voor de reguliere verbranding van het gas en de nodige luchtverversing in het vertrek zelf. De luchtinlaatopeningen, beschermd door roosters, moeten correct gedimensioneerd zijn (voorschriften van de normen) en zodanig geplaatst dat ze niet geheel of gedeeltelijk verstopt kunnen raken. De ruimte moet naarbehoren geventileerd worden om de warmte en de vochtigheid, die door het bakken worden veroorzaakt, te verwijderen: voraal, na langdurig gebruik, wordt aanbevolen een raam te openen of eventueel de snelheid van de ventilatoren te verhogen.
2.4 Afvoer van verbrandingsproducten
De afvoer van verbrandingsproducten moet worden verzekerd via wasemkappen die zijn verbonden met een schouw met natuurlijke trek en de juiste doelmatigheid, door geforceerde afzuiging. Een doelmatig afzuigsysteem vereist een nauwgezet ontwerp door een specialist die daartoe bevoegd is, met inachtneming van de posities en afstanden die door de normen worden opgelegd. Na de werkzaamheden moet de installateur een conformiteitsverklaring afgeven.
66
Instructies Voor de Installateur
2.5 Gasaansluiting
De aansluiting op het gasnet kan worden verricht met een starre koperbuis of met een flexibele buis met doorgaande wand en in
overeenstemming met de voorschriften van de normen. Om de aansluiting te vergemakkelijken kan de verbinding A aan de achterkant van het apparaat zijwaarts worden gericht; draai de zeskantmoer B los, draai de verbinding A in de gewenste positie en span de zeskantmoer B opnieuw (de afdichting ervan wordt verzekerd door een biconische messing ring). Controleer na de handeling met behulp van een zeepoplossing, en nooit met een vlam, of de afdichting perfect is. De kookplaat is goedgekeurd
voor methaangas G25 (2L) 25 mbar
Hoofdstuk “3 REGELING VAN HET GAS ”. Het verbindingsstuk heeft een externe schroefdraad van ½” gas (ISO 7-1)
Aansluiting met starre koperbuis: de aansluiting op het gasnet moet zodanig geschieden dat het geen belastingen van welke aard dan ook op het apparaat veroorzaakt. De aansluiting kan gebeuren met een adapter D met biconus, waarbij altijd de bijgeleverde pakking C ertussen moet worden aangebracht.
Aansluiting met flexibele buis: gebruik uitsluitend flexibele buisen volgens de geldende voorschriften en z et altijd tussen het verbindingsstuk A en de flexibele buis E de geleverde pakking C.
- 20/25 mbar . Voor voeding met andere types gas zie
- G20/G25 (2E+) met een druk van
/ ISO 228-1 .
Aansluiting met flexibele buis: gebruik uitsluitend flexibele buisen volgens de geldende voorschriften (op de buis moet het opschrift AGREE AGB/BGV leesbaar zijn) en zet altijd tussen het verbindingsstuk A en de flexibele buis D een geschikte adaptor C. De adaptor C moet voorzien zijn van een interne cilindrische leiddraad (ISO 228-1) aan het uiteinde zodat deze met het apparaat aangesloten kant worden en een externe kegelvormige leiddraad (ISO 7-1) aan het uiteinde om aan de buis te sluiten. Altijd de geleverde pakking B tussen het verbindingsstuk A en de adaptor C zetten.
De flexibele buis moet zo worden gelegd dat de lengte van de leidingen niet meer is dan 1.5 meter in maximale extensie; controleer of de leidingen niet in aanraking komen met beweegbare delen of bekneld raken.
67
Instructies Voor de Installateur
2.6 Aansluiting op vloeibaar gas
De kookplaat is getest en kan uitsluitend op G25 gas met een druk van 25 mbar functioneren, en hoeft dus niet meer te worden afgesteld.
Brander
Vlak met frontale commando’s:
Hulpbrander 1.05 76 380 Halfsnelle 2.15 110 450 Snel 3.0 115 650 Ultrasnel 3.25 135 1400
Vlak met laterale commando’s:
Hulpbrander 1.05 76 380 Halfsnelle 2.15 110 450 Snel 3.0 128 650 Ultrasnel 3.25 135 1400
Nominaal
warmtevermogen
(kW)
Methaangas – G25 25 mbar
Diameter mondstuk
1/100 mm
Beperkt debiet
(W)
68
Instructies Voor de Installateur
3. REGELING VAN HET GAS
Voor de werkzaamheden moet altijd de elektrische voeding naar het apparaat worden uitgeschakeld.
3.1 Aanpassing aan de verschillende gassoorten
De kookplaat is goedgekeurd voor methaangas G20/G25 (2E+) met een druk van 20/25 mbar. In het geval van werking met andere gassoorten moeten de mondstukken worden vervangen en moet de primaire lucht op de branders worden ingesteld. Stel tenslotte de minimale vlam op de gaskranen in. Voor de vervanging van de mondstukken en de instelling van de branders moet de kookplaat worden opgetild, zoals beschreven in de volgende paragraaf.
3.2 Verwijdering van de plaat
1. Verwijder de roosters, verwijder alle hoedjes, kronen en branders;
2. verwijder de schroeven en de moeren A die de brandersteunen bevestigen;
3. verwijder de plaatjes B;
5. vervang de mondstukken van de branders (zie tabel voor overeenkomstige gassoort);
6. stel de primaire lucht bij zoals beschreven staat in paragraaf “3.3 Instelling voor vloeibaar gas”.
69
Instructies Voor de Installateur
3.3 Instelling voor vloeibaar gas
Draai de schroef A los en duw de luchtregelaar B zo ver mogelijk. Verwijder het mondstuk C met een sleutel van 7 mm en vervang het met het geschikte exemplaar volgens de aanwijzingen in de referentietabellen voor het gebruikte type gas. Het aanhaalkoppel van het mondstuk mag niet groter zijn dan 3Nm. Regel de lucht door de regelaar B te verschuiven totdat u de afstand “X”uit de tabel paragraaf “3.5 Instelling van de primaire lucht” verkrijgt. Blokkeer de regelaar B door de schroef A vast te draaien.
Brander Nominaal
Vlak met frontale commando’s:
Hulpbrander 1.05 48 33 420 76 75 Halfsnelle 1.65 62 33 420 120 118 Snel 2.55 75 50 900 185 182 Ultrasnel 3.25 85 68 1500 236 232
Vlak met laterale commando’s:
Hulpbrander 1.05 48 33 450 76 75 Halfsnelle 1.65 62 33 450 120 118 Snel 2.55 75 45 800 185 182 Ultrasnel 3.25 85 65 1500 236 232
warmtevermogen
(kW)
Vloeibaar gas – G30/G31 28/37 mbar
Diameter mondstuk 1/100 mm
By-pass
mm
1/100
Beperkt
debiet
(W)
Debiet
g/h G30
Debiet
g/h G31
70
3.4 Instelling voor methaangas
Instructies Voor de Installateur
Brander Nominaal
Vlak met frontale commando’s:
Hulpbrander 1.05 73 380 Halfsnelle 1.65 92 420 Snel 2.55 115 650 Ultrasnel 3.25 130 1400
Vlak met laterale commando’s:
Hulpbrander 1.05 73 380 Halfsnelle 1.65 92 450 Snel 2.55 115 650 Ultrasnel 3.25 130 1400
warmtevermogen
(kW)
Methaangas – G20/G25 20/25 mbar
Diameter mondstuk
1/100 mm
Beperkt debiet
(W)
3.5 Instelling van de primaire lucht
Op grond van de afstand “X” in mm.
BRANDER G20/G25
20/25 mbar
Vlak met frontale commando’s:
Hulpbrander 2.5 2.5 Halfsnelle 1.5 2 Snel 2.5 2 Ultrasnel 1.5 2.5
Vlak met laterale commando’s:
Hulpbrander 3 3 Halfsnelle 2 1.7 (*) Snel 3 2.5 Ultrasnel 1.7 3(**)
(*) Halfsnel achteraan: 2.5 (**) Ultrasnel vooraan: 4
G30/G31
28/37 mbar
71
Instructies Voor de Installateur
4. LAATSTE HANDELINGEN
Na bovenstaande instellingen te hebben uitgevoerd, het apparaat weer in elkaar zetten door de instructies uit paragraaf “3.2 Verwijdering van de plaat” in omgekeerde volgorde uit te voeren.
Na de instelling met een andere soort gas dan bij de keuring dient het etiket in de opwarmruimte voor het voedsel te worden vervangen door het etiket dat correspondeert met de nieuwe gassoort. Het etiket is verkrijgbaar bij het dichtstbijzijnde Erkende Assistentiecentrum.
4.1 Instelling van het minimum voor methaangas
Steek de brander aan en zet hem op de kleinste stand. Neem de knop van de gaskraan weg en draai aan de stelschroef die in of naast het staafje van de kraan zit (dit is afhankelijk van de modellen), totdat er een regelmatige minimale vlam ontstaat. Hermonteer de knop en controleer de stabiliteit van de vlam van de brander (als de knop snel van de grootste naar de kleinste stand gedraaid wordt, mag de vlam niet uitgaan). Herhaal deze operatie op alle gaskranen.
4.2 Instelling van het minimum voor vloeibaar gas
Voor de instelling van het minimum voor vloeibaar gas moet de schroef die in of naast het staafje van de kraan zit (afhankelijk van de modellen) helemaal met de klok mee worden gedraaid. De diameters van de by-pass voor elke brander afzonderlijk worden vermeld in de tabel “3.3 Instelling voor vloeibaar gas”.
72
4.3 Rangschikking van de branders op de kookplaat
BRANDER 1 Hulpbrander
2 Halfsnelle 3 Snel 4 Ultrasnel
4.4 Smering van de gaskranen
Het kan zijn dat de gaskranen in de loop der tijd moeilijker gaan draaien en blokkeren. Maak hen dan aan de binnenkant schoon en ververs het smeervet. Dit dient te
worden gedaan door een gespecialiseerd technicus.
Instructies Voor de Gebruiker
5. GEBRUIKVAN DE KOOKPLAAT
5.1 Instelknop branders
De vlam wordt aangestoken door de knop in te drukken en naar links toe te draaien tot aan het symbool met de grote vlam. Stel de vlam bij door de knop tussen het minimum en het maximum in te stellen. De brander wordt gedoofd door de knop op de
positie of 0 in te stellen.
5.2 Aansteken van de branders
Alvorens de branders aan te steken, moet u controleren of de kronen wel in hun invoegplaats zitten, met hun bijbehorende hoedjes er op: het pen B moet zich centraal in de uitsparing A bevinden. Het rooster C (aanwezig bij bepaalde modellen) wordt gebruikt bij de wok (Chinese pan).
Ter hoogte van elke knop is de bijbehorende brander aangegeven. Het apparaat heeft een mechanisme voor elektronische ontsteking. Het volstaat om de knop in te drukken en naar links te draaien tot op het symbool met de grote vlam, totdat de vlam aan is. Houd de knop ongeveer 2 seconden ingedrukt om de vlam brandend te houden en om de veiligheidsvoorziening te activeren. Het kan gebeuren dat de brander uitgaat op het moment dat u de knop loslaat. In dat geval moet de handeling worden herhaald en de knop langer ingedrukt gehouden worden.
Als de branders per ongeluk uitgaan, blokkeert de veiligheidsvoorziening na ongeveer 20 seconden de gastoevoer, ook als de kraan open staat.
73
Instructies Voor de Gebruiker
5.3 Praktische wenken voor het gebruik van de branders
Voor een beter rendement van de branders en een minimaal gasverbruik: gebruik pannen met een deksel, met de juiste afmetingen in verhouding tot de brander, om te vermijden dat de vlam de zijkanten raakt (zie paragraaf “5.4 Diameter van de pannen”). Verklein de vlam op het moment van koken zoveel als nodig is om te voorkomen dat de vloeistof overkookt.
Om tijdens de bereiding verbrandingen of beschadiging van de plaat te vermijden, moeten alle pannen en schalen binnen de omtrek van de kookplaat worden geplaatst.
Let bij het gebruik van olie of vet zeer goed op, want deze kunnen vlam vatten als zij oververhit raken.
5.4 Diameter van de pannen
BRANDERS
1 Hulpbrander 2 Halfsnelle 3 Snel 4 Ultrasnel 5 Ultrasnel
Ømin.en
max. (in cm)
12-14 16-20 18-24 20-24 20-26
74
Instructies Voor de Gebruiker
6. REINIGING EN ONDERHOUD
Voor alle werkzaamheden moet de elektrische voeding van het apparaat worden uitgeschakeld.
6.1 Reiniging van het roestvrij staal
Om het roestvrij staal in goede conditie te houden, moet het regelmatig na elk gebruik worden schoongemaakt, nadat de oven is afgekoeld.
6.1.1 Gewone dagelijkse reiniging
Gebruik voor het schoonmaken en conserveren van de roestvrij stalen oppervlakken altijd specifieke producten die geen schurende of zure stoffen op chloorbasis bevatten. Gebruikswijze: giet het product op een vochtige doek en maak hiermee het oppervlak schoon, nauwkeurig afnemen en drogen met een zachte doek of een zeem van damhertenleer.
6.1.2 Voedselvlekken of -restanten
Gebruik beslist geen metalen sponsjes of scherpe schrapers, om de oppervlakken niet te beschadigen. Gebruik normale producten voor staal, niet schurend, en maak eventueel gebruik van houten of kunststof werktuigen. Nauwkeurig afnemen en drogen met een zachte doek of een zeem van damhertenleer.
6.2 Reiniging van de onderdelen van de kookplaat
De roosters, hoedjes, kronen en branders kan men verwijderen, hetgeen de reiniging vergemakkelijkt. Reinig hen in warm water met een niet schurend detergens en let e r op dat u alle resten verwijdert. Wacht tot zij volledig droog zijn alvorens hen terug te plaatsen. Plaats de hoedjes terug op de bijbehorende kronen en let er op dat de uiteinden B van de branders z ich centraal in de openingen A bevinden.
Voor een goede werking moeten de ontstekingsbougies en de thermokoppels altijd goed schoon zijn. Controleer hen regelmatig en maak hen indien nodig schoon met een vochtige doek. Eventuele droge resten moeten worden verwijderd met een houten prikker of een naald.
75
Loading...