4.1 Aansluiting op vloeibaar gas__________________________________________120
4.2 Ventilatie van de ruimten ____________________________________________120
4.3 Afvoer van de verbrandingsproducten __________________________________120
5. Aanpassing aan de verschillende soorten gas___________ 121
5.1 Verwijdering van de vangschaal_______________________________________121
5.2 Regeling voor vloeibaar gas __________________________________________122
5.3 Regeling voor methaan______________________________________________123
5.4 Regeling van de primaire lucht ________________________________________123
5.5 Montage van de vangschaal__________________________________________124
5.6 Regeling van het minimum voor methaan _______________________________124
5.7 Regeling van het minimum voor vloeibaar gas____________________________124
5.8 Opstelling van de branders op de kookplaat______________________________124
5.9 Smering van de gaskraantjes _________________________________________124
6. Beschrijving van de bedieningsorganen ________________ 125
6.1 Het frontpaneel ____________________________________________________125
7. Gebruik van de kookplaat ___________________________ 126
7.1 Plaatsing van de pandragers _________________________________________126
7.2 Ontsteking van de branders met veiligheidsinrichting_______________________129
7.3 Praktische wenken voor het gebruik van de branders ______________________129
7.4 Diameter van de recipiënten__________________________________________130
8. Reiniging en onderhoud ____________________________ 131
8.1 Reiniging van de kookplaat___________________________________________131
8.2 Aanwijzingen voor de reiniging vab het melkglazen oppervlak________________131
8.3 Reiniging van de componenten _______________________________________131
DEZE INSTRUCTIES ZIJN UITSLUITEND VAN TOEPASSING VOOR DE LANDEN VAN
BESTEMMING WAARVAN DE IDENTIFICATIESYMBOLEN OP DE OMSLAG VAN DEZE
HANDLEIDING STAAN AFGEBEELD.
DEZE KOOKPLAAT BEHOORT TOT DE KLASSE 3.
INSTRUCTIES VOOR DE INSTALLATEUR: bestemd voor de gekwalificeerde technicus die zorg moet dragen voor: de goede controle van de gasleiding, voor de
installatie, de inwerkingstelling en het uittesten van het apparaat
INSTRUCTIES VOOR DE GEBRUIKER: hier vindt u de aanwijzingen voor het
gebruik, de beschrijving van de bedieningsorganen en de correcte wijze van reiniging
en onderhoud van het apparaat.
113
Waarschuwingen voor de
veiligheid en het gebruik
1. Waarschuwingen voor de veiligheid en het gebruik
DEZE HANDLEIDING IS EEN INTEGREREND ONDERDEEL VAN HET APPARAAT. U MOET HEM
GEDURENDE DE VOLLEDIGE LEVENSDUUR VAN DE KOOKPLAAT INTACT EN OP EEN
GEMAKKELIJK BEREIKBARE PLAATS BEWAREN. WIJ BEVELEN AAN OM DEZE HANDLEIDING EN
ALLE ERIN OPGENOMEN AANWIJZINGEN AANDACHTIG DOOR TE LEZEN ALVORENS DE
KOOKPLAAT IN GEBRUIK TE NEMEN BEWAAR OOK DE BIJGEVOEGDE SERIE VAN SPUITSTUKKEN.
DE INSTALLATIE ZAL MOETEN WORDEN UITGEVOERD DOOR GEKWALIFICEERD PERSONEEL EN
IN OVEREENSTEMMING MET DE GELDENDE NORMEN. DIT APPARAAT IS BESTEMD VOOR EEN
HUISHOUDELIJK GEBRUIK EN BEANTWOORDT AAN DE EEG RICHTLIJNEN DIE MOMENTEEL VAN
TOEPASSING ZIJN. HET APPARAAT IS GEFABRICEERD VOOR HET UITOEFENEN VAN DE
VOLGENDE FUNCTIE: HET KOKEN EN OPWARMEN VAN VOEDSEL; IEDER ANDER GEBRUIK MOET
ALS ONEIGENLIJK WORDEN BESCHOUWD
DE FABRIKANT KAN NIET AANSPRAKELIJK WORDEN GESTELD VOOR ANDERE DAN DE
VERMELDE GEBRUIKSTOEPASSINGEN.
LAAT DE RESTEN VAN HET VERPAKKINGSMATERIAAL NIET ONBEHEERD ACHTER IN DE
HUISELIJKE OMGEVING. SCHEID DE VERSCHILLENDE VAN DE VERPAKKING AFKOMSTIGE
AFVALMATERIALEN EN BRENG ZE NAAR HET DICHTSTBIJZIJNDE CENTRUM VOOR DE
GEDIFFERENTIEERDE VERZAMELING VAN AFVAL.
EEN AARDAANSLUITING IN OVEREENSTEMMING MET DE WIJZEN VOORZIEN DOOR DE
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN VAN DE ELEKTRISCHE INSTALLATIE IS VERPLICHT.
DE STEKKER DIE OP DE VOEDINGSKABEL WORDT AANGESLOTEN EN HET BIJBEHORENDE
STOPCONTACT MOETEN VAN HETZELFDE TYPE ZIJN IN OVEREENSTEMMING MET DE GELDENDE
VOORSCHRIFTEN.
HET STOPCONTACT MOET TOEGANKELIJK ZIJN WANNEER HET APPARAAT IS INGEBOUWD.
TREK NOOIT AAN DE KABEL OM DE STEKKER UIT HET STOPCONTACT TE VERWIJDEREN.
ONMIDDELLIJK NA DE INSTALLATIE MOET U DE KOOKPLAAT KORT TESTEN IN
OVEREENSTEMMING MET DE HIERNA VERSTREKTE INSTRUCTIES. WANNEER HET APPARAAT
NIET FUNCTIONEERT MOET U HET LOSKOPPELEN VAN HET ELEKTRICITEITSNET EN HET
DICHTSTBIJZIJNDE TECHNISCHE SERVICECENTRUM RAADPLEGEN.
PROBEER NOOIT OM HET APPARAAT ZELF TE REPAREREN.
NA IEDER GEBRUIK VAN DE KOOKPLAAT MOET U ALTIJD CONTROLEREN OF DE
BEDIENINGSKNOPPEN IN DE STAND "NUL" (UIT) STAAN.
PLAATS NOOIT PANNEN DIE GEEN PERFECT GLADDE EN REGELMATIGE BODEM HEBBEN OP DE
PANDRAGERS VAN DE KOOKPLAAT.
GEBRUIK GEEN RECIPIËNTEN OF GRILLPLATEN WAARVAN DE DIAMETER GROTER IS DAN DE
BUITENOMTREK VAN DE KOOKPLAAT.
U VINDT HET TYPEPLAATJE MET DE TECHNISCHE SPECIFICATIES, HET SERIENUMMER EN HET
MERKTEKEN ZICHTBAAR AANGEBRACHT ONDER HET CARTER, ALS BIJLAGE BIJ DEZE
HANDLEIDING EN VERMELD OP HET KWALITEITSCERTIFICAAT.
HET PLAATJE OP HET CARTER MAG NOOIT WORDEN VERWIJDERD.
HET APPARAAT IS BESTEMD OM TE WORDEN GEBRUIKT DOOR VOLWASSENEN. STA NIET TOE
DAT KINDEREN ERBIJ IN DE BUURT KOMEN OF ERMEE SPELEN.
DIT APPARAAT IS VOORZIEN VAN EEN MERKTEKEN IN DE ZIN VAN DE EUROPESE RICHTLIJN
2002/96/EG BETREFFENDE AFGEDANKTE ELEKTRISCHE EN ELEKTRONISCHE APPARATUUR
(AEEA). IN DEZE RICHTLIJN WORDEN DE VOOR HET GEHELE TERRITORIUM VAN DE EUROPESE
UNIE GELDENDE NORMEN VASTGELEGD VOOR HET INZAMELEN EN RECYCLEN VAN
AFGEDANKTE APPARATEN.
De fabrikant onthoudt zich van iedere aansprakelijkheid voor schade aan personen of zaken als
gevolg van het niet inachtnemen van de bovenstaande voorschriften, van wijzigingen
aangebracht aan ook slechts één enkel onderdeel van het apparaat en van het gebruik van nietoriginele vervangingsonderdelen.
114
Instructies voor de installateur
Wanneer het noodzakelijk mocht blijken om de kookplaat te gebruiken met een
ander type gas dan dat waarop het in de fabriek is afgesteld, moet u hem vóór
het inbouwen afstellen volgens de aanwijzingen “5. Aanpassing aan de
verschillende gassoorten”.
De onderstaande werkzaamheden omvatten metsel- en/of timmerwerk en moeten
daarom door een deskundige technicus worden uitgevoerd.
Installatie is mogelijk op verschillende materialen zoals metselwerk, metaal, massief
hout en gelamineerd hout, mits hittebestendig (T 90°C).
2.1 Bevestiging op de draagstructuur
Maak een uitsparing in het werkblad van het meubel met de afmetingen aangegeven
in de figuur, waarbij u vanaf de achterkant een minimumafstand moet aanhouden van
50 mm. Dit apparaat kan tegen wanden die hoger zijn dan het werkblad worden
geplaatst, mits de afstand afgebeeld in de figuur wordt aangehouden om schade als
gevolg van oververhitting te voorkomen. Verzeker u ervan dat er een minimumafstand
van 750 mm bestaat tussen de branders en een schap of kap er eventueel recht
boven.
2. Plaatsing in het werkblad
Bij installatie van dit product op een oven moet deze laatste worden uitgerust met een
koelventilator.
Bij installatie boven een neutrale ruimte met deurtjes moet u onder de kookplaat een
scheidingsplaat aanbrengen. Handhaaf een afstand van minimaal 10 mm tussen de
bodem van het apparaat en het oppervlak van de plaat, die gemakkelijk moet kunnen
worden verwijderd voor een gemakkelijke toegang voor eventuele interventies van de
technische dienst.
115
Instructies voor de installateur
2.2 Plaatsing van het zelfhechtende schuimrubber
Plaats het meegeleverde
zelfhechtende schuimrubber
nauwkeurig op de buitenomtrek
van de lijst van de kookplaat.
Deze zal ervoor dienen om het
oppervlak van de lijst van die van
het meubel gescheiden te
houden. In de figuur hiernaast
wordt de correcte positie van het
schuimrubber aangegeven. Let
goed op bij het aanbrengen ervan
vermijd het overschrijden van
de buitenomtrek van de lijst.
2.3 Plaatsing van de bevestigingsklemmen
Steek de bevestigingsklemmen in
iedere, door de pijlen aangegeven
positie. De klemmen garanderen
een optimale bevestiging en
centrering.
Om de klemmen in de kookplaat
vast te klemmen hoeft u ze alleen
maar met een lichte druk
horizontaal in de speciale sleuf te
drukken (fig. A).
Draai ze vervolgens naar boven
om ze definitief vast te klemmen
(fig. B).
116
Instructies voor de installateur
2.4 Montage van de kookplaat in de uitsparing in het werkblad
Ga voorzichtig te werk tijdens de montage van de plaat in de uitsparing. Wanneer u de
handelingen niet correct uitvoert zoals hier beschreven, zult u de kookplaat kunnen
beschadigen.
Voor de montage moet u de
pandragers (indien
gemonteerd) en de branders
van de plaat verwijderen.
Zorg er bij het plaatsen van de
kookplaat voor dat de lijst volledig
op de rand aan de achterkant van
de uitsparing in het werkblad ligt.
Gebruik de lijst niet om u tegen af
te zetten, hij is zeer delicaat en
zou beschadigd kunnen raken.
Laat de plaat vervolgens van de
voorkant af zakken tot hij volledig
in de uitsparing is gevallen.
117
Instructies voor de installateur
3. Elektrische aansluiting
Controleer of de spanning en de capaciteit van de stroomvoorziening overeenstemmen
met de karakteristieken vermeld op het typeplaatje onder het carter van het apparaat.
Dit plaatje mag nooit worden verwijderd.
De stekker aan het uiteinde van de voedingskabel en het bijbehorende stopcontact
moeten van hetzelfde type zijn en overeenstemmen met de geldende normen met
betrekking tot elektrische installaties. Controleer of de stroomvoorziening is uitgerust
met een goede aarding.
Laat de voedingskabel door de achterkant van het meubel lopen en let ervoor op dat hij
niet in aanraking komt met de onderkant van het carter van de kookplaat of met een
eventueel eronder ingebouwde oven.
Op een gemakkelijk bereikbare plaats in de nabijheid van het apparaat moet u op de
voedingslijn ervan een meerpolige scheidingsinrichting aanbrengen met een minimale
contactopening van 3 mm.
Vermijd het gebruik van reductiestukken, adapters of afleidingen.
Bij een eventuele vervanging van de voedingskabel mag de sectie van de draden van de
nieuwe kabel niet kleiner zijn dan 0,75 mm2 (kabel van 3 x 0,75), waarbij u er rekening mee
moet houden dat aan de zijde die op het apparaat moet worden aangesloten de aardleiding
(geel-groen) tenminste 20 mm langer moet zijn. Gebruik uitsluitend een kabel van het type
H05V2V2-F of vergelijkbaar die bestendig moet zijn tegen een maximumtemperatuur van
90°C. De kabel moet worden vervangen door een gespecialiseerde technicus die zich voor
de aansluiting op het elektriciteitsnet aan het onderstaande schema zal moeten houden.
L = bruin
N = blauw
= geel-groen
Om ieder risico te voorkomen moet een eventueel beschadigde voedingskabel
worden vervangen door een erkend servicecentrum.
De fabrikant onthoudt zich van iedere aansprakelijkheid voor schade aan personen of
zaken als gevolg van het niet inachtnemen van de bovenstaande voorschriften of als
gevolg van wijzigingen aangebracht aan ook slechts één enkel onderdeel van het
apparaat.
118
Instructies voor de installateur
4. Gasaansluiting
De aansluiting op het gasnet kan worden verricht met een starre koperbuis of met een
flexibele buis met doorgaande wand en in overeenstemming met de voorschriften van de
normen. Om de aansluiting te vergemakkelijken kan de verbinding A aan de achterkant
van het apparaat zijwaarts worden gericht; draai de zeskantmoer B los, draai de
verbinding A in de gewenste positie en span de zeskantmoer B opnieuw (de afdichting
ervan wordt verzekerd door een biconische messing ring). Controleer na de handeling
met behulp van een zeepoplossing, en nooit met een vlam, of de afdichting perfect is. De
kookplaat is goedgekeurd voor methaangas G25 (2L 3B/P) met een druk van 25 mbar.
Voor voeding met andere types gas zie Hoofdstuk “5 AANPASSING AAN DE
VERSCHILLENDE SOORTEN GAS ”. Het verbindingsstuk heeft een externe
schroefdraad van ½” gas (ISO 7-1).
Plaats altijd een geschikte afdichting tussen het verbindingsstuk A en buis C (bijvoorbeeld
teflon pakkingtape).
Aansluiting met flexibele buis: gebruik uitsluitend
flexibele buisen volgens de geldende voorschriften.
Bij de inwerkingstelling met een flexibele buis moet u er rekening mee houden dat de
volledige lengte ervan niet meer dan 2 meter mag bedragen en dat de buizen niet met
bewegende delen in aanraking mogen komen of zouden kunnen worden afgeknepen.
Voor de aansluiting van het apparaat op het gasnet moet u een flexibele metalen buis
gebruiken.
119
Instructies voor de installateur
4.1 Aansluiting op vloeibaar gas
Gebruik een drukregelaar en sluit de fles aan in naleving van de voorschriften bepaald
in de geldende normen. Verzeker u ervan dat de voedingsdruk beantwoordt aan de
waarden aangegeven in de tabel van hoofdstuk "5.2 Regeling voor vloeibaar gas".
4.2 Ventilatie van de ruimten
Het apparaat mag alleen in permanent geventileerde ruimten worden geïnstalleerd,
zoals voorzien door de geldende normen. In de ruimte waar het apparaat is geplaatst
moet voldoende lucht kunnen toestromen ter vervanging van die noodzakelijk voor de
normale verbranding van het gas en de normale verversing van de lucht de ruimte
zelf. De door roosters beschermde luchtinlaatopeningen moeten voldoende groot zijn,
in overeenstemming met de geldende normen, en zo geplaatst dat ze, ook niet
gedeeltelijk, kunnen worden verstopt.
De ruimte moet altijd voldoende worden geventileerd om de door het koken
veroorzaakte hitte en vocht af te voeren: vooral na langdurig gebruik verdient het
aanbeveling om een venster te openen of de snelheid van de eventuele ventilatoren te
verhogen.
4.3 Afvoer van de verbrandingsproducten
De afvoer van de verbrandingsproducten moet worden verzekerd met behulp van
afvoerkappen aangesloten op een schoorsteen met voldoende trek, of met een
geforceerde afvoer. Een efficiënt afzuigsysteem vereist een zorgvuldige planning door
een voor deze werkzaamheden bevoegde specialist, die zich zal moeten houden aan
de door de normen voorgeschreven posities en afstanden. Na voltooiing van de
werkzaamheden zal de installateur een verklaring van overeenstemming moeten
afgeven.
120
Instructies voor de installateur
5. Aanpassing aan de verschillende
soorten gas
Alvorens de onderstaande handelingen uit te voeren moet u het apparaat
uitbouwen en loskoppelen van de elektrische voeding.
De kookplaat is goedgekeurd voor methaangas G25 (2L 3B/P) met een druk van 25
mbar.
In geval van werking met andere types gas moeten de mondstukken worden
vervangen en moet de primaire lucht worden ingesteld.
Om de mondstukken te vervangen en de branders in te stellen, moet de plaat worden
weggehaald zoals beschreven in de volgende paragraaf.
5.1 Verwijdering van de vangschaal
Verwijder alle componenten van de brander volgens de numerieke volgorde getoond in
de onderstaande figuren:
•Verwijderd alle
knoppen door ze
naar boven te
trekken.
•Trek alle onderdelen
van de branders van
de plaat naar boven.
1
•Schroef de
schroefjes los om het
sluitplaatje van
iedere brander te
verwijderen.
2
•Verwijder de
bevestigingsschroeven van de
vangschaal en let er
voor op dat u alleen
de in de figuur
hiernaast afgebeelde
schroeven verwijdert.
3
•Nadat u alle
bovenstaande
onderdelen heeft
verwijderd moet u de
vangschaal naar
boven toe optillen.
4
121
Instructies voor de installateur
5.2 Regeling voor vloeibaar gas
Draai schroef C los en duw de luchtregelaar D
helemaal aan.
Verwijder inspuiter E met een sleutel van 7
mm en monteer het geschikte type volgens de
aanwijzingen van de referentietabellen voor
het te gebruiken type gas. Het
aandraaimoment van de inspuiter mag nooit
hoger zijn dan 3 Nm.
Regel de luchtaanvoerstroom door de
regelaar D te verplaatsen tot u de afstand “X”,
vermeld in de tabel van paragraaf "5.4
Regeling van de primaire lucht”, heeft
Het apparaat is goedgekeurd voor methaangas G25 (2L 3B/P) bij een druk van 25 mbar.
Om het apparaat weer terug te brengen in de werkstand voor dit type gas moet u dezelfde
handelingen uitvoeren zoals beschreven in paragraaf “5.2 Regeling voor vloeibaar gas” met
keuze van de spuitstukken en regeling van de primaire lucht voor methaan, zoals
aangegeven in de onderstaande tabel en in paragraaf “5.5 Regeling van de primaire lucht”.
Om de branders op uw kookplaat te herkennen verwijzen wij naar de tekeningen in
paragraaf "5.9 Opstelling van de branders op de kookplaat".
warmte-
afgifte
(kW)
Methaangas - G25 25 mbar
1/100 mm (W)
G30/G31
30/37 mbar
9.5 1.5
1 0.5
3 0.5
open. 1
G25
25 mbar
123
Instructies voor de installateur
5.5 Montage van de vangschaal
Ga in de omgekeerde volgorde te werk ten opzichte van de instructies weergegeven in
paragraaf “5.1 Verwijdering van de vangschaal”.
Monteer de sluitplaatjes weer terug en controleer of de pakkingen op correcte wijze
geplaatst zijn.
Plaats de pandragers zoals beschreven in hoofdstuk 7.1 Plaatsing van de pandragers
5.6 Regeling van het minimum voor methaan
Plaats de onderdelen weer op de brander en druk de
knoppen op de staafjes van de kraantjes.
Ontsteek de brander en zet hem in de minimumstand
.
Trek de knop weer van het gaskraantje af en verdraai
het schroefje in of naast de stang van het kraantje
(afhankelijk van de modellen) tot u een regelmatig
brandende minimumvlam heeft.
Plaats de knop weer terug en controleer de stabiliteit
van de vlam van de brander (wanneer u de knop snel
van de maximum- naar de minimumstand draait mag
de vlam niet uitgaan).
5.7 Regeling van het minimum voor vloeibaar gas
Voor de regeling van het minimum met vloeibaar gas moet u de schroef in of naast de
staaf van het kraantje (afhankelijk van de modellen) volledig rechtsom draaien.
De diameters van de bypassen voor iedere afzonderlijke brander staan vermeld in
hoofdstuk “5.2 Regeling voor vloeibaar gas”.
Na de regeling met een ander gas dan dat van de keuring moet u het op het carter
van apparaat aangebrachte etiketje vervangen door dat voor het nieuwe gas. Het
etiketje bevindt zich in het zakje met LPG spuitstukken (G30 - G31)
In de loop der tijd kan het gebeuren dat het gaskraantje moeilijk gaat draaien en
geblokkeerd raakt. Maak hem van binnen schoon en vervang er het smeervet van.
Deze handeling moet worden uitgevoerd door een gespecialiseerd technicus.
124
Instructies voor de installateur
6. Beschrijving van de bedieningsorganen
6.1 Het frontpaneel
Alle bedieningsorganen en controle-eenheden van de kookplaat bevinden zich op het
frontpaneel.
BEDIENINGSPANEEL
Kookplaat 5 branders
BESCHRIJVING VAN DE KNOP
Om de brander te ontsteken moet u de knop indrukken en tegelijkertijd linksom
draaien naar de waarde van de minimumvlam .
Om de vlam te regelen moet u de knop in het gebied tussen het maximum
en het minimum zetten.
U schakelt de brander uit door de knop terug te draaien naar de stand O.
Brander linksvoor Brander linksachter Centrale brander
Brander rechtsachter Brander rechtsvoor
OPSTELLING BRANDERS – Beschrijving van de symbolen
125
Instructies voor de gebruiker
7. Gebruik van de kookplaat
Verzeker u ervan dat de sluitplaatjes E, de
branders, de vlamverdelers en de pandragers
op correcte wijze gemonteerd zijn.
De uitstulpingen A van de vlamverdelers
moeten in de uitsparingen B van de brander
vallen. De vonkontstekers en de thermokoppels
D van de plaat moeten in de gaten C van de
brander vallen.
7.1 Plaatsing van de pandragers
Bij de levering liggen de pandragers niet op de plaat. Voor de correcte plaatsing van
iedere pandrager op de bijbehorende brander moet u de onderstaande instructies
opvolgen:
126
Elk rooster moet op de overeenkomstige
brander geplaatst worden zodat de correcte
werking gegarandeerd wordt.
Let vooral op voor de associatie van de
verschillende centrale diameters van de
roosters met de vlamverdelers.
Instructies voor de gebruiker
Op het uiteinde van de pootjes van de
roosters zijn siliconrubbertjes aanwezig die
Om het rooster te plaatsen, moeten eerst en
vooral de bevestigingspinnetjes (1) en (2)
een gaatje hebben, en die op het relatieve gecentreerd worden, en moeten het daarna
bevestiginspinnetje van de plaat moeten omlaag geplaatst worden tot het rooster de
gecentreerd worden. kookplaat raakt.
De pootjes van de roosters moeten na de
plaatsing alleszins op de kookplaat rusten.
Verzeker u ervan dat de pandragers gewoon middenop de bijbehorende
branders staan, zonder dat die laatsten omhoog of schuin komen te staan. In
zo'n geval moet u de plaatsing herhalen.
FOUT JUIST
FOUT JUIST
127
Instructies voor de gebruiker
Na de hierboven beschreven handelingen te hebben uitgevoerd (voor elk van de
roosters), zal de kookplaat eruit zien zoals afgebeeld in de onderstaande figuur, met de
pootjes van de pandragers opgesteld volgens een patroon van horizontale en verticale
lijnen.
Indien een pan uitzonderlijk onstabiel staat moet u controleren of u de
pandragers niet op verkeerde wijze heeft geplaatst.
128
Instructies voor de gebruiker
7.2 Ontsteking van de branders met veiligheidsinrichting
Naast iedere knop staat de bijbehorende brander aangegeven (het nevenstaande
voorbeeld verwijst naar de brander linksvoor).
Het apparaat is uitgerust met een elektronische ontsteking. U hoeft slechts de knop in
te drukken en tegelijkertijd linksom te draaien op het symbool van de minimumvlam ,
tot de brander zal zijn ontstoken. Houd de knop nog circa 2 seconden lang ingedrukt
om de vlam te laten blijven branden en de veiligheidsinrichting te activeren. Het kan
gebeuren dat de brander uitgaat op het moment dat u de knop loslaat: In dit geval
moet u de handeling herhalen en de knop iets langer ingedrukt houden.
Wanneer de brander ontstoken is zal de bijbehorende bedieningsknop gaan branden
en er de ontsteking van aangeven. In twee gevallen zal de knop na enkele seconden
uitgaan: wanneer hij op de stand O gedraaid wordt, of bij het ongewenste doven van
de brander. Het ontsteken en het uitgaan van de brander gebeurt geleidelijk.
Indien de branders per ongeluk uit zouden gaan zal, na ongeveer 20 seconden, een
veiligheidsinrichting ingrijpen en de gastoevoer blokkeren, ook bij een open kraantje.
7.3 Praktische wenken voor het gebruik van de branders
Voor een beter rendement van de branders en een minimaal gasverbruik
moet u recipiënten gebruiken met een platte, effen bodem en een deksel,
qua grootte aangepast aan de brander (zie paragraaf "7.5 Diameter van de
recipiënten").
Om tijdens het koken brandwonden en schade aan het werkblad te
vermijden moeten alle recipiënten of grillplaten binnen de buitenomtrek van
de kookplaat en op een afstand van minimaal 5-7 cm van de knoppen
blijven.
Vóór alle werkzaamheden moet u de elektrische voeding van het apparaat
loskoppelen.
Gebruik geen stoomstraal om het apparaat mee schoon te maken.
8.1 Reiniging van de kookplaat
Voor een goed behoud van de kookplaat moet u hem na ieder gebruik en nadat hij is
afgekoeld schoonmaken.
8.1.1 Gewone dagelijkse reiniging van de glazen plaat
Om de glazen oppervlakken schoon te maken en intact te houden moet u altijd en
uitsluitend de speciaal hiervoor bestemde producten gebruiken die geen
schuurmiddelen of zuren op chloorbasis mogen bevatten.
Gebruikswijze: giet het product op een vochtige doek en wrijf het uit op het oppervlak,
spoel het zorgvuldig af en droog het met een zachte doek of een zeem.
8.1.2 Voedselvlekken of -resten
Het gebruik van metalen schuursponsjes en scherpe spatels moet worden
vermeden om de oppervlakken niet te beschadigen.
Gebruik de normale, niet schurende producten voor glas met niet schurende
sponzen en eventueel houten of plastic gerei.
Spoel en droog het apparaat vervolgens goed af met een zachte doek of een
zeem.
8.2 Aanwijzingen voor de reiniging vab het melkglazen oppervlak
8.2.1 Vet
Gebruik afwasmiddel en een doek in microfiber.
8.2.2 Kringen en afzettingen
Gebruik een crème voor inox of een licht schurende crème; laat het product enkele
minuten inwerken en reinig met een doek in microfiber.
8.2.3 Hardnekkige afzettingen
Wanneer het gebruik van een doek in microfiber niet voldoende blijkt, kunt u staalwol
gebruiken in combinatie met een crème voor inox of schuurcrèmes die in de handel
verkrijgbaar zijn.
Om moeilijk te verwijderen afzettingen te vermijden, wordt aangeraden het
oppervlak na elke bereiding te reinigen.
8.3 Reiniging van de componenten
Gebruik voor het schoonmaken van de knoppen geen agressieve producten die
alcohol bevatten of producten voor het reinigen van staal en glas die blijvende schade
zouden kunnen aanrichten.
VOOR HET REINIGEN VAN DE KOOKPLAAT HOEFT U DE SLUITPLAATJES
NIET TE VERWIJDEREN.
De onderstaand beschreven componenten mogen nooit in de vaatwasser worden
schoongemaakt.
8.3.1 De draaiknoppen
De draaiknoppen moeten worden schoongemaakt met een met lauw water
bevochtigde zachte doek en daarna goed worden afgedroogd. U kunt ze gemakkelijk
verwijderen door ze naar boven te trekken.
131
Instructies voor de gebruiker
8.3.2 De pandragers
Verwijder de pandragers en was ze in lauw water met een niet schurend
schoonmaakmiddel en zorg ervoor dat u alle aankoekingen verwijdert. Plaats ze weer
op de kookplaat terug zoals beschreven in paragraaf “
pandragers
”.
8.3.3 De vlamverdelers
De deksels en vlamverdelers kunnen verwijderd worden om ze gemakkelijker te
kunnen schoonmaken; was ze in lauw water met een niet-schurend
schoonmaakmiddel en zorg ervoor dat u alle aankoekingen verwijdert en wacht tot ze
volledig zijn opgedroogd. De uitstulpingen A van de brander moeten in de
uitsparingen B van de brander vallen. De gaten C van deze laatste dienen voor de
vonkontstekers en de thermokoppels D van de plaat.
8.3.4 De vonkontstekers en de thermokoppels
Voor een goede werking moeten de vonkontstekers en thermokoppels altijd goed
schoon zijn. Controleer ze regelmatig en maak ze, indien noodzakelijk, schoon met
een vochtige doek. Eventuele droge resten moeten worden verwijderd met een houten
stokje of een naald.
7.1Plaatsing van de
132
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.