4.1 op vloeibaar gas ____________________________________________________56
4.2 Ventilatie van de ruimte ______________________________________________56
4.3 Afvoer van de verbrandingsproducten ___________________________________56
5. Aanpassing aan de verschillende gastypes______________ 57
5.1 Verwijdering van het vlak _____________________________________________57
5.2 Regeling voor vloeibaar gas ___________________________________________58
5.3 Regeling voor methaan_______________________________________________59
5.4 Regeling van de primaire lucht _________________________________________59
5.5 Hermontage van het vlak _____________________________________________60
5.6 Regeling van het minimum voor methaan ________________________________60
5.7 Regeling van het minimum voor vloeibaar gas_____________________________60
5.8 Plaats van de branders op de kookplaat__________________________________60
5.9 Smering van de gaskranen____________________________________________60
6. Beschrijving van de bedieningen ______________________ 61
6.1 Het frontpaneel _____________________________________________________61
7. Het gebruik van de kookplaat_________________________ 62
7.1 Plaatsing van de roosters _____________________________________________62
7.2 Aanschakeling van de branders met veiligheidsmechanisme__________________64
7.3 Praktisch advies voor het gebruik van de branders _________________________64
7.4 Diameter van de recipiënten___________________________________________64
8. Reiniging en onderhoud _____________________________ 65
8.1 Reiniging van de kookplaat____________________________________________65
8.2 Aanwijzingen voor de reiniging van het melkglazen oppervlak_________________65
DEZE AANWIJZINGEN ZIJN ENKEL GELDIG VOOR DE LANDEN VAN BESTEMMING WAARVAN
DE IDENTIFICATIESYMBOLEN AANGEDUID WORDEN OP DE COVER VAN DEZE
HANDLEIDING. DEZE INBOUW KOOKPLAAT BEHOORT TOT KLASSE 3.
@
8.3 Reiniging van de onderdelen __________________________________________65
AANWIJZINGEN VOOR DE INSTALLATEUR: deze zijn bestemd voor de
gekwalificeerde technicus die moet zorgen voor een gepaste controle van de
gasinstallatie, en die de installatie, de inwerkingstelling en het uittesten van het toestel
moet uitvoeren.
AANWIJZINGEN VOOR DE GEBRUIKER: deze duiden advies voor het gebruik, de
beschrijvingen van de bedieningen en de correcte handelingen voor de reiniging en
het onderhoud van het toestel aan.
Meer productinformatie is beschikbaar op www.smeg.com
51
1. Waarschuwingen voor de veiligheid en het
gebruik
DE HANDLEIDING IS EEN INTEGREREND DEEL VAN HET TOESTEL. ZE MOET INTEGER EN BINNEN
HANDBEREIK BEWAARD WORDEN VOOR DE VOLLEDIGE GEBRUIKSDUUR VAN DE KOOKPLAAT.
ER WORDT AANGERADEN DEZE HANDLEIDING EN ALLE AANDUIDINGEN AANDACHTIG DOOR TE
LEZEN VOORDAT DE KOOKPLAAT GEBRUIKT WORDT. BEWAAR EVENEENS DE REEKS
BIJGELEVERDE STRAALPIJPEN. DE INSTALLATIE MOET UITGEVOERD WORDEN DOOR
GEKWALIFICEERD PERSONEEL, EN DOOR DE VAN KRACHT ZIJNDE NORMEN TE RESPECTEREN.
DIT TOESTEL IS BESTEMD VOOR HUISHOUDELIJK GEBRUIK EN IS CONFORM DE EEG-RICHTLIJNEN DIE ACTUEEL VAN KRACHT ZIJN. HET TOESTEL IS GEBOUWD VOOR HET
UITVOEREN VAN DE VOLGENDE FUNCTIE: DE BEREIDING EN HET VERWARMEN VAN VOEDSEL;
ELK ANDER GEBRUIK MOET ALS ONEIGENLIJJK BESCHOUWD WORDEN.
DE CONSTRUCTEUR KAN NIET AANSPRAKELIJK GESTELD WORDEN VOOR ANDER GEBRUIK
DAN HETGENE DAT AANGEDUID WORDT.
LAAT DE VERPAKKINGSRESTEN NIET ONBEHEERD ACHTER IN DE HUISHOUDELIJKE OMGEVING.
SCHEIDT DE VERSCHILLENDE AFVALMATERIALEN AFKOMSTIG VAN DE VERPAKKING, EN
OVERHANDIG ZE AAN HET DICHTST BIJZIJNDE CENTRUM VOOR GESCHEIDEN
AFVALINZAMELING.
Waarschuwingen voor de veiligheid en het gebruik
DE AARDVERBINDING IS VERPLICHT VOLGENS DE MODALITEITEN DIE VOORZIEN WORDEN DOOR
DE VEILIGHEIDSNORMEN VAN DE ELEKTRISCHE INSTALLATIE.
DE STEKKER DIE AANGESLOTEN MOET WORDEN OP DE STROOMKABEL EN HET RELATIEVE
STOPCONTACT MOETEN VAN HETZELFDE TYPE EN CONFORM DE VAN KRACHT ZIJNDE NORMEN
ZIJN.
HET STOPCONTACT MOET BEREIKBAAR BLIJVEN NA INBOUW VAN HET TOESTEL
TREK NOOIT AAN DE KABEL OM DE STEKKER UIT HET STOPCONTACT TE VERWIJDEREN.
NA DE INSTALLATIE MOET U DE OVEN ONMIDDELLIJK AAN DE HAND VAN DE ONDERSTAANDE
AANWIJZINGEN UITTESTEN. IN GEVAL HET TOESTEL NIET WERKT, MOET DE STROOMKABEL
LOSGEKOPPELD WORDEN EN MOET HET DICHTST BIJZIJNDE TECHNISCH ASSISTENTIECENTRUM
GECONTACTEERD WORDEN.
PROBEER NOOIT OM HET TOESTEL TE HERSTELLEN.
CONTROLEER NA ELK GEBRUIK VAN DE PLAAT OF DE BEDIENINGSKNOPPEN IN DE POSITIE "NUL"
(UIT) STAAN.
PLAATS NOOIT PANNEN DIE GEEN PERFECTE EFFEN EN REGELMATIGE BODEM HEBBEN OP DE
ROOSTERS VAN DE KOOKPLAAT.
GEBRUIK GEEN RECIPIËNTEN OF VLEESROOSTERS DIE GROTER ZIJN DAN DE BUITENOMTREK
VAN DE KOOKPLAAT.
DE IDENTIFICATIEPLAAT MET DE TECHNISCHE GEGEVENS, HET SERIENUMMER EN DE MERKING
IS ZICHTBAAR ONDER DE BESCHERMING AANGEBRACHT, BEVINDT ZICH IN BIJLAGE BIJ DEZE
HANDLEIDING EN IS AANGEBRACHT OP HET KWALITEITSATTEST.
DEZE PLAAT MAG IN GEEN GEVAL WORDEN VERWIJDERD.
HET TOESTEL MAG ENKEL GEBRUIKT WORDEN DOOR VOLWASSENEN. STA NIET TOE DAT
KINDEREN IN DE BUURT KOMEN OF ERMEE SPELEN.
DIT TOESTEL IS VOORZIEN VAN HET MERKTEKEN VOLGENS DE EUROPESE RICHTLIJN
2002/96/EG IN VERBAND MET ELEKTRISCHE EN ELEKTRONISCHE TOESTELLEN (WASTE
ELECTRICAL AND ELECTRONIC EQUIPMENT - WEEE).
DEZE RICHTLIJN BEPAALT DE NORMEN VOOR HET INZAMELEN EN RECYCLEREN VAN
AFGEDANKTE TOESTELLEN, EN GELDT VOOR HET VOLLEDIGE GRONDGEBIED VAN DE
EUROPESE UNIE.
De fabrikant wijst iedere aansprakelijkheid voor letsels aan personen of materiële
schade af die worden veroorzaakt door het niet in acht nemen van deze voorschriften,
of door het onklaar maken van zelfs maar één enkel onderdeel van het toestel, of door
het gebruik van niet-originele reserveonderdelen.
52
Aanwijzingen voor de installateur
Als de kookplaat moet aangepast worden aan een ander type van gas dan
hetgene waarvoor ze afgesteld werd in de fabriek, moet dit eerst geregeld
worden voordat de inbouw wordt uitgevoerd, en door de aanwijzingen “5.
Aanpassing aan de verschillende gastypes” te volgen.
De volgende ingreep vergt metsel- en/of timmerwerk, en moet dus uitgevoerd worden
door een bevoegd technicus.
De installatie is mogelijk op structuren van verschillende materialen, zoals metselwerk,
metaal, massief hout en met plastic gelamineerd hout, als het maar hittebestendig is
(T 90°C).
2.1 Bevestiging op de steunende structuur
Maak een opening in het werkblad van de structuur met de afmetingen die op de
afbeelding worden vermeld, en hou daarbij een minimum afstand tot de achterrand
van 100 mm. Dit toestel kan geplaatst worden tegen wanden die hoger zijn dan het
werkblad op voorwaarde dat de afstand gehouden wordt die op de afbeelding wordt
aangeduid, om beschadigingen door oververhitting te vermijden. Controleer of de
vuren van de kookplaten een minimum afstand van 750 mm hebben tot een eventuele
verticale plank of afzuigkap erboven.
2. Plaatsing van het werkblad
Wanneer de kookplaat boven een oven wordt geïnstalleerd, moet deze voorzien
worden van een ventilator voor de koeling.
Bij installatie op een open onderkast met deurtjes moet in ieder geval onder de
kookplaat een scheidingspaneel worden geplaatst. Bewaar een minimale afstand van
10 mm tussen de onderkant van het toestel en het oppervlak van het
scheidingspaneel, dat bovendien makkelijk verwijderbaar moet zijn om voldoende
toegang te laten in geval technische assistentie noodzakelijk is.
53
Aanwijzingen voor de installateur
2.2 Plaatsing van het kleefsponsje
Plaats zorgvuldig het
(bijgeleverde) kleefsponsje op de
buitenomtrek van de omlijsting
van de plaat.
Dit dient om het oppervlak van de
omlijsting te scheiden van dat van
het meubel. In de afbeelding
hiernaast wordt de correcte
plaatsing van het sponsje
aangeduid. Let zeer goed op
tijdens de plaatsing dat het
sponsje niet voorbij de
buitenomtek van de omlijsting
komt.
2.3 Plaatsing van de bevestigingsklemmen
Plaats de bevestigingsklemmen in
elke positie die aangeduid wordt
door de pijlen. De klemmen
garanderen een optimale
bevestiging en centrering.
Om de klemmen op de plaat te
bevestigen, moeten ze horizontaal
geplaatst worden en moet er
lichtjes op gedrukt worden (fig. A)
in de daarvoor bestemde
insnijding.
Draai ze vervolgens naar boven
zodat ze definitief geklemd
worden (fig. B).
2.4 Plaatsing van de plaat in het werkblad
Let vooral op tijdens de plaatsing van de plaat zelf. Als de handelingen niet zoals
beschreven en dus niet correct uitgevoerd worden, kan de kookplaat beschadigd
worden.
Voordat ze geplaatst wordt,
moeten de roosters (indien
gemonteerd) en de branders
van de plaat verwijderd worden.
Plaats de kookplaat door de
omlijsting op de achterrand van
het gat in het werkblad te
plaatsen. Oefen niet teveel druk
uit op de omlijsting omdat dit een
zeer delicaat deel is dat makkelijk
kan beschadigd worden.
Plaats vervolgens de voorkant
van de kookplaat omlaag zodat ze
helemaal in het blad geplaatst
wordt.
54
Aanwijzingen voor de installateur
3. Elektrische aansluiting
Controleer of het voltage en de afmetingen van de stroomtoevoerlijn overeenstemmen
met de kenmerken die aangeduid worden op de plaat die zich onder de carter van het
toestel bevindt. Deze plaat mag nooit verwijderd worden.
De stekker van de stroomkabel en het stopcontact moeten van hetzelfde type en
conform de van kracht zijnde normen betreffende de elektrische installaties zijn.
Controleer of de stroomtoevoerlijn voorzien is van een geschikte aarding.
Doe de stroomkabel achteraan het meubel passeren, en let op dat hij niet in contact
komt met de onderste carter van de kookplaat of met een eventuele daaronder
ingebouwde oven.
Voorzie op de toevoerlijn van het toestel een omnipolair onderbrekingsmechanisme met
openingsafstand van de contacten die gelijk of groter is dan 3 mm, op een positie die
makkelijk bereikbaar is en die zich nabij het toestel bevindt.
Vermijdt het gebruik van adapters, reducties of aftakkingen.
In geval de stroomkabel wordt vervangen, mag de doorsnede van de draden van de nieuwe
kabel niet kleiner zijn dan 0.75 mm2 (kabel van 3 x 0.75), door er mee rekening te houden
dat het uiteinde dat op de oven moet aangesloten worden een aardedraad moet hebben
(geel-groen) die minstens 20 mm langer is. Gebruik uitsluitend een kabel van het type
H05V2V2-F of analoog die bestand is tegen een maximum temperatuur van 90°C. De
vervanging moet uitgevoerd worden door een bevoegd technicus, die de aansluiting op het
net moet uitvoeren volgens het onderstaande schema.
L = bruin
N = blauw
= geel-groen
De vervanging van de stroomkabel moet uitgevoerd worden door personeel van een
erkend assistentiecentrum, zodat eender welk risico vermeden wordt.
De constructeur kan niet aansprakelijk gesteld worden voor persoonlijke letsels of
materiële schade als gevolg van het niet in acht nemen van die voorschriften of door
het onklaar maken van een afzonderlijk deel van het toestel.
55
Aanwijzingen voor de installateur
4. Gasaansluiting
De aansluiting op het gasnet kan worden verricht met een starre koperbuis of met een flexibele
buis met doorgaande wand en in overeenstemming met de voorschriften van de normen. Om de
aansluiting te vergemakkelijken kan de verbinding A aan de achterkant van het apparaat zijwaarts
worden gericht; draai de zeskantmoer B los, draai de verbinding A in de gewenste positie en span
de zeskantmoer B opnieuw (de afdichting ervan wordt verzekerd door een biconische messing
ring). Controleer na de handeling met behulp van een zeepoplossing, en nooit met een vlam, of
de afdichting perfect is. De kookplaat is goedgekeurd voor methaangas G25 (2L 3B/P) met een
druk van 25 mbar.
Voor voeding met andere types gas zie Hoofdstuk “5 AANPASSING AAN DE VERSCHILLENDE
SOORTEN GAS ”. Het verbindingsstuk heeft een externe schroefdraad van ½” gas (ISO 7-1).
Plaats altijd een geschikte afdichting tussen het verbindingsstuk A en buis C (bijvoorbeeld teflon
pakkingtape).
Aansluiting met flexibele buis: gebruik uitsluitend
flexibele buisen volgens de geldende voorschriften.
Bij de inwerkingstelling met een flexibele buis moet u er rekening mee houden dat de
volledige lengte ervan niet meer dan 2 meter mag bedragen en dat de buizen niet met
bewegende delen in aanraking mogen komen of zouden kunnen worden afgeknepen.
Voor de aansluiting van het apparaat op het gasnet moet u een flexibele metalen buis
gebruiken.
4.1 op vloeibaar gas
Gebruik een drukregelaar en realiseer de aansluiting op de gasfles volgens de
voorschriften die bepaald worden door de van kracht zijnde normen. Controleer of de
druktoevoer de waarden respecteert die worden aangeduid in de tabel in de paragraaf
“5.2 Regeling voor vloeibaar gas”.
4.2 Ventilatie van de ruimte
Het toestel mag enkel in permanent geventileerde ruimten worden geïnstalleerd, zoals
voorzien wordt door de van kracht zijnde normen. In de ruimte waar het toestel
geïnstalleerd is, moet een voldoende luchttoevoer aanwezig zijn die nodig is voor de
regelmatige gasverbranding en de luchtverversing van de ruimte zelf. De
luchtinlaatopeningen, die beschermd worden door roosters, moeten afmetingen
conform de van kracht zijnde normen hebben, en moeten zodanig geplaatst zijn dat ze
niet, ook niet gedeeeltelijk, verstopt worden.
De ruimte moet goed geventileerd worden zodat de hitte en de vochtigheid
geëlimineerd worden die geproduceerd worden door de bereidingen: vooral nadat het
toestel voor lange tijd niet gebruikt werd, wordt aangeraden om een venster te openen
of om de snelheid van eventuele ventilatoren te verhogen.
4.3 Afvoer van de verbrandingsproducten
De afvoer van de verbrandingsproducten moet verzekerd worden door middel van een
afzuigkap, die verbonden is aan een rookkanaal met een efficiënte trek of met een
geforceerde afzuiging. Een efficiënt afzuigsysteem moet zorgvuldig ontworpen worden
door een bevoegd specialist, en moet uitgevoerd worden door de posities en de
afstanden te respecteren die voorzien worden door de normen. Na de handeling moet
de installateur een conformiteitscertificaat afgeven.
56
Aanwijzingen voor de installateur
5. Aanpassing aan de verschillende gastypes
Voordat de volgende handelingen uitgevoerd worden, mag het toestel niet
ingebouwd zijn of van stroom voorzien worden.
De kookplaat is goedgekeurd voor methaangas G25 (2L 3B/P) met een druk van 25
mbar.
In geval van werking met andere types gas moeten de mondstukken worden
vervangen en moet de primaire lucht worden ingesteld.
Om de mondstukken te vervangen en de branders in te stellen, moet de plaat worden
weggehaald zoals beschreven in de volgende paragraaf.
5.1 Verwijdering van het vlak
Verwijder alle onderdelen van de brander door de numerieke sequentie te respecteren
die aangeduid wordt in de onderstaande afbeeldingen:
•Verwijder alle
draaiknoppen door ze
omhoog te trekken.
•Verwijder alle onderdelen
van de branders van de
plaat.
1
•Verwijder de plaatjes van
elke brander door de
twee schroeven los te
draaien.
2
•Verwijder de
bevestigingsschroeven
van het vlak, en let op
dat enkel de schroeven
worden verwijderd die
aangeduid worden in de
afbeelding hiernaast.
3
•Nadat alle hierboven
beschreven onderdelen
verwijderd werden, moet
het vlak opgehoffen
worden.
4
57
Aanwijzingen voor de installateur
5.2 Regeling voor vloeibaar gas
Los de regelschroef C en duw de
luchtregelaar D helemaal in.
Verwijder met behulp van een sleutel van 7
mm de straalpijp E, en vervang deze met een
geschikte straalpijp door de aanwijzingen te
volgen die aangeduid worden in de
referentietabellen voor het te gebruiken gas.
Het aanhaalkoppel van de straalpijp mag niet
meer dan 3 Nm bedragen.
Regel de lucht door middel van de regelaar D
tot de afstand “X” wordt verkregen die
aangeduid wordt in de tabel “5.4 Regeling van
de primaire lucht”.
Blokkeer de regelaar D door de schroef C vast
te draaien.
Het apparaat is goedgekeurd voor methaangas G25 (2L 3B/P) bij een druk van 25 mbar.
Om het apparaat weer terug te brengen in de werkstand voor dit type gas moet u dezelfde
handelingen uitvoeren zoals beschreven in paragraaf “5.2 Regeling voor vloeibaar gas” met
keuze van de spuitstukken en regeling van de primaire lucht voor methaan, zoals
aangegeven in de onderstaande tabel en in paragraaf “5.5 Regeling van de primaire lucht”.
Hulpbrander
Halfsnelle brander
Snelle brander
Zeer snelle brander
Om de branders van uw kookplaat de identificeren, moeten de tekeningen in de
paragraaf “5.8 Plaats van de branders op de kookplaat” geraadpleegd worden.
warmte-
afgifte
(kW)
Methaangas - G25 25 mbar
1/100 mm (W)
G30/G31
30/37 mbar
9.5 1
1 0.5
3 0.5
12 1
G25
25 mbar
59
Aanwijzingen voor de installateur
5.5 Hermontage van het vlak
Voer de handelingen van de aanwijzingen in de omgekeerde zin uit die aangeduid
worden in de paragraaf “5.1 Verwijdering van het vlak”.
Wanneer de plaatjes weer gemonteerd worden, moet gecontroleerd worden of de
pakkingen correct gemonteerd zijn.
Plaats de roosters zoals beschreven wordt in het hoofdstuk 7.1 Plaatsing van de
roosters.
5.6 Regeling van het minimum voor methaan
Plaats de onderdelen weer op de brander en plaats
de draaiknoppen op de stangetjes van de kranen.
Schakel de brander aan en plaats de knop op de
minimum positie
.
Verwijder de draaiknop weer, en handel op de
regelschroef in of naast het stangetje van de kraan
(afhankelijk van het model) tot een regelmatige
minimum vlam wordt verkregen.
Monteer de draaiknop weer, en controleer de
stabiliteit van de vlam van de brander (als de knop
snel van het maximum naar het minimum gedraaid
wordt, mag de vlam niet uitgaan).
5.7 Regeling van het minimum voor vloeibaar gas
Voor de regeling van het minimum met vloeibaar gas moet de schroef in of naast het
stangetje van de kraan (afhankelijk van het model) helemaal in wijzerszin gedraaid
worden.
De diameters van de by-pass voor elke brander worden aangeduid in het hoofdstuk
“5.2 Regeling voor vloeibaar gas”.
Na de regeling met een ander gas dan hetgene van de keuring moet het etiket op de
carter van het toestel vervangen worden met dat van het nieuwe gas. Het etiket
bevindt zich in het zakje van de straalpijpen LPG (G30 – G31).
Het kan zijn dat de gaskraan mettertijd moeilijk kan gedraaid worden, en dus
geblokkeerd raakt. Reinig de kraan intern, en vervang het smerend vet. Deze handeling moet uitgevoerd worden door een gespecialiseerd technicus.
60
Aanwijzingen voor de gebruiker
6. Beschrijving van de bedieningen
6.1 Het frontpaneel
Alle bedieningen en de controlemechanismen van de plaat bevinden zich op het
frontpaneel.
ZONE VAN DE BEDIENINGEN
Plaat met 4 vuren
BESCHRIJVING VAN DE DRAAIKNOP
De aanschakeling van de vlam gebeurt wanneer de draaiknop ingedrukt en
tegelijkertijd in tegenwijzerszin op het symbool van de minimum vlam
gedraaid wordt.
Om de vlam te regelen, moet de knop in de zone tussen het maximum en het
minimum gedraaid worden.
De brander wordt uitgeschakeld wanneer de knop in positie O gedraaid wordt.
ASSOCIATIE DRAAIKNOP - BRANDER
61
Aanwijzingen voor de gebruiker
7. Het gebruik van de kookplaat
Controleer of de bevestigende plaatjes E, de
branders, de kronen en de roosters correct
gemonteerd zijn.
De insnijdingen A van de vlamverdelers moeten
in de zitten B van de brander geplaatst worden.
De gaten C van deze laatste moeten in de
vonkontstekers en in de thermokoppels D op de
kookplaat geplaatst worden.
Om met “woks” (Chinese pannen) te bakken,
moet een speciaal aanpasstuk (optioneel)
worden gebruikt. Het aanpasstuk dient op de
zoals aangegeven in de figuur hiernaast.
rooster van de kookplaat te worden geplaatst
7.1 Plaatsing van de roosters
De roosters worden niet op de plaat gemonteerd geleverd. Om elk rooster correct op
de relatieve brander te plaatsen, moeten de onderstaande aanwijzingen gevolgd
worden:
Elk rooster moet op de overeenkomstige brander
geplaatst worden zodat de correcte werking
gegarandeerd wordt.
Let vooral op voor de associatie van de
verschillende centrale diameters van de roosters
met de vlamverdelers.
62
Op het uiteinde van de pootjes van de Om het rooster te plaatsen, moeten
roosters zijn siliconrubbertjes aanwezig die eerst en vooral de
een gaatje hebben, en die op het relatieve
bevestiginspinnetje van de plaat moeten
gecentreerd worden.
bevestigingspinnetjes (1) en (2)
gecentreerd worden, en moeten het
daarna omlaag geplaatst worden tot
het rooster de kookplaat raakt. De
pootjes van de roosters moeten na
de plaatsing alleszins op de
kookplaat rusten.
Aanwijzingen voor de gebruiker
Controleer of de roosters gecentreerd zijn op de respectievelijke branders
zonder dat deze laatsten opgehoffen of geheld zijn; in dat geval moet de
plaatsing herhaald worden.
FOUT CORRECT
Nadat de handelingen uitgevoerd zijn die eerder beschreven werden (voor elk rooster),
zal de kookplaat zich in de toestand bevinden die aangeduid wordt in de onderstaande
FOUT CORRECT
afbeelding, dus met de pootjes van de roosters volgens een motief van horizontale en
verticale lijnen gesteld.
Als een onstabiliteit van een pan opgemerkt wordt, moet gecontroleerd worden
of de roosters niet fout geplaatst werden.
63
Aanwijzingen voor de gebruiker
7.2 Aanschakeling van de branders met veiligheidsmechanisme
Overeenkomstig elke draaiknop wordt de geassocieerde brander aangeduid (het
voorbeeld hiernaast toont de brander vooraan links).
Het toestel is voorzien van een elektronisch ontstekingsmechanisme. Het is
voldoende om op de knop te drukken en hem in wijzerszin te draaien op het symbool
van de minimum vlam , tot de brander wordt aangeschakeld. Hou de knop voor
ongeveer 2 seconden ingedrukt zodat de vlam aanblijft, en om het
veiligheidsmechanisme in te schakelen. Het kan zijn dat de brander uitgaat wanneer
de knop losgelaten wordt. In dit geval moet de handeling herhaald worden, en moet
de knop dus langer ingedrukt gehouden worden.
Wanneer de brander aangeschakeld is, zal de overeenkomstige knop oplichten wat
aanduidt dat de brander aangeschakeld is. De knop zal na enkele seconden uitgaan
nadat de hij op positie O werd gedraaid, evenals bij een toevallige uitschakeling. De
aan- en uitschakeling van de knop gebeurt geleidelijk aan.
Als de branders toevallig uitgaan, grijpt na ongeveer 20 seconden een
veiligheidsmechanisme in dat de levering van het gas blokkeert, ook al staat de kraan
open.
7.3 Praktisch advies voor het gebruik van de branders
Voor een optimaal rendement van de branders en een minimaal
gasverbruik moeten recipiënten gebruikt worden met een platte bodem en
met een deksel, die geschikt zijn voor de brander (raadpleeg de paragraaf
“7.5 Diameter van de recipiënten”).
Om brandwonden te vermijden en schade aan de kookplaat te voorkomen,
moeten tijdens de bereiding alle recipiënten en vleesroosters binnen de
omtrek van de kookplaat blijven, en moet een minimum afstand van 5-7 cm van de knoppen gehouden worden.
•Gebruik geen vleesroosters of platen voor de bereiding of de verwarming
van voedsel op de zeer snelle brander / brander met driedubbele
vlamverdeler;
• Plaats tijdens de werking geen zilverpapier onder de branders
• Er wordt afgeraden om potten in aardewerk of speksteen te gebruiken om
voedsel te bereiden of te verwarmen
64
Aanwijzingen voor de gebruiker
8. Reiniging en onderhoud
Vóór elke handeling moet de stroomtoevoer naar het toestel uitgeschakeld
worden.
Gebruik geen stoomstraal om het toestel te reinigen.
8.1 Reiniging van de kookplaat
Om de kookplaat in goede staat te houden, moet ze na elk gebruik gereinigd worden
nadat ze afgekoeld is.
Voor de reiniging en de bewaring van de glazen oppervlakken moeten steeds en enkel
specifieke producten gebruikt worden die geen schurende of zure middelen op
chloorbasis bevatten.
Gebruikswijze: giet het product op een vochtige doek en wrijf het over het oppervlak,
spoel zorgvuldig, en droog met een zachte doek of met een zeemvel.
8.1.1 Voedselvlekken of -resten
Gebruik absoluut geen metalen sponsjes en snijdende schrapers, zodat de
oppervlakken niet beschadigd worden.
Gebruik normale en niet-schurende producten voor glas, en sponsjes die niet
krassen en eventueel houten of plastic gereedschappen.
Spoel goed, en droog met een zachte doek of met een zeemvel.
8.2 Aanwijzingen voor de reiniging van het melkglazen oppervlak
8.2.1 Vet
Gebruik afwasmiddel en een doek in microfiber.
8.2.2 Kringen en afzettingen
Gebruik een crème voor inox of een licht schurende crème; laat het product enkele
minuten inwerken en reinig met een doek in microfiber.
8.2.3 Hardnekkige afzettingen
Wanneer het gebruik van een doek in microfiber niet voldoende blijkt, kunt u staalwol
gebruiken in combinatie met een crème voor inox of schuurcrèmes die in de handel
verkrijgbaar zijn.
Om moeilijk te verwijderen afzettingen te vermijden, wordt aangeraden het
oppervlak na elke bereiding te reinigen.
8.3 Reiniging van de onderdelen
Gebruik voor de reiniging van de knoppen geen agressieve producten die alcohol
bevatten of producten voor de reiniging van staal en van glas, omdat dit permanente
schade kan veroorzaken.
De onderdelen die vervolgens worden beschreven mogen niet gewassen worden in
de afwasmachine.
8.3.1 De knoppen
De knoppen moeten gereinigd worden met een zachte doek, met lauw water, en
moeten daarna goed gedroogd worden. Ze kunnen makkelijk verwijderd worden door
ze omhoog te trekken.
8.3.2 De roosters
Verwijder de roosters en reinig ze met lauw water en een niet-schurend
reinigingsmiddel, en verwijder alle afzettingen. Hermonteer ze allemaal op de
kookplaat volgens de aanwijzingen die beschreven worden in de paragraaf “
Plaatsing van de roosters”.
7.1
65
Aanwijzingen voor de gebruiker
8.3.3 De vlamverdelers
De deksels en de vlamverdelers kunnen verwijderd worden om de reiniging te
vergemakkelijken; was ze in warm water en met een niet-schurend reinigingsmiddel,
verwijder de afzettingen en wacht tot ze perfect droog zijn.
De pinnetjes A van de brander moeten in de zitten B van de kroon van de brander
geplaatst worden. De gaten C van deze laatste moeten geklemd worden op de
vonkontstekers en de thermokoppels D die aanwezig zijn op de plaat.
8.3.4 De vonkonststekers en de thermokoppels
Voor een goede werking van de vonkontstekers en de thermokoppels moeten deze
steeds rein gehouden worden. Controleer ze regelmatig, en reinig ze indien nodig met
een vochtige doek. Eventuele droge resten moeten verwijderd worden met een houten
tandenstoker of met een naald.
66
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.